Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika

  • Israël/Palestina. Escalatiepolitiek van Netanyahu wakkert protestgolf aan

    Uittreksels van materiaal dat eerder werd gepubliceerd door de Socialistische Strijdbeweging, onze zusterorganisatie in Israël/Palestina.

    Momenteel heeft de Israëlische regering een nieuwe reeks luchtaanvallen en bombardementen op de belegerde bevolking van Gaza ingezet onder de naam ‘operatie beschermingsrand’. De dodentol in Gaza is in de huidige operatie al opgelopen tot 11, waaronder twee kinderen van minder dan vijf jaar oud. Maandag raakten minstens 75 Palestijnen gewond. Het is nog eens een stap in de escalatiepolitiek van de Israëlische regering die dreigt te leiden tot een breder conflict.

    De Israëlische premier Netanyahu en andere ministers voelden zich verplicht om de verschrikkelijke moord van de Palestijnse tiener Mohammad Abu-Khdeir in Oost-Jeruzalem te veroordelen, maar ze hielden het op krokodillentranen. De tragische ontwikkelingen van de voorbije weken tonen het beleid van aanhoudende repressieve bezetting van de Palestijnse gebieden en een agressief programma van Joodse nederzettingen.

    Israëlische nationalisten zijn uit op wraak na de moord op drie Israëlische tieners van wie de lijken op 30 juni werden gevonden. Deze roep naar wraak werd gedeeld door Netanyahu en andere vertegenwoordigers van de heersende partijen. Het komt hen goed uit dat ze de aandacht kunnen afleiden van de rampzalige gevolgen van hun beleid. Deze regering van de grote bedrijven en de nederzettingen probeert wanhopig de controle te behouden over de gebeurtenissen die ontwikkelden door de eigen acties en woorden van de regering.

    Een reeks racistische aanvallen door extreemrechtse Israëlische nationalisten in Jeruzalem – waarbij Abu-Khdeir op 2 juli om het leven kwam – leidde tot een golf van woede, protest en rellen in de Palestijnse gemeenschappen doorheen Israël. Het is de grootste protestbeweging onder Arabieren in Israël sinds jaren. Er waren ook gezamenlijke protestacties van Joden en Arabieren in Jeruzalem, Tel Aviv en Haifa. Daarbij werd geprotesteerd tegen de extreemrechtse aanvallen en tegen de oorlogstrom van de regering.

    Naarmate het Palestijnse protest zich verspreidde, deden de Israëlische media er alles aan om vooral in te zoomen op vernielingen en aanvallen op Joodse mensen. De redenen voor het protest, de discriminatie en de racistische aanvallen en de woede tegenover de bezetting werden zorgvuldig weg gelaten.

    Van de aanhoudende bezetting en blokkade van Palestijnse gebieden met enorme discriminatie op alle vlakken van het leven van de Arabische gemeenschap in Israël tot de aanhoudende racistische aanvallen, zorgt het regeringsbeleid tot een nieuw kruitvat van woede waarbij een deel nu tot explosie komt. Palestijnse jongeren zien hun toekomst vertrappeld worden door deze rechtse Israëlische regering en trekken daarom de straat op om te protesteren tegen een gevoel van vervreemding, woede en frustratie.

    Offensief van de regering

    Toen de regering-Netanyahu de ontvoering van de drie jongeren vernam, werd dit meteen gebruikt om de eigen politieke agenda naar voor te schuiven in een sfeer van versterkte nationalistische propaganda. Er werd meteen geprobeerd om de coalitieregering van Fatah en Hamas in de Palestijnse Autoriteit te verdelen.

    De Israëlische veiligheidsdiensten suggereerden dat de twee verdachten – die nog niet werden gevonden – jonge Hamas-activisten uit Hebron zijn. Hamas heeft iedere verantwoordelijkheid ontkend, het is mogelijk dat enkele aanhangers van Hamas buiten het medeweten van de leiders overgingen tot de moorden maar het kan even goed om mensen gaan die niets met Hamas te maken hebben.

    De regering is overgegaan tot een militaire campagne van collectieve afstraffing in de bezette gebieden. Zeven voornamelijk jonge Palestijnen werden door aanvallen op de Westelijke Jordaanoever omgebracht en minstens negen Palestijnen kwamen om het leven bij luchtaanvallen op de Gazastrook, onder deze doden was er een kind.

    De dreigementen om de huizen van de families van de vermeende moordenaars te vernietigen en de beslissing om het gezinshuis van de moordenaar van een politieagent die in buurt van Hebron werd neergeschoten te vernietigen, zijn voorbeelden van de collectieve straffen tegen gezinsleden die nochtans niet schuldig werden bevonden aan enig misdrijf. Bij een van deze aanvallen op familieleden raakte een baby van amper een maand oud gewond.

    De vernielingen en aanvallen hebben nog nooit de terroristische aanvallen verminderd. De ervaring leert net dat de motivatie voor dergelijke aanvallen onder de meest wanhopige delen van de Palestijnse samenleving dan net toeneemt om zo wraak te nemen. Een dergelijk beleid wordt gebruikt om de aandacht af te leiden van het feit dat de regering ook op vlak van veiligheidsbeleid heeft gefaald en de aanslagen niet kon stoppen. Dergelijke collectieve maatregelen worden nooit opgelegd tegen de families van veroordeelde Joodse moordenaars, zoals Baruch Goldstein, de extreemrechtse terrorist die verantwoordelijk was voor een bloedbad in Khalil/Hebron in 1993 waarbij 29 Palestijnen werden vermoord en meer dan 120 gewonden vielen.

    De pogingen van de Israëlische regering om Palestijnen te ‘ontmoedigen’ om over te gaan tot aanslagen, ontvoeringen of aanvallen zijn allemaal mislukt. De acties van de Israëlische troepen hebben geleid tot duizenden doden, maar geen enkel probleem werd opgelost. De ‘oorlog tegen het terrorisme’ door de regeringen van de grote bedrijven en de nederzettingen heeft enkel geleid tot meer bloedvergieten en het maakt de situatie enkel maar complexer.

    Tijdens de eerste Palestijnse Intifada van 1987 tot 1993 probeerde de Israëlische regering de rechtse Islamistische Hamas te versterken als antwoord op de seculiere Palestijnse organisaties die opkwamen voor het einde van de bezetting. Nu voert de regering een oorlog tegen Hamas waarbij zeker de bevolking in Gaza onder verschrikkelijke omstandigheden probeert te overleven. Dit legt de basis voor de groei van nieuwe reactionaire organisaties, waaronder groepen van het type van Al Qaeda.

    Gevaar van escalatie

    Tegen de achtergrond van de Ramadan, de regionale instabiliteit en de internationale druk op Israël ziet het er naar uit dat een meerderheid van de legerleiders en van de regering op dit ogenblik een grote militaire escalatie wil vermijden. Maar ondanks deze terughoudendheid wordt overgegaan tot verdere militaire aanvallen op Gaza, onder meer als ‘antwoord’ op het groeiende aantal projectielen dat vanop de Gazastrook naar Israëlische doelwitten wordt afgevuurd. De troepen werden klaargestoomd voor een eventuele escalatie en er is een mobilisatie langs de Gazastrook waarbij ook enkele reservisten werden opgeroepen.

    Bovendien gaat de regering over tot het inwilligen van de eisen van minister Naftali Bennett en de gemeenteraad van Yesha om nieuwe nederzettingen te bouwen. Netanyahu had het over nieuwe nederzettingen die worden opgezet in naam van de vermoorde tieners. Hij gebruikt hun dood om de politieke agenda van de rechtse kolonisten te promoten.

    Er is een groot gevaar van verdere escalatie van het geweld in de komende dagen en weken. Dat kan zowel als reactie op de militaire aanvallen, de politierepressie van protest of verdere terroristische aanslagen door individuen of groepen.

    De nationalistische demagogie wordt ook door de rechtse ministers Avigdor Lieberman en Naftali Bennett gedeeld. Zij ondernemen een poging om op racistische basis steun te mobiliseren en ze gebruiken daarvoor de woede en het gevoel van onveiligheid onder de Joodse bevolking. Ze pleiten voor een groot militair offensief op de Gazastrook, met andere woorden voor nog meer bloedvergieten. Dat zal niets oplossen, het leidt enkel tot meer doden en trauma’s. De bevolking van Gaza zal daar het hardste onder lijden, maar ook de Israëlische bevolking zal niet aan de gevolgen van het bloedvergiet ontsnappen. Een groot militair offensief zou immers onvermijdelijk leiden tot nieuwe aanslagen en geweld.

    Minister van Buitenlandse Zaken Lieberman kondigde aan dat de alliantie van zijn partij met de Likoed-partij van Netanyahu wordt opgezegd naar aanleiding van een meningsverschil rond Gaza. Lieberman maakte van de huidige spanningen ook gebruik om te pleiten voor het gedwongen annexeren van Arabische gemeenschappen in Israël bij een toekomstige Palestijnse staat. Hij wil de rechten van Palestijnse burgers in Israël niet erkennen en wil niet dat die gemeenschappen democratisch kunnen beslissen of ze in de toekomst aansluiting zoeken bij een Palestijnse staat. Zijn doel is een Israëlische staat zonder grote Palestijnse minderheid.

    Delen van het Israëlische establishment verzetten zich tegen een escalatie. Zo verklaarde de voormalige chef van de veiligheidsdienst Shin Bet, Yuval Diskin, afgelopen vrijdag op Facebook dat de regering verantwoordelijk is voor “een snelle verslechtering van de veiligheidssituatie”. Hij haalde uit naar de “illusie dat alles kan opgelost worden met wat meer troepen; de illusie dat de Palestijnen alles wat we op de Westelijke Jordaanoever doen aanvaarden zonder te reageren, ondanks hun woede, frustratie en slechter wordende economische situatie; de illusie dat de internationale gemeenschap geen sancties zal opleggen; dat de gefrustreerde Arabische burgers in Israël uiteindelijk niet op straat zullen komen; en dat de Israëlische publieke opinie het falende antwoord van de regering inzake het sociale beleid zal blijven aanvaarden op een ogenblik dat corruptie alles wegvreet dat goed is.” Hij waarschuwde dat zelfs indien de rust terugkeert de dreiging blijft bestaan en “indien daar niets aan wordt gedaan, zullen we met een nog ernstiger situatie geconfronteerd worden.”

    Het protest ontwikkelen

    Wanhopige daden van vandalisme en nationalistische aanvallen op burgers door een kleine minderheid van activisten zal niet tot een verandering van het beleid leiden en zal geen verbetering voor de jonge Palestijnen bekomen. Dergelijke acties vervreemden de gewone mensen die het slachtoffer van deze acties zijn, waarop de regering hen gebruikt als excuus voor hardere repressie van betogers in naam van “zero tolerance.”

    De omvang van het Palestijnse protest in Israël wijst niet alleen op de frustratie onder deze bevolking, maar ook op het potentieel van een bredere strijd tegen de regering van de grote bedrijven en de nederzettingen, tegen de aanvallen op de Palestijnen en tegen de bezetting. Deze strijd vereist de opbouw van een democratisch georganiseerde bredere protestbeweging van Joden en Arabieren met een programma en acties die ingaan tegen de Israëlische regering en tegen extreemrechts.

    Het opzetten van actiecomités in de wijken waar er betogingen zijn, kan een stap vormen om de strijd vooruit te helpen. Daarbij is er nood aan democratische beheerde zelfverdediging tegen de overheidsrepressie en om te vermijden dat betogingen uitmonden in rellen en nationalistische fysieke aanvallen. Deze comités kunnen eisen ontwikkelen om te antwoorden op de roep naar vrede en het oplossen van sociale tekorten. Dat zou een brede laag van Joden en Arabieren op gezamenlijke betogingen kunnen brengen waarbij ook arbeiderscomités en studentenorganisaties worden betrokken.

    Veel  Israëli verafschuwen de barbarij van extreemrechts en zijn het regeringsbeleid beu dat telkens meer geweld brengt in het nationale conflict terwijl tegelijk de sociale crisis dieper wordt. Een recente peiling van Knesset Channel wijst op een groeiende steun voor de Arbeiderspartij en Meretz, een uitdrukking van het feit dat ondanks de huidige nationalistische reactie een deel van de publieke opinie naar partijen kijkt die als ‘links’ worden bestempeld. Peilingen geven ook nog steeds aan dat een meerderheid van de Israëlische bevolking voorstander is van de ontmanteling van de nederzettingen en het beëindigen van de bezetting.

    De Socialistische Strijdbeweging komt op voor de vestiging van een nieuwe partij van de werkende bevolking, Joden en Arabieren, om de belangen van alle werkenden te verdedigen en een duidelijk socialistisch alternatief naar voor te schuiven op de tragedie die onvermijdelijk is als we de kapitalisten en nationalistische rechterzijde laten doen.

    We komen op voor:

    • Het versterken van het protest tegen extreemrechts en de regering-Netanyahu, een regering van het kapitaal en de nederzettingen. Ja aan gezamenlijke betogingen van Joden en Arabieren, neen aan nationalistisch geweld. Voor het opzetten van actiecomités in de wijken waar betoogd wordt om de strijd te organiseren.
    • Steun het recht op protest, neen aan politiegeweld. Voor democratische controle op de politie die onderworpen moet worde aan democratisch toezicht door wijkcomités. Ontslag van racistische agenten.
    • Haal het leger weg uit de Palestijnse gebieden! Stop de bezetting en de nederzettingen. Stop de politiek van ‘liquidaties’ en de aanvallen op Gaza. Het nationale conflict zal niet met militaire middelen opgelost raken.
    • Voor de vrijlating van alle Palestijnse politieke gevangenen. Voor een eerlijk proces van alle Israëli en Palestijnen die verdacht worden van verantwoordelijkheid bij misdaden in het conflict. Dit moet gebeuren in speciale publieke rechtbanken onder toezicht van vertegenwoordigers van de werkenden en de gemeenschappen langs beide kanten van het conflict en met de betrokkenheid van de getroffen Israëlische en Palestijnse families.
    • Voor een onafhankelijke democratische socialistische Palestijnse staat naast een democratisch socialistisch Israël met twee hoofdsteden in Jeruzalem en gelijke rechten voor alle minderheden, als onderdeel van de strijd voor een socialistisch Midden-Oosten en regionale vrede.

     

    [divider]

    Eenheid tegen racistisch geweld

    Op 2 juli betoogden ongeveer 1.000 mensen in het centrum van Jeruzalem onder de slogan “rouw, geen wraak”. De actie was georganiseerd door de alliantie ‘Tag Meir – Licht in plaats van terreur”. Nadien trokken enkele betogers naar de kantoren van de premier om te protesteren tegen de oorlogstrom van de premier die het geweld van extreemrechts verder aanwakkert.

    Een dag later waren er meer dan 1.000 betogers op het Habima-plein in Tel Aviv, eveneens in een betoging tegen de rol van de regering en tegen de bezetting.

    Op 5 juli betoogden 300 Joden en Arabieren in het centrum van Haifa als reactie op een betoging twee dagen eerder van een dertigtal extreemrechtse activisten die slogans als “Dood aan de Arabieren” meedroegen. Onder de sprekers op de tegenbetoging Shay Galy van de Socialistische Strijdbeweging die uithaalde naar het gefaalde zogenaamde vredesproces van de regering die “in minder dan negen maanden toelating gaf voor 13.000 nieuwe huizen in de nederzettingen, meer dan 500 [Palestijnse] huizen op de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem vernietigde, 61 Palestijnen vermoordde en 1.000 gewonden maakte.” Hij eiste: “Stop de militaire aanvallen in Gaza en stop de onderdrukking van de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem. We willen echte en gelijke veiligheid voor Palestijnen en Israëli.”

    De familie van een van de drie vermoorde Israëlische tieners heeft de moord op de jonge Palestijn Abu-Khdeir publiekelijk veroordeeld en nam contact op met zijn familie om hun medeleven te betuigen. Palestijnen uit Hebron gingen naar het huis van dezelfde Israëlische familie (die niet in een nederzetting woont) om hun medeleven te betuigen.

     

  • Bij de nieuwe escalatie in Israël/Palestina, enkele archiefteksten

    Naar aanleiding van de nieuwe escalatie van geweld in Israël/Palestina publiceren we hieronder verwijzingen naar enkele artikels en dossier die we eerder op socialisme.be publiceerden.

    [divider]


    Een terugblik op de Eerste Intifada (1987-1993)

    Een terugblik op de Eerste Intifada (1987-1993)Op 9 december 1987 begon een volksopstand in de bezette gebieden en nadien ook in de Arabische steden en dorpen in Israël. Het was het begin van de Eerste Intifada. De onmiddellijke aanleiding was een dodelijk verkeersongeval met een Israëlische vrachtwagen en een Palestijnse taxi op de Gazastrook. De onderliggende oorzaak was de impasse waarin de strijd voor de Palestijnse (…)

    Lees meer

    [divider]

    Israël boycotten? Een socialistisch standpunt

    Na een oproep van voorstanders van een boycot van Israël wees Stephen Hawking een uitnodiging om op een conferentie in Jeruzalem te spreken af. Hij vervoegt anderen die op de een of andere manier Israël boycotten, een campagne die zeker na de horror van de oorlog in Gaza in 2008-09, de moord op Turkse hulpverleners, de aanvallen op de hulpvloot (…)

    Lees meer

    [divider]

    Israël/Palestina. Hoe kan een Palestijnse staat bekomen worden?

    De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Kerry onderhandelde recent met vertegenwoordigers van de Arabische Liga om het vredesproces nieuw leven in te blazen. Naarmate de opeenvolgende Israëlische regeringen stelselmatig het aantal Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever en Oost Jeruzalem hebben opgedreven, vragen steeds meer mensen zich af of een Palestijnse staat naast Israël mogelijk is. Sommigen gaan in (…)

    Lees meer

  • Protest in Tel Aviv tegen militaire escalatie – socialisten aangevallen door nationalisten

    telaviv1Afgelopen zaterdag protesteerden enkele tientallen activisten, zowel Joden als Arabieren, voor het ministerie van Defensie in Tel Aviv, Israël. Onder hen ook leden van de Socialistische Strijdbeweging , onze zusterorganisatie in Israël en Palestina. De protestactie was gericht tegen het feit dat het Israëlische leger de tragische ontvoering van drie Israëlische tieners op de Westelijke Jordaanoever gebruikt als excuus voor een nieuwe militaire escalatie waarbij een collectieve bestraffing van de Palestijnse bevolking wordt opgelegd.

    Bij het militaire offensief op de Westelijke Jordaanoever vielen er tot nu toe al vijf Palestijnse doden, waaronder twee kinderen en een tiener. Honderden mensen werden opgepakt en zonder rechtszaak in de gevangenis opgesloten. Het aantal ‘administratieve gevangenen’ in Israëlische gevangenissen is op een week tijd bijna verdubbeld.

    De belangrijkste Palestijnse steden op de Westelijke Jordaanoever, en vooral Khalil/Hebron, worden belegerd. Er zijn dagelijks militaire aanvallen op de Westelijke Jordaanoever en tegelijk werden een reeks luchtaanvallen op Gaza uitgevoerd.

    Bij de betoging legden de leden van de Socialistische Strijdbeweging uit dat deze groteske vorm van repressie en collectieve bestraffing geen veiligheid zal opleveren voor de Israëlische bevolking en al evenmin een oplossing zal bieden voor de ontvoerde tieners. Integendeel, het huidige beleid van de regering kan leiden tot een nieuwe ronde van bloedig geweld.

    Een kleine groep Israëlische nationalisten kwam naar de betoging en was uit op een confrontatie met de betogers. Twee laffe nationalisten die ons niet durfden te confronteren tijdens de betoging, volgden ons toen we met vier activisten naar huis wandelden. Toen we over een parking wandelden, vielen ze ons langs achter aan. Drie leden van de Socialistische Strijdbeweging kregen meteen vuistslagen. Toen we ons verdedigden, liepen ze direct weg.

    telaviv2Drie van de activisten moesten medische verzorging krijgen. Een van hen, Eyal Yablonko, moest hechtingen aan zijn wenkbrauwen krijgen. Zijn bril was kapot door het geweld. Op basis van foto’s en video’s die door betogers werden gemaakt tijdens het protest, slaagden we er in om de aanvallers te identificeren. Er werd klacht ingediend bij de politie.

    De aanval was niet specifiek tegen ons gericht, maar tegen iedere kritiek of oppositie tegen het regeringsbeleid. Het geweld vond plaats tegen een achtergrond waarbij de regering en andere delen van het establishment en de media zich resoluut keren tegen iedereen die nog maar vragen durft te stellen bij de recente militaire aanvallen.

    Netanyahu en zijn regering willen de ontvoering gebruiken om de groeiende kritiek op hun bezettingspolitiek, de uitbreiding van de koloniale vestigingen en de arrestaties zonder proces het zwijgen op te leggen. Daarbij wordt niet geaarzeld om racistische laster te gebruiken tegen de vertegenwoordigers van de Arabisch-Palestijnse bevolking in Israël en Arabisch-Palestijnse leden van het parlement (de Knesset), zoals Haneen Zoabi die doodsbedreigingen kreeg.

    Het laffe geweld tegen betogers zal het protest niet stoppen. Het zal evenmin leiden tot het einde van het groeiende ongenoegen in de samenleving tegenover de politiek van de regering en de heersende elite in Israël. Naast een massaal verzet tegen het militaire geweld op de Westelijke Jordaanoever, roept de Socialistische Strijdbeweging ook op tot meer vastberaden en goed beschermde grotere protestacties in Israël om te protesteren tegen de militaire operaties, de aanhoudende bezetting, de kolonies en de willekeurige arrestaties zonder enig proces.

  • Irak. De bloedige erfenis van de oorlog om olie

    Escalerend sectair conflict dreigt buurlanden mee te trekken

    Analyse door Judy Beishon

    Bij de rampzalige en criminele invasie van Irak onder leiding van Bush en Blair in 2003 waarschuwden we dat dit kon leiden tot het opbreken van Irak in een bloedige sectaire oorlog. Dat is wat nu effectief aan het gebeuren is. Het Amerikaanse en Britse imperialisme hebben de basis gelegd voor een situatie waar er niet één, maar verschillende Saddams zijn naast terreurgroepen naar het model van Al Qaeda, zoals ISIS (Islamitische Staat in Irak en de Levant), die zich sterk verspreid hebben over het noorden van Irak. Dit dreigt de hele regio mee te sleuren in een sectair conflict met tragische gevolgen voor de bevolking.

    In een poging om de oorlog in 2003 en de daaropvolgende bezetting, waarbij meer dan een half miljoen Irakezen omkwamen alsook duizenden binnenvallende soldaten, te rechtvaardigen hadden Bush en Blair het destijds over het gevaar van massavernietigingswapens en over het leggen van de basis voor democratie. Er bleken geen massavernietigingswapens te zijn en het doel was nooit om democratie te vestigen. Het ging om de enorme olierijkdom in Irak en de invloed op het Midden Oosten. Door het militaire optreden is de basis gelegd voor een langere periode van bloedig sectair conflict.

    Het omverwerpen van Saddam Hoessein en het verwijderen van de aanhangers van Saddams Baath-partij leidde ertoe dat Soennieten uit het staatsapparaat verdwenen. Het VS-imperialisme werd geconfronteerd met massaal verzet tegen de bezetting, maar ook met Soennitische opstandelingen. Hierop werd een ‘verdeel-en-heers’-beleid gevoerd waarbij een corrupte door Sjiieten geleide regering werd opgelegd. Dit heeft de verdeeldheid enkel versterkt.

    In januari nam ISIS de controle over Fallujah over en nu kwam Mosoel, de tweede stad van het land, aan de beurt. Dat wordt algemeen gezien als een ramp voor de VS. Het maakt een einde aan de situatie waarbij de Soennitische milities uit deze steden verdreven waren door Amerikaanse soldaten.

    Het VS-imperialisme is sterk verzwakt in het Midden Oosten en dit als gevolg van een reeks van blunders in het buitenlandse beleid, het massale verzet in de regio en het ongenoegen in eigen land tegenover de buitenlandse interventies. Obama werd als president verkozen met de belofte dat hij een einde zou maken aan de oorlogen in Irak en Afghanistan. In 2011 trok hij Amerikaanse troepen terug uit Irak en nadien beweerde hij dat de uitschakeling van Osama bin Laden de kern van Al Qaeda had uitgeschakeld. Vorig jaar was er opnieuw massale druk van onderuit waarop Obama zich onthield van een bombardement op Syrië. Ook Cameron kreeg daar onvoldoende steun voor in Groot-Brittannië.

    Als gevolg van de geschiedenis overwegen Cameron en Obama niet om een groot aantal troepen naar Irak te sturen. Maar dat ze gealarmeerd zijn door de opmars van de Soennitische milities blijkt uit het feit dat de militaire opbouw in de regio snel uitgebreid wordt en Obama zwaar militair materieel naar het Iraakse leger stuurt. Er wordt ook overwogen om de door ISIS gecontroleerde gebieden vanuit de lucht te bombarderen. Luchtaanvallen zouden evenwel contraproductief kunnen zijn omdat ze enorme bloedbaden kunnen aanrichten, net zoals dit in Afghanistan het geval is.

    Soennitische opstand

    Delen van het bijna een miljoen soldaten tellende Iraakse leger – door de Amerikanen en Britten opgeleid en bewapend voor een kostprijs van ongeveer 30 miljard dollar – desintegreerden compleet bij het offensief van de paar duizend troepen van ISIS. Bij de overname van Mosoel, een stad met twee miljoen inwoners, en bij het innemen van andere steden waaronder Tikrit, kreeg ISIS steun van opstanden door de Soennitische minderheid in deze steden. Deze minderheid heeft zwaar geleden onder de door de VS opgelegde Sjiitische regering van Nouri al Maliki.

    Voormalige veiligheidsagenten van het oude regime van Saddam Hoessein sloten zich bij het offensief aan. Ondertussen namen Koerdische troepen van Peshmerga de stad Kirkoek in handen. Ze zien het als de hoofdstad voor een Koerdische staat.

    De Iraakse regering was volledig verlamd en verloor de controle over zowat het volledige noorden van Irak. De regering haalde zelfs geen quorum van voldoende aanwezigen in het parlement om noodmaatregelen te nemen. Meer dan een half miljoen vluchtelingen trokken weg uit Mosoel en andere veroverde gebieden. Ze vreesden immers bombardementen door de regering, aanvallen door ISIS of beide.

    Een bijzonder ironisch gegeven in de huidige situatie is dat de belangen van de VS en aartsvijand Iran samenlopen. Beiden steunen de weinig comfortabele regering van Maliki. Het autocratische regime uit Iran was zo ongerust over de Sjiitische beschermelingen in Bagdad dat het meteen generaal Suleimani naar Bagdad stuurde om er vrijwilligers op de been te krijgen. Sjiitische milities en regeringstroepen zouden de stad samen verdedigen.

    Dit is een nieuwe vernedering voor de Amerikaanse leiders die nu moeten samenwerken met het regime dat het zo verafschuwt en waartegen allerhande sancties werden opgelegd. Er wordt geprobeerd om de samenwerking alsnog goed te praten. Zo stelde de Republikeinse senator Lindsey Graham: “Waarom sloten we een akkoord met Stalin? Omdat hij niet zo slecht als Hitler was. We moeten met Iran praten om er zeker van te zijn dat ze dit niet als een kans zien om delen van Irak over te nemen.”

    Ook een andere vijand van de Amerikaanse regering, de troepen van Bashir Assad in Syrië, kwamen Maliki te hulp door een aantal basissen van ISIS in Syrië te bombarderen. Assad had eerder een oogje dicht geknepen voor de agressie van ISIS in Syrië omdat het geweld vooral gericht was tegen andere islamitische milities die het regime van Assad bestrijden.

    Bagdad

    ISIS en andere Soennitische milities verklaarden dat ze Bagdad en de heilige, voornamelijk Sjiitische en gemengde, steden in het zuiden willen veroveren. Het ziet er echter onwaarschijnlijk uit dat ze daar snel in kunnen slagen, de krachtsverhoudingen zijn immers niet gunstig voor de Soennitische milities. De Sjiitische milities worden opnieuw geactiveerd met nieuwe militanten, waaronder het Mehdi-leger van Moqtada al-Sadr die eerder tegen de Amerikaanse bezetting vocht. Er zouden ook Iraanse troepen klaar staan.

    In Mosoel en andere door Soennieten gedomineerde gebieden, kon ISIS snel optrekken. Het door Sjiieten gedomineerde Iraakse leger werd er immers gezien als een repressief instrument van een regering met een sectaire agenda tegen al wie geen Sjiiet is. Er waren geloofwaardige verslagen dat een aantal Iraakse legerleiders in deze gebieden hun eigen troepen ontbonden. De wel erg beperkte populariteit van het leger in de overwegend Soennitische gebieden droeg alleszins bij tot een lage moreel bij de troepen en een grote desertie. ISIS had bovendien een reputatie opgebouwd van gruwelijk en barbaars geweld tegen Sjiieten. De groep komt voort uit Al Qaeda, maar zelfs Al Qaeda heeft er afstand van genomen. Deze wrede reputatie en geschiedenis heeft de angst onder de wegvluchtende troepen natuurlijk nog groter gemaakt.

    Er waren verslagen dat ISIS honderden Sjiieten en ongewapende Iraakse soldaten in veroverde gebieden executeerde. De groep was eerder verantwoordelijk voor brutale moorden in Syrië. Dit bloedbad komt bovenop de vele andere wreedheden van Soennitische milities tegen Sjiieten in Irak en omgekeerd ook door Sjiieten tegen Soennieten.

    Een invasie van Bagdad behoort wellicht niet tot de mogelijkheden op korte termijn, maar het is eveneens onwaarschijnlijk dat de resterende Iraakse regeringstroepen de controle kunnen heroveren op de gebieden die nu in handen zijn van Soennitische milities of van de Koerdische Peshmerga. Een aantal steden kunnen veroverd worden, het leger van Maliki nam de controle over twee steden ten noorden van Bagdad terug in handen, maar de regering slaagde er niet in om Fallujah te heroveren nadat ISIS de controle ervan verwierf in januari van dit jaar.

    Wat Kirkoek betreft, is er al langer een strijd tussen de leiders van de semi-autonome Koerdische zone en de regering van Maliki. Een belangrijk twistpunt is de vraag wie er kan profiteren van de olieproductie in dit gebied. De Koerdische leiders willen de controle op Kirkoek behouden als een stap in de richting van wat in de praktijk onafhankelijkheid is.

    ISIS

    De milities van ISIS tellen heel wat buitenlandse jihadisten in hun rangen. Maar er zijn ook een groeiend aantal lokale strijders bij betrokken. ISIS heeft een repressief rechts Islamistisch bewind opgelegd in de regio Raqqah in Syrië. Het wil dit uitbreiden tot een kalifaat dat verbonden is met de veroverde gebieden in Irak en mogelijk ook met delen van Libanon en Jordanië. De leiders van ISIS hebben verklaard dat de grens tussen Irak en Syrië is afgeschaft. De Iraakse en Syrische staten kwamen in 1916 tot stand als onderdeel van een akkoord tussen het Britse en Franse imperialisme die de resten van het Ottomaanse rijk onder elkaar verdeelden.

    De journalist Robert Fisk en anderen stelden dat ISIS financiële steun krijgt van rijke Arabieren uit de Golfstaten, waaronder leden van de Saoedische elite. Dat zijn bondgenoten van de VS maar ze willen wel de Sjiitische controle op Bagdad beëindigd zijn. ISIS heeft zijn middelen in Syrië opgetrokken door belastingen te heffen, ontvoeringen en andere chantagepraktijken toe te passen. Nu zijn grote sommen geld uit veroverde banken in Mosoel in beslag genomen en werden ook grote hoeveelheden wapens veroverd op het Iraakse leger. Het gaat vooral om door de Amerikanen geleverd materieel.

    Een aantal commandanten van ISIS probeert om de bevolking in de veroverde gebieden niet meteen voor de borst te stoten. Anderen gingen onmiddellijk over tot het opleggen van strikte religieuze regels waarbij werd aangekondigd dat de handen van dieven worden afgehakt, vrouwen hun volledige lichaam moeten bedekken en het huis niet mogen verlaten, politieke partijen werden verboden en ook andere reactionaire wetten werden ingevoerd. Deze aankondigingen hebben de angst onder de bevolking versterkt, ook bij de vele Soennieten die hoopten dat ISIS een einde zou maken aan de discriminatie en de martelingen die voor Soennieten de norm waren onder de regering van Maliki.

    Gevolgen

    Deze nieuwe ontwikkelingen zullen er het lot van de gewone Iraakse bevolking niet op verbeteren, los van de gemeenschap waartoe ze behoren. Het vooruitzicht van een escalerend sectair conflict dreigt ook de buurlanden mee te trekken. Ook in Turkije waren er al enkele ontvoeringen door militanten van ISIS. Bovendien wil Turkije geen onafhankelijk Koerdistan zien ontstaan in het noorden van Irak.

    Bovendien dreigen er eens te meer complicaties op te duiken voor de olietoevoer en de wereldeconomie. Mogelijk zullen er immers ook problemen ontstaan in de gebieden rond de grotere olievelden in het zuiden van Irak.

    Een ander gevaar bestaat uit de terugkeer van honderden door de oorlog geharde en getraumatiseerde jihadisten die in Syrië en Irak actief waren. Er zijn jihadisten uit landen als Saoedi-Arabië, Rusland maar ook Groot-Brittannië, België of Nederland actief. Ze zien nog geen ander alternatief op het rotte kapitalistische systeem da een terugkeer in de tijd naar de periode van de feodale structuren met de onderwerping van vrouwen, extreme armoede en willekeurige justitie. Hun betrokkenheid in het oorlogsgeweld vergroot het gevaar van terreuraanslagen eens ze naar huis terugkeren.

    De gewone Soennieten, Sjiieten, Koerden en mensen van andere nationaliteiten en etnische en religieuze groepen in Irak hebben niets te winnen bij een versterking van het sectair conflict, los van welke kant het geweld ook komt. Soennieten in Irak hebben de voorlopers van de ISIS verworpen en uit hun gemeenschappen verdreven, velen zijn nu verschrikt door de acties van ISIS. Er is een brede woede onder de Sjiieten tegenover de corruptie en het sectair geweld van de regering van Maliki. Soennieten, Sjiieten en Koerden worden allemaal getroffen door de aanhoudende onzekerheid, het gebrek aan basisdiensten en de slechte levensomstandigheden.

    Historisch waren er heel wat ogenblikken dat de bevolking van Irak een wil tot eenheid tegen verdeeldheid toonde. Dat was onder meer het geval in april 2004 toen 200.000 Sjiieten en Soennieten in Bagdad betoogden tegen de Amerikaanse bezetting. Het opbouwen van democratische en niet-sectaire organisaties van onderuit is essentieel om de verdediging van alle gemeenschappen te organiseren en een antikapitalistische programma naar voor te schuiven als uitweg uit het bloedbad, de repressie en de armoede.

    Een dergelijk programma zou moeten ingaan tegen de belangen en de inhaligheid van de pro kapitalistische politieke en militaire leiders die hun invloed doorheen Irak willen vergroten. Een antikapitalistisch programma zou ervoor pleiten om hen van de macht te verdrijven en te vervangen door democratisch verkozen vertegenwoordigers van de arbeidersbeweging die opkomen voor een socialistische oplossing die de belangen van alle werkenden en armen dient.

    Wij verdedigen het recht op zelfbeschikking voor alle onderdrukte nationaliteiten en groepen, maar wijzen er meteen op dat de nieuw ontstane staten of staatjes economisch niet kunnen overleven tenzij ze met elkaar verbonden zijn in een vrijwillige socialistische confederatie. Enkel op die basis kan samenwerking bekomen worden om de levensstandaard van de volledige bevolking op te trekken door de beschikbare rijkdom en middelen daar optimaal voor in te zetten.

     

  • Egypte. ‘Ja’-stem voor nieuwe grondwet, maar gebrek aan enthousiasme en groeiende afkeer tegen leger

    Niemand was echt verbaasd dat 98% van de Egyptische kiezers voor het ontwerp van nieuwe grondwet stemde in het referendum dat vorige week plaatsvond. Bijna drie jaar na het begin van de massale beweging van de bevolking, waarbij dictator Moebarak aan de kan werd geschoven, is er een roep naar stabiliteit. De lage opkomst van amper 38,5% bij het referendum geeft echter aan dat velen niet bepaald warm lopen voor de nieuwe grondwet of er zelfs actief tegen zijn.

    Analyse door David Johnson, Socialist Party (Engeland en Wales)

    De Moslimbroederschap (MB) riep op tot een boycot van het referendum. In minder geïndustrialiseerde gebieden, waar de steun voor de MB het grootste is, was er een opkomst van ongeveer 20%. Onder de jongeren van minder dan 30 jaar – de meest actieve kracht in de revolutie van 2011 – was de onofficiële opkomst 19%.

    Toplui uit het leger gebruikten het massale protest tegen MB-president Morsi om op 30 juni 2013 een door het leger gesteunde regering onder leiding van generaal Abdel Fattah el-Sisi te vormen. Deze regering werd voorgesteld als een verdediging van de Egyptische bevolking tegen een machtsgreep van de MB. Het gebrek aan onafhankelijke arbeidersorganisaties in de betogingen, met grote vakbonden en een massale arbeiderspartij, liet de legerleiding toe om het vacuüm te vullen dat viel na de ineenstorting van de regering onder leiding van de MB. Na massale druk van miljoenen betogers, moest de legerleiding maatregelen als de verhoging van het minimumloon in de publieke sector (maar niet in de private sector) aankondigen.

    De legerleiding probeert nu om haar positie te consolideren. De nieuwe grondwet werd opgemaakt door een onverkozen comité zonder vertegenwoordigers van de onafhankelijke vakbonden. Deze nieuwe grondwet laat het leger toe om de enorme zakelijke belangen van de leiding te blijven verstoppen. Het leger zal beslissen wie de minister van defensie wordt, het verkozen parlement zal daar niets over te zeggen hebben. Militaire berechting van burgers, een bijzonder gehate procedure onder Moebarak, blijft mogelijk. Stakingen en sit-ins worden voortaan toegelaten en zijn een recht, maar de grondwet laat de regering toe om te bepalen hoe deze ‘rechten’ kunnen uitgeoefend worden.

    Er zijn erg restrictieve wetsvoorstellen om het recht op protest te regelen. Zo moeten organisatoren toelating krijgen van de politie, de actie 24 uur op voorhand aanvragen, details geven over het vertrekpunt en de route alsook de namen van de organisatoren. Betogers die deze nieuwe wet negeren, werden al opgepakt, in elkaar geslagen en seksueel misbruikt in de cel. Er werden ook journalisten opgepakt van wie gedacht wordt dat ze dicht bij de MB staan.

    Vervolging van jongeren en linkse activisten

    Er was een brede steun voor de arrestatie van een aantal MB-leiders wegens ‘terrorisme’. Maar de politie en de veiligheidsdiensten gebruiken hun herwonnen macht ook om jongeren en linkse activisten op te pakken. Er zijn bijna dagelijks protestacties aan de universiteiten. Veel acties zijn het werk van studenten die de MB steunen, maar er zijn ook acties van liberale en van socialistische studenten. De veiligheidsdiensten hebben campussen bestormden aarzelden ook niet om protestacties aan te vallen. Beetje bij beetje wordt het repressieve regime van Moebarak terug opgebouwd.

    In april 2013, enkele weken voor de grote betogingen die Morsi aan de kant schoven, waren er 448 arbeidersprotesten. Het ging om stakingen, blokkades en bezettingen. In december waren er slechts 11, maar er was wel een belangrijke staking van 5.000 arbeiders van het Egyptische ijzer- en staalbedrijf. (cijfers van het Egyptische Centrum voor Sociale en Economische Rechten)

    De economische situatie blijft erg moeilijk. Dat betekent dat er nieuwe aanvallen komen op de arbeidsvoorwaarden en lonen naast de verdere afbouw van subsidies voor basisproducten als gas om te koken en voedsel. De heersende klasse is wanhopig op zoek naar een sterke regering die deze aanvallen succesvol kan opleggen.

    Verschillende delen van de heersende klasse hebben echter hun eigen belangen. Er zijn hoge officieren uit het leger die de industriële sectoren van het leger controleren. Onder Morsi kregen zij af te rekenen met de concurrentie van rijke zakenlui die de MB steunden. Een ander deel van de big business is niet verbonden met het leger of de MB, maar werpt zijn gewicht in de schaal van Sisi. Wellicht zullen er spoedig presidentsverkiezingen komen, er wordt algemeen verwacht dat Sisi zijn kandidatuur op 25 januari zal aankondigen, op de verjaardag van de start van de opstand tegen Moebarak.

    Sisi hoopt verkozen te raken met een even overtuigende meerderheid als in het referendum. Het zou zijn autoriteit versterken, wat nodig is om de besparingen en repressieve maatregelen door te voeren die het Egyptische kapitalisme nodig heeft om te overleven. Maar de arbeiders en jongeren die eerder Moebarak en Morsi wandelen stuurden, zullen hun recht om zich te organiseren en de strijd voor hun belangen niet zomaar opgeven.

    Steeds meer revolutionaire werkenden en jongeren trekken lessen uit de afgelopen drie jaar en komen tot de conclusie dat de arbeidersklasse haar belangen onafhankelijk naar voor moet brengen en niet mag meegesleurd worden in steun voor de ene of de andere vleugel van de kapitalistische klasse. De arbeiders moeten hun eigen organisaties opbouwen, waaronder een massapartij met een programma van democratische socialistische verandering waarmee de strijdbewegingen kunnen verenigd worden in een krachtige beweging die een regering van arbeiders en armen afdwingt.

  • Solidariteitsoproep uit Tunesië. Prominente syndicalist in Sidi Bouzid opgepakt

    Op 25 december werden Abdeslam Hidouri, een revolutionaire militant en lokale vakbondsleider uit het stadje Menzel Bouziane (in de regio Sidi Bouzid), en Ferid Slimani, een jongere uit de regio, opgepakt. Aanleiding was hun deelname aan de betogingen op de dag dat Mohamed Brahmi werd vermoord eind juli. De twee worden ervan beschuldigd gebouwen van de overheid te hebben aangevallen en het commissariaat van de rijkswacht in brand te hebben gestoken. Na een vreedzame betoging zorgde een brutale interventie door de politie voor het ontaarden van het protest en geweld.

    Het enige bewijsmateriaal dat tegen de twee activisten naar voor wordt gebracht, is kort videomateriaal waaruit enkel blijkt dat de twee aanwezig waren op de betoging.

    Het Tunesische gerecht probeert eens te meer de voortrekkers van de Tunesische revolutie aan te pakken. Het doel is om de enorme woede in het land het zwijgen op te leggen. De winter is traditioneel een explosieve periode in het land. Enkele dagen geleden werd een andere linkse militant, Abdelhak Laabidi, in Beja aangevallen door milities van de islamistische partij Ennahda. Het lijkt erop dat de regering een bewuste intimidatiecampagne voert tegen activisten die bekend staan als voortrekkers van de revolutie.

    Het CWI en zijn militanten in Tunesië veroordelen de arrestaties en meer algemeen de politiek van het systematisch lastig vallen en van repressie tegenover militanten en opposanten in het land. We eisen de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van Abdeslam en Ferid.

    Er is een oproep voor een protestbijeenkomst voor de rechtbank van Sidi Bouzid deze donderdag voormiddag. Op dat ogenblik moeten de twee voor de procureur verschijnen.

    Stuur protestmails waarin de vrijlating van de twee militanten wordt gevraagd. Stuur deze naar het ministerie van Justitie in Tunesië : mju@ministeres.tn met een kopie aan cwi@worldsoc.co.uk.

     

    • Onmiddellijke vrijlating van Abdeslam Hidouri en Ferid Slimani, net als alle andere gevangenen die omwille van hun mening vastzitten!
    • Neen aan de willekeurige arrestaties en politieke processen!
    • Verdedig alle democratische rechten!
    • Neen aan een nieuwe dictatuur!
    • Voor de verderzetting van de Tunesische revolutie – de macht aan de werkenden en de jongeren!
  • “De massastrijd werd afgeremd door de leiding van het Front Populaire en de UGTT”

    Tunesië. Interview van Hidouri Abdessalem, onderzoeker in filosofie en lid van het regionaal syndicaal bureau van Sidi Bouzid voor het secundair onderwijs

    Op het ogenblik dat dit interview gepubliceerd wordt, zijn we toe aan de zoveelste politieke crisis in Tunesië. De omvang en de diepgang van de volkswoede tegenover het regime van de ‘trojka’ (de islamistische partij Ennahda en medestanders) bleek uit de bijna vulkanische uitbarstingen van protest na de twee politieke moorden op linkse leiders eerder dit jaar – zowel na de moord op Chokri Belaid in februari als op Mohamed Brahmi eind juli – werd massaal betoogd.

    Door onze correspondenten

    Er waren onderhandelingen tussen de regeringspartijen en de oppositie. Dit werd omschreven als het “initiatief van nationale dialoog”. Deze onderhandelingen werden afgelopen maandag opgeschort. Het “initiatief van nationale dialoog” is een poging van de heersende klassen om van bovenaf een regeling op te leggen om te vermijden dat diegenen aan de basis – de werkenden, syndicalisten, revolutionaire jongeren, werklozen, armen – er zich teveel mee zouden bemoeien.

    Het establishment, de grootmachten en de gevestigde media hebben het allemaal over het gevaar van een “politiek vacuüm” dat langere tijd blijft bestaan in Tunesië. Ze denken daarbij niet zozeer aan de toename van fundamentalistisch geweld, er wordt vooral gevreesd dat het enorme ongenoegen onder de massa’s opnieuw tot uitbarsten komt en de agenda bepaalt.

    De ‘nationale dialoog’ had als doel om de regerende machthebbers op een georganiseerde wijze de aftocht te laten blazen om plaats te maken voor een zogenaamd “onafhankelijke” en “apolitieke” regering. Officieel liepen de discussies spaak op de keuze van een nieuwe premier. Uit de discussies bleek eerder al het contrarevolutionaire karakter van de politieke maneuvers aan de top. De verschillende namen die circuleerden als kanshebbers om een nieuwe regering te leiden, waren niet toevallig ofwel quasi seniele veteranen van het oude regime ofwel andere neoliberalen van de zuiverste leer.

    Dat heeft natuurlijk niets te maken met onafhankelijkheid of een apolitieke benadering. Er worden nieuwe aanvallen op de werkenden en armen voorbereid, onder meer door de druk van het IMF en andere schuldeisers van Tunesië. Om dit te realiseren, willen de imperialisten en de Tunesische kapitalisten een voldoende sterke regering die in staat is om de massa’s onder controle te houden en te laten opdraaien voor de crisis.

    De vakbondsfederatie UGTT is veruit de best georganiseerde kracht in het land. Er is geen enkele duurzame regeling mogelijk in het belang van de kapitalistische klasse zonder minstens een stilzwijgend akkoord met de leiding van de UGTT. Voor de arbeiders en brede lagen van de bevolking bevindt de centrale knoop zich net bij het feit dat de vakbondsleiding de potentiële kracht van de arbeidersbeweging niet mobiliseert om een regering van arbeiders en de bevolking gebaseerd op een nationaal netwerk van democratisch georganiseerde basiscomités op te zetten, maar integendeel een erg bereidwillige partner van de heersende klasse en de imperialistische machten is. Er wordt steun gegeven aan de poging om een niet verkozen regering ten dienste van het grootkapitaal in het zadel te krijgen. De vakbondsleiding speelt schandalig genoeg een centrale rol in de onderhandelingen van de zogenaamde ‘nationale dialoog’.

    In plaats van de troepen ernstig te mobiliseren, zetten de vakbondsleiders alles op onderhandelingen achter de schermen om een akkoord te bekomen met de voornaamste agenten van de contrarevolutie. Dat alles wordt ondersteund en mee uitgevoerd door de leiding va de vakbondsfederatie en het Front Populaire, ondanks een oppositie van een brede laag van militanten en sympathisanten.

    Zoals Abdessalem in het hiernavolgende interview uitlegt, betekent die strategie een volledige impasse. De leiders van de linkerzijde en de vakbonden offeren in feite de belangen van hun militanten op aan de cynische plannen van de ergste vijanden. Trotski stelde dat de reformistische leidingen in een periode van diepe crisis van het kapitalistische systeem “steeds meer lijken op een man die zich wanhopig vastklampt om stand te houden, terwijl een roltrap hem snel naar beneden haalt.”

    Die metafoor vat de situatie in Tunesië vandaag goed samen. Het land staat aan de rand van een nooit geziene crisis. Op 30 oktober werden twee pogingen tot zelfmoordaanslagen vermeden in toeristische zones. Een week eerder werden in de centrale regio van Sidi Bouzid minstens 9 ordehandhavers om het leven gebracht tijdens gewelddadige confrontaties met gewapende salafisten.

    Als reactie daarop riep de lokale afdeling van de UGTT een regionale algemene staking uit in Sidi Bouzid. Die oproep kreeg snel navolging in de naburige regio Kasserine. Dergelijke reacties geven aan waar de sociale krachten zich bevinden die een oplossing kunnen bieden en die een echt politiek alternatief kunnen vormen op de miserie en het toenemende geweld van het huidige systeem.

    Zoals Abdessalem zegt, is er vandaag een paradox in Tunesië: de echte actoren van het revolutionaire proces bevinden zich buiten de politieke scène. Wij delen die vaststelling in grote mate. Het is waarom we dringend moeten overgaan tot de opbouw van een massale politieke kracht waarmee de actoren van het revolutionaire proces onafhankelijk van de gevestigde pro-kapitalistische partijen en gewapend met een socialistisch programma de belangrijkste grondstoffen en middelen van het land in de handen van de werkenden en de bevolking kunnen plaatsen.

    Dat was ooit een onderdeel van het officiële programma van de UGTT. Tijdens het congres van 1949 eiste de UGTT de nationalisatie van de mijnen, de transportsector, gas, water, elektriciteit, banken, onderzoek naar olie, bouwsector en de grote domeinen onder een beheer dat arbeidersdeelname garandeert. Het actualiseren van een dergelijk programma, aangevuld met concrete ordewoorden, kan de massastrijd nieuw leven in blazen en de situatie radicaal veranderen.

    Zowel in het Front Populaire als de UGTT zijn er militanten die de revolutie willen voortzetten. Ze zijn met velen en moeten opkomen voor de onmiddellijke terugtrekking van hun leiders uit de nationale dialoog en eisen dat ze verantwoording aan de basis afleggen over de rampzalige koers die ze volgen. Doorheen democratische discussies kunnen lessen getrokken worden uit fouten uit het verleden en het heden om tot een verduidelijking te komen en een reorganisatie van de linkerzijde op basis van een duidelijk programma, strategie en de nodige tactieken die ons tot een revolutie kunnen brengen.

    Militanten van het CWI in Tunesië staan open voor discussie en samenwerking met al wie deze bedenkingen deelt. We willen mee werken aan een instrument en een revolutionair programma om de toekomstige strijdbewegingen aan te gaan.


    Sinds de moord op Mohamed Brahmi was er een nooit geziene golf van mobilisatie tegen het regime van Ennahda in Tunesië. Welk bilan trek jij van die mobilisaties?

    “De mobilisaties tegen het regime van Ennahda na de moorden op Mohamed Brahmi en voor hem op Chokri Belaid, vormden een uitdrukking van een hervatting van het revolutionaire proces. De mobilisaties waren gericht op de val van de regering en van het systeem.

    “Maar de afwezigheid van een duidelijk programma en voldoende invloedrijke revolutionaire groep, lieten de nationale bureaucratie van de UGTT toe om de mobilisaties op een zijspoor te zetten. Dat gebeurde in samenspraak met de liberale partijen en de opportunistische leiding van de linkse partijen. Er werd een poging gedaan om de crisis te beëindigen door middel van een ‘nationale dialoog’. Tegelijk werden de mobilisaties niet tot hun echte doelstellingen doorgetrokken, tot de val van het systeem.”

    In naam van de eenheid tegen de islamisten heeft de leiding van de linkse coalitie Front Populaire een akkoord gesloten met Nidaa Tounes, een partij met tal van figuren die deel uitmaakten van het staatsapparaat onder het oude regime, en andere politieke krachten die het ‘Front van Nationale Redding’ vormen. Wat denk jij van die alliantie en welke gevolgen heeft dit op de massastrijd?

    “De huidige politieke situatie in Tunesië wordt gekenmerkt door een vorm van polarisatie langs drie kanten: een pool van reactionaire islamisten met Ennahda en bondgenoten, een liberale pool van het oude regime (onder leiding van Nidaa Tounes gehergroepeerd met Caid Essebsi als kopstuk) en tegenover die twee polen het Front Populaire en de UGTT.

    “Ten tijde van de moord op Chroki Belaid veranderde de situatie: de zogenaamde ‘democratische’ en ‘moderne’ krachten hergroepeerden zich tegen het geweld en het terrorisme. Dat vormde het begin van een politieke impasse voor het Front Populaire. De leiding begon immers front te vormen met de vijanden van de werkende bevolking en de onderdrukten, met de bondgenoten van het oude regime van Ben Ali.

    “Die laatsten zijn het niet indirect eens met de islamisten als het gaat over de politieke en economische keuzes voor het land.

    “Het resultaat was dat de massastrijd werd afgeremd door de leiding van het Front Populaire en de UGTT. Die volgden het ritme van de ‘nationale dialoog’ waarbij de belangen van de verschillende partijen en hun politieke agenda’s centraal stonden.”

    Eind juli werd bekend dat er in Sidi Bouzid een vorm van lokale tegenmacht werd opgebouwd waarbij het beheer van de lokale zaken door de bevolking in handen werd genomen. Wat is daarvan gekomen?

    “In de regio’s van het binnenland is er een vorm van politiek vacuüm op het vlak van diensten, administratie en veiligheid. Op revolutionaire ogenblikken brachten de mobilisaties de slogan van zelfbeheer naar voor. In Sidi Bouzid hebben we geprobeerd om een tegenmacht op te bouwen doorheen lokale en regionale organen.

    “Maar met de repressie van de politie en het gebrek aan breder relais op nationaal vlak, volstond het niet om dit enkel in Sidi Bouzid te doen. Van bij het begin keerde de nationale leiding van de UGTT zich tegen deze vorm van dubbelmacht omdat het de ‘dialoog’ en het ‘compromis’ met het regime in de weg stond. De leiding wou ten alle prijze zo’n compromis.”

    Kan je uitleggen wat er op 23 oktober en de dagen erna gebeurde ?

    “De trojka stelt dat 23 oktober de datum van de democratische omvorming is. De andere partijen en de meerderheid van de Tunesische bevolking ziet het echter als een datum van een mislukking. Dat is waarom er opnieuw massale betogingen tegen Ennahda waren, maar ook tegen de terroristen.

    “Eens te meer werden de mobilisaties van 23 en 24 oktober gemanipuleerd door de politieke partijen die er gebruik van probeerden te maken om hun posities in de nationale dialoog te versterken en niet om het systeem en de regering neer te brengen.”

    Wat is volgens jou het gevaar van de salafisten en djihadisten in de actuele situatie? Hoe verhouden die zich tot de gevestigde machten? En van waar komt de toename van geweld de afgelopen periode? Hoe kunnen revolutionaire daarmee omgaan?

    “Als we politiek over een islamistische pool spreken, gaat het over een wereldwijd netwerk met de steun van bepaalde grote machten en banden met het wereldkapitalisme. Het is moeilijk om een onderscheid te maken tussen de djihadisten en Ennahda, of zelfs met de salafistische partij ‘Ettahrir’.

    “We kunnen de salafisten beschouwen als de milities van de huidige regering. Zij voeren met geweld de ordewoorden van Ennahda uit tegen militanten, tegen syndicalisten,… Hun doel is om aan de macht te blijven en daartoe worden milities ingezet.

    “De revolutionaire krachten moeten zich daartegen organiseren, zodat we het revolutionaire proces kunnen voortzetten. Als we daar geen instrumenten en middelen voor hebben, is die taak erg moeilijk. Maar het is niet onmogelijk.”

    Wat zijn volgens jou de sterktes en de beperkingen van de UGTT in de huidige crisis ?

    “De leiding van de UGTT snelt de overgangsregeringen al van 14 januari 2011 tot 23 oktober 2013 te hulp, onder meer door het initiatief van nationale dialoog. Er wordt daartoe een akkoord gesloten met de werkgevers. Maar anderzijds blijven de militanten aan de basis pogingen doen om het revolutionaire proces voort te zetten.”

    Welke initiatieven zijn er volgens jou nodig om de revolutionaire beweging in Tunesië tot een succes te brengen?

    “Wat in Tunesië en de Arabische wereld plaatsvindt, is een aanhoudend revolutionair proces met nationalistische en socialistische elementen tegen kapitalisme en zionisme. Maar er zit een paradox in het proces: de echte actoren van het revolutionaire proces bevinden zich niet op het politieke toneel. Hierdoor kunnen de contrarevolutionaire krachten het proces op een zijspoor zetten, we krijgen te maken met een verraden revolutie.

    “De initiatieven die nu nodig zijn om de revolutionaire beweging voort te zetten en tot een overwinning te brengen, bestaan uit het voortzetten van het revolutionaire proces met aandacht voor de uitbouw van eigen instrumenten, een programma en een revolutionaire partij. We zullen ook lokale en regionale strijdcomités moeten opbouwen.”

    Welke lessen zou je aan socialistische militanten, syndicalisten of revolutionairen geven voor hun strijd tegen het kapitalisme in andere landen?

    “De centrale lessen die we volgens mij uit het revolutionaire proces kunnen trekken zijn:

    – We moeten ons van bij het begin van het proces op de macht richten en de strijd organiseren op basis van goed omschreven revolutionaire taken. Veel linkse krachten, revolutionaire jongeren en syndicalisten dachten er niet aan om zelf de macht in Tunis te grijpen, ze dachten dat het mogelijk was om het systeem te hervormen.

    – We moeten ons als revolutionairen verenigen tegen onze vijanden. We moeten strijdgroepen opzetten waarbij we ons niet beperken tot theorie maar ook tot praktische stappen overgaan, dat betekent dag en nacht op het terrein aanwezig zijn en handelen.

    – We moeten de strijd met onze vijanden op alle mogelijke manieren voeren, ook in de media om de publieke opinie tegen onze vijanden te richten.

    – We moeten een netwerk van strijdbare militanten uitbouwen waarbij we bewegingen kunnen ondersteunen boven het nationale terrein, er is een internationale beweging nodig.”

  • Tunesië. Linkse rapper Klay BBJ vrijgesproken in beroep

    Kleine maar belangrijke overwinning voor vrije meningsuiting

    De linkse Tunesische rapper Ahmed Ben Ahmed, alias Klay BBJ, werd in eerste aanleg bij verstek veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf omdat hij in zijn songs “de publieke moraal en de autoriteiten” zou beledigd hebben. In beroep werd hij afgelopen donderdag vrijgesproken.

    Klay en zijn medestander Weld El 15 (Alaa Yaacoubi) werden gewelddadig opgepakt tijdens een optreden en vervolgens fysiek mishandeld door de politie. Dat was bij een optreden in de oostelijke stad Hammamet in augustus. Ze werden vervolgens beiden een gevangenisstraf van 21 maanden opgelegd, in een rechtszaak waar ze niet aanwezig waren omdat ze er zelfs niet van wisten.

    Klay besloot om de uitspraak aan te vechten, terwijl Weld El 15 op de vlucht ging. Klay moest op 26 september voor het eerst voor de rechter in beroep verschijnen. Er werd meteen beslist om de gevangenisstraf te beperken tot zes maanden, maar met onmiddellijke ingang. Ook tegen die nieuwe uitspraak was beroep mogelijk en dat leidde uiteindelijk tot een vrijspraak afgelopen donderdag. De advocaat van Klay kondigde aan dat ook Weld El 15 in beroep zou gaan.

    Met het CWI hebben we de zaak van deze Tunesische rappers wereldwijd bekend gemaakt om ertegen te protesteren. Zo was er een rapsong van enkele leden en sympathisanten uit vijf verschillende landen om tegen de vervolging van Klay BBJ en Weld El 15 te protesteren (Hier vind je die rapsong op Youtube of je kan hieronder luisteren).

    De druk van het protest tegen de veroordeling heeft zeker bijgedragen tot deze vrijspraak. Er was ook een brief ondertekend door 12 Europese parlementsleden op initiatief van Paul Murphy. We zijn blij dat er een overwinning is geboekt in de aanhoudende strijd in Tunesië tegen de pogingen om de vrije meningsuiting aan banden te leggen en kritische stemmen het zwijgen op te leggen.

    We verwelkomen ook het initiatief van de Tunesische rappers om een nationale vakbond op te zetten om hun rechten te verdedigen tegen de overheidsrepressie in. Dit kan een aanzet zijn om de rechten van artiesten te verdedigen maar ook om de strijd van jongeren in de armste wijken, waar de meeste Tunesische rappers vandaan komen, te verbinden met die van de georganiseerde arbeidersbeweging.

    Strijd gaat door

    Het regime van Ennahda baseert zich steeds meer op de strafwet van het oude regime van Ben Ali. Die strafwet is nog steeds van toepassing en is erop gericht om tegenstanders te onderwerpen aan geweld, martelingen, willekeurige arrestaties, beperking van de persvrijheid en zelfs politieke moorden.

    Ook op de laatste zitting waar over de straf van Klay BBJ werd beslist, waren journalisten en vertegenwoordigers van NGO’s als Human Rights Watch niet welkom. Ze mochten van de politie de zaal niet binnen. Er zitten nog tientallen muzikanten en andere artiesten in de gevangenis terwijl tientallen anderen op de vlucht zijn.

    Het geeft aan dat er wel een veldslag gewonnen is, maar dat de strijd verder gaat. Klay BBJ stelde in een open brief die hij vanuit de gevangenis schreef: “Vrije meningsuiting in dit land wordt aan banden gelegd. Ik zal altijd de waarheid zeggen en mijn hoofd nooit laten hangen. No Pasaran!”

  • Revolutie en contrarevolutie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

    Revolutie en contrarevolutie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

    Op 14 september sloten de Amerikaanse en Russische regeringsleiders in Genève een akkoord om het Syrische arsenaal aan chemische wapens aan een internationale controle te onderwerpen met het oog op de ontmanteling ervan. Dat heeft de directe dreiging van een imperialistische interventie in Syrië wat weg genomen. Het bloedige conflict waar de Syrische bevolking hard onder te lijden heeft, is echter verre van opgelost.

    Dossier door Nicolas Croes uit de oktobereditie van ‘De Linkse Socialist’

    De effectieve vernietiging van de chemische wapens is midden in een burgeroorlog bovendien niet gegarandeerd. Hoe kunnen de massa’s een uitweg vinden uit het doodlopende straatje van strijd tussen het dictatoriale regime van Bachar al-Assad, islamistische fundamentalisten en de kapitalistische oppositie?

    De gevestigde media hebben de verschrikkelijke beelden van de slachtoffers van de chemische wapens uitgebreid getoond. Eens te meer werd het sensationele aspect centraal gesteld zodat de context plaats moet maken voor de meest spectaculaire feiten. Er werd op de logische emotionele reacties gerekend om een militaire interventie te rechtvaardigen.

    Zoals wel vaker voorkomt, werd ons een bijzonder hypocriet rookgordijn voorgehouden. Sommigen dachten dat er net een conflict was uitgebroken in Syrië, terwijl er de afgelopen 2,5 jaar al tienduizenden doden vielen en miljoenen mensen op de vlucht sloegen. De verontwaardiging van het establishment is enkel gericht op de verdediging van de eigen belangen. De levensomstandigheden van de massa’s in de regio – omstandigheden gedomineerd door miserie, honger, sociale en regionale ongelijkheid, gebrek aan toekomstperspectieven en gebrek aan nationale en democratische rechten – zijn daarbij nooit het voorwerp van bekommernis.

    Het VS-imperialisme is overigens bijzonder hypocriet als het een rode lijn rond gifgas trekt en dat een misdaad tegen de mensheid noemt, terwijl de grootste voorraad chemische wapens ter wereld zich in de VS bevindt. Geen enkele andere macht heeft al zo vaak en zo enthousiast gebruik gemaakt van deze wapens. Denk maar aan wat er gebeurde in de oorlog in Vietnam. Maar de VS staat niet alleen op het front van de hypocrisie. De Duitse regering moest toegeven dat het toelating had gegeven om tussen 2002 en 2006 chemische producten naar Syrië uit te voeren.

    Op 17 december is het drie jaar geleden dat een revolutionaire golf eerst Tunesië en vervolgens Egypte overspoelde en bijna de volledige regio meetrok. Van Marokko tot Jemen en Bahrein waren en massale acties. De gevestigde media hebben daarbij de nadruk gelegd op het verzet tegen de dictaturen en de democratische eisen van de betogers. Maar de woede van de massa’s die doorheen de strijd tot uiting kwam, had ook sociale en economische eisen tegen de armoede, massale werkloosheid, afbouw van de openbare diensten (wat zeker sinds de jaren 1990 het geval is),… Er is een bijzonder jonge bevolking in de regio, zo is 66% van de Egyptische bevolking jonger dan 25 jaar. Die jongeren hebben onder het huidige systeem amper enig toekomstperspectief.

    De bewegingen kwamen dus niet uit de lucht gevallen. Wie de situatie aandachtig volgde, kon de voortekenen van protest onder de oppervlakte van de schijnbare stabiliteit van de dictaturen opmerken. In Egypte waren er tussen 2004 en 2008 gemiddeld 194 stakingen per jaar, vooral in de textielcentra en rond het Suez-kanaal. Tussen 2008 en 2010 waren dat er 1.600 per jaar. In Tunesië was er in 2008 een opstand in het mijnbekken van Gafsa. Dat leidde tot de ergste sociale onrust in het land sinds de ‘broodrellen’ van 1984 en het was de grootste beweging sinds Ben Ali in 1987 aan de macht kwam. Er waren eerder ook massabewegingen in Libanon (2005) en Iran (2009) waarbij enorme mobilisaties de gevestigde regimes uit evenwicht haalden. Zelfs indien deze twee laatste bewegingen niet direct rond sociale thema’s losbarstten (de moord op de voormalige premier Rafic Hariri in Libanon en de massale fraude bij de Iraanse presidentsverkiezingen), waren die thema’s nooit ver weg.

    Begin december 2010 stelde het Committee for a Workers’ International (CWI), de internationale organisatie waar LSP de Belgische afdeling van is, in een tekst voor zijn wereldcongres over het Midden-Oosten en Noord-Afrika: “Alle despoten en autoritaire regimes in de regio zijn bang van massale opstandige bewegingen. Bewegingen zijn mogelijk in Iran of in Egypte en kunnen vervolgens elders voor inspiratie zorgen. Als de arbeidersklasse de leiding niet opneemt, kunnen deze bewegingen erg diverse richtingen uitgaan.”

    De moeilijkheden van het proces

    Een uitbarsting van enorme woede is niet voldoende om tot een overwinning te komen. Een revolutionair proces is een complex gegeven. Het volstaat niet om dictators omver te werpen als hun systeem overeind blijft. De bewegingen in Tunesië en Egypte kwamen voor het Westerse imperialisme en de regionale machten als een verrassing. Het was echter geen toeval dat deze bewegingen plaatsvonden in landen met een sterke traditie van arbeidersstrijd, waarbij zowel Ben Ali als Moebarak overigens van het toneel verdwenen na stakingsacties. Maar na de eerste verrassing deden het imperialisme en de lokale machten er alles aan om het initiatief terug in handen te krijgen.

    In Bahrein kwamen troepen van Saoedi-Arabië en de Emiraten snel en brutaal tussen om het regime te redden. De repressie was erg hard en werd onder het goedkeurend oog van de Westerse bondgenoten toegepast. De arbeiders en armen konden hier niet op de krokodillentranen van Washington, Londen of Parijs rekenen. Elders was er eveneens bloedige repressie, waarbij er amper enige diplomatieke verontwaardiging weerklonk. Dat geeft meteen aan hoe we de ‘humanitaire oorlog’ in Libië of de mogelijke interventie in Syrië moeten zien.

    De imperialistische interventie in Libië had niets met de belangen van de bevolking te maken. De Westerse imperialistische machten aarzelden eerder niet om lucratieve akkoorden met dictator Khadaffi te sluiten. Met de interventie in Libië wilden ze vooral de revolutionaire golf in de regio stoppen vooraleer andere betrouwbare bondgenoten zoals Saoedi-Arabië of de Golfstaten zouden geraakt worden. Om de controle op de regio en zijn grondstoffen terug in handen te krijgen, was het laten vallen van een dubieus element als Khadaffi een risico dat graag werd genomen.

    In Syrië was een directe interventie een ander paar mouwen. De interventies in Irak en Afghanistan waren nog niet beëindigd of deze in Libië kwam er bij. Bovendien is er een erg sterke religieuze en etnische verdeeldheid in het land waardoor een interventie een gevaarlijk avontuur zou vormen. Het Syrische leger was bovendien van een ander kaliber en het regime beschikte toen (en nu nog steeds) over een zekere steun onder de bevolking alsook over bondgenoten met regionale belangen (zo bevindt de enige Russische marinebasis aan de Middellandse Zee zich in Syrië).

    Het kwam destijds niet tot een directe militaire interventie, maar er kwam wel materiële, logistieke en andere steun om de oppositie te ‘ondersteunen’. Die steun kwam van de bondgenoten van het VS-imperialisme zoals Saoedi-Arabië en Qatar. Meteen werd via deze weg geprobeerd om de revolutionaire golf op een doodlopend zijspoor te zetten. Saoedi-Arabië en Qatar hebben bovendien hun eigen specifieke belangen waarbij werd bijgedragen aan de ontwikkeling van fundamentalistische krachten. Het werd voor de VS noodzakelijk om direct tussen te komen om ook een steunpunt uit te bouwen.

    De enige kracht waar de arbeiders en jongeren op kunnen rekenen: zichzelf

    Wat de impact van een directe imperialistische interventie in Syrië zou zijn, zien we met de mislukking in Libië. De weinige infrastructuur waar het land over beschikte, werd vernield door de invasie. Meer dan twee jaar later blijven grote delen van het land oncontroleerbaar of zijn ze overgenomen door zwaar bewapende milities. Het conflict is bovendien uitgebreid tot Mali. De afwezigheid van het perspectief van een voor het imperialisme stabiel regime en het risico voor een uitbreiding van het conflict zijn in Syrië nog veel groter.

    In Syrië is er een betrokkenheid van Hezbollah uit Libanon, Iran, Rusland en China in het pro-Assad kamp en anderzijds Al Qaeda, Saoedi-Arabië, Qatar, Turkije, Egypte (tot aan de val van de Moslimbroeders), de VS en de EU in het kamp van de oppositie. Iedere kracht heeft ook eigen belangen met bovendien conflicten tussen soennieten (de meerderheidsstroming in de islam) en sjiieten en zelfs tegenstellingen binnen die stromingen.

    In buurland Libanon is er al een terugkeer van bloedige aanslagen. Op 15 augustus ontplofte een bomauto in het bastion van Hezbollah (dat Assad steunt en sjiietisch is), een nooit geziene aanslag in een dergelijk beschermde omgeving. Hierbij vielen een dertigtal doden en meer dan 300 gewonden. Een week later waren er aanslagen op twee soennitische moskeeën waarbij 45 doden vielen. Mogelijk was het Syrische regime bij die aanslag betrokken.

    Als wij ons resoluut verzetten tegen een imperialistische interventie, betekent dit niet dat we ons tot het kamp van Assad of het kamp van de oppositie van het Vrije Syrische Leger (rond voormalige toplui van het regime) rekenen, laat staan dat we de diverse fundamentalistische krachten steunen. De energie van de massa’s moet ingezet worden om zowel het imperialisme als de reactionaire krachten van diverse pluimage aan de kant te schuiven. Daartoe moet de beweging bewapend worden met een programma en methoden waarmee over etnische en religieuze grenzen heen kan gemobiliseerd worden.

    Dat is enkel mogelijk op basis van een programma dat opkomt voor de zelfverdediging van de massa’s (met niet-sectaire en democratisch georganiseerde zelfverdedigingscomités) en dit koppelt met een antwoord op de sociale kwesties (door de sleutelsectoren van de economie uit de handen van de kapitalisten te halen om ze onder democratische controle en beheer van de werkenden en armen te plaatsen). In Tunesië en Egypte zagen we hoe embryo’s van eigen strijdcomités aanwezig waren. Dergelijke comités kunnen potentieel de bron voor een nieuwe macht op basis van arbeidersdemocratie vormen.

    De vijand van mijn vijand: een vriend?

    Velen verheugen er zich op dat het VS-imperialisme verzwakt uit de Syrische crisis komt. In eigen land beschikt de regering amper over steun voor een interventie, uit peilingen bleek dat slechts 9% van de bevolking een directe interventie wilde. De verkozenen stonden onder een grote druk, zowel onder Republikeinen als Democraten was dat het geval. Bij een stemming voor het parlement riskeerde Obama een zelfde blamage als zijn Britse collega David Cameron. Die werd in het Britse parlement vernederd toen een meerderheid tegen zijn oorlogsplannen stemde. Dat was mee een gevolg van de massale tegenstand onder de bevolking.

    De VS heeft het nog nooit zo moeilijk gehad om bondgenoten te vinden voor een militair avontuur. Enkel de Franse regering was er meteen bij en ook de Turkse regering leek bereidwillig te zijn. Maar ook in die landen is er een grote tegenstand onder de bevolking, 56% van de Fransen en 72% van de Turken is uitgesproken tegenstander van een militaire interventie.

    Ter linkerzijde zijn er nog steeds aanhangers van het schematische standpunt dat de vijand van een vijand plots een vriend zou zijn. Dat principe wordt zeker toegepast tegenover de VS en het won terrein met de ideologische verzwakking van de arbeidersbeweging onder het gewicht van het neoliberale offensief na de val van de stalinistische dictaturen van het Oostblok. Er wordt ons dagelijks ingelepeld dat er geen alternatief op het kapitalisme mogelijk is. Bij sommigen heeft dat als gevolg dat het anti-imperialisme wordt beperkt tot een ‘progressieve’ retoriek waarbij over een solidaire samenleving (en niet langer een socialistische) wordt gesproken en vooral wordt uitgekeken naar een gemakkelijke weg. Zo gaven sommigen steun aan de ‘anti-imperialist’ Ahmadinejad, waarbij de beweging van 2009 zelfs werd afgedaan als door de CIA aangestuurd. Momenteel zijn er verschillende linkse krachten die het anti-imperialisme inroepen om het regime van Assad goed te praten. Dat dictatoriale regime geniet overigens de actieve steun van de ‘Communistische’ Partij van Syrië, een van de partijen die deel uitmaakt van het ‘Nationale Progressieve Front’ rond de Baath-partij van Assad.

    Zo tekenden de PVDA en de Parti Communiste Wallonie Bruxelles (PCWB) een verklaring tegen een militaire imperialistische interventie in Syrië waarbij met geen woord over het Syrische regime werd gerept. De oproep ging uit van 63 ‘communistische’ partijen, waaronder de Syrische die dus deel uitmaakt van het regime. We begrijpen het gevoel dat dringend tegen de dreiging van een interventie moet ingegaan worden, maar de minste ruimte voor pro-Assad krachten beperkt de mogelijkheden voor de ontwikkeling van een brede anti-oorlogsbeweging. Ook in ons land is dat het geval. Bij een anti-oorlogsactie in Brussel gingen pro-Assad betogers over tot het aanpakken van wie kritiek heeft op het Syrische regime. Ze konden dat doen omdat het platform te vaag was over de dictatuur in Syrië. Hoe kunnen we onder die omstandigheden een massale anti-oorlogsbeweging uitbouwen?

    De oppositie bewapenen?

    Een andere, maar even verkeerde, opstelling is die van steun aan de Syrische rebellen zonder duidelijkheid te geven over het karakter van die rebellen en de wijze waarop steun wordt gegeven. We waren verrast toen we lazen dat de Franse NPA (Nouveau Parti Anticapitaliste) van Olivier Besancenot eiste dat Frankrijk “wapens aan de Syrische revolutionairen” zou geven, terwijl er aan werd toegevoegd dat “geen vertrouwen” in de Franse staat kon gesteld worden. Er werd verduidelijkt dat er geen wapens naar de islamisten mochten gaan, maar er werd wel aan toegevoegd: “Wie heeft de legitimiteit om in de plaats van iemand anders te beslissen?” Deze benadering wordt in ons land gedeeld door de SAP/LCR die stelt dat “de Syrische bevolking er nood aan heeft dat wapens worden geleverd aan de krachten van het verzet.” Aan wie zouden die wapens geleverd worden en tegen welke politieke prijs? Wij denken dat het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking niet mag verhinderen dat we duidelijk zijn over hoe de strijd kan gevoerd worden.

    Ook hier begrijpen we het gevoel van dringendheid, maar een analyse van de gebeurtenissen die in eerste instantie ‘militair’ is, volstaat absoluut niet. Enkel de methode van massastrijd op basis van een programma dat breekt met het regime en de economische basis ervan kan de bevolking verenigen over religieuze grenzen heen en zelfs leiden tot breuken binnen het leger. De beste manier om de tanks van Assad te bestrijden, is met een beweging die ervoor zorgt dat deze tanks zich tegen Assad richten.

    Het klopt dat de krachten die zo’n programma en methoden in Syrië kunnen verdedigen beperkt in aantal zijn, voor zover ze al georganiseerd zijn. Maar we mogen de regionale context van revolutie en contrarevolutie niet uit het oog verliezen. Het was overigens die context die aan de basis van de Syrische revolte van 2011 lag. Recent nog waren er meer dan een miljoen betogers in buurland Turkije tegen de regering-Erdogan. De geest van massamobilisatie is ook daar uit de fles.

    Wij verdedigen een consequente internationalistische benadering in de hele regio, ook in Tunesië en Egypte waar massabewegingen dictators ten val brachten maar de macht nog niet uit de handen van de elite hebben gehaald. Het argument van de ‘vijand van onze vijand’ heeft de leiding van het Volksfront in Tunesië, een alliantie van verschillende progressieve krachten (waaronder medestanders van de Franse NPA en de Belgische PVDA), er overigens toe aangezet om een akkoord tegen Ennahda, de heersende islamistische partij, te sluiten. Het ging om een akkoord met Nidaa Tounès, een seculiere pro-kapitalistische partij die vooral veel voormalige lakeien van Ben Ali groepeert. Zo’n akkoord is de beste manier om de jongeren en werkenden te desoriënteren. Het laat Ennahda en co toe om zich te profileren als de echte revolutionairen die geen enkele band hebben met krachten van het oude regime.

    Een socialistisch perspectief

    De crisis van het kapitalisme, het verdwijnen van de autoriteit van de elites en het massale verzet van de massa’s om de levensomstandigheden te verbeteren en nieuwe rechten af te dwingen, bieden de mogelijkheid om socialistische ideeën op een bredere schaal ingang te laten vinden. Miljoenen arbeiders en jongeren zoeken een alternatief en een strijdmethode, waarbij ze op basis van ervaring de kloof moeten dichten tussen de algemene staat van het bewustzijn vandaag (een erfenis van 20 jaar offensief neoliberalisme, aangedikt met het verraad van zowel stalinisme als sociaaldemocratie) enerzijds en wat nodig is om het kapitalisme omver te werpen anderzijds.

    Het is in dat kader dat het CWI actief is in meer dan 40 landen, ook in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en bouwt aan een internationaal revolutionair instrument waarmee lessen uit vorige en huidige strijdbewegingen worden getrokken om sterker te staan in de strijd tegen het kapitalisme en in de opbouw van een socialistische samenleving zonder miserie, oorlog en uitbuiting.

  • Egypte. Belangrijkste onafhankelijke vakbond dreigt met derde arbeidersrevolutie

    Nadat de regering de afgelopen dagen een bijna verdubbeling van het minimumloon voor ambtenaren aankondigde, kwam de belangrijkste onafhankelijke vakbond EFITU met kritiek en woede. De bond stelde dat het te weinig was en bovendien te laat kwam. Er werd meteen gedreigd met een derde arbeidersrevolutie indien de regering geen rekening houdt met de eisen onder de bevolking.

    Artikel door Jacques Chastaing, Gauche Révolutionnaire (Frankrijk)

    Sinds de beweging van 2008 werd opgekomen voor een loon van 1.200 Egyptische ponden (130 euro). Sindsdien was er een sterke inflatie, soms tot 10% per jaar, waardoor deze eis vandaag achterhaald is. Bovendien kan deze maatregel een reeks bestaande premies omvatten waardoor de beloofde loonsverhoging uiteindelijk weinig voorstelt. De regering lijkt bovendien niet bereid te zijn om de verhoging meteen ook door te voeren in de privésector, waar twee derden van de Egyptische werkenden actief zijn.

    EFITU verklaarde tevens dat het project van de regering om een gezondheidsverzekering in te voeren voor de dagarbeiders (60 tot 80% van de arbeidsmarkt), boeren, straatventers en vissers en een belofte om de pensioenleeftijd op 55 jaar te houden, bluf is om de werkenden te kalmeren nadat een harde aanval op hun levensstandaard is doorgevoerd.

    De repressie tegen de Moslimbroeders en de dreiging om hen te ontbinden, hebben bovendien geleid tot de afschaffing of verdwijning van een reeks liefdadigheidsinitiatieven op het vlak van gezondheidszorg, onderwijs of verkoop van basisproducten aan goedkope prijzen. Dat betekent dat miljoenen van de armste Egyptenaren het nog moeilijker hebben.

    Malek Bayoumi, de nieuwe voorzitter van EFITU (nadat de vorige leider, Kamel Abou-Aita, minister van werk werd), verklaarde: “Ik waarschuw de regering. Als er geen rekening wordt gehouden met de arbeiderseisen […] dan komt er een derde arbeidersrevolutie.”

    Verschillende andere oppositiegroepen verklaarden gelijktijdig met EFITU dat de regeringsbeloften slechts bluf waren om een explosie van arbeiderswoede – een woede die algemeen aanwezig en het leger schrik aanjaagt – uit te stellen of onder controle te houden. De stakingen in de metaalsector in Suez en in de textielsector, waaronder in Mahalla, en de acties in andere bedrijven en sectoren toonden het potentieel en de omvang van de woede.

    De terugkeer van de sociale kwestie heeft ook meteen gevolgen op het politieke terrein. Een aantal bekende figuren uit de revolutie van 2011 – zoals Ahdaf Soueif, Ahmed Maher, Haitham Mohamadei, Rabab El-Mahdi, Hatem Tallima, Mohamed El-Baqer, Mostafa Shawki, Ali Ghoneim, Mohamed Youssef en Alaa Abdel Fatah – kondigden aan dat een nieuwe formatie wordt gezet: het ‘Front van de Revolutionaire Weg’. Die beweging komt op tegen het leger en tegen de Moslimbroeders en stelt sociale rechtvaardigheid centraal. Het front verenigt het Democratisch Front van 6 April, de Jongerenbeweging van 6 april, de Partij van het Sterke Egypte, de Revolutionaire Socialisten, de beweging van jongeren voor gerechtigheid en vrijheid en een reeks revolutionaire personaliteiten.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop