Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika

  • De nieuwe “heilige oorlog” van Islamitische Staat

    Na de aanslagen in Parijs is het duidelijk dat het gevaar van Islamitische Staat (IS) en aanverwante fundamentalistische groepen nog steeds bijzonder groot is. Diegenen die destijds de eersten waren om oorlogen in het Midden-Oosten te starten of te steunen, gebruiken dit nu op cynische wijze om hun beleid te rechtvaardigen. Dat hun oorlogsinspanningen mee aan de basis lagen van de chaos waarop groepen als IS sterker konden ontwikkelen, vergeten ze gemakshalve. Neen, ze hebben het over het gevaar van ‘de islam’ of nog over de nood aan strijd tegen terrorisme. De fundamentalistische dreiging kan het beste gestopt worden door een einde te maken aan het imperialistische beleid dat ellende en chaos creëert voor de meerderheid van de bevolking, de voedingsbodem waarop fundamentalisten steun vinden. Om meer inzicht te krijgen in de opmars van IS, is het boek ‘De nieuwe heilige oorlog’ van Patrick Cockburn een aanrader. Hieronder een recensie die we eerder publiceerden.

     [divider]

    Recensie door Geert Cool

    heiligeoorlogJournalist Patrick Cockburn is een autoriteit inzake het Midden-Oosten. Hij brengt al jarenlang verslag uit en heeft tal van lokale bronnen, wat inzichten oplevert die verder gaan dan die van de gevestigde media. Het boek brengt een uitstekend verslag van de opkomst van Islamitische Staat en toont op overtuigende wijze aan hoe de strategie van het VS-imperialisme in de regio heeft gefaald.

    Vorige zomer werden we opgeschrikt door een razendsnelle opmars van IS in Irak en Syrië. De groep kon inspelen op het ongenoegen onder de soennitische bevolking in Irak tegen het door sjiieten gedomineerde regime van Bagdad dat steun genoot van zowel de VS als Iran. In Syrië zorgde de chaos van de burgeroorlog ervoor dat IS ruimte kreeg om te ontwikkelen. Cockburn verwijst naar een openhartige Joe Biden die toegaf dat Saoedi-Arabië, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten in Syrië een soennitisch-sjiitische oorlog op gang wilden brengen en dat het Amerikaanse beleid om ‘gematigde Syriërs’ te steunen totaal mislukt was omdat er geen dergelijke gematigde groep overblijft. Veel van de Amerikaanse steun en militaire middelen in Syrië komen uiteindelijk gewoon in handen van IS.

    Cockburn wijst erop dat het Amerikaanse beleid al jarenlang faalt. Na de aanslagen van 11 september 2001 maakte de VS meteen duidelijk dat de ‘oorlog tegen het terrorisme’ niet tegen de bevriende regimes van Saoedi-Arabië of Pakistan zou gericht worden, “ondanks het feit dat 9/11 zonder de betrokkenheid van deze twee landen waarschijnlijk niet had plaatsgevonden.” Saoedi-Arabië speelt een cruciale rol in het conflict tussen sjiieten en soennieten. “Een opvallende ontwikkeling binnen de islamitische wereld in de afgelopen decennia is de manier waarop het wahabisme de reguliere soennitische islam overneemt. Zo steekt Saoedi-Arabië in het ene na het andere land geld voor de opleiding van predikanten en de bouw van moskeeën. Met als gevolg dat het conflict tussen soennitische en sjiitische geloofsgemeenschappen zich verder verspreidt.” Het aanwakkeren van het conflict in Syrië ontploft nu in het gezicht van Saoedi-Arabië maar ook Turkije en Jordanië die “nu verschrikt kijken naar het monster van Frankenstein dat zij mede hebben gecreëerd.” De gevolgen zullen niet beperkt blijven tot Irak en Syrië, maar zullen voelbaar zijn in de hele regio en de rest van de wereld.

    Ongetwijfeld speelt Saoedi-Arabië met de verspreiding van het wahabisme een belangrijke rol, maar wij hebben de indruk dat Cockburn het belang daarvan overschat. Het speelt wellicht vooral een rol in het aantrekken van buitenlandse strijders, maar in zowel Irak als Syrië spelen andere elementen een centrale rol. De angst voor sjiitische wraakacties en sectair geweld zorgen er bijvoorbeeld voor dat de IS-barbarij door soennieten in Irak wordt getolereerd. IS is zoals Cockburn stelt een product van oorlog, het is geen project dat door ideologische aantrekkingskracht kan groeien.

    Waar het aan de macht is, vestigt IS een barbaars en erg repressief bewind. Zelfs Al-Qaeda-leider Al-Zawahari hekelde IS omwille van het buitensporige geweld en sektarisme. Maar zelfs dat vinden veel soennieten in Irak beter dan een terugkeer van de sjiitische onderdrukking. “In een land van zware rokers zijn de door IS georganiseerde feestelijke verbrandingen van sigaretten niet populair. Maar het is heel gevaarlijk om IS te trotseren, en ondanks alle wreedheid heeft de groep de beknelde en vervolgde soennitische gemeenschap wel de overwinning gebracht. Zelfs soennieten in Mosul die hier niet blij mee zijn, zijn beducht voor de terugkeer van een wraakzuchtige, door sjiieten gedomineerde Iraakse regering.” Het bevestigt de stelling dat IS het product van oorlog en ellende is.

    Islamitische Staat is “het product van oorlog”, schrijft Cockburn, de beweging “hanteert een giftig maar krachtig mengsel van extreem-religieuze overtuigingen en militaire vaardigheden dat het resultaat is van de oorlog in Irak sinds de Amerikaanse invasie in 2003 en de oorlog in Syrië sinds 2011.” IS aanpakken zonder antwoord op de voedingsbodem waarop het groot kan worden, is niet mogelijk. De barbaarse dreiging van IS wordt vandaag aangegrepen om ons te overtuigen dat er toch ‘iets’ moet gebeuren door de westerse machten, waarmee meteen de verantwoordelijkheid van de imperialistische interventies in het creëren van de barbarij onder de mat wordt geveegd. Terecht benadrukt Cockburn het falen van de imperialistische interventies. “De oorlog tegen het terrorisme, waaraan honderden miljarden dollars zijn uitgegeven en waarvoor burgerlijke vrijheden zijn beknot, is jammerlijk mislukt.” Al Qaeda en afsplitsingen zijn vandaag een pak sterker dan in september 2001.

    Barbarij bestrijden met het creëren van nog meer ellende, zal geen stap vooruit betekenen. Dat de Koerdische strijders erin slaagden om IS een nederlaag in Kobani toe te brengen, is een lichtpuntje in de regio. Maar er zal meer nodig zijn om de spiraal van sectair geweld en barbarij te stoppen. Een eengemaakte beweging van onderuit, van werkenden en armen over religieuze en andere grenzen heen, is nodig om tot een breuk met imperialisme en kapitalisme te komen en zo de opmars van barbarij te stoppen.

  • Waarom 11 miljoen Syriërs op de vlucht gingen

    Westerse strategie van interventies in Midden-Oosten compleet mislukt

    syriaNa meer dan vier jaar van bloedige burgeroorlog in Syrië is er nog geen einde in zicht. Er vielen een kwart miljoen doden en elf miljoen mensen sloegen op de vlucht. Het sectaire conflict in Syrië dreigt bovendien de rest van de regio mee te sleuren.

    Artikel op basis van een edito van weekblad The Socialist

    De vluchtelingencrisis leidt tot hernieuwd debat over een mogelijke militaire interventie in Syrië. Wouter Beke (CD&V) vindt alvast dat dit moet overwogen worden. Dit zou geen einde maken aan de nachtmerrie van de Syrische bevolking. Nieuwe militaire interventies zouden het aantal doden onvermijdelijk doen oplopen en de vluchtelingenstroom zou enkel maar aanzwellen. De groeiende instabiliteit in Turkije kan eveneens tot nieuwe vluchtelingenstromen leiden, momenteel verblijven er 2,2 miljoen Syrische vluchtelingen in dat land.

    Militaire tussenkomsten maken situatie erger

    De rampzalige interventies in Irak, Afghanistan en Libië en de sterke anti-oorlogsstemming in Europa zorgden ervoor dat het nog niet eerder tot een Belgische betrokkenheid bij de Syrische oorlog kwam. De vluchtelingencrisis wordt nu op cynische wijze aangegrepen om daar verandering in te brengen. Het zou enkel dienen om het Amerikaanse imperialisme in Syrië en Irak te ondersteunen.

    Maar zoals de Britse journalist Patrick Cockburn opmerkte in The Independent (3 oktober): “De door de VS geleide campagne tegen ISIS heeft niet gewerkt. De islamitische militanten zijn niet verdwenen door de luchtaanvallen. Doorheen de Syrische en Iraakse Koerdische gebieden houden ze stand of winnen ze nog terrein. Er is iets bizar aan de hand met het debat over het ondersteunen van een luchtcampagne in Syrië, namelijk het feit dat niet wordt opgemerkt dat deze campagne totnutoe compleet mislukt is.”

    Meer dan een jaar van luchtaanvallen in Irak en Syrië heeft 2,7 miljard dollar gekost en tot honderden doden geleid. Na dit jaar controleert ISIS nog steeds minstens de helft van Syrië en een derde van Irak. Zo viel de Iraakse stad Ramadi in mei van dit jaar. In de maand voordien waren er 165 luchtaanvallen van de VS op posities van ISIS rond Ramadi. Vijf maanden later is de stad nog steeds in handen van ISIS.

    De door sjiieten gedomineerde Iraakse regering probeerde de stad te heroveren door beroep te doen op sjiietische milities. Maar Ramadi is voornamelijk soennitisch en de bevolking vreest grootschalige sectaire wraakacties als de stad in handen van de regering valt. Deze vrees is op precedenten gebaseerd. Toen Tikrit eerder dit jaar door sjiietische milities op ISIS werd veroverd, waren er massale executies van soennieten die ten onrechte allemaal als ISIS-aanhangers werden bestempeld. Duizenden mensen sloegen op de vlucht.

    Het imperialisme zorgt voor een nachtmerrie in de regio. Na decennia van militaire interventies, verdeel-en-heersmaatregelen, steun aan brutale dictaturen en geflirt met jihadistische krachten, liggen Irak en Syrië in puin. Dat versterkt de sectaire fragmentatie en burgeroorlog. Het bevestigt wat wij stelden toen Irak in 2003 werd binnengevallen. Deze oorlog zou niet leiden tot welvaart en vrede, maar tot een regionale oorlog met sectaire conflicten.

    Massastrijd nodig

    De opstand van 2011 in Syrië begon als een oprechte revolte tegen de dictatuur van Assad. Dit veranderde door de interventie van buitenlandse reactionaire krachten die een einde wilden maken aan de revolutionaire golf in de regio: de dictatoriale regimes van Saoedi-Arabië en Qatar maar ook de imperialistische krachten. ISIS is een van de vreselijke gevolgen van dit proces.

    De pogingen om een pro-Westers Vrij Syrisch Leger op te zetten, zijn mislukt. De geleverde wapens kwamen meteen bij ISIS terecht. In realiteit heeft de VS geen betrouwbare partner in Syrië. De agressieve rol van ISIS maakte het voor de VS noodzakelijk om ertegen op te treden. Maar journalist Patrick Cockburn merkt op: “de VS bombardeert ISIS niet in gebieden van Syrië waar de jihadistische groep tegen het Syrische leger strijdt.” (Independent, 30 september).

    Het VS-imperialisme blijft dan wel de machtigste kracht ter wereld, de macht ervan neemt af. Het falen om politieman over de hele wereld te spelen, wordt aangetoond in Syrië. Het gaf de Russische president Poetin voldoende zelfvertrouwen om luchtaanvallen op te zetten om Assad te ondersteunen. Het VS-imperialisme zit hierdoor gekneld tussen de soennitische regimes die strijders tegen Assad financieren en het sjiietische Iran dat 15.000 troepen stuurde om Assad te steunen waarbij nu ook Rusland tussenkomt.

    Dit betekent niet dat ISIS niet kan verslagen worden. De onderliggende zwakte werd aangetoond door de militaire overwinningen van de voornamelijk Koerdische YPG en YPJ in het noorden van Syrië. Deze Koerdische strijders toonden aan dat het koppelen van militaire strijd met een oproep tot nationale bevrijding en sociale verandering tot overwinningen kan leiden. Deze successen waren echter vooral gebaseerd op heldhaftige guerrillastrijd en niet zozeer op democratische massale mobilisatie over etnische grenzen heen. Dit kan gevaren met zich meebrengen, zoals de beweringen van Amnesty International maar ook Patrick Cockburn over het verdrijven van niet-Koerden uit bepaalde gebieden aantoont. Deze beweringen worden ontkend door YPG, maar zonder breuk met het imperialisme en het kapitalisme zullen sectaire verdeeldheden steeds opnieuw de kop opsteken.

    Er is nood aan eenheid van werkenden en arme boeren in Irak en Syrië, waarbij de Koerdische en andere volkeren enkel op hun eigen zelforganisatie kunnen rekenen om een einde te maken aan deze nachtmerrie. Eengemaakte comités van zelfverdediging zijn belangrijk om minderheden te beschermen. Ze kunnen bovendien een belangrijke hefboom zijn om te bouwen aan een beweging voor socialistische verandering. Door consequent in te gaan tegen alle imperialistische krachten, lokale reactionaire regimes en sectaire doodseskaders en door op te komen voor het recht op zelfbeschikking van alle gemeenschappen, zou zo’n beweging massale steun kunnen vinden onder de werkende bevolking in de regio en de rest van de wereld. Tegelijk moeten arbeidersorganisaties in de rest van de wereld de strijd tegen imperialistische interventies in het Midden-Oosten opnemen.

  • Egypte: opnieuw duizenden textielarbeiders in actie voor hun levensstandaard

    egypteDe beweging in Egypte van 2011 werd voorafgegaan door oprispingen van arbeidersprotest. Dit was voornamelijk het geval in de textielsector in Mahalla, een centrum van die sector. Het is dan ook belangrijk dat er vandaag opnieuw acties van textielarbeiders plaatsvinden. De revolutionaire beweging van 2011 heeft de kracht van de massa’s getoond, maar leidde niet tot fundamentele verandering. De levensstandaard van de werkenden ging er niet op vooruit, het oude regime probeert de touwtjes terug stevig in handen te nemen en het gevaar van terrorisme neemt toe.

    Artikel door David Johnson, Socialist Party

    Een nieuwe textielstaking in Mahalla is de grootste protestbeweging van de werkende bevolking totnutoe tegen het regime van president Abdel Fattah al-Sisi. Op 21 oktober gingen de arbeiders in staking. Ze eisen een jaarlijkse bonus van 10% naar het voorbeeld van wat andere werknemers van overheidsbedrijven krijgen. Ze eisen ook extra voedselbonnen, het heropenen van gesloten productielijnen, verantwoording van de managers voor verliezen en het herintegreren van werkenden die afgedankt werden wegens vakbondsactiviteiten.

    Zowat 14.000 van de 17.000 werknemers gingen in staking. Op de tweede dag was er het bericht dat de Egyptische vakbondsfederatie (ETUF) een akkoord had bereikt. Maar de werknemers bleven daarna nogmaals acht dagen buiten staan. Op de vijfde dag van de staking gingen ook 7.000 personeelsleden van het bedrijf Kafr al-Dawwar in staking. De officiële vakbondsfederatie “blijft zwijgen en neemt geen concrete stappen rond ons ongenoegen of voor onze rechten”, stelde onafhankelijke vakbondsmilitant Kamal al-Fayoumy die in april werd afgedankt wegens zijn rol in stakingsacties in Mahalla.

    De website van ETUF zwijgt alvast over de stakingen bij Mahalla en Kafr al-Dawwar. De leiders van de vakbond worden aangeduid door het ministerie van arbeid. In mei van dit jaar kondigde president Sisi aan dat het mandaat van de vakbondsleiders met een jaar verlengd werd.

    Het ongenoegen onder de arbeiders is groot. In september was er 9,2% inflatie, terwijl de lonen van de textielarbeiders slechts met 7% stegen. Een bonus en extra voedselbonnen zijn dan ook belangrijk. Minister van arbeid Gamal Sorour dreigde ermee om alle stakers af te danken. In mei besliste een rechtbank dat het mogelijk is om gelijk welke staker af te danken als dit in het “publieke belang” is. Ministers en gevestigde media stelden dat de stakingen ruimte zouden geven aan “terroristen”.

    De arbeiders laten zich niet intimideren en gingen pas terug aan de slag toen er schriftelijke garanties waren voor een bonus. Op 1 november beloofde Sorour om de problemen van de werkenden op te lossen binnen de 48 uur nadat ze het werk hervat hadden. Het lijkt een belangrijke overwinning te zijn. Na tien en zes dagen staking ging het personeel van Mahalla en Kafr al-Dawwar terug aan de slag. Op dezelfde dag begon een staking van textielarbeiders in het bedrijf Vestia in Alexandrië.

    De arbeiders van Mahalla hebben een lange traditie van heldhaftige stakingen. Ze zetten de toon voor de werkenden in de rest van het land. Hun staking in 2006 en de straatprotesten van 2008 waren belangrijk voor de uiteindelijke val van president Moebarak.

    Tijdens de recente staking was er ook de eerste ronde van de parlementsverkiezingen. De opkomst was erg laag, amper 21,7% ging stemmen. Dat is minder dan de 23% die in 2005 ging stemmen onder Moebarak. De Moslimbroederschap en de meeste linkse partijen riepen op tot een boycot van de verkiezingen. In 2011 was er een opkomst van 54%.

    De Partij van Vrije Egyptenaren, een initiatief van de miljardair Naguib Sawiris, haalde reeds 41 zetels. Het nam deel aan de verkiezingen als onderdeel van een coalitie van tien partijen, “Uit liefde voor Egypte” was de naam van de coalitie die geleid werd door Sameh Seif Al-Yazal, een voormalige agent van de veiligheidsdiensten. Het is een verdere stap in het hervestigen van de macht van de staat na de beweging van 2011.

    De werkenden zijn niet vertegenwoordigd in het parlement. Ze zullen steeds meer gedwongen worden om via acties en strijd hun levensstandaard te verdedigen en te verbeteren. De opbouw van democratische onafhankelijke vakbonden zal onderdeel van die strijd zijn. Socialisten en syndicalisten moeten ook opkomen voor een massale arbeiderspartij die de werkenden kan verenigen rond een programma van degelijke jobs, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg naast democratische rechten.

     

  • Rusland betreedt het Syrische moeras

    Economische crisis in Rusland verdiept, Oekraïense crisis houdt aan

    poetinassadRussische vliegtuigen trekken sinds begin oktober over Syrië om bommen te werpen. Ze doen dat na een ‘verzoek’ van de regering-Assad. Er wordt officieel gebombardeerd op ISIS-posities. Op 7 oktober vuurden Russische marineschepen vanuit de Kaspische Zee 32 bommen af op doelwitten in Syrië. Volgens westerse bronnen raakten vier van die bommen niet voorbij Iran, maar zowel Rusland als Iran ontkennen dit.

    Analyse door Rob Jones vanuit Moskou

    In Rusland zelf wordt het voorgesteld als een poging om een “zo breed mogelijke coalitie tegen extremisten en terroristen” te vormen. President Poetin gebruikt het spookbeeld van de terugkeer van 7.000 Russische strijders die nu met ISIS vechten. Russia Today, het internationaal media-orgaan van het Kremlin, schept evenwel openlijk op dat de interventie “op een paar weken tijd de krachtsverhoudingen in het Midden-Oosten heeft veranderd. Moskou nam het initiatief op militair vlak, maar ook op het diplomatieke front. Rusland heeft een nooit geziene stap gezet waardoor veel bondgenoten van de VS de conclusive trekken dat Washington aan belang verliest in de regio en bereid is om de groeiende invloed van Rusland en Iran te erkennen.”

    De Russische media brachten uitgebreid verslag uit van de gevallen van ‘collateral damage’ bij Amerikaanse bombardementen, maar de eigen aanvallen worden als bijzonder doelgericht afgedaan waarbij tal van militaire bases van ISIS zouden verwoest zijn. ISIS is een reactionaire organisatie en de internationale arbeidersbeweging en socialisten zijn bijzonder hard tegen ISIS gekant, maar in de Russische media vernemen we nooit iets van de woede en wanhoop die mensen in het kamp van ISIS duwt.

    Er is geen enkele indicatie dat de Russische campagne meer succes zal kennen dan de door de VS geleide campagne of dat er minder terreuraanslagen in Rusland of elders zullen zijn. In werkelijkheid is de Russische interventie ingegeven door bredere doelstellingen dan enkel het vernietigen van ISIS.

    Het Kremlin neemt het initiatief over van het VS-imperialisme. In 2013 kwam Rusland tussen toen het westen beweerde dat Assad chemische wapens inzette. Rusland hield toen de geplande Amerikaanse luchtaanvallen tegen. De Amerikaans-Europese strategie baseert zich op het omverwerpen van Assad waarna de oppositiekrachten de controle overnemen. Deze strategie heeft tot een sectaire nachtmerrie geleid met meer dan tien verschillende elkaar bestrijdende groepen en milities die gesteund en gefinancierd worden door het westen en reactionaire Arabische regimes zoals die van Quatar en Saoedi-Arabië.

    Rusland nodigde Assad naar Moskou uit om verdere stappen te bespreken. Syrië is al langer een bondgenoot en economische partner van Rusland. Bovendien wil Rusland de positie versterken van diegenen in het westerse imperialistische kamp die ervoor pleiten om Assad in de onderhandelingen te betrekken. De VS en Groot-Brittannië willen dat niet.

    De meeste Russische luchtaanvallen zijn erop gericht om de posities van Assad te steunen, vooral rond Aleppo. Ook wil Rusland de zogenaamde “antiterreurcoalitie” steunen, dat is een hoofdzakelijk anti-VS coalitie in de regio. In deze situatie is de mogelijkheid van een proxy oorlog tussen Rusland en het Westen steeds aanwezig. Rusland wil echter geen significant aantal grondtroepen naar Syrië sturen. Het coördineert de aanvalllen niet alleen met de generaals van Assad maar ook met Iran en Hezbollah uit Libanon. Beiden stuurden een groter aantal grondtroepen. Volgens een commandant van het Vrije Syrische Leger uit Aleppo hebben de Russen “ook woongebieden gebombardeerd. Ze willen alles opruimen zodat de tanks en zelfs de soldaten van het regime kunnen optrekken.” De aanvallen versterken niet alleen het regime van Assad maar ook de positie van ISIS, zo beweert het Vrije Syrische Leger alvast. “Het regime en ISIS probeerden Aleppo het voorbije jaar in te nemen maar ze slaagden daar niet in. Nu wordt opnieuw geprobeerd met Russische steun. De Russen spelen in de kaart van ISIS. Terwijl de Russen vanuit de lucht aanvallen, kan ISIS ons vanop de grond aanvallen.”

    Iran

    De centrale commandant Soleimani van Iran begon in juli Moskou te bezoeken. Wellicht was dit deels om de Russische acties tegen de anti-Assadkrachten te versterken zodat deze niet in de richting van de kust van de Middellandse Zee zouden optrekken. Dat zou niet alleen het regime van Assad ondermijnen, maar het zou ook de Russische zeebasis van Tartus bedreigen. Russische vertegenwoordigers ontmoetten de Iraniërs en er waren verschillende diplomatieke bijeenkomsten, ook met een weinig waarschijnlijke bondgenoot als Saoed-Arabië. Beide kampen ondertekenden een akkoord rond nucleaire samenwerking en de Golfstaat zal 1 miljard dollar in Rusland investeren. Er is een ontmoeting op het hoogste niveau tussen president Poetin en koning Abdoellah gepland. Saoedi-Arabië vreest dat de opmars van ISIS te ver gaat en het regime heeft het ook moeilijk met het recente akkoord tussen de VS en Iran. De Saoedi’s vrezen een groeiende Iraanse invloed in de regio. Daarom wordt ook verder gegaan met de interventie in Jemen.

    Een andere belangrijke factor die de vriendschap tussen Rusland en Saoedi-Arabië lijkt te smeren op dit ogenblik, is de lage olieprijs. Dit is deels een gevolg van de Saoedi’s die proberen om de concurrentie van Amerikaanse schalie-olie tegen te gaan. De Saoedi’s nodigden Rusland uit om de organisatie van olieproducerende landen, OPEC, te vervoegen. Het doel lijkt te zijn om een blok te vormen op basis van oliebelangen waarbij de Amerikaanse productie kan gestopt worden.

    Rusland wil een verhoging van de olieprijzen. Het wil dat zo hard dat sommige commentatoren spreken over paniek in het Kremlin. Een voormalige insider, Gleb Pavlovskii, vergeleek het met “de muziek van een jazzgroep, de aanhoudende improvasatie is een poging om de meest recente crisis te overleven.” Een andere insider stelt dat de elite een crisis kent: “Ze kunnen niet leven met Poetin. En ze kunnen niet leven zonder hem.”

    Rusland heeft geen duidelijke uitweg uit de huidige economische crisis. Het land is in recessie sinds januari, het BBP zal naar verwachting met 4 tot 5% afnemen tegen het einde van het jaar en de regering verwacht dat de recessie tot eind 2016 zal duren. De werkloosheidscijfers vormen een sterke onderschatting van de reële situatie, maar zelfs deze cijfers geven aan dat de werkloosheid dit jaar al met 13% is toegenomen. De inflatie blijft hoge toppen scheren. Voor het eerst in 17 jaar was er een afname van de reële inkomens, in de grote steden met 10% en op het platteland soms met 25%.

    De staatsmedia probeert het te verbergen, maar er is ongenoegen. Onafhankelijke vakbonden slaagden er eind 2014 in om de woede rond de besparingen in de gezondheidszorg en het onderwijs te stoppen. Maar er waren vorig jaar toch meer protestacties dan in gelijk welk ander jaar sinds het begin van de wereldwijde crisis in 2008. De meeste protestacties vonden plaats zonder enige aanwezigheid van de zogenaamde oppositiepartijen zoals Rechtvaardig Rusland en de Communistische Partij of de bestaande vakbondsstructuren.

    De Russische economie wordt naar beneden gehaald door zowel binnenlandse als buitenlandse factoren. De energiesector is goed voor 98% van alle bedrijfswinsten, ondanks sancties en dalende olieprijzen bleef de winst hoog. De devaluatie van de roebel heeft de verliezen gecompenseerd. Deze winsten worden niet geïnvesteerd in nieuwe productie omdat gevreesd wordt dat dit de prijzen verder zou drukken. De 700 grootste bedrijven in Rusland zijn goed voor 78% van de Russische productie. Hun schulden namen met twee derden toe gedurende dit jaar. De banken zijn terughoudend om te investeren omdat er geen vraag is. De instorting van de Chinese beurzen en de devaluatie van de munt eerder dit jaar zorgen ervoor dat de vooruitzichten voor de Russische economie niet bepaald rooskleurig zijn. Gazeta.ru voorspelt dat 2016 het jaar van “geen geld, geen groei” zal zijn. De heersende elite heeft geen antwoorden en valt terug op de strategie om gewoon af te wachten in de hoop dat de crisis niet te lang duurt.

    Populariteit van het Kremlin

    Het Kremlin geniet nog steeds een populariteit door de aanhechting van de Krim en de interventie in Syrië moet een nieuwe dosis verdoving bieden. In het verleden waren delen van de Russische samenleving bereid om beperkingen op de democratie te ‘aanvaarden’ in ruil voor betere levensstandaard. Maar nu de levensstandaard onder vuur ligt, komt er kritiek op de lagere echelons van de heersende elite. Volgens onderzoeksbureau Levada denkt meer dan de helft van de bevolking dat Poetin de echte situatie in het land niet kent of dat zijn entourage liegt om de waarheid voor hem verborgen te houden. De heersende elite is bezorgd en gaat over tot een sterkere anti-Amerikaanse en anti-Westerse retoriek.

    Het Kremlin stelde aanvankelijk dat de coalitie tegen terreur mogelijk ook de VS zou omvatten. Dat was een illusie die meteen doorprikt werd toen de luchtaanvallen op de pro-Westerse oppositie begonnen. Het regime van Poetin hoopte dat deelname aan de campagne tegen ISIS de sancties tegen Rusland zou verzachten en de aandacht van Oekraïne zou afwenden.

    De spanningen tussen de Oekraïense regeringstroepen en de opstandige republieken van Loegansk en Donetsk namen gevaarlijke proporties aan. Sinds begin september houdt het staakt-het-vuren min of meer stand. De oorspronkelijke strategie van het Kremlin was om “Novorossiya” te vormen, een uitbreiding van de opstandige republieken doorheen het zuiden en het oosten van Oekraïne. Die strategie werd verlaten in augustus 2014 toen Oekraïense troepen een opmars maakten in de richting van Donetsk. Sindsdien steunde Rusland de door rebellen gecontroleerde regio’s die onder Russische invloed staan. Die regio’s worden gebruikt om stappen van het regime in Kiev naar de NAVO of de EU af te blokken. De kost van het politieke en economische isolement, maar ook de angst voor een groeiende oppositie in eigen land hielden het Kremlin tegen om verder te gaan. In september was er een nieuwe zuivering onder de leiding van de republieken om zeker te zijn van een volgzame opstelling ten aanzien van Moskou.

    De sociale en economische ramp in Oekraïne benadert steeds meer de dieptepunten die vlak na de ineenstorting van de Sovjet-Unie begin jaren 1990 werden bereikt. De Oekraïense munt hryvnia is de tweede slechtst presterende munt ter wereld, enkel de Wit-Russische roebel doet nog slechter. Dat was de situatie voor de Chinese crisis. De Oekraïense economie stort in elkaar, in het afgelopen jaar was er een daling van het BBP met 15%. Volgens de Wereldbank ging het BBP van Oekraïne met 35% achteruit sinds de onafhankelijkheid.

    De steun voor president Porosjenko nam fors af. Hij werd een jaar geleden verkozen met 54% maar staat nu in de peilingen nog maar op 15%. De kiezers zijn ontgoocheld omdat hij de belofte om de problemen op te lossen niet hield en omdat hij zijn zakelijke belangen niet aan de kant schoof. Zijn voorstellen om de “decentralisatie” te versterken, gaan niet ver genoeg voor de leiders van de opstandige republieken en tegelijk worden ze door de havikken in Kiev gezien als een te verregaande toegeving.

    Ondanks het staakt-het-vuren gaan er stemmen op voor hardere acties om de opstandige republieken te isoleren. De fractieleider van de partij van Porosjenko riep recent op tot een volledige blokkade van de twee republieken. Hij nam in de zomer ontslag. Leonid Koetsjma, president in de jaren 1990, riep het land op om “alle economische en politieke banden met deze door militanten en door Rusland gecontroleerde gebieden door te knippen.” Hij stelt in feite voor om de republieken uit te hongeren tot ze zich overgeven. Vervolgens kwam er nog een conflict naar buiten tussen extreemrechts en de regering. Er was een gewapende confrontatie tussen de Rechtse Sector en de politie in het westen van Oekraïne bij een betwisting over de controle over de zwarte markt en de weigering van extreemrechtse milities om zich uit het oosten van Oekraïne terug te trekken. Het wijst erop dat een blijvend compromis moeilijk zal zijn.

    Potentieel om een alternatief op te bouwen

    Op het eerste gezicht is de situatie in Oekraïne en die in Syrië erg verschillend, maar beide conflicten hebben veel gemeen. In Oekraïne en Syrië zijn er militaire acties van autoritaire regimes en lokale krijgsheren die gesteund worden door de NAVO, het westerse imperialisme en het Russische leger. Dit leidt steevast tot ellende voor de gewone bevolking. De economische crisis in Rusland wordt erger door de besparingen, de groeiende armoede, corruptie en wanhoop.

    Maar er is potentieel voor een alternatief op deze nachtmerrie. De Oekraïense en Russische arbeidersklassen zijn bij de grootste van Europa en gaan gebukt onder harde aanvallen op hun rechten en levensstandaard. Als de arbeidersklasse in actie komt tegen jobverliezen en besparingen, dan zal ongetwijfeld ook tegen het autoritair beleid van de heersende elite moeten ingegaan worden. Zo’n strijd op basis van eengemaakte actie zou in de regio’s waar er militaire conflicten zijn de basis kunnen leggen voor gemeenschappelijke arbeiderscomités over nationale grenzen heen om samen in te gaan tegen imperialistische tussenkomsten en voor de terugtrekking van alle buitenlandse troepen. Het zou de werkende bevolking toelaten om zelf over hun lot te beslissen in vrije en eerlijke verkiezingen onder toezicht van democratisch verkozen arbeiderscomités. Ook zou dit de nationale en democratische rechten garanderen, waaronder het recht op zelfbeschikking. De opbouw van onafhankelijke vakbonden en massale arbeiderspartijen zou een kracht vormen om een programma van grond voor de massa’s en fabrieken voor de werkenden te realiseren als onderdeel van een programma voor een socialistische geplande economie met een democratische en vrijwillige socialistische confederatie van de regio.

  • Beleid van Netanyahu leidt tot meer slachtoffers

    Tactiek van “beheersing van het conflict” is compleet mislukt

    Spandoek van de Socialistische Strijdbeweging op een betoging in Tel Aviv: "Joden en Arabieren samen in strijd tegen de regering van bezetting en kapitaal"
    Spandoek van de Socialistische Strijdbeweging op een betoging in Tel Aviv: “Joden en Arabieren samen in strijd tegen de regering van bezetting en kapitaal”

    Het arrogante beleid van “beheersing van het conflict” door de Israëlische premier Benjamin Netanyahu leidt dagelijks tot een groeiend aantal slachtoffers en dit langs beide kanten van de nationale verdeeldheid. Sinds begin oktober werden 58 Palestijnen, 10 Israëli’s en een asielzoeker uit Eritrea vermoord. Meer dan 4.000 Palestijnen en 100 Israëli’s raakten gewond, in het geval van een groot aantal Palestijnen gebeurde dit tijdens betogingen. Het was de dodelijkste maand in het nationale conflict sinds de de oorlog in Gaza in de zomer van 2014.

    Artikel door Yasha Marmer, Socialistische Strijdbeweging (CWI in Israël/Palestina)

    In zijn eerste ambtstermijn als premier beloofde Netanyahu op cynische wijze “een computer voor elk kind.” Zijn vierde regering vandaag belooft een geweer aan elke Joodse burger en de doodstraf voor elke Palestijnse verdachte. Het ministerie van binnenlandse zaken besloot om de wapenwetgeving minder streng te maken, waardoor het makkelijker wordt om een wapen in huis te halen. Ministers, burgemeester en politieverantwoordelijken riepen het publiek al op om zich te bewapenen. De afgelopen twee weken tijd was er een toename van het aantal aanvragen voor wapenvergunningen met 5000%.

    De lijst van ‘onmiddellijke verdachten’ wordt ook elke week langer: Arabische Palestijnen, asielzoekers, Joden van Mizrahi Arabische of Kaukasische oorsprong – iedereen wordt een ‘potentiële terrorist’ tot het tegendeel bewezen is.

    Woordvoerders van de regering kloppen samen met hun spreekbuizen in de gevestigde media overuren om elke kogel van het Israëlische leger, de politie en de grenspolitie te rechtvaardigen. Er wordt daarbij ingespeeld op de oprechte veiligheidsvrees onder de Joodse bevolking.

    Op 21 oktober werd de Joodse veiligheidsagent Simha Hodedatov, afkomstig uit Dagestan, neergeschoten door twee Israëlische soldaten in Jeruzalem. De Israëlische media benadrukten dat Hodedatov tijdens de confrontatie met de soldaten “Ik ben Daaesh” (Isis) zou geroepen hebben. Andere verslagen stelden dat hij riep “Ben ik van Daaesh?”. Het doel van de verdraaiing was duidelijk: de schietpartij rechtvaardigen.

    In het geval van Palestijnse verdachten gebeurt de ‘rechtvaardiging’ op automatische piloot. Toen de jonge Palestijnse vrouw Asra Abed uit Nazareth werd neergeschoten terwijl ze omringd was door tientallen gewapende agenten en soldaten, kreeg ze meteen het etiket “terrorist” opgeplakt. Palestijnen die vragen stellen en protesteren, werden door de Israëlische media beschuldigd van sympathie voor terrorisme.

    Een week na het incident met de jonge vrouw verscheen een klein artikeltje in een lokale krant waarin stond dat de politie de mogelijkheid onderzoekt dat de vrouw helemaal geen aanval wou uitvoeren. Dit haalde de voorpagina’s niet.

    Voor de moord op Abed was er het neerschieten van Fady Alon, een Palestijnse jongere die gefilmd werd toen hij probeerde te ontsnappen aan een groep Joodse kolonisten nadat hij naar verluidt een van hen zou neergestoken hebben tijdens een gevecht. Hij werd door een agent neergeschoten, die volgens de videobeelden niets ondernam om Fady Alon eerst te stoppen.

    De Joodse terrorist die twee maanden geleden een dodelijke aanslag uitvoerde op een Gay Pride in Jeruzalem of de andere Joodse terroristen die recent werden opgepakt, werden bij hun arrestatie geen haar gekrenkt. Dat is geen toeval, het is het beleid dat van bovenaf wordt opgelegd.

    Het beleid van executies zonder proces en de toekenning van het recht om te doden aan een steeds grotere groep, zal geen einde maken aan pakweg steekpartijen. Het zal geen veiligheid bezorgen aan de Israëlische Joden en al helemaal niet aan de Arabische Palestijnen en niet-Joden. Het is niet verbazingwekkend dat Palestijnse ouders uit Acre bang waren om hun kinderen naar een toneelstuk in Tel Aviv te laten gaan en de uitstap afzegden. Ook een aantal scholen uit Tel Aviv zegden geplande uitstapjes naar Jeruzalem af.

    Verantwoordelijkheid doorschuiven

    Waar de samenleving naartoe gesleurd wordt door deze regering, zagen we met de terreuraanslag op een busstation in Beer Sheva en een lynchpartij direct erna. Habtom Zarhum, een asielzoeker uit Eritrea wachtte op een bus toen het busstation werd aangevallen. Hij werd door veiligheidsagenten neergeschoten en vervolgens gelyncht en dit enkel en alleen omwille van zijn huidskleur. Hij betaalde met zijn leven voor de angstcampagne van de regering.

    Op 21 oktober arresteerde de politie vier verdachten voor de lynchpartij. Twee ervan zijn cipiers. Ze werden een dag later op borgtocht vrijgelaten. Jonge Palestijnen die als Israëlische inwoners uit Haifa, Acre, Jaffa en andere plaatsen komen, werden daarentegen dagenlang vastgehouden omdat ze op Facebook hadden opgeroepen tot protestacties tegen de bezetting en tegen het regeringsbeleid.

    Netanyahu en minister van defensie Ayalon probeerden de verantwoordelijkheid voor de lynchpartij te ontlopen en riepen burgers op om het recht niet in eigen handen te nemen. Maar de mensen die in de lynchpartij betrokken waren, volgden slechts de boodschap van het parlement, de minister van defensie, de premier en de ‘oppositie’ in het parlement op. Zeker de twee cipiers volgden het nieuwe semi-officiële beleid van executies zonder proces van elke (niet-Joodse) terreurverdachte.

    De dood van Habtom Zarhum werd door de woordvoerders van de regering voorgesteld als het resultaat van tragische omstandigheden. Maar wie heeft die omstandigheden veroorzaakt? De regering reageert op de escalatie van het conflict – een escalatie die ze zelf heeft aangewakkerd – met steeds meer repressie tegen Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. Er zijn arrestatiegolven, waarbij ook kinderen worden opgepakt, collectieve straffen, minder strenge wapenregels, er worden controleposten opgetrokken en er worden troepen ingezet in Palestijnse buurten van Oost-Jeruzalem. Dat heeft de situatie niet gekalmeerd maar net meer wanhopige Palestijnse jongeren vanuit Jeruzalem en andere plaatsen aangezet tot willekeurige aanslagen op Joden.

    Volgens een peiling van de televisiezender van het parlement is 72% van de Israëli’s niet tevreden met de wijze waarop Netanyahu de “huidige terreurgolf” aanpakt. Zijn beloften om de rust te herstellen, werden niet in de realiteit gebracht. Volgens een eerdere peiling van hetzelfde kanaal, denkt 68% niet dat een ‘centrumlinkse’ regering onder leiding van Issac Herzog (Arbeiderspartij) of Yair Lapid (van de partij Yesh Atid) het beter zou doen.

    Dit is niet verrassend, de oppositieleiders in het parlement hebben het rampzalige beleid van rechts steeds gesteund: het afsluiten van wijken in Oost-Jeruzalem, versoepeling van de mogelijkheid om te schieten op stenengooiers, strengere celstraffen, … Ze hebben het regeringsbeleid ondersteund zonder een alternatief naar voor te schuiven. De steun voor rechtse politici als Naftali Bennett en Avigdor Lieberman neemt toe, maar niet dramatisch.

    Onder de Israëlische Joden is er een toename van nationalisme en steun voor rechts. Maar delen van de bevolking trekken de conclusie dat geen enkele gevestigde partij een uitweg uit de constante oorlogsdreiging kan bieden. De regering heeft geen militaire oplossing voor het nationale conflict en kan ook geen militaire ‘oplossing’ hebben, het maakt de situatie immers enkel erger. Zelfs legerleider Gadi Eizenkot gaf op de tweede televisiezender toe: “Er is geen militaire oplossing voor dit soort uitdagingen” (21 oktober 2015).

    Er is dringend nood aan een gezamenlijke strijd van Joden en Arabieren tegen de escalatie van het conflict, willekeurige aanslagen op burgers en tegen het regeringsbeleid. Het is belangrijk dat deze strijd brede lagen van de samenleving mobiliseert tegen de oorzaken van het probleem: de bezetting en de nederzettingen, de discriminatie en nationale onderdrukking en het kapitalistische systeem. Dit moet gepaard gaan met een politiek alternatief: de opbouw van een linkse politieke kracht van Joden en Arabieren met een socialistisch programma.

  • “Privatisering afvalbeleid stinkt”. Massaprotest in Libanon

    Interview met een linkse socialist uit Libanon

    libanonLibanon staat hier bekend als een land met tal van sectaire tegenstellingen en een immens vluchtelingenprobleem als gevolg van de oorlog in Syrië. Het land kent momenteel een grote beweging van protest tegen het afvalprobleem. De regering slaagde er niet in om een nieuw contract voor de afvalophaling te sluiten, waardoor het afval zich ophoopt. De bevolking aanvaardt dit niet en protesteert. We spraken hierover met Tamer Mahdi, een lid van het CWI (de internationale organisatie waartoe LSP behoort) in Libanon.

    Wat is er aan de hand in Libanon?

    “De protestacties van de afgelopen dagen ontstonden naar aanleiding van het afvalbeleid. Een maand geleden liep het contract met het privaat bedrijf dat voor de afvalophaling instond af. Sinsdien sloot de regering geen nieuw contract en probeerden verschillende delen van de heersende elite het nieuwe contract naar verschillende bedrijven te trekken.

    “Het wijst op de nauwe samenwerking tussen de gevestigde bedrijven en de belangen van de grote bedrijven. De onderliggende corruptie ligt nu open en bloot op straat. De bevolking lijdt hier het hardste onder. In de hoofdstad Beiroet en elders werd het afval al wekenlang niet meer opgehaald. Op de straten liggen er heuse afvalbergen.

    beiroetstinkt“Vorige week werd een campagne opgestart op Facebook onder de naam “Je stinkt”. Daarmee werd het verband gelegd tussen de afvalcrisis en het ‘politieke afval’ in de regering. Er werd opgeroepen tot straatprotest. Velen zagen in deze acties een kans om hun protest te uiten, niet alleen rond de kwestie van het afval maar rond alles.

    “Vorige zaterdag, 22 augustus, was er een oproep voor een algemene protestactie in Beiroet voor het parlement en het kantoor van de premier. De opkomst was overweldigend met meer dan tienduizend aanwezigen. Er waren gezinnen, jongeren, werkenden, wekrlozen, … Maar een uur na het begin van de actie begon het leger gewelddadig te reageren. Betogers werden geslagen, de loop van machinegeweren werd als stok gebruikt, er werd in de lucht geschoten om mensen weg te jagen. Nochtans ging het om een vreedzaam protest, er waren geen plannen voor geweld of rellen.

    “Na deze repressieve aanpak vertrokken de meeste gezinnen met jonge kinderen. Er bleven enkele honderden, misschien duizend, mensen op het plein. De politie en het leger probeerden hen weg te jagen, ze gebruikten daarbij rubberkogels. De mensen riepen: ‘We gaan niet weg’. De confrontaties bleven aanhouden tot rond 2 uur ’s nachts. Zowat 40 betogers warden opgepakt, er vielen meer dan 50 gewonden.”

    Wat was de impact hiervan op de beweging?

    “De organisatoren wisten niet waar ze het hadden. De repressie kwam onverwacht waardoor ze er niet op voorbereid waren. Er was ook geen communicatie met de betogers over hoe met de repressie om te gaan.

    beiroetprotest“Zondagochtend werd opgeroepen tot een nieuwe betoging, ook tegen het geweld van de dag ervoor. Rond 11u begonnen mensen te verzamelen. De actie ging de hele dag door. Maar dan kwam er plots een groepje jongeren dat bekend staat al seen knokploeg van een sjiietische sectaire groep om het protest te infiltreren en te saboteren. Ze gooiden met stenen en lokten een confrontatie met de politie uit. De autoriteiten grepen dit meteen aan om harde repressie in te zetten met onder meer traangas en er werd opnieuw geschoten, ook met scherp. Een man kreeg een kogel in het hoofd en ligt in een coma. Het ziet er nu naar uit dat hij aan de beterhand is, maar het scheelde niet veel of er was een dode gevallen.

    “Dergelijk geweld door de overheid en sectaire partijen geeft aan dat de heersende elite erg bang is van deze beweging. Politici beschuldigen de betogers ervan dat ze buitenlandse agenda’s volgen. Het doet denken aan de wijze waarop Ben Ali of Moebarak in het verleden probeerden om massaprotest te discrediteren. Deze propaganda pakt niet, de beweging blijft aangroeien.”

    Wat zijn de eisen van de betogers?

    “Corruptie is het belangrijkste thema waar iedereen over klaagt. Maar de betogers gaan verder in hun eisen, ze willen dat het regime en de corrupte krijgsheren aan de top verdwijnen. De populaire slogan tijdens de zogenaamde ‘Arabische lente’ voor de val van het regime is ook hier aanwezig.

    “Het probleem is dat de organisatoren van de campagne zich beperken tot de afvalcrisis, terwijl de betogers op straat al veel verder staan. De organisatoren eisten aanvankelijk het ontslag van de regering. Die eis lieten ze nu vallen, ze vragen enkel het ontslag van de minister van leefmilieu. De mensen op straat zijn vele radicaler dan de organisatoren. Gisteren [maandag] probeerden de organisatoren het protest op te schorten tot volgend weekend. Maar er waren nog steeds betogingen met een eigen dynamiek. De bevolking blijft spontaan op straat komen.”

    Wat zijn de politieke gevolgen voor de regering?

    “De regering is verward. Ze weet niet wat te doen en probeert het protest te stoppen. De politici proberen de verantwoordelijkheid voor de crisis naar elkaar door te schuiven.

    “Maandag was er geen repressie tegen de betogers. Het regime raakt bang van de reacties op het geweld. Mogelijk kan de regering vallen door deze beweging. De heersende klasse is bang maar heeft geen antwoorden. De mensen zullen niet zomaar een op corruptie gebaseerde ‘oplossing’ aanvaarden.”

    Hoe zal de beweging de komende dagen ontwikkelen volgens u en hoe kunnen er stappen vooruit gezet worden?

    “De organisatoren beslisten om de eisen tot de afvalcrisis te beperken. Ze weigerden expliciet om een aantal activisten in de organisatie van de beweging toe te laten.

    “Als dat zo doorgaat, zullen de organisatoren de controle over de beweging verliezen. De betogers aanvaarden dit niet. Hun eisen zijn duidelijk politiek en gericht tegen corruptie in het algemeen, maar er wordt ook gepleit voor de val van de regering.

    “Als linkse socialist heb ik van het begin gezegd dat de campagne ook thema’s als werkloosheid en armoede moet opnemen, naast de privatiseringen en afbouw van openbare diensten. Het protest moet ook de banden tussen de sectaire partijen en de grote bedrijven duidelijk maken. Het maakt duidelijk hoe privatiseringen werken en hoe corrupte politici er miljarden mee verdienen. We moeten opkomen voor de nationalisatie van de afvalophaling waarbij de lokale overheden deze taak in handen nemen in plaats van het over te laten aan private bedrijven die enkel naar de winsten kijken. De beweging moet een klassenprogramma aannemen dat jongeren, werkenden en werklozen uit alle gemeenschappen kan verenigen. Om de beweging uit te breiden, moet er ook een oproep komen naar de onafhankelijke vakbonden, zeker die van de publieke sector die de afgelopen maanden verschillende acties voerden, om het protest te vervoegen.

    “De ervaringen van de afgelopen dagen en de beperkingen van de organisatoren wijzen op de nood aan democratisch verkozen structuren om de beweging uit te bouwen. Vertegenwoordigers moeten verantwoording verschuldigd zijn voor hun handelingen. Lokale comités in de wijken zijn belangrijk om de campagne van onderuit te organiseren en meer mensen te betrekken. En er is ook internationale solidariteit nodig om deze strijd breder bekend te maken.”

  • Lessen trekken uit de Noord-Afrikaanse revoluties – strijd tegen contrarevolutie gaat door

    Verslag vanop de zomerschool van het CWI door David Johnson, Socialist Party.

    tunisia-revolutionHet begon in Tunesië in december 2010 en verspreidde zich verder naar Egypte waarbij dictators doorheen de regio hun positie bedreigd zagen. Het idee van revolutie werd op de agenda van werkenden en jongeren in heel de wereld geplaatst. Het proces van revolutie is sindsdien niet gestopt, maar het bevindt zich wel in een strijd op leven en dood met het proces van contrarevolutie.

    Recente ervaringen in de region tonen nogmaals aan hoe onafhankelijke arbeidersorganisaties en een socialistisch actieprogramma van cruciaal belang zijn voor de revolutie en voor het stoppen van de contrarevolutionaire krachten. Waar arbeidersorganisaties reeds in 2011 het zwakste stonden, konden stammentwisten en religieuze sectaire krachten het voortouw nemen.

    Op de Europese zomerschool van het CWI werden deze ontwikkelingen besproken in een commissie. Er werd ingeleid door Dali van Al-Badil al-Ishtiraki (Socialistisch Alternatief), de Tunesische afdeling van het CWI.

    Tunesië

    In januari 2011 werden straten en bedrijven bezet door een groot aantal werkenden en jongeren. De Tunesische premier probeerde wanhopig om de overgang te organiseren van de dictatuur van president Zine al-Abidine Ben Ali naar een nieuwe kapitalistische regering.

    De arbeidersbasis van de machtige vakbondsfederatie UGTT heeft een traditie van onafhankelijkheid en strijd tegen het regime van Ben Ali. De vakbondsleiders konden een arbeidersregering vormen en de basis leggen voor een democratische arbeidersstaat. Maar ze waren sterk verbonden met het regime en weigerden verdere stappen te zetten. De vakbondsleiders beweerden dat dit de mensen teveel zou ‘afschrikken’. Zowel de linkse leiders als de vakbondsleiders brachten verschillende versies van het idee van verschillende stadia. Eerst moest de kapitalisitsche democratie gestabiliseerd worden waarna in een punt in de verre toekomst de mogelijkheid van socialisme op de agenda zou komen. De kapitalistische staat kon de macht behouden. Dit bereidde de weg voor de reactie voor, ook voor de opkomst van terroristische aanslagen.

    De salafistische moorden op linkse leiders als Chokri Belaïd en Mahamed Brahmi in 2013 leidden tot een 24-uren en een 48-urenstaking en grote betogingen. De kracht van de arbeidersklasse werd aangetoond, er waren nieuwe mogelijkheden om het kapitalisme omver te werpen en een regering van werkenden en armen te vestigen. De UGTT-leiding had de militante acties van de basis moeten gebruiken om democratische strijdcomités van de werkenden te vestigen of verder uit te bouwen om deze te coördineren als basis voor een nieuwe revolutionaire regering.

    Op de begrafenis van Belaïd riepen de betogers: “De macht is aan ons.” Maar de centrale leiders van het Volksfront, een linkse alliantie, kwamen niet verder dan de boodschap: “Slaap zacht kameraad”. De aanwezigen waren ontgoocheld. Deze houding van de leiding liet de regering toe om zich telkens weer te stabiliseren.

    De terroristische aanslag op het Bardo museum in maart dit jaar was een nieuw keerpunt. De regering riep op tot een betoging van ‘nationale eenheid’ onder leiding van de gevestigde politici. De UGTT nam aan de betoging deel, maar zonder vakbondsvlaggen. Ze kwamen over als aanhangers van de politici die de levensstandaard van de bevolking ondermijnen in plaats van als een onafhankelijke kracht.

    Er waren sindsdien grote stakingen van leraars en gezondheidspersoneel. Deze toonden aan dat de arbeidersklasse nog niet verslagen is. Ondanks het bloedbad op het strand van Sousse, wat de regering het excuus gaf om nog verder te gaan op repressief vlak, kan de regering de arbeidersklasse nog niet frontaal aanvallen.

    Het Volksfront is een alliantie waar de meest actieve revolutionairen, jongeren en syndicalisten in actief zijn. Maar het ontbreekt dit front een duidelijk programma om vooruit te gaan. Het CWI roept op tot verdediging tegen terroristische aanslagen, voor het isoleren van de terroristen, voor een democratische niet-religieuze controle op het gewapende verzet en dit alles gekoppeld aan een socialistisch programma.

    Egypte

    In tegenstelling tot de onafhankelijke traditie van de UGTT werd de ondemocratische Egyptische vakbondsfederatie ETUF geleid door aanhangers van het vroegere regime van Moebarak. De werkenden speelden een belangrijke rol in de betogingen en bezettingen die Moebarak ten val brachten, maar ze deden dit niet als georganiseerde klasse. Het liet anderen toe om de leiding van de revolutionaire beweging op te nemen, liberalen die het kapitalisme steunen, de Moslimbroederschap die zich aanvankelijk tegen de beweging kantte en nadien het leger nadat de Moslimbroederschap zich aan de macht verbrand had.

    Dezelfde vakbondsleiders bleven al die tijd gewoon zitten. Hun boodschap op 1 mei was dat “de werkenden van Egypte stakingen verwerpen en inzetten op sociale dialoog met de regering en de werkgevers als mechanisme om sociale rechtvaardigheid te bekomen.”

    Het regime van president Abdel al-Sisi in Egypte kon de contrarevolutie verder doordrukken dan wat het geval is in Tunesië. De repressie is terug met inbegrip van arrestaties en martelingen van activisten. Stakers worden als terroristen afgeschilderd. Sisi gebruikt de sfeer van uitputting en ontgoocheling wegens het gebrek aan verbetering in het dagelijkse leven sinds de revolutie, aangevuld met de angst voor de groei van islamitische terrorisme. Dat is de basis waarop Sisi zijn steun kan behouden.

    Het gebrek aan massaal verzet van de werkende bevolking, die afgeremd wordt door de vakbondsleiders maar ook door fouten van sommige leiders van de onafhankelijke vakbonden, maakt dat Sisi er voorlopig mee wegkomt. De onafhankelijke vakbonden groeiden snel in de maanden na de revolutie, ze gingen snel van amper 50.000 naar 2,5 miljoen leden. Maar de meest prominente leider, Kamal Abu Eita, besloot om tot de regering van Sisi toe te treden en verzette zich nadien tegen stakingen.

    De afgelopen maanden waren er verschillende stakingen en de arbeidersklasse zal opnieuw in actie komen. Onafhankelijke organisaties, zowel vakbonden als partijen met leden in de grote fabrieken en arbeidersbuurten, zouden samen met een revolutionair socialistisch programma een einde maken aan de contrarevolutie van Sisi en de basis leggen voor socialistische verandering waarmee een einde kan gemaakt worden aan armoede, gebrek aan basisdiensten en onveiligheid.

    Internationale impact van de revolutie

    De discussie op de zomerschool werd ook uitgebreid door verschillende tussenkomsten. Zo werd ingegaan op de confrontaties tussen Berbers en Arabieren in Algerije, op 9 juli vielen er 25 doden in Ghardaia bij dergelijke confrontaties. In Marokko is er sinds 2011 een beweging tegen vervuiling en de diefstal van water aan de zilvermijn Imider. De lokale Berber bevolking bezet een kamp aan de mijn die eigendom is van de monarchie. In Libië stonden de arbeidersorganisaties het zwakste ten tijde van de opstand tegen Khadaffi. Het regime werd gebombardeerd door de NAVO en raakte volledig gedesintegreerd met elkaar bestrijdende krijgsheren.

    De impact van de revoluties in Noord-Afrika op de rest van Afrika kwamen aan bod in een tussenkomst over Burkina Faso. De verklaring van de Tunesische afdeling van het CWI na het bloedbad in Sousse maakte ook indruk op socialisten in Soedan en elders in de regio.

    De commissie op de zomerschool gaf aan dat de analyses van het CWI de leden in de regio vertrouwen geven. Zij beginnen aan de taak om de krachten op te bouwen die nodig zijn om te vermijden dat toekomstige mogelijkheden voor de arbeidersklasse niet verloren gaan. Een socialistisch Tunesië zou een nog veel grotere impact op de regio hebben dan de opstand die in december 2010 begon.

  • Protestactie naar aanleiding van repressie Turks regime tegen Koerden

    koerden6Vandaag kwamen ongeveer 300 mensen, voornamelijk Koerden, samen voor een protestactie in Brussel. Er werd geprotesteerd tegen de repressie van het Turkse regime tegen de Koerdische bevolking nadat eenzijdig het vredesbestand werd opgezet. In naam van strijd tegen het terrorisme voert Erdogan het geweld tegen de Koerden op. Op de Brusselse actie betuigde LSP solidariteit. We hadden een infostand op de actie met ook het magazine van onze Turkse zusterorganisatie. Hieronder de toespraak door Eric Byl namens LSP tijdens de actie en enkele foto’s door Barbara.

    “We bedanken de organisatoren om ons de gelegenheid te bieden onze solidariteit met de Koerdische gemeenschap in deze verschrikkelijke situatie uit te drukken.

    “Dit is het resultaat van de verdeel- en heerspolitiek van het Westers imperialisme om de grondstoffen in de regio te plunderen en zich te verzekeren van macht en prestige.

    “De stilzwijgende instemming van het Amerikaans imperialisme met de aanval van de Turkse regering op de Koerden in ruil voor het gebruik van de Turkse militaire luchthavens, toont nog maar eens aan dat de Koerden, net zomin als om het even welk onderdrukt volk in de regio, niet kunnen en mogen rekenen op het Westers imperialisme.

    “Enkel op hun eigen kracht en die van de internationale arbeidersbeweging kunnen de Koerden vertrouwen. Elk zogenaamd bondgenootschap met de onderdrukkers in de regio, of dat nu het Amerikaans of een ander imperialisme is, het Turks regime of dat van Assad of een andere reactionaire kracht, zal de positie van de Koerden, de onderdrukte volkeren en de internationale arbeidersbeweging slechts verzwakken.

    “IS verslaan is niet gewoon een militaire kwestie, het is vooral en politieke, het vereist een oproep aan alle arbeiders en armen in heel de regio, in Turkije, Irak, Syrië en erbuiten.

    “De Turkse regering heeft de strijders van IS een vrijgeleide gegeven om het Koerdisch verzet te verzwakken. Het hanteert brutale repressie tegen betogingen inclusief diegenen uit solidariteit met de slachtoffers van Daesh. Het toont waar de echte priorioteiten van Erdogan liggen.

    “Wij steunen het recht op zelfbeschikking van het Koerdische volk. Geïsoleerde aanslagen, daar weet het Turks regime mee om te springen, maar wat het vooral vreest, is een massale opstand van de Koerdische bevolking in Turks Koerdistan, zeker indien dat gekoppeld zou worden aan het groeiend verzet van de Turkse arbeidersklasse tegen de neoliberale economische politiek van Erdogan. Dat is waarom het Turks regime kost wat kost anti-Koerdische gevoelens tracht op te zwepen.

    “De kapitalistische verdeel- en heerspolitiek moet beantwoord worden met een programma dat de democratische rechten en de nationale verlangens van ieder volk verdedigt. Dat betekent opkomen voor democratische controle over de rijkdom in de regio zodat alle werkenden en armen een degelijke levensstandaard bereiken. Zo een socialistisch programma zou meteen de steun van wanhopige volkeren voor reactionaire en repressieve organisaties zoals IS ondermijnen.

    “Op die basis zou een opstand in de regio tegen zowel IS als het imperialisme mogelijk worden en een vrijwillige socialistische confederatie op de agenda plaatsen waarin volkeren vrij en democratisch hun eigen toekomst kunnen bepalen.”

    Protest naar aanleiding vanTurkse repressie tegen Koerden

  • Irak/Syrië. Complete mislukking van strategie van het VS-imperialisme

    isisMiljoenen mensen in Irak en Syrië blijven gebukt gaan onder de vreselijke naschokken van de door de VS geleide inval in Irak in 2003. Zoals verwacht kon worden, leidde de bezetting tot een destabilisering vna de volledige regio. Het zorgde voor een nooit geziene sectaire verdeeldheid waarop tal van reactionaire gewelddadige krachten, zoals Islamitische Staat (IS), konden groeien. Een dossier door Serge Jordan van het CWI.

    Een jaar nadat de zelfverklaarde ‘Islamitische Staat van Irak en Syrië’ (ISIS) Mosoel veroverde en een ‘kalifaat’ uitriep, controleert de groep nu zowat de helft van Syrië en een derde van Irak. Dat is een groter gebied dan ooit tevoren. De erfenis van het imperialisme – met decennia van verdeel-en-heerspolitiek, machtstrijd, plundering van grondstoffen, steun aan brutale dictaturen, geflirt met jihadistische krachten en bloedige militaire interventies – laat beide landen in puin achter. De snelle sectaire opdeling kan daarop voortgaan.

    Bestaande natiestaten als creaties van het kolonialisme worden ondermijnd. De kaart van het Midden-Oosten wordt met bloed hertekend. De oude imperialistische orde die werd gevestigd na de val van het Ottomaanse rijk honderd jaar geleden wordt radicaal gewijzigd door een sectaire strijd in een groot deel van de regio. De vooruitgang van ISIS is een symptoom van dit algemene proces. De strijd tegen deze groepering – een strijd die het voorbije jaar alle naties zogezegd verenigde – mislukt omdat de elkaar bekampende machten geen eengemaakte strategie aan de dag leggen.

    Op 17 mei viel de stad Ramadi in handen van ISIS. De overname van Ramadi, de hoofdstad van Anbar (de grootste provincie van Irak), was de belangrijkste militaire overwinning van de rechtse soennitische islamistische groep sinds de val van Mosoel. Het deed denken aan het militaire debacle in Mosoel waar de Irakese elitetroepen een grote hoeveelheid door de VS geleverd militair materieel achterlieten. Meer dan 100.000 mensen zijn Ramadi ontvlucht. Ze kwamen in de woestijn terecht, sommigen stierven als gevolg van de hitte en uitputting. Er wordt verwacht dat er nog meer vluchtelingen zullen volgen. De anti-ISIS-krachten bereiden zich immers voor op een confrontatie om de stad te heroveren. Dit kan een lange en bloedige strijd worden met massale moorden en vernietigingen.

    De sectaire verdeeldheid wordt tot nieuwe hoogtepunten gedreven. ISIS heeft de veroverde positie in Ramadi gebruikt om te dreigen met een aanval op de stad Karbala, voor sjiieten een van de heiligste steden. Veel soenniten die uit Ramadi wegvluchtten, werden de toegang tot Bagdad ontzegd. Er werd gevreesd dat er infiltranten van ISIS tussenzitten. Een dergelijke openlijke discriminatie en weigering van de centrale regering om gelijk welke hulp te bieden, kan ironisch genoeg wanhopige soennitische vluchtelingen in handen van ISIS brengen om toch maar iets van hulp te krijgen. Het geweld verspreidt zich verder doorheen Irak. De Internationale Vluchtelingenorganisatie schat het aantal vluchtelingen in het land sinds begin 2014 op 2,8 miljoen. Het aantal terreuraanslagen tegen burgers neemt toe, er vallen maandelijks honderden doden.

    Ondanks de pogingen van Amerikaanse woordvoerders om het belang van de val van Ramadi te minimaliseren, is het een nieuwe nederlaag voor de imperialistische campagne om ISIS te bestrijden. Amerikaanse vliegtuigen bombardeerden ISIS-posities rond Ramadi maar liefst 165 keer in de maand voor de overname vna de stad door ISIS. Het mocht niet baten. De veronderstelling dat luchtaanvallen het momentum van ISIS kunnen stoppen, werd doorprikt.

    In tegenstelling tot de stoere retoriek van het Amerikaanse leger over de luchtaanvallen die ISIS terugdringen, wijst deze nederlaag erop dat de bloedvergieten door de oorlogsstokers uit Washington geen resultaat opleveren en dat de gevoerde politiek faalt. Na de invasie in 2003 en de daaropvolgende bezetting werden bloedige veldslagen uitgevochten om Fallujah en Ramadi te heroveren op soennitische opstandelingen. Beide steden zijn nu in handen van ISIS, een reactionaire en dodelijkere groep dan de opstandelingen waar de VS destijds tegen vocht.

    Sinds de val van Ramadi hebben de Amerikaanse en Irakese heersers elkaar beschuldigd over wie verantwoordelijk is voor de nederlaag. Iraanse woordvoerders verklaarden bij monde van generaal Soleimani dat de VS tot hiertoe “nog niets gedaan heeft” in de strijd tegen ISIS. Het Iraanse regime stelt zich steeds assertiever op in Irak.

    Sjiietische milities

    De Irakese regering kwam terug op een eerder beleid en besloot om sjiietische milities in te zetten in de poging om Ramadi te heroveren. Ramadi is een overwegend soennitische stad in een overwegend soennitische provincie. De sjiietische milities van de Eenheden van Volksmobilisatie zijn opgebouwd rond de kern van het Badr korps, de militaire vleugel van de Badr organisatie die als sjiietische partij werd opgezet door de Iraanse Revolutionaire Gardes in de jaren 1980.

    De Iraakse premier Haider al-Abadi had deze sjiietische milities voorheen gevraagd om uit de provincie Anbar weg te blijven. Maar daar werd op teruggekomen omdat het corrupte Irakese leger, opgeleid en bewapend door Washington voor een bedrag van 25 miljard dollar, compleet in elkaar stort. De journalist Patrick Cockburn schat dat de sjiietische paramilitaire krachten in Irak goed zijn voor 100.000 tot 120.000 mannen. Het reguliere leger leed zware verliezen en deserties de afgelopen 18 maanden en zou nog goed zijn voor 10.000 tot 12.000 eenheden. De regering had geen andere opties meer.

    Eerdere campagnes van sjiietische milities gingen gepaard met sectaire wraakacties tegen de soennitische bevolking die vaak gezien op willekeurige basis werd gelijkgesteld met ISIS. De sjiietische milities speelden een belangrijke rol in de poging van de regering om de noordelijke stad Tikrit te heroveren, de geboortestad van Saddam Hoessein. Na de herovering van de stad gingen de milities over tot plunderingen en massale executies waarbij honderden huizen werden platgebrand en duizenden soennieten op de vlucht moesten. Gelijkaardige scènes vonden plaats in Saladin, Diyala en andere plaatsen waar ISIS werd verdreven.

    De door sjiieten aangerichte brutaliteiten tegen burgers doen denken aan hetzelfde geweld door ISIS. Het wijst op het gevaar van een nieuw sectair bloedbad in Irak. “Onze belangrijkste bekommernis is dat de veiligheidstroepen ons ervan zullen beschuldigen dat we ISIS steunen indien we in de stad blijven”, verklaarde een inwoner van Ramadi. Het maakt duidelijk dat veel soennieten bang zijn voor hun leven in het door ISIS gecontroleerde gebied.

    Deze angst en de afkeer tegen de jarenlange discriminatie en vervolging door troepen van het door sjiieten gedomineerde regime worden door ISIS aangegrepen om een sociale basis uit te bouwen onder de meest vervreemde lagen van de soennitische bevolking, of toch minstens een vorm van passief aanvaarden van het bewind. Dit wordt versterkt door de militaire samenwerking tussen de sjiietische milities, de Irakese regering en de Amerikaanse luchtbombardementen.

    Grondtroepen?

    De Amerikaanse regering gaf toe dat het in het offensief om Ramadi te heroveren luchtsteun zou geven aan alle krachten die onder de controle van de Irakese regering werken. De toenemende afhankelijkheid van sjiietische milities die politiek verbonden zijn met het Iraanse regime, wijzen op het gênante dilemma waarmee Obama geconfronteerd wordt. Deze sjiietische groepen, zoals Kitaeb Hezbollah, waren verantwoordelijk voor honderden aanvallen op Amerikaanse soldaten na de inval in 2003 en staan nog steeds op de lijst van terroristische organisaties in de VS.

    De poging tot toenadering met Iran heeft geleid tot spanningen tussen het VS-imperialisme en de monarchieën van de Golfstaten. Het leidt tot conflicten in de zogenaamde ‘coalitie van de bereidwilligen’ maar ook met de Israëlische regering, zeker in het kader van de onderhandelingen over een nucleair akkoord met Iran. Het leidt ook tot grotere verdeeldheid in het Amerikaanse politieke establishment. Het gebrek aan echte resultaten na een maandenlange campagne van luchtbombardementen tegen ISIS en de afwezigheid van betrouwbare grondtroepen – een vacuüm dat steeds meer gevuld wordt door een Iraanse aanwezigheid – zorgen voor verhitte debatten in de heersende kringen van Washington over mogelijke militaire interventies in Irak in aanloop naar de presidentsverkiezingen van 2016.

    Onder druk verklaarde Obama dat er een nieuwe militaire basis komt in de provincie Anbar en dat er 400 extra Amerikaanse militaire instructeurs worden ingezet om de herovering van Ramadi te ondersteunen. De Britse premier Cameron kondigde aan dat er 125 Britse instructeurs worden ingezet. Het Pentagon verklaarde nadien dat het opnieuw een aanwezigheid in het noorden van Irak wil uitbouwen.

    Toen Obama in 2008 aan de macht kwam, gebeurde dit na een campagne waarin hij beloofde om de oorlog in Irak te stoppen en de VS uit nieuwe militaire conflicten weg te houden. Dat verklaart zijn eerdere nadruk op het idee dat er geen grondtroepen zouden komen. Maar nu suggereren Amerikaanse militaire verantwoordelijken al maandenlang dat de VS een actievere rol moet spelen. In Groot-Brittannië riep voormalige legerleider Lord Dannat op tot een parlementair debat over het sturen van 5.000 Britse troepen.

    Voorlopig vormen deze stemmen een minderheid. Obama en andere westerse leiders moeten rekening houden met hun bevolking die niet zit te wachten op nieuwe militaire avonturen in het Midden-Oosten, de fiasco’s uit het verleden zitten te vers in het publieke geheugen. De media doen er alles aan om het ruwe geweld van ISIS in beeld te brengen. Dit zorgde voor een groeiende steun voor het idee dat ‘iets moet gebeuren’ en steun aan een vorm van militaire interventie. Maar peilingen geven aan dat deze steun al afbrokkelt. De situatie zakt steeds dieper weg in een moeras en dat doet het enthousiasme voor een militaire interventie onder gewone mensen snel afnemen.

    De Amerikaanse regering zoekt daarom opties waarin de eigen troepen zoveel mogelijk uit de vuurlinie blijven. Er werd nieuw materieel naar de Irakese regering gestuurd en er werd beloofd dat de beperkingen op Irakese toegang tot wapens zouden ingetrokken worden, zelfs indien eerdere bewapening uiteindelijk in handen van ISIS terecht kwam.

    Er wordt veel gesproken over het leveren van wapens en bijstaan van soennitische stammen die tegen ISIS zouden ingaan in een nieuwe soennitische ‘Awakening’ opstand, zoals de opstand tegen de door al-Qaeda gedomineerde bezetting in 2006-07. Dit was enkel mogelijk omdat er ondersteuning was door 150.000 Amerikaanse soldaten en omdat de opstand gericht was tegen al-Qaeda dat een pak zwakker stond dan ISIS vandaag. Een sterkere Amerikaanse militaire aanwezigheid in Irak is mogelijk. Maar de gevolgen hiervan zouden de rampzalige situatie niet verbeteren, het zou slechts leiden tot nieuwe catastrofes. Dat werd de afgelopen jaren steeds opnieuw aangetoond.

    Koerdisch verzet

    ISIS heeft een aantal opmerkelijke militaire overwinningen behaald, maar de situatie blijft onzeker met ook problemen voor ISIS. Recent werden de inherente zwaktes erg duidelijk. De belangrijkste nederlaag van ISIS was het falen van de groep om de Koerdische stad Kobanê onder controle te houden ondanks een 134 dagen durende belegering. ISIS moest uiteindelijk terugtrekken. De onvermoeibare strijd door voornamelijk Koerdische groepen van de YPG (Volksbevrijdingseenheden) en YPJ (de vrouwelijke eenheden) met een basis in drie kantons in het noorden van Syrië, algemeen bekend als Rojava, zorgde daarvoor. Sinds begin mei hebben YPG en YPJ meer dan 200 Koerdische en christelijke dorpen in het noordoosten van Syrië heroverd naast een aantal strategische bergen.

    Het verzet van YPG/YPJ in Kobanê en Rojava toont aan dat ISIS kan verslagen worden. Dit verzet baseert zich spijtig genoeg vooral op de heldenmoed van guerrilla-eenheden en niet zozeer op democratische massamobilisatie van de bevolking zelf. Maar ondanks de beperkingen wordt aangetoond dat vastberaden anti-ISIS strijders die een agenda van gewapende verdediging koppelen aan nationale bevrijding van onderdrukte minderheden en sociale verandering een verschil kunnen maken. De Koerdische strijders moedigen vrouwen aan om deel te nemen aan de strijd en ze krijgen steun van werkenden, arme boeren en jongeren. Daarmee kunnen ze zelfs de meest meedogenloze reactionaire groepen verdrijven.

    Dit toont op een wat verwrongen wijze aan wat mogelijk zou zijn indien een grootschalige niet-sectaire verzetsbeweging van de werkende bevolking zou opgezet worden. Het geeft aan dat de militaire successen van ISIS elders vooral het resultaat zijn van een gebrek aan ernstige weerstand die in staat is om de bevolking te mobiliseren rond een programma van radicale maatschappijverandering. Die verandering is dringend nodig voor de mensen die in een regio leven die gebukt gaat onder armoede, oorlog, sectarisme en staatsterreur.

    Het CWI heeft van bij het begin gewaarschuwd voor de beperkingen van de strategie en de methoden van de PYD (de politieke vleugel van YPG/YPJ). Er wordt gevreesd dat een politieke prijs aan het westerse imperialisme moet betaald worden. Socialisten verzetten zich daartegen. In april verklaarde PYD-leider Sinam Mohamad: “We willen goede banden met de VS”. YPG heeft contacten met de door de VS geleide coalitie en vraagt soms om luchtaanvallen op ISIS-posities die door YPG-strijders zijn vastgesteld.

    De westerse machten hebben geen oog voor de diepgewortelde roep naar zelfbeschikking van de Koerden. Er is ook het gevaar dat indien het initiatief voor de strijd tegen ISIS aan de imperialistische machten wordt overgelaten – op een ogenblik dat die met sjiietische milities samenwerken om soennitische burgers uit te moorden – het potentieel van steun onder de werkende bevolking wordt ondermijnd. Dat zal des te meer het geval zijn onder de soennitische bevolking waar ISIS steun en strijders zoekt.

    Kobanê is bovendien totaal verwoest door de bombardementen. De omvang van de vernielingen doorkruist de hoop op een snelle terugkeer van het normale leven. Dit komt deels door de tapijtbombardementen van de VS waarbij geen rekening wordt gehouden met de mensen en de woningen van de bevolking.

    Wat nog meer zorgen baart, zijn de verslagen die wijzen op aanvallen op soennitische Arabische burgers door strijders van YPG/YPJ. Het gaat om geïsoleerde voorbeelden die zeker niet gesteund worden door aanhangers van de ‘Koerdische lente’ in Rojava, maar ze wijzen wel op een gevaarlijke ontwikkeling die de stappen vooruit bedreigen van de beweging waar veel werkenden en jongeren naar uitkijken in de regio en daarbuiten.

    Implosie van Syrië

    Het noorden van Syrië is momenteel de enige region waar ISIS aanzienlijke verliezen heeft geleden. Elders in Syrië heeft ISIS het offensief opgevoerd. De greep op het gebied dat al onder controle van de groep stond is sterker geworden en elders werd niet gebied vervoerd. Enkele dagen na de val van Ramadi werd de Syrische stad Palmyra veroverd door ISIS. De naburige gasvelden werden eveneens overgenomen. Dit ontzegt het regime van Bashar al-Assad een belangrijke bron van energie en inkomsten. Palmyra is een strategisch doel, in de stad zijn er militaire bases en een luchthaven. Het is een centrale verbindingspunt tussen de hoofdstad Damascus en het gebied in het oosten en westen. Er is ook een nieuw offensief bezig van ISIS in de noordelijke provincie Aleppo. Indien ISIS dit gebied verovert, zou het een groter gebied aan de Turkse grens controleren en kan het meer bevoorrading en buitenlandse strijders binnensmokkelen.

    We zijn al vijf jaar ver in de Syrische oorlog en het einde is niet in zicht. De vredesonderhandelingen van de Verenigde Naties leveren zoals verwacht niets op. De schattingen van het aantal doden lopen uiteen, maar meestal gaat het om meer dan 300.000. De oorlog heeft geleid tot een wanhopige vluchtelingenstroom naar buurlanden Jordanië, Turkije en Libanon. Zowat de helft van de Syrische bevolking is uit zijn huis verdreven. Grote delen van het land zijn amper nog herkenbaar en de economie ligt in puin. De openbare diensten werken niet meer en er dreigen tal van ziektes. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat 57% van de publieke ziekenhuizen in Syrië schade opliepen. De willekeurige aanvallen op burgers, langs alle kanten in het conflict, nemen toe.

    De beweging tegen de dictatuur van Assad in 2011 werd geïnspireerd door de revolutionaire opstanden in Tunesië en Egypte. Het gebrek aan een voldoende sterke onafhankelijke arbeidersbeweging die in staat was om het geweld en de sectaire propaganda van zowel de dictatuur van Assad als de soennitische fundamentalisten te beantwoorden, zorgde ervoor dat de progressieve en volkse elementen van de massabeweging naar de achtergrond verdwenen. Het gaf ruimte voor een sectaire burgeroorlog die het land uiteen trekt. Dit proces werd versterkt door de interventie van buitenlandse machten met tegenstrijdige belangen die elkaar bestrijden om meer regionale invloed te bekomen.

    Oorlog met marionetten

    Verschillende bondgenoten van de VS in de coalitie tegen ISIS hebben eerder bewust steun gegeven aan jihadistische groepen in Syrië. Ondanks eerdere spanningen hadden de regimes van Saoedi-Arabië, Turkije en Qatar de onderlinge relaties hersteld en bundelden ze de krachten om de strijd tegen Assad te steunen. Ze deden dit door een coalitie van hardleerse islamitische rebellengroepen zoals Jaish al-Fatah (Veroveringsleger) te steunen. Deze groep wordt gedomineerd door Jabhat al-Nusra, de Syrische afdeling van al-Qaeda. Deze coalitie slaagde er eind maart in om de stad Idlib en het grootste deel van de provincie Idlib te veroveren.

    Het nieuwe politieke landschap in Turkije na de parlementsverkiezingen van juni kan de positie van Turkije en de alliantie met Qatar en Saoedi-Arabië in vraag stellen. Ook de steun aan jihadisten in Syrië kan betwist worden. Maar alleszins toont deze ontwikkeling aan in welk moeras het VS-imperialisme terechtgekomen is en in welke mate de formele coalitie tegen ISIS gebukt gaat onder groeiende meningsverschillen. Een aantal ‘bondgenoten’ werken samen om olie op het jihadistische vuur te gieten omdat ze de strijd tegen Assad en de sjiietische as belangrijker vinden dan de campagne tegen ISIS. De historische ondermijning van de Amerikaanse hegemonie in de regio heeft meer ruimte gegeven aan regionale machten om hun eigen politieke agenda’s – en tegenstrijdige belangen – centraal te stellen. De Amerikaanse regering kan niet anders dan als een koorddanser tussen deze agenda’s en belangen te maneuvreren.

    Het Amerikaanse plan om een ‘gematigde’ rebellengroep te bewapenen en op te leiden is totaal mislukt. Volgens bronnen van het Pentagon hebben totnutoe amper 90 rebellen aan dit programma deel genomen. Sommige westerse commentatoren proberen dit te verdoezelen door de propaganda van Turkije en de golfstaten te herhalen met de stelling dat de zogenaamd meer gematigde jihadisten van al-Nusra een tegengewicht kunnen bieden voor zowel Assad als ISIS. De acties en de ideologie van al-Nusra verschillen echter amper van die van ISIS.

    Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar hebben hun coördinatie versterkt doorheen marionetten van al-Qaeda. Op hetzelfde ogenblik zou het Iraanse regime beslist hebben om 15.000 soldaten in te zetten om het Syrische leger te steunen. Deze escalatie zal de scherpe sectaire tegenstellingen verder op de spits drijven. Het land wordt verder opgedeeld en de Syrische bevolking wordt dieper in het moeras van ellende en horror meegesleurd. Het bedreigt bovendien de toekomst van de volledige regio door de dreiging van een bredere militair conflict.

    Assad verliest terrein

    De verschillende fracties van de gewapende oppositie hebben de afgelopen weken overwinningen geboekt op Assad. De clan van Assad staat nog sterk in het westen, maar kreeg zware klappen in het zuiden, noorden en oosten. Dat gebeurde niet enkel door ISIS en al-Nusra maar ook door andere gewapende soennitische groepen. Het komt na vier jaar van aanhoudende oorlog waarmee de positie van het regime ondermijnd wordt. Zowat de helft van de soldaten van het regime zijn gedood of gedeserteerd. Zowat een derde van de volwassen mannelijke Alewieten in Syrië zijn omgekomen in gevechten. Het maakt het moeilijker voor het regime om nieuwe strijders te vinden onder de Alewitische bevolking.

    De nederlagen hebben Assad verplicht om meer beroep te doen op strijders van regionale bondgenoten: de Iraanse Revolutionaire Garde, de sjiietische Hezbollah uit Libanon maar ook vrijwillige sjiietische strijders en huurlingen uit Irak, Afghanistan, Pakistan en Jemen. Volgens militaire bronnen uit Libanon is het aantal Hezbollah-strijders in Syrië verdubbeld sinds 2013. De groep heeft zijn militaire activiteiten opgedreven en is de belangrijkste strijdkracht geworden naast het Syrische leger. In verschillende gevallen was Hezbollah betrokken bij de herovering van door soennieten bezette gebieden. Om het momentum te behouden, versterkt Hezbollah de recrutering van nieuwe strijders in Libanon. Daarbij wordt niet alleen op sjiieten gemikt, maar ook op andere minderheden zoals de druzen en de christenen. Het bevestigt het gevaar van een uitbreiding van het sectair conflict naar Libanon.

    De nederlagen van het regime van Assad op het slagveld hebben geleid tot verdeeldheid in de Syrische regering en onder de machthebbers. Dit betekent niet automatisch dat Assad ten val zal komen, hij controleert nog steeds het grootste deel van de meest bevolkte gebieden van Syrië – volgens schattingen tot 60%. Maar de nederlagen geven aan dat het regime zich op zijn zwakste punt sinds het begin van de revolte in 2011 bevindt. De Alawieten zijn steeds minder bereid om hun zonen op te offeren om Assad in het zadel te houden en er waren al protestacties onder Alawieten tegen de militaire dienstplicht. De Syrische economie gaat gebukt onder de kost van de oorlog. Het regime is niet in staat om de subsidies voor voedsel en brandstof in stand te houden, waardoor de woede onder de bevolking in de door het regime gecontroleerde gebieden eveneens toeneemt.

    De Iraanse economie kent problemen door de sancties en de dalende olieprijzen. Dit leidt tot de vraag hoe lang Iran miljarden dollars in Syrië kan blijven pompen om Assad overeind te houden. De moeilijkheden kunnen het Syrische regime ertoe aanzetten om de krachten te hergroeperen om de hoofdstad Damascus, de westelijke steden Homs en Hama en de kust te beschermen.

    Een val van Assad, door een diplomatiek onderhandeld akkoord met zijn buitenlandse steunpunten of door een staatsgreep binnen het regime, is niet uitgesloten. De verwijdering van Assad zou geen einde maken aan grote delen van het bestaande staatsapparaat. En het zou ook geen einde maken aan de kracht van de soennitische jihadistische groepen en hun regionale steungevers. De oorlog zou verdergaan en de Syrische bevolking zou niet in een betere situatie terechtkomen. Stappen die het lijden van de gewone Syrische bevolking verlichten, zouden welkom zijn. Maar gelijk welk akkoord aan de top, al dan niet met Assad, zou enkel de belangen van deze machten dienen. Het zou de Syrische bevolking in ellende en sectaire verdeeldheid achterlaten.

    In Irak en Syrië staat het sectarisme erg sterk en omwille van de sectaire tegenstellingen zullen geen van de bestaande gewapende groepen in staat zijn om deze landen terug te verenigen. De formele ‘nationale’ legers van beide staten zijn herleid tot een sectaire basis en zijn bovendien steeds minder efficiënt en afhankelijk van sectaire milities van buitenaf. Het is symptomatisch voor de bredere opdeling die bezig is, de vroegere natiestaten Irak en Syrië desintegreren en raken opgedeeld in sectaire enclaves onder de controle van elkaar bestrijdende gewapende groepen.

    Het is het resultaat van een langdurige verdeel-en-heers-politiek van de imperialistische machten en de lokale heersers. Gemeenschappen werden stelselmatig tegen elkaar opgezet om rijkdom, macht en privileges voor zichzelf te bekomen. De bloedige imperialistische inval en bezetting van Irak heeft in het bijzonder geleid tot een nooit gezien sectair conflict. En dit werd verder gevoed door het Syrische conflict. Het monster ISIS is het resultaat van beide oorlogen.

    De oorzaken aanpakken

    Sinds het begin van de bombardementen in augustus vorig jaar heeft de VS meer dan 2,7 miljard dollar uitgegeven aan de oorlog tegen ISIS. Dat is 9 miljoen dollar per dag. De coalitie heeft meer dan 3.700 bombardementen uitgevoerd in Irak en Syrië, waarbij ook veel burgers gedood werden. Dit heeft de situatie op het terrein echter amper veranderd. Het is mogelijk dat er regelmatig veroveringen en verliezen zijn, maar de door de VS geleide coalitie is deze oorlog alleszins niet aan het winnen. Obama moest op 8 juni toegeven dat de VS geen ‘complete strategie’ heeft om ISIS te bestrijden. De enige duidelijke winnaars zijn de wapenhandelaars die hun verkoop zien boomen naarmate de oorlog blijft duren.

    Er zal geen echte oplossing komen van de krachten die aanleiding gaven tot het ontstaan van ISIS en relgieus fundamentalisme. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat de door het westen geleide coalitie uiteindelijk een beslissende militaire nederlaag aan ISIS kan toebrengen of de jihadisten kan terugdringen tot een beperkter gebied. Zelfs indien dit gebeurt, blijven de onderliggende voorwaarden die ISIS lieten groeien bestaan. Als deze niet aangepakt worden, kunnen gelijkaardige of nog barbaarsere groepen ontwikkelen. Het is de taak van de Irakese en Syrische bevolking om ISIS aan te pakken, niet van buitenlandse militaire krachten. De gebeurtenissen van vorig jaar toonden aan dat buitenlandse interventies de situatie voor de massa’s in de regio enkel erger maken.

    Sommige verslagen stellen dat de jihadisten van ISIS er alles aan doen om de bevolking van Ramadi voor zich te winnen. Dat zou gebeuren door de basisdiensten in de stad te herstellen en door gratis voedsel en groenten uit te delen. In Mosoel waren er bericht dat de straten werden geveegd en dat straatlichten werden geïnstalleerd. Het lijkt een bewuste poging te zijn om de tanende populariteit op te krikken. Maar uiteindelijk zal het barbaarse bewind van ISIS veel soennieten tot verzet en openlijke opstand dwingen. ISIS staat voor een beleid dat een stap terug naar het verleden betekent met het stenigen en onthoofden van mensen, het inzetten van slaven, het vernietigen van geschiedenis en cultuur, verbod op films en muziek en op zelfs maar de meest bedekte kritiek op de verstikkende ultrareactionaire dictaten.

    Het kapitalisme en imperialisme zijn verantwoordelijk voor wat in de regio gebeurt, zij geven aanleiding tot oorlog en massale armoede. De werkende bevolking, kleine boeren, werklozen, jongeren en vrouwen van Irak en Syrië kunnen enkel vertrouwen op hun zelforganisatie om een einde te maken aan deze nachtmerrie. Eengemaakte niet-sectaire zelfverdedigingscomités van bedreigde gemeenschappen en minderheden zijn van cruciaal belang. Het zou ook een belangrijke hefboom zijn om een beweging van onderuit voor democratische, economische en sociale verandering herop te bouwen.

    Door consequent in te gaan tegen alle imperialistische krachten, lokale reactionaire regimes en sectaire doodseskaders en door op te komen voor het recht op zelfbeschikking van alle gemeenschappen, is het mogelijk om massale steun te vinden onder de regionale en internationale arbeidersklasse. De arbeidersorganisaties zouden vooraan kunnen staan in het verzet tegen imperialistische interventies in het Midden-Oosten. Ze moeten steun geven aan arbeidersstrijd in de regio, zoals de regelmatige protestacties in Irak voor de uitbetaling van de niet-betaalde lonen, tegen privatiseringen, voor vakbondsrechten en rond andere thema’s.

    De bewegingen in Irak en Syrië na de revolutionaire massaprotesten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten gaven aan dat oorlog en religieus extremisme niet het onvermijdelijke lot van de bevolking in de regio zijn. De lange geschiedenis en traditie van massale arbeidersstrijd in deze landen, maar ook het vroegere bestaan van machtige communistische partijen met een basis onder alle religieuze en etnische gemeenschappen, versterken dit argument. Het verkeerde beleid en het verraad van de stalinistische leiders van deze partijen die samenwerkten met delen van de heersende klassen, zorgden ervoor dat deze ooit zo machtige organisaties totaal verdwenen of irrelevant werden.

    Het gebrek aan een massaal politiek alternatief op de rechtse religieuze krachten, de corrupte autoritaire heersers en de imperialistische inmenging, heeft de huidige nachtmerrie toegelaten. De vreselijke ervaringen van de oorlog en het sectaire gif kunnen echter niet vermijden dat de arbeidersbeweging terug zal opstaan en zich zal heropbouwen. Om tot een blijvend sterke arbeidersbeweging te komen, heeft ze nood aan een programma gericht op het respecteren van de rechten van alle mensen en gemeenschappen zodat die vrij en democratisch over hun lot kunnen beslissen en waarbij de enorme rijkdom van de regio onder de democratische controle van de bevolking wordt geplaatst. Een vrijwillige socialistische confederatie van de bevolking van het Midden-Oosten zou een blijvende basis vormen voor het einde van de oorlog en alle vormen van barbarij.

     

  • Bloedbad in Suruç. Koerdische en Turkse bevolking betaalt prijs voor Erdo?an’s steun aan ISIS

    Verklaring door Sosyalist Alternatif (onze Turkse zusterorganisatie)

    surucGisteren kwamen minstens 30 activisten van de Socialistische Federatie van Jongerenverenigingen (SGDF) om het leven bij een zelfmoordaanslag door Islamitische Staat (ISIS) in de zuidoostelijke stad Suruç, vlakbij de grens met Syrië. De jonge activisten verzamelden voor een persconferentie waarna ze naar Kobane, een tiental kilometer verder, zouden trekken om er te helpen met de heropbouw van de stad.

    De aanslag is een gevolg van het beleid van president Erdo?an om ISIS in Syrië te ondersteunen. De afgelopen dagen maakte Erdo?an zich op om een militaire interventie in Syrië voor te breiden. In zijn reactie op de aanslag toonde hij eens te meer zijn oorlogszuchtige intenties. Het vreselijke bloedbad in Suruç toont aan dat Koerdische en Turkse werkenden en armen de grootste prijs betalen voor de bedekte steun van Erdo?an aan groeperingen zoals ISIS.

    De aanslag toont ook aan dat militanten van ISIS met hun wapens en bommen in Turkije kunnen opereren. ISIS voert voor het eerst een directe aanval uit op een socialistische organisatie in Turkije. Dit toont nogmaals het door en door reactionaire en asociale karakter van deze terroristische organisatie.

    Sosyalist Alternatif, het CWI in Turkije, betuigt zijn solidariteit met de SGDF, deze aanval is een aanval op ons allen!

    • Stop de oorlog en het plan van Turkse troepen om Syrië en Rojava te bezetten!
    • Open de grenzen om het gemakkelijker te maken om mensen en goederen naar Kobane te brengen voor de heropbouw van de stad!
    • We eisen het onmiddellijk ontslag van de Turkse ministers van binnenlandse en buitenlandse zaken!
    • Stop de Turkse steun aan ISIS en andere jihadistische groepen!
    • Stop de vijandige opstelling van Turkije tegen de PYD en tegen de Koerdische bevolking!
    • Voor een nieuwe massastrijd van Koerdische en Turkse werkenden en armen tegen de jihadistische terreur en tegen de AKP-regering!

    [divider]

    Grote betoging in Istanbul vandaag na het geweld in Suruç gisteren
    Grote betoging in Istanbul vandaag na het geweld in Suruç gisteren

     

     

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop