Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika

  • De marxistische linkerzijde, het nationale conflict en de Palestijnse strijd

    Dossier door de Socialistische Strijdbeweging, onze zusterorganisatie in Israël/Palestina. PDF van dit dossier

    De Socialistische Strijdbeweging neemt deel aan de strijd tegen de bezetting en tegen de nationale onderdrukking van de Palestijnen, we komen op voor een rechtvaardige vrede gebaseerd op volledige gelijkheid tussen de twee nationale groepen met een gelijk recht op bestaan, zelfbeschikking, persoonlijke veiligheid en welvaart. Het dossier hieronder over het nationale conflict en de Palestijnse strijd werd besproken en goedgekeurd op het Nationaal Comité van de Socialistische Strijdbeweging op 2 april 2016. Het vormde onderdeel van een discussie over de centrale kwesties voor de linkerzijde vandaag waarover later nog een uitgebreider document zal verschijnen.

    De aanhoudende escalatie in het Israëlisch-Palestijns conflict versterkt de nationale polarisatie in deze periode en vernietigende trends van nationalistische reactie steken de kop op in de Israëlische samenleving. De horror van de oorlog in Gaza in 2014, de overwinning van Likoed in de verkiezingen van 2015, de aanhoudende en brutale aanvallen door het Israëlische regime tegen de Palestijnen die niets anders zijn dan staatsterreur, de aanvallen op democratische vrijheden en toenemende politieke vervolging van Palestijnse verkozenen in de Knesset (het Israëlische parlement) en activisten die onder de Joodse bevolking tegen de bezetting ingaan. Dit alles draagt bij tot een erg pessimistische stemming, zeker onder de Palestijnse massa’s waaronder de Arabisch-Palestijnse bevolking in Israël, maar ook onder de linkse lagen van de Joodse bevolking en de linkerzijde in het algemeen onder beide nationale groepen. De linkerzijde in Israël kent momenteel een crisis. Dit blijkt erg duidelijk en openlijk in onder meer de leiding van de Communistische Partij (CP) en Hadash, het Democratisch Front voor Vrede en Gelijkheid (opgezet en gecontroleerd door de CP).

    Deze processen vinden niet in een vacuüm plaats. De trends van contrarevolutie in de regio de voorbije jaren kwamen onder meer tot uiting in een zekere versterking van het regime van Netanyahu. De wanhoop en veiligheidsangst onder de Joodse bevolking, momenteel aangewakkerd door de wanhopige en contraproductieve elementen van individueel terrorisme tegen Israëli’s, wordt als basis gebruikt voor de Zionistisch-nationalistische reactie.

    In de eerste helft van 2015 was er een peiling van Pew Research waaruit bleek dat 48% van de Joodse bevolking positief stond tegenover het idee van een transfer/uitwijzing van Arabieren uit het Israëlische gebied. Dit cijfer komt bovenop andere prominente tekenen van nationaal chauvinisme onder een brede laag van de Joodse bevolking. Maar de reactie is niet eindeloos. Er moet ook rekening gehouden worden met het feit dat 46% van de Joodse bevolking en 58% van de seculiere Joden uitdrukkelijk tegen dit idee gekant was. In januari van dit jaar was er een peiling van de Vredesindex die wees op een polarisatie onder de Joodse bevolking tussen 45% steun en 45% tegenkanting voor het annexeren van de in 1967 veroverde gebieden.

    Onder de Palestijnse massa’s, zeker in de gebieden die sinds 1967 bezet zijn, is er opnieuw een forse achteruitgang van de steun voor een ‘tweestatenoplossing’. De steun hiervoor is tot een jarenlang niet meer gezien dieptepunt gezakt. Opiniepeilingen van Palestijnse organisaties wijzen er al enige tijd op dat er geen vertrouwen is in de mogelijkheid om tot een oplossing voor het conflict te komen en tot een bevrijding van de nationale onderdrukking. Deze stemming leidt tot een afkeer van de holle beloften rond de ‘staat die er komt’. Alle stappen die de voorbije periode gezet zijn, zorgden enkel voor meer onderdrukking en massamoorden. Er is ook een versnelde aanbouw van kolonies in Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever. Het regime van Netanyahu stelt bovendien openlijk dat het zich ten stelligste blijft verzetten tegen de vestiging van een Palestijnse staat.

    Het idee van één bi-nationale Israëlisch-Palestijnse staat wordt echter door een nog grotere meerderheid van Palestijnen verworpen, het betekent immers het opgeven van de eis van een onafhankelijke Palestijnse staat. Deze verwerping blijkt uit tal van peilingen, zoals die van JMCC begin maart. Er is een gevoel van sympathie voor het oude programma van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) dat pleitte voor een Arabisch-Palestijnse staat op het volledige gebied ten westen van de Jordaan, maar dit wordt niet als een praktisch haalbaar programma gezien. De steun hiervoor getuigt vooral van een woede die voortkomt uit de geschiedenis van onderdrukking sinds het ontstaan van de staat Israël en de Nakba, de ramp van de Palestijnse exodus in 1948. Een dergelijk programma is inderdaad een burgerlijke nationale utopie. Noch de PLO noch de Palestijnse politieke partijen Fatah en Hamas hebben een voorstel van hoe ze Israël zouden kunnen ‘bezetten’, Israël is vandaag de sterkste militaire macht in de regio. De pro-kapitalistische leidingen van beide partijen proberen vooral allianties te sluiten met imperialistische machten om druk te zetten op Israël zodat het toegevingen zou doen.

    Nationale polarisatie

    Als antwoord op de aanvallen van de staat en de nationalistische reactie onder de Joodse bevolking, is de trend van nationale afzondering onder Palestijnen in Israël versterkt. Er is een laag jongeren die radicaliseert en met een diep wantrouwen en cynisme reageert op het idee van ‘twee staten’, maar ook op slogans over ‘vrede’, ‘co-existentie’ van beide nationale groepen en ‘gezamenlijke strijd’. Deze laag staat ook wantrouwig tegen sociale bewegingen onder werkenden en jongeren onder de Joodse bevolking. Er is geen vertrouwen in het potentieel van gezamenlijke strijd van werkenden en jongeren rond levensvoorwaarden, tegen discriminatie, onderdrukking en uitbuiting. Er is onder heel wat mensen een gevoel dat een ernstige strijd voor nationale bevrijding niet kan slagen en dat dergelijke strijd telkens opnieuw botst op vooroordelen en nationaal chauvinisme onder de Joden.

    De grotere steun voor deze benadering die deels een rationalisatie is van politieke wanhoop, is niet verrassend gezien de hypocriete retoriek van het Israëlische regime, de zwakte van de linkerzijde onder de Israëlische bevolking, de ervaring van de recente decennia en vooral die met de Oslo-akkoorden die als vrede verkocht werden maar eigenlijk de verderzetting van nationale onderdrukking met andere brutale middelen mogelijk maakte. Daar komt nog een gevaarlijk nationaal chauvinisme bovenop, dit blijkt uit de schandalige steun voor harde aanvallen tegen de Palestijnen door de leiders van de vakbondsfederatie Histadrut en die van de Arbeiderspartij en Meretz, partijen van het Israëlische establishment die vandaag als ‘links’ beschouwd worden. Daarnaast is er een meer gecamoufleerde chauvinistische benadering door liberale bewegingen zoals ‘Vrede Nu’ dat slogans over vrede verspreidt, maar niet consistent ingaat tegen de onderdrukking van de Palestijnen.

    De laag van jonge Palestijnen die tot strijd wil overgaan, ziet geen duidelijk links en socialistisch alternatief tegenover de imperialistische agenda’s. Linkse politieke bewegingen, op de eerste plaats de CP en Hadash, steunden illusies in de Oslo-akkoorden en gelijkaardige programma’s. Ze hebben hun positie tot op vandaag niet bijgesteld en dragen mee een verantwoordelijkheid ervoor.

    Het fenomeen van Joden en Arabieren die elkaar fotograferen, zeker op de werkplaatsen, met de boodschap “Joden en Arabieren weigeren elkaars vijand te zijn”, of gezamenlijke betogingen met deze boodschap als protest tegen de escalatie van nationalistisch geweld, is misschien beperkt qua boodschap, maar we mogen het zeker niet onderschatten. Het is een eerlijk en moedig antwoord dat helpt in het ondermijnen van de nationalistische reactie in de samenleving en het kan een nuttige stap zijn die klassensolidariteit kan versterken. Maar vage slogans over partnerschap en vreedzaam samenleven volstaan niet in een diepe nationale scheiding en nationale onderdrukking van de Arabisch-Palestijnse bevolking. Dergelijke slogans volstaan niet en kunnen soms zelfs leiden tot hypocriete lippendienst. Een oprechte gezamenlijke politieke strijd van werkenden en jongeren van beide nationale groepen vereist een programma dat ingaat tegen alle vormen van discriminatie en nationale onderdrukking van de Arabische Palestijnen en meer algemeen van elke vorm van nationale onderdrukking.

    Een dergelijke brede strijd uitbouwen, is een van de belangrijkste taken van de socialistische linkerzijde onder beide nationale groepen. De Socialistische Strijdbeweging verzet zich tegen de politieke repressie en de gewelddadige heksenjacht tegen de Arabisch-Palestijnse bevolking in Israël, los van de politieke controverses met andere bewegingen waaronder de Palestijnse rechterzijde. We hebben ons expliciet verzet tegen het verbod van de Noordelijke Islamitische Beweging, een hypocriete en gevaarlijke stap die voor het Israëlische regime tot doel had om de Arabisch-Palestijnse bevolking en moslims in Israël als zondebokken te bestempelen als opstap naar criminalisering en algemene repressie van politieke strijd onder deze bevolking. Het was een dreigement tegen alle politieke bewegingen die zich tegen het regime verzetten, in de eerste plaats Palestijnse bewegingen maar niet alleen die. Het voorstel om de Palestijnse parlementsleden te schorsen, ging uit van eenzelfde logica.

    ‘Verdeel en heers’

    Het gebrek aan algemene sociale bewegingen van werkenden en jongeren in Israël na de protestbeweging van 2011 laat ruimte voor een versterking van een geïsoleerde benadering en van een ‘identiteitspolitiek’ onder de onderdrukte groepen in de samenleving. Tegen deze achtergrond stellen heel wat activisten dat de politieke strijd tegen de nationale onderdrukking van de Palestijnen een strategie op basis van ‘nationale eenheid’ vereist boven de sociale klassen en politieke benaderingen heen. Dat wordt ook gezien als een antwoord op de repressie en het verdeel-en-heersbeleid van het Israëlische regime. Er wordt immers geprobeerd om de Palestijnse massa’s te verdelen op geografische, religieuze en etnische basis, onder meer door het Israëlische militarisme in te zetten met een aanmoediging om Arabieren in Israël in het leger op te nemen waardoor het potentieel voor een brede en efficiënte strijd tegen nationale onderdrukking wordt geschaad. Een verwerping van een aanwakkering van het etnisch-religieus conflict is correct, net als het begrip dat er nood is aan een brede en sterke beweging.

    Maar in de bezette gebieden, de Palestijnse diaspora en onder de Arabieren in Israël zal het minimaliseren van de verschillen tussen rechtse en linkse krachten en tussen de lokale elite en de werkenden, landbouwers en jongeren het potentieel voor een succesvolle strijd beperken en dus ook de mogelijkheid om met de massa’s tot verandering te komen.

    De embryo’s van kapitalistische politiestaten in de vorm van de Palestijnse Autoriteit van Fatah en de PLO en de evenkie in de islamistische versie van Hamas op de Gazastrook, vormen een waarschuwing van waar de rechtse pro-kapitalistische leidingen naartoe gaan. Zekere onder de Arabieren in Israël kan het aan de kant schuiven van politieke verschillen onder deze bevolkingsgroep in naam van de ‘nationale eenheid’ uiteindelijk in de kaart van de Israëlische rechterzijde spelen. Die wil de Arabische bevolking immers isoleren zodat repressie makkelijker wordt.

    In de aanloop naar de verkiezingen van 2015 bracht Hadash jammer genoeg geen duidelijk links alternatief naar voor doorheen het land. Er werd integendeel toegegeven aan de druk waarbij op principeloze basis werd samengewerkt aan de ‘Gezamenlijke Lijst’, een coalitie van linkse en rechtse krachten onder de Palestijnen, waaronder ook pro-kapitalistische en conservatieve krachten. De linkerzijde moest enorme toegevingen doen in deze alliantie. Het profiel van Hadash als meest prominente linkse kracht in het land verloor sterk aan impact. Dit blok was geen louter ‘technische’ aangelegenheid en er was de mogelijkheid om hiernaast als afzonderlijke linkse lijst op te komen, een optie die gesteund werd door sommigen binnen Hadash. Zoals we op voorhand waarschuwden, leidde dit niet tot een ‘historische ontwikkeling’. De ‘Gezamenlijke Lijst’ heeft nog geen enkele belangrijke strijd geleid en heeft nog niets afgedwongen. Het blijft geneutraliseerd tot het parlement, wat tot ontgoocheling leidt onder diegenen die er hun hoop in gevestigd hadden.

    Bredere lagen onder de Arabieren, waarvan een meerderheid onder de armoedegrens leeft en dagelijks aangevallen wordt wegens hun nationale achtergrond, willen op langere termijn praktische oplossingen voor de dringende problemen van armoede en nationale onderdrukking (die de armoede nog erger maakt). Maar de politieke krachten van de ‘Gezamenlijke Lijst’ kunnen zelfs geen idee van toekomstige strijd voor effectieve verandering vestigen, bovendien slagen ze er niet in om een echt potentieel gevaar te vormen voor de Israëlische rechterzijde onder Netanyahu, nationale onderdrukking en het Israëlische kapitalisme.

    Zwakheden in het politieke programma, onder meer inzake socialistische maatschappijverandering, en het gebrek aan ontwikkeling van en steun aan strijd van de werkende klasse en de massa’s, zijn de belangrijkste redenen voor de enge benadering van Hadash dat zich beperkt tot het parlement en verkiezingscampagnes. Dit gebeurt bijna zonder enige band met de opbouw van een extraparlementaire strijd  en dit leidt tot principeloze politieke allianties.

    Een deel van de CP-leiding beweert dat deze aanpak ‘praktisch’ is om de realiteit in complexe omstandigheden te veranderen. Ernstige politieke organisaties moeten uiteraard altijd nagaan of hun eisen en tactieken nog aangepast zijn. Maar de marxistische linkerzijde moet dergelijke aanpassingen doen op een principiële basis en met een klassenbenadering. Jammer genoeg was dit niet de benadering van de CP-leiding die neigt tot een reformistische benadering die de linkerzijde verzwakt aangezien illusies gecreëerd worden in oplossingen binnen het kader van een kapitalistische samenleving, waarbij tegelijk brede lagen tot een relatief passieve rol veroordeeld worden en de opbouw van een politieke strijd op basis van de arbeidersklasse wordt opgegeven. Dezelfde logica drijft de CP en Hadash tot steun aan het Russische imperialisme of het regime van Assad en Hezbollah in de burgeroorlog in Syrië als zogenaamde ‘progressieve’ krachten. Het doet denken aan de stalinistische traditie van steun aan krachten die in conflict gaan met de westerse imperialistische machten.

    Als de linkse krachten in Hadash een klassenbenadering en socialistisch programma prominent naar voor hadden geschoven, had het relatieve gewicht van Hadash veel efficiënter kunnen gebruikt worden tegen de rechtse krachten in beide nationale groepen.

    Een strijd voor socialistische verandering

    Onze organisatie steunt op nationaal en internationaal vlak de solidariteit met de strijd van de Palestijnse massa’s voor bevrijding van de nationale onderdrukking. We willen bijdragen aan de discussie over hoe we deze strijd kunnen winnen.

    Is het in algemeen, en zeker met de stemmingen onder de bevolking en het opvoeren van de repressieve maatregelen tegen de Palestijnen, niet correct om een programma van ‘twee staten’ als oplossing naar voor te brengen? In de context van het kapitalistische Midden-Oosten vandaag betekent dit het opzetten van een neokoloniale marionettenstaat voor de Palestijnen, dit is geen echte nationale onafhankelijkheid. De fundamentele problemen van de Palestijnse massa’s zouden niet opgelost zijn en het bloedige conflict zou doorgaan.

    Het idee van een bi-nationale staat is helemaal utopisch in een kapitalistische context, een grote meerderheid van beide nationaliteiten wil de nationale onafhankelijkheid niet opgeven in het kader van één enkele staat. Zelfs indien zo’n staat op de één of andere wijze tot stand zou komen, dan zou deze gebaseerd zijn op ongelijkheid en een diepe nationale verdeeldheid.

    Dit onderstreept waarom het op dit ogenblik, zelfs indien de slogan van ‘twee staten’ op meer weerstand botst, het idee van een oplossing op basis van twee nationale staten – maar dan in een socialistische context – nog steeds nodig is. Op dit ogenblik biedt het naar voor schuiven van een programma met een oplossing in de vorm van één gezamenlijke staat voor beide nationaliteiten, zelfs indien het een socialistische staat is, geen antwoord op de angsten, verdenkingen en het intense verlangen naar nationale onafhankelijkheid onder beide nationale groepen. De rol van de marxistische linkerzijde is om uit te leggen dat de werkende bevolking en de massa’s van alle nationale groepen belang hebben bij een eengemaakte strijd rond een programma voor socialistische verandering.

    Significante strijdbewegingen kunnen belangrijke verworvenheden afdwingen, maar enkel op socialistische basis is het mogelijk om de levensomstandigheden van de Palestijnen gelijk te stellen met die van de Israëli’s en om de algemene levensstandaard tot ver boven de best mogelijke voorwaarden onder het kapitalisme op te trekken. Het is ook enkel op deze basis mogelijk om volledige gelijke rechten op alle domeinen te bekomen. Enkel zo is het mogelijk om de beschikbare middelen op rationele en democratische wijze in te zetten gericht op de welvaart van de massa’s en om de nodige investeringen te doen in middelen voor de Palestijnse vluchtelingen – een rechtvaardige oplossing vereist een strijd die welvaart en gelijkheid in de regio garandeert en die opkomt voor directe dialoog en wederzijdse instemming, met inbegrip van de erkenning van de historische onrechtvaardigheden en een recht op terugkeer. Onder deze omstandigheden zou de wederzijdse afkeer en het nationale schisma afnemen en kan de basis gelegd worden voor een gezamenlijke socialistische staat.

    Een klassenbenadering voor de Israëlische samenleving

    De benadering van delen van de internationale linkerzijde die een enge nationale benadering van het probleem hebben en de angst van miljoenen Israëlische Joden en hun wil tot nationale zelfbeschikking het liefst willen negeren, biedt geen ernstige weg naar een oplossing. Het rampzalige proces van bezetting, onteigening en onderdrukking van de Palestijnen door de Zionistische beweging en de Israëlische staat neemt niet weg dat brede lagen van de Joodse vluchtelingen uit Europese landen en uit Arabische en moslimlanden cynisch uitgebuit werden door de wereldmachten en de nationalistische Zionistische elite. Een simplistische nationalische verwijzing naar alle Israëlische Joden als ‘kolonisten’ en ‘bezetters’ gaat voorbij aan onder meer het feit dat de meesten van hen hier geboren zijn en geen enkele band hebben met een ander land.

    Met de geschiedenis van de holocaust, de vervolging van de Joden en de anti-semitische dreigementen van reactionaire Arabische en islamistische krachten in het Midden-Oosten, zou elk programma dat de miljoenen Israëlische Joden voorstelt om de nationale onafhankelijkheid op te geven gezien worden als een ‘vernietigingsplan’. Het duwt de Israëlische arbeidersklasse steviger in de handen van de Israëlische rechterzijde en brengt hen tot steun aan een ‘overlevingsoorlog’ met alle mogelijke middelen, inclusief kernwapens. Maar zelfs in een hypothetisch bloedig scenario waarin externe krachten Israël militair onderwerpen, zouden de miljoenen Israëlische Joden gewoon een onderdrukte nationale minderheid worden en zou het nationale conflict gewoon doorgaan onder een vreselijke nieuwe vorm.

    De Zionistische beweging en de Israëlische staat voeren tot op vandaag een koloniaal bewind waarbij ze de Arabisch-Palestijnse bevolking proberen weg te duwen en te onteigenen ten voordele van de Joodse bevolking. Dit beleid omvat niet alleen maatregelen om de Palestijnse bevolking te verdrijven en nieuwe nederzettingen te bouwen in de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem, er zijn ook georganiseerde plannen om gebieden binnen de ‘groene grens’ (Israël zonder de Westelijke Jordaanoever en Gaza) te ‘verjoodsen’, in het bijzonder worden Negev en Galilea daarbij geviseerd.

    De Israëlische heersende klasse ziet de onteigende Palestijnse massa’s als een levensbedreiging voor haar toekomstige bewind. Het kapitalistische regime is in conflict met de Palestijnse bevolking en de Arabische en moslimbevolking in de regio, het probeert zijn bestaan te baseren op steun onder de Joodse bevolking in Israël en op samenwerking met het imperialistische beleid van kapitalistische machten, in het bijzonder de VS, naast autocratische regimes waar zaken mee gedaan worden. Het is geen toeval dat het Israëlische regime meermaals steun gaf en zelfs ingezet werd in imperialistische oorlogen in de regio, dat het steun gaf aan de Jordaanse monarchie om de opstand van september 1970 neer te slaan, dat het jarenlang wapens en militaire opleiding gaf aan dictatoriale regimes zoals de militaire dictatuur in Chili of de milities die aan de genocide in Rwanda deelnamen, of nog dat het symbolisch politiek asiel aanbood voor de Egyptische dictatuur Moebarak.

    Tegen deze achtergrond verzetten delen van links zich tegen het ‘bestaansrecht’ van Israël. De marxistische linkerzijde verzet zich uiteraard tegen alle onderdrukkende regimes in de regio en de rest van de wereld. Maar op deze basis zou je evengoed het ‘bestaansrecht’ van de VS, Duitsland, Groot-Brittannië of Frankrijk kunnen betwisten, deze grote imperialistische machten zijn immers verantwoordelijk voor enkele van de meest bloedige gebeurtenissen in de geschiedenis.

    Sommigen beweren dat het bestaansrecht van Israël specifiek moet betwist worden omdat het een natiestaat is die kunstmatig tot stand kwam onder toezicht van de kapitalistische machten die er gebruik van wilden maken om hun imperialistisch beleid in het Midden-Oosten te ondersteunen, alsook omdat het tot stand kwam door de onteigening van de Palestijnse massa’s. Doorgaans werden echter de meeste nationale grenzen in het Midden-Oosten in grote mate opgelegd door imperialistische machten, denk maar een het Sykes-Picot akkoord dat honderd jaar geleden gesloten werd of andere daaropvolgende akkoorden tussen imperialisten.

    De stelling dat natiestaten door het imperialisme gecreëerd zijn of ondersteund werden om hun belangen te dienen, gaat ook op voor het bestaansrecht van andere landen, waaronder voormalige Sovjet republieken, de Balkan, de Baltische landen, Pakistan of Taiwan om er maar enkele te noemen. Het proces om de Israëlische staat te vestigen had unieke kenmerken en de marxistische linkerzijde waarschuwde destijds voor de vernietigende gevolgen van de opdeling waar het zich tegen verzette, maar er is een lange lijst van nationale staten die op tragische wijze ontstonden als gevolg van bezettingen, massale deportaties van bevolkingsgroepen, koloniale operaties en nationalistische maatregelen om de demografische samenstelling te veranderen in het voordeel van de heersende nationaal-etnische groep.

    Maar de belangrijke vraag, ook met betrekking tot de VS bijvoorbeeld, is hoe het mogelijk is om van een werkelijkheid van onderdrukking en plundering te gaan naar een oplossing van de fundamentele problemen met de vestiging van een nieuwe, democratische en gelijke samenleving. Het volstaat voor de marxistische linkerzijde niet om te wijzen op het reactionaire karakter van regimes en hun bloedige geschiedenis, we moeten ook aangeven hoe kapitalistische en imperialistische naties op tegenstellingen gebaseerd zijn, hoe ze verdeeld zijn op klassenbasis en hoe we op die manier de rampspoed van kapitalisme en imperialisme achter ons kunnen laten. De staat Israël is niet alleen een koloniale staat onder leiding van één nationaliteit ten koste van een andere, het is ook een kapitalistische staat van klassenuitbuiting en onderdrukking in een door crisis getroffen klassensamenleving.

    Delen van de internationale linkerzijde neigen naar een nationalistische benadering van de miljoenen Israëlische Joden als één blok van reactie, een samenleving van kolonisten waarin de fundamentele tegenstelling niet op klassenbasis is maar op nationale basis en waarin de massa’s geen echt belang hebben om de Palestijnse onderdrukking te stoppen met een sociale bevrijding of socialistische verandering. Dit is een ruwe veralgemening van de concrete realiteit, om het nog erg zacht uit te drukken. Het maakt het beeld van de reactionaire krachten in de samenleving vager in plaats van het te verduidelijken. Dit gebeurt overigens met elke nationalistische benadering die op abstracte wijze de massa’s verantwoordelijk acht voor de misdaden van ‘hun’ heersende klassen en regimes.

    Zo’n benadering beperkt de verantwoordelijkheid van generaals, rijke kapitalisten en nationalistische partijen voor de horror die ze helpen creëren. Het minimaliseert de verschillen tussen ideologische kolonisten, waaronder nationalisten die deelnemen aan een barbaarse onteigening van Palestijnse families, en miljoenen uitgebuite en relatief arme werkenden die gebukt gaan onder het Israëlische kapitalisme en het aanhoudende nationale conflict. Het is een benadering die de Israëlische samenleving op een niet-dialectische manier bekijkt als een samenleving zonder interne tegenstellingen.

    De nationale breuklijnen zijn het meest prominent en beperken de ontwikkeling van klassenstrijd langs de kant van de werkenden, maar de klassentegenstellingen vormen wel de fundamentele interne breuklijn die de ‘nationale eenheid’ doorbreekt en die het potentieel biedt om het kapitalisme achter ons te laten en te bouwen aan een nieuwe samenleving. Objectief gezien en los van de stemmingen en reactionaire standpunten die momenteel breed verspreid zijn, heeft de Israëlische arbeidersklasse een sleutelrol te spelen in het verenigen van de strijd tegen het Israëlische kapitalisme en voor de socialistische maatschappijverandering.

    Wie haalt voordeel uit de bezetting?

    De stelling dat de Joodse arbeidersklasse specifieke voordelen haalt uit de bezetting en de nationale onderdrukking van de Palestijnen is gelijkaardig aan de bewering dat de arbeidersklasse ‘profiteert’ in gelijk welk land dat een imperialistisch beleid van oorlog en bezetting voert.

    De arbeidersklasse is er in de ontwikkelde kapitalistische landen op basis van strijd in geslaagd om verworvenheden te bekomen met betere levensvoorwaarden dan die van de massa’s in de neokoloniale wereld. Maar het is verkeerd om de nationale verschillen in levensvoorwaarden of de steun voor rechtse politieke standpunten onder werkenden te zien als een uitdrukking van gezamenlijke belangen die de klassentegenstellingen zouden overstijgen. We zien integendeel dat het brutale besparingsbeleid de werkenden in deze landen hard raakt, zowel in Europa, de VS als in Israël. Dit maakt de sociaal-economische problemen groter, het bevestigt dat zelfs de relatieve verworvenheden binnen het kapitalisme beperkt en niet gegarandeerd zijn. De globale economische crisis van de voorbije jaren heeft de tegenstellingen van klassenbelangen opnieuw sterk in het voetlicht geplaatst, de heersende klassen proberen immers om het grootste deel van de kosten van de crisis op de kap van de massa’s af te wentelen.

    Bepaalde lagen van de Israëlische werkenden, onder meer in de grote nederzettingen, worden inderdaad ‘omgekocht’ in ruil voor politieke steun aan de politiek van de nederzettingen, met zowel directe als indirecte economische voordelen. Maar een bredere analyse van de belangen van de arbeidersklasse wijst niet op essentiële economische belangen en evenmin op een echt ‘politiek voordeel’. De Israëlische kapitalisten profiteren van de industriële zones in de nederzettingen en meer algemeen van de extreme uitbuiting van Palestijnen als goedkope arbeidskrachten, maar dit is een klein deel van de winsten van de Israëlische kapitalisten. Het belangrijkste doel van het Zionisme en het Israëlische kapitalisme met betrekking tot de Palestijnen blijft hun verdrijving en onteigening om zo de sociale basis voor het regime te versterken. Er moet ook opgemerkt worden dat de kapitalisten minder dan de werkenden blootgesteld worden aan nationalistische confrontaties op straat en op de werkvloer, hun persoonlijke veiligheidsrisico’s als gevolg van het conflict zijn beperkter.

    De Israëlisch-Joodse arbeidersklasse – gediscrimineerde arbeiders van Ethiopische en Mizrachi afkomst, voormalige Sovjet werkenden maar ook werkenden van Asjkenazi afkomst – ondergaan inderdaad niet dezelfde graad van onderdrukking en armoede als de Palestijnse massa’s. Maar deze arbeidersklasse gaat wel collectief gebukt onder het ‘verdeel-en-heersbeleid’ op nationale basis met een neerwaartse spiraal van concurrentie met goedkope arbeidskrachten naast de politieke en de veiligheidsgevolgen van het aanhoudende conflict. Doorgaans heeft een groot deel van deze arbeidersklasse minstens een gereserveerde houding tegenover de hele nederzettingspolitiek, een ver-van-mijn-bedshow voor de meeste werkenden. De nationalistisch-racistische reactie onder de arbeiders is niet zozeer gebaseerd op economische belangen, maar vooral op angst inzake veiligheid. Dit speelt meer dan gelijk welk ander probleem mee, zelfs onder de etnisch gediscrimineerde Mizrachi-Joden. De rechterzijde met Likoed en Shas speelt daar op cynische wijze op in. Het zorgt ervoor dat een deel van de arbeidersklasse politiek geketend wordt aan de heersende klasse en dit op basis van een verkeerde identificatie van het beleid van die heersende klasse als een antwoord op de veiligheidsbelangen. Zoals gezegd dragen andere reactionaire krachten in het Midden-Oosten daartoe bij, hun acties versterken de positie van de Israëlische heersende klasse.

    Er zijn krachtige ideologische mechanismen die het voor het Zionistische nationalisme mogelijk maken om zelfs onder delen van de Arabisch-Palestijnse bevolking in Israël steun te vinden, in het bijzonder onder de Druzen en Bedoeïenen. Maar dit betekent niet dat deze mechanismen gebaseerd zijn op de fundamentele belangen van deze groepen. De marxistische linkerzijde moet duidelijk maken dat het in het fundamentele belang van de arbeidersklasse aan beide kanten van het nationale schisma is dat we samen moeten strijden tegen de misdaden van de Israëlische heersende klasse.

    Het Israëlisch-Palestijns conflict is natuurlijk niet symmetrisch en het heeft een nationaal-koloniaal karakter met een onderdrukkende en onteigende nationaliteit en een onderdrukte en onteigende bevolking. Maar de marxistische linkerzijde kan geen simplistische nationalistische benadering tegenover de Israëlische samenleving aannemen. Tegenover de ideeën die pleiten voor een ‘normalisering’ van de bezetting en onderdrukking van de Palestijnen – met inbegrip van economische en militaire banden tussen de Palestijnse Autoriteit en de regering-Netanyahu – moet de marxistische linkerzijde opkomen voor een strijd tegen nationale onderdrukking maar ook voor dialoog en gezamenlijke strijd, zeker van de werkenden, langs beide kanten van de nationale scheidingslijnen. Dit zal de gezamenlijke diepgaandere belangen naar voor brengen doorheen een strijd tegen het Israëlische kapitalisme en voor een nieuwe samenleving zonder enige nationale discriminatie.

    Benaderingen die uitgaan van een ‘collectieve schuld’ en bijvoorbeeld oproepen tot een algemene boycot tegen de Israëlische samenleving, kunnen de indruk wekken dat de strijd gericht is tegen alle Israëli’s. Daarmee spelen ze in de kaart van de Israëlische rechterzijde. Een klassenbenadering tegenover de Israëlische samenleving, met bijvoorbeeld meer selectieve en gerichte boycot-initiatieven, vormen een veel grotere bedreiging voor de Israëlische rechterzijde.

    Op het hoogtepunt van de strijd tegen het Apartheidsregime in Zuid-Afrika riep de marxistische linkerzijde daar op tot de vorming van onafhankelijke arbeidersorganisaties in Zuid-Afrika zelf (een standpunt dat de leiding van het ANC in ballingschap toen niet naar voor bracht) waarbij ook verduidelijkt werd dat deze organisaties een oproep moesten doen aan de blanke arbeiders en hen moest betrekken in de strijd, zelfs indien de blanke bevolking een kleine minderheid was onder wie er veel vooroordelen en racisme aanwezig waren. Het doel van een dergelijke oproep was het ondermijnen en verdelen van de sociale basis van de reactie door het overwinnen van blanke arbeiders naar de kant van de strijd en door het neutraliseren van verzet tegen strijd onder andere lagen. Op deze manier werd in feite de basis voor een etnische burgeroorlog ondermijnd. Elementen van deze benadering werden uiteindelijk opgenomen door de vakbondsfederatie COSATU en het ANC.

    In tegenstelling tot de stalinistische tradities vertrekt de marxistische linkerzijde steeds van een klassenanalyse en een politiek programma waarin de klasse steeds belangrijker is dan nationale of ‘patriottische’ benaderingen van de progressieve strijd, zelfs in het geval van nationale bevrijdingsstrijd.

    De basis van ons politiek programma is strijd tegen alle vormen van discriminatie en onderdrukking in de samenleving en voor een socialistische samenleving op regionaal en globaal vlak, waarbij alle nationale en etnische scheidingslijnen overstegen worden. Maar het volstaat niet om te spreken over een toekomstige socialistische samenleving, zeker niet als de nationale strijd van de Palestijnen en het nationale conflict zo centraal staan. In de huidige omstandigheden zal een programma dat de erkenning van een gelijk bestaansrecht en recht op zelfbeschikking – rechten die pas tot uiting komen in twee socialistische staten met gelijke rechten, waaronder volledige gelijke rechten voor alle minderheden, en met het doel dat de twee staten vrijwillig samenwerken in een confederatief kader van socialistische staten in de regio – mogelijk brede lagen aan beide kanten van de nationale scheiding overtuigen en kan het de basis vormen voor een gezamenlijke strijd tegen het Israëlische kapitalisme en voor sociale rechtvaardigheid en vrede. We doen dit niet door een nieuwe kaart te tekenen met nieuwe grenzen, deze kwestie zal samen met andere beslist worden als resultaat van een democratisch proces geleid door brede bewegingen.

    We moeten rekening houden met de diepe kloof in politieke klemtonen langs beide kanten van de nationale scheiding en in de regio in het algemeen (in feite op internationaal vlak, mee onder invloed van het gebrek aan sterke socialistische partijen van de arbeidersklasse) en met het wantrouwen tegenover de positie van ‘twee staten’. Het startpunt voor het uitleggen en verdedigen van dit programma via politieke slogans kan dan ook niet identiek zijn in alle situaties en tegenover alle bevolkingsgroepen. Maar het programma zelf is volgens ons wat objectief nodig is. Tegelijk staan we zeker open voor het opzetten van vruchtbare discussies rond deze kwestie met de linkerzijde en socialistische bewegingen aan beide kanten van de nationale scheiding en op internationaal vlak.

    Een alternatief naar voor schuiven

    De tendens van delen van de linkerzijde om de gevaarlijke reactionaire posities in de Israëlische samenleving op willekeurige wijze als fascistisch te bestempelen, is politiek gezien gevaarlijk. Het kan tot verkeerde conclusies leiden over de mogelijkheden die zich voordoen en over de strategie en tactieken om de strijd vooruit te helpen in dit stadium. De harde aanvallen op democratische vrijheden in Turkije, Rusland of Egypte mogen dan wel brutaal zijn, ook daar betekent dit niet automatisch dat er sprake is van fascistische regimes.

    Het Kahanistisch-fascistisch terrorisme tegen Palestijnen en ook tegen asielzoekers en de linkerzijde is effectief een reëel gevaar, maar voor zover hierover bericht wordt door de gevestigde Israëlische media leidt het vooral tot afkeer onder brede lagen van de bevolking. Dit bleek heel duidelijk na de dodelijke gifaanval in Duma. Zelfs de regering en de heersende klasse moeten er zich van distantiëren, zij zien dit als een destabiliserende factor. De Kahanisten zijn niet in een positie dat ze snel aan de macht zullen komen, ze staan zwakker dan pakweg hun tegenhangers in Griekenland. Het zal zeker nog even duren vooraleer gewapende groepen Kahanisten massasteun zullen vinden en een terreur op straat kunnen organiseren met dagelijkse moordpartijen en het in de kiem smoren van alle aspecten van democratie en arbeidersorganisaties.

    Maar er is nood aan zelfverdedigingsgroepen vanuit de gemeenschap, democratische groepen die indien nodig gewapend zijn. Dit is nodig tegen aanvallen door kolonisten, het leger en de politie in Palestijnse dorpen op de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en sommige dorpen binnen de Groene Grens. Het is ook nodig voor de bescherming van linkse betogingen die een groot veiligheidsrisico lopen. Tegelijk moeten de linkse en socialistische politieke krachten voorstellen doen voor een politieke strijd waarmee we verandering bekomen.

    Het is duidelijk dat een politieke strijd organiseren in de bezette gebieden complexer is met de enorme repressie die er heerst waarbij elke betoger gevangenisstraffen en zelfs de dood riskeert in handen van de militaire dictatuur van het Israëlische regime maar ook onder de regeringen van de Palestijnse Autoriteit en Hamas. De populaire massastaking van de leerkrachten op de Westelijke Jordaanoever in februari-maart was de grootste arbeidersstrijd van de recente jaren in de bezette gebieden. Het schokte de bureaucratische vakbond door elkaar en zelfs de Palestijnse Autoriteit werd dooreen geschud. Die Palestijnse Autoriteit handelt als een onderaannemer van de bezetting. De lerarenstaking bracht het perspectief van een brede strijdbeweging terug op de agenda.

    Dergelijke ontwikkelingen kunnen de basis leggen voor een groei van linkse en socialistische krachten die een alternatief voorstellen op het doodlopende straatje van de rechtse leidingen van Fatah en Hamas. Het verdedigen van het idee van volksvergaderingen in steden en wijken kan bijdragen aan het opzetten van een discussie over strategie, tactieken en eisen. Het kan bredere lagen betrekken en democratische actiecomités verkiezen waarmee de strijd kan georganiseerd en geleid worden in de geest van de revolutionaire tradities van de eerste Intifada. De geschiedenis van de Palestijnse bevrijdingsstrijd kent veel massale opstanden, een nieuwe generatie van activisten zal deze geschiedenis opnieuw ontdekken en er vele lessen uit trekken.

    Het regime van Netanyahu heeft niet bepaald een algemene steun onder de Israëlische bevolking. Dit regime is zwakker dan dat van Sharon ten tijde van de tweede Intifada. Netanyahu werd in 2011 geconfronteerd met de grootste sociale protestbeweging uit de geschiedenis van Israël en met een reeks strijdbewegingen. Zowel in de verkiezingen van 2013 als die van 2015 was er een afkeer van een relatief brede laag die zich tegen het regime verzette. Ondanks de nationalistisch-racistische demagogie om kiezers te winnen, moest Netanyahu telkens nipte coalitieregeringen opzetten die enkel overeind bleven door steun van nieuwe kapitalistische partijen die ‘verandering’ beloofden, zoals Lapid en Kahlon.

    De strijd van het personeel van het chemische bedrijf ICL ten tijde van de verkiezingen van 2015 en de latere strijd door de mensen van Ethiopische afkomst, waaronder kiezers van Likoed, geven aan dat ook de steun voor het Likoed-bewind ondermijnd is. De arbeiders van ICL gingen in direct conflict met Likoed. In de strijd van de Ethiopiërs was er een radicalisering onder een laag van activisten, sommigen kwamen daarbij tot linkse conclusies.

    Het regime van Netanyahu krijgt heel wat politieke steun van reactionaire krachten in de regio, van de ‘oppositiepartijen’ in het parlement tot de sterk uitgebouwde nationalistische media. Dit laat Likoed toe om tot op zekere hoogte, en met wisselende impact, in te spelen op de angsten inzake veiligheid onder de Joodse bevolking. Maar de aanhoudende escalatie van het conflict leidt ook tot twijfel en vragen onder delen van die bevolking.

    Het blijkt een illusie te zijn dat de onderdrukking van de Palestijnen en het conflict zouden opgelost worden door druk van andere kapitalistische regeringen op Israël. De oplossing zal niet van ‘buitenaf’ komen. Ontwikkelingen die het potentieel en de resultaten van massabewegingen regionaal en internationaal tonen – zoals tijdens de golf van opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika in 2011 – kunnen zorgen voor een grotere openheid voor linkse en socialistische opvattingen onder de arbeidersklasse en delen van de middenklasse in beide nationale groepen. De politieke aardbeving van de campagne van Sanders in de VS is al een zeker referentiepunt.

    Stappen vooruit in principiële samenwerking tussen linkse politieke krachten kan een stap zijn om het gebrek aan een politieke kracht van de arbeidersklasse in beide nationale groepen te overkomen, het kan een socialistisch alternatief doorheen het hele land op de agenda zetten.

    Aan beide kanten van de Groene Grens is er nood aan politieke organisaties op een onafhankelijke klassenbasis, het organiseren van brede partijen die opkomen voor de belangen van de arbeidersklasse en de strijd vooruithelpen met een socialistisch programma als uitweg uit het bloedig conflict van nationale onderdrukking van de Palestijnen en als alternatief op het Israëlische kapitalisme.

    De Socialistische Strijdbeweging is gericht op strijd op basis van een klassenstandpunt en een internationalistische benadering om tot socialistische verandering te komen. We hebben het volste vertrouwen in het potentieel van socialistische en marxistische standpunten om steun te vinden aan beide kanten van de nationale scheidingslijnen.

  • Symbolische hongerstaking. “Doorbreek de stilte over het bloedbad in Koerdistan”

    Solidariteit tegen bloedige repressie van het AKP-regime tegen de Koerden

    kurdes_alevis_GF

    De jongerengroep van de Koerden in Luik besliste om in samenwerking met het Alevitische cultureel centrum van Luik een symbolische hongerstaking te houden van vrijdag tot zondag. De actie is gericht op het ondersteunen van de Koerdische bevolking in het zuidoosten van Turkije. Die bevolking is het slachtoffer van een brutale repressie en bombardementen, bloedbaden en verkrachtingen. Dit alles komt amper aan bod in de gevestigde media en ook de gevestigde politici in het westen zwijgen hierover.

    Deze situatie duurt nu al enkele maanden. Volgens schattingen zijn er al meer dan 500 doden gevallen onder de Koerdische bevolking, deze maand alleen al zouden het er 150 zijn. Socialisme.be bracht vrijdag een bezoek aan het Alevitische cultureel centrum in Luik om er met de hongerstakers en hun sympathisanten te spreken. Die activisten hadden de hele dag doorgebracht op het Saint-Lambertplein in het centrum van de stad. Met die actie wilden ze omstaanders informeren over de situatie van de Koerden.

    GF_01Een enthousiaste groep militanten legde ons gedetailleerd uit wat de dramatische situatie in Turkije is. Sinds de zomer van 2015 is er op aansturen van president Erdogan en zijn AKP-partij (Partij voor rechtvaardigheid en ontwikkeling) een campagne tegen de Koerden. Er werden een vijftigtal onwettelijke uitgaansverboden opgelegd en huizen werden gebombardeerd. De bevoorrading van water en voedsel wordt geblokkeerd, burgers komen om het leven, er zijn willekeurige bloedbaden. “President Erdorgan heeft met het leger en de politie een nooit gezien klimaat van terreur gevestigd. Kan je het inbeelden dat een familielid wordt vermoord enkel en alleen omdat het een Koerd is? Kan je je inbeelden dat het lijk van dat familielid niet kan meegenomen worden, zelfs indien je een witte vlag draagt? Kan je je inbeelden dat je het lijk van een familielid in een ijskast moet bewaren omdat het je verboden wordt om zijn lijk te begraven? Dat is de trieste realiteit van de Koerden in Turkije.”

    De eerste actiedag in het stadscentrum als onderdeel van de hongerstaking is in het algemeen goed verlopen. Wel waren er enkele provocaties door groepjes Turken die het regime van de AKP of zelfs de Grijze Wolven, een extreemrechtse beweging, steunen. Een activiste legde ons uit: “We bleven gedisciplineerd en gingen niet in om de provocaties. Ze probeerden ons te verhinderen om over de situatie in Koerdistan te spreken. Maar we hebben onze actie in alle rust verdergezet?” De politie kwam na die provocaties naar de organisatoren… om te vragen dat geen slogans tegen Erdogan en zijn regering zouden geroepen worden.

    Het voorwendsel van terrorisme

    GF_02Het Turkse regime gebruikt het excuus dat tegen terrorisme wordt gestredenvan terrorisme om een offensief te voeren dat een einde maakt aan de vredesonderhandelingen die in 2013 met de PKK (Koerdische Arbeiderspartij) waren gestart. Waar zijn de Turkse autoriteiten bang van? “De HDP, een pro-Koerdische partij, haalde voor het eerst de ondemocratische kiesdrempel van 10% en geraakte in het parlement. De autoriteit van Erdogan nam af, ook veel Turken keken naar de HDP als alternatief. Erdogan ziet het als een cruciale stap dat de toenadering tussen Koerden en Turkse arbeiders wordt gestopt.”  (meer hierover vind je op deze site in dit artikel en ook hier.)

    De afgelopen jaren was er een sterke toename van strijdbewegingen in Turkije. In oktober vorig jaar was er nog een algemene 48-urenstaking uit protest tegen de aanslagen in Ankara waarvoor het beleid van de AKP verantwoordelijk gesteld werd door veel stakers. Deze actie toonde het krachtige potentieel van de arbeidersklasse. Jammer genoeg werd de staking niet gevolgd door een oproep om de mobilisatie verder op te voeren. Het ontbrak aan een duidelijke strategie (zie ons artikel hierover). Eerder was er de prachtige massabeweging in het Gezipark in 2013 (zie dit artikel) of nog het protest na de mijnramp in Soma (zie dit artikel).

    Daarnaast waren er nog de belangrijke overwinningen van Koerdische strijders die in Syrië vochten tegen Islamitische Staat (een organisatie die aanvankelijk op minstens indirecte steun van de Turkse overheid kon rekenen). Erdogan zag zich genoodzaakt om tot brutale repressie over te gaan tegen de Koerdische bevolking maar ook meer algemeen tegen alle opposanten.

    GF_03In het Alevitische cultuur centrum in Luik hadden we het ook over de aanslag van 17 februari in Ankara. Een bomauto ontplofte om een konvooi soldaten te raken. Er waren de afgelopen maanden verschillende aanslagen in Turkije, velen waren specifiek gericht tegen linkse militanten en Koerden, denk maar aan de aanslag door Islamitische Staat in Suruç. De laatste aanslag werd opgeëist door TAK, een Koerdische organisatie die van de PKK is afgesplitst. Een Koerdische militante gaf uitdrukking aan het algemeen gevoel: “We begrijpen dat er zekere wraakgevoelens zijn, maar dergelijke aanslagen zullen Erdogan enkel versterken in zijn retoriek dat elke Koerd een terrorist is.” Deze aanslag komt voor Erdogan als een geschenk, hij zal niet aarzelen om het te gebruiken voor zijn politiek van repressie en verdeeldheid en voor zijn mediacampagne van demagogisch nationalisme.

    Dreigende wolken

    Na de dramatische gebeurtenissen in Cizre schreef Sosyalist Alternatif, onze Turkse zusterorganisatie, onder meer: “Het land wordt overschaduwd door donkere wolken, zowel in het oosten als het westen van het land. De wolken worden met de dag groter en dreigen op elkaar te botsen. Maar de enige winnaar op dit ogenblik zou Erdo?an zijn en de economische belangen die hij verdedigt.

    “De Turkse arbeidersklasse heeft er geen belang bij om de democratische en burgerrechten van de Koerden te ontzeggen. De Turkse werkenden moeten zich verenigen met de Koerdische werkenden en armen tegen de staatsdruk en uitbuiting. Daarvoor is het noodzakelijk dat de Turkse arbeiders de democratische eisen van de Koerden ondersteunen. De Koerden moeten bewust kijken naar de werkenden en armen in het westen van Turkije om te bouwen aan een gezamenlijke strijd tegen het beleid van Erdo?an, zowel de staatsrepressie als het asociale economische beleid. (…) De gebeurtenissen in Irak en Syrië omvatten belangrijke lessen en waarschuwingen voor de Turkse werkende klasse. Er is een keuze tussen een gezamenlijke en gelijke strijd tegen het kapitalistische systeem of meer chaos, burgeroorlog en staatsterreur.”

    Socialisme 2016

    Op Socialisme 2016, een dag van discussie en debat op 9 april, wordt gesproken door Cédric Gérôme, een vertegenwoordiger van het CWI die van dichtbij betrokken is bij de ontwikkeling van het politieke werk van onze organisatie in de regio.

  • Wapenverkoop aan Saoedi-Arabië: kiezen tussen ethiek of jobs?

    De recente executie van 47 gevangenen in Saoedi-Arabië heeft geleid tot een discussie over de wapenverkoop aan dat land. Met de executies wilde het regime de bevolking duidelijk maken dat protest naar aanleiding van de besparingen door de dalende olieprijzen niet aanvaard wordt. Tegelijk toonden de soennitische Saoedische leiders hun ongenoegen tegenover de toenadering tussen de westerse bondgenoten en het sjiietische Iran, de regionale rivaal waarmee Saoedi-Arabië conflicten uitvecht in Jemen, Syrië en elders.

    Artikel door Boris

    Wapenwedloop en nieuwe markten

    Een samenscholingsverbod, vervolging van opposanten (in het bijzonder van de sjiietische minderheid), martelingen, excuties, … Het is moeilijk om te begrijpen waarom Saoedi-Arabië de voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad mocht leveren. De medeplichtige zwijgzaamheid van westerse machten kan enkel uitgelegd worden door de enorme olievoorraden en de rol van Saoedi-Arabië als regionale bondgenoot. En natuurlijk zijn er ook de lucratieve handelsrelaties. Er zijn zowat 1.500 Belgische bedrijven die handel drijven met Saoedi-Arabië, de farmaceutische en chemische sector zijn goed voor een derde van de Belgische export naar dat land.

    Instabiliteit, oorlogen en sectaire conflicten in het Midden-Oosten geven aanleiding tot een wapenwedloop. De wapenhandelaars doen gouden zaken. Saoedi-Arabië kent de grootste toename van het budget voor defensie, nu is dit al goed voor bijna een derde van de publieke uitgaven. In 2014 was Saoedi-Arabië de belangrijkste wapenimporteur ter wereld, goed voor aankopen ter waarde van 6,4 miljard dollar. Amnesty International toonde aan dat de wapens van Islamitische Staat uit de VS, China, Rusland en Europa komen. Belgische wapens die eerder verkocht werden aan het regime van Khadaffi in Libië vielen in handen van de lokale afdeling van Al Qaeda. Belgische wapens die aan Qatar verkocht werden, kwamen in handen van Islamitische Staat.

    De vicevoorzitter van de Amerikaanse multinational Lockheed Martin, Bruce Tanner, verklaarde dat zijn bedrijf “indirecte winsten” haalt uit de oorlog in Syrië, onder meer door een toename van de verkoop van gevechtsvliegtuigen zoals de F22 en de F35. Volgens Tanner zijn dergelijke vliegtuigen nodig als antwoord op de Russische gevechtsvliegtuigen die al ingezet worden. De Belgische federale regering besloot vlak voor Kerstmis om tegen 2030 maar liefst 9,2 miljard euro in defensie te investeren, onder meer voor de aankoop van 34 gevechtsvliegtuigeen en twee fregatten.

    Werkgelegenheid versus ethiek?

    Het debat over de exportvergunningen voor het leveren van wapens aan Saoedi-Arabië wordt voorgesteld als een keuze tussen ethiek en economie, waaronder ook werkgelegenheid. Geert Bourgeois en de Vlaamse regering zagen een kans om zich ethisch voor te doen, de wapenexport vanuit Vlaanderen naar Saoedi-Arabië was in 2014 slechts goed voor 600.000 euro terwijl het in hetzelfde jaar om bijna 400 miljoen euro ging in Wallonië. Ook Canada is een belangrijke partner van België op het vlak van wapenhandel, zo was er een contract van 3,2 miljard euro tussen het Belgische bedrijf CMI Defence en het Canadese General Dynamics. Het contract loopt 15 jaar en CMI levert wapens voor op tanks die vervolgens verkocht worden… aan Saoedi-Arabië. Wat gebeurt er als die tanks uiteindelijk in Jemen terecht komen?

    De wapenexport wordt door PS, cdH en MR verdedigd met het argument dat er in Wallonië 10.000 directe en indirecte jobs in de sector zijn. De Franstalige metaalbond van het ABVV verzet zich tegen het idee van een Waals embargo zoals door Ecolo verdedigd wordt. De vakbond zegt de jobs bij FN-Herstal en de rest van de sector te verdedigen. Ook de PVDA blijft binnen de logica van de markteconomie steken, de partij verdedigt een embargo op voorwaarde dat de maatregel op Europees niveau wordt genomen en gepaard gaat met subsidies voor werkgelegenheid, zoals dit het geval was na het embargo tegen Rusland. Naïma Regueras van de vredesorganisatie CNAPD stelde dat ze geen vertrouwen heeft in de Waalse regering en ze roept de vakbonden op om samen met de vredesbeweging te werken aan pistes voor de reconversie van de Waalse wapenfabrieken.

    De productie in wapenfabrieken kan omgevormd worden tot sociaal nuttige productie. De aanwezige know-how kan immers ook voor andere doeleinden ingezet worden. Dit zou het mogelijk maken om elke job te behouden, maar tegelijk de wapenhandel te stoppen. De Waalse regering wil FN-Herstal privatiseren, wat een dergelijke reconversie onmogelijk zou maken. De volledige sector moet in publieke handen komen. Op deze basis kan er een democratisch reconversieplan opgemaakt worden door de arbeidersbeweging als onderdeel van een project van massale publieke investeringen in sectoren gericht op de sociale behoeften. In plaats van de chaos van de markt is er nood aan een rationele en democratische planning als onderdeel van de opbouw van een democratisch socialistische samenleving.

  • Turkse staatsterreur in Cizre – eengemaakte strijd nodig tegen burgeroorlog

    cizre

    Standpunt door Sosyalist Alternatif, het CWI in Turkije

    In de nacht van 7 februari probeerde de officiële staatsmedia TRT twijfel te zaaien over de massamoord in Koerdische steden waar al maandenlang een uitgaansverbod is ingesteld. Het nieuwsbericht stelde dat de veiligheidsdiensten een militaire operatie hielden gericht op een gelijkvloers appartement in Cizre waar enkele ‘terroristen’ zich al 12 dagen verschuild hielden. Er werd ook bericht dat in deze operatie 60 doden vielen. Het geeft aan hoe de oorlog tegen de Koerden een nieuwe fase bereikt heeft.

    President Erdo?an en zijn regering maakten een einde aan het ‘vredesproces’ en begonnen een oorlog waarbij allerhande zware wapens ingezet worden tegen de pogingen van de Koerdische beweging om na de verkiezingen van 7 juni vorig jaar een vorm van ‘zelfheerschappij’ uit te bouwen. De regering riep een uitgaansverbod uit, dat is ondertussen al vijf maanden geleden en in sommige districten zoals Sur en Silopi is het nog steeds van kracht. In Sur, een centraal district in Diyarbak?r, is er al twee maanden lang een uitgaansverbod.

    Honderden burgers, waaronder vrouwen en kinderen, kwamen om het leven. Honderden gebouwen en huizen werden verwoest of zijn onbewoonbaar. Tienduizenden mensen moesten hun huizen ontvluchten. Dagelijkse openbare diensten zoals onderwijs en gezondheidszorg functioneren niet meer.

    Wat gebeurt er in Cizre?

    Het district Cizre in ??rnak is compleet verwoest, het doet denken aan de Syrische steden die door oorlog vernield zijn. Op 23 januari, op de 41ste dag van het uitgaansverbod, zocht een groep mensen een veilig onderkomen in een appartement op een gelijkvloerse verdieping. Het ging om 28 gewonden en mensen die hun huizen moesten verlaten omdat deze beschoten werden. De groep werd belegerd. De HDP, Volksdemocratische Partij, vroeg aan het ministerie van binnenlandse zaken om de groep vrij te laten. Het ministerie verklaarde drie van de aanwezigen dood. Maar noch de gewonden, noch de doden werden weg gehaald. HDP-vertegenwoordigers begonnen een hongerstaking om de vrijlating van de mensen te eisen. De lokale regering van ??rnak beweerde dat er ambulances waren gestuurd, maar dat de gewonden niet naar buiten wilden komen. Ondertussen verwierp het Hooggerechtshof het beroep van de HDP dat had ingeroepen dat de wettelijke en veiligheidsrechten van de gewonden geschonden waren en dat er sprake was van marteling.

    De woede tegenover het toenemende aantal doden werd groter naarmate de dagen verstreken. Een ploeg van de TTB (doktersvakbond) en SES (vakbond van gezondheidswerkers) mocht Cizre niet binnen, de deelnemers van deze ploeg werden ervan beschuldigd ‘activisten’ te zijn. Pogingen van mensen om de gegijzelde mensen te bereiken, mislukten. Elf mensen die met een witte vlag naar het appartement wilden gaan, werden meteen opgepakt. Ondanks het bestaan van geluidsopnames blijft de regering beweren dat er vanuit het appartement zou geschoten zijn op een ambulance en dat er mogelijk “geen enkele gewonde” zou zijn.

    Na het bericht van TRT dat “60 mensen dood aangetroffen werden”, ontkende premier Davuto?lu dit nieuws meteen. Het aantal werd herzien tot 10 en deze informatie werd ook door de lokale gouverneur naar voor gebracht. De TRT verwijderde het nieuws snel van zijn website. Velen denken dat het nieuws wel correct was, maar dat het aantal doden naar beneden werd herzien uit vrees voor een massale golf van verontwaardiging. In 2014 ontstond zeker in de Koerdische gebieden een revolte naar aanleiding van de belegering van Kobane door ISIS en de wijze waarop Erdo?an die belegering aanmoedigde.

    De medevoorzitter van de HDP, Selahattin Demirta?, stelde aan zijn partij: “Gedurende bijna 20 dagen was Cizre het toneel van gewelddaden. Tegen alle verkeerde informatie in moeten we de situatie duidelijk maken: in die straat zijn er 70 tot 90 mensen die zich schuilhouden in enkele gebouwen. Het merendeel van die mensen zijn burgers. Sommigen zijn studenten die er uit solidariteit waren en sommigen zijn inwoners van Cizre. Gedurende 20 dagen waren er aanvallen door de speciale troepenmacht. Er werden tanks en een kannon ingezet en dit gedurende 24 uur per dag. Er is geen ‘conflict’. Die gebouwen worden gewoon aangevallen. Er waren burgers die vanuit de gebouwen telefoneerden: ‘er zijn hier gewonden’, zeiden ze. ‘We willen hier uit’ en nog ‘Ze beginnen te schieten zodra we in de buurt van een raam komen.’”

    Demirta? voegde eraan toe: “Wij menen dat al die mensen vermoord zijn. Zij [de overheid] leggen het niet uit. Die mensen waren in leven, er zijn geluidsopnames van 32 minuten. De aanwezigen waren live op televisie, ze leefden toen nog. En nu is er een massaal bloedbad en kan de overheid het niet uitleggen. Ze proberen het in een doofpot te steken. De militaire operatie in Cizre is voorbij met lijken. Het gaat om een massamoord in vernielde gebouwen waar die mensen vermoord werden.”

    Gevaar van burgeroorlog

    De moorden zijn voorlopig toegedekt door de regering die snel handelde om een uitbarsting van ongenoegen te vermijden. Maar dit is slechts tijdelijk. De AKP-regering zit steeds dieper vast in een moeras in de Koerdische steden. Regeringsvertegenwoordigers stelden dat de vijf maanden durende operatie een Blitzkrieg moest zijn, een korte maar efficiënte operatie. Maar de operatie was niet zo kort als gehoopt. Het incident in Cizre bevestigt dat het ongenoegen zich opstapelt en tot uitbarsten kan komen.

    De werkende bevolking in het westen van Turkije staat onder de invloed van sterke nationalistische propaganda. Dit neemt een gevaarlijke omvang aan. Een groot deel van de samenleving kijkt weg en doet alsof incidenten zoals in Cizre niet gebeuren. Sommigen steunen de staat en hebben een Turkse nationalistische benadering. Op dit ogenblik zijn het enkel socialisten en delen van de linkerzijde die actief ingaan tegen het regeringsbeleid. Zij staan onder grote druk van de overheid. De eenzijdige, manipulatieve en demagogische retoriek blijft domineren in de media en vuurt het nationalisme en de haat verder aan. Het is tegen deze achtergrond dat er ook geweld tegen Koerden in het westen van het land is.

    Toch blijven velen hopen dat de regering op een bepaald ogenblik de onderhandelingen met de Koerden opnieuw zal opstarten. Dat is een van de redenen waarom er nog geen etnische burgeroorlog is uitgebarsten. Het is ook een van de redenen waarom er onder de Koerden geen algemene revolte is, zoals ten tijde van Kobane. Het feit dat de HDP en de Koerdische beweging de deur voor onderhandelingen blijven openhouden, zelfs in de meest radicale toespraken en onder het meest brutale geweld door de Turkse overheid, is een andere reden voor het geduld. Maar bloedbaden zoals in Cizre en de aanhoudende militaire operaties zullen de houding in de Koerdische steden drastisch veranderden.

    Een interview met de moeder van een neergeschoten slachtoffer in Cizre in de krant Cumhuriyet op 10 februari bevestigt de ontgoocheling en de woede: “Het zijn allemaal gangsters in een vuile oorlog. We riepen om vrede, maar nu wil ik geen vrede meer. Verdienden die mensen in dat appartement om aangevallen te worden met tanks en chemische wapens? En nu zetten ze foto’s van de doden op het internet, gewoon om ons te martelen. Ze martelen het volk. We willen geen vrede meer, hoe meer we om vrede roepen, hoe meer tanks ze op ons afsturen om onze kinderen te vermoorden. Nu is het tijd voor oorlog.”

    Het land wordt overschaduwd door donkere wolken, zowel in het oosten als het westen van het land. De wolken worden met de dag groter en dreigen op elkaar te botsen. Maar de enige winnaar op dit ogenblik zou Erdo?an zijn en de economische belangen die hij verdedigt.

    De Turkse arbeidersklasse heeft er geen belang bij om de democratische en burgerrechten van de Koerden te ontzeggen. De Turkse werkenden moeten zich verenigen met de Koerdische werkenden en armen tegen de staatsdruk en uitbuiting. Daarvoor is het noodzakelijk dat de Turkse arbeiders de democratische eisen van de Koerden ondersteunen. De Koerden moeten bewust kijken naar de werkenden en armen in het westen van Turkije om te bouwen aan een gezamenlijke strijd tegen het beleid van Erdo?an, zowel de staatsrepressie als het asociale economische beleid. De huidige operaties tegen de Koerden zijn een bedreiging voor alle werkenden en armen. Er is een enorm gevaarlijke situatie en er is veel druk door de complexe situatie, maar er is geen andere uitweg dan een eenheid van de werkenden en uitgebuitenen. De gebeurtenissen in Irak en Syrië omvatten belangrijke lessen en waarschuwingen voor de Turkse werkende klasse. Er is een keuze tussen een gezamenlijke en gelijke strijd tegen het kapitalistische systeem of meer chaos, burgeroorlog en staatsterreur.

  • Midden-Oosten. De oude wereld is aan het sterven, de nieuwe wereld laat nog op zich wachten

    In Turkije en Saoedi-Arabië is 2016 begonnen met bloedige repressie en geweld. Dit leverde de rechtse regimes van beide landen slechts voorzichtige verontwaardiging in de westerse media en onder gevestigde politici op. Tegenover barbarij gelden blijkbaar twee maten en twee gewichten: barbarij door “bevriende” regimes wordt door de vingers gezien.

    Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Repressie tegen de oppositie

    “Twee maten en twee gewichten” is ook de benadering van de Turkse president Erdogan rond terrorisme. Onder het voorwendsel van terrorisme werd overgegaan tot intensieve bombardementen op posities van Koerdische strijdkrachten in het noorden van Syrië, waar deze Koerdische strijders moedig verzet leverden tegen Islamitische Staat. Opmerkelijk genoeg werd Islamitische Staat gespaard bij de Turkse bombardementen.

    Daarna werd een avondklok opgelegd aan de Koerdische bevolking in verschillende plaatsen in het zuidoosten van Turkije. Er kwamen dagelijkse vernederingen, massale arrestaties en willekeurige moorden door de ordediensten. Die hadden het over maatregelen tegen “terroristen”, maar er was willekeurig geweld tegen mensen van alle leeftijden. Toen een twintigtal Turkse academici een internationale petitie tegen het bloedbad door het leger ondertekenden, werden ze eveneens opgepakt.

    In Saoedi-Arabië ging het regime over tot de executie van 47 gevangenen, die eveneens van “terrorisme” werden beschuldigd. Er zaten jihadisten tussen de 47, maar ook de sjiietische sjeik Nimr al-Nimr Baqr, een voortrekker van het politieke verzet tegen het rechtse Saoedische regime. Al-Nimr speelde onder meer een actieve rol in de massamobilisaties van 2011 in het kader van de golf van protest en revolutionaire opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika waarbij de dictators Ben Ali in Tunesië en Moebarak in Egypte ten val kwamen. De heersende kliek in Saoedi-Arabië heeft vorig jaar 151 mensen geëxecuteerd, doorgaans op dezelfde brutale wijze als executies door Islamitische Staat. Dit regime staat bekend voor de vervolging van alle dissidenten, zeker onder de sjiietische minderheid.

    In beide landen heeft dit toenemende geweld uiteraard te maken met een groeiende bezorgdheid als gevolg van de slechter wordende economische situatie en de mogelijkheid van bewegingen en protest tegen de nieuwe asociale maatregelen. Saoedi-Arabië is voor 90% van zijn inkomsten afhankelijk van olie. De ineenstorting van de olieprijzen leidt tot een snel groeiend overheidstekort. Het regime ging al over tot besparingen in de publieke uitgaven; zo werd geknipt in de subsidies voor basisgoederen en stegen de prijzen voor brandstof, elektriciteit en water.

    Regionale spanningen

    Deze elementen versterken de cocktail van instabiliteit die de regio al stevig in zijn greep houdt: oorlog in Syrië; chaos in Irak; interventies door Rusland en westerse machten tegen Islamitische Staat; crisis in Jemen; sectaire spanningen in Libanon; miljoenen vluchtelingen in Jordanië, Libanon en Turkije; dalende olieprijzen; …

    Onder de Saoedische leiders is er woede en paniek als gevolg van de toenadering tussen de westerse machten en de Iraanse dictatuur. Het sjiietische Iran is de belangrijkste regionale rivaal van Saoedi-Arabië. Na de recente executies werd de Saoedische ambassade in Teheran in brand gestoken en het Saoedische regime werd ervan beschuldigd dat het “opzettelijk” de Iraanse ambassade in de Jemenitische hoofdstad Sanaa had gebombardeerd. In Jemen voeren beide regionale rivalen een proxy-oorlog.

    Saoedi-Arabië zet een honderdtal gevechtsvliegtuigen in om de sjiieten in Jemen te bombarderen. Tegen Islamitische Staat in Irak worden slechts 15 vliegtuigen ingezet, wat evenveel is als Nederland en Denemarken samen. Iran en Saoedi-Arabië zijn verder betrokken in indirecte confrontaties in Bahrein en Libanon.

    Welk antwoord?

    Onder meer als gevolg van de verschillende imperialistische interventies de afgelopen decennia werd een oncontroleerbaar monster van Frankenstein gecreëerd in de regio. De autoriteit en actiemogelijkheden van de westerse machten zijn bovendien sterk afgenomen. De toekomst is meer dan ooit onzeker. Wat indien de chaos zich verder uitbreidt tot Turkije? Wat indien de bloedbaden onder de Koerden leiden tot een burgeroorlog? Wat zal er dan gebeuren met de miljoenen Syrische vluchtelingen die nu in Turkije verblijven?

    Vijf jaar geleden, in 2011, was er een golf van massaprotest en het begin van een proces van revolutie en contrarevolutie in de hele regio van het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De val van de Tunesische dictatuur kreeg navolging met massabewegingen in andere landen. Maar nu zijn het de krachten van de contrarevolutie – zowel reactionaire regimes zoals die van Saoedi-Arabië en Turkije als groepen zoals Islamitische staat – die de overhand halen. De uitkomst van de strijd tussen barbarij en een nieuwe wereld staat nog niet vast.

    Turkije kende de afgelopen jaren verschillende grote protestbewegingen en stakingen. Het leidde onder meer tot een sterke score van de linkse pro-Koerdische HDP in de parlementsverkiezingen: deze partij haalde de ondemocratische kiesdrempel van 10%. In Iran zorgt de economische recessie voor een groeiend gevaar van nieuwe massamobilisaties zoals die van 2009. In Tunesië waren er in januari nieuwe mobilisaties na een jongerenrevolte in de stad Kasserine. In 2011 zagen we hoe revolutionaire gebeurtenissen niet aan landsgrenzen stoppen, maar snel een regionale en internationale impact kunnen krijgen.

    “De oude wereld ligt op sterven, de nieuwe wereld laat nog op zich wachten. En in deze schemerzone ontstaan monsters”, zei de Italiaanse revolutionair Gramsci over de jaren 1930. Een nieuwe golf van bewegingen in de regio op basis van strijd tussen sociale klassen is onvermijdelijk. Daarin moeten fouten uit vorige bewegingen vermeden worden. De werkenden en armen in de regio moeten hun eigen politieke en syndicale organisaties opzetten, los van de heersende klassen, om niet alleen tegen het imperialisme te strijden maar ook tegen de regionale heersende klieken. Dat zal de basis zijn waarop een einde kan gemaakt worden aan dit systeem van ellende, uitbuiting, terrorisme en oorlog.

  • Tunesië. Zelfmoord van werkloze jongeren leidt tot nieuwe golf van protest

    Vijf jaar na de val van Ben Ali zijn de eisen van de revolutie nog steeds niet ingewilligd

    Verklaring door Al-Badil al-Ishtiraki, onze zusterorganisatie in Tunesië

    kasserine02Diegenen die dachten dat de geest van de Tunesische opstand van 2010-2011 verdwenen was, kwamen eens te meer bedrogen uit. De afgelopen dagen kende Tunesië een nieuwe ‘intifada’ van de arme jongeren die het beu zijn om te leven in ellende en werkloosheid. Het protest neemt steeds meer de vorm van een nationale opstand aan.

    Het protest begon met een opmerkelijk gelijklopende gebeurtenis als de revolutionaire opstand van 2010-11, die een schokgolf door heel het Midden-Oosten en Noord-Afrika stuurde. Het begon met een jonge werkloze, Ridha Yahyaoui die zelfmoord pleegde nadat hij van een aanwervingslijst van de lokale overheid was gehaald in de stad Kasserine. Die stad staat bekend voor een groot aantal armen en werklozen, de werkloosheid ligt er hoger dan in de rest van het land.

    De zelfmoord van Ridha kreeg veel aandacht in de media, nochtans gaat het niet om een geïsoleerd incident. Er zijn veel werkloze Tunesiërs, wellicht honderden, die sinds de val van Ben Ali in januari 2011 tot wanhoopsdaden overgingen.

    Op dezelfde dag dat bekend werd dat het land de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, stak een man zichzelf in brand terwijl een massa toekeek in Sfax, een industriestad in het zuidoosten van he tland. Het toonde het schrille contrast tussen het feest voor het Tunesische ‘succesverhaal’ voor de westerse media en politici aan de ene kant en de dagelijkse realiteit voor de meeste Tunesiërs aan de andere kant.

    Afgelopen woensdagnamiddag was er opnieuw een man in Sfax die zelfmoord pleegde door zichzelf in brand te steken. Hij deed dit nadat de goederen die hij verkocht door de politie in beslag genomen waren. Ook dit deed denken aan straatverkoper Mohamed Bouazizi die zichzelf in gelijkaardige omstandigheden in brand stak in Sidi Bouzid in december 2010, de directe aanzet tot de eerste protesten tegen de dictatuur van Ben Ali.

    Het gebrek aan werk is nog groter dan onder het oude regime. Volgens een recent OESO-rapport zitten 62% van de Tunesiërs die afstuderen zonder werk. De informele economie is voor velen een laatste strohalm om te overleven. Verkopers zonder toelating proberen voedsel te verkopen, ze worden bijna dagelijks geconfronteerd met politierazzia’s en zijn bang om opgepakt te worden of hun goederen te verliezen aan inbeslagnames door de politie.

    Er is niets veranderd

    Het gevoel dat er sinds de revolutie niets veranderd is in Tunesië leeft vrij algemeen, zeker in binnenlandse regio’s zoals in en rond Kasserine. Het gebrek aan infrastructuur en investeringen is er bijzonder groot, de werkloosheid en analfabetisme zijn er breed verspreid, het aantal analfabeten is er dubbel zo hoog als in de regio’s aan de kust. De mensen zijn de gebroken beloften beu, net als het feit dat de politiek niet naar hen luistert en de armoede steeds verder toeneemt.

    De woede wordt versterkt door het feit dat er ondanks het bloedig optreden tegen de bevolking in Kasserine vijf jaar geleden geen sprake is van gerechtigheid voor de families van de slachtoffers. Om nog zout in de wonde te strooien, grenst Kasserine aan het bergachtig gebied van Chaambi waar jihadisten regelmatig overgaan tot aanvallen en aanslagen op soldaten en de lokale bevolking.

    De emmer loopt over

    Aanvankelijk kwamen jongeren in Kasserine op straat om werk en ontwikkeling te eisen na de dood van Yayahoui. Het regime zetten het favoriete wapen van de repressie in. Doorheen 2015 was dat het enige antwoord van de regering op economische eisen en ongenogen van de armen en arbeiders. De strijd tegen het terrorisme werd als excuus ingeroepen om willekeurig geweld tegen sociale bewegingen op te voeren.

    Ook nu werd de politie meteen naar de wijken van Kasserine gestuurd om de brandjes te blussen. Tegelijk besloot de regering om de centrale verantwoordelijke van het lokaal bestuur in Kasserine af te zetten, zo hoopte de regering de kalmte te herstellen. Dinsdag bevestigde het regionale ziekenhuis van Kasserine dat 246 mensen waren opgenomen voor de gevolgen van traangas na confrontaties tussen lokale jongeren en de politie.

    De repressie had het tegenovergestelde effect van wat de overheid hoopte te bereiken. Het leidde tot meer woede en protestacties met een golf van sympathie in andere delen van het land. In heel het land zijn jongeren en armen de werkloosheid beu, maar ook de hoge levenskosten, de dagelijkse sociale onveiligheid en de toenemende agressie van de politie. Het doet denken aan de methoden van het oude regime van Ben Ali.

    Dinsdag werd een avondklok ingesteld die nadien werd uitgebreid tot heel Tunesië. Het doel was om een ‘escalatie’ te vermijden, maar betogers bleven ook ’s avonds op straat komen. De regering bekwam effectief een escalatie. Vanaf woensdag waren er betogingen in verschillende andere delen van het land, onder meer na oproepen van de UDC (Unie van Werkloze Afgestudeerden) en de studentenvakbond UGET. Er waren acties in Tunis, Siliana, Tahala, Feriana, Sousse, Sbeïtla, Meknessi, Menzel Bouzayene, Sidi Bouzid, Kairouan, Gafsa en Redeyef.

    Het bevestigt de breed gedragen woede. “Werk of een nieuwe revolutie”, riepen jonge betogers in Sidi Bouzid. De slogans en eisen deden denken aan de revolutie, er werd geroepen om “werk, vrijheid, waardigheid.” Deze eisen komen terug op tafel en wijzen op een verwerping van de regering. “De gebeurtenissen vandaag in Kasserine waren belangrijker dan de voorbije dagen. Er waren twee keer zoveel betogers als gisteren. Het deed denken aan de gebeurtenissen van 2011. De slogans gaan ook rond bredere thema’s zoals de werkloosheid”, verklaarde een lokale activist uit Kasserine afgelopen woensdag.

    Zwakke regering

    Een aantal factoren speelden een rol in de huidige situatie. Een ervan is ongetwijfeld de perceptie dat de regering achter het imago van krachtig beleid en politiegeweld steeds zwakker en verdeelder is. De heersende partij Nidaa Tounes, een nieuw instrument voor veel toplui van het oude regime en corrupte zakenlui, kende begin dit jaar een grote scheuring en moest de postjes in de regering herschikken. Na de scheuring heeft Nidaa Tounes minder zetels in het parlement dan de belangrijkste coalitiepartner, de rechtse islamitische partij Ennahda.

    Zoals alle regeringen die na de val van Ben Ali tot stand kwamen, heeft deze onder leiding van Habib Essid de eisen van de revolutie niet ingewilligd. Er werd bewust verder gegaan met het oude neoliberale beleid dat zorgt voor ellende onder miljoenen werkenden en gezinnen uit de middenklasse. De belofte van president Essebsi, onder zware druk van het protest, om 6000 werklozen uit Kasserine een job te geven, zal de situatie niet fundamenteel veranderen.

    Het besparingsbeleid en het verlagen van de overheidssubsidies voor basisproducten treffen de meerderheid van de bevolking. Ondertussen zijn 70 Tunesische miljardairs goed voor een vermogen dat overeenkomt met 37 keer de nationale begroting! De sleutelsectoren van de economie en de banken onder publieke controle brengen, zou Tunesië ongetwijfeld veel financiële mogelijkheden bieden om te investeren in infrastructuur en sociale diensten. Een massaal programma van publieke werken, betaald door maatregelen als de nationalisatie van de banken en sleutelsectoren, zou sociaal nuttig werk opleveren voor honderdduizenden werklozen. Het zou de regionale verschillen snel naar de prullenmand van de geschiedenis verwijzen. Maar dit soort maatregelen vereist een totaal andere politieke koers en een regering die bereid is tegen de belangen van de grote bedrijven in te gaan. Het vereist een regering van werkenden en armen, een regering die even vastberaden gaat voor het inlossen van de eisen van de revolutie als de huidige regering de belangen van de kapitalistische elite verdedigt en de dictaten van de imperialistische machten en hun financiële instellingen uitvoert.

    Arbeidersklasse

    De sociale woede is breed verspreid en massaal. Veralgemeende strijd is wat nu nodig is. Brede lagen van de Tunesische bevolking moeten daar net zoals in 2010-11 in betrokken worden. Een belangrijke conclusie die we uit de ontwikkeling van onze revolutie moeten trekken is dat het lot van Ben Ali beslist was toen de vakbondsfederatie UGTT tot beslissende acties overging en de beweging volledig ondersteunde met een oproep tot massale stakingsacties in verschillende regio’s.

    Het was de dreiging van een algemene staking die de werkgevers dwong om een loonsverhoging van 6% in de private sector toe te kennen. Het toont wat de kapitalisten en hun regering het meeste vrezen: een actieve rol van de arbeidersklasse waarbij hun winsten bedreigd raken omdat het werk neergelegd werden en de fabrieken, mijnen, het openbaar vervoer, de scholen, de administratie en de landbouw volledig plat liggen.

    Om te vermijden dat jongeren en werklozen aan hun lot overlaten worden, moeten de arbeiders een stoutmoedig actieplan met stakingen eisen. Solidariteitsacties zijn belangrijk als vertrekpunt, maar de betrokkenheid van de arbeidersbeweging zou de krachtsverhoudingen radicaal veranderen in het voordeel van de betogers op straat. Een algemene staking in de regio rond Kasserine zou een eerste stap kunnen zijn naar een reeks afwisselende regionale algemene stakingen die opbouwen naar een nationale 24-urenstaking. De leiders van de UGTT zouden voor dit soort actieplan moeten gaan in plaats van de regeringen steeds opnieuw te ‘waarschuwen’ en ondertussen te klagen over hoe erg het allemaal niet is en dat er nood is aan ‘nationale dialoog’. Momenteel komen de vakbondsleiders niet verder dan dergelijke opstelling.

    Als er geen ernstig actieplan komt, is het mogelijk dat de frustratie en wanhoop de overhand halen onder jongeren en dat dit leidt tot rellen en geweld om de legitieme woede te uiten. De afgelopen dagen werden politiekantoren, kantoren van de heersende partij en andere gebouwen die de overheid vertegenwoordigen in brand gestoken of aangevallen. In de stad Feriana kwam een politieman om het leven nadat zijn wagen omgekeerd werd. Er moeten lokale verdedigingscomités opgezet worden om betogingen te beschermen, provocateurs op afstand te houden en ervoor te zorgen dat massale en gedisciplineerde acties zoveel mogelijk domineren. Het organiseren van lokale actiecomités in de wijken, scholen, universiteiten en werkplaatsen zal bovendien essentieel zijn om de beweging te structureren en duurzaam te maken.

    We moeten de lessen van de revolutionaire strijd van 2010-11 bestuderen om de beste tradities op te nemen met de nieuwe generatie die nu op het strijdtoneel komt met dezelfde eisen als hun oudere broers en zussen: het recht op vrijheid, werk en een waardig leven.

  • Solidariteitsactie met Marokkaanse stagiair-leerkrachten

    maroc8Zaterdag werd in Brussel een actie gehouden uit solidariteit met de strijd van de Marokkaanse stagiair-leerkrachten. Die protesteren tegen de afschaffing van het statuut en hun degradatie tot studenten die geen loon maar een beurs krijgen, een beurs die bovendien slechts de helft van het voorheen al lage loon was. Het protest van de stagiair-leerkrachten botste op harde repressie door het neoliberale regime in Marokko.

    Een verslag door Rachid:

    “We waren met een dertigtal progressieve Marokkanen en LSP-leden op een solidariteitsactie voor de stagiair-leerkrachten in Marokko (zie ons vorige artikel). We werden vervoegd door enkele Koerdische militanten.

    “We staan natuurlijk nog ver af van de mobilisaties die de Marokkaanse linkerzijde in de jaren 1970 en 1980 op de been kon brengen. Dat is een uitdrukking van de achteruitgang in politiek bewustzijn onder de volledige bevolking, zowel Marokkanen, Belgen als anderen, na de val van de Berlijnse Muur en de bocht naar rechts van de sociaaldemocratie en de volledige reformistische linkerzijde. Dat speelt zeker een rol, maar we wilden ons niet beperken tot overtuigde militanten in de vorm van een actie aan de ambassade of een andere plaats die symbolisch is voor het Marokkaanse regime.

    “Doorheen de solidariteit met de stagiair-leerkrachten willen we met deze actie ook bijdragen aan het bijeenbrengen en organiseren van wat overblijft van de Marokkaanse linkerzijde in Brussel. In Marokko is er net zoals in België een neoliberaal beleid ten dienste van de multinationals die onze verworvenheden aanpakken en de bevolking in armoede onderdompelen. Als de linkerzijde geen antwoord biedt in de vorm van collectieve strijd, dan kunnen populisten van allerhande slag het vacuüm vullen. In de Marokkaanse gemeenschap hebben fundamentalisten spijtig genoeg kunnen profiteren van de afwezigheid van de linkerzijde in de wijken om onze jongeren in rampzalige avonturen mee te slepen.

    “We kozen ervoor om op het Anneessensplein actie te voeren. We wilden vooral de lokale bevolking bereiken, met hen in discussie gaan naar aanleiding van de strijd van de stagiair-leerkrachten, maar ook rond het feit dat het Marokkaanse regime de pensioenleeftijd wil optrekken en de subsidies voor basisgoederen zoals bloem, suiker, gas en brandstof wil intrekken. Deze laatste maatregel zal ook gevolgen hebben voor de Marokkaanse gemeenschap in het buitenland, velen steunen hun familie in Marokko en zullen ook gevraagd worden om bij te springen naar aanleiding van deze prijsstijgingen. We wilden met de actie tenslotte ook onze wijken heroveren door met werkenden en andere uitgebuitenen in België een collectief antwoord naar voor te schuiven op de tekorten in het onderwijs, de werkloosheid, het gebrek aan netheid in de wijken en op alle pogingen om ons te verdelen.”

    Hieronder enkele foto’s van de actie door PPICS:

    Solidarité avec les enseignants stagiaires en Maroc // Photos de PPICS

  • Massa-executies in Saoedi-Arabië, regionale spanningen en sociale onrust

    De Amerikaanse president Obama op bezoek in Saoedi-Arabië bij zijn vriend koning Salman
    De Amerikaanse president Obama op bezoek in Saoedi-Arabië bij zijn vriend koning Salman

    De recente executie van 47 gevangenen door de Saoedische heersers werd algemeen veroordeeld als barbaars. De moorden versterkten ook de spanningen met de regionale rivaal van het olierijke land, met name met Iran.

    Door Simon Carter, uit weekblad ‘The Socialist’

    Het Iraanse regime heeft geprotesteerd tegen de moord op de sjiietische geestelijke Sheikh Nimr Baqr al-Nimr, een prominente politieke tegenstander van het soennitische Saoedische regime.

    De heersende kliek in Saoedi-Arabië heeft vorig jaar alleen 151 mensen geëxecuteerd, doorgaans voor niet-gewelddadige drugsdelicten. Nu werd gezegd dat de executies betrekking hadden op ‘terroristen’. Maar het repressieve gerechtelijke systeem in het land staat bekend voor de vervolging van al wie kritisch staat tegenover het regime, in het bijzonder onder de sjiietische minderheid.

    Iran staat eveneens bekend voor executies van politieke tegenstanders. Sinds de revolutie van 1979 gebeurde dit op regelmatige basis.

    De twee regionale machten kwamen al met elkaar in botsing, ze vechten proxy-oorlogen uit in Syrië en Jemen. Sinds de executies werd de Saoedische ambassade in Teheran, Iran, aangevallen. Teheran beschuldigt de Saoedi’s ook van een “doelbewust” bombardement op zijn ambassade in de Jemenitische hoofdstad Sanaa. De scherpere wrijvingen polariseren de heersende klassen in de hele regio.

    De feodale heersers van Saoed-Arabië hebben behoren bij de slechtsten van de klas als het op mensenrechten aankomt. Maar toch komt er amper enige kritiek op de executies. Elke veroordeling van de executies blijft wel erg voorzichtig. Zo stelde het Britse ministerie van buitenlandse zaken dat het “bezorgd” was. De staatssecretaris voegde eraan toe dat het weinig zin had om de executies te veroordelen aangezien dit de Saoedi’s toch niet op andere gedachten zou brengen.

    Vorig jaar trokken Cameron en tal van andere westerse ‘democratische’ leiders naar Saoedi-Arabië om er deel te nemen aan de begrafenis van de absolute monarch koning Abdullah. De wereldleiders kwamen er hun steun betuigen aan de troopvolger, prins Salman.

    Als westerse regeringen zo terughoudend zijn met hun kritiek op het Saoedische regime, heeft dit veel te maken met lucratieve wapencontracten en andere zakelijke banden, maar ook met de grote oliereserves in Saoedi-Arabië.

    Het Saoedische regime is ook belangrijk als regionale macht, wat van cruciaal belang is voor de geopolitieke belangen van de westerse regeringen in het Midden-Oosten. In oktober vorig jaar weigerde David Cameron in een uitzending van Channel 4 te antwoorden op vragen over het geheime akkoord tussen Groot-Brittannië en Saoedi-Arabië waardoor beide landen verkozen werden in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties.

    Cameron gaf nadien toe dat de Britse regering “een band heeft met Saoedi-Arabië” waarbij “we belangrijke informatie van hen krijgen alsook veiligheidsinformatie.” De Britse premier gaf ook toe dat hij persoonlijk niet tussenkwam in de bekende zaak van de 17-jarige Ali Mohammad al-Nimr, de neef van Sheikh Nimr Baqr al-Nimr, die tijdens de protestacties van de ‘Arabische Lente’ drie jaar geleden werd opgepakt en nu met executie wordt bedreigd.

    Saoedi-Arabië is voor 90% van zijn inkomsten afhankelijk van olie. De scherpe daling van de olieprijzen leidt tot een groot begrotingstekort dat vorig jaar opliep tot 15% van het BBP, wat 100 miljard dollar uit de Saoedische reserves van 650 miljard dollar aan buitenlandse deviezen haalde.

    Het regime is overgegaan tot besparingen en prijsstijgingen voor brandstof, elektriciteit en water. De combinatie van besparingen op subsidies en hogere taksen zorgen ervoor dat het ongenoegen onder de bevolking toeneemt.

    Ongetwijfeld speelt de vrees voor een toenemende interne oppositie mee in de beslissing om tot massa-executies over te gaan en op die manier ‘terroristen’ uit te schakelen. De executies wijzen ook op woede onder de Saoedische leiders over de toenadering tussen het westen en Iran over het kernprogramma van dat land. Daarbij vergeten de Saoedische leiders overigens dat de aanhoudende steun vanuit het westen de Saoedische dynastie aan de macht heeft gehouden.

  • Stop de repressie in Marokko

    maroc_repressionHet onderwijzend personeel en stagiair-leerkrachten botsen op repressie in Marokko. Die repressie zorgt voor een golf van verontwaardiging in het land maar ook in de Marokkaanse gemeenschappen elders.

    Door Rachid en Alex 

    Waarover gaat het?

    Op 7 januari besliste de ultraliberale en conservatief-rechtse regering van Marokko  – een regering die politiek wel wat gelijkenissen vertoont met die in België –  om eenzijdig het statuut van stagiair-keerkrachten te veranderen. Voorheen kregen die een loon van ongeveer 200 euro. De regering wil het statuut aanpassen waardoor ze geen loontrekkende stagiairs meer zijn maar studenten in opleiding die een beurs van ongeveer 100 euro per maand krijgen. Dat is minder dan de huur van een degelijke woonst in een grote stad.

    Bovendien zullen er van de 9.500 stagiair-leerkrachten die dit jaar actief zijn slechts 7.000 effectief aangeworven worden. De anderen zullen georiënteerd worden op de rest van de publieke sector, waar er overigens ook een tekort aan jobs is. Marokko kent geen werkloosheidsuitkering.

    Het eendzijdige voorstel is een contractbreuk. Wie voorheen door de ingangsexamens geraakte, had op het einde van zijn studies een garantie op een post in het onderwijs. Deze aanval op het onderwijzend personeel kadert in het asociale beleid van deze conservatieve regering.

    Op 12 januari betoogden tienduizenden werkenden en gepensioneerden tegen een andere maatregel, het optrekken van de pensioenleeftijd tot 63 jaar. De regering ging over repressie om het verzet te stoppen. Op 7 januari betoogden 20.000 stagiair-leerkrachten en hun sympathisanten in alle hoeken van het land. Ze botsten op matrakken van de politie. In Marrakech vielen er 30 gewonden, in Casablanca 40 en in Inezgane (Agadir) 60, waaronder twee zwaargewonden.

    Het leidt tot een algemene verontwaardiging op nationaal vlak, zelfs in de regering is er discussie. Dat laatste geeft overigens aan dat het Marokkaanse regime beslist zonder rekening te houden met marionetinstellingen zoals parlement en regering. Sinds de beweging van 20 februari 2011 is er niets fundamenteel veranderd in Marokko, niet op het vlak van vrije meningsuiting en evenmin op het vlak van individuele en culturele vrijheden of syndicale en sociale vrijheden. Het is immers niet in het belang van het regime om dergelijke vrijheden in de praktijk te erkennen. Sinds 2011 zijn er meer dan 300 politieke gevangenen, vooral jongeren en studenten, opgepakt op basis van valse beschuldigingen van inbreuken op wettelijke regels. Sociale bewegingen worden gecriminaliseerd.

    De cultuur en taal van de Amazigh (Berbers) worden eveneens aan de kant geschoven, ondanks de grondwettelijke erkenning ervan in 2011. Er is een sterke achteruitgang van het onderwijs. De wetten die de taal in het actieve leven moeten integreren, zijn nog steeds niet gestemd.

    We eisen een reëel onderzoek naar de gebeurtenissen, met betrokkenheid van de vakbonden, de nationale coördinatie van stagiair-leerkrachten en mensenrechtenorganisaties zodat er duidelijkheid komt over het repressieve geweld en de schuldigen gestraft worden. We eisen de vrijlating van politieke gevangenen, de herinvoering van subsidies voor basisproducten (gas, brandstof, bloem, suiker, …), de intrekking van het decreet over de stagiair-leekrachten en dat over de pensioenleeftijd, een minimumloon dat overeenstemt met de werkelijke behoeften en het einde van het ultraliberale systeem. We roepen op tot de vorming van comités van onderuit die zich op nationaal vlak organiseren om tot een democratische grondwetgevende vergadering te komen die de economie in handen van de bevolking plaatst en niet in die van een elite die half-kapitalistisch en half-feodaal is.

    -> Protestactie in Brussel om tegen de repressie te protesteren: morgen om 15u aan het Anneessensplein. Facebook evenement

  • Turkije, de Koerden, Irak en Syrië

    syrischeoorlogNa het neerhalen van het Russische gevechtsvliegtuig op 24 november 2015 lijkt het er (voorlopig) allerminst op dat de gemoederen kalmeren. Je kan het vergelijken met een steentje dat je in het water werpt, waarna de golven steeds verder uit deinen.

    Een correspondent in Turkije

    1. Economische gevolgen:

    De toeristische sector ontvangt jaarlijks 3 miljoen Russische toeristen, vooral in de streek rond Antalya. Als dit aantal fors wordt gereduceerd, dan gaat dit de toeristi­sche markt enorm veel geld kosten, wat een weerslag zal hebben op de werkgele­genheid, maar ook op de binnenlandse economie. Dat het gedrag van vele Russi­sche toeristen dikwijls beneden alle peil is, klopt, maar tegelijk is dit een ramp voor het grootschalige toerisme!
    De landbouwsector: Omdat Turkije de Europese boycot van landbouwproducten niet volgt, is de landbouw een belangrijke exportmarkt naar Rusland geworden. Ci­trusvruchten, tomaten en in mindere mate andere groenten of fruit, staan in voor 20% van de import naar Rusland. Ook deze exportmarkt dreigt Turkije te verliezen.
    Invoeren van visumplicht: Het afschaffen van de visumplicht tussen Rusland en Tur­kije, heeft bijgedragen tot een groei van de handelsbetrekkingen. Vele Turkse be­drijven zijn actief in Rusland. Ook voor hen is de toekomst onzeker.

    Tenslotte is er het afblazen van grote economische projecten (o.a. pijpleiding over Turks grondgebied en een kerncentrale, wat dat laatste betreft, voor mij zeker geen probleem). De pijpleiding zou er toch kunnen komen, maar Rusland eist dat Europa garant zou staan!

    Turkije probeert (iets wat al veel langer nodig was) zijn import (hoofdzakelijk van gas) te diversifiëren. Nu heeft Rusland zeker deze inkomsten nodig (want ook daar zit de econo­mie in een dal). De akkoorden zijn van die aard, dat zelfs als moest Turkije de mogelijk­heid hebben elders genoeg gas kunnen betrekken, wat niet het geval is (ze hebben de op­slagcapaciteit niet), de schadevergoedingen zullen enorm zijn! Iran, bondgenoot van Rus­land, legt nu ook beperkingen op aan gasinvoer naar Turkije.

    De gevolgen op het BNP, tussen de 0,5 en 0,8 procent.

    Intussen lopen de spanningen verder op. Een Russisch schip vuurde waarschuwingsscho­ten af naar een Turkse vissersboot, Rusland stopt Turkse schepen en vice versa.

    Het is dus duidelijk dat dit conflict, verre van opgelost is!

    2. Buitenlandse politiek van Turkije.

    Met betrekking tot Syrië.

    Sinds de Russen op het Syrische strijdtoneel zijn verschenen en in afwachting van de con­ferentie in Genève, proberen alle betrokken partijen hun posities uit te bouwen.

    Dat de Russen niet alleen IS bombarderen, klopt. Maar de bewering dat Rusland enkel de ‘gematigde’ oppositie bombardeert en de IS met rust laat, klopt niet. Neem het voorbeeld van de Turkmenen. Het wordt voorgesteld alsof de Turkmenen een ‘neutrale’ organisatie zijn die zowel de IS als Assad bestrijdt. Men ‘vergeet’ er wel bij te vertellen dat er een sa­menwerking bestaat tussen de Turkmenen, Al Nusra (afdeling van Al Qaida) en Ahrar Al-Sham. Deze organisaties zijn voorstanders van een islamitische staat gebaseerd op de sha­ria! Gematigd. Vergeet het!

    Het Vrije Syrische Leger is een organisatie die om de haverklap van kamp wisselt. Zelfs de VS, die hier veel geld hebben ingepompt, geven toe dat het niet werkt!

    De bedoeling van Turkije was van in den beginne, Assad ten val te brengen. Daarvoor hebben zij telkens een no-fly zone geëist, de grenzen opengelaten en dubieuze groeperin­gen gesteund.

    Wat die no-fly zone betreft, toeval of niet, de Turken willen het kanton Afrin (Koerdisch) niet verbonden zien met Kobane en Hassakah. Maar door het neerschieten van het russi­sche gevechtsvliegtuig kan Turkije geen vluchten uitvoeren over Syrië, en van een no-fly zone is allang geen sprake meer!

    Opvallend is dat de VS steeds meer aandringt dat Turkije de grenzen met Syrië potdicht maakt!

    Tegelijk blijft de VS bij haar standpunt dat de PYD een bondgenoot is (voor Turkije is dit een terroristische organisatie). De reden: de PYD heeft op de grond ISIS serieus terugge­slagen!

    Met betrekking tot Irak.

    Turkije beseft maar al te goed dat zij (hoewel coalitiepartners in de anti-IS-coalitie) steeds verder geïsoleerd komen te staan. De streek waar zij de beste relaties mee onderhouden (economisch en politiek) is de Autonome Koerdische Regio (AKR) in Noord-Irak, meer specifiek met Barzani en de KDP. Overigens, dit gebied bestempelen zij als ‘Koerdistan’!

    Op het eerste zicht lijkt dit een tegenstrijdigheid. Waar zij iedere vorm van Koerdische au­tonomie in eigen land tegenwerken (zie ook verder), is de ‘gematigde’ KDP een volwaardi­ge gesprekspartner voor Turkije. De tijd dat de KDP de grootste fraktie was in de Autonome Kurdische Regio is echter voorbij. Bovendien weet de KDP dat zij niet openlijk kunnen optreden tegen de PKK. Maar de economische belangen zijn enorm. 60% van de economie draait op Turkse bedrijven, daarnaast kan de KDP olie uitvoeren naar Turkije wat voor inkomsten zorgt.

    Het verloren laten gaan van Sinjar (een Koerdische regio waar het centrum van Yezi­dis ligt) door de Koerdische peshmerga’s, heeft tot een humanitaire catastrofe geleid. En wie verdedigde de Yezidis, de PKK. Intussen is Sinjar gezuiverd van de IS, maar zowel Koerdische peshmerga’s als PKK zijn er prominent aanwezig en hebben elk delen van de stad onder controle.

    Voor Turkije – eens te meer – een groot probleem. Want op deze manier ontstaan er brug­gen tussen PYD en PKK (trouwens allebei behorend tot dezelfde strekking) in Irak en Syrië en komt de realiteit van een Koerdische autonome zone steeds dichterbij.

    In dit kader moet de militaire ontplooiing van 400 Turkse troepen en 25 tanks in Bashaqi gezien worden. Volgens de Turken gaat het om ‘instructeurs’, in de praktijk gaat het om een samenwerking van soennitische groepen. De Iraakse regering reageerde furieus. Ze eiste de onmiddellijke terugtrekking van deze troepen omdat er nooit toestemming was gegeven voor deze militaire ontplooiing! De Turkse eerste minister beloofde een oplossing te zoeken, maar de president van Turkije stelde onmiddellijk dat er geen sprake kon zijn van terugtrekking! Dit is een schending van het territoriaal beginsel en daarom brengen Irak, Iran en Rusland dat naar de Veiligheidsraad! Nu eisen ook de Amerikanen de terug­trekking van de Turkse troepenmacht! Intussen zijn vier Turkse soldaten gedood in Bas­haqi bij een aanval door IS.

    Dat Turkije hier het internationaal recht flagrant overtreedt, is een feit. Bashaqi grenst aan Mosul (in handen van de IS) maar ook aan de olievelden van Kirkuk. De olievelden van Kirkuk behoren (volgens de Turken) aan de Turkmenen, de centrale Iraakse staat zegt dat dit gebied hun toebehoort en de Koerden van AKR zeggen dat dit hun gebied is. De kans is dus groot dat na het verdrijven de IS, opnieuw conflicten uitbreken!

    – Een coalitie op de grond.

    Ook de Saoudi’s willen hun invloed niet verloren gaan en willen troepen coördineren van 34 landen (waaronder Turkije). Al deze landen hebben een meerderheid aan Soennie­ten. Gisteren zei de minister van Buitenlandse Zaken van Pakistan dat zij ook ‘deel zouden uitmaken van deze coalitie’ zonder dat de vraag zelfs gesteld is!!!!

    Als men de grote sponsor van het fundamentalisme dit initiatief ziet nemen, dan moet er toch een belletje gaan rinkelen.

    Tegelijk voorziet Turkije een militaire basis in Qatar, zogezegd om de acties te coördineren! Realiteit is dat zowel Qatar als Saoudi Arabië betrokken zijn bij het sponsoren van terroris­ten!

    3. En wat met de Koerden in Turkije?

    Nadat de Turkse president het vredesproces afschoot voor de verkiezingen van juni, is de situatie alleen maar geëscaleerd. De PKK heeft haar wapenstilstand opgeheven en sinds­dien gaat het van kwaad tot erger.

    In de periode tussen 7 juni en 1 november nam het geweld toe, en de situatie lijkt uit­zichtloos.

    Het is duidelijk dat de Turkse regering (opnieuw) de militaire kaart heeft getrokken. Men wil de PKK vernietigen en daarvoor worden grote middelen ingezet! Dit keer speelt de strijd zich af in de steden met een overwegend Koerdische etnische bevolking.

    De leerkrachten zijn teruggetrokken, vele mensen zijn de steden ontvlucht, daarna is het de realiteit van een burgeroorlog. Dat hierbij (vele) burgerslachtoffers vallen, kan niemand ontkennen! De beelden na ‘de noodtoestand’ spreken voor zich. Vernietigde huizen, dui­zenden mensen die hun job hebben verloren, geen elektriciteit, geen water, geen pers, geen in­ternet, winkels gesloten. Enkel dood en vernieling. Nu is men zelfs zinnens militairen in te zetten in de scholen!

    Hierbij worden twee – toch wel belangrijke – elementen vergeten.

    a) De Koerdisch etnische gebieden zijn de armste van Turkije! Er is weinig of geen werk, klassen van 90 leerlingen of meer zijn eerder de regel dan uitzondering, er is maw geen perspectief voor de jongeren. Zij gaan in verzet.

    b) Tot nu toe blijft het geweld beperkt tot de ‘Koerdisch etnische steden’. Maar vele Koer­dische jongeren zitten in Istanbul, Antalya, Izmir… Hun families werden in de negentiger ja­ren verdreven uit de Koerdische etnische gebieden. De kans is dus reëel dat ook West-Tur­kije zal geconfronteerd worden met geweld.

    IS VERANDERING MOGELIJK?

    In de huidige politieke constellatie zie ik geen verandering komen (toch niet op korte ter­mijn).

    De neo-fascistische ultranationalistische MHP steunt de AKP-regering in haar strijd tegen de Koerden (zowel in Syrië, Irak als Turkije), steunt de AKP-regering in het uitroepen van de noodtoestand en is waarschijnlijk betrokken bij illegale milities!

    De AKP heeft een comfortabele meerderheid en controleert steeds meer media. De steun van Europa is in die zin meer dan een echte schande. In het kader van de ‘vluchtelingencrisis’ doet Europa een zware knieval voor Turkije, en verdoezelt de mensenrechtensituatie!

    De CHP zit zelf in een crisis. In januari houden zij hun congres, waar de ‘Turks nationalisti­sche vleugel’ zal proberen terug de macht te grijpen. Of dit zal lukken is een andere zaak.

    Ook de HDP zit in een crisis. De conservatieve vleugel probeert (in ruil voor het presi­dentieel systeem) terug een vinger in de pap te krijgen. De progressieve vleugel zit tussen hamer en aambeeld. Enerzijds willen zij dat het geweld stopt (en de PKK terug een vredesbestand uitroept), anderzijds is de reactie van de Turkse regering dermate erg, dat zij niet anders kunnen dan het verzet steunen!

    En de arbeidersbeweging. Zij staan zwak. Bovendien zal door de verhoging van het mini­mumloon (van 1000 tot 1300 tl) de steun aan ‘gele’ vakbonden nog toenemen.

    De tegenstelling ‘conservatieve moslims’ en ‘anderen’ zal toenemen. De ‘etnische conflic­ten’ zullen toenemen.

    Maar je weet nooit in een land als Turkije. Krachtsverhoudingen kunnen snel veranderen. Toenemende werkloosheid en economische crisis zouden wel eens katalysatoren kunnen zijn.

    Een partij (of organisatie) die zich boven de etnische conflicten en de ‘kunstmatige’ gods­dienstconflicten zou plaatsen, met een duidelijk links programma, is meer dan ooit nodig. Maar daarvoor hebben we vakbondsvrijheid nodig, daarvoor moeten we de nadruk leggen op wat ons bindt (natuurlijk met etnische rechten en autonomie), daarvoor moeten we na­druk leggen op sociale zekerheid voor iedereen, daarvoor moeten we nadruk leggen op alle vrijheden (niet alleen godsdienstvrijheid, maar ook vrijheid van pers, vrijheid van me­ningsuiting, gelijke rechten voor iedereen, ook LGTBI).

    Voorlopig zie ik het echter somber in!

    TENSLOTTE NOG DIT

    Herhaal het nogmaals. En zal het blijven herhalen. Dagelijks sterven nog altijd mensen die met gammele bootjes de oversteek wagen naar Griekenland! Dit is mijn ‘achtertuin’. En ben daar eerlijk gezegd niet goed van! Na het akkoord met Europa treedt Turkije veel harder op.

    Volgens een rapport van Amnesty International heeft Turkije ‘duizend’ vluchtelingen tegengehouden. Volgens datzelfde rapport worden mensen in ‘concentratiekampen’ opgesloten. Worden mensen gefolterd. Worden mensen teruggestuurd naar oorlogsgebieden in Syrie en Irak! Na het akkoord (Europa beloofde 160.000 vluchtelingen voornamelijk in Griekenland, op te vangen) heeft Europa er 258 opgevangen. 258! Shame on you Europa!

    Op 24 lidstaten is dit een gemiddelde van tien (10)!

    De vluchtelingenkampen in Turkije zijn redelijk goed uitgerust, maar wie kiest voor een vluchtelingenkamp in Turkije kan nooit aanspraak maken op het statuut van erkende vluchteling. Daarom verblijven slechts 10 procent van de vluchtelingen in die kampen. Bovendien mag je niet werken en mag je je niet buiten het kamp begeven!

    De overgrote meerderheid van de vluchtelingen verblijft buiten de kampen. Ook zij kunnen geen ‘reguliere’ arbeid verrichten. 90 procent werkt in het zwart. Kinderarbeid neemt toe in Turkije (zij werken voor 100 tot maximum 150 euro per maand), Turkse mannen nemen een tweede Syrische vrouw, huisarbeid gaat dikwijls gepaard met sexuele uitbuiting, prostitutie neemt toe aan dumpingprijzen (las een verhaal van Syrische vrouw die haar lichaam verkocht voor 2 tl, minder dan één euro). Maar Europa doet het goed! Zij hebben sinds de overeenkomst met Turkije gemiddeld TIEN vluchtelingen opgenomen! Proficiat.

    En voor diegenen die zeggen, er zitten terroristen tussen die vluchtelingen. Zij hebben gelijk. Op honderdduizend vluchtelingen zal (of zullen) wellicht terroristen zitten! En er zullen ook economische vluchtelingen tussen zitten. Maar zien jullie de beelden van Syrie? Zou jij daar willen leven? Heb jij geen recht op opvang? Moeten wij voor enkelingen een humaan beleid tegen houden? Zijn wij mensen met respect voor mensenrechten, of gebruiken we dezelfde argumenten als fascisten?

    Wat mij verwondert, weten jullie nog hoeveel miljarden euro’s wij (ja, ik en jij) hebben betaald om de banken te redden? Dat is maar een paar jaar geleden. En terwijl de bankiers weer hetzelfde spel spelen (met alle risico’s van dien) bouwt men onze welvaartsstaat af! De armoede neemt toe in Europa, maar de rijkdom ook.

    Een menswaardig leven voor iedereen, dat is wat ik wil. Een halt aan de armoede, sociale woningen, goeie mobiliteit, goeie zorg. Ik pleit niet voor rijkdom, ik pleit voor een menswaardig leven! Een utopie. Dat klopt, in een wereld waar de rijkdom van enkelen steeds aangroeit, waar 81 mensen evenveel hebben als drie miljard mensen.

    En dan zeg ik, het is genoeg geweest. Dit is niet de wereld die wij wensen voor onze kinderen! Wij zijn geen melkkoeien, onze uiers zijn leeg, maar onze regeringen blijven eraan trekken.

    Een politiek pamflet, neen dit is geen politiek pamflet! Dit is een menselijk pamflet! Want ik ben net zoals jullie, de ene heeft wat meer dan de andere, daarover gaat het niet! Het gaat hem om rechtvaardigheid, het gaat hem om eerlijkheid, het gaat om menselijkheid.

    En rechts of links, wees eerlijk, we maken ons allemaal zorgen over de toekomst! Want deze wereld maakt ons bang! Maar in een menswaardige wereld, met gelijkheid, solidariteit, in die wereld zal het terrorisme niet bloeien! Maar in een wereld van onderdrukking, uitbuiting, racisme, daar bloeit het terrorisme!

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop