Category: Latijns-Amerika

  • Revolutie of revolte in Latijns–Amerika?

    In de ALS-krant die wordt verkocht bij de opening van het nieuwe academiejaar is er uiteraard aandacht voor de situatie in het onderwijs, maar worden ook een aantal andere thema’s belicht. De opkomst van linkse bewegingen en regimes in Latijns-Amerika wordt nader bekeken in een interview met ALS-lid Jan Vlegels die in de zomerperiode een maand naar Venezuela trok.

    Interview door Andrej Novak, ALS-Antwerpen. Artikel overgenomen uit de ALS-krant

    Jan, vindt er momenteel een revolutie plaats in Latijns-Amerika?

    Een revolutie niet, nee. Latijns-Amerika was het eerste echte proefkonijn voor het neoliberalisme en ondervindt nu ook het eerste verzet. Daarom spreken we eerder van een revolte.

    Waar staat Latijns-Amerika dan op dit moment op internationaal vlak ?

    Na de val de Sovjet Unie begin jaren ‘90 kwam Latijns- Amerika onder de invloed van het brutale VS-imperialisme dat besparingen in de sociale uitgaven en een grotere kloof tussen arm en rijk met zich meebracht.

    Het continent kent zowat de meest ongelijke rijkdomverdeling ter wereld, met uitzondering van Afrika. Bv.: Terwijl er in Mexico meer miljardairs zijn dan in Zwitserland, leeft de helft van de 108 miljoen Mexicanen in armoede. Op het Latijns- Amerikaanse continent leven meer dan 215 miljoen mensen in armoede zonder toegang tot drinkbaar water, elektriciteit,…

    Kunnen we stellen dat landen zoals Venezuela, Bolivië en Ecuador toch een andere richting uitgaan?

    Jazeker, Latijns-Amerika is momenteel het sterkst ontwikkeld op het vlak van klassenstrijd en het bewustzijn. De vertegenwoordigers van het kapitalisme komen steeds meer onder vuur te liggen. Dat zagen we dit jaar bijvoorbeeld met de verkiezing van Ortega in Nicaragua, Correa in Ecuador en de stakingsbeweging tegen de pas verkozen Alan Garcia in Peru.

    Hoe uit zich dit bewustzijn nog?

    Er zijn twee zaken die in het oog springen.Ten eerste zijn er de talrijke massale mobilisaties die de politiek sterk beïnvloeden. Deze speelden mee in de electorale afstraf- fingen van rechts, én ze maakten ruimte voor linkse kandidaten.

    Ten tweede zien we ook de de vorming van nieuwe arbeiderspartijen. Deze schuiven een veel duidelijker alternatief voor de arbeiders naar voor dan de hypocriete sociaaldemocraten. Het duidelijkst gebeurt dat in Brazilië met de PSOL.

    En Venezuela is zowat het speerpunt van deze ontwikkelingen?

    Wel, je moet de zaken altijd kritisch volgen. Venezuela is een neo-koloniaal land in armoede dat sterk gepolitiseerd is. Zo heb ik in de straten van de buitenwijken van Caracas enorm veel muurschilderingen gezien van Chavez.

    Hoe heeft Chavez zo’n vertrouwen kunnen opbouwen?

    Chavez heeft talrijke projecten lopen in de arme wijken van Venezuela die een reële en zichtbare impact hebben. Zo zijn er straatwinkels met goedkope, kwaliteitsvolle levensmiddelen. Of het project ‘Ribas’, dat gratis onderwijs levert aan arme jongeren. Op die manier daalde de armoede bijvoorbeeld van 55% naar 34%.

    Hoe wordt dit betaald?

    Het geld komt van de olieopbrengsten die in de handen zijn van de staat. De helft van het BBP en zelfs 80% van de export is het resultaat van de olie-industrie. Die industrie wordt nu dus rechtstreeks gebruikt voor sociale projecten.

    Dus de situatie is stabiel?

    Nee, de wereldeconomie is momenteel niet echt stabiel. Dit zou tot een daling in de olie-inkomsten kunnen leiden. Wat dan op zijn beurt de financiering van sociale projecten bemoeilijkt.

    Wat moet er dan nog gebeuren?

    Om armoede definitief uit te roeien, moet men breken met het kapitalisme. Er moet absolute arbeiderscontrole komen over de sleutelsectoren van de economie.

    Concreet is men momenteel de ‘verenigde socialistische partij’ aan het uitbouwen. Dit moet een revolutionaire partij worden die start aan de basis. Chavez zal moeten initiatieven nemen om de mensen te organiseren in wijkcomités en fabrieksraden. Deze raden kunnen dan op hun beurt de organisatie op zich nemen van de bedrijven.

    Enkel op deze manier zal men alle bestaande rijkdom in Venezuela kunnen aanwenden voor de sociale projecten ten voordele van de armen.

  • Venezuela. Minister van Arbeid stuurt straatbende af op protesterende arbeiders

    Op woensdag 15 augustus begonnen zo’n 40 arbeiders een bezetting van het ministerie van arbeid. Ze kwamen op het ministerie voor een discussie met de minister over collectieve arbeidsovereenkomsten voor de publieke sector. Eens aangekomen op het ministerie kregen de arbeiders te horen dat de overeenkomsten op de vijfde verdieping werden getekend. Na twee uur vruchteloos wachten werd een verkozen delegatie uitgestuurd om na te gaan wat er gebeurde.

    Bravo, Collectivo Socialismo Revolucionario, CWI Venezuela

    Die afgevaardigden kregen te horen dat de verantwoordelijke voor dergelijke overeenkomsten, de nationale inspecteur voor arbeid en contractuele aangelegenheden, niet in het gebouw was omdat ze een vergadering had met de minister van arbeid. Hierop begonnen de vakbondsafgevaardigden een bezetting van het gebouw om de druk op te drijven. De zowat 40-50 arbeiders beslisten hierover en een dertigtal van hen bleven ook ’s nachts in het gebouw.

    Op donderdagochtend moesten een aantal arbeiders het gebouw verlaten, maar 17 van hen bleven. Ze werden omsingeld door de veiligheidsdiensten van het ministerie en ze werden op de vijfde verdieping opgesloten. Hierna was ieder contact met de buitenwereld onmogelijk.

    De beslissing om repressief op te treden tegen deze arbeiders is schandalig. Als reactie hierop kwam een groep van zo’n 20 tot 30 mensen, vooral familieleden of andere leidinggevende syndicale militanten, samen voor het ministerie om hun solidariteit te betuigen met hun makkers die werden opgesloten in het gebouw. De verantwoordelijken van het ministerie sloten het gebouw af voor de actievoerders, ook toen die probeerden binnen te raken om voedsel te bezorgen aan hun opgesloten makkers.

    De nationale leiders van de vakbondsfederatie UNT, waaronder Orlando Chirino en Marcella Maspero, kwamen hun steun voor de bezetting betuigen. Ze organiseerden wel geen massaprotest en deden ook geen oproep om het protestpikket te vervoegen. Een aantal vrouwen raakte wanhopig en probeerde het gebouw te bestormen, waarna de verantwoordelijken van het ministerie ketens legden aan de toegangspoorten.

    Wanhopige situatie

    Verschillende journalisten van kranten en televisiestations kwamen langs om te zien wat er gebeurde, maar enkel de private media berichtten over de situatie. De regeringsmedia zweeg over het incident. Op vrijdag trokken we naar een onderzoeksrechter om de zaak te onderzoeken. Twee onderzoeksrechters kwamen opdagen, maar slechts één van hen mocht het gebouw betreden. Op zaterdag en zondag werd verder geprotesteerd voor het gebouw, maar daar stonden nu enkel familieleden.

    Op maandag werd het initiatief genomen voor een verzoekschrift voor het Hooggerechtshof om de illegale vasthouding van de arbeiders aan te klagen. De rechtbank kan dan beslissen dat een gevangene eerst voor de rechter moet komen vooraleer hij verder kan worden vastgehouden. Er was ook een persconferentie waarop enkele televisiezenders aanwezig waren. De beelden waren echter niet correct, zo werd gesteld dat Orlando Chirono sprak op de persconferentie en werden beelden van hem getoond. Maar Chirono was niet op de persconferentie aanwezig. Er kwamen ook steunberichten uit verschillende landen, zo was er in Argentinië een actie aan de Venezolaanse ambassade. De aanwezigen eisten een stopzetting van vijandige reacties tegen vakbondsmilitanten en ze eisten ook dat nationale vakbondsleiders de arbeiders en de bevolking in het algemeen zouden mobiliseren in een campagne tegen de arrestatie van de vakbondsmilitanten in het ministerie van arbeid.

    Er was een protestbetoging, maar deze was slecht georganiseerd waardoor er een beperkte opkomst was. Op dinsdag hadden de arbeiders reeds 6 dagen op het ministerie doorgebracht en leek er geen beterschap in zicht. De minister stuurde een aantal ongewapende agenten in burger naar de vijfde verdieping voor “onderhandelingen”. Tegelijk dook een groep gewapende mannen op voor het gebouw. Die werden gesteund door de tupamaros, een gewapende beweging in Caracas. Ze trokken het gebouw binnen en riepen slogans als “fuera los escuálidos” (vrij vertaald: breng de aanhangers van de pro-imperialistische oppositie maar naar buiten). Ze trokken door het gebouw en vernielden ramen en meubels. Op de vijfde verdieping raakten ze bij de gevangen genomen arbeiders en dreigden ze ermee hen te vermoorden.

    Eén van de vakbondsmilitanten herkende twee van de aanvallers en begon onderhandelingen met de leden van de straatbende. De twee aanvallers stelden dat ze opdracht hadden gekregen om de actie te beëindigen. Andere bronnen vertelden ons dat het de minister zelf was die opdracht gaf om deze straatbende te betalen voor een aanval.

    De actie werd beëindigd zonder bloedvergieten. De politie kwam niet tussen, ook niet toen de straatbende naar boven trok en ermee dreigde de arbeiders om te brengen. De arbeiders trokken naar buiten en legden uit hoe ze hadden moeten onderhandelen om levend uit het gebouw te raken.

    Deze gebeurtenissen vormen misschien maar een anekdote, maar het geeft aan met welke moeilijkheden de vakbonden te maken krijgen in Venezuela. Voor heel wat vakbondsmilitanten was de houding van de minister een schok, het is immers een persoon die van zichzelf beweert trotskist te zijn. Anderzijds werd de bezettingsactie van de arbeiders door veel andere arbeiders niet onmiddellijk begrepen als een nuttige tactiek. Maar de onervarenheid of foute tactieken van de vakbondsmilitanten in kwestie is geen excuus om straatbendes in te huren om militanten te intimideren. Dat is geen methode voor een regering die beweert te bouwen aan het socialisme van de 21ste eeuw. Het toont de tegenstrijdigheden van het regime aan en ook hoe stoottroepen kunnen worden ingezet om onafhankelijke betogingen en acties van de Venezolaanse arbeidersklasse tegen te gaan.

  • Bolivia. Toename van spanningen, dreiging van burgeroorlog

    De afgelopen weken was er een scherpe toename van het niveau van strijdbewegingen en klassenstrijd in Bolivia. Conflicten over de grondwetgevende vergadering, landbouwhervormingen en de prijzen van basisvoedsel hebben geleid tot een volatiele politieke situatie. De Beweging naar het Socialisme (MAS) van president Evo Morales staat steeds meer onder druk, en dat van beide kanten van het politieke spectrum.

    Roberto Antezana, Alternativa Socialista Revolucionaria (CWI-Bolivia)

    In de sociale bewegingen is er een toenemende frustratie en woede omdat het hervormingsprogramma van de regering niet ver genoeg gaat. Tegelijk wil de rechterzijde de hervormingen tegenhouden en zelfs terugschroeven omdat deze hervormingen hen economisch raken. De rechterzijde vreest ook dat de regering niet in staat zal zijn om bewegingen tegen te houden waardoor deze kunnen uitgroeien tot een revolutionaire beweging.

    De discussie over de grondwetgevende vergadering zorgt voor heel wat ongenoegen. Het ultimatum van 6 augustus voor het instellen van een grondwetgevende vergadering ligt reeds achter ons en er is nog niets dat in de buurt van een nieuwe grondwet komt, er is zelfs nog geen ontwerp. De MAS-regering moest toegevingen doen aan de rechtse oppositie inzake de stemprocedures voor de grondwet. Dat was de enige manier om van het parlement een extra termijn van 4 maanden te krijgen voor de grondwetgevende vergadering.

    Aan de basis van de MAS is er heel wat frustratie, ontgoocheling en soms zelfs openlijke woede omdat de regering er niet in geslaagd is een grondwet op te maken en omdat toegevingen werden gedaan aan de rechterzijde. Vooral de boerenorganisaties die eisen dat de nieuwe grondwet autonomie voorziet voor de indigene gemeenschappen, waren woedend. Twee machtige boerenvakbonden, La Confederación de Pueblos Indígenas del Oriente Boliviano (CIDOB) en Consejo Nacional de Ayllus y Markas de Qullasuyu (Conamaq) hebben zich publiekelijk uitgesproken tegen het compromis en stelden dat de grondwetgevende vergadering geen zin meer heeft.

    Dat had een positief effect in die zin dat een aantal vertegenwoordigers van de MAS moesten toegeven dat ze de sociale bewegingen nodig hebben om de rechterzijde zo ver te krijgen om een aantal veranderingen te slikken. Dat zal wellicht door enkele radicalere activisten in de MAS en in sommige organisaties en vakbonden gezien worden als een signaal om een mobilisatie op te zetten rond een radicaal platform dat opkomt voor een diepgaander proces van sociale revolutie. De MAS beweert dat dit proces al aan de gang is.

    Ook de prijsstijgingen voor enkele voedselproducten verhogen de druk op de MAS-regering onder de arbeiders en boeren. De afgelopen weken waren er prijsstijgingen voor brood, vlees, kippen en de meeste soorten fruit en groenten. Daarnaast zijn er ook plannen om binnenkort de prijzen voor het openbaar vervoer op te trekken. Hierdoor steeg de inflatie in juli reeds met zo’n 7%, wat meer was dan zelfs de meest pessimistische inschattingen. Het zorgde er zelfs voor dat de algemene loonsverhoging van 5% die begin augustus van kracht werd eigenlijk niet zorgt voor een verhoging van de levensstandaard omdat het niet voldoende is om de prijsstijgingen op te vangen.

    Volgens officiële cijfers leeft 60% van de Boliviaanse bevolking in armoede en 33% zelfs in extreme armoede. 60% van de Boliviaanse huishoudens hebben onvoldoende middelen om degelijk eten te hebben voor heel het gezin. De arme meerderheid van de bevolking had al tekort en daar komen nu nog een aantal prijsstijgingen bij. Het gevolg is dat de meerderheid in het land minder kan eten. De basis van de MAS bestaat uit arbeiders, boeren en armen. Die basis is steeds meer gefrustreerd door de economische moeilijkheden die niet zijn verdwenen. En dat ondanks de hervormingen van de MAS-regering.

    Agressieve aanvallen van de Boliviaanse rechtse oppositie

    De MAS-regering krijgt de grootste druk vanuit de rechtse oppositie die bestaat uit de zakenelite en de grootgrondbezitters. Die oppositie wordt gesteund door het VS-imperialisme. De rechterzijde haalde een belangrijke overwinning binnen toen het erin slaagde om te verhinderen dat de grondwetgevende vergadering haar deadline van 6 augustus haalde. Toen een compromis werd gesloten om de termijn voor de vergadering met vier maanden te verlengen, slaagde de rechtse oppositie erin om het parlement te laten toegeven dat elk artikel met een twee derde meerderheid moet worden goedgekeurd. Dat was van bij het begin een discussiepunt.

    Een aantal rechtse organisaties en partijen verzetten zich volledig tegen de grondwetgevende vergadering en de uitbreiding van haar termijn. Deze groepen stellen dat dit illegaal is en dat de oude grondwet moet worden gerespecteerd. Een aantal belangrijke rechtse organisaties lieten een advertentie van een volledige pagina publiceren waarin ze stelden: “De huidige grondwet is veel beter dan gelijk welk mogelijk resultaat van een grondwetgevende vergadering die op illegale wijze een verlenging van haar termijn kreeg.” In de advertentie stelden de groepen dat ze zichzelf de taak toemeten om op te komen voor “democratie, vrijheid, privaat bezit,…”.

    Jose “Tuto” Quiroga, kopman van de belangrijkste rechtse partij (Podemos, democratische sociale macht), stelde dat zelfs een grondwet die door 2/3 van de parlementsleden wordt gesteund ook een meerderheid moet krijgen in elk van de negen deelstaten in het land. Zoniet zal er volgens hem opgekomen worden voor een afscheiding. Dat is geen opgeklopte retoriek, er is een reële mogelijkheid van een afscheidingsbeweging in Bolivia die kan leiden tot een burgeroorlog en/of een dictatuur.

    De oppositie tegen de grondwetgevende vergadering is slechts één aspect van een algemene rechtse campagne gericht tegen de MAS-regering en om de bewegingen van de arbeiders en boeren te ondermijnen. Die bewegingen bedreigen de economische belangen van de heersende klasse. Die heersende klasse speelt in op de sterke bewegingen voor meer autonomie in de vier oostelijke staten van Bolivia. Die deelstaten staan gekend als de “Media Luna” (de halve maan). De meeste oliereserves bevinden zich in deze deelstaten. Ook de landbouwproductie is sterk in deze staten geconcentreerd net zoals de industrie.

    De MAS-regering beschikt over een comfortabele meerderheid op nationaal vlak, maar de rechterzijde heeft een meerderheid in de deelstaten van de Media Luna. Dat geldt in het bijzonder voor de eisen rond autonomie. In juli 2006 werd meer autonomie afgewezen in een referendum. 62% stemde tegen en 38% voor, maar in de deelstaten van de Media Luna stemde 69,5% voor meer autonomie.

    Als de Media Luna erin slaagt om meer autonomie te verkrijgen, zou dit de elite en grootgrondbezitters versterken in hun strijd tegen de economische hervormingen van Morales. De kansen op succes voor een eenvoudige overwinning van de beweging voor meer autonomie zijn echter beperkt omwille van de stevige meerderheid van de MAS op nationaal vlak. Maar de autonomiebeweging is wel gebruikt door de rechterzijde om een sterk georganiseerde en gemobiliseerde rechtse oppositie op te bouwen in de Media Luna deelstaten. Dat kan leiden tot een beweging voor afscheiding.

    De autonomiebeweging wordt geleid door de gouverneur van Santa Cruz, Rubén Costas, en het Santa Cruz gezinde Burgercomité dat werd opgezet vanuit de bedrijfswereld en grootgrondbezitters. Het Burgercomité krijgt heel wat steun van middenlagen en de elite in het algemeen. De Cruz Jongeren, een rechtse jongerengroep, fungeert als ordedienst en zorgt ervoor dat sommige betogingen uitmonden op geweld en rellen. Recent deed de groep een oproep om de wapens op te nemen tegen de aankondiging van Morales om op de militaire parade van 7 augustus ook de indigene boerengroepen toe te laten. De militaire parade verliep zonder enig incident, maar de mogelijkheid van een gewapende rechtse oppositie in Santa Cruz wordt als iets realistisch gezien in de sociale bewegingen.

    De grootgrondbezitters in Bolivia vormen eveneens een belangrijke factor in de rechtse oppositie. De MAS-regering is recent begonnen met haar programma van landhervormingen. Begin augustus werd aangekondigd dat 600.000 hectaren ongebruikte grond zouden onteigend worden. Het zou van de agro-industrie afgenomen worden om te verdelen onder de arme boeren. De grootgrondbezitters kondigden hierop aan dat ze “verzetscomités” zouden opzetten en dat ze bereid zouden zijn om geweld te gebruiken om de “illegale onteigeningen” van hun bezittingen tegen te houden. “Het aantal krachten dat we inzetten zal in proportie staan tot de agressie die tegen ons wordt gebruikt… We hebben de plicht en de verantwoordelijkheid om onszelf te beschermen” (La Prensa, 5 augustus). Morales reageerde met de aankondiging dat het leger zal ingezet worden om de landhervormingen door te voeren.

    Verder is er ook de invloed van het VS-imperialisme op de rechtse oppositie. De Amerikaanse ambassadeur Philip Goldberg komt naar Bolivia na een opdracht in Kosova waar hij moest toezien op de opdeling van de Balkanstaten. Voor de oorlogen daar waren er ook bewegingen voor decentralisatie en meer autonomie. Binnen de drie maanden na de komst van de nieuwe Amerikaanse ambassadeur werd de oppositie vanuit de Media Luna opvallend agressiever in haar aanpak.

    Reformisme: een riskante aangelegenheid in Bolivia

    De MAS-regering van Morales heeft een radicaal hervormingsprogramma op gang gebracht. Naar hedendaagse normen is het alleszins een radicaal programma. Morales volgt het voorbeeld van de Bolivariaanse revolutie van Hugo Chavez in Venezuela. De regering heeft een programma doorgevoerd met gedeeltelijke nationalisaties en landhervormingen. Morales is er ook in geslaagd om de inkomsten van de regering sterk op te drijven door op agressieve wijze te onderhandelen met multinationals die actief zijn op de energiemarkt in het land. Die multinationals betaalden in 2003 18% belastingen op hun winsten, in 2005 was dat reeds 50% en nu is het 82%. Omwille van de hoge energieprijzen en de hogere belastingen, is het inkomen van de regering op deze basis vervijfvoudigd. In 2005 waren de olie-inkomsten goed voor 300 miljoen dollar, in 2007 zal dat wellicht zo’n 1,6 miljard dollar bedragen.

    Deze middelen hebben de MAS-regering de ruimte gegeven om een aantal sociale projecten op te zetten. Die zijn ten goede gekomen aan de arbeiders, boeren en armen. Het perverse karakter van het kapitalisme blijkt echter ook uit de gevolgen ervan. De sociale projecten hebben immers mee geleid tot een toename van de inflatie. Door de aanwezigheid van nieuw geld, is de waarde van het geld gedaald en de kapitalisten schuiven dat af op de consumenten. Voor basisvoedsel en openbaar vervoer betekent dit dat de arbeiders en boeren meer moeten betalen.

    Terwijl Morales en de MAS-regering een reeks hervormingen doorvoeren, proberen ze ook om de middenklasse gerust te stellen. Dat gebeurt door hen te vertellen dat er niet te ver zal worden gegaan met de hervormingen.

    De vice-president Alvaro Garcia Linera (die een aantal jaren in de gevangenis zat onder de dictatuur) is een belangrijke theoreticus van de reformistische politieke filosofie. Hij stelt dat de eerste taak voor Bolivia bestaat uit het opbouwen van een Boliviaans kapitalisme en pas daarna zal er binnen zo’n 30 jaar een discussie mogelijk zijn over socialisme.

    In de realiteit zien we echter dat dit betekent dat de Boliviaanse heersende klasse steun zoekt bij de internationale kapitalistische klassen en intern optreedt als oppositiekracht die zich verzet tegen iedere hervorming in het voordeel van de arbeiders, boeren of armen.

    Het betekent ook dat de sociale bewegingen zich moeten mobiliseren en verdedigen tegen de rechtse oppositie en dat ze op straat moeten strijden voor hun eisen. De MAS heeft controle over de regering en de sociale bewegingen eisen terecht dat de MAS hun eisen zou doorvoeren. Maar aangezien de grootste delen van de economie onder de controle van de kapitalistische elite staan, is de MAS-regering beperkt in haar mogelijkheden om toegevingen te doen aan de arbeiders en boeren.

    Nood aan een revolutionaire socialistische leiding

    Trotski stelde in het Overgangsprogramma: “Indien het kapitalisme niet in staat is de eisen in te willigen, die onvermijdelijk voortkomen uit de kwalen die het zelf geschapen heeft, blijft dit stelsel niets anders over dan ten onder te gaan. De "mogelijkheid" of "onmogelijkheid" (…) is een kwestie van krachtsverhoudingen, die alleen door de strijd beslist kan worden.” De krachtsverhouding is momenteel in het voordeel van de Boliviaanse arbeiders en boeren. Met een bewuste, revolutionair socialistische leiding die de massa’s voorbereid en leidt in strijd, kan het kapitalisme in Bolivia omvergeworpen worden en kan de basis gelegd worden voor een socialistische economie die voorziet in de basisbehoeften van de arme meerderheid.

    De MAS-regering heeft niets gedaan om de arbeiders en boeren te organiseren, het bewustzijn te versterken of om de sociale bewegingen naar een overwinning op de rechtse oppositie te leiden. Nochtans kan die overwinning geboekt worden. De MAS heeft ook geen hulp geboden in het opzetten van democratische strijdcomités, laat staan in het leggen van regionale en nationale banden tussen dergelijke comités.

    Nochtans is de invloed van de MAS in de sociale bewegingen nog erg groot. Op 20 juli organiseerde de MAS-regering de grootste betoging uit de geschiedenis van het land met 1,5 tot 2 miljoen aanwezigen (op een totale bevolking van minder dan 10 miljoen mensen). Die betoging was gericht tegen een poging van rechtse parlementsleden om de hoofdstad te verhuizen naar Sucre (ook al bevindt die stad zich niet in de Media Luna).

    De betoging vond plaats in de buurstad van La Paz, El Alto, waar de MAS meer dan 80% van de bevolking achter zich heeft. Het waren de inwoners van El Alto die vooraan stonden in de “gasoorlogen” die eerder geleid hebben tot het aftreden van twee neoliberale presidenten. Er is nood aan een revolutionaire socialistische partij om van deze militante en radicale bevolking een revolutionaire socialistische kracht te maken die een beslissende rol kan spelen in het omverwerpen van het kapitalisme.

    In plaats van op te komen voor een revolutionaire ontwikkeling van de sociale bewegingen, zorgen de beperkingen van het reformistisch programma van de MAS-regering eerder voor een demobilisatie van de sociale bewegingen. In bepaalde gevallen heeft de regering zelfs het leger ingezet om op te komen tegen arbeiders in sectoren die eisen stelden die de regering niet kon inwilligen.

    De sociale bewegingen en de MAS-regering staan op een gevaarlijk punt. Door de sociale bewegingen te verzwakken, verzwakt de MAS-regering de enige kracht die haar kan beschermen tegen de rechtse oppositie. Tegelijk moet de regering de hervormingen verder doordrukken om haar basis niet verder te verliezen onder de arbeiders en boeren.

    De mogelijkheid van een burgeroorlog in Bolivia blijft reëel. Bovendien is er in de deelstaten van de Media Luna een belangrijke minderheid van mensen van indigene afkomst. Dat kan leiden tot etnische zuiveringen en gedwongen verhuizingen. Het leger staat nog grotendeels onder de controle van de oude garde en een deel van de legertop kan, mee onder Westerse druk, breken met het regime. Dat opent mogelijkheden voor een eventuele militaire dictatuur in Bolivia.

    De cruciale taak voor de sociale bewegingen in Bolivia vandaag bestaat uit het opzetten van een proces om zichzelf te organiseren in democratisch georganiseerde verdedigingscomités die regionaal en nationaal met elkaar verbonden zijn. Er moet ook opgekomen worden voor een democratisering van het leger waarbij de soldaten en het Boliviaanse volk het recht hebben om de legerleiding te verkiezen en onmiddellijk af te zetten. De legerleiding mag niet meer verdienen dan een gemiddeld loon van een gewone soldaat en er moet een openbare controle op hun private financiële middelen zijn.

    De eerste stappen voor deze taak zullen moeten gezet worden door kleine revolutionaire socialistische organisaties die correcte socialistische analyses maken van concrete gebeurtenissen en die een principiële oriëntatie hebben op de werkende massa’s.

    De Boliviaanse revolutie staat reeds enige tijd op een kruispunt. Het proces van revolutie balanceert tussen de linkse krachten van de sociale bewegingen en de rechtse kapitalistische oppositie. Prérevolutionaire situaties duren doorgaans niet lang, zeker niet als de politieke en economische omstandigheden zo onstabiel zijn als in Bolivia. In de komende periode is het mogelijk dat er nieuwe bewegingen ontwikkelen in een periode van intense conflicten. Er kan ook een burgeroorlog of rechtse dictatuur tot stand komen. Om de dreiging van een contrarevolutie tegen te gaan en de strijd vooruit te brengen, moeten we niet enkel opkomen voor het behoud van de hervormingen van de regering-Morales maar zullen we ook moeten strijden voor een regering van arbeiders en boeren die zich baseert op een revolutionair socialistisch programma.

    CWI in Bolivia

    Het CWI (de internationale organisatie waartoe LSP/MAS behoort) is een erg nieuwe en kleine organisatie in Bolivia. De groep Revolutionair Socialistisch Alternatief (Alternativa Socialista Revolucionario, ASR) is opgericht op basis van het werk dat onze kameraden reeds hebben verricht in de stad Cochabamba.

    Toen rechtse krachten (verbonden aan de regionale autoriteiten) activisten op het centrale plein van de stad intimideerden en aanvielen, was ASR een belangrijke factor in het opzetten van het verdedigingscomité. Onze beperkte omvang verhinderde ons om volledig gebruik te maken van de mogelijkheden die zich toen stelden, maar we slaagden er wel in om vier revolutionaire jongerengroepen te verenigen in een tijdelijk verdedigingscomité dat onder meer een betoging organiseerde om het plein te heroveren. Dat zorgde voor nationale media-aandacht voor de rechtse aanvallen. De lokale prefect, Manfred Reyes Villa (die politiechef was tijdens de dictatuur van Banzer), stelde dat het verdedigingscomité en ASR de twee gevaarlijkste organisaties van de stad waren.

    We verspreiden revolutionaire socialistische opvattingen op het centrale plein van Cochambaba. Dagelijks stoppen honderden mensen op het plein om onze informatie te lezen en onze gedetailleerde analyses te volgen.

    ASR bestaat vooral uit jongeren (zowel studenten als arbeiders) zonder veel middelen. We moeten rekenen op internationale solidariteit om beter gebruik te kunnen maken van het immense potentieel voor revolutionaire socialistische bewegingen dat zich vandaag stelt in Bolivia en Latijns-Amerika in het algemeen.

  • Peru: protest na aardbeving

    De zware aardbeving in Peru kostte al het leven van minstens zo’n 550 mensen. De aardbeving had een kracht van 7,9 op de schaal van Richter en vernielde duizenden gebouwen. De Peruaanse president Alan Garcia kondigde de noodtoestand af, maar de chaos blijft heersen. Het protest tegen de rechtse president houdt aan.

    Bij de aardbeving werd de buurt rond het stadje Pisco zowat volledig verwoest. Duizenden Peruanen verloren hun huis of raakten gewond. Er was geen toegang tot basisvoorzieningen als voedsel, medische hulp, drinkbaar water, elektriciteit,… De hulp die reeds werd geleverd aan het getroffen gebied was voornamelijk beperkt tot het stadscentrum van Pisco waar ook de media aanwezig is. Buiten de stad zijn er tal van dorpen waar nog geen enkele hulp werd geboden.

    Het protest tegen de rechtse president Garcia blijft aanhouden. Ook de slachtoffers van de aardbeving halen nu fel uit naar de president. Bij een bezoek aan de getroffen gebieden afgelopen weekend botste Garcia op protestacties. De politie moest in Pisco tussenkomen om de president te beschermen. Nadien droop hij snel af, zelfs zonder de voorziene toespraak te houden. Ook zijn collega, de rechtse Colombiaanse president Alvaro Uribe, moest de aftocht blazen. Garcia verklaarde op zaterdag dat hij ten alle prijze de “orde” zou herstellen, maar op zondag beweerde hij reeds dat de media de sociale onrust zwaar had overdreven.

    De redenen voor het ongenoegen zijn dubbel. Enerzijds stellen de slachtoffers dat er onvoldoende werd gedaan op het vlak van voorzorgsmaatregelen. Het gebied voor de kust van Peru is een risicozone en er waren eerder reeds zware aardbevingen in het land. De aardbeving van 1970 met meer dan 60.000 doden eiste de hoogste tol in de recente geschiedenis van de regio. Toch zijn er amper conclusies getrokken uit dit verleden. Onder meer bij de bouw van nieuwe huizen is er onvoldoende rekening gehouden met veiligheidsmaatregelen om de huizen ook te beschermen tegen aardbevingen.

    Daarnaast is er ook ongenoegen over het tekort aan hulpverlening en over de willekeur bij het toekennen van die hulp. Er is reeds heel wat hulp op weg naar het getroffen gebied (met onder meer hulp vanuit de buurlanden), maar dat blijft grotendeels beperkt tot de gebieden waar ook de media aanwezig is. Daarbuiten zijn de slachtoffers op zichzelf aangewezen. De duizenden daklozen moeten maar zien hoe ze overleven. De hulp komt intussen wel op dreef, onder meer vanuit Brazilië, Venezuela en Bolivia. De Boliviaanse president Morales stortte bijvoorbeeld reeds de helft van zijn maandloon (dat 1.900 dollar bedraagt) voor de slachtoffers van de aardbeving.

    Het ongenoegen tegenover de houding van de regering is terecht. De pogingen om het beeld te creëren van een situatie die onder controle is, neemt het onderliggende ongenoegen niet weg. In plaats van de belangen van de multinationals en grote bedrijven centraal te stellen, wordt het dringend tijd om de belangen van de bevolking voorop te plaatsen. Dat kan door het efficiënter organiseren van de hulpverlening en door een massaal programma van openbare dienstverlening bij de heropbouw van het getroffen gebied, onder meer met de bouw van huizen die voorzien zijn op aardbevingen. Enkel op die manier kan de impact van een volgende aardbeving worden beperkt.

  • Chavez gaat over tot nationalisaties… Niet halverwege stoppen!

    Naar aanleiding van de 1-mei vieringen in Venezuela kondigde president Chavez de nationalisering aan van PVDSA, het vijfde grootste petroleumverwerkende bedrijf ter wereld. Hij deed dit onder luid applaus van duizenden arbeiders die de bedrijfsterreinen hadden bezet.

    Emiel Nachtegael

    Nationalisaties

    Chavez kondigde aan verder te zullen gaan met de nationaliseringen van de essentiële sectoren van de economie, onder meer de telecom- en de energiesector. Meer en meer syndicale delegaties bezetten bedrijven om de regering te overtuigen om het niet bij woorden alleen te laten en effectief over te gaan tot de nationalisering van hun werkplaats, zoals het staalbedrijf SIDOR of het telecombedrijf CANTV.

    De hernationalisatie van PVDSA stokt echter halverwege. Oliebedrijven als Exxon Mobil (VS), BP (Groot-Brittanië), Total (Frankrijk),… krijgen een minderheidsaandeel in PVDSA. Dat betekent dat er nog steeds enorme winsten zullen worden geboekt, al zal een grotere fractie naar de belastingen gaan. Bij SIDOR gaat Chavez dan weer niet over tot de hernationalisatie, in weerwil van de vakbondacties. Hij stelde dat het staalbedrijf een voorbeeld is van “goed kapitalisme”.

    Dat is natuurlijk een illusie. Een “getemde” vorm van kapitalisme met een sterke staatssector, zal niet in staat zijn om een fundamentele verbetering teweeg te brengen voor de miljoenen arbeiders en armen. Daartoe is een verdergaande breuk met het kapitalisme nodig.

    Arbeidsduurvermindering

    Chavez kondigde de invoering van een 35-urenweek en de verhoging van de minimumlonen aan. Wij steunen dit natuurlijk ten volle, zeker op een ogenblik dat elders dergelijke verworvenheden onder vuur liggen. Wereldwijd eist het patronaat een verlenging van de arbeidstijd, in Venezuela komt er een verkorting! Dit toont aan wat mogelijk is indien de economie volledig in het belang van de meerderheid van de bevolking zou staan.

    Om deze maatregel tot een succes te maken, kunnen we niet vertrouwen op de “goodwill” van het Venezolaanse patronaat of van “goede kapitalisten”. Er zal moeten gebouwd worden aan een krachtsverhouding en aan structuren om die krachtsverhouding tot uitdrukking te laten komen. Socialisme vereist arbeidersdemocratie met een regering van direct verkozen vertegenwoordigers van de arbeiders en boeren die aan een gemiddeld arbeidersloon werken en permanent afzetbaar zijn. De arbeiders en boeren zijn de drijvende kracht achter de hervormingen van Chavez.

    Vandaag stelt er zich een probleem van corruptie in het staatsapparaat, wat leidt tot onnodige verspillingen maar ook de aanwezigheid van carrièristen in de regering, het gerecht, het leger,… Dat vormt een belangrijke interne bedreiging voor het verder doorvoeren van hervormingen. Om van de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (VSPV) een instrument te maken dat een antwoord kan bieden op die corruptie, zal het noodzakelijk zijn om een dergelijke partij van onderaf op te bouwen en niet van bovenaf op te leggen.

    Uit het IMF en de Wereldbank

    Het is een uitstekende zaak dat Venezuela uit het IMF en de Wereldbank is gestapt. Deze twee instellingen, gedomineerd door het VS-kapitaal, worden door Chavez terecht bestempeld als “plunderaars”. Deze stap moet gevolgd worden door het effectief onteigenen zonder schadeloosstelling van andere plunderaars, zoals de banken en de multinationals. Het is de taak van een revolutionaire partij, met een welomlijnd revolutionair programma voor een wereldwijde breuk met het kapitalisme, om dit te promoten. De Venezolaanse afdeling van het CWI werkt aan de prille opbouw van zo’n partij.


    > Meer over Latijns-Amerika

  • Venezuela: zullen de vakbonden hun onafhankelijkheid opgeven?

    De Venezolaanse president Chavez heeft een ultimatum gesteld om aan te sluiten bij de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (PSUV). De president stelt dat er nood is aan een verenigde socialistische partij die het land op weg kan zetten naar het socialisme. Dat is natuurlijk erg positief. Maar we moeten ook achter de retoriek kijken.

    Karl Debbaut

    Op 24 maart hield Chavez een toespraak voor 2.400 aanhangers van de toekomstige Verenigde Socialistische Partij van Venezuela. De president waarschuwde de leiders van de politieke partijen en de vakbonden voor een massale leegloop als ze geen lid zullen worden van de nieuwe partij. “Ik weet wat er zal gebeuren en ik zal hen mijn kleine rode auto [Chavez kreeg een rode VW-kever van de defensieminister] uitlenen zodat ze een ritje kunnen maken. Ze zullen er allemaal inpassen.”

    Het debat over het al dan niet aansluiten bij de nieuwe partij wordt gevoerd sinds de aankondiging van Chavez over de vorming van een verenigde socialistische partij. De president drukt erop dat de partij van onderuit wordt gebouwd en in die zin een belangrijke factor zal zijn in de strijd tegen bureaucratie. Hij stelt tevens dat het een belangrijke stap in de richting van het socialisme in het land zou kunnen vormen.

    Politieke partijen ontbinden zich of desintegreren

    Met de opvallende uitzondering van de PCV, de Venezolaanse Communistische Partij, zijn de meeste pro-Chavez partijen reeds ontbonden of desintegreren ze langzaam. De rechterzijde in de regeringscoalitie, vertegenwoordigd door partijen zoals Podemos en Patria Para Todos (PPT), probeerden hun ontbinding tegen te houden en gingen in tegen de radicale socialistische retoriek van de president. Beide partijen verdedigden hun standpunt in naam van het pluralisme om zo te pleiten tegen een eenheidspartij. Ze merkten ook op dat hun versie van socialisme gebaseerd is op een verdediging van de private eigendom. Na wekenlange verbale discussies met verwijten van Chavez tegenover de leiders van deze formaties, hebben een aantal van de meest rechtse elementen in Podemos en PPT een bocht gemaakt en zijn ze bij de PSUV aangesloten om zo hun carrière te redden.

    De PCV, de oudste nog bestaande partij in het land, besloot dat het geen lid zou worden van de PSUV. De algemeen-secretaris van de partij, Oscar Figuera, stelde dat: “als wordt gesteld dat de verenigde partij geen marxistisch-leninistische partij zal zijn, wat duidelijk wel zijn, dan zijn de voorwaarden om onszelf te ontbinden niet aanwezig.” President Chavez antwoordde op die stellingname met de melding dat hij het marxisme had bestudeerd toen hij jong was en dat hij ‘Staat en Revolutie’ van Lenin had gelezen toen hij in het leger zat. Maar hij voegde er aan toe dat het “socialisme van de 21ste eeuw” niets te maken heeft met het marxisme-leninisme. (zie ook het Engelstalige artikel Venezuela: Political crisis hits the Chávez government).

    Niet alles is wat het lijkt te zijn…

    Er zijn tot nu toe weinig aanwijzingen dat de nieuwe partij effectief van onderuit zal worden opgebouwd of dat de beloftes van een democratisch karakter zal nakomen, laat staan dat het een instrument van socialistische maatschappijverandering zal zijn. Maar anderzijds mogen we de enorme verwachtingen van een hele laag activisten niet onderschatten. Zij hopen dat de uitbouw van de PSUV een belangrijke stap vooruit kan vormen. Ze zien het als een potentiële overwinning op de reformistische en bureaucratische partijmachines van de bestaande partijen in de regering-Chavez. Hun haat tegenover de corrupte vertegenwoordigers van die partijen, komt tot uiting in populaire mopjes over de namen van de pro-Chavez partijen. De partij van Chavez, de Beweging voor de Vijfde Republiek (MVR), wordt wel eens Me Volví Rico (ik kwam rijk terug) genoemd. Patria Para Todos wordt Plata Para Todos (“Geld voor iedereen” in plaats van “vaderland voor iedereen”) en Podemos wordt omgevormd tot Pedimos (“Wij vragen” in plaats van “we kunnen”).

    Rol van de arbeiders

    Er wordt steeds meer gesproken over socialisme in de 21ste eeuw, maar veel arbeiders merken er in hun dagelijkse leven niet veel van. Het debat over socialisme, grotendeels opgestart door Chavez, is een enorm positieve ontwikkeling. Maar er is een gevaar dat de arbeiders andere conclusies zullen trekken indien de retoriek niet overeenstemt met de realiteit. Dat kan ertoe leiden dat de steun voor het socialisme in de 21ste eeuw afneemt. Het is daarop dat de rechterzijde en het VS-imperialisme wachten om komaf te maken met het revolutionaire proces in Venezuela.

    De arbeiders in de openbare diensten moesten bijvoorbeeld 27 maanden wachten vooraleer er collectieve onderhandelingen werden opgestart. Hetzelfde gebeurt momenteel met de arbeiders in de oliesector.

    De regering verklaarde recent dat het de sleutelsectoren van de economie onder overheidscontrole wil plaatsen, maar daarbij zou er geen ruimte zijn voor arbeidersdeelname aan het bestuur van deze bedrijven. Chavez verklaarde ook dat hij Sidor, één van de grootste staalbedrijven die werd geprivatiseerd door de regering voor Chavez, niet wil nationaliseren omdat het een voorbeeld is van “goed kapitalisme”. Vakbondsleider Orlando Chirini reageerde als volgt: “We begrijpen dat president Chavez dit zegt omdat het een bedrijf is dat wordt gecontroleerd door een multinational [Techint] uit Argentinië, een land dat een bondgenoot is van Venezuela en wiens president, Kirchner, een bondgenoot is van de president. Maar we moeten ons de vraag stellen: sinds wanneer is er een onderscheid te maken tussen goede en slechte vormen van kapitalisme?”.

    Onafhankelijke vakbonden

    “Vakbonden die stellen dat ze niets willen te maken hebben met de partij of de regering en die onafhankelijk willen blijven, doen aan een vorm van chantage… ze blijven geurloos en smaakloos”. Met een verwijzing naar Rosa Luxemburgs brochure “Massastaking, partij en vakbonden” uit 1906, stelde Chavez dat de vakbonden niet los kunnen staan van de PSUV.

    De polemiek van Luxemburg in 1906 was echter gericht tegen de oprukkende vakbondsbureaucratie in de vakbonden die onder de controle van de sociaal-democratische partij in Duitsland stonden. Die partij baseerde zich formeel nog op het marxisme en stelde zich officieel tot doel om het kapitalisme omver te werpen. De relatieve stabiliteit van het Duitse kapitalisme, samen met de groei van de Duitse arbeidersbeweging, legde de basis voor de opkomst van een vakbondsbureaucratie die politieke onafhankelijkheid van de partij wou. Die eis was gericht op het doorbreken van de band met het revolutionaire programma van de partij en voor een versterking van het reformisme. Rosa Luxemburg voorzag die ontwikkeling en verdedigde het marxisme.

    Het debat in de Venezolaanse vakbondsfederatie UNT over het al dan niet aansluiten bij de PSUV heeft een andere oorsprong. Terwijl de rechterzijde van de UNT, de vakbondsfederatie die het dichtst bij de regering en het staatsapparaat staat, beslist heeft om bij de PSUV aan te sluiten zodra het wordt gevormd, komt de linkerzijde op voor haar onafhankelijkheid van de staat en van de PSUV. Het debat over onafhankelijkheid is een lege discussie als het niet verwijst naar de klassenonafhankelijkheid van de arbeiders en de armen.

    Dat is een concrete stellingname in een Venezolaanse staat die los staat van diegenen die vandaag de Venezolaanse economie controleren, maar die nog niet kan omschreven worden als een arbeidersstaat. En zelfs dan, zoals Lenin in 1921 stelde, moeten massa-organisaties van de arbeidersklasse (zoals vakbonden) het recht hebben om zich te verdedigen tegen hun eigen staatsapparaat, zelfs indien die staat gebroken heeft met het kapitalisme. In het proces van overgang van kapitalisme naar socialisme, hebben de arbeiders nood aan onafhankelijke vakbonden om hun rechten en eisen te verdedigen.

    De actuele debatten in de Venezolaanse arbeidersbeweging zijn erg belangrijk. Het CWI (de internationale organisatie waartoe LSP behoort) verdedigt alle hervormingen van de regering-Chavez die een positieve impact hebben op de arbeiders en armen in Venezuela. Daarbij benadrukken we dat het de taak van de arbeidersklasse is om het kapitalisme omver te werpen en de opbouw van een socialistische samenleving aan te vatten. Om dat mogelijk te maken, hebben de arbeiders nood aan hun eigen organisaties, vakbonden en politieke partijen die hun belangen en eisen verdedigen.

  • Venezuela: welke weg naar het socialisme?

    Op elke straathoek in Venezuela wordt vandaag de discussie gevoerd over welke weg vooruit en over socialisme. Onder de Venezolaanse massa’s is er een enorme haat tegenover het neoliberalisme en imperialisme, wat zorgt voor een zoektocht naar alternatieven. Chavez noemde zichzelf recent “trotskist” en een aanhanger van de permanente revolutie. Maar tegelijk roept hij de Venezolaanse ondernemers op om de revolutie te steunen.

    Luc Janssens

    Ruimte voor toegevingen

    Tijdens zijn eedaflegging, na zijn herverkiezing eind vorig jaar, noemde Chavez zich niet alleen trotskist. Hij kondigde ook aan dat hij de mogelijkheid wil creëren voor de nationalisatie van belangrijke sectoren van de economie, waarbij hij achteraf o.a. het grootste private electriciteitsbedrijf Electricidad de Caracas en het telecombedrijf CANTV noemde. Verder kondigde hij aan dat er nood was aan een “verenigde socialistische partij van Venezuela”, om de krachten van de revolutie te verenigen.

    Chavez heeft door de hoge olieprijzen de voorbije jaren enige ruimte gehad om hervormingen door te voeren. Er werden programma’s opgezet voor de armsten, onder meer op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg en voedselvoorziening. Maar toch moet nog steeds 25% van de bevolking leven met minder dan 1 dollar per dag, terwijl de rijkste 10% instaan voor meer dan 50% van het nationale inkomen.

    Onder druk van de Venezolaanse massa’s moet Chavez een reeks maatregelen doorvoeren. Hij heeft het regelmatig over de nationalisatie van de sleutelsectoren, maar op dat vlak zijn de woorden van Chavez verregaander dan zijn daden. In de oliesector ging voorheen 84% van de inkomsten naar de private sector, nu is dat verminderd tot 70%. Er zijn strengere contracten voor de multinationals, maar die kunnen dus wel nog steeds op 70% van de inkomsten rekenen.

    Druk van onderuit om verder te gaan

    Het telecombedrijf CANTV staat bovenaan de lijst van te onteigenen en nationaliseren bedrijven. Er is reeds maandenlang een harde strijd in dat bedrijf, waarbij de arbeiders eisen dat er effectief wordt genationaliseerd en dat het bedrijf onder arbeiderscontrole wordt geplaatst. Elders zijn er nog voorbeelden van gelijkaardige strijdbewegingen.

    Het enthousiasme voor de hervormingen van Chavez is erg groot onder brede lagen van de bevolking. Maar er is ook een bezorgdheid omwille van de bureaucratie, die strijd tegengaat en die zichzelf verrijkt op basis van corruptie. Het is in die context dat Chavez stelde dat er nood is aan een Verenigde Socialistische Partij die van onderop wordt opgebouwd met democratische structuren. De discussies hierover lijken zich echter teveel te beperken tot een toplaag zonder actieve betrokkenheid van de massa’s.

    Verenigde Socialistische Partij?

    Drie kleinere pro-Chavez partijen hebben geweigerd om zich op te lossen in de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (VSPV). Hierop heeft Chavez een comité opgezet om de partij te promoten onder de arbeiders en in de armste wijken.

    Het feit dat niet alle regeringsgezinde formaties bij de nieuwe partij aansluiten, was een slag in het gezicht voor Chavez. Naast twee rechtsere partijen in het Chavez-kamp heeft ook de communistische partij PCV besloten niet in de VSPV op te gaan. Het valt nog af te wachten of de VSPV echt democratische structuren zal krijgen en of er een echte betrokkenheid van onderuit zal zijn.

    Breken met het kapitalisme

    De maatregelen van de Venezolaanse regering om toegevingen te doen aan de armsten zijn een belangrijke stap vooruit. Maar om deze stappen vooruit te kunnen behouden en uit te breiden, zal er een breuk met het kapitalisme nodig zijn. Zoniet wordt ruimte gelaten voor de ontwikkeling van de contrarevolutie.

    Er worden enorme verwachtingen gesteld in Chavez en het Venezolaanse regime. Dat is niet enkel in Venezuela het geval, maar in heel het continent en ook daarbuiten. Bij een recente tournee van Bush door Latijns-Amerika botste de Amerikaanse president overal op weerstand, terwijl Chavez op een grote aanhang kon rekenen toen hij gelijktijdig onder meer naar Argentinië trok.

    De massa’s zien het verschil tussen de oorlogszuchtige imperialist Bush en Chavez, die een reeks hervormingen in het belang van de arbeiders doorvoert. De burgerij daarentegen is bang van het Venezolaanse voorbeeld en van de radicalisering die het regime tot verdergaande toegevingen kan dwingen. De Venezolaanse elite, met de steun van het VS-imperialisme, zal proberen de hervormingen teniet te doen en haar heerschappij opnieuw ten volle te vestigen.

    De Venezolaanse massa’s zijn reeds verschillende keren in opstand gekomen tegen de burgerij, onder meer met hun verzet tegen de door de VS gesteunde staatsgreep. Maar zolang niet volledig gebroken wordt met het kapitalisme, zullen er nieuwe pogingen zijn om de klok terug te draaien.

    Daar tegenover zal er nood zijn aan een actieve en massale deelname van de arbeiders en de armen aan het politieke debat. De massa’s zullen hun eigen organen nodig hebben, maar ook een politiek programma gericht op het vervolledigen van het revolutionair proces met een omverwerping van het kapitalisme en de opbouw van een socialistische samenleving.

  • Latijns-Amerika. Tournee van Bush leidt tot massale betogingen. Braziliaanse militaire politie valt betogers aan.

    George W. Bush besloot om vorige week Latijns-Amerika te bezoeken met de onuitgesproken maar toch duidelijke doelstelling om het gewicht van het Amerikaanse “rijk” in te zetten tegen de rol die gespeeld wordt door Latijns-Amerikaanse regeringen zoals die van Hugo Chávez in Venezuela. Het bezoek heeft Bush weinig geholpen, het had een negatieve impact op de regeringen die hij bezocht en het versterkte het anti-imperialistisch profiel van Chávez.

    André Ferrari, Socialismo Revolucionário, São Paulo, Brazilië

    De Latijns-Amerikaanse tournee van Bush was beperkt tot landen waar hij over bondgenoten in de regering beschikt. De grote en militante protestacties tegen zijn bezoek, waren echter het belangrijkste kenmerk van de bezoeken. Dat was niet alleen het geval in Brazilië, Uruguay, Colombia, Guatemala en Mexico – de landen die Bush bezocht. Er waren ook grote acties in Argentinië en Bolivië waar Hugo Chávez op bezoek kwam. Chávez sprak er voor duizenden betogers. Tegelijk waren er ook grote betogingen in Jamaica en Nicaragua.

    Het resultaat van het bezoek was negatief voor Bush. Als gevolg van zijn tournee werd de machtige beweging van de massa’s op het continent verder vooruit gestuwd.

    Productie van agro-brandstof

    In Brazilië vond de grootste betoging tegen Bush plaats op 8 maart. De betoging vond plaats op één van de centrale straten van São Paulo, de Avenida Paulista. Dat was ook de plaats waar president Lula Bush ontving. De regering onder leiding van de Arbeiderspartij (PT) hield een grootschalige propagandacampagne om aan te tonen dat de handelsakkoorden tussen de VS en Brazilië inzake de productie van agro-brandstof (dat net zoals alcohol op basis van suikerriet kan worden geproduceerd) het land heel wat voordelen zou opleveren. Maar deze propaganda weerhield de massa’s er niet van om te protesteren tegen de aanwezigheid van Bush op Braziliaanse grond.

    De voorstellen van Bush en Lula om agro-brandstoffen te produceren zijn enkel gericht op de grote bedrijven die er voordeel uit zullen halen. Ze willen de productie stimuleren op basis van een monocultuur, latifundia (grote landbouwbedrijven) en landarbeiders die in slavencondities werken. Dat is hoe de productie van suikerriet altijd reeds gebeurde in Brazilië. Het laatste handelsakkoord met de VS voegt daar nog een plan bij om te werken met genetisch aangepaste zaden, waarvoor uiteraard royalties moeten betaald worden aan de multinationals die deze zaden ontwikkelen.

    Het VS-imperialisme wil minder afhankelijk worden van de olie uit Venezuela en het Midden-Oosten. Het feit dat dit gekaderd wordt in een zogenaamde bezorgdheid rond het milieu, is slechts schijn. De productie van suikerriet in Brazilië gebeurt veelal met methoden die het milieu ernstige schade toebrengen.

    Uiteindelijk werd zo goed als niets beslist op de ontmoeting tussen Bush en Lula. Zelfs een verlaging van de hoge invoertaksen op Braziliaanse alcohol dat geëxporteerd wordt naar de VS, kon er niet van af.

    Bush uit Irak, en Lula uit Haïti!

    Het bezoek van Bush heeft de pogingen van Lula en de PT ondermijnd om zichzelf een progressief imago aan te meten, zeker op het vlak van het buitenlands beleid van het land.

    Ondanks alle inspanningen van de PT en de PcdoB (Communistische Partij van Brazilië, een regeringspartner) en de organisaties die zij controleren zoals de CUT (grootste vakbondsfederatie) en de UNE (studentenfederatie), slaagden ze er niet in om protest van de linkerzijde te vermijden tegen de aanwezigheid van Braziliaanse troepen in Haïti, waar die troepen de belangen van het VS-imperialisme dienen.

    De anti-Bush betoging in São Paulo, het grootste financiële centrum van Latijns-Amerika, werd georganiseerd onder de slogan “Weg met Bush”. Om de internationale vrouwendag te vieren, organiseerden de meest strijdbare militanten van linkse organisaties een groot blok van “arbeiders en vrouwen”. Duizenden activisten van de PSOL (Partij voor Socialisme en Vrijheid), PSTU (Verenigde Socialistische Arbeiderspartij), PCB (Communistische Partij) namen deel aan deze betoging. Er waren ook bewegingen die proberen een alternatief op te bouwen op de regeringsgezinde leidingen van de CUT en de UNE. Zo was er een goede aanwezigheid van Conlutas (Nationale coördinatie van strijd) en Intersindical.

    Socialismo Revolucionário (SR), onze Braziliaanse zusterorganisatie en actief binnen de PSOL, speelde een belangrijke rol in het linkse blok op de betoging. Dat blok sprak zich uit tegen Bush, maar ook tegen het neoliberaal beleid van de regering-Lula en de akkoorden met het VS-imperialisme. “Bush uit Irak en Lula uit Haïti”, was de slogan die de beste respons kreeg van de betogers.

    De militaire politie van de deelstaat São Paulo voerde een brutale aanval uit op de betogers. Met traangas, gasgranaten en rubberkogels werden de betogers aangepakt, vooral de betogers van het linkse blok. Er vielen 20 gewonden, waaronder twee leden en een sympathisant van Socialismo Revolucionário (SR).

    Tijdens het zeven dagen durende bezoek van Bush aan het continent werden in totaal meer dan 420 betogers opgepakt, vooral in Colombia. Die repressie toonde de rol van het VS-imperialisme in Latijns-Amerika en de volgzaamheid van regeringen zoals die van Lula (om nog te zwijgen van de beruchte rechtse pro-imperialistische regeringen van Uribe in Colombia of Calderón in Mexico).

    Het antwoord van Chávez

    Toen Bush in Uruguay een bezoek bracht aan president Tabaré Vazquez vond er aan de andere kant van de Rio de la Plata (in Argentinië) een meeting plaats met de Venezolaanse president Hugo Chávez. Voor zo’n 40.000 aanwezigen in Buenos Aires stelde Chávez dat Bush een “politiek kadaver” is.

    Chávez stelde dat Bush met erg weinig middelen naar Latijns-Amerika kwam. Hij vergeleek de 75 miljoen dollar voor Engelse lessen en uitwisselingsprojecten in het onderwijs en de 385 miljoen dollar voor huisvestingsprojecten met de 600 miljard dollar die de VS in 2006 aan defensie heeft besteed. Hij daagde Bush uit: “Als je sociale rechtvaardigheid wil in de wereld, geef dan het bevel voor een onmiddellijke terugtrekking van de troepen uit Irak en gebruik het gigantische militaire budget van de VS om honger en dood te bestrijden.”

    De volgende dag beloofde Chávez meer dan 1 miljard dollar voor investeringen in olieprojecten en gemeenschapsradio’s in Bolivië. Dat geld komt bovenop de hulp na de overstromingen in Bolivië, naar aanleiding van die ramp gaf Venezuela zo’n 15 miljard dollar hulp.

    De arbeiders in de steden en op het platteland in Latijns-Amerika zien de enorme verschillen tussen de bezoeken van Bush, de imperialistische oorlogsstoker, en van Chávez die stelt dat er een herverdeling van de rijkdom onder de armen moet komen. Daarbij zal financiële hulp, zelfs niet de aanzienlijke hulp uit Venezuela, echter niet volstaan om een einde te maken aan de verschrikkelijke sociale en economische omstandigheden in Latijns-Amerika. Een fundamentele verandering van de samenleving betekent dat moet worden gebroken met de imperialistische dominantie en dat moet gewerkt worden aan een socialistische samenleving waar de behoeften van de arbeiders en de onderdrukten centraal staan. Daartoe is er nood aan een sterk anti-kapitalistisch alternatief, massale arbeiderspartijen met een militant socialistisch programma en een regionale strijd voor een socialistische federatie in Latijns-Amerika.


    Enkele foto’s

  • Latijns-Amerika: een continent in opstand tegen het neoliberalisme

    Vele jongeren kijken hoopvol uit naar de ontwikkelingen in Latijns-Amerika. Dit continent was sinds de ‘80 het testterrein voor een brutaal neoliberaal beleid: privatiseringen, roofbouw op natuurlijke hulpbronnen, herkolonisatie, extreme uitbuiting van arbeiders, enz. Het verzet en de radicalisatie van de massa’s – vooral ten opzichte van het Amerikaans imperialisme -, verspreidt zich over het hele continent.

    Artikel uit de ALS-krant door Stéphane (ULG), Catou (UCL), Boris (Bxl) en Liesje (Gent)

    De bereidheid tot strijd en het vertrouwen van de massa’s neemt toe. Opstanden als in Oaxaca in Mexico en Cochabamba in Bolivië tonen het enorm potentieel aan dat vandaag in het continent aanwezig is.

    In Cochambamba begin dit jaar werd twee weken massaal actie gevoerd. Het centraal plein werd permanent bezet en de straten volledig geblokkeerd. De beweging eiste het aftreden van de lokale gouverneur, Reyes Villa. Reyes maakt deel uit van de rechtse oppositie die verbonden is aan multinationals en aan het Amerikaans imperialisme.

    De gouverneur vluchtte naar Santa Cruz, een regio waar rijk aan gas en gehuisvest is de kern van de rijke elite, die nog steeds de economie controleert en de communicatiemiddelen en zekere delen van de militaire hiërarchie in handen heeft. De contra-revolutie zal deze middelen gebruiken tegen elke vooruitstrevende poging van Morales, die tot nog toe weigert de massa’s te mobiliseren en poogt een akkoord te bereiken met de oligarchieën. De brutale repressie tegen de beweging heeft drie doden en honderden gewonden veroorzaakt.

    Ondanks de tegenstand van de regering-Morales heeft een volksvergadering tijdens de twee weken van actie een « revolutionaire lokale regering » verkozen, een belangrijke stap vooruit voor en door de beweging. Maar deze regering is niet in staat de regio te controleren, wat zorgt voor een leemte op politiek vlak. Tegelijkertijd zou de terugkeer van de gouverneur nieuwe protesten van de massa’s kunnen veroorzaken.

    De zoektocht in Latijns Amerika naar een alternatief op het neoliberalisme drukt zich op electoraal vlak uit door de verkiezing van een hele reeks linkse presidenten. Enkelen onder hen schaarden zich onmiddellijk aan de zijde van de heersende klassen en het Amerikaans imperialisme, en voeren een neoliberale politiek.

    In Brazilië werd Lula herverkozen, echter niet begeleid met de geestdrift die aanwezig was tijdens zijn eerste verkiezing, maar eerder als kandidaat van het minste kwaad tegenover Alckmin, de rechtse kandidaat. Er begint zich syndicaal verzet te organiseren tegen de nieuwe aanvallen op de pensioenen, en ook de beweging van Landloze Boeren hebben een nieuwe golf van verzet in de vorm van landbezettingen aangekondigd. De rol die de PSoL (een nieuwe partij links van de PT, de partij van Lula) zal – of niet zal – spelen in de strijdbewegingen, is bepalend voor de ontwikkeling van deze partij.

    In Chili werd Bachelet slechts drie maanden na haar verkiezing geconfronteerd met een massale betoging van jongeren, tégen haar neoliberaal beleid. Dit vermindert aanzienlijk haar ruimte om deze politiek door te voeren.

    Brazilië en Chili hebben niet dezelfde links-populistische tradities als de rest van Latijns-Amerika. We zien dit links-populisme terug op de voorgrond komen, daar waar de druk van de massa’s een bepalende invloed heeft op figuren die verder in deze logica geduwd kunnen worden, zoals de Boliviaanse president Morales en de Venezolaanse president Chavez. Waar de nieuwe Nicaraguaanse president Ortega al snel een bocht naar rechts en naar een neoliberaal programma maakte, nationaliseerde Morales een deel van het gas. Ook Correa, onlangs verkozen in Ecuador, maakte twee dagen na zijn benoeming gebruik van een antineoliberaal discours, onder druk van de massa’s. Hij stelt zich op tégen de bilaterale akkoorden met de VS en verklaarde het contract van de Amerikaanse militaire basis niet te zullen hernieuwen. Maar het meest gevorderd is het proces in Venezuela.

    Chavez radicaliseert zijn discours en verwijst naar het trotskisme

    Chavez, herverkozen als president van Venezuela, kondigde de (her)nationalisatie aan van het grootste elektriciteitsbedrijf (Electricidad de Caracas) en de telecommunicatie (CANTV). Ook refereert hij naar ideeën van Marx en Lenin en stelt hij dat hij « op de lijn van Trotski – de permanente revolutie! » staat en wil hij een Verenigde Socialistische Partij (PSU) vormen. Dit alles is duidelijk een bocht naar links ten opzichte van zijn vroegere discours. Zijn intentie om het land te hernoemen als « Socialistische Bolivariaanse Republiek» illustreert de omvang van de verwerping van het neoliberalisme en het

    imperialisme, en toont aan dat socialistische ideeën terug ten tonele verschijnen onder de massa’s. Zijn verklaringen zijn positief: hij zet nationalisatie terug op het voorplan, stelt de kwestie over de partij, populariseert het trotskisme in brede lagen – vooral in Latijns-Amerika maar, in mindere mate, ook wereldwijd.

    In december vorig jaar won Chavez voor de derde keer de presidentsverkiezingen met 63% stemmen, ten opzichte van 37% stemmen voor de kandidaat van de heersende klasse. Dit toont zijn enorme populariteit onder de arbeiders en de armen in Venezuela. Maar er heerst een breed en wijd verspreid wantrouwen ten opzichte van de politici die hem omringen, met de vaste overtuiging dat een laag van bureaucraten zich verrijkt. De creatie van de PSU, de nieuwe Chavista partij, kan gezien worden als een antwoord van Chavez op de kritieken op de bureaucratie. Hij refereerde naar de Bolsjevistische partij, die hij feliciteerde de Russische revolutie in 1917 geleid te hebben, en bekritiseerde haar « stalinistische afwijking » na de dood van Lenin. De toekomstige ontwikkeling van de PSU is nog niet duidelijk. Een hergroepering van verschillende bureaucratische partijen zou onvermijdelijk hetzelfde beleid betekenen: sociale hervormingen, betaald met de olie-inkomsten van de staat, opgelegd van de top naar de basis. Deze hervormingen betekenen een verbetering van de levensomstandigheden van een deel van de bevolking, maar enkel een totale breuk met de markteconomie kan de armoede bannen en welzijn voor de massa’s tot stand brengen.

    Een revolutionaire socialistische partij, gebaseerd op de arbeidersklasse en haar belangen, is essentieel om deze laatste voor te bereiden op het vervullen van haar historische taak. Deze partij zou de actieve participatie moeten garanderen van arbeiders en armen, voor een democratisch verloop van discussies en beslissingname moeten instaan, en de permanente afzetbaarheid van verkozenen – die niet meer zouden mogen verdienen dan een gemiddeld arbeidersloon – voorop moeten stellen. De arbeidersklasse moet de hoofdrol spelen in het revolutionair proces, hier lessen uit trekken, en haar ervaring en revolutionair programma opbouwen.

  • Ortega ingehuldigd als nieuwe president in Nicaragua

    We kregen een verslag vanuit Nicaragua over de inhuldigingsplechtigheid van de nieuw verkozen Sandinistische president Daniel Ortega. Een grote massa verzamelde in de hoofdstad Managua om de plechtigheden bij te wonen. Een hoogtepunt was alleszins de toespraak van de Venezolaanse president Chavez.

    Door een correspondent in Nicaragua

    Er waren twee inhuldigingsplechtigheden voor Ortega. Eerst was er een officiële met allerhande staatshoofden, de overhandiging van het presidentslint en de geweerschoten voor de nieuwe president. Daarna volgde op de voormalige Plaza de la Revolución de plechtigheid voor het volk.

    Die laatste begon uiteindelijk rond 19u, toen het al donker was. Eerst werd aangekondigd dat rond 15u zou gestart worden, maar dat werd dus al gauw enkele uren later. Op het plein waren er meer dan 200.000 mensen uit heel het land. Er waren bussen, vrachtwagens, auto’s,… uit heel het land. Om een voorbeeld te geven: vanuit de noordelijke stad Ocotal (meer dan 4 uur rijden van Managua) waren er 43 bussen en 39 vrachtwagens met samen iets meer dan 6.000 mensen.

    Rond 19u begonnen de feestelijkheden uiteindelijk. Er was eerst een klein vuurwerk en een lasershow. Er volgde een opname van een toespraak van de revolutionaire figuur Carlos Fonseca (die in 1976 overleed). Dat zette de toon voor een strijdbare plechtigheid.

    Daniel Ortega werd aangekondigd als de ‘Commandante’. Naast Ortega waren er een reeks gasten waaronder Hugo Chavez (Venezuela), Evo Morales (Bolivië), de vice-president van Cuba (die Fidel verving), Rafael Correa (Ecuador) en ook de president van Taiwan. Het enthousiasme voor die laatste was echter beduidend beperkter op het plein. Op de officiële plechtigheid waren er ook een reeks rechtse staatshoofden zoals Uribe (Colombia), Torrijos (Panama) of Arias (Costa Rica).

    De avond werd geopend door Hugo Chavez die van wal stak met een strijdbare toespraak. Chavez is een goede spreker en had de aanwezigen op het plein volledig mee. Hij sprak zich fel uit tegen het imperialisme en stelde dat de keuze er één is tussen “socialismo o muerto”. Hij roemde ook de strijdbaarheid van Ortega en stelde dat er voor Latijns-Amerika een nieuw tijdperk is aangebroken. Chavez eindigde zijn toespraak met de overhandiging van een replica van de sabel van Simon Bolivar aan Ortega.

    Na Chavez volgde Morales die sprak over de nationalisatie van de natuurlijke rijkdommen op het continent en de noodzaak van strijd tegen het imperialisme. Dit werd gevolgd door het strijdlied ‘El Pueblo Unido’ dat luidkeels werd meegezongen door de 200.000 aanwezigen die duizenden zwart-rode FSLN vlaggen lieten wapperen. (FSLN is het Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront). Onder de aanwezigen waren er zowel ouderen als jongeren, velen hadden 16 jaar op dit moment gewacht. De verwachtingen in Ortega en de Sandinisten zijn dan ook erg groot.

    Uiteindelijk nam ook Ortega zelf het woord. Hij sprak gedurende meer dan een uur en beperkte zich tot vrij vage stellingen. Hij stelde dat hij armoede wil bestrijden, zich verzetten tegen de privatisering van de energiesector en vooruit wil naar het “nieuwe Nicaragua”. Dat is vrij vaag en het blijft afwachten of Ortega effectief zal ingaan tegen de neoliberale logica. Alleszins is de retoriek opvallend anders dan onder de heerschappij van het liberale PLC. Bovendien kondigde Ortega aan dat Nicaragua zal toetreden tot de ALBA (de door Chavez gelanceerde tegenhanger voor de door de VS gesteunde FTAA vrijhandelszone).

    Het was opvallend dat ook in alle live uitzendingen op televisie de aanwezigheid van Chavez, Morales en de Cubaanse vice-president prominent benadrukten. Blijkbaar wou Ortega daarmee antwoorden op de vele vragen in de kranten naar de koers van Ortega: zou hij de weg van Chavez volgen of eerder neigen naar een “West-Europees” sociaal-democratische positie zoals Lula (Brazilië) en Bachelet (Chili).

    Tijdens de inhuldigingsplechtigheid leek Ortega de kaart van Chavez te trekken. Het is nog te vroeg om daar conclusies uit te trekken, maar met de inhuldigingsplechtigheid zijn verwachtingen gecreëerd.

    Tijdens de plechtigheden gold een algemeen alcoholverbod gedurende 36 uur, een verbod op het vertonen van vuurwapens en messen. Er waren 8.000 agenten en soldaten op de been, maar alles verliep rustig. Een deel van de bevolking heeft enorme verwachtingen in Ortega, maar een groot deel vindt hem even corrupt als de andere politici. Een partij die zich links van de Sandinisten profileerde, de MRS (Sandinistische Herstelbeweging), haalde in Managua 15% van de stemmen. Dat waren voornamelijk linkse proteststemmen tegen Ortega.

    Het is dus duidelijk dat er een zoektocht is naar een alternatief na de donkere neoliberale jaren. Het politieke debat staat op dat punt in Latijns-Amerika al heel wat verder dan in Europa, maar we kunnen er zeker belangrijke lessen uit trekken.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop