Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika

  • Tunesië. Terreur in Sousse. Voor een nieuwe massabeweging tegen armoede en terreur!

    attentat_tunisieVerklaring door Al-Badil al-Ishtiraki (Socialistisch Alternatief, onze Tunesische zusterorganisatie)

    Al-Badil al-Ishtiraki veroordeelt de barbaarse terreuraanslag in Sousse die leidde tot minstens 39 onschuldige doden. Dit is de ergste terreuraanslag ooit in Tunesië en de tweede grote aanslag op een toeristen in minder dan vier maanden.

    De slachtoffers zijn niet alleen de toeristen die afgeslacht warden terwijl ze op vakantie waren, de familieleden en vrienden van de slachtoffers die vreselijk lijden onder de gevolgen van dit geweld, maar ook de vele Tunesiërs die op diverse manieren van het toerisme afhankelijk zijn om te overleven. Duizenden toeristen hebben het land al verlaten of wachten om dit te doen.

    De verantwoordelijkheid werd opgeëist door Islamitische Staat. IS beweert dan wel dat de buitenlandse toeristen ‘ongelovigen’ zijn, maar het ook tal van arme moslimgezinnen worden geraakt door deze acties. Geschokt door de aanslag vormden hotelpersoneel en andere lokale inwoners – vooral moslims – een menselijke barricade om zoveel mogelijk toeristen te beschermen.

    Een van de daders, Seifedinne Resgui Yacoubi, gebruikte een Kalashnikov om 39 mensen neer te schieten op 17 minuten tijd. Het wijst erop dat de man geoefend was als schutter. Steeds meer Tunesiërs weten hoe ze met wapens moeten omgaan, dat gebeurt onder meer door de oorlogen in Syrië, Irak of buurland Libië. Dat laatste land is sinds de door de NAVO geleide interventie een centrum voor allerlei handel door jihadisten en gewapende groepen geworden.

    Sinds de grote terreuroperatie in het museum Bardo in maart zijn de voorwaarden waarop dit soort horror kan ontstaan niet veranderd. Rezgui werd het recht ontzegd om in de slaapzalen van de universiteit in Kairouan te verblijven en moest in een buurt leven waar veel salafisten actief zijn en jongeren indoctrineren. Massale werkloosheid, sociale en politieke marginalisering, het gebrek aan basisfaciliteiten in veel buurten, het gebrek aan degelijk onderwijs en aan publieke investeringen in culturele en artistieke uitdrukkingen, dit alles leidt tot een diep gevoel van vervreemding onder honderdduizenden jongeren in Tunesië. Radicale predikanten en salafistische netwerken, bijgestaan door de geldstroom van hun rijke donoren in de Golf, maken hier gebruik van om hun verdelende retoriek ingang te laten vinden.

    Na deze nieuwe aanslag in Sousse konden de terroristen ons bijna doen vergeten dat het staatsapparaat bijna vier jaar geleden, toen nog onder Ben Ali, zelf schoot om te vermoorden in Tunesië. Dit gebeurde toen om de belangen van de dievenbende aan de macht te verdedigen. Nu zijn er enkele toplui verdwenen, maar de ruggengraat en de functionering van de staat is in essentie dezelfde gebleven. Dit blijkt onder meer uit het aantal doden als gevolg van martelingen in politiecellen. De heersende partij Nidaa Tounes is een directe opvolger van diegenen die ons zoveel jaar uitgebuit en onderdrukt hebben.

    We kunnen dan ook geen vertrouwen stellen in de staat en de regering om met het gevaar van terrorisme om te gaan. Het enige waar zij in geïnteresseerd zijn, is het opvoeren van de repressie en het criminaliseren van de vrijheden die we wonnen. Hun ‘oplossingen’ zullen onvermijdelijk mislukken, ze pakken immers niet de oorzaken van het probleem aan. Integendeel zelfs, het neoliberale beleid van de regering en de samenwerking met het imperialisme dat de oorlogen in het Midden-Oosten voert of de wapenverkoop aan Soennitische theocratieën, zullen de situatie enkel erger maken.

    Tijd voor massamobilisatie!

    De beste manier om alle slachtoffers van de terreur te herdenken, zowel de slachtoffers van de jihadisten als de honderden slachtoffers van de overheidsterreur, is door de strijd voor echte revolutionaire verandering verder te zetten en te bouwen aan een massale politieke stem die de werkende bevolking en de jongeren vertegenwoordigt. Dit is noodzakelijk om te vermijden dat de Tunesische bevolking in het vuur staat van verschillende bendes moordende criminelen.

    De vakbonden en sociale bewegingen hebben meermaals aangetoond dat ze het potentieel hebben om duizenden jongeren in massale collectieve strijd voor werk en een waardig leven te betrekken. Veel van de jongeren die vandaag ten prooi aan de religieuze extremisten vallen, namen in het verleden deel aan de strijd tegen Ben Ali en voor een betere toekomst. We hebben nood aan een massale revolutionaire beweging die hoop biedt aan de jonge generatie en de jongeren terug uit de klauwen van de terroristen en smokkelaarsbendes haalt.

    Als links geen duidelijke antwoorden biedt over hoe de samenleving te veranderen en als links geen radicale en massale politieke actie aanbiedt, dan zullen velen ontgoocheld naar de jihadisten kijken. Die kunnen het vacuüm vullen door in te spelen op de bestaande wanhoop die omgezet wordt in destructieve individuele acties waar vooral werkenden en armen, zowel Tunesiërs als buitenlanders, de prijs voor betalen.

    We roepen alle vakbonden, de linkerzijde en de revolutionaire jongeren op om zich niet te laten misleiden door de propaganda van de heersende klasse en de media die een klimaat van intimidatie proberen te creëren waarbij ze iedereen oproepen om achter de regering te staan en geen sociale eisen te stellen. Dat is de weg naar nog meer ellende en voor een verveelvuldiging van het aantal aanslagen zoals die in Sousse.

    We roepen de massa’s, de syndicalisten van UGTT, linkse partijen en sociale organisaties op om op straat te komen en zoveel mogelijk mensen te mobiliseren om neen te zeggen aan terreur en religieus extremisme en om een hernieuwde strijd te voeren voor werk en een degelijk leven voor iedereen en voor de verdediging van democratische rechten tegen alle mogelijke dreigementen.

    Neen aan terrorisme, neen aan kapitalisme, neen aan imperialisme – voor een socialistisch alternatief op oorlog, armoede en terreur!

  • Irak/Syrië. ISIS verovert Ramadi en Palmyra. Hoe sectaire milities stoppen?

    ramadi [dropcap]E[/dropcap]nkele dagen nadat Islamitische Staat (ISIS) Ramadi veroverde, de hoofdstad van de de Irakese provincie Anbar, werd ook de Syrische stad Palmyra veroverd door de soennitische jihadisten. In beide landen leidde de opmars van ISIS opnieuw tot een vernedering van het nationale leger, vluchtelingen en een versterking van ISIS.

    Artikel door Niall Mulholland

    Volgens het regime in Bagdad en de Amerikaanse regering zat ISIS in Irak zogezegd in een defensieve positie. Eerder dit jaar werd ISIS verslagen door een combinatie van Koerdisch verzet en door de VS geleide luchtaanvallen rond Kobani in het noorden van Syrië en nadien werd het ook uit Tikrit in het centrum van Irak verdreven. ISIS moest ongeveer 20.000 vierkante kilometer gebied prijsgeven in het noorden van Irak.

    De westerse bombardementen hebben ISIS pijn gedaan, maar het volstaat niet als alternatief op gewapende grondtroepen in Irak. Die zijn compleet ondoeltreffend en corrupt. Zoals bij de dramatische val van de stad Mosoel vorig jaar, sloegen de Irakese soldaten ook nu meteen op de vlucht voor het offensief van ISIS op Ramadi. Ze lieten artillerie en munitie achter. ISIS ging vervolgens over tot een aanval op de stad Husaibah in de buurt van Ramadi. Het Amerikaanse beleid om het Irakese leger op te bouwen terwijl het ondersteund wordt door luchtaanvallen, faalt. Ook van het plan om soennitische stammen te ‘activeren’ in het verzet tegen ISIS komt niets in huis.

    De Syrische ‘elitetroepen’ die trouw blijven aan president Bashar-al-Assad moesten de belangrijke olievelden ten noorden van Palmyra verdedigen. Maar eens de strijd begon, gaven ze zich al gauw over. Ook hier bleven grote voorraden munitie achter. ISIS controleert nu naar verluidt meer dan 50% van het Syrische grondgebied.

    De vooruitgang van ISIS heeft meer te maken met de zwakte van de staat in Syrië en Irak dan met de eigen kracht. Het brutale regime van Assad discrimineerde de soennitische meerderheid jarenlang en het door sjiieten gedomineerde regime in Bagdad wordt gevreesd en gehaat door de soennitische minderheid in het land.

    De val van Ramadi en Palmyra komy bovenop een lange lijst van humanitaire rampen in de twee buurlanden. Meer dan 25.000 mensen zijn Ramadi ontvlucht, vanuit Palmyra vertrok een derde van de 200.000 inwoners. Wie blijft, wordt met de barbarij van ISIS geconfronteerd. Er verschenen al foto’s op sociale media van lijken die op straat werden geëxecuteerd. Ook het door UNESCO erkende werelderfgoed in Palmyra moet er wellicht aan geloven. Eerder ging ISIS in Irak over tot de vernietiging van oude sites.

    De Irakese regering is nu afhankelijk van sjiietische milities om het verzet tegen ISIS te voeren en Ramadi en de rest van de hoofdzakelijk soennitische provincie Anbar te heroveren. Dit zal de sectaire spanningen en wreedheden enkel doen toenemen. Volgens Human Rights Watch gingen sjiietische milities en Irakese troepen over tot oorlogsmisdaden met plunderingen, martelingen en willekeurige excuties van soennieten toen ze de stad Amerli in september op ISIS heroverden. De barbaarse methoden van ISIS worden sterk veroordeeld door de westerse regeringen, maar gelijkaarige barbaarse handelingen door de sjiietische bondgenoten van de VS in Irak krijgen geen enkele aandacht.

    In heersende kringen in de VS is er discussie over hoe ISIS kan aangepakt worden. Er zijn ongeveer 5.000 Amerikaanse soldaten in Irak als ‘speciale adviseurs’. In Washington roepen sommigen op tot een grote toename van het aantal grondtroepen. Maar Obama staat wijfelachtig tegen een grotere Amerikaanse betrokkenheid in een langdurige, bloedige en dure grondoorlog in Irak. Zeker aangezien er geen garantie op succes is.

    In Syrië steunt de VS de zogenaamde ‘gematigde’ rebellen met luchtaanvallen tegen zowel ISIS als het regime van Assad. Er is ongeveer 500 miljoen dollar uitgetrokken om de rebellen op te leiden.  Gezien de inefficiëntie van een groot deel van de anti-Assad rebellen komt een groot deel van deze Amerikaanse hulp in de realiteit bij de lokale afdeling van Al Qaeda, Al Nusra, terecht.

    Tegenstellingen in het westers beleid

    De enorme tegenstellingen en hypocrisie van het westerse en Amerikaanse beleid in de regio zijn het gevolg van meer dan tien jaar van imperialistische agressie, illegale oorlogen, bloedige bezettingen en militaire bombardementen en dit van Libië tot Syrië. Naar schatting kwamen meer dan een miljoen mensen om het leven als gevolg van de acties van de VS en andere westerse machten. Het nastreven van geostrategische doelstellingen, vooral toegang tot olie en de bijhorende winsten voor grote bedrijven, staan centraal in het bepalen van het westerse beleid in de regio. Het leven van de bevolking in de regio wordt daar totaal aan ondergeschikt.

    Het Amerikaanse beleid in de regio vertrekt van een ‘verdeel-en-heerspolitiek’ waarbij soennieten tegen sjiieten worden uitgespeeld. Dit creëert monsters van Frankenstein, zoals ISIS.  De soennitische jihadistische krachten maakten aanvankelijk deel uit van de soennitische opstand tegen het door de VS gesteunde sjiietische regime in Irak. Na het zogenaamde soennitische ‘Ontwaken’, een opstand van soennitische stammen tegen het lokale bewind van Al Qaeda, trokken verschillende jihadisten naar Syrië waar ze een rol speelden in de ontwikkelende burgeroorlog. Een aantal van deze krachten vormden zich om tot de Islamitische Staat van Irak en Syrië dat snel terrein kon winnen binnen het verzet tegen Assad, onder meer door bewapening en steun vanuit de reactionaire Golfstaten (die bondgenoten van de VS zijn). Het succes in de strijd tegen Assad en tegen concurrerende jihadisten, dreef ISIS terug naar Irak waar het steun vond in soennitische regio’s die al jarenlang gebukt gaan onder staatsrepressie en vervolging onder het door sjiieten gedomineerde regime van Bagdad.

    De bloedige spiraal toont aan dat er op basis van het kapitalisme en onder bewind van reactionaire elites en sectaire krachten steeds meer conflicten en humanitaire rampen zijn in de regio. Enkel de werkende bevolking van de regio, verbonden met de rest van de arbeidersbeweging doorheen de wereld, kan een uitweg vinden uit deze nachtmerrie.

    Het potentieel hiervoor bleek tijdens de zogenaamde ‘Arabische Lente’, toen dictators omvergeworpen werden door massabewegingen van werkenden en armen in Tunesië en Egypte. Maar deze bewegingen die reageren tegen decennia van dictatuur hadden geen vastberaden leiding vanuit de arbeidersbeweging, een leiding die de massa’s kon mobiliseren en organiseren tegen de dictators maar ook tegen het kapitalisme. Het liet ruimte aan de contrarevolutie die met de steun van de westerse machten opnieuw de overhand kon halen. Het leidde tot de terugkeer van een militaire ‘leider’ in Egypte en in Libië en Syrië werd de massabeweging op een zijspoor gezet op basis van reactionaire, sectaire verdeeldheid of verschillen tussen stammen.

    Opstand

    De werkende bevolking in de regio zal uiteindelijk opnieuw tot massastrijd overgaan tegen de dictators en alle sectaire krachten. De diepe haat van de soennieten tegen het regime in Bagdad blijkt uit het feit dat sommigen het middeleeuwse bewind van ISIS verwelkomen of tot op zekere hoogte gedogen. Ze hopen dat het kan leiden tot het einde van de vervolging door sjiieten en een zekere graad van ‘stabiliteit’ en ‘orde en tucht’ kan brengen. De realiteit van het leven onder een fundamentalistische barbarij zal uiteindelijk soennieten aanzetten tot verzet tegen ISIS. De Ierse journalist Patrick Cockburn bracht recent verslag uit van de vreselijke situatie waarin soennieten leven in het door ISIS gecontroleerde deel van Irak. Meisjes worden er gedwongen tot ‘jihadistische huwelijken’ en alles van muziek en dansen, of zelfs van het voederen van duiven, wordt verboden.

    De werkende bevolking en de armen in Irak en Syrië kunnen enkel rekenen op zelforganisatie om een einde te maken aan de oorlog en de sociale ellende. Een onafhankelijke, verenigde, arbeidersbeweging kan de zelfverdediging van alle gemeenschappen en minderheden organiseren. Met een socialistisch programma kan zo’n beweging regionale en internationale steun van de arbeidersbeweging vinden in de strijd tegen rotte regimes en om een einde te maken aan het imperialisme en alle sectaire, reactionaire politici en milities. Het kan de basis vormen voor een democratische socialistische herorganisatie van de samenleving.

  • Rojava: zoektocht naar een alternatief. Verslag van een solidariteitsbezoek

    Solidariteitsdelegatie op bezoek in Koerdistan. Vooraan links: Orhan. Foto: solidariteitsdelegatie
    Solidariteitsdelegatie op bezoek in Koerdistan. Vooraan links: Orhan. Foto: solidariteitsdelegatie

    Midden maart trok een Belgische delegatie van het solidariteitscomité voor Kobane naar Rojava in Syrisch Koerdistan. De delegatie ging er met eigen ogen aanschouwen wat er gebeurt en brengt nu verslag uit. We spraken met Orhan Kilic, een van de delegatieleden.

    Interview uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    [divider]

     

    Wat was het doel van jullie reis naar Rojava en wat wil het solidariteitscomité in België doen?

    “Sinds de grote aanval op Kobane (midden september 2014) hebben de Koerden wekenlang massaal geprotesteerd, niet alleen in die regio maar ook hier bij ons, in Europa en België. Kobane heeft toen de aandacht van de hele wereld getrokken. Het verzet van de Koerden, maar nog belangrijker, hun politiek project voor autonomie en een democratisch en pluralistische samenleving zijn vanaf dan ook meer besproken geweest. In die dagen is ook een humanitaire hulpcampagne op gang gekomen dat de Koerden zelf, samen met enkele actoren uit het Belgische middenveld, op een gespreide slagorde getrokken hebben.

    “Zowel die politieke als humanitaire goodwill proberen we nu te verankeren via het solidariteitscomité. Die samenwerking zal ongetwijfeld de hulpcampagne beter stroomlijnen en groter maken. Maar ook op politiek vlak wil dat comité de verwezenlijkingen van de Syrische Koerden ondersteunen en helpen verdedigen.

    “We willen een solidariteitsbeweging tussen België en Rojava op gang brengen. De beste manier om hieraan te beginnen was die delegatie organiseren. Mensen die het met hun eigen ogen zien, en dat gaan overbrengen heeft zoveel meer effect.

    “We zijn met 6 mensen vertrokken, allemaal politieke activisten die deel uitmaakten van verschillende politieke organisaties of stromingen in België.  Dat pluralisme is ook overduidelijk aanwezig in het solidariteitscomité zelf. Ik vind dit zeer belangrijk. De delegatie heeft ook een blog bijgehouden met zeer interessante bijdragen: www.rojavaproject.net”

    Wat is de laatste toestand in de regio?

    “De Syrische Koerden hebben de wind in de rug. Dat is overduidelijk als je praat met de mensen uit de regio. Ondanks het grote gevaar van het reactionaire fundamentalisme van ongekende schaal, zijn de Koerden verbazingwekkend positief en kijken ze hoopvol uit naar de toekomst. Ondanks de harde strijd rond Kobane geloven de mensen in het politiek project van ‘Democratische Autonomie’ en ‘Democratisch Confederalisme’.

    “Er is daar iets concreets en tastbaars aan de gang, en dat nodigt uit om eraan mee te werken. Niet toevallig geniet TEV-DEM (het Syrisch-Koerdische volksbeweging rond de PYD) een enorm grote steun onder de bevolking. Het gaat overigens om een steun die de etnische en religieuze breuklijnen overstijgt. Dat alleen al is een enorm grote stap vooruit dat we moeten steunen en verdedigen.

    “Het Midden-Oosten wordt in het westen doorgaans geassocieerd met fundamentalisme en sectaire burgeroorlogen. Maar Rojava is vastberaden om daar een alternatief op te zijn.  Ze hebben nu al de steun van vele andere minderheden en Arabische stammen. De Koerden zijn zeer ambitieus en zeggen dat hun politiek project een uitweg is uit de impasse en de burgeroorlog die nu haar vijfde jaar is ingegaan.”

    Jullie zijn tegengehouden door het (Iraaks) Koerdische regionale regering? Wat is daar gebeurd?

    Newroz-feest in het Kandil-gebergte. Foto: solidariteitsdelegatie
    Newroz-feest in het Kandil-gebergte. Foto: solidariteitsdelegatie

    “We wilden inderdaad via (Iraaks) Koerdistan Rojava binnenkomen omdat de grenzen aan Turkse zijde ofwel gesloten zijn ofwel enkel toegankelijk zijn voor mensen met de Syrische nationaliteit. Omdat we niet konden rekenen op de goodwill van Turkije, dachten we dat een oversteek uit (Iraaks) Koerdistan geen probleem zou zijn.

    “Wat we daar zagen, was ronduit schandalig. De Iraakse Koerden hebben veel sympathie voor wat gebeurt in Rojava. Maar het corrupte regime van Barzani en zijn KDP in Iraaks Koerdistan heeft net zoals Turkije een vorm van embargo ingesteld tegen Rojava. De ongelijkheid en sociale problemen in Iraaks Koerdistan nemen toe. Het regime is dan ook bang van het voorbeeld in Rojava.

    “De KDP ziet de verwezenlijkingen van Rojava als een bedreiging voor zichzelf. De KDP vertegenwoordigt het feodalisme en kapitalisme in de regio. De democratie, het pluralisme, het anti-kapitalisme en de vrouwenbeweging van Rojava werken aanstekelijk. De Koerden aan deze kant van de grens zijn er niet immuun voor. Nu al zie je dat de Yazidi-minderheid van Iraaks-Koerdistan hun democratische rechten en zelfbestuur opeisen tegen de autoritaire KDP machthebbers in.

    “De toegangswegen worden streng gecontroleerd en de overgang voor PYD-leden en sympathisanten wordt onmogelijk gemaakt. PYD-functionarissen kloegen dat ze zelfs geen humanitaire hulp konden overbrengen van één deel van Koerdistan naar een ander deel van Koerdistan.

    “Wij werden daar helaas ook het slachtoffer van. We bleven dan maar in Iraaks Koerdistan. We konden het vluchtelingenwerk van nabij volgen. We trokken naar het Kandil-gebergte waar het Newroz-feest gevierd werd. We brachten ook reportages met bestuurders van KCK, de volksbeweging rond de PKK.”

    Het voorbeeld van de zelfbeheerde comités in Rojava is een interessante ontwikkeling. Hoe ver staan die? Zijn zij plaatsen van debat en actie waarin meerdere linkse en revolutionaire tendenzen actief kunnen zijn? Hoe is de betrokkenheid van brede lagen van de bevolking?

    “Er is een systeem waarbij zelfbeheerde en democratische comités zowat alle aspecten van het publieke leven regelen en dit zonder aanwezigheid van de Syrische staat. De comités bestaan op alle niveaus, van wijk- en dorpsraden tot het bestuur van de kantons van Rojava. Er is een getrapt systeem van onder naar boven. De basis zijn de volksraden (meclis) die de administratieve bestuursorganen van de gemeenten maar ook de kantons benoemen en controleren. Er zijn communes en coöperatieven opgezet om het economisch leven te regelen, dat kan enkel op basis van een brede participatie van onderuit.

    “Dit systeem houdt al bijna drie jaar in stand onder de meest ongunstige omstandigheden en brutaalste militaire aanvallen en zonder noemenswaardige hulp van buitenaf. De gewone mensen, boeren en jongeren zijn volledig op zichzelf aangewezen. Dat leidt tot sympathie en inspiratie onder mensen van buiten Rojava.

    “Er zijn tal van interessante elementen: de militaire en vrijwillige zelfverdediging, de prominente aanwezigheid van vrouwen in alle gelederen van het bestuur, pluralisme om verschillende culturen en etnieën te verenigen maar ook om zelforganisatie te bevorderen.

    “Maar er blijven natuurlijk immense problemen die op oplossingen wachten. Alle middelen, hoe schaars ook, gaan nu naar de oorlog. Dat is begrijpelijk en onvermijdelijk, er zijn allerhande bloeddorstige terreurorganisaties en lokale repressieve regimes voor wie een Koerdische lente bedreigend is. De militaire druk bedreigt de vooruitgang. Rojava heeft geen industrie, geen fabrieken. Landbouw en veeteelt zijn de hoofdbron van inkomsten, maar dat volstaat niet. Er is olie, maar Rojava kan het niet op grote schaal raffineren of uitvoeren. Het embargo van de naburige regimes houdt economische ontwikkeling tegen. Het enige wat floreert, is smokkel.”

    Wat moet er dan wel gebeuren?

    “De bevolking beseft dat ze het zelf moet doen. De zelforganisatie en zelfredzaamheid zijn fundamenten voor de toekomst. Die brede participatie houdt Rojava al drie jaar overeind en zorgde voor militair succes tegen Islamitische Staat. De oorspronkelijk onmogelijk gewaande zelfverdediging en de militaire successen tegen ISIS inspireren, wat de machtsbasis van het autonoom zelfbestuur versterkt. Het zorgt voor menselijke en materiële steun, onder meer van de Koerden uit het door Turkije bezette deel van Koerdistan.

    “Maar alleen zal Rojava het niet halen, er is nood aan internationale solidariteit. Daarbij moeten we niet wachten op eventuele erkenning van het autonoom bestuur door de EU of de VN. Er is solidariteit van onderuit nodig zoals instinctief ook aangevoeld wordt dat we de Griekse bevolking moeten steunen in het verzet tegen het besparingsbeleid dat door de EU wordt opgelegd. Op basis van solidariteit kunnen we de politieke discussie mee richting geven. Midden de elementen van barbarij wordt uitgekeken naar een radicaaldemocratisch en socialistisch alternatief, dat versterken om effectief tot een breuk met kapitalisme en imperialisme te komen, is belangrijk voor iedereen die opkomt voor een betere wereld.”

     

    Facebook pagina van solidariteitscomite

    https://www.facebook.com/solidariteitcomiterojava?ref=hl

    website delegatie: www.rojavaproject.net

  • Voorstel tot nucleair akkoord met Iran weerspiegelt veranderingen in Midden-Oosten

    In de nasleep van de rampzalige bezetting van Irak moet Obama balanceren tussen regionale machten

    Analyse door Robert Bechert

    iranp5Indien het voorstel tot nucleair akkoord, het ‘Gezamenlijk Actieplan’, tussen de P5+1 (de vijf permanente leden van de VN Veiligheidsraad en Duitsland) en Iran erdoor komt, dan zou dit een belangrijke verandering in de verhoudingen tussen deze landen vormen. Zelfs indien de uiteindelijke ratificatie van dit ‘politiek begrip’ wordt uitgesteld, vormen de onderhandelingen zelf een uitdrukking van de veranderende posities in de regio’s.

    Rampzalige gevolgen van inval in Irak

    Deze poging om tot een akkoord te komen, is in essentie het gevolg van de veranderende krachtsverhoudingen op wereldvlak en de blijvende nasleep van de door de VS en Groot-Brittannië geleide invasie van Irak.

    De economische groei en groeiende internationale invloed van China heeft de wereldpositie van de VS uitgehold. Tegelijk heeft de rampzalige nasleep van de invasie in Irak bijgedragen tot het einde van de korte periode vanaf de jaren 1990 waarin de VS het wereldtoneel domineerde. De invasie was rampzalig, eerst en vooral voor de miljoenen inwoners van Irak maar daarnaast ook voor de architecten van de oorlog. De beperkingen van de VS en de al sterk afgenomen Britse macht werden scherp aangetoond. De hoop van deze regeringen om een nieuwe orde in het Midden-Oosten te vestigen door vijandige krachten uit te schakelen of te neutraliseren, werd doorprikt. Dat blijkt nu opnieuw duidelijk in het voorstel tot akkoord met Iran.

    De bevolking van Irak kreeg het hard te verduren, de inval leidde tot een groot aantal dodelijke slachtoffers. Dit versterkte de ellende voor de bevolking en zorgde voor nieuwe conflicten. Voor de aansterkers en verdedigers van het avontuur van Bush en Blair was dit een strategische nederlaag en een enorme verspilling van middelen. De inval in Irak destabiliseerde de volledige regio en het zorgde ook voor een versterking van de regionale macht van Iran. Dat was niet bepaald wat Washington voor ogen had. Dit was een belangrijke nederlaag voor de westerse machten die na de omverwerping van de Sjah van Iran in 1979 probeerden om het regime te isoleren. Onder Reagan en Thatcher werd Saddam gesteund in de oorlog tussen Iran en Irak van 1980 tot 1989, een oorlog die door Saddam was begonnen.

    In een artikel dat zich vooral tegen het akkoord keerde, zonder er een alternatief op naar voor te brengen, stelden de voormalige Amerikaanse ministers Kissinger en Shultz dat de “de onderhandelingen 12 jaar geleden begonnen als een internationale poging om te vermijden dat Iran een nucleair arsenaal zou kunnen opbouwen, maar nu eindigt met een akkoord waarin de nucleaire capaciteit wordt erkend, zelfs indien het in de eerstkomende tien jaar niet om een volledige capaciteit gaat.” (Wall Street Journal 9 april 2015). Dit compromis was niet wat Washington en Londen op het oog hadden in 2003.

    Nasleep van de ‘Arabische lente’

    De revoluties van 2011 in Noord-Afrika en het Midden-Oosten brachten de westerse machten aanvankelijk zware slagen toe. Enkele belangrijke bondgenoten in de regio, vooral Moebarak, werden immers aan de kant geschoven. Er werd gevreesd dat de revoluties zich verder zouden verspreiden naar andere landen en verder zouden gaan dan het omverwerpen van autocraten en dictators, de angst was er dat ze in sociale revoluties zouden overgaan.

    De eerste revolutionaire golf werd op een zijspoor gezet, waardoor heel wat kansen voor de arbeidersklasse en de armen om met onderdrukking en kapitalisme te breken verloren gingen. Maar de daaropvolgende contrarevolutie zorgde niet voor het herstel van de vorige positie van het imperialisme. Het imperialisme heeft aan invloed ingeboet naarmate de contrarevolutie ook ruimte bood aan centrifugale krachten op basis van nationale, religieuze of andere verdeeldheden. Deze ontwikkeling is het duidelijkste in het opdelen van Libië en Syrië. Het zorgde voor meer ellende en instabiliteit doorheen de regio. Het feit dat ISIS en andere fundamentalistische groepen tegen deze achtergrond een explosieve vooruitgang kenden, versterkte de problemen voor het imperialisme.

    De belangrijkste imperialistische machten voelden de zwakte van hun traditionele Arabische bondgenoten en vreesden de snelle opmars van ISIS. Ze zagen zich gedwongen om uit te kijken naar nieuwe bondgenoten. Vandaar de westerse steun voor de leiders van het autonome Koerdische gebied van Irak. In Irak ontstond er bovendien een onofficiële verstandhouding tussen de VS en Iraanse krachten om een door sjiieten gedomineerde regering te steunen in de strijd tegen ISIS.

    Het is tegen deze achtergrond dat inspanningen achter de schermen opgedreven werden om tot een toenadering met Iran te komen. Het voorstel tot akkoord is een belangrijke stap in die richting.

    De wereldmachten, vooral de westerse imperialisten, hebben de hulp van Iran nodig tegen de dreiging van ISIS en andere soennitische fundamentalisten in Irak en Syrië. Maar deze tactiek dreigt tegelijk de nauwe banden met Saoedi-Arabië en de Golfstaten onder druk te zetten, veel van deze regimes steunden diverse soennitische fundamentalisten. Het gaat om autocratische en grotendeels feodale heersers die in Iran een concurrent zien en vrezen dat Iran een beslissende rol kan spelen in Irak en vervolgens via de sjiietische bevolking in landen als Bahrein en Saoedi-Arabië een grotere invloed zal uitbouwen. Dat is een van de redenen waarom de VS Iran al waarschuwde dat het zich niet mag mengen in de ontwikkelende burgeroorlog in Jemen.

    Een aantal westerse strategen die een grotere angst voor Iran hebben, vrezen dat dit akkoord onvoldoende zal bijdragen aan het verzwakken van het Iraanse nucleaire programma. Kissinger en Schultz geven uitdrukking aan de afgezwakte positie van het westen als ze stellen dat de ontwikkeling van een nucleair programma in Iran ertoe leidt dat de “oorlogsdreiging het westen meer belemmert dan Iran.” In zekere zin volgt Obama nochtans slechts een gelijkaardige strategie als Kissinger zelf toen hij in 1972 een akkoord tussen de Amerikaanse en Chinese leiders voorbereidde.

    Alle grote wereldmachten zijn rivalen en brengen hun eigen belangen naar voor in regio’s als de Stille Oceaan of Oekraïne. Dit akkoord met Iran wordt gesteund door de P5+1, maar dan wel telkens om verschillende redenen. Sommige westerse bondgenoten in de regio, vooral Israël en Saoedi-Arabië, verzetten zich tegen het akkoord omdat ze aan regionale macht vrezen in te boeten. De Saoedi’s vrezen in bovendien dat een groeiende Iraanse invloed een stimulans zal zijn voor de sjiitische minderheid in Saoedi-Arabië om in actie te komen. De Israëlische regering vreest te moeten inbinden op zijn invloed op de westerse machten.

    Evenwichtsoefening voor Obama

    De regering van Obama balanceert tussen de verschillende machten. In dezelfde week dat het ontwerp van akkoord met Iran werd getekend, herstartte de Amerikaanse regering de jaarlijkse militaire hulp van 1,3 miljard dollar aan Egypte, werd Amerikaanse steun gegeven aan de Saoedische luchtaanvallen in Jemen en kwam er steun voor wat een soennitische Arabische militaire macht moet worden.

    In de VS zelf kwam er verzet tegen het akkoord met Iran vanwege de Republikeinen die daartoe aangemoedigd werden door de Israëlische premier Netanyahu. Dit verzet heeft te maken met electorale doeleinden en in sommige gevallen ook met een meningsverschil over het buitenlandse beleid. Ze hopen in te spelen op wat nog overblijft van breed gedragen Amerikaanse woede tegen Iran naar aanleiding van de gijzeling van diplomatieke staf van de VS gedurende 444 dagen inn 1979/1980 alsook op de vrees die zeker onder de joodse en de fundamentalistisch christelijke bevolking leeft voor de toekomst van Israël.

    Ook in het Iraanse regime is er verdeeldheid. Een combinatie van groeiende binnenlandse vraag naar verandering, regionale instabiliteit, economische sancties en nu ook dalende olieprijzen zorgde ervoor dat de voorstanders van een akkoord over een meerderheid lijken te beschikken.

    Maar er zijn conflicten binnen het regime. De huidige ‘hoogste leider’ Ali Khamenei lijkt steun te geven aan president Rouhani die een akkoord wil sluiten. Maar meer kritische elementen rond de religieus-conservatieve ‘principiëlen’ hebben hun strijd niet opgegeven, zeker niet nu er in februari verkiezingen zitten aan te komen voor zowel het parlement als de Raad van Experten, waar overigens ook de hoogste leider wordt verkozen. In hoeverre die oppositie reëel is, dan wel een rookgordijn van het regime om het onderste uit de kan te halen bij de onderhandelingen, is niet duidelijk.

    Wel duidelijk is de groeiende roep voor verandering en zeker onder de jongeren wordt de religieuze kaste die sinds 1979 regeert steeds meer in vraag gesteld. De verdeeldheid in het regime en de ongemakkelijke positie ervan komen tot uiting in zowel de aanhoudende repressie als de kleine toegevingen. De aankondiging van het akkoord werd alvast verwelkomd door spontane feesten in de straten doorheen het land. Mensen zongen, juichten en dansten. Velen hielden foto’s van president Rouhani omhoog. De populariteit van het akkoord zorgt ervoor dat het regime oppositie riskeert te creëren, mogelijk zelfs groter dan de massaprotesten na de presidentsverkiezingen van 2009, moest het de ratificatie van het akkoord zomaar blokkeren.

    Het gefeest kwam er door het vooruitzicht dat een akkoord de schadelijke internationale sancties tegen Iran zal verzachten. Het versterkt de hoop op verandering, zeker tegen de achtergrond van de dalende olieprijzen die de economie en de levensstandaard hard raken.

    De inflatie viel recent terug van het hoogtepunt van 40% tot ongeveer 16%. Maar de verantwoordelijke van de officiële door het regime gecontroleerde arbeidersorganisatie verklaarde dat 70% van de bevolking onder de armoedegrens leeft. De minister van Arbeid had het over 12 miljoen mensen die honger lijden. De druk op de levensstandaard heeft zelfs geleid tot arbeidersprotest, onder meer in de automobielsector en een “stil protest” van tienduizenden leraars doorheen het land begin maart.

    Potentiële markt

    Iran telt een bevolking van meer dan 80 miljoen mensen en is de 18de grootste economie ter wereld. Het is niet alleen een regionale macht maar ook een potentiële markt. Veel buitenlandse bedrijven bereiden zich actief voor om het land binnen te stormen zodra de sancties opgehoffen worden. De krant New York Times haalde vorig jaar een topman van een oliebedrijf aan die stelde: “Na dit akkoord zullen we een ongelofelijke boom kennen.” Enkele weken na het akkoord was er een publieke bijeenkomst met een groep van Amerikaanse investeerders in Teheran, de eerste dergelijke bijeenkomst die openlijk plaatsvond sinds 1979.

    Als het akkoord er door komt, zullen de sancties wellicht slechts geleidelijk opgehoffen worden. Ondanks de hoge verwachtingen bij de bevolking zal dit wellicht niet leiden tot een blijvende economische groei, de situatie van de wereldeconomie is immers niet gunstig.

    Maar de verandering kan de Iraanse arbeidersklasse meer vertrouwen geven om strijd aan te gaan. Dat kan een belangrijke ontwikkeling zijn. Naast die van Egypte en Turkije is de Iraanse arbeidersklasse een van de grootste uit het Midden-Oosten. Iran kent een relatief ontwikkelde samenleving, zowel in Iran als Turkije leeft ongeveer 70% van de bevolking in stedelijke gebieden. Een grootschalige terugkeer van de strijdbare tradities van de Iraanse arbeidersklasse zou een belangrijke impact hebben in de hele regio. Het zou mogelijk het voorbeeld van massastrijd terug op de voorgrond plaatsen. Als het gepaard gaat met socialistische ideeën zou het een uitweg kunnen bieden uit de armoede en het geweld die kenmerkend zijn voor het Midden-Oosten onder het bewind van de feodale heersers, religieuze zeloten en kapitalisten.

  • 13de Wereld Sociaal Forum – verslag vanuit Tunesië

    16823651039_7b9b7c08b6_zHet 13de Wereld Sociaal Forum (WSF) vond plaats van 24 tot 28 maart in Tunis, waar ook het WSF van 2013 plaatsvond. Het WSF werd in 2001 opgezet in Porto Alegre in Brazilië en wil een antwoord van de sociale bewegingen vormen op het Wereld Economisch Forum van Davos. Er waren meer dan 1000 werkgroepen, conferenties en debatten met syndicalisten, militanten van diverse organisaties en partijen, onderzoekers of jongeren uit meer dan 120 landen.

    Een verslag door Nicolas Croes

    In 2013 telde het WSF maar liefst 70.000 aanwezigen. Dat was een uitdrukking van het revolutionaire proces in Tunesië en de regio dat in 2011 begon maar in 2013 nog steeds tot de verbeelding sprak van vele linkse militanten maar ook van brede lagen daarnaast. Er waren toen veel Tunesisische activisten die met hun vakbondsfederatie UGTT (Union Générale Tunisienne du Travail) aanwezig waren, dat was erg zichtbaar met de stands van de UGTT en de vakbondskleuren waren dominant. Dit jaar waren er volgens de organisatoren 45.000 aanwezigen.

    De terreuraanslag van 18 maart op het Bardomuseum waarbij 24 doden vielen, had ongetwijfeld een impact op de mobilisatie. Het WSF begon op dinsdag met een mars voor “vrijheid, gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en vrede”. Deze mars trok onder strenge politiebewaking naar het museum waar de aanslag werd gepleegd. Het WSF van 2013 volgde op de politieke moord van de linkse oppositieleider Chroki Belaïd. Destijds reageerden de UGTT en de linkerzijde op die aanslag met een massale mobilisatie, zelfs indien de historische algemene staking van 8 februari 2013 geen vervolg kreeg. Nu werd alle initiatief voor een reactie op het terrorisme overgelaten aan de regering (waarin zowel de islamitische partij Ennahda als de partij van het oude regime onder Ben Ali, Nidaa Tounès, zetelen).

    De beperktere opkomst voor het WSF, met vooral opmerkelijk minder Tunesiërs, komt onder meer door het aanhoudende getreuzel van de leiding van de arbeidersbeweging die er maar niet in slaagt om een radicaal revolutionair alternatief te bieden op de impasse van de kapitalistische crisis. Het revolutionaire enthousiasme van de massa’s was kenmerkend voor de situatie twee jaar geleden. Dat enthousiasme heeft plaats gemaakt voor een groter scepticisme maar ook voor meer uitgesproken politieke standpunten en een groeiend wantrouwen in de leiders van de vakbondsfederatie UGTT en het Front Populaire, een koepel met verschillende linkse organisaties. Dat wantrouwen wordt versterkt door de dubbelzinnige houding die deze organisaties innemen ten aanzien van de burgerlijke partij Nidaa Tounès.

    Waar staan we met de antikapitalistische strijd?

    Veel activisten, zowel jongeren als werkenden, hoopten van het WSF gebruik te maken om ervaringen over het proces van revolutie en contrarevolutie in hun land uit te wisselen. Dat leidde tot heel wat ontgoocheling.

    In een artikel onder de titel “Wereld Sociaal Forum 2015: waar is de antikapitalistische strijd naar toe?” beschrijft de Tunesische journaliste en activiste Henda Chennaoui de reacties van een militant uit Sidi Bouzid, de bakermat van de Tunesische revolutie van 20122. De militant beschreef zijn ontgoocheling als volgt: “Ik had een totaal ander idee van het forum. Ik dacht dat het een veel radicaler evenement was dat meer tegen de stroom inging. In werkelijkheid zijn er meer reformisten dan revolutionairen. De feestelijke en bijna commerciële sfeer komt in de plaats van het verzet en de woede die we moeten hebben door de wereldwijde crisis.” Zijn vaststellingen doen denken aan wat een Sloveense activist stelde: “Het gemeenschappelijk doel van het Forum is niet meer om het systeem te veranderen en tegen het kapitalisme te strijden, maar enkel om de gevaren van het neoliberalisme aan te klagen omdat dit neoliberalisme de wereld in groeiende chaos meesleurt.”

    Onder de aanwezigen waren er ongetwijfeld een aantal “revolutionaire toeristen” voor wie het WSF niet meteen een kans is om ervaringen over sociale strijd uit te wisselen. Voor vakbondsleiders staat deelname aan het WSF goed op hun militante CV en biedt het een kans om het linkse imago op te poetsen. Voor tal van verantwoordelijken van organisaties is het een gelegenheid om een rechtvaardiging voor subsidies te vinden.

    De beperktere deelname is dus ook deels toe te schrijven aan het feit dat het “model” van het WSF uitgeput raakt door de beperkingen die het WSF kent in de opbouw van een ernstig alternatief op het kapitalisme. De organisatoren van het WSF verwijzen naar sociale strijd en de arbeidersbeweging, maar staan er zelf vaak mijlenver van af, ook in hun interne werking. Een uitdrukking daarvan zagen we in de protestactie van tientallen vrijwilligers op deze editie van het WSF. De vrijwilligers kwamen in opstand tegen de harde arbeidsvoorwaarden, terwijl het WSF op heel wat subsidies kan rekenen.

    Dit gezegd zijnde blijft het WSF een verzamelplaats voor heel wat jongeren, werkenden, syndicalisten, … uit Tunesië en de rest van de wereld waarbij velen openstaan voor een ernstige discussie en het WSF willen gebruiken om hun politieke inzichten en hun engagement te versterken.

    Goede reacties op socialistische standpunten

    alternative_socialiste_tunisieHet CWI, de internationale organisatie waar LSP de Belgische afdeling van is, was op het WSF aanwezig met Tunesische militanten alsook enkele leden uit Groot-Brittannië, België, Italië en Duitsland. Ons pamflet was gericht op de discussie over de impasse in de massabewegingen. Het eindigde met volgende conclusie: “Ondanks een historische crisis zal het kapitalisme niet uit zichzelf verdwijnen. De werkenden, jongeren en onderdrukten hebben nood aan organisaties die hun dagelijkse strijd voor betere levens- en arbeidsvoorwaarden verbinden met het doel van een duurzame maatschappijverandering.

    “Het revolutionaire elan van de massa’s in Noord-Afrika en het Midden-Oosten vond een enorm gehoor in de rest van de wereld. De afwezigheid van revolutionaire organisaties met voldoende wortels onder de werkenden, de volkse klassen en onder de jongeren, opende evenwel de weg voor een terugkeer van de contrarevolutie en dit onder verschillende gedaanten. De woede van de 99% blijft echter bestaan. Het enige element dat ontbreekt is een massaal politiek alternatief om de arbeidersklasse, jongeren en armen op internationaal vlak te organiseren rond een programma van sociale verandering.

    “Tegen de chaos van het kapitalisme is slechts duurzaam economisch herstel mogelijk indien de arbeidersklasse zich de controle toeëigent over de grote banken en de sleutelsectoren van de economie. Hierdoor kan de productie democratisch gepland worden zodat ze afgestemd wordt op de behoeften van iedereen. Democratisch socialisme laat toe om de beschikbare middelen en moderne productiecapaciteiten ten dienste van de volledige samenleving te plaatsen met respect voor het milieu, in plaats van een erg kleine minderheid van parasieten toe te laten om het leven van de overgrote meerderheid van de bevolking naar de vaantjes te helpen.”

    Op het WSF verscheen het eerste nummer van de krant van onze Tunesische zusterorganisatie. In deze krant staan verschillende artikels over het gevaar van terrorisme in Tunesië (onder de titel: ‘Revolutie tegen het terrorisme’), de nood aan een antwoord vanuit de UGTT, de linkerzijde en de sociale bewegingen waarbij de strijd tegen terrorisme wordt verbonden aan de strijd tegen het beleid van de huidige regering. Die regering probeert de recente gebeurtenissen uit te spelen om het besparingsbeleid te versnellen en de democratische vrijheden te ondermijnen. De krant van onze Tunesische organisatie ging ook in op de recente staking in het onderwijs en er stond ook internationaal nieuws in over Griekenland en Algerije. We waren aangenaam verrast door de reacties op deze krant. Op de drie dagen dat we campagne voerden, gingen meer dan 400 exemplaren van onze krant van de hand.

    De discussies die we aan onze stand hadden, gingen vooral over de strategie waarmee we met het kapitalisme kunnen breken om over te gaan tot een democratisch socialistische samenleving. We organiseerden een meeting tijdens het WSF met een 50-tal aanwezigen. Deze meeting ging eveneens over de strategie voor een socialistisch alternatief. Voor het CWI gaat het niet enkel om het omverwerpen van rotte regeringen, maar ook om de opbouw van een fundamenteel ander systeem. We zullen verder bouwen aan onze aanwezigheid in de regio om bij te dragen aan de opbouw van een consequente revolutionaire beweging met een socialistisch programma.

  • Dodelijke terreuraanslag in Tunesië

    tunisie_01Er vielen minstens 23 doden bij een aanslag op het Bardo museum in Tunis op 18 maart. De aanslag werd opgeëist door Islamitische Staat. De sympathisanten van het CWI in Tunesië veroordelen deze laffe en barbaarse aanslag.

    Dit is een voor maandblad ‘De Linkse Socialist’ ingekorte vertaling van een langere verklaring van onze Tunesische zusterorganisatie

    De aanslag zorgde voor een golf van verontwaardiging en woede in het land. Duizenden mensen kwamen spontaan op straat om hun solidariteit met de slachtoffers van de aanslag te betuigen. Eens te meer ging het om onschuldige slachtoffers.

    Dergelijke aanslag komt niet als een verrassing. De afgelopen periode kenden jihadistische groepen een opmars in Tunesië. Dit wordt versterkt door de dieper wordende sociale crisis en ook door het volledige opbreken van buurland Libië na de imperialistische interventie in dat land.

    De voorbije jaren sloten duizenden Tunesiërs aan bij jihadistische groepen in Syrië en Irak, waaronder Islamitische Staat (IS). Het maakt van Tunesië een van de belangrijkste bronnen van buitenlandse strijders in deze conflicten.

    De Tunesische regering probeert de gebeurtenissen aan te grijpen voor een oproep tot ‘nationale eenheid’ tegenover het terrorisme. De Tunesiërs hebben inderdaad nood aan eenheid, maar niet met deze rotte regering die zich onder meer baseert op een partij met roots in de oude dictatuur en een partij die uit het rechtse religieuze fundamentalisme komt. Deze krachten kunnen we niet vertrouwen in de strijd tegen terrorisme.

    Na de aanslag werd het leger op straat ingezet. Mogelijk zullen heel wat Tunesiërs dat verwelkomen, maar het vormt geen antwoord op de onderliggende problemen. Bovendien kan het leger ook ingezet worden tegen andere vormen van oppositie tegen het bewind van deze regering.  Het regime probeert van de schok gebruik te maken om basisrechten aan banden te leggen en het staatsapparaat te versterken. Tegelijk wordt het asociale beleid verdergezet waarbij grote delen van de bevolking van de samenleving vervreemd raken. Daar kunnen religieuze extremisten op inspelen.

    De huidige regering heeft geen antwoord op terrorisme, het beleid vergroot het risico van een eindeloze spiraal van geweld. Het excuus van de ‘oorlog tegen het terrorisme’ wordt bovendien gebruikt om een einde te maken aan de erfenis van de revolutie.

    De gewone bevolking wil veiligheid. De eerste stap daartoe bestaat uit het recht op een normale job en een stabiel inkomen. Tunesië kent een groot aantal jonge werklozen en de afgelopen maanden stegen de prijzen van basisgoederen scherp.  Het huidige beleid zal dit enkel nog versterken. Twee jaar geleden, tijdens het Wereld Sociaal Forum in Tunis van 2013, waarschuwden we in ons pamflet reeds: “De groeiende ellende in arme wijken vergroot de voedingsbodem waarop salafisten en jihadisten kunnen recruteren, zeker onder wanhopige jongeren is dat het geval. Als er geen ernstige antwoorden van de linkerzijde of van de vakbonden komen, dan kunnen deze lagen ten prooi vallen aan deze reactionaire demagogen.” Daar tegenover plaatsten we de nood aan een sterke beweging die opkomt voor de meest dringende eisen van alle onderdrukten.

    De massa’s moeten het initiatief terug in handen nemen. De werkende massa’s en jongeren moeten in actie komen. In 2013 werden de moorden op de linkse leiders Chorki Belaid en Mohamed Brahmi meteen beantwoord met algemene stakingen. De vakbondsfederatie UGTT, het Volksfront en alle militante lagen van de Tunesische linkerzijde moeten hun potentieel erg grote kracht inzetten om het land te verenigen achter een duidelijk actieplan op klassenbasis gericht op sociale, economische en politieke verandering.

    De machthebbers beweren onze veiligheid te verdedigen, maar hun staatsapparaat zit nog vol aanhangers van het oude regime die betrokken waren bij moorden en martelingen. In feite kende Tunesië de grootste veiligheid toen de massa’s met miljoenen op straat kwamen. De beste tradities van de revolutie, zoals de opbouw van revolutionaire verdedigingscomités in de wijken, moeten terug opgenomen worden.

    Een oproep voor een algemene 24-urenstaking zou een eerste goede stap zijn om de eenheid van de werkenden, jongeren en de meerderheid van de bevolking te verenigen tegen terrorisme en obscurantisme. Het zou ook de verdediging van onze democratische rechten opnemen en het begin vormen van een strijd tegen het kapitalistische beleid van sociale ellende en staatsrepressie. Een staking die gepaard gaat met grote mobilisaties op straat zou bijdragen aan de heropbouw van de massastrijd en de oorspronkelijke eisen van “brood, werk en waardigheid” terug centraal stellen. Deze strijd moet uiteindelijk leiden tot een democratisch socialistische samenleving.

  • Tunesië. “De nieuwe regering zal strijd, stakingen en uitbarstingen niet kunnen vermijden”

    tunesiaNa de Tunesische verkiezingen van oktober werd een regering van ‘nationale eenheid’ opgezet. In deze regering zitten zowel de zelfverklaarde ‘seculiere’ partij Nidaa Tounes als de rechtse islamistische partij Ennahda. Beide partijen werden vaak voorgesteld als elkaars tegenpolen en ze voerden tijdens de verkiezingscampagne een harde strijd tegen elkaar. Toch vormden ze samen een regering. We spraken over de situatie in Tunesië met Dali Malik, een aanhanger van onze organisatie in Tunis.

    “Deze regeringsvorming was voorspelbaar. Alle leiders van Nidaa Tounes en Ennahda verklaarden dat ze niet samen in een regering zouden stappen, maar dat was verkiezingspropaganda. Ze wisten beiden dat ze indien ze geen meerderheid haalden, veroordeeld waren tot onderhandelingen met de andere partij. Een eerste regeringsvoorstel zonder Ennahda werd verworpen door de oppositie. Uiteindelijk besliste Nidaa Tounes dan om ministers van Ennahda op te nemen.

    “Grote delen van de Tunesische heersende klasse en het establishment uit het buitenland pleitten al langer voor een dergelijke “brede rechtse eenheid”. Een dergelijke coalitie vinden ze aanlokkelijk omdat het hen zogezegd een stabielere basis geeft om een besparingsbeleid te voeren. De politieke verschillen tussen Ennahda en Nidaa Tounes zijn inderdaad niet zo groot als vaak wordt beweerd. Beide partijen baseren zich op andere delen van de kiezers, maar zijn pro-werkgevers en pro-IMF.

    “Dit wijst ook op een totaal gebrek aan echte democratie. Uiteindelijk wordt er geen rekening gehouden met wat de bevolking wil, maar wel met wat de kapitalistische klasse en het westerse imperialisme willen. Allerhande vormen van achterkamerpolitiek worden gebruikt om akkoorden te sluiten, de resultaten van de verkiezingen zijn daarbij amper van belang.

    “Ennahda moest vorig jaar de macht afgeven onder druk van de massa’s. De partij verloor sterk in de verkiezingen. En toch komen ze nu terug in een regering en dit dankzij diegenen die campagne voerden tegen Ennahda. President Beji Caid Essebsi, een prominent lid van Nidaa Tounes, heeft Habib Essid aangesteld als premier, ook al wordt die gesteund door Ennahda. Dit geeft aan dat de kloof tussen beide partijen niet zo groot is als ze voor de verkiezingen lieten uitschijnen.

    “Beide partijen vielen elkaar hard aan. Ennahda stelde Nidaa Tounes voor als de partij die terug wilde keren naar het oude regime. Nidaa Tounes stelde dat Ennahda verantwoordelijk was voor de opkomst van terrorisme in het land. Ze hebben duidelijk geen principes en ook geen respect voor hun kiezers. Er is overigens al een interne crisis aan het ontstaan binnen Nidaa Tounes als gevolg van de dubbele standaarden van de leiding. Deze elementen van crisis zullen de komende maanden enkel sterker worden.”

    Kunnen de Tunesische arbeiders en jongeren iets positief van deze regering verwachten?

    “Neen. Het volledige establishment is al maanden bezig over de nood aan ‘hervormingen’. Dat is een term die ze gebruiken voor wat in feite tegenhervormingen zijn, aanvallen op de levensstandaard, diensten en arbeidsvoorwaarden. De Tunesische kapitalistische klasse droomt er al langer van om het ‘kroonjuweel’ van de Tunesische arbeidersklasse – het stelsel van overheidssubsidies op basisgoederen (brandstof, brood, melk, …) waardoor de prijzen gecontroleerd worden – af te schaffen. Dit is een bijzonder gevoelige kwestie, vorige pogingen door de heersende elite om het stelsel af te schaffen, leidden in het verleden al tot historische confrontaties met de vakbondsfederatie UGTT. Dat was onder meer het geval in 1978 en 1984.

    “In 1984 wankelde het regime van Bourguiba op zijn grondvesten in wat de ‘broodrellen’ werd genoemd. Het regime stuurde het leger de straat op, maar was niet in staat om de massale woede te stoppen. Uiteindelijk moest het de hervorming intrekken. De heersende klasse wil van het subsidiestelsel af geraken, maar ze weet dat het een enorm risico is. Het kan de vonk zijn die leidt tot een nieuwe sociale beweging. Dat geldt des te meer na een periode van inflatie waar de prijzen voor belangrijke basisgoederen sterk stegen, een belangrijke factor in de toename van de armoede in het land.

    “Los daarvan wil de regering ook nieuwe privatiseringen en besparingen in de publieke sector doorvoeren. Dit zal wellicht leiden tot een golf van afdankingen. Mogelijk zal geprobeerd worden om strategische sectoren zoals gezondheidszorg en onderwijs te vermijden, dat zijn immers erg militante sectoren met een sterke vakbondsaanwezigheid en reeds een groot aantal stakingsacties.

    “De nieuwe regering zal er niet in slagen om een jaar van belangrijke strijd, stakingsacties, rellen en opstanden van onderuit te vermijden. De vakbondsleiders van de UGTT hebben het establishment al gewaarschuwd dat er meer ‘sociale klemtonen’ moeten gelegd worden. Ze weten immers beter dan wie dan ook dat de militante vakbondsbasis de geplande aanvallen niet zomaar zal aanvaarden.”

    Een recente studie van het ‘Freedom House’, een Amerikaanse denktank, kwam tot de conclusie dat Tunesië nu het “eerste vrije land van de Arabische wereld” is. Wat is de realiteit op het terrein?

    “Dit komt wellicht van het soort denktank voor wie ‘vrijheid’ synoniem is voor de vrijheid van uitbuiting. In Tunesië worden journalisten nog steeds vervolgd als ze hun werk goed doen, krijgen activisten doodsbedreigingen, werd een blogger tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld omdat hij het leger had “beledigd”, werd een cartoonist door de politie in elkaar geslagen omdat hij in een cartoon met de politie had gelachen, …

    “De dagelijkse misbruiken door de veiligheidsdiensten zijn nooit echt gestopt. De politie blijft activisten mishandelen. Afgelopen zondag werd een jonge betoger doodgeschoten en vielen verschillende gewonden in de zuidelijke stad Dehiba in de buurt van de Libische grens. Dat was na sociaal protest tegen een nieuwe belasting van de regering. De politie schoot met scherp op de betogers.

    “In de zuidelijke regio’s is er een groot tekort aan werk en ontwikkeling. Er wordt geschat dat meer dan een miljoen Tunesiërs overleven door smokkelactiviteiten. De autoriteiten willen een grenstaks opleggen, waardoor de handel met buurland Libië zou geraakt worden en de inkomsten van heel wat arme Tunesiërs zouden opdrogen. Er ontstond protest tegen de plannen om deze taks in te voeren en dit leidde tot een algemene staking in de volledige zuidelijke regio van Tataouine. De staking werd massaal opgevolgd, enkel bakkerijen en apotheken waren open. Na de staking moest de premier aankondigen dat de nieuwe taks opgeschort werd.

    “De staatspropaganda stelt de betogers voor als uitschot, drughandelaars en terroristen. Er zijn natuurlijk wel een aantal criminele bendes die voordeel halen uit de illegale handel. Maar het is nogal gemakkelijk om dat aan te grijpen om meteen de bron van inkomsten van een groot deel van de lokale bevolking aan te pakken.

    “Het is een klassieke strategie om de rechten van de bevolking aan te pakken. Al wie niet aan de kant van de staatsmachine staat en de politie niet onvoorwaardelijk steunt, wordt voorgesteld als een aanhanger van geweld en terrorisme. De logica van de ‘oorlog tegen het terrorisme’ zal wellicht opgevoerd worden door de nieuwe regering. Samen met de terugkeer van figuren van de oude garde, kan het ervoor zorgen dat de relatieve vooruitgang op het vlak van vrijheden en democratische rechten in vergelijking met andere landen in de regio onder druk komt te staan.

    “De situatie is onzeker en geen enkele verworvenheid is definitief zolang de kapitalistische klasse de macht in handen houdt. Sinds de val van Ben Ali hebben alle Tunesische regeringen de kapitalistische klasse verdedigd en hebben ze allen geprobeerd om de historische vooruitgang die bekomen werd met de revolutie terug te draaien.”

    Tunesië levert het grootste aantal strijders voor de zogenaamde ‘Islamitische Staat’. Wat is het gevaar van terrorisme en hoe kunnen socialisten daarop reageren?

    “Meer dan 3.000 Tunesiërs hebben IS  vervoegd. De jihadistische netwerken staan sterk in sommige delen van het land, in het bijzonder in achtergestelde gebieden waar heel wat hopeloze en gemarginaliseerde jongeren een kwetsbare prooi vormen voor deze groepen. Deze reactionaire groepen gebruiken extreem, op fascisme lijkend, geweld. Ze richten zich niet alleen tegen de staat, ze keren zich in essentie tegen de massa van gewone mensen, tegen vrouwen, de linkerzijde, de vakbondsbeweging, …

    “Het probleem is reëel en moet beantwoord worden. We moeten duidelijk zijn dat de staat deze kwestie voor haar eigen belang gebruikt en het tegelijk ook tot op zekere hoogte versterkt. De staat gebruikt het om een vorm van kunstmatige eenheid rond zich te creëren en om de repressie in het algemeen op te voeren. Dat is waarom het belangrijk is dat we in de strijd tegen terrorisme geen vertrouwen stellen in het staatsapparaat. Veel mensen in Tunesië beseffen dit instinctief. De ervaring van de heerschappij van Ben Ali heeft hen geleerd dat we onze vrijheid niet mogen prijsgeven in ruil voor zogenaamde veiligheid.

    “Dat is een van de redenen waarom elke terroristische aanslag in het land meteen leidt tot spontane mobilisaties van onderuit. In 2013 leidden de moorden op twee linkse politici door religieuze extremisten tot algemene stakingen van historische omvang.

    “Bij andere aanslagen door jihadisten of salafisten was er eveneens sociaal protest met werkenden en jongeren die betoogden. De sterke vakbondsbeweging in Tunesië (die ook onder de veiligheidsdiensten actief is) en het gebrek aan diepe religieuze tegenstellingen in het land zorgden ervoor dat het terroristische gevaar onder controle bleef.

    “We mogen het gevaar niet onderschatten, maar moeten vooral benadrukken wat ons eigen antwoord is. Dat bestaat niet uit meer repressie en meer helikopters, maar door een georganiseerde en massale strijd te organiseren die in staat is om de onmiddellijke noodzaak om onze gemeenschappen te beschermen verbindt met de strijd voor degelijke jobs en een toekomst voor jongeren, massale publieke investeringen in de regio, …”

    Het ‘Volksfront’, een coalitie van linkse krachten, haalde 3,66% van de stemmen in de verkiezingen van oktober en heeft nu 15 zetels. Wat is de opstelling van deze organisatie tegenover de regering en wat zijn volgens jou de taken van de linkerzijde in deze nieuwe situatie?

    “Het Volksfront heeft de afgelopen twee jaar een reeks verschrikkelijke fouten gemaakt waardoor de reputatie onder de werkende massa’s serieus geraakt is. Het heeft onder een laag van de oorspronkelijke activisten tot bitterheid geleid, zeker onder de jongeren. Het verkiezingsresultaat lag ver onder het potentieel. Op een bepaald ogenblik vormde het Volksfront een alliantie met Nidaa Tounes tegen Ennahda, maar daar is het gelukkig op terug gekomen. De laatste tijd wordt opnieuw nadruk gelegd op de sociale thema’s, waardoor wat terrein terug gewonnen werd.

    “Dat komt vooral door de basis die meermaals tegen de leiding inging en de organisatie tot een koerswijziging dwong. Als het Volksfront niet in een regering met Nidaa Tounes is gestapt, heeft dit vooral te maken met het feit dat de basis het niet zou aanvaard hebben. Bij de leiders is er geen principieel verzet tegen een dergelijke coalitie.

    “Tijdens de regeringsonderhandelingen pleitte het Volksfront voor een bevriezing van de terugbetaling van de schulden, voordelen voor werklozen, loonsverhogingen en een duidelijk verzet tegen de afschaffing van het subsidiestelsel voor basisgoederen. Deze opstelling heeft het Volksfront de afgelopen periode extra steun opgeleverd in de peilingen.

    “Er zijn conflicten tussen de rechterzijde die een meerderheid heeft in de centrale leiding van het Volksfront en de basisactivisten en sommige lokale verantwoordelijken. Dat is de reden waarom we tijdens de verkiezingen in bepaalde regio’s het Front steunden, zelfs indien we onze kritiek niet verborgen hielden. De centrale leiding van het Volksfront is niet democratisch en gebruikt methoden die zelfs in het front soms als stalinistisch worden omschreven. Partijleider Hamma Hammami zegt dat hij geen stalinist meer is. Hij vergeet eraan toe te voegen dat hij ook geen socialist of communist is.

    “Het CWI pleit in Tunesië voor een massale politieke beweging die militante basis van het Volksfront kan verbinden met activisten van sociale bewegingen, werkloze jongeren en, vooral, de strijdbare syndicalisten en arbeiders van de UGTT. Dit vereist een militant en strijdbaar socialistisch actieprogramma dat trouw blijft aan de oorspronkelijke doelstellingen van de revolutie en bovendien consequent actief is op het terrein.

    “Met de twee belangrijkste burgerlijke partijen in de regering is er een unieke positie voor de linkerzijde en de UGTT. Het groter aantal verkozenen van het Volksfront biedt de kans om een politiek klankbord voor de arbeidersbeweging en strijd te vormen. De samenstelling van de nieuwe regering discrediteert de positie die in het verleden door heel wat leiders van het Front en van de UGTT werd verdedigd, met name het idee van al dan niet expliciete steun aan Nidaa Tounes tegen de islamisten.

    “De UGTT-leiding is erg gematigd en gebruikte zijn positie om de vorige pro-kapitalistische regering onder leiding van Jomaa te steunen, ook al ging die regering in tegen de belangen van de leden van UGTT. Sommigen in de vakbond zeggen dat deze leiders overal belangen hebben, behalve in hun eigen leden. We blijven de UGTT verdedigen tegen elke poging om de vakbonden te ondermijnen, maar we stellen tegelijk dat de werkenden en syndicalisten zich hun eigen vakbond terug moeten toe-eigenen. Dat kan door op te komen voor meer interne democratie en voor radicalere vakbondsacties tegen de nieuwe regering, te beginnen met de voorbereiding van een gecoördineerde nationale stakingsbeweging over de sectoren heen tegen de besparingsplannen.”

     

  • Israël/Palestina. Nieuwe golf van repressie leidt tot woede en protest

    Artikel door Yasha Marmer, Socialistische Strijdbeweging (CWI in Israël/Palestina)

    israelDe oorlog in Gaza afgelopen zomer leidde tot ongeveer 2.200 burgerslachtoffers. Sindsdien weigerden de Palestijnse gemeenschappen op de Westelijke Jordaanoever en vooral in het geannexeerde Oost-Jeruzalem om terug naar de ‘normale’ gang van zaken onder de bezetting terug te keren.

    Honderden en soms zelfs duizenden jonge Palestijnen kwamen bijna elke dag op straat in Oost-Jeruzalem om te betogen tegen de uitbreiding van de koloniale nederzettingen, de repressie en de nationalistische en religieuze provocaties.

    Dit ging gepaard met een golf van protest in de Palestijnse gemeenschappen in Israël nadat de politie in het noorden van Israël de 22-jarige Khayr Hamdan in koelen bloede neerschoot en doodde. Er waren tienduizenden deelnemers aan een 24-urenstaking die werd uitgeroepen door de Hoge Raad van Arabisch-Palestijnen in Israël.

    Premier Netanyahu reageerde als volgt op het protest: “Aan al wie betoogt tegen Israël en voor een Palestijnse staat heb ik een eenvoudige boodschap: ga daar dan wonen.”

    Tegen de achtergrond van de hoge dodentol in de oorlog van afgelopen zomer en de uitbreiding van de nederzettingen en confiscaties van grond, gingen een aantal Palestijnse individuen over tot wanhopige acties waarbij mensen werden neergestoken of met een auto op mensen werd ingereden.

    Het leidde tot de dood van zes Israëli waaronder een drie maanden oude baby. Bijna alle aanvallen eindigden op de plaats van de daad met de politie die de aanvallers doodschoot.

    Aanval op synagoge

    Bij een aanval op een synagoge in Jeruzalem op 18 november vielen er vier Israëlische doden. Opnieuw werden twee verdachten ter plaatse doodgeschoten. Deze moorden zonder rechtszaak worden volledig gesteund door het hoofd van de politie en de ministers.

    De minister van Binnenlandse Veiligheid Yitzhak Aharonovitch had lof voor de politie die de verdachten doodschoot. Hij verklaarde dat wat hem betreft iedere terreurdaad moet eindigen met het ter plaatse doodschieten van de daders.

    Er werd uiteraard enkel verwezen naar Palestijnen, Joodse terroristen die Palestijnse gemeenschappen aanvallen gaan vrijuit.

    Een week voor de verklaring van Aharonovitch werd een vijfjarig Palestijns meisje vermoord bij een aanslag met een kolonist op de Westelijke Jordaanoever. De dader werd na een kort verhoor meteen vrijgelaten door de politie.

    Toen Khayr vermoord werd door de politie, was de regering er snel bij om hem te omschrijven als een ‘terrorist’. Dergelijke verklaringen maken het duidelijk dat de gemeenschap en de familie van Khayr niet moeten rekenen op gerechtigheid bij het politie-onderzoek naar zijn dood.

    Het doet denken aan wat er in oktober 2000 gebeurde toen 13 ongewapende Palestijnse burgers van Israël vermoord werden bij protestacties aan het begin van de tweede intifada. Geen enkele politieagent werd hiervoor vervolgd. Sindsdien werden 48 jonge Palestijnen met Israëlisch burgerschap vermoord door de politie. In slechts drie gevallen werd een agent veroordeeld.

    De situatie op de Westelijke Jordaanoever is natuurlijk erger. Er werden minstens 50 Palestijnen door het leger of kolonisten vermoord sinds het begin van dit jaar. De moorden zijn een nieuwe poging van het Israëlische regime om het beeld van militaire suprematie te consolideren. De recente verklaringen dat er nog meer nederzettingen komen en dat honderden nieuwe huizen gebouwd worden in Oost Jeruzalem hebben deels hetzelfde doel.

    Deze verklaringen moedigen extreemrechts en andere groepen van kolonisten aan. De voorbije maand werden tientallen huizen overgenomen in arme Palestijnse buurten in Silwan, het was twintig jaar geleden dat zoiets gebeurde.

    Het gebeurde met ondersteuning en een grote aanwezigheid van de oproerpolitie en de grenspolitie. Ministers gaven er openlijk hun steun aan. Minister van huisvesting Uri Ariel, zelf van de op kolonisten gebaseerde racistische partij ‘Joodse thuis’, verklaarde zelfs dat hij in een van de huizen gaat wonen.

    Tournee van kolonisten

    De onteigening van Palestijnse gezinnen in Silwan gaat gepaard met provocatieve tournees van kolonisten op de Tempelberg. De zelfverklaarde doelstelling van deze acties is om de reeds bezette en geannexeerde onderdelen van de Al-Aqsa moskee te heroveren. Extreemrechtse parlementsleden en ministers nemen bijna wekelijks deel aan deze tournees.

    Er zijn de laatste weken meer collectieve bestraffingen van Palestijnse wijken, dorpen en vluchtelingenkampen. Er is onder meer een beperking van de bewegingsvrijheid, huizen worden vernietigd en er zijn draconische boetes en vervoersprijzen.

    Dit komt na bijna vijf decennia van stelselmatige discriminatie en crimineel negeren van de infrastructuur, een gebrek aan scholen, huisvesting en werk. De armoedegraad (78%!) en de werkloosheid (40% voor mannen, 85% voor vrouwen) staat op de hoogste niveaus sinds het begin van de bezetting in Oost-Jeruzalem in 1967.

    Meer repressie

    Er is een groeiende vrees onder het Israëlische establishment dat de situatie totaal uit de hand loopt. Het antwoord van de regering op het ongenoegen is steeds opnieuw meer repressie. Sinds het begin van de oorlog in Gaza warden ongeveer 1.000 Palestijnse jongeren opgepakt in Oost-Jeruzalem, waaronder heel wat minderjarigen.

    De regering speelt cynisch in op de roep van de Israëlische inwoners van Jeruzalem naar veiligheid en stabiliteit. Daar wordt op ingespeeld met een beleid dat nog meer olie gooit op een vuur dat het establishment zelf heeft aangemaakt.

    Met de belofte om de ‘rust weer te brengen’, beval de regering de inzet van 1.000 bijkomende agenten in Oost-Jeruzalem, 2.500 troepen op de Westelijke Jordaanoever en toegenomen politieaanwezigheid rond de Palestijnse gemeenschappen in Israël. Daarbovenop eist Netanyahu meer vernietigingen van huizen, het opleggen van boetes aan ouders van kinderen die met stenen gooien en een verbod op organisaties in Jeruzalem die ‘aanzetten tot onrust’.

    Het ziet er naar uit dat een nieuwe massale opstand – een derde intifada – slechts een kwestie van tijd is. Sommige analisten in de Israëlische media verwezen bij de gebeurtenissen van de afgelopen weken al naar het idee van een nieuwe intifada in de vorm van een ‘stille intifada’ of een ‘stedelijke intifada’. In sommige gevallen wordt deze retoriek bewust gebruikt om angst te zaaien onder de Israëlische bevolking en om druk te zetten op de regering.

    We moeten benadrukken dat de huidige protesten nog niet op massale schaal plaatsvinden en dat er dus nog geen intifada is in de echte betekenis van die term – een massale opstand tegen de bezetting en nationale onderdrukking. Een dergelijke vorm van opstand is wel noodzakelijk om een einde te maken aan de arrogante en brutale politiek van het Israëlische regime.

    De door Fatah geleide Palestijnse Autoriteit (PA) blijft pleiten voor ‘samenwerking rond veiligheid’ met het Israëlische leger. Dit houdt het protest tegen en versterkt zelfs de onderdrukking ervan. Hamas aan de andere kant heeft enkele symbolische ‘dagen van woede’ uitgeroepen in de Westelijke Jordaanoever maar dan zonder de mogelijkheid of de wil om brede lagen te mobiliseren in een langdurige strijd.

    De recente oorlog in Gaza toonde de beperkingen van de Israëlische militaire macht, maar ook dat de militaire krachtsverhoudingen in het voordeel van de Israëlische oorlogsmachine zijn. Er zijn de beperkingen van de diplomatie van de PA. Deze impasse kan leiden tot meer wanhopige en contraproductieve daden. Maar het kan ook leiden tot een grotere openheid voor nieuwe methoden van strijd en het kan leiden tot de creatie van nieuwe politieke krachten ter linkerzijde.

    Massale en semi-massale betogingen in de bezette Palestijnse gebieden kunnen snel een internationale solidariteit teweegbrengen. Mogelijk kunnen dergelijke acties de revolutionaire strijd in de regio een nieuwe dynamiek geven. Het kan ook het beeld van een significant deel van de Israëlische samenleving veranderen en leiden tot steun. Recente peilingen geven aan dat de steun voor het beleid van de regering-Netanyahu zeker niet solide is.

    Alternatief

    Linkse socialisten in Israël doen er alles aan om de barsten in de steun aan de regering groter te maken. Tegen de achtergrond van de slechter wordende economische omstandigheden is dat zeker mogelijk. Er is dringend nood aan een politieke beweging vanuit de arbeidersbeweging om een socialistisch alternatief naar voor te schuiven.

    De huidige fase van de strijd stelt de dringende nood aan democratisch verkozen comités in de Palestijnse gemeenschappen om verdere acties te organiseren, een brede laag van werkenden en jongeren te mobiliseren en de zelfverdediging, ook gewapenderhand, te organiseren tegen de repressie van het Israëlische leger en de aanvallen van de kolonisten.

    Deze comités kunnen op alle niveaus in de samenleving tot discussie leiden over hoe de strijd voor nationale en sociale bevrijding vooruit kan gebracht worden.

     

  • Solidariteit met Kobanê. Brusselse betoging tegen barbarij van IS

    Zowat 5.000 voornamelijk Koerden betoogden vandaag in Brussel tegen de barbarij van Islamitische Staat en uit solidariteit met het belegerde Kobanê. De betoging kaderde in een internationale actiedag met gelijkaardige betogingen op hetzelfde ogenblik in zowat alle Europese landen.

    15063721404_5bbf42b91b_z

    De strijd om Kobanê staat op een keerpunt. Wekenlang al houden moedige strijders vol tegen het militaire overwicht van IS. Het VS-imperialisme heeft een bocht gemaakt in een poging om IS geen overwinning in Kobanê te gunnen, maar tegelijk wordt de deur open gezet voor rechtse Koerdische krachten om een grotere rol te spelen. Dat de Turkse bondgenoot eerder steun gaf aan IS versterkt het gebrek aan geloofwaardigheid voor het imperialisme.

    Het zal er op aankomen om het verzet van onderuit te versterken met massale en democratisch georganiseerde verdedigingscomités over alle etnische en religieuze grenzen heen. In de strijd tegen de barbarij van IS zullen we ons tevens moeten richten tegen de barbarij die reactionaire groeperingen als IS groot kan maken, het kapitalisme en imperialisme. Een socialistisch Koerdistan in het kader van een socialistische confederatie van het Midden-Oosten is wat nodig is om een blijvend einde te maken aan oorlog, armoede, sectair geweld,…

    Op de betoging was er een bijzonder verwelkomende sfeer. De aanwezige linkse organisaties uit België werden expliciet gevraagd om mee vooraan op te stappen en ze kregen nadien allemaal de mogelijkheid om vanop het podium hun solidariteit te betuigen. Dat gebeurde ook door alle aanwezige groepen: LSP/PSL, LCR/SAP, Rood, Vega, V-SB en militanten van Kasjmiri, Berberse en Marokkaanse afkomst. Onze militanten verkochten 144 exemplaren van onze nieuwe novemberkrant met een dossier over Kobanê.

    Graag verwijzen we naar het nieuwe uitgebreide standpunt dat vandaag op onze site verscheen en verder op de actualiteit ingaat. Lees dit dossier hier.

    Hieronder enkele foto’s door Liesbeth (Antwerpen).

    Ondertussen volgden ook fotoreportages van MediActivista en PPICS.

  • Koerdistan. Strijd voor Kobanê op een keerpunt

    Wat betekent de Amerikaanse militaire ‘steun’ voor de Koerdische strijd?

    Dossier door Serge Jordan, CWI

    De situatie in Kobanê heeft de Koerdische kwestie in het middelpunt van de wereldwijde aandacht geplaatst. Het kanton Kobanê, onderdeel van Rojava (of West-Koerdistan), wordt al sinds midden september belegerd door de ‘Islamitische Staat’ (IS) en is een centraal punt van verzet tegen de opmars van de jihadisten geworden.

    Terwijl een groot deel van Syrië weg gleed in een reactionaire sectaire oorlog, werden de drie voornamelijk Koerdische enclaves van Rojava in 2012 verlaten door de troepen van het regime van Assad. In Rojava werd het ‘zelfbeheer’ en de autonomie uitgeroepen door de politieke krachten die de politieke macht grepen. Het gaat vooral om de PYD (Democratische Eenheidspartij, de Syrische variant van de Koerdische Arbeiderspartij of PKK). Er kwam een fragiel etnisch en religieus evenwicht dat sindsdien stand hield. De Koerdische identiteit en taal werden na lange tijd erkend en er kwamen formele rechten voor etnische minderheden en religieuze groepen.

    IS valt Kobanê, het meest kwetsbare kanton van Rojava, langs bijna alle kanten aan en dit met zware wapens, tanks en raketten. Er wordt al meer dan vijf weken geprobeerd om het verzet van de stad te verbreken. Rojava en het expliciet seculiere model ervan vormen een directe bedreiging voor de reactionaire theocratische agenda van IS. Vrouwelijke strijders met AK-47’s in de strijd tegen een bijzonder vrouwonvriendelijke groepering, het is een beeld dat bij velen tot de verbeelding spreekt.

    In tegenstelling tot de bloedbaden in grote delen van Irak en Syrië werden de kantons van Rojava een symbool van verzet voor miljoenen Koerden, arbeiders en jongeren in de regio. Er waren ook betogingen, bezettingen en protestacties in Europa om de strijd in Kobanê te ondersteunen. Leden van onze organisatie namen aan tal van deze acties deel.

    De verworvenheden in Rojava en het verzet in Kobanê biedt een mogelijke brug op weg naar Koerdische zelfbeschikking en meer algemeen als mogelijk referentiepunt voor de heropleving van de strijd van arbeiders en jongeren tegen de horror van IS en de dictatoriale regimes in het Midden-Oosten. Maar we moeten alle politieke complicaties en gevaren in de regio erkennen. Een nederlaag van deze strijd zou leiden tot meer lijden en ellende voor de bevolking in de regio.

    Kobanê houdt vol

    Veel analisten voorspelden dat Kobanê op een paar dagen tijd zou vallen, maar de uitkomst is nog steeds onzeker zelfs indien delen van de stad onder controle van de jihadisten staan. Een van de redenen hiervoor is het feit dat de PYD en de gewapende vleugel ervan, YPG (Volksbeschermingseenheden) en YPJ (Vrouwelijke Beschermingseenheden), een heldhaftige strijd leveren. Ze zijn tot nu toe de enigen die erin slagen om de opmars van IS op de grond te stoppen. Dat is opmerkelijk in vergelijking met het povere optreden van het totaal corrupte Iraakse leger of van de Peshmerga krachten (de gewapende troepen van de semi-autonome Koerdische regering in Noord-Irak) die de Sinjar bergen en andere gebieden aan IS lieten en dit bijna zonder enige strijd. Het toont aan dat als mensen een ernstig doel hebben om voor te strijden, dat hun vastberadenheid tot op zekere hoogte de technische en militaire nadelen kan goedmaken.

    Dit heeft de druk op het VS-imperialisme en de tot nu toe niet erg succesvolle militaire kruistocht tegen IS opgedreven. De Amerikaanse strategen waren aanvankelijk bereid om Kobanê prijs te geven. “Hoe verschrikkelijk het ook is wat gebeurt in Kobanê, we moeten wat afstand nemen en de strategische doelstellingen begrijpen”, verklaarde John Kerry eind september. Maar twee weken geleden kwam de VS op dat standpunt terug. De beperkte en eerder aarzelende luchtaanvallen tegen IS in Kobanê maakten plaats voor een sterkere steun aan de strijders van YPG, onder meer door wapens te droppen alsook munitie en medisch materieel. Plots beweerden de VS dat het “moreel moeilijk en onverantwoord was om de strijders tegen IS in Kobanê niet te helpen.” De bocht werd bevestigd door de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van YPG in het operationeel centrum van de coalitie in Erbil, de hoofdstad van Noord-Irak, om de luchtaanvallen in Kobanê met het Amerikaanse leger te coördineren.

    Deze koerswijziging werd ingegeven door het groeiende besef dat een verovering van Kobanê door IS een vernedering zou zijn voor het Amerikaanse prestige en de geloofwaardigheid. Obama wilde niet dat IS een nieuwe militaire overwinning zou boeken. En toelaten dat een groep die verbonden is met de PKK – dat nog steeds op de lijst van terroristische organisaties staat in de VS en de EU – instaat voor het echte gevecht tegen de IS, was evenmin interessant voor de Westerse machten. Dat is waarom het VS-imperialisme het initiatief terug in handen wilde nemen.

    Turkse politiek in duigen

    Het is geen geheim dat het Turkse leger de grenzen open hield voor jihadistische militanten die naar Syrië wilden. Er werd zelfs toegelaten dat IS-strijders terug naar Turkije kwamen voor medische verzorging of voor de verkoop van olie op de zwarte markt. Deze opstelling werd deels gemotiveerd door de “neo-Ottomaanse” waanideeën van de Turkse president Erdo?an en zijn AKP-partij (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling). Het leidde ertoe dat de Turkse leider op het begin van de Syrische burgeroorlog dacht dat het regime van Assad snel zou vallen en dat Turkije een leidinggevend deel van de regionale Soennitische as zou worden. Dit beleid ligt nu in duigen.

    De Turkse regering wilde dat Kobanê verslagen werd door IS om zo een harde les te geven aan de Koerdische beweging in Turkije. Velen zagen op televisie beelden van tientallen Turkse tanks langs de Turks-Syrische grens terwijl enkele kilometers verder in Kobanê hard werd gevochten. De meeste Koerden verwerpen terecht het idee van een interventie door het Turkse leger in de regio, het zou immers enkel dienen om de machtshonger en de hegemonie van de Turkse heersende elite te versterken en zeker niet om de rechten van de lokale bevolking te verdedigen. De centrale eis was de opening van de grenzen om versterkingen en gereedschap naar Kobanê te kunnen sturen. Het Turkse leger blokkeerde echter de toegang, duizenden mensen die de grens wilden oversteken om de verdediging van de belegerde stad te versterken werden tegen gehouden.

    Internationaal wordt aangenomen dat het Turkse regime in achterkamertjes akkoorden sloot met IS tegen de Syrische Koerden. Het Turkse beleid rond Kobanê leidde tot massaal protest van Koerden in Turkije en confrontaties van Koerden met de Turkse politie, maar ook met Koerdische islamitische fundamentalisten en Turkse extreemrechtse nationalisten. Daarbij vielen al 44 doden. Het doet het regime eraan herinneren dat het niet mogelijk is om een indirecte oorlog tegen de Syrische Koerden te voeren zonder het conflict met de Koerden in Turkije nieuw leven in te blazen.

    Vredesproces bedreigd

    Afgelopen dinsdag was er een boodschap van de gevangen PKK-leider Abdullah Öcalan die verklaarde dat het vredesproces dat begin 2013 werd opgezet tussen de PKK en de Turkse staat nu “in een nieuw stadium” komt waarbij hij verklaarde “optimistischer” te zijn. Deze verklaring kwam er net nadat de woede van de Koerdische bevolking in Turkije op straat tot uiting kwam en duidelijk maakte dat deze Koerdische bevolking verre van optimistisch is voor het vredesproces. Het aantal gewelddadige incidenten met Turkse troepen en Koerdische militanten is de afgelopen weken sterk toegenomen.

    De overgrote meerderheid van de bevolking in Turkije, zowel Turken als Koerden, willen geen terugkeer naar een oorlog. Om een dergelijk scenario te vermijden, moeten de Koerdische en Turkse linkerzijde en de vakbonden de verantwoordelijkheid opnemen in de heropbouw van een massastrijd voor de rechten van de Koerdische bevolking en dit verbinden met de noodzakelijke strijd om alle arbeiders, jongeren en armen over etnische en religieuze grenzen heen te organiseren tegen het kapitalistische regime van de AKP.

    De regering kondigde recent een hele reeks privatiseringsplannen aan. De menselijke gevolgen hiervan werden nogmaals aangetoond met een nieuw mijnongeval in het zuiden van het land afgelopen dinsdag. De AKP-regering is niet alleen een vijand van de Koerden, het is ook een vijand van de volledige werkende bevolking en van de armen in heel Turkije.

    De bocht van Erdo?an

    Erdo?an en zijn heersende kliek hebben het steeds over zowel PYD als IS als het over “terroristische” organisaties gaat. Maar Erdo?an heeft wel duidelijk de voorkeur gegeven aan de jihadisten. Dat zal niet zonder gevolgen blijven voor de Turkse bevolking. IS heeft netwerken voor recrutering en voor een werking in Turkije kunnen opzetten. De organisatie telt honderden jonge Turkse militanten. Het gevaar van een terroristische ontwikkeling in Turkije is reëel.

    Er zijn al spanningen gegroeid tussen de VS en het regime van Erdo?an. De Amerikaanse heersende klasse is steeds minder opgezet met Turkije dat nochtans ook een NAVO-lid is. Washington denkt dat Turkije de krachten die de VS nu bombardeert heeft gesteund. Dat zou aangeven hoe sommige partners in de zogenaamde “coalitie van bereidwilligen” helemaal niet zo bereidwillig zijn.

    Met al deze elementen was de Turkse regering uiteindelijk verplicht om een bocht te maken over Kobanê. Erdo?an was niet tevreden met de eenzijdige Amerikaanse beslissing om de PYD te ondersteunen en probeerde een alternatief te vinden zonder gezichtsverlies te leiden. Dat is waarom hij 150 strijders van de Peshmerga toelaat om van het Koerdische gebied in het noorden van Irak via Turkije naar Kobanê te gaan.

    Het regime van Erdo?an heeft nauwe banden met de voor corruptie berucht staande pro-kapitalistische leiders van de KRG (Koerdisch gebied in Noord-Irak). De president van KRG, Masoud Barzani, en zijn partij KDP (Koerdische Democratische Partij) keken tot voor kort genoegzaam toe hoe de YPG werd afgeslacht in Kobanê. Zij hebben een geschiedenis van directe samenwerking met het Turkse leger in het bestrijden van de PKK in Noord-Irak.

    Deze Peshmerga-strijders zouden niet in de frontlinie in Kobanê staan. Het militaire belang van de strijders is beperkt, het gaat vooral om een politieke beslissing. De Turkse heersers willen met deze strijders de invloed van de PYD betwisten en een tegengewicht creëren waarmee ze voet aan grond krijgen in het Syrische Koerdistan. Dat doet het Turkse regime door de rechtse partners op het veld te brengen. Het feit dat de Peshmerga wel over de grens mogen en terug mogen keren, terwijl veel Koerdische activisten vanuit Turkije of vluchtelingen vanuit Kobanê de grens niet over mogen, getuigt van de cynische spelletjes van Erdo?an.

    Socialisten en de strijd om Kobanê

    Lang voor de strijd in Kobanê op internationale mediabelangstelling kon rekenen, stelden wij al dat er nood was aan democratisch beheerde niet-sectaire comités om de verdediging van de massa’s te organiseren, niet alleen tegen IS maar ook tegen alle andere religieuze extremistische groepen en tegen de brutale en sectaire krachten van de Syrische en Iraakse regimes en tegen imperialistische interventie – deze interventie speelde overigens een belangrijke rol in de groei van de jihadistische bendes die nu Kobanê aanvallen.

    Om de eenheid over nationale, etnische en religieuze grenzen te versterken, moet de strijd versterkt worden met een politiek programma dat een compromisloze positie inneemt voor gelijke rechten voor alle onderdrukte mensen en gemeenschappen in de regio, met inbegrip van het recht op zelfbeschikking.

    Tegenover de dreiging van een etnische genocide door IS-moordenaars, vroegen de verdedigers van Kobanê en heel wat Koerden doorheen de wereld dat de “internationale gemeenschap” hen zou bijstaan tegenover de beter uitgeruste IS-eenheden. Dit is een begrijpelijke vraag gezien de omstandigheden, maar het is een verkeerde benadering waarvoor de massa’s in Kobanê en andere delen van Rojava mogelijk een zware prijs zullen betalen. Als de Westerse regeringen echt bezorgd waren om het welzijn van de bevolking van Kobanê of zelfs nog maar gewoon IS zouden bestrijden zonder achterliggende bedoelingen, dan zouden ze de verdedigers van de stad al lang geleden wapens bezorgd hebben en daar geen politieke toegevingen voor gevraagd hebben. Wat er nu gebeurt, is iets anders.

    De Amerikaanse wapens worden als chantagemiddel gebruikt om de strijders van Kobanê tot politieke toegevingen te brengen en om de PYD aan te zetten tot een volgzame houding tegenover het VS-beleid. Washington probeert de Koerdische Nationale Raad (KNC), een rechtse coalitie van Syrische Koerdische partijen die gesteund worden door Barzani, als tegengewicht voor de PYD in Rojava te promoten. Op 22 oktober sloot de PYD officieel een akkoord van machtsdeling met de pro-kapitalistische KNC om de Koerdische gebieden in Syrië samen te besturen.

    Drie dagen voordien was er een verklaring van het algemene commando van de YPG: “We zullen er alles aan doen om het concept van echt partnerschap voor het bestuur van dit land te consolideren en te laten overeenstemmen met de aspiraties van de Syrische bevolking van alle etnische, religieuze en sociale klassen.” Dit is een gevaarlijk precedent. De grondwet van Rojava vermeldt de bescherming van arbeidsrechten, duurzame ontwikkeling en algemeen welzijn. Maar dat kan niet bereikt worden terwijl gepleit wordt voor harmonie tussen sociale klassen.

    Het gaat om een duidelijke poging van het VS-imperialisme en zijn partners om een meer volgzame Koerdische leiding in Rojava te vestigen. Het CWI waarschuwde voor deze ontwikkelingen: “Een oplossing voor de Koerdische strijd die uitgaat van politieke steun van het westerse imperialisme moet verworpen worden. Het leveren van wapens kan enkel aanvaard worden op basis van een verwerping van ‘voorwaarden’ die van buitenaf worden opgelegd en die ingaan tegen de belangen van de Koerdische massa’s.” (‘De strijd om Kobanê’, 2 oktober)

    De acties van IS zijn verschrikkelijk en bedreigend, maar ze zijn niet het enige gevaar voor Kobanê en Rojava. Achterkamerakkoorden met het imperialisme moeten verworpen worden, deze kunnen immers een kwalitatieve verandering veroorzaken in het karakter van de strijd.

    Zelfs de Syrische president Bashar al Assad en de Russische regering verwelkomden de inzet van de Peshmerga-troepen in Kobanê. Alle aasgieren zijn erop uit om hun invloed in de regio te versterken met als doel om de ‘orde’ te herstellen, maar dan wel overeenkomstig hun klassenbelangen. Kobanê en andere kantons van Rojava kunnen herleid worden tot de speelbal van buitenlandse machten en hun lokale marionetten, waarbij de oprechte elementen van volksverzet aan de kant worden geschoven en waarbij de strijd die duizenden al met hun leven bekocht hebben een mes in de rug wordt gestoken.

    Voor socialistische democratie

    Het CWI denkt dat de kracht en de duurzaamheid van de strijd in Rojava rechtstreeks verbonden is met de actieve betrokkenheid van brede lagen van de lokale bevolking. Er werden stappen vooruit gezet, maar de maneuvers waarover we hierboven spraken wijzen ook op een gebrek aan democratische transparantie in hoe de strijd wordt gevoerd en hoe beslissingen worden genomen.

    Zonder echte democratische controle en oprechte zelforganisatie van de massa’s, is er een gevaar dat bureaucratische elementen de overhand krijgen. De strijd moet zowel op militair als politiek vlak in alle delen van Rojava zo democratisch mogelijk georganiseerd worden met een volledige transparantie van beslissingen op alle niveaus. De algemene vergaderingen en comités moeten uitgebreid en gedemocratiseerd worden, met vertegenwoordigers die permanent afzetbaar zijn. Politieke partijen mogen slechts macht uitoefenen in overeenstemming met hun reële gewicht in de samenleving en niet op basis van achterkamerakkoorden die opgelegd worden door buitenlandse machten.

    De paar duizend mensen die in Kobanê bleven om de stad te verdedigen zijn bijzonder heldhaftig. Maar ze strijden vooral op zichzelf. De overgrote meerderheid van de lokale bevolking is de stad ontvlucht. De PYD had sneller een oproep moeten doen aan alle werkenden, boeren en jongeren om zich te verenigen, zelfverdedigingscomités op te zetten, straatbarricades op te werpen en op die manier een actieve rol te spelen in de bescherming van hun stad – zoals dit ook gebeurde met het antifascistische verzet in Barcelona in 1936, maar dan uiteraard onder andere omstandigheden.

    Wie niet direct bij de strijd kon betrokken zijn, had een rol kunnen spelen om het verzet op andere manieren te ondersteunen (logistiek, gezondheidszorg,…). Jammer genoeg vormden de guerrillamethoden van PKK/PYD, een methode waarbij een kleine minderheid strijd levert in naam van de meerderheid, een obstakel om de tienduizenden mensen te organiseren die een rol hadden kunnen spelen in het verzet tegen IS.

    Tegenover de aanhoudende dreiging van IS moet de bevolking in elke stad en ieder dorp in alle delen van Rojava gemobiliseerd worden en een militaire basisopleiding krijgen om zich daarna te organiseren in verdedigingsorganen die de sectaire grenzen overstijgen. Het zou de kracht en eenheid versterken om nadien het verzet tegen de jihadistische vijand te versterken.

    De overblijvende strijders in Kobanê zullen op zichzelf niet in staat zijn om de strijd oneindig lang vol te houden vanuit een isolement en zonder actieve steun van brede lagen in de regio. Dat is nodig om de belegering van Kobanê door de jihadisten in het westen, oosten en zuiden van de stad maar ook door het Turkse leger in het noorden te doorbreken.

    De eerste bondgenoot van het Koerdische verzet is niet het VS-imperialisme of andere kapitalistische krachten maar de actieve en onafhankelijke mobilisatie van de werkende bevolking en de armen in de regio en de rest van de wereld. Het ondermijnen van de verworvenheden van Rojava door pro-kapitalistische en pro-imperialistische krachten zou een stap achteruit zijn en een complicatie vormen voor de langdurige strijd van de Koerdische bevolking voor hun rechten en de nodige eengemaakte strijd van alle armen en onderdrukten in de regio. Dat is waarom de Koerdische strijd moet verdiept worden en er moet geprobeerd worden om het geografisch uit te breiden door een oproep te doen aan de werkende en arme massa’s van de hele regio rond een stoutmoedig programma voor sociale verandering.

    Het Duitse magazine Der Spiegel stelde dat honderd textielfabrieken en werkplaatsen vanuit de Syrische stad Aleppo recent werden overgebracht naar het oostelijke kanton van Rojava, Efrîn. De houding van de regionale regering van Efrîn die actief op zoek gaat naar private bedrijven in de regio, wijst op de inherente tegenstelling van een poging om een nieuw model op basis van sociale rechtvaardigheid op te bouwen terwijl tegelijk in het kader van het kapitalisme wordt gewerkt. De ontwikkeling van wat PYD en PKK het “democratisch confederalisme” noemen, zonder een einde te maken aan de winsthonger en het uitbuitende karakter van de kapitalistische eigendomsverhoudingen en zonder de invoering van een verregaande landhervorming, zal leiden tot concurrentie tussen lokale besturen voor investeringen en de onvermijdelijke gevolgen die daarmee gepaard gaan: een nieuwe neerwaartse spiraal inzake arbeidersrechten en levensstandaard.

    De massa’s van Rojava moeten hun strijd ook op het economische terrein voeren, door fabrieken over te nemen en de grond te collectiviseren. Ze moeten de voorwaarden vestigen voor een democratische socialistische planning van de productie. Samen met een garantie op volledige democratische rechten voor iedereen, zou dit een voorbeeld zijn voor de massa’s in de hele regio. Het zou aangeven dat het mogelijk is om een uitweg te vinden weg van armoede, oorlog, sectair geweld en nationale onderdrukking.

    • Solidariteit met de bevolking van Kobanê en Rojava – stop het jihadistische bloedbad!
    • Doorbreek de belegering van Kobanê – voor de onmiddellijke opening van de Turks-Syrische grens voor al wie de verdediging van de stad wil versterken. Voor het sturen van vrijwilligers, gezamenlijk georganiseerd door de Koerdische en Turkse linkerzijde en vakbonden!
    • Voor het versterken van massale niet-sectaire verdedigingscomités om alle delen van Rojava te verdedigen op basis van democratische organisaties van arbeiders, jongeren en arme boeren en dit van onderuit!
    • Geen vertrouwen in het imperialisme – geen achterkamerakkoorden met buitenlandse machten en andere pro-kapitalistische krachten!
    • Voor een verenigde strijd van alle arbeiders en armen in Turkije tegen het kapitalistisch beleid en het autoritaire bewind van de heersende AKP!
    • Neen aan de repressieve wetgeving in Turkije!
    • Stop het verbod op Koerdische organisaties in Europa en de VS!
    • Volledige democratische rechten voor de Koerdische bevolking – voor het recht op zelfbeschikking voor de Koerden in alle delen van Koerdistan, alsook van alle andere onderdrukte gemeenschappen in de regio!
    • Voor een democratisch en socialistisch Rojava als onderdeel van een vrijwillige socialistische confederatie van het Midden-Oosten!
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop