Category: Latijns-Amerika

  • Braziliaanse verkiezingen. Lula haalt het niet in de eerste ronde

    De eerste ronde van de Braziliaanse verkiezingen leidde niet tot het resultaat dat gehoopt werd door de huidige president die zichzelf wil opvolgen, Luis Inácio Lula da Silva van de Arbeiderspartij (PT). De linkse kandidate Heloísa Helena van de PSOL haalde 6,85% (6,5 miljoen stemmen).

    André Ferrari vanuit Brazilië.

    Lula en de PT, en zowat de volledige media, gingen uit van een beslissende overwinning van Lula in de eerste ronde. Maar uiteindelijk haalde hij 48,61% van de stemmen met de coalitie die geleid wordt door de PT. Hierdoor komt er een tweede ronde tegenover Geraldo Alckmin, de ex-gouverneur van de deelstaat São Paulo en de presidentskandidaat van de PSDB (Partij van de Braziliaanse Sociaal-Democratie) die 41,64% behaalde.

    Een belangrijk nieuw gegeven bij deze verkiezingen was de 6,85% die werd behaald door senator Heloísa Helena van de PSOL (Partij voor Socialisme en Vrijheid), een nieuwe linkse partij die in 2004 werd opgericht en die nu aan de verkiezingen deelnam als onderdeel van een links front waaraan ook PSTU (Verenigde Socialistische Arbeiderspartij) en PCB (Braziliaanse Communistische Partij) deelnamen.

    Gedurende de twee laatste weken van de campagne werd de steun aan Lula aangetast door een nieuw schandaal waarin leiders van de PT betrokken waren. De federale politie pakte verschillende PT-leden op die 1,7 miljoen reals (800.000 dollar) wilden betalen aan een criminele bende voor een zogenaamd dossier om de PSDB en de vorige regering van Cardoso te verbinden aan corruptie. Het dossier zou gebruikt worden om de presidentskandidaat van de PSDB, Alckmin, te verzwakken. Ook zou geprobeerd worden om de gouverneur van de deelstaat São Paulo, José Serra, in discrediet te brengen. Serra was destijds minister van gezondheidszorg onder Cardoso.

    Dit plan is niet gelukt. Alckmin gaat door naar de tweede ronde en Serra slaagde erin om herverkozen te worden als gouverneur met 58% van de stemmen, tegenover 32% voor Aloso Mercadante, de kandidaat van de PT.

    De bekendmaking van de poging van PT-leden om criminelen om te kopen en het feit dat de bron van het geld nog steeds niet duidelijk is, naast het feit dat Lula niet deelnam aan televisiedebatten, vormden belangrijke oorzaken van het feit dat Lula nog een tweede ronde nodig heeft.

    Het schandaal rond het crimineel dossier leidde reeds tot het ontslag van de nationale PT-voorzitter Ricardo Berzoini, de belangrijkste organisator van de campagne van Lula, en Hamilton Lacerda, één van de centrale organisatoren van de PT-campagne in de deelstaat São Paulo.

    Dit schandaal komen bovenop eerdere schandalen rond een aantal hooggeplaatste PT-leden en ministers die ontslag moesten nemen omwille van corruptie. Het belangrijkste daarbij was een schandaal rond de “maandelijkse toelage” waarbij grote sommen smeergeld werden betaald om parlementsleden om te kopen.

    Een neoliberale regering

    De regering-Lula ging in 2005 door een diepe politieke crisis omwille van deze corruptieschandalen. Op het hoogtepunt van de crisis, slaagde de regering er enkel in om te overleven omdat de rechtse oppositie bang was dat de situatie uit de hand zou laten en henzelf uiteindelijk zou betrekken waardoor de crisis zich zou uitbreiden tot het volledige politieke regime.

    De regering-Lula heeft bespaard in de begroting om de publieke schulden aan de banken terug te betalen. De regering heeft een reeks neoliberale hervormingen doorgevoerd die enkel in het belang van de heersende klasse zijn.

    Eind dit jaar zal Lula zijn vierde regeringsjaar afsluiten. In die periode zal hij meer dan 300 miljard dollar betaald hebben aan interesten op overheidsschulden. Om hun tevredenheid te tonen, zijn de bankiers en speculanten, zowat de belangrijkste financiële donoren geworden van de verkiezingscampagne van de PT. Ze betaalden meer aan de PT dan aan de PSDB.

    De regering van Lula heeft een bewust beleid gevoerd om een electorale basis op te bouwen door een aantal cadeaus aan de bevolking zoals de familietoelage. Door 2,5 miljard dollar per jaar uit te geven, kan Lula zo’n 30 dollar per maand geven aan zowat 8 miljoen families (dus meer dan 30 miljoen mensen). Op die manier kan Lula zijn electorale basis onder de armsten en minst georganiseerden van het land behouden, zeker in de noord-oostelijke regio van het land.

    De regering heeft ook geprobeerd om een sociaal imago op te bouwen inzake toegang tot de universiteiten. Dat was een breed gedragen eis en één van de centrale punten in de verkiezingscampagne van Lula. Hij slaagde er echter in om die sociale eis te koppelen aan een neoliberaal privatiseringsbeleid. De hervormingen van de universiteiten zijn gebaseerd op het idee dat overheidsmiddelen worden aangewend om private universiteiten te financieren;

    De belangrijkste reden waarom zo velen opnieuw voor Lula hebben gestemd, is het gebrek aan een politiek alternatief. Er is ongenoegen tegenover de regering-Lula, maar het beleid van de regering-Cardoso van de PSDB zit nog vers in het geheugen. Het linkse alternatief van de PSOL en het Linkse Front speelde een belangrijke rol om duidelijk te maken dat de polarisatie tussen PT en PSDB een valse polarisatie was, maar dit linkse alternatief werd door de meerderheid van de arbeiders nog niet gezien als een geloofwaardig electoraal alternatief.

    Strijdbewegingen

    De verkiezingsuitslag van Lula verschilde enorm van die bij de verkiezingen van 2002. Toen was er een enorme hoop en enthousiaste steun voor sociale verandering door de PT. Velen stemden ditmaal met de neus dichtgeknepen. Ze rechtvaardigden hun stem als één voor ‘het minste kwaad’. Er zal geen blind vertrouwen zijn in de PT en de regering tijdens haar tweede termijn.

    Als hij herverkozen wordt, zal Lula proberen om zijn neoliberale hervormingen verder door te voeren. Daarenboven zal de regering proberen een besparingsbeleid te voeren met nog meer aanvallen die nodig zullen zijn om de schulden terug te betalen.

    Het scenario zou niet anders zijn als Alckmin de verkiezingen wint. In dat geval zullen er scherpere confrontaties zijn tussen de regering en de vakbonden en sociale bewegingen. De kans op intensere strijd, onder de arbeiders in zowel de openbare als de private sector naast de landloze arbeiders en de jongeren, wordt veel groter.

    De PT en de linkerzijde

    Vanuit de regering worden Lula en het linkse verleden van de partij zorgvuldig gebruikt om de arbeiders te verwarren en hen te verdelen, om zo een groeiende radicalisering van de strijd tegen te gaan. De regering heeft het meest strijdbare vakbondsdeel van de CUT (vakbondsfederatie) opgenomen in de regering en zelfs minister van arbeid gemaakt. Hetzelfde gebeurde met de UNE (studentenvakbond). Zelfs strijdbare en erg radicale bewegingen zoals de MST werden deels geneutraliseerd in de regering.

    Er was arbeidersstrijd – onder de ambtenaren, in de privé-sector (bvb bij Volkswagen en de huidige staking bij de banken) – maar dit bleef meestal geïsoleerd. In het algemeen werden geen overwinningen afgedwongen en kon niet gerekend worden op de oude arbeidersorganisaties om de strijdbewegingen te verenigen.

    Dit stelt de kwestie van nieuwe strijdorganisaties voor een belangrijke laag van arbeiders. Er zijn plannen om een nationale arbeidersbijeenkomst te organiseren volgend jaar. Dat initiatief komt van organisaties zoals Conlutas (Nationale coördinatie van strijd) en Intersindical. Op die bijeenkomst willen ze een gezamenlijk actieplan opmaken om de aanvallen van de regering te beantwoorden.

    PSOL na de verkiezingen

    De PSOL slaagde er slechts in om drie van haar zeven parlementsleden te laten herverkiezen: Ivan Valente (São Paulo), Chico Alencar (Rio de Janeiro) en Luciana Genro (Rio Grande do Sul). Het huidige parlementslid Babá, één van de stichters van de partij, kwam niet meer op in Pará in het noorden, maar in Rio de Janeiro. Hij werd echter niet verkozen. Hetzelfde gebeurde met parlementslid Maninha (Distrito Federal), João Alfredo (Ceará) en Orlando Fantazzini (São Paulo).

    De PSOL heeft twee regionale parlementsleden in São Paulo (Carlos Giannazi en Raul Marcelo) en één in Rio de Janeiro (Mercelo Freixo). De partij verloor evenwel vier parlementsleden in de deelstaten Santa Catarina, Espírito Santo, Pará en Amapá. Bij de andere partijen van het Linkse Front (PSTU en PCB) werd niemand verkozen.

    De tweede ronde van de presidentsverkiezingen is ook een test voor de PSOL. Heloísa Helena verklaarde dat de partij geen steun zal geven aan Lula of Alckmin en dat geen enkel partijlid publieke steun kan geven aan één van beide kandidaten. De partij roept echter niet op om blanco te stemmen, maar laat de keuze gewoon open. Socialismo Revolucionário (onze Braziliaanse zusterorganisatie) roept op om blanco te stemmen tegen Lula en Alckmin, wat gekoppeld wordt aan de noodzaak om strijd te organiseren tegen de aanvallen die zullen volgen vanuit de volgende regering.

    De toekomst van de PSOL zal afhangen van de mogelijkheid om zich te verbinden aan sociale strijd die de komende periode verder zal ontwikkelen. Socialismo Revolucionário werkt binnen de PSOL waar het opkomt voor een socialistisch programma en voor een concept van een partij die democratisch, militant, internationalistisch is en zich baseert op lokale structuren en actief is in arbeidersstrijd.

    De campagne van Heloísa Helena

    De kandidatuur van Heloísa Helena was een belangrijke stap in de heropbouw van een politieke linkerzijde. Het Linkse Front had een manifest dat vrij goed uitgewerkt was met een oproep om te breken met het imperialisme en het financiekapitaal, de opschorting van de afbetaling van de interne en buitenlandse overheidsschulden, de opbouw van echt democratische instellingen die de nieuwe macht onder de directe controle van de arbeiders en de bevolking zouden plaatsen en de verdediging van de sociale rechten van de arbeiders, vrouwen, zwarten,… tegen de enorme uitbuiting.

    In de peilingen haalde Heloísa Helena 12% van de stemmen en stagneerde Alckmin tijdelijk. Hierdoor hadden sommigen de illusie dat Heloisa voor Alckmin zou kunnen raken en naar de tweede ronde van de verkiezingen zou gaan. Dit zette een enorme druk op Heloisa om haar politiek profiel te matigen.

    De nadruk lag steeds meer op de kwaliteiten van Heloisa, haar moed, integriteit en eerlijkheid. Het alternatief programma klonk steeds gematigder. Met een links programma had Heloisa een bredere steun kunnen krijgen van een belangrijk deel van de verarmde middenklasse en van de arbeidersklasse.Zelfs als een verkiezingsoverwinning onwaarschijnlijk is, kan een dergelijke verkiezingscampagne de basis leggen voor de opbouw van een nieuwe arbeidersbeweging.

  • Sociale onrust leeft op in Mexico

    Het Amerikaanse blad Wall Street Journal had in haar weekendeditie begin september als titel: “Sociale onrust zet Mexico in brand”. Op vrijdag 6 oktober bracht het Spaanse dagblad El Pais een artikel van Ignacio Sotelo met als titel: “Mexico – een pré-revolutionaire situatie”. Deze titels geven correct aan wat het belang en de omvang is van de strijd die momenteel in Mexico plaatsvindt na de massale verkiezingsfraude die de rechtse kandidaat Felipe Calderón aan de macht bracht.

    Tony Saunois

    Felipe Calderón van de PAN (Partido Acción Naciónal) werd uitgeroepen tot winnaar van de presidentsverkiezingen in juli. Sindsdien waren er in Mexico-stad wegblokkades door het opzetten van een tentenkamp door duizenden aanhangers van de radicale populist López Obrador (ALMO), de presidentskandidaat van de PRD (Partido Revoluccionario Democratico).

    Het is te vroeg om de situatie in Mexico nu reeds op nationaal vlak te omschrijven als pré-revolutionair in de betekenis die daaraan wordt gegeven door marxisten, maar er zijn elementen van een dergelijke situatie die zich ontwikkelen en een massale sociale onrust komt tot uiting.

    De laatste massale mobilisatie was de volksvergadering met naar schatting anderhalf miljoen aanwezigen op 16 september, de dag van de nationale onafhankelijkheid van Mexico. Deze massale bijeenkomst verkoos Obrador als “president” van een parallelle regering die zich ertoe verbindt om massaal campagne te voeren met “burgerprotest” gericht tegen de aanstelling van Calderón als nieuwe president op 1 december. Ook zal de parallelle regering strijd voeren tegen iedere poging van de nieuwe regering om haar neoliberale agenda op te leggen.

    Deze campagne gaat gepaard met massale strijd door de arbeiders, boeren en anderen sinds verschillende maanden. De recente ontwikkelingen zorgen echter voor een nieuw hoofdstuk in de strijd van de Mexicaanse massa’s. Met de enorme revolutionaire tradities van Mexico, die teruggaan op de revolutionaire periode 1910-1920, zijn de heersende klasse en haar vrienden van de regering-Bush bijzonder bang van wat gaat komen. Als “neo-koloniaal” land met landgrenzen aan een belangrijke imperialistische mogendheid, kunnen sociale opstanden niet enkel in Mexico en Latijns-Amerika belangrijke gevolgen hebben, maar ook in de VS zelf waar er een grote groep Hispanics van Mexicaanse afkomst leeft. Sinds de revolutie van 1910-1920 kent Mexico een sterke en vrij bewuste arbeidersklasse. De bevolking is sinds 1910 geëxplodeerd van 15 miljoen tot 100 miljoen vandaag. In 1910 leefde slechts 29% in de steden, terwijl dit nu 75% bedraagt. 55% van de arbeiders werken in de dienstensector. De geschiedenis van de Mexicaanse revolutie staat diep gegrift in het bewustzijn van de massa’s.

    De krant Wall Street Journal stelde: “De bittere strijd na de verkiezingen heeft een deel van Mexico naar boven gebracht waarvan gedacht werd dat het materiaal voor de geschiedenisboeken was.” (WSJ, 1 september). Hetzelfde artikel vergeleek de actuele situatie met de periode die aanbrak in 1913 na de moord op president Francisco Madero, “de periode die de Mexicanen nu hun ‘revolutie’ noemen” (WSJ). De prominente Mexicaanse historicus en politieke tegenstander van Obrador, Enrique Krauze, waarschuwt: “Er mag niet aan getwijfeld worden dat López Obrador een revolutionaire bedreiging vormt. Dit is geen grap. Ik hoop dat hij er niet in zal slagen en dat de democratie het zal halen. Maar toch is het belangrijk dat de bevolking weet wat er op het spel staat.” (WSJ 1 september)

    Het is echter niet zozeer López Obrador die een revolutionaire bedreiging vormt, de echte dreiging komt van de massa’s van arbeiders, boeren, studenten en anderen die uitgebuit worden door het kapitalisme en die nu hun steun verlenen aan Obrador. Diens radicale programma spreekt zich uit tegen corruptie, armoede en inefficiëntie, maar blijft beperkt binnen de limieten van het kapitalisme met als doel om dat systeem “op te kuisen” en een meer “menselijke” vorm van het kapitalisme tot stand te brengen.

    De heersende klasse vreest terecht dat Obrador aan de macht kan komen en dat die overwinning de deur zou openzetten voor een massale beweging van stakingen en bezettingen die van de regering eisen dat verder wordt gegaan dan aanvankelijk bedoeld door die regering. Die angst is terecht. Mexico is een kruidvat dat in een proces van sociale explosie zit. Het is duidelijk dat de nieuwe regering van Calderón, als die er al in slaagt om president te worden, geen enkele autoriteit of geloofwaardigheid zal hebben. Er zal massale strijd plaatsvinden en deze vindt nu ook al plaats.

    Zelfs voor de presidentsverkiezingen waren er reeds acties van duizenden mijnwerkers in Lázaro Cárdenas, Michoacán. Daarbij waren er confrontaties met de politie en kwamen er twee mijnwerkers om. Staalarbeiders gingen 141 dagen in staking waarbij ook de haven werd gesloten. Er waren gevechten met de politie en de kantoren van het staalbedrijf werden platgebrand. De staalarbeiders wonnen al hun eisen af en dwongen het bedrijf om hen te betalen voor iedere dag dat ze in staking waren.

    Mexico kent een sterke en gesyndiceerde arbeidersklasse met 10 miljoen vakbondsleden. Dat zijn voornamelijk de officiële vakbonden die verbonden zijn met het vroegere regime van de PRI (Partido Revolucionario Instituciónal) dat het land 70 jaar lang heeft geleid in een steeds repressiever en corrupter systeem met een sterke overheidssector in de economie.

    Het neoliberale PAN kwam in 2000 aan de macht en staat voor een kapitalistisch en imperialistisch beleid. Het imperialisme is erg geïnteresseerd in de overheidsbedrijven in de olie-, elektriciteits- en watersector naast andere diensten. Zelfs de corrupte officiële vakbondsleiders moeten nu acties ondernemen onder de druk van hun leden en moeten ook acties ondernemen als ze hun eigen positie willen veilig stellen.

    400.000 arbeiders die actief zijn in de sector van de sociale zekerheid dreigen met acties vanaf midden november. De leider van die vakbond is een aanhanger van Obrador. De leiding van de elektriciteitsarbeiders in Mexico-stad dreigt ook met stakingsacties om private investeerders buiten te houden en om Obrador te steunen. Op een massale bijeenkomst stelde vakbondsleider Fernado Amezcua: “We zullen niet toelaten dat onze nationale rijkdom wordt geplunderd.” Onder het oude regime van de PRI zorgde de vakbondsleiding ervoor dat de arbeidersbeweging onder controle bleef en dit in ruil voor toegevingen aan de machtige overheidssector. Nu dit onder druk komt te staan, zullen er massale strijdbewegingen plaatsvinden.

    Er waren (zeker voor de neokoloniale wereld) belangrijke toegevingen afgedwongen door de Mexicaanse arbeidersklasse. De imperialisten willen dat nu echter ongedaan maken. Ze willen de arbeidswet uit de jaren 1930 hervormen (die wet werd doorgevoerd door het radicale populistische regime van Cardenas die de olie-industrie nationaliseerde en overigens ook politiek asiel gaf aan Leon Trotski). Op basis van die wetgeving was het mogelijk dat de hoogste lonen die werden onderhandeld door een vakbond en een bedrijf automatisch werden opgelegd in heel de sector, zelfs in bedrijven waar er geen vakbond bestond. Nu durft zelfs de neoliberaal Calderón niet raken aan die bepaling omdat hij bang is dat een dergelijke aanval nog meer sociale onrust zou veroorzaken.

    Alle commentatoren vrezen dat de toekomstige strijd in Mexico nu reeds naar voor komt in wat we zien in de staat Oaxaca waar een massale volksopstand plaatsvindt. Het begon als een militante staking van de leraars rond de kwestie van de lonen, maar het ontwikkelde tot ene massale opstand waarbij het ontslag wordt geëist van de gouverneur, Ulises Ruis van de PRI.

    70.000 leraars zijn in de staat in staking sinds begin mei. Hierdoor kunnen 1,3 jongeren niet naar school. De staat heeft de leraars een volledige loon moeten uitbetalen. De leraars hebben een sterke militante traditie. Sinds de jaren 1980 zijn ze elk jaar in staking gegaan om een hogere loonsverhoging te eisen dan wat werd overeenkomen door de nationale vakbondsleiding. Na een mars op Mexico-stad kregen ze gewoonlijk enkele honderden dollars extra. Dit jaar werden de onderhandelingen afgebroken waarop de leraars uit Oaxaca een totale verhoging van het budget eisten met 100 miljoen dollar en daarvoor in staking gingen. Enrique Rueda, leider van de lerarenvakbond in Oaxaca, stelde: “We hebben geleerd om voor alles dat we krijgen te vechten, anders krijgen we nergens enig gehoor.”

    De hoofdstad van de deelstaat wordt nu al drie maanden belegerd. Toeristen kunnen niet langer ene bezoek brengen aan deze koloniale stad. De gouverneur moet zich verschuilen en het regionale parlement moet heimelijk vergaderen in een hotel. De Volksvergadering van Oaxaca (APPO) werd opgezet om de leraars te ondersteunen en coördineert nu honderden sociale organisaties, vakbonden, politieke groepen en organisaties van de indigene bevolking. Het heeft de stad virtueel overgenomen en zorgt ook voor de veiligheid. De politie verdween en kwam enkel even terug toen het enkele activisten neerschoot. Er zijn jongerengroepen die door de stad trekken en groepen leraars op de straathoeken. Velen van hen zijn gewapend met machetes om ervoor te zorgen dat alles geordend verloopt.

    De APPO heeft een avondklok ingevoerd en een verbod op foto’s omwille van het gevaar dat er foto’s zouden genomen worden door de geheime diensten. Acht private radiozenders werden overgenomen door de opstandelingen om zo hun eisen en actie-oproepen te verspreiden en de beweging mee te helpen coördineren. De gouverneur verbergt zich en ook de rechters verstoppen zich. Er zijn elementen van een duale macht aanwezig en er bestaat een pré-revolutionaire situatie. Dit houdt in dat de oude kapitalistische staatsmachine haar controle deels heeft verloren en dat delen ervan werden overgenomen door de arbeidersklasse en haar aanhangers, maar de arbeiders hebben nog niet de volledige controle verkregen en de oude staatsmachine bestaat nog (ook al is die verzwakt).

    Zo’n situatie kan niet onbeperkt blijven duren, zeker niet indien het geïsoleerd is in één staat. De beweging kan dan uitdoven of zelfs neergeslagen worden. De regering heeft zich tot nu toe weerhouden van een brutale repressie tegen de beweging omdat het een nog grotere crisis vreest. Zo’n maatregelen kunnen op een bepaald ogenblik echter wil ingezet worden om de massa’s op nationaal vlak af te schrikken van het idee van een opstand. De belangrijkste eisen van de beweging richten zich op het ontslag van de gouverneur, maar het is dringend noodzakelijk om de beweging nationaal open te trekken en uit te breiden met protestacties en stakingen in solidariteit met de bevolking van Oaxaca. Het is opvallend dat Obrador een zekere afstand heeft gehouden tegenover de beweging en de nationale strijd wil beperken tot “vreedzaam burgerprotest”. De opstand in Oaxaca is echter een voorbode van de beweging die er zit aan te komen in Mexico in de komende maanden en jaren.

    Terwijl deze strijd zich ontwikkelt in Mexico wordt de noodzaak van eigen arbeidersorganisaties dringender. Onafhankelijke organisaties, een eigen partij en een programma om het kapitalisme omver te werpen. Daarbij is het dringend noodzakelijk om te komen voor een democratisering van de vakbonden die nog steeds op corporatistische basis worden geleid door een machtige ondemocratische bureaucratie. Vrije democratische verkiezingen van de vakbondsleiding en een democratische controle op de vakbonden door de basis zijn dringend en noodzakelijk.

    Tegelijk is er nood aan een campagne om te bouwen aan een 24-urenstaking op nationaal vlak als eerste stap om te vermijden dat Calderón de eed kan afleggen als president. Een campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid, zoals voorgesteld door Obrador, zal niet volstaan om de corrupte gangsters te stoppen die de verkiezingen hebben gestolen van de Mexicaanse bevolking.

    Democratisch verkozen strijdcomités zijn nodig in alle werkplaatsen, universiteiten, arbeiderswijken, onder arme boeren en anderen die zich verzetten tegen het bestaande systeem. Dergelijke comités met verkozen vertegenwoordigers moeten het voorwerp zijn van permanente afzetbaarheid en volledige verantwoording verschuldigd zijn aan massabijeenkomsten. Ze moeten lokaal, regionaal en nationaal gecoördineerd worden. Dergelijke organen kunnen een echte democratische uitdrukking en organisatie worden van de beweging en de basis om de strijd vooruit te brengen.

    Vanuit deze beweging blijkt ook de dringende nood aan een eigen partij van de arbeidersklasse die opkomt voor haar belangen en een revolutionair socialistisch programma ontwikkelt. Obradar stelde dat Mexico nood heeft aan een revolutie. Hij ziet die ‘revolutie’ als iets binnen het kapitalistisch systeem. Er is nood aan een revolutie die breekt met het juk van het kapitalisme en het grootgrondbezit in Mexico. Als dit niet wordt gedaan, zal het niet mogelijk zijn om tegemoet te komen aan de verwachtingen van de massa’s die vandaag de campagne van Obrador steunen.

    De beweging om te vermijden dat Calderón op 1 december de eed kan afleggen als president en tegen zijn regering indien deze kan gevormd worden, moet een onderdeel vormen van de strijd voor een regering van arbeiders en boeren met een revolutionair socialistisch programma. Door zich te verbinden met bewegingen in Venezuela en Bolivië en het voltooien van een socialistische revolutie in die landen, samen met het doorvoeren van een echte arbeidersdemocratie in Cuba, zou het mogelijk maken om te komen tot een democratisch socialistische federatie van die landen samen met Mexico. Het kapitalisme en het grootgrondbezit in Latijns-Amerika zouden te maken krijgen met een sterke oppositie. Het zou ook de deur openzetten voor de steun van de arbeiders en armen in de VS. Dat is de uitdaging waar socialisten en Mexicaanse arbeiders vandaag voor staan naarmate de strijd scherper wordt.

  • Mexico. "Indien er geen oplossing komt, volgt een revolutie"

    Twee maanden deed de rechtbank verantwoordelijk voor de verkiezingen erover om te beslissen wie nu eigenlijk de Mexicaanse presidentsverkiezingen van 2 juli had gewonnen. Volgens de rechtbank was dat Felipe Calderon van de Partij van Nationale Actie (PAN, een rechtse liberale en pro-Amerikaanse partij).

    Jean Peltier

    Twee maanden deed de rechtbank verantwoordelijk voor de verkiezingen erover om te beslissen wie nu eigenlijk de Mexicaanse presidentsverkiezingen van 2 juli had gewonnen. Volgens de rechtbank was dat Felipe Calderon van de Partij van Nationale Actie (PAN, een rechtse liberale en pro-Amerikaanse partij).

    De reden waarom het zo lang duurde eer het resultaat bekend werd gemaakt, was de enorme protestbeweging die gedurende heel de zomer haar steun voor de oppositiekandidaat en voormalige burgemeester van Mexico-stad, Andrés Manuel Lopez Obrador (ALMO), naar voor bracht op straat.

    ALMO sprak zich uit tegen de enorme verkiezingsfraude en eiste een volledige hertelling van de stemmen. De rechtbank heeft die hertelling beperkt tot 9% van de stemmen. Daarbij werd het argument gebruikt dat er nooit "perfecte verkiezingen" zijn! Het is nochtans evident dat er heel wat fraude was en dit op een grote schaal. Er waren klachten over duizenden kiesbureau’s waar onregelmatigheden werden vastgesteld.

    De protestbeweging tegen de verkiezingsfraude is de belangrijkste beweging die het land ooit heeft gekend. Er waren massale betogingen met tot een miljoen deelnemers. Er werden tentenkampen opgezet in Mexico-stad over een gebied van meer dan 2 kilometer lang. Hierdoor werd het verkeer in de stad ernstig bemoeilijkt.

    De actievoerders leken bij het opzetten van de tentenkampen geïnspireerd te zijn door de "oranje revolutie" in de Oekraïne na de frauduleuze verkiezingen die leidden tot de val van de pro-Russische president in december 2004. In tegenstelling tot de Oekraïne, kan de protestbeweging in Mexico echter niet rekenen op een massale aandacht in de media.

    De meeste media stelden steeds opnieuw dat de wettelijke procedures werden nageleefd bij de verkiezingen. Dat is niet zo verwonderlijk als men weet dat de nieuwe "verkozen" president Calderon net zoals zijn voorganger Fox, een trouwe aanhanger is van de Amerikaanse regering en president Bush persoonlijk. Bush feliciteerde Calderon reeds en wellicht waren de gelijkenissen met zijn eigen "verkiezingsoverwinning" hem ook niet ontgaan.

    Tijdens de verkiezingscampagne had Lopez Obrador als lijsttrekker van de Partij voor Democratische Revolutie (PRD) zijn verbale uithalen naar de rijken, de corruptie en het VS-imperialisme opgedreven. Hij stelde steeds dat hij wel met de Mexicaanse patroons wil samenwerken, maar dan enkel met diegenen die niet corrupt zijn.

    Het discours van ALMO vond een echo onder bredere lagen van de arbeiders en de armen in heel het land. Mexico kent een zekere economische groei, maar wordt vooral gekenmerkt door enorme sociale verschillen en tegenstellingen. Sinds 2000 zijn zo’n 6 miljoen Mexicanen hun land ontvlucht om in de VS een beter leven op te bouwen. Volgens een rapport van de Verenigde Naties vormt het geld dat Mexicaanse vluchtelingen in de VS naar huis sturen de tweede belangrijkste bron van inkomsten na de olie.

    In die omstandigheden kan de protestbeweging tegen de verkiezingsfraude snel een grote dimensie aannemen. De afgelopen weken kwamen steeds meer slogans als "Indien er geen oplossing komt, volgt er een revolutie". De Mexicaanse burgerij is echter bang van ALMO. Niet omdat ALMO een anti-kapitalist of een revolutionair zou zijn, maar wel omdat de burgerij bang is dat ALMO onder druk van de beweging radicalere acties zou moeten ondernemen en dat er een nieuwe golf van strijd zou ontwikkelen.

    Er wordt gevreesd dat er een veralgemening zou komen van de situatie die sinds juli bestond in de deelstaat Oaxaca (één van de armste regio’s van het land) waar een staking van de leraars snel leidde tot een algemene actie met ook andere lagen van de arbeidersbeweging. Dit leidde tot een massale opstand die het ontslag eiste van de gouverneur van Oaxaca. Er waren betogingen met honderdduizenden aanwezigen, de wegen werden geblokkeerd, overheidsgebouwen bezet en er kwam een Volksvergadering van de bevolking van Oaxaca om de beweging te coördineren.

    Onder druk van de beweging heeft ALMO de creatie van een "volksregering" aangekondigd die hij plaatst tegenover de officiële regering "van de politieke maffia en de witteboordencriminelen." Het is moeilijk om in te schatten hoe ver AMLO zal willen gaan. Zal hij zich beperken tot een parallelle regering in het kader van het parlement, of zal hij dat ontwikkelen als middel om de strijd en de mobilisatie te te versterken in de aanloop naar het effectieve aantreden van Calderon op 1 december?

    De massale acties van de afgelopen weken heeft de enorme kracht van de beweging aangetoond. Maar om Calderon effectief te verdrijven en komaf te maken met het systeem van uitbuiting, zal de beweging verder moeten gaan. Er zullen banden moeten worden gesmeed met de vakbonden. Er is nood aan demcoratisch verkozen comités op de werkvloer, in de wijken en aan de universiteiten om te mobiliseren naar een algemene staking. De omvang van de beweging toont ook de noodzaak aan van een partij die dagelijks opkomt voor de belangen van de arbeiders en de boeren door op te komen voor een socialistisch alternatief dat een einde maakt aan armoede, werkloosheid en ongelijkheid.

  • Wat gebeurt er met Cuba na Castro?

    Zal Cuba dezelfde weg opgaan als Rusland en Oost-Europa na de val van de Berlijnse Muur in 1989 met een terugkeer naar het kapitalisme? Die vraag kwam recent op de voorgrond door de ziekte van Fidel Castro en de tijdelijke machtsoverdracht aan zijn broer Raúl Castro in augustus. Het VS-imperialisme wil uiteraard een ‘regimeverandering’, en dan niet enkel een andere regering maar ook een ander sociaal systeem.

    Dossier door Peter Taaffe

    In juli stelde een speciaal rapport van de Commissie voor Hulp aan een Vrij Cuba (niet toevallig gecontroleerd door de regering-Bush) dat 80 miljoen dollar werd opzijgezet om haar doelstellingen te bereiken.In tegenstelling tot vroegere rapporten werden delen van dit rapport niet gepubliceerd “wegens veiligheidsredenen”. Dat lijkt erop te wijzen dat een toekomstige militaire interventie van de VS in Cuba niet uitgesloten is. De ziekte van Castro leidde tot grootse feesten onder delen van de 650.000 Cubaanse bannelingen in de VS, uiteraard vooral bij de parasiterende rijke elite die maar al te graag haar “eigendommen” terug in bezit zou nemen. Ze hopen dat dit snel gebeurt na de dood van Fidel Castro.

    Aan de andere kant zijn er miljoenen arbeiders en armen, in het bijzonder in de neokoloniale wereld en Latijns-Amerika, die hopen dat de voorspellingen van het ineenstorten van het Cubaanse regime onterecht zullen blijken. De Cubaanse revolutie heeft van bij haar aanvang in januari 1959 en doorheen haar geplande economie een beeld gegeven van wat mogelijk is voor de mensheid als de samenleving uit het keurslijf van grootgrondbezit en kapitalisme raakt. Fidel Castro en Che Guevara waren toen en nu nog steeds heroïsche figuren voor veel arbeiders en jongeren doorheen heel de wereld.

    Tegen de achtergrond van een brutaal neoliberaal offensief van het kapitalisme in de jaren 1990 en het begin van deze eeuw, slaagde Cuba er in om haar reputatie te versterken. De verwezenlijkingen op vlak van gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs zijn spectaculair in vergelijking met wat voorheen de norm was onder het bewind van de grootgrondbezitters en kapitalisten. Zelfs op een ogenblik dat tal van politici en commentatoren de ziekte van Castro aangrijpen om zich uit te spreken tegen het systeem en de revolutie in Cuba, moeten de meer ernstige journalisten erkennen dat er heel wat verwezenlijkingen zijn in Cuba.

    Zo moest het Spaanse blad El Pais recent erkennen dat Cuba indrukwekkend scoort op een aantal vlakken. Er zijn 200.000 leraars op een bevolking van 11,4 miljoen mensen. Dit betekent dat er voor iedere 57 mensen een leraar is, één van de beste ratio’s van leraars ter wereld en zeker in de neokoloniale wereld. Na de aardbeving in Pakistan en Kasjmir in 2005 stuurde Cuba 2600 dokters en technici om te helpen in de meest getroffen gebieden. Op zes maanden tijd behandelden ze 1.700.000 patiënten of 73% van de slachtoffers met een ziekte. De Cubaanse dokters stonden in voor 14.500 operaties. Daarbovenop werden 1.000 beurzen uitgereikt aan jongeren uit de meest getroffen gebieden om geneeskunde te studeren in Cuba. 32 tijdelijke ziekenhuizen werden door de Cubaanse regering geschonken aan de bevolking om het hoofd te kunnen bieden aan enkele dringende behoeften. In Indonesië stuurde Cuba na de aardbeving van mei 2006 135 gezondheidswerkers die instonden voor 100.000 patiënten. Er werden twee ziekenhuizen gebouwd en achtergelaten door de Cubanen. In 107 verschillende derde wereldlanden werken er 36.000 Cubaanse gezondheidswerkers. Daarbovenop werd door Venezuela en Cuba een gezamenlijk project opgezet om zes miljoen Latijns-Amerikanen gratis operaties aan te bieden als ze deze niet kunnen betalen. Cuba bood ook 100.000 plaatsen aan de Cubaanse universiteit aan om Latijns-Amerikaanse dokters gratis op te leiden.

    De bezittende klassen vrezen wereldwijd dat dit voorbeeld (een geplande economie, ook al wordt ze niet georganiseerd of gecontroleerd door de arbeidersklasse maar door een bureaucratie) nog aantrekkelijker zal worden voor brede lagen van armen in een periode van economische crisis van het wereldkapitalisme. Ondanks die verwezenlijkingen is het behoud van de geplande economie echter niet gegarandeerd, zeker niet bij een eventueel overlijden van Fidel Castro. Zijn imago als held van de revolutie, samen met de figuur van Che Guevara en de stevige sociale verwezenlijkingen van de revolutie, hebben pogingen tot contra-revolutie kunnen tegenhouden. Zelfs in de meest moeilijke omstandigheden van de ‘speciale periode’ van de jaren 1990.

    Aan een zijden draadje

    Na het herstel van het kapitalisme in Rusland, waren er enorme economische problemen in Cuba. Castro stelde hierover: “In geen enkele andere periode bevond gelijk welk land zich in een situatie zoals de onze, het socialistische blok was verdwenen en kwam wij bleven onder een genadeloze blokkade van de VS lijden. Niemand kon zich inbeelden dat iets zeker en vast zoals de zon ooit zou verdwijnen, maar met de Sovjetunie gebeurde dit wel. “Fidel Castro: A biography, Volker Skierka, p.282). Hij stelde verder: “We zullen onszelf verdedigen, omringd door een oceaan van kapitalisme in deze speciale periode”. Een andere schrijver stelde recent: “Er kwam een rantsoenering van het voedsel, maar er was zowat geen boter, melk was er enkel voor kleine kinderen, ouderen en behoeftigen. Er was slechts 250 gram brood per persoon per dag. Zeep, detergent, WC-papier of lucifers waren er amper.”

    De economie ging met 2,9% achteruit in 1990, 10% in 1991, 11,6% in 1992 en 14,9% in 1993. Er was ondervoeding op grote schaal, terwijl dit sinds de revolutie niet meer was voorgekomen. De historische verwezenlijkingen van gratis onderwijs en medische zorgen werden bewaard, maar er kwam een hard besparingsprogramma waar brede lagen onder leden. Eén van de belangrijkste besparingen was het verminderen van de energieconsumptie met 50%. Zoals een commentator het stelde: “De Cubaanse samenleving kwam bijna letterlijk stil te staan – tot de commandante [Castro] het idee had dat de massa’s naar de toekomst konden rijden met paardenkarren en fietsen.” Castro maakte van de nood een deugd en verklaarde: “De speciale periode heeft ook positieve kanten, zoals het feit dat we nu in het tijdperk van de fiets komen. In zekere zin is ook dat een revolutie.”

    Ongetwijfeld was fietsen goed voor de gezondheid van de Cubanen, net zoals de afwezigheid van McDonalds of andere fastfoodketens. Maar het besparingsprogramma volstond niet om te voldoen aan de verwachtingen van de jongeren en de arbeiders om ook toegang te hebben tot moderne technologie, producten, een hogere levensstandaard en vrijheid. Cuba moest noodgedwongen terugvallen op haar eigen middelen en was in staat om geleidelijk aan vooruitgang te boeken met onder meer de ontwikkeling van biotechnologie waardoor Cuba reeds in de vroege jaren 1990 de grootste exporteur werd van biotechnologische producten die worden toegepast in de medische sector, onder meer tegen meningitis, hepatitis B en andere ziektes. In tegenstelling tot multinationals uit de VS en Europa maakte Cuba reeds in 1991 winst met deze sector en was het een concurrent voor de grote bedrijven door aan lage prijzen te leveren aan voornamelijk derdewereldlanden. Deze succesvolle sector van de Cubaanse productie staat echter slechts in voor zo’n 3 tot 5% van de totale export uit het land.

    De mogelijkheden van Cuba om te concurreren in de farmaceutische sector was onlosmakelijk verbonden met het behoud van een degelijke gezondheidssector, een direct gevolg van de geplande economie. Er waren nog steeds 340.000 personeelsleden en 64.000 dokters in Cuba doorheen de ‘speciale periode’. Op dit ogenblik zijn er zelfs 70.000 dokters, of één per 193 inwoners. In Duitsland is dat één per 313 inwoners. Castro was in staat om de levensverwachting in Cuba in stand te houden, terwijl dit bijvoorbeeld in de vroegere Sovjetunie drastisch achteruitging na het herstel van het kapitalisme. “De levensverwachting in het deel van de Sovjetunie dat nu Rusland is, daalde tot 56 jaar, 20 jaar minder dan in Cuba.” Ondanks die elementen ervaart Cuba omwille van haar isolement nog steeds belangrijke tekorten, zelfs op medisch gebied.

    Bovendien begon de werkloosheid, voorheen een ongekend fenomeen, scherp toe te nemen met een werkloosheidscijfer van minstens 8% op 4 miljoen arbeiders. Een Spaanse instelling schatte destijds dat: “in mei 1999 zowat één derde van de Cubaanse arbeiders ofwel geen werk had ofwel ondertewerkgesteld was.” In 1999 stelde de Economische Commissie voor Latijns Amerika van de VN (CPAAL) dat: “de Cubaanse revolutie in 1999 het punt bereikte waar het zich 40 jaar eerder bevond, in 1959.” In de vroege jaren 1990 hing het lot van de revolutie aan een zijden draadje en dat voor het eerst sinds de invasie op de Varkensbaai. De dreiging van contra-revolutie met de terugkeer van kapitalisten en grootgrondbezitters vanuit Miami was reëel. Dat zou leiden tot een nieuwe dominantie door het VS-imperialisme.

    Castro moest noodgedwongen toegevingen doen aan de ‘markt’, dus aan het kapitalisme. Met de ‘dollarisering’ ontwikkelde zich een parallelle economie die zorgde voor relatieve privileges voor wie in de toeristische sector werkte en waar in dollars werd betaald, of voor wie in samenwerkingsverbanden met buitenlandse bedrijven werkte. De sterkste voorstanders van een geplande economie, zoals de dokters en leraars, werden wel nog in pesos betaald en leden daar zwaar onder. De gekende linkse schrijver Richard Gott schreef dat “het staatsmonopolie over buitenlandse handel werd afgeschaft in 1992 en de grondwet werd aangepast om toe te laten dat overheidsbezittingen werden overgedragen aan joint ventures met buitenlandse partners.” Dit betekende dat Cuba op weg was naar een terugkeer naar het kapitalisme, als het tot op zekere hoogte dat punt al niet had bereikt.

    Het klopt dat er in 1995 een amendement kwam op de Cubaanse grondwet waarbij het werd verboden dat buitenlands kapitaal 100% van de aandelen van bedrijven zou verwerven. Maar dit werd in de praktijk niet gevolgd. Castro verklaarde zelf: “Er zijn geen rigide voorschriften. We zijn bereid om ieder voorstel te bekijken.” Maar ondanks al deze moeilijkheden, behield Cuba in essentie een geplande economie. Import en export werd gedaan door Cubaanse bedrijven en andere instellingen die daartoe werden geregistreerd bij de Cubaanse kamer van koophandel. Buitenlandse bedrijven moesten toelating krijgen van het ministerie om activiteiten aan de dag te kunnen leggen.

    Onderhuids ongenoegen

    Er was een zekere decentralisatie. Naar schatting 350 bedrijven kregen toelating om te importeren en te exporteren. Er kwam ruimte voor het buitenlands kapitaal en haar steunpunten in Cuba. Maar een aantal beperkingen bleven standhouden en de import moest goedgekeurd worden. Castro maakte in 2000 duidelijk dat dergelijke toegevingen aan het kapitalisme heel wat beperkingen met zich meebrengen. Aan de directeur van UNESCO, Frederico Mayor Zaragoza, stelde hij: “Als algemeen principe geldt dat niets in Cuba geprivatiseerd wordt als het geschikt is voor bezit door de natie of een arbeiderscollectief. Onze ideologie en onze voorkeur is dat het socialisme niet mag lijken op het egoïsme, de privileges en de ongelijkheden van de kapitalistische samenleving. In ons land is het niet zo dat de toplaag veel bezit, en niets wordt weggegeven aan vrienden of medewerkers. Niets dat efficiënt kan gebruikt worden met een groot profijt voor onze samenleving, zal eindigen in de handen van privé-personen, of dit nu Cubanen zijn of anderen.”

    Het klopt echter niet dat er geen ongelijkheid was in Cuba. De regelmatige campagnes tegen corruptie en privileges die onder meer gevoerd worden door Castro, wijzen op een andere realiteit. De dollarisering van de economie was in feite een nederlaag voor de revolutionaire trots en zorgde voor meer verdeeldheid in de Cubaanse samenleving met een verdere groei van een geprivilegieerde elite. Een wetsverandering zorgde ervoor dat kleine handelsactiviteiten konden worden opgezet en het leidde tot de ontwikkeling van een relatief welvarende kleinburgerij in de stedelijke gebieden. Zoals heel wat gelijkaardige hervormingen die werden doorgevoerd door de stalinistische regimes voor hun val in 1989 in Oost-Europa, de voormalige Sovjetunie of vandaag in China, leidde dit tot de ontwikkeling van een kapitalistische sector. De besparingen zorgden bovendien voor ongenoegen. De sterkere controles van het Cubaanse regime op de dollar kwamen er onder druk van de bevolking in het land.

    Dit volstond echter niet. Het onderhuidse ongenoegen leidde zelfs tot rellen in het centrum van Havana waarin duizenden mensen betrokken waren in augustus 1994. Er waren vooral jongeren die op straat kwamen en stenen gooiden naar de hotels. Voor het eerst waren er ook slogans tegen Castro: “We zijn het beu, we willen vrijheid, weg met Fidel”. De actievoerders botsten op 300 politie-agenten die waarschuwingsschoten losten in de lucht en er leek een scherpe confrontatie te komen tot “plots, de grote leider zelf [Castro] te voorschijn kwam en een discussie begon met de jongeren. De massa werd snel rustiger en luisterde naar hem, waarna de actie werd afgeblazen.” Dat is een voorbeeld van de enorme autoriteit van Castro en de revolutie op dat ogenblik en wellicht is dat ook vandaag nog evenzeer het geval. Op dat ogenblik volstond het om de beweging stil te leggen, maar het ongenoegen bleef onderhuids wel nog aanwezig.

    Strijd tegen corruptie

    De Cubaanse economie heeft zich wat hersteld, deels als gevolg van de economische hulp van Hugo Chavez en Venezuela, handelsakkoorden met China,… Maar er zijn nog steeds tekorten die gepaard gaan met corruptie. Castro erkende dit vlak voor hij ziek werd. Hij baseerde zich op 30.000 jongeren, sociale werkers, om een “strijd van ideeën” te lanceren om het systeem in Cuba te verdedigen en als middel om te strijden tegen corruptie. Deze kracht steunt Castro en de revolutie en doet denken aan de mobilisatie van Mao Zedongs Rode Garde tijdens de Culturele Revolutie van 1966. Voor zijn ziekte probeerde Castro een proces op gang te brengen van hercentralisatie en het beperken van de pro-kapitalistische toegevingen van de jaren 1990. Dat was mogelijk op basis van de steun uit Venezuela en de middelen die uit het toerisme komen. Castro was zich ook bewust van de gevolgen van zijn eventuele overlijden. Hij was bang dat dit zou leiden tot een versterking van de corruptie en wou daarom een soort van Cubaanse versie opzetten van Mao’s Culturele Revolutie, maar uiteraard niet op een zelfde schaal of met dezelfde hooligan-methoden.

    In vijf van de 14 provincies werd de leiding van de Communistische Partij vervangen. Hetzelfde lot werd ondergaan door de ministers van lichte industrie, hoger onderwijs en controle. Een aantal leden van de het 21 personen tellende Politburo werden aan de kant gezet wegens ‘fouten’ zoals het ‘misbruik van vertrouwen’. In een toespraak aan de universiteit van Havana stelde Castro dat er heel wat problemen zijn van corruptie in de economie die door de overheid wordt gecontroleerd. Hij stelde dat dit een bedreiging vormt voor het ‘communistische’ systeem. “We kunnen onszelf vernietigen en dat zal onze schuld zijn”. De jonge sociale werkers, met zwarte of rode T-shirts, worden gemobiliseerd om bijvoorbeeld in benzinestations de verkoop van de weinige benzine te controleren. Daarbij werd duidelijk dat voorheen zowat de helft van de verkochte benzine niet in de boeken terug kwam.

    De vraag is natuurlijk hoe het mogelijk is dat in een ‘democratisch’ socialistisch Cuba waar de macht in theorie gevestigd is bij de massa’s en hun organisaties, nu plots zo’n grootschalige corruptie kan worden aangetoond. Na deze operatie werd de nieuwe Cubaanse “rode garde” gemobiliseerd voor missies om staatsbedrijven te controleren, waar er heel wat misbruiken werden vastgesteld. Ook delen van het leger worden ingezet in de strijd tegen de corruptie. Het leger controleert de haven van Havana waar volledige containers ‘verdwenen’ toen de haven door burgers werd gecontroleerd. Castro is duidelijk bang van het voorbeeld van de val van de Sovjetunie en hoopt een systeem te ontwikkelen waardoor Cuba een gelijkaardige weg kan vermijden.

    Het inzetten van studenten en speciale brigades zal het probleem echter niet oplossen. De kwesties van corruptie, diefstal en bureaucratie zijn geen randfenomenen. Het karakter op zich van de Cubaanse samenleving op zich vormt een probleem: de macht is geconcentreerd bij vertegenwoordigers van de staat, het leger en de Communistische Partij, wat bij tekorten leidt tot misbruik. In de vroege jaren 1990 werd het land geconfronteerd met een catastrofale economische situatie. De Cubaanse leiding met Fidel begon toen een discussie over het veranderen van de grondwet om onder meer rechtstreekse verkiezingen te organiseren. Dat was echter nog steeds in de context van één kandidaat per zetel in het parlement. Die kandidaat zou uiteraard een trouw partijlid zijn. In het beste geval was het een vorm van ‘democratie’ waarbij de kiezers een kandidaat konden kiezen uit een lijst, maar dan van slechts één partij. Tegelijk waren de leden van het Centraal Comité, het Politburo en de Staatsraad onderworpen aan een vetorecht van Fidel Castro.

    Dit leidde tot een beperking van de bureaucratie, zo halveerde het aantal secretarissen van het Centraal Comité van 19 tot 9, maar dit was niet fundamenteel genoeg om het probleem van de machtsconcentratie bij de bureaucratische elite aan te pakken. Heel wat topbureaucraten bleef genieten van privileges tegenover de massa’s. Castro zelf is persoonlijk niet corrupt, ook al werd recent door het magazine Forbes op een absurde wijze beweerd dat Castro één van de rijkste mensen ter wereld zou zijn, en hij kent geen zichtbare of openlijke privileges. Maar het probleem gaat niet om één persoon of een klein aantal mannen en vrouwen die allemaal de geplande economie willen behouden. Het probleem is dat de echte macht bij een kleine toplaag ligt. De grote meerderheid van de arbeiders worden opzijgeschoven en hoogstens geraadpleegd, maar ze hebben geen echte macht.

    Arbeidersdemocratie

    70 jaar geleden stelde Leon Trotski in ‘De Verraden Revolutie’: “Zal de bureaucraat de arbeidersstaat verslinden, of zal de arbeidersklasse korte metten maken met de bureaucraat? … De arbeiders zijn niet zozeer bang dat ze door het buitengooien van de bureaucratie de weg zouden openen naar kapitalistische restauratie." (De Verraden Revolutie, HS 11, marxisme.net). Voor grote delen van de bevolking vat dit wellicht de sfeer samen die op Cuba heerst. Maar het ongenoegen neemt toe, zeker onder de nieuwe generaties. 73% van de Cubaanse bevolking werd geboren na de overwinning van de revolutie van 1959. Een groot deel van de nieuwe generatie is vervreemd en zorgt ervoor dat voor sommigen van hen de revolutie niet gezien wordt als iets van hen zelf. Castro lijkt dit probleem niet te erkennen en is ook niet in staat om maatregelen te nemen die de verworvenheden van de revolutie veilig stellen. Hij verklaarde: “Ik denk niet dat het echt nodig is om meer dan één partij te hebben… Hoe kon ons land standhouden als het opgedeeld was in tien delen? … Ik denk dat de uitbuiting van de ene mens door de andere moet verdwijnen vooraleer er echte democratie kan zijn.”

    Maar zonder echte arbeidersdemocratie – het stoppen van het éénpartijstelsel, echte verkiezingen met arbeidersraden waarvoor iedereen (ook trotskisten) kandidaat kan zijn, strikte controles op de inkomens, met permanente afzetbaarheid van alle verkozen vertegenwoordigers – is de Cubaanse revolutie in gevaar, zeker als Castro verdwijnt. Cuba is geen ‘socialistische’ staat. Zelfs een gezonde arbeidersstaat met arbeidersdemocratie in één land, of enkele landen, zou nog steeds een overgangsvorm zijn tussen het kapitalisme en het beginpunt voor socialisme.

    Cuba is geen gezonde arbeidersstaat zoals dit werd begrepen door Lenin en Trotski, en de marxisten die na hen kwamen. Het is ook geen arbeidersstaat met bureaucratische afwijkingen, zoals sommigen recent stelden. Zo’n regime bestond in de eerste periode na de Russische revolutie tussen 1917 en 1923. De bolsjewieken moesten, volgens Lenin, omwille van de culturele achterlijkheid van Rusland “het oude tsaristische staatsapparaat overnemen met een dun laagje socialistisch vernis.” Dit probleem kon enkel overkomen worden door een wereldwijde verspreiding van de Russische revolutie. In de staat die na 1923 bestond, vochten Trotski en de Linkse Oppositie voor ‘hervormingen’, maatregelen om de ‘bureaucratische afwijkingen’ te beperken. Maar de consolidatie van de bureaucratische elite, gepersonaliseerd door de opkomst van Stalin, zorgde ervoor dat er niet zozeer nood was aan ‘hervormingen’ maar aan het omverwerpen van de stalinistische staat en de bureaucratie in Rusland om stappen te kunnen zetten in de richting van het socialisme.

    Cuba en haar revolutie hadden heel wat andere kenmerken dan de Russische Revolutie en Castro was niet Stalin (zie hierover onder meer het boek “Cuba: Socialism and Democracy”). Maar het bestaan van een kaste, een bureaucratie, met haar eigen belangen die ingaan tegen het behoud van de Cubaanse revolutie en verdere vooruitgang ervan, worden nu bevestigd door de waarschuwingen van Castro voor de toekomst en de maatregelen die hij voor zijn ziekte had opgezet tegen de bureaucratie.

    Cuba is wat Trotski een ‘gedeformeerde arbeidersstaat’ noemde, een geplande economie waar de macht in handen is van een geprivilegieerde kaste van bureaucraten. Sommigen stellen dat Cuba vandaag een “arbeidersstaat met bureaucratische afwijkingen” is, en dat er bijgevolg slechts hervormingen nodig zijn en geen ‘politieke revolutie’. Maar de historische ervaring toont aan dat een heersende, geprivilegieerde laag van de samenleving, of het nu kapitalisten zijn of een bureaucratische elite, zich bewust is van haar macht en ervoor zal vechten om die te behouden, desnoods met de meest brutale methoden die mogelijk zijn.

    De noodzaak van een politieke revolutie in Rusland, zoals werd naar voor gebracht door Trotski, was een wetenschappelijke omschrijving van wat nodig was om de geplande economie te bevrijden van de greep van de spilzieke inhalige bureaucratie. Het was geen dagelijks actieprogramma waarbij de Trotskisten in Rusland op straat trokken om campagne te voeren voor een ‘politieke revolutie’. Ze kwamen op straat, maar om op te komen voor arbeidersdemocratie.

    Het socialisme zou beginnen met een hoger niveau van productie en technieken dan het hoogste niveau dat ooit werd bereikt onder het kapitalisme. Het begin van het socialisme zou dus een hoger niveau van techniek en een hogere levensstandaard bereiken dan in de VS. Dat kan enkel door een wereldwijde planning van de productie onder de controle van de arbeidersklasse. Maar het gebrek aan arbeidersdemocratie zorgt ervoor dat het onmogelijk is om in één land of enkele landen over te gaan naar een socialistisch systeem. Dat kan, zoals in de Sovjetunie destijds, ertoe leiden dat er niet wordt overgegaan naar socialisme maar dat er een degeneratie komt die uiteindelijk leidt tot een ineenstorting en uiteindelijk het herinvoeren van het kapitalisme. Het echte gevaar van een geïsoleerde arbeidersstaat ligt, volgens Trotski, niet zozeer in een militaire inval maar in de goedkope invoer door het imperialisme. Een grote toevloed van toeristen, zeker van de miljoenen Amerikanen met dollars, zou grote problemen veroorzaken voor Cuba en de elementen van kapitalisme die er reeds aanwezig zijn versterken.

    Verdeeldheid in het regime

    Het was niet slim vanuit het standpunt van het VS-imperialisme in de jaren 1990 onder Clinton om met de Helms-Burton wetten Cuba verder te isoleren en te belegeren, waardoor het in haar actuele positie is terecht gekomen. Deze wetgeving bepaalde dat een toekomstige regering niet zomaar de onteigeningen uit de jaren 1960 kan erkennen, zoals dit overigens gebeurde door de kapitalistische regering van Duitsland na de hereniging. Duitsland erkende alle onteigeningen door de overheid en zelfs door de Sovjettroepen na Wereldoorlog 2. Als Helms-Burton letterlijk zou worden toegepast, zou dit betekenen dat een toekomstig kapitalistisch Cuba niet hetzelfde zou kunnen doen als Duitsland. Hierdoor zou Cuba terugkeren “naar de oude eigendomsverhoudingen, wat even catastrofaal zou zijn als de verplichting om compensaties te betalen naar de actuele waarde.” (Fidel Castro: A Biography, Volker Skierka, p313)

    Een andere commentator stelde: “Helms-Burton was een duidelijke wet bestemd voor de toekomstige controle over een toekomstig Cuba: de bedoeling is geen democratisering van het politieke systeem en de instellingen, maar de herinbezitname van het eiland door haar buren uit het noorden. Als grote delen van de Cubaanse economie terug in handen komen van private Amerikaanse bedrijven, zou dit niet enkel een herstel betekenen van de (niet gewilde) voorwaarden die bestonden voor de revolutie. De bevolking van het eiland zou bovendien moeten instaan voor de interest, en de interest op de interest, gedurende generaties. De voordelen zouden gaan naar de afstammelingen van de maffiosi die hun bezittingen verkregen door geweld en repressie, corruptie, diefstal, belastingontduiking en dubieuze eigendomsclaims.” (ibid. p314) De Helms-Burton wetten hebben het Cubaanse systeem versterkt, in die zin dat die bureaucraten die de geplande economie wilden afbouwen geen ruimte kregen om hun hervormingen waardig door te voeren.

    Er is verdeeldheid binnen de bureaucratische elite van Cuba. Er is een deel dat zich wil ‘open’ stellen voor het kapitalisme in een ‘democratische’ vorm. Er is ongetwijfeld een andere vleugel die wil opkomen voor het behoud van de geplande economie. Marxisten zouden, zoals Trotski het aanraadde, deelnemen aan een principieel blok met dit deel van de Cubaanse leiding en de bureaucratie. Ze zouden bovendien massaal Cubaans verzet mee helpen mobiliseren tegen iedere bedreiging van een herinvoering van het kapitalisme. Door haar aard zou dit blok echter onvermijdelijk de kwestie stellen van hoe Cuba kan bevrijd worden van de doodlopende straat van de bureaucratie zodat de revolutie kan veilig gesteld worden. Sommige marxisten verlaten het standpunt van politieke revolutie om de bureaucratische elite te vervangen. In plaats daarvan worden frasen naar voor gebracht over arbeidersdemocratie. Maar dat is pure demagogie. Het idee van een politieke revolutie en arbeidersdemocratie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Terwijl Trotski kritische steun gaf aan bepaalde maatregelen die de bureaucratische elite bereid was te nemen om de geplande economie te verdedigen om hun eigen positie veilig te stellen. Maar dat betekende niet dat afstand werd gedaan van het idee van politieke revolutie. Trotski stelde: “De revolutie die de bureaucratie voorbereid tegen zichzelf, zal geen sociale revolutie zijn zoals de revolutie van 1917. Het is geen kwestie van het veranderen van de economische fundamenten van de samenleving, of het vervangen van eigendomsverhoudingen door andere. De geschiedenis heeft niet enkel sociale revoluties gekend die bijvoorbeeld het burgerlijke regime in de plaats van het feodale regime stelden, maar ook politieke revoluties die zonder het vernietigen van de economische fundamenten van de samenleving, de oude heersende elite aan de kant schoven (1830 en 1848 in Frankrijk, februari 1917 in Rusland,…).”

    Het vervangen van een geprivilegieerde kaste die ongetwijfeld bestaat in Cuba door arbeidersdemocratie hoeft niet noodzakelijk gewelddadig te zijn, maar het moet diepgaand zijn waarbij echte controle en beheer aan de massa’s wordt gegeven in plaats van een top-down controle die vandaag wordt uitgeoefend door de Cubaanse leiding, zelfs indien het wordt doorgevoerd door charismatische leiders.Arbeidersdemocratie in Cuba zou de hand reiken aan de Latijns-Amerikaanse massa’s. Er zou zowat onmiddellijk een echte democratische arbeidersconfederatie kunnen gevormd worden tussen Cuba en Venezuela, zeker indien de revolutie in dat laatste land wordt vervolledigd en nadien ook in Bolivië. Dat is de enige weg vooruit om de verworvenheden van de Cubaanse revolutie veilig te stellen. Zonder een geplande economie, zal Cuba decennia teruggeslagen worden in de geschiedenis en zal de hoop op een socialistische revolutie in Latijns-Amerika en wereldwijd een enorme slag worden toegebracht. Het behoud van deze revolutie mag niet in de handen van één man worden geplaatst, of een groep mannen en vrouwen, maar in de handen van een politiek bewuste Cubaanse arbeidersklasse.

  • Mexico. Oppositie bereidt zich voor op massale actie na verkiezingsfraude

    Het Mexicaanse verkiezingsbureau heeft, na meer dan twee maanden, besloten dat de presidentsverkiezingen van 2 juli werden gewonnen door de rechtse kandidaat Filipe Calderon van de PAN (Partido Accion Nacional). Met die beslissing schaart het kiesbureau zich achter de massale verkiezingsfraude in het land.

    Karl Debbaut

    De massabeweging onder leiding van de oppositiekandidaat Andrés Manuel Lopéz Obrador (beter gekend als ALMO) eiste een volledige hertelling van alle stemmen. Maar het hoofdbureau verantwoordelijk voor de verkiezingen liet slechts toe dat 9% van de stemmen werden herteld. Daarbij nam de meerderheid van Calderon af van 240.000 stemmen tot 233.831 stemmen op een totaal van 41,6 miljoen uitgebrachte stemmen. De verantwoordelijke rechter, Alfonsina Berta Navarro Hidalgo, besliste echter dat er geen volledige hertelling zou komen en stelde dat er “geen perfecte verkiezingen” bestaan.

    Internationaal stilzwijgen

    De omvang van de fraude wordt steeds duidelijker en naarmate het bekender wordt ook omvangrijker. Volgens de campagne van ALMO zou uit een gedeeltelijke peiling in 3.500 kiesbureau’s blijken dat 119.000 stemmen niet controleerbaar waren. In 4.000 andere kiesbureau’s waren er 61.000 kiesbrieven die oncontroleerbaar waren. Deze cijfers kwamen er na een gedeeltelijke hertelling, en niet na de volledige hertelling die werd geëist door ALMO en zijn aanhangers.

    De protestbeweging in Mexico tegen de verkiezingsfraude is de grootste beweging in de geschiedenis van het land. Er is door aanhangers van ALMO een tentenkamp opgezet in Mexico-stad. De actievoerders lijken op dat punt inspiratie te hebben opgedaan bij de “oranje revolutie” in Oekraïne enige tijd terug.

    Maar in tegenstelling tot die gebeurtenissen, worden de protestacties in Mexico stilgezwegen door de internationale media. Heel wat persbureau’s sturen verklaringen de wereld in dat alles uiteindelijk goed gekomen is en dat de 39% van de Mexicanen die denken dat er verkiezingsfraude was, lijden aan waanbeelden.

    De actievoerders in het tentenkamp zijn erg duidelijk over de redenen voor de verkiezingsfraude en de redenen voor de protestacties. Het Engelse dagblad The Times bracht op 8 september een gesprek met een 47-jarige leraar. Joel Cruz de la Torre stelde: “Ik ben hier om de democratie te beschermen tegen de fraude die werd opgezet door Fox”. Fox is de rechtse aftredende president. De leraar registreerde zich voor de verkiezingen van een parallelle regering, een regering die het speerpunt zal vormen van verdere acties van de oppositie in de komende maanden. Hij zei ook wat veel Mexicanen denken: “Onze vertegenwoordigers vertegenwoordigen ons niet, ze vertegenwoordigen enkel de rijken, ze hebben geen boodschap voor de 60% Mexicanen die arm zijn.”

    De enorme armoede leidt ertoe dat één op vijf Mexicanen geen degelijk eten heeft. In de voorbije zes jaar hebben zes miljoen Mexicanen het land verlaten op zoek naar een beter leven in de VS. Een rapport van de Verenigde Naties stelt dat het geld dat vluchtelingen vanuit de VS opsturen naar familieleden de tweede belangrijkste bron van inkomsten is in Mexico, na de olie-inkomsten.

    Een parallelle regering

    De verschrikkelijke levensvoorwaarden van de Mexicaanse massa’s staat in een schril contrast met de luxe van de heersende elite en het corrupte politieke establishment. De heersende klasse was bang van Lopéz Obrador, maar niet omdat hij een revolutionaire socialist of een anti-kapitalist zou zijn. Obrador werd van de macht gehouden omdat gevreesd werd dat hij zou gezien worden als een lichtpunt op basis waarvan nieuwe meer radicale acties zouden plaatsvinden in een nieuwe golf van klassenstrijd.

    De heersende klasse zal er alles aan doen, inclusief het gebruik van geweld tegen de actievoerders, om de regering van Calderon aan de macht te brengen. Maar het lijkt erop dat er belangrijke sociale bewegingen en explosies op de agenda staan. Een aantal internationale commentatoren is van taktiek veranderd en roept niet meer op tot een volledige hertelling, maar stelt dat Calderon wat linkse retoriek van zijn rivaal moet overnemen en dit “moet omvormen op een wijze die aanvaardbaar is voor de eigen aanhangers om het beleid daarop te baseren.” Deze analisten doen voorstellen voor de oprichting van een nationale gezondheidszorg als tijdelijke toegeving aan de massa’s in de hoop dat dit de opkomende klassenstrijd kan stoppen.

    Lopéz Obrador heeft aangekondigd dat er een parallelle “regering van het volk komt die ingaat tegen de politieke maffia en de witteboordencriminelen.” Er komt ook een massale protestbijeenkomst op vrijdag 16 september, de dag van de nationale onafhankelijkheid van het land.

    Deze “parallelle regering” zou richting kunnen geven aan de strijd tegen de verkiezingsfraude, maar dan moet het wel bouwen aan reële structuren gebaseerd op de vakbonden, wijkorganisaties en vertegenwoordigers van de armen. Lokale democratisch verkozen comités zouden moeten worden opgezet op de werkplaatsen, scholen en universiteiten om de strijd te leiden en op ieder ogenblik van de strijd te kunnen discussiëren over de eisen en de taktieken.

    De enorme protestacties hebben reeds de potentiële kracht van de beweging duidelijk gemaakt, maar nu zullen krachtiger acties nodig zijn. Dat zou bijvoorbeeld kunnen beginnen met een algemene 24-urenstaking als volgende stap in de beweging. Dat zou moeten verbonden worden met de eerste stappen om te bouwen aan een echte partij van de arbeiders en arme boeren gebaseerd op een revolutionair socialistisch programma voor de omverwerping van het kapitalisme.

  • Presidentsverkiezingen in Brazilië. Linkse lijst P-SOL op 10% in de peilingen

    Toen Lula van de Arbeiderspartij (PT) eind 2002 verkozen werd tot president van Brazilië, was er algemene euforie onder de arbeiders van dat land. De verwachting dat er voor de eerste keer aan politiek gedaan zou worden in het belang van de arbeiders en de armen was groot. Het mocht niet baten. Lula vond het belangrijker zijn afspraken met de bedrijfs- en financiële wereld na te komen, dan om de verwachtingen van de arbeiders en arme boeren in te lossen.

    Els Deschoemacker

    Een eerste krachtmeting met de strijd tegen de pensioenhervormingen leidde meteen tot het lanceren van oproepen voor een nieuwe arbeiderspartij. Nauwelijks een jaar later volgde de oprichting van P-SOL, de Partij voor Socialisme en Vrijheid. Vier parlementsleden die uit de PT werden gezet wegens hun verzet tegen de pensioenhervormingen, lagen mee aan de basis van de P-SOL.

    In vergelijking met andere Latijns-Amerikaanse landen is de situatie in Brazilië relatief rustig gebleven. Er waren geen massale bewegingen zoals in andere landen, maar Lula heeft het toch niet gemakkelijk. Zijn PT was betrokken bij verschillende schandalen en de neoliberale politiek van de regering heeft de partij zware schade berokkend.

    De relatieve stabiliteit werd grotendeels veroorzaakt door een beperkte economische groei. en door de steun van de vakbondsfederatie CUT aan de PT. Ondanks de beperkte economische groei zijn er wel tal van aankondigingen over massa-ontslagen. Grote bedrijven als Volkswagen plannen afdankingen. Bij de vliegtuigmaatschappij Varig gingen reeds 9.000 van de 11.000 jobs verloren!

    Het potentieel voor massaal protest tegen het neoliberaal beleid is erg groot. Dat potentieel komt deels tot uitdrukking in de scores die de P-SOL behaalt in de opiniepeilingen voor de presidentsverkiezingen. P-SOL-kandidate Helena Heloisa haalt nationaal zo’n 9% tot 12%. In Rio de Janeiro is ze in de peilingen tweede op 1% van Lula (die op 19% staat tegenover 18% voor Helena).

    Er zijn echter ook gevaren voor de P-SOL. Zo is er de druk binnen de partij om het programma af te zwakken en aan te passen aan wat mogelijk is binnen het huidige systeem. Het patronaat zal nochtans niet bereid zijn om veel toegevingen te doen. Dat heeft de PT van Lula ondervonden.

    Socialismo Revolucionario, onze Braziliaanse zusterorganisatie, is actief binnen de P-SOL en komt daar op voor de uitbouw van de P-SOL als actieve strijdpartij met een consequent socialistisch programma.

  • Mexico. Een gevecht tegen verkiezingsfraude. Duizenden nemen deel aan protest.

    De enorme onrust in Mexico na de presidentsverkiezingen van 2 juli blijft aanhouden. De kandidaat van de rechtse partij PAN (Partido Accion Nacional), Felipe Calderón, beweert dat hij nipt de verkiezingen won. Die “overwinning” kwam echter tot stand op basis van verkiezingsfraude waartegen massaal werd geprotesteerd. Het protest wordt geleid door de radicale populistische kandidaat van de PRD (Partido Revolucionario Democratico), Andrés Manuel Lopez Obrador, die beter bekend is als AMLO.

    Tony Saunois

    Bij de protestacties tegen het stelen van de verkiezingen waren er reeds meer dan 1 miljoen deelnemers. Duizenden Mexicanen nemen nu deel aan grote tentenkampen die tot zeven mijl lang zijn en die een aantal belangrijke wegen in Mexico stad blokkeren rond het Zocalo plein.

    Het nationaal parlement wordt nu omringd door een ijzeren hekken van 2 meter hoog met daarachter zo’n 3.000 robocops. Heel wat activisten die deelnemen aan het protest, trekken de vergelijking met de sfeer die er in het land was in september en oktober 1968. Toen was er een massale studentenbeweging geïnspireerd op de gebeurtenissen in Frankrijk. De regering van Gustavo Diaz Ordaz ging over tot een brutale repressie. Daarbij werden meer dan 300 studenten door het leger neergeschoten voor het Paleis van Drie Culturen. Ondanks het geweld en de repressie die er nu reeds zijn, zou een herhaling van het bloedbad van 1968 leiden tot een massale uitbarsting van woede in Mexico. Wellicht zal de regering zich terughoudender opstellen.

    De onstabiliteit in Mexico heeft het VS-imperialisme reeds gealarmeerd. De binnenlandse veiligheidstroepen versterken hun krachten aan de grens en voornamelijk rond de stad Laredo. Er worden immers problemen verwacht ten zuiden van de grens. Er zouden ook een aantal Amerikaanse legerboten in de buurt zijn om – indien nodig – de Mexicaanse boorplatformen voor olie in de Golf van Mexico te beschermen.

    Na wekenlang protest, moet de PRD-leiding zich radicaler opstellen om tegemoet te komen aan de woede onder de aanhangers van AMLO. Heel wat van die aanhangers roepen op protestacties: “Als er geen oplossing komt, is het revolutie”. Anderen nemen slogans over van de Spaanse revolutie, “No Pasaran” (“ze zullen er niet doorkomen”). In de Mexicaanse context wordt bedoeld dat de rechtse PAN niet zal toegelaten worden om het presidentschap te nemen.

    Tegelijk is er heel wat verwarring over de weg vooruit. Bij de tentenkampen zijn er soms religieuze afbeeldingen en altaars waar gebeden wordt voor een goddelijke interventie. “God behoort niet tot de PAN”, is een slogan die geregeld terug komt op acties.

    De omvang van de verkiezingsfraude wordt steeds duidelijker. Volgens het campagneteam van ALMO konden er bij hertellingen van de stemmen in 3.500 kiesbureaus zo’n 119.000 stemmen niet geverifieerd worden. Er waren 58.000 stemmen meer dan het aantal geregistreerde kiezers. In 4.000 andere kiesbureaus waren er 61.000 kiesformulieren die ongeldig bleken. Die cijfers komen enkel van een gedeeltelijke hertelling in een aantal bureaus en niet van een volledige hertelling zoals geëist wordt door ALMO en zijn aanhangers.

    Er wordt geprobeerd om de massale fraude in de doofpot te stoppen. Het verschil met pakweg de “oranje revolutie” bij de Oekraïense verkiezingen is erg opvallend.

    Meer vooruitziende vertegenwoordigers van het kapitalisme, zoals de Britse krant Financial Times, hebben opgeroepen tot een dringende hertelling uit vrees dat iedere rechtse regering die aan de macht komt geen enkele geloofwaardigheid zou hebben. Die voorzichtige houding vanuit Europa staan in contrast met de oorlogszuchtige houding van de PAN en haar supporters in het Witte Huis in de VS. Een deel van de heersende klasse lijkt echter bang te zijn. Als Calderón zoals voorzien op 1 december president wordt, zal hij geen enkele legitimiteit hebben. Het zal daarbij ongetwijfeld tot confrontaties komen en een nieuwe golf van strijd. Voor de verkiezingen waren er reeds acties van de mijnwerkers, de leraars, de ziekenhuisarbeiders en andere delen van de arbeidersklasse.

    Tegelijk heeft de Mexicaanse heersende klasse wel wat redenen om bang te zijn. Er wordt gevreesd dat het aanvaarden van AMLO als president, zou gezien worden als een groen licht voor arbeiders, boeren en jongeren om in actie te komen en massale hervormingen en toegevingen te eisen van de heersende klasse. Ondanks zijn radicale populistische aanvallen op de rijken, corruptie en het VS-imperialisme, heeft AMLO reeds duidelijk gemaakt dat hij ook wil samenwerken met de bedrijven om enkel maatregelen te nemen tegen corrupte bedrijven. Een regering onder leiding van AMLO zou internationale gevolgen hebben en in conflict komen met de belangen van de VS. Eén van de centrale eisen in de verkiezingscampagne van AMLO was het heronderhandelen van het vrijhandelsakkoord FTAA met de VS.

    Bovendien vreest de heersende klasse in Mexico én in de VS dat een regering onder leiding van de PRD de deur zou openzetten voor een vloedgolf van eisen en strijdbewegingen van de massa’s. We zagen reeds een element van de ontwikkelende massabeweging in de deelstaat Oaxaca waar er een massale stakingsbeweging is van leraars en nadien ook gezondheidswerkers. Reeds meer dan een maand eisen ze het ontslag van de gouverneur. Er is de ontwikkeling van een regionale opstand in de staat.

    De enorme druk heeft de verkiezingscommissie TEPJP verplicht om een gedeeltelijke hertelling te aanvaarden. Een volledige hertelling, zoals werd geëist door de oppositie, komt er evenwel niet. Nochtans waren er honderden kiesbureaus waar er meer stemmen werden uitgebracht dan het aantal geregistreerde kiezers. De TEPJP zal op 6 september haar verdict bekend maken.

    De massale druk heeft AMLO verplicht om zich radicaler op te stellen. Hij sprak nu over de nood aan een “permanente oppositie” en dreigde met massaprotesten bij iedere gelegenheid waar Calderón aanwezig zou zijn. “Er begint nu een nieuwe periode in Mexico… met de onafhankelijke macht van de bevolking zullen we de veranderingen en transformaties ondernemen die dit land nodig heeft”. Er is opgeroepen tot een massale bijeenkomst op 16 september, een traditionele dag van militaire défilés naar aanleiding van de Mexicaanse onafhankelijkheidsdag. De oppositie heeft opgeroepen om met meer dan een miljoen aanwezigen een democratische conventie te houden op deze dag. Eén van de mogelijkheden die daarbij bediscussieerd wordt, is het opzetten van een “regering in verzet” die een massale campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid zou opzetten.

    Er waren in Mexico stad reeds een aantal confrontaties met de politie toen die probeerde om de protestacties te breken. Als Calderón de eed aflegt als president, zou het wel eens tot een grote confrontatie kunnen komen.

    Terwijl AMLO zich radicaler moet opstellen, leidt dit tot enige verdeeldheid onder de kapitalistische en nationalistische PRD. Een aantal middenklasse-elementen vrezen dat de situatie uit de hand zal lopen en willen een gematigder opstelling, wat in de praktijk betekent dat ze de gestolen verkiezingsresultaten zouden aanvaarden. Volgens bepaalde verslagen zouden deze ontwikkelingen geleid hebben tot discussie over het opzetten van een nieuwe linkse partij om de PRD te vervangen. Zo’n nieuwe formatie zou ook delen van de corrupte PRI-bureaucraten omvatten die willen overstappen naar de PRD.

    Maar de radicale verklaringen van AMLO zullen op zich niet volstaan om de verkiezingsfraude te stoppen. De mobilisaties die er reeds waren, zullen niet volstaan. Er is nood aan een duidelijke strategie. Democratisch verkozen comités moeten worden opgezet op de werkplaatsen, aan de universiteiten, in de arbeiderswijken. Deze moeten zich organiseren op lokaal, regionaal en nationaal vlak. De massale protestacties waarop reeds meer dan een miljoen deelnemers waren, tonen aan wat het potentieel van de beweging is. Er moet een datum naar voor geschoven worden voor een nationale betoging, maar ook voor een algemene staking tegen de verkiezingsfraude.

    Dit moet verbonden worden met stappen van de arbeiders en arme boeren om vanuit deze beweging te bouwen aan een echte partij van de arbeiders en boeren en iedereen die wordt uitgebuit onder het kapitalisme en het systeem wil omverwerpen om te bouwen aan een arbeiders- en boerenregering met een revolutionair socialistisch programma.

    De verkiezingsstrijd zal een nieuw hoofdstuk openen in de strijd van de Mexicaanse massa’s. Een nieuwe fase van de strijd in Mexico zal onvermijdelijk gevolgen hebben boven haar noordelijke grens, in de VS, maar ook elders op het continent. Vlak voor de neus van Bush is een enorme mobilisatie aan het ontwikkelen die grote gevolgen kan hebben voor de Spaanstalige bevolking van de VS.

    Deze ontwikkelingen kunnen verder de strijd tegen het neoliberalisme in Latijns-Amerika versterken. Deze stellen de noodzaak van een revolutionair socialistisch programma, partij en organisatie om komaf te maken aan het kapitalisme en te bouwen aan een democratische socialistische confederatie in Latijns-Amerika.

  • Brazilië. P-Sol bereidt zich voor op de verkiezingen van oktober

    In de opiniepeilingen staat de Braziliaanse linkse presidentskandidate Heloísa Helena op 10%. Helena maakt deel uit van de Partij voor Socialisme en Vrijheid (P-Sol), een partij links van de PT van president Lula. Recent hield de P-Sol een nationale conferentie. We brengen daar verslag van uit.

    Marcus Kollbruner, Brazilië

    De Partido Socialismo e Liberdade (PSOL), de nieuwe linkse Braziliaanse formatie bevindt zich op een belangrijk punt. Zal het ontwikkelen tot een partij die gebaseerd is op een laag van activisten onder de arbeiders en de onderdrukten, die betrokken is in campagnes tegen de neoliberale aanvallen en die opkomt voor een socialistisch alternatief? Of zal het zich beperken tot het voeren van verkiezingscampagnes om meer zetels te kunnen verdelen?

    De conferentie van de P-Sol in de hoofdstad Brasilia van 26 tot 28 mei was eerst van een congres omgevormd in een conferentie. Dat had ook een effect op de bijeenkomst: de agenda werd beperkt tot discussies over electorale thema’s, er werd geen leiding verkozen, er was geen discussie over statuten of programma, het afgevaardigden werd beperkt tot één per 30 leden in plaats van één per 10 leden. Hierdoor was het voor heel wat afdelingen moeilijk om afgevaardigden te verkiezen. Er werden daarom regionale bijeenkomsten georganiseerd om afgevaardigden van verschillende groepen te verkiezen.

    Er waren 154 afgevaardigden en zo’n 250-300 aanwezigen. Dat was heel wat minder dan op de eerste nationale meeting waarop de partij werd opgericht in 2004. Toen waren er 900 aanwezigen. Op de tweede nationale meeting op het Wereld Sociaal Forum vorig jaar waren er 1.800 aanwezigen.

    Van de 154 afgevaardigden waren er 141 tot 146 van de zes grootste stromingen binnen de partij: APS, Enlace en ALS (de meest ‘gematigde’ vleugel) hadden samen 44 afgevaardigden; het blok dat de nationale leiding controleert (CST, MES en Poder Popular) hadden 80-85 afgevaardigden en de CSOL had er 17.

    In feite kwamen er op de conferentie zowat enkel vooraf afgesproken standpunten van de nationale leiding. Er waren heel weinig amendementen. Socialismo Revolucionário (onze Braziliaanse zusterorganisatie) stelde de meeste amendementen voor op het politieke document over de verkiezingscampagne.

    Alhoewel het geen congres was, vormde dit een eerste bijeenkomst met verkozen afgevaardigden van de basis en zou het een weerspiegeling moeten gevormd hebben van hoe de discussie aan de basis plaats vindt. Het had ook een evaluatie moeten maken van de situatie. Maar in feite werd het huidige karakter van de P-Sol enkel bevestigd: het is een front van verschillende stromingen waar alles wordt bepaald door akkoorden tussen de leidingen van de verschillende grote stromingen. Er waren verschillende oproepen tot ‘eenheid’, maar een conferentie zou een plaats moeten bieden voor politieke discussie, waarbij eenheid opgebouwd wordt op basis van democratisch debat. Zoniet kunnen we eindigen als een nieuwe PT (de partij van president Lula).

    Het enige belangrijke discussiepunt was of er een electorale alliantie komt met de PSTU (een andere radicaal-linkse partij) en de PCB (de restant van wat ooit een grote communistische partij was). De meer ‘gematigde’ stromingen waren tegen. Er waren echter 110 stemmen voor, tegenover 44 tegen. Een nog niet opgelost punt daarbij is de vraag van de PSTU om met de P-Sol geen senaatskandidaten naar voor te brengen in de deelstaten São Paulo, Rio de Janeiro en Rio Grande do Sul. Dat zou een alliantie onmogelijk maken en het moet zeker nog opgelost worden.

    De documenten die door de conferentie werden goedgekeurd, waren weinig verrassend. Het voorgestelde electorale programma heeft een beperkter socialistisch profiel dan het partijprogramma, maar toch zal de P-Sol nog steeds gezien worden als een links en radicaal alternatief op de andere partijen.

    Er was een meeting op de conferentie met Heloísa Helena en César Benjamin (die werden verkozen als voorlopige kandidaten voor de presidentsverkiezingen en de verkiezingen voor vice-president). César legde vooral nadruk op het feit dat Brazilië een “natie voor zich” moet worden als antwoord op het standpunt van de “arbeidersklasse voor zich”. Hij maakte wel kort melding van de noodzaak van socialisme: “Het is noodzakelijk om de natie te herstichten, maar dat is niet mogelijk met een afhankelijk kapitalisme. Het moet gebaseerd zijn op socialisme.”

    De verkiezing van César heeft geleid tot een crisis in de deelstaat Paraná omdat César daar het economisch programma had opgesteld van Roberto Requião, een leider van de PMDB (een burgerlijke partij met een nationalistische kijk op ‘ontwikkeling’). Na de conferentie kondigden 20 leden van de P-Sol aan dat ze de partij verlaten uit protest tegen César. Op de regionale bijeenkomst in de deelstaat Paraná waren er 39 tegenstemmen tegen César als vice-presidentskandidaat, tegenover slechts 11 voorstemmen. Op de conferentie was er echter geen discussie over deze kwestie aangezien er geen enkel ander voorstel was.

    Socialismo Revolucionário (SR) had een aantal amendementen naar voor gebracht op de conferentie. Terwijl we erkennen dat de verkiezingen een belangrijk moment vormen op politiek vlak, was ons amendement in de sessie over ‘strategische doelstellingen’ erop gericht om de klemtoon van een electoralistische benadering te verleggen naar een standpunt waarbij verkiezingen gebruikt worden binnen het kader van een strategie om de partij op te bouwen. Het amendement van SR werd door een meerderheid gesteund. We hadden ook een amendement over ‘electorale doelstellingen’, waarbij we ook ingaan op de opbouw van afdelingen van P-Sol. Dat amendement werd unaniem aanvaard.

    Op het actuele thema van corruptie, wou SR de resolutie sterker stellen door een toevoeging te maken: “We moeten duidelijk maken dat corruptie een integraal onderdeel is van het economisch systeem. Daarom moet de strijd tegen corruptie ook een strijd zijn tegen het neoliberaal beleid van privatiseringen, publiek-private samenwerking,…” Ook dit amendement werd goedgekeurd.

    Een andere discussie ging over de aard van het systeem. De originele resolutie kwam op voor: “echte soevereiniteit en nationale onafhankelijkheid, en het breken met het financiekapitaal.” SR wou dat veranderen in de noodzaak van een socialistisch alternatief op het systeem om te vermijden dat het programma zodanig verwaterd wordt dat er verwarring gezaaid wordt met termen zoals ‘nationale ontwikkeling’. De originele tekst kwam bijvoorbeeld op voor “het bevriezen van de interestbetaling op buitenlandse schulden.” Wij stelden voor om dit te veranderen als volgt: “Het bevriezen van interestbetaling op interne schulden stelt de noodzaak van de nationalisatie van de banken en financiële instellingen en neemt de controle uit de handen van het kapitaal.”

    De originele resolutie stelde ook: “De strategische gebieden moeten onder de controle van Braziliaanse bevolking geplaatst worden: olie, telecommunicatie, energie, staalindustrie.” Wij stelde voor om dat te veranderen in “onder de controle en de eigendom van de Braziliaanse bevolking” met een nieuw stuk: “We verdedigen de hernationalisatie van geprivatiseerde bedrijven onder democratische controle en beheer van de arbeiders met een productie die gericht is op het vervullen van de behoeften van de arbeiders en niet voor de winsten of de markt.” Deze voorstellen werden in één blok ter stemming voorgelegd met slechts één stem voor, onze afgevaardigde! De positie van de APS en Enlace werd op een meeting in São Paulo samengevat door João Machado: “We willen geen programma dat opkomt voor een directe breuk met het systeem.”

    De stroming CSOL had voorheen kritiek geuit op de formulering “bevriezen van de intrestbetaling” en Babá, een parlementslid en lid van CST, spreekt zich steeds uit tegen de volledige schuldenberg. Babá sprak op de conferentie over de hernationalisatie onder arbeiderscontrole, maar de CST op zich stelde enkel de nationalisatie voor van het grote mijnbedrijf CVRD en van Petrobas. Dat werd unaniem aangenomen, samen met andere voorstellen om de Boliviaanse nationalisaties van gas en olie te steunen en op te komen voor de onmiddellijke terugtrekking van de Braziliaanse troepen uit Haïti.

    SR stelde een resolutie voor om op te leggen dat alle verkozenen van de partij zouden leven aan een arbeidersloon waarbij alle kandidaten hetzelfde loon blijven krijgen als voor ze werden verkozen. Dit wordt nu reeds toegepast door Babá en door Luciana Genro van de MES. Het presidium van de conferentie voorzag geen discussie hierover omdat het volgens hen een ‘statutaire kwestie’ was. Maar er werd wel onmiddellijk een voorstel aangenomen (dat door ons gesteund werd) dat alle publieke vertegenwoordigers van de partij een bepaald bedrag moeten betalen aan de verkiezingscampagne (15.000 reales voor parlementsleden, 7.500 voor lokale parlementsleden en 4.000 voor gemeenteraadsleden).

    Het eerste congres van P-Sol volgt in juli volgend jaar.

  • Mexico. Verkiezingsfraude van de rechterzijde

    Op zaterdag 8 juli kwamen meer dan 500.000 arbeiders, studenten, intellectuelen, werklozen en anderen samen op het grote Zocalo-plein in Mexico-stad. Een zee van gele kleuren (de kleur van de verkiezingscampagne van Obrador) overspoelde het plein en alle grote straten naar het plein. Dit protest kwam er na een oproep van de populistische kandidaat bij de Mexicaanse presidentsverkiezingen, Andrés Manuel López Obrador (onder bredere lagen gekend als ‘AMLO’), de kandidaat van de PRD (Partido de la Revolución Democratica).

    Tony Saunois

    Het protest was bijeengeroepen om een massale campagne op te zetten tegen de flagrante verkiezingsfraude die werd gepleegd om de rechtse kandidaat Felipe Calderón van de rechtse neoliberale PAN (Partido Ación Nacional) toe te laten te verkiezingen te winnen.

    Deze strijd naar aanleiding van de verkiezingsresultaten kwam er na één van de meest gepolariseerde en bittere verkiezingscampagnes in de Mexicaanse geschiedenis. De campagne werd gekenmerkt door een massale klassenpolarisatie en zelfs een geografische polarisatie. De arbeiders, boeren, indigene bevolking en geradicaliseerde stedelijke studenten en intellectuelen steunden AMLO, die vooral veel stemmen haalde in het zuiden van het land en in de megastad Mexico. De rijke elite en delen van de middenklasse, en een meerderheid van het landelijke noorden, steunden Calderón. De heersende klasse is bang dat het presidentschap van Obrador zal leiden tot massale strijd van de arbeiders en de arme boeren.

    De belangrijke verkiezingscampagne zorgde ook voor een historische marginalisatie van wat nu de derde grootste partij van het land is, de Partido Revolucionario Institucional (PRI), dat het land domineerde tussen 1929 en 2000. De kandidaat van de PRI, Roberto Madrazo, werd vernederd door slechts derde te eindigen met zo’n 20% van de stemmen en door voor het eerst de PRI-meerderheid te verliezen in alle 32 deelstaten van het land. Dat is een groot verschil met de verkiezingen voor 2000 toen de corrupte, repressieve en paternalistische PRI de macht behaalde met tot 80% à 90% van de “stemmen”.

    De PRI stond bekend voor haar corruptie en verkiezingsfraude, een traditie die nu opgenomen wordt door de neoliberale PAN.

    Massale verkiezingsfraude

    AMLO betwist de verkiezingsresultaten in 45 van de 300 verkiezingsdistricten. Het Spaanse dagblad ‘El País’ haalde op 6 juli Claudía Sheinbaum aan, een woordvoerder van de PRD, die stelde dat er in 18.000 stembureau’s meer kiesbrieven waren dan kiezers. In 50.000 van de 130.788 kiesbureau’s waren er meer kiezers dan het aantal ingeschreven kiezers.

    De PRD bericht over tal van onregelmatigheden en brengt daar bewijzen over naar voor. Het rapport van de PRD stelde dat bij de hertellingen slechts in 2.600 kiesbureau’s herteld werd. Daarbij daalde de voorsprong van Calderón reeds van 400.000 tot 244.000 stemmen. In totaal werden 2,5 miljoen stemmen van 11.000 stembureaus niet opgenomen in de voorlopige resultaten omwille van “onregelmatigheden”.

    Volgens het Mexicaanse blad ‘El Universal in Mexicali, Baja California’, waren er rekenkundige fouten in 80% van de kiesbureaus. Andere verslagen stellen dat de bureaus vroeger sloten, rond 18u, waardoor er honderden kiezers niet konden stemmen. El Universal haalde ook een PRD-woordvoerder aan die stelde dat de resultaten van bepaalde bureaus in totaal 85 keer werden opgenomen in het totale resultaat. Andere instanties halen een bureau aan in Mexico stad waar 188 stemmen voor Obrador werden geregistreerd, terwijl er slechts 88 werden opgenomen in de cijfers van de nationale verkiezingscomissie.

    In de noordelijke staten, waar de rechterzijde sterk staat, waren er meer stemmen voor de presidentsverkiezingen dan voor de parlementsverkiezingen. In de zuidelijke staten bleken er meer stemmen te zijn voor de parlementsverkiezingen.

    Deze massale verkiezingsfraude gaat verder dan de Mexicaanse grenzen. In de VS werden Mexicaanse arbeiders de toegang tot de stembusgang ontzegd omdat hun verkiezingsregistratie plots verlopen bleek te zijn. Ze mochten de registratie niet vernieuwen buiten Mexico.

    El País (7 juli 2006) stelde over de tellingen: “In het nationaal hoofdkwartier van de PAN was er een opvallende rust, wat naar voor kwam door het feit dat de nationale leiders zich absoluut niet ongerust maakten over de eerste resultaten (waarin de PRD op kop lag). De situatie zal wel veranderen, stelden ze.”

    En het “veranderde” inderdaad. De PRD lag gedurende 20 uur voorop, tot 99,6% van de stemmen ‘geteld’ waren en de PAN plots op mysterieuze wijze de leiding had overgenomen.

    Het leek op een herhaling van de presidentsverkiezingen van 1988 toen de PRD-kandidaat, Cuauhtémoc Cárdenas, aan de leiding lag tot de verkiezingscomputers plots crashten. Toen de telling herbegon, lag de PRI op kop. Cárdenas aanvaardde de resultaten uiteindelijk wel, net zoals zijn Amerikaanse collega John Kerry dat later deed.

    Grootste betoging uit de Mexicaanse geschiedenis

    De pogingen van de neoliberale PAN om de PRD-overwinning tegen te houden, begonnen reeds voor de verkiezingscampagne zelf. Vorig jaar probeerde de aftredende president, Vincente Fox, om te verhinderen dat Obrador, de voormalige burgemeester van Mexico-stad, zou kunnen opkomen. Hij sloot hem zelfs op in de gevangenis. Dit leidde ertoe dat Obrador de grootste betoging uit de Mexicaanse geschiedenis organiseerde met naar schatting 1,5 miljoen deelnemers. Hierna moest Fox terugkrabbelen.

    De rechtse krachten moesten een stap achteruit zetten en deden het nodige om de overwinning van de PRD te stelen. Bij de presidentscampagne werd de PRD-website gehackt waarna er valse berichten verschenen, zogenaamd in naam van de PRD. Er waren ook heel wat andere vuile trucs. In de Mexicaanse deelstaat Guerrero werden twee PRD-vertegenwoordigers die de stembusgang controleerden neergeschoten door “onbekenden”.

    Achter deze vastberaden pogingen om te vermijden dat Obrador de verkiezingen won, zit een enorme polarisatie tussen arm en rijk. De arbeiders, boeren, stedelijke armen, jongeren, radicale middenklasse-elementen en intellectuelen steunden Obrador bij de verkiezingen, terwijl de elite en de rechterzijde Calderón steunde.

    De steun voor AMLO toont aan dat hij een gevoelige snaar raakte bij de massa’s in het land. Hij ging in tegen de corruptie en de rijke elite en beloofde om het presidentsloon te halveren. Daarenboven beloofde hij om de lonen voor de meeste arbeiders te verhogen met 20% en om de elektriciteitsprijzen, olie- en brandstofprijzen te verlagen met 10%. Hij wou een maandelijkse uitkering van 70 dollar betalen aan alleenstaande moeders, gepensioneerden en mensen met een handicap. Tegelijk riep hij op om de FTAA (Free Trade Agreement of the Americas) te herbekijken met de VS. Dat zorgde voor tegenstand van het VS-imperialisme en het regime van president Bush.

    Deze radicale, populistische eisen kregen de steun van brede lagen van de Mexicaanse massa’s. De overwinning van Obrador zou ongetwijfeld een nederlaag vormen voor het VS-imperialisme en de Mexicaanse heersende klasse. Bush en de VS zijn het gewoon om zaken te doen met een gewillige neoliberale president Fox en niet met een meer radicale, populistische nationalist zoals Obrador.

    Obrador heeft ondanks zijn oppositie tegen corruptie en zijn voorstellen voor hervormingen voor de armsten, jammer genoeg geen programma dat breekt met het kapitalisme. Tijdens de verkiezingscampagne benadrukte hij dat hij niet tegen de bedrijven of tegen het kapitalisme is. “Ik ben tegen de corruptie die ons land zo hard getroffen heeft, maar ik heb absoluut geen probleem met de zakenlui in dit land”, stelde hij op een verkiezingsbijeenkomst in Tijuna.

    Kapitalisme met een ‘menselijk gezicht’

    In een interview met de ‘Washington Post’, legde Obrador uit: “Ik heb een goede verstandhouding met de bedrijfswereld. Ik heb problemen met ‘handelaars-in-invloed’ die de regering gebruiken voor hun eigen belangen.” Hij is met andere woorden voor een kapitalisme met een meer “menselijk gezicht” dat minder corrupt is.

    Een leidinggevende figuur in de campagne van Obrador en mogelijke keuze als minister voor financiën, Rogelio Ramírez de la O, stelde aan de ‘Financial Times’: “Fiscale discipline is de voorwaarde om de kosten voor de schulden te verlagen en om de inflatie laag te houden… zo’n voorzichtige houding zou ervoor zorgen dat Obrador zich eerder zou spiegelen aan de Braziliaanse president Luis Ignacio Lula da Silva dan aan de radicale Hugo Chávez van Venezuela.” (4 april 2006).

    Dit werd begrepen door een aantal kapitalistische commentatoren in Mexico. Eduardo Garcia schreef in het financiële blad ‘Sentido Común’: “Er is wat onrust in de zakenwereld, maar dat is niet erg rationeel. Het is meer gebaseerd op het feit dat er een vreemde aan de macht komt, als hij wint, waarmee ze nooit eerder te maken kregen. Het is de angst voor het onbekende, een vrees dat hij niet de regels zal volgen. Hij is ongetwijfeld tegen een aantal zakenmensen, maar niet perse tegen de zakenwereld op zich.”

    Het aanvaarden van het kapitalisme door Obrador zal uiteindelijk leiden tot een crisis van de verwachtingen die hij zou opwekken moest hij president worden.

    Delen van de Mexicaanse heersende klasse vrezen ook dat de verkiezing van Obrador het nodige zelfvertrouwen zou geven aan de arbeidersklasse en de armen van Mexico waardoor de deur wordt opgezet voor strijdbewegingen en voor eisen tot verandering van de arbeiders en de armen. Een recent voorbeeld daarvan werd geleverd met de strijd van meer dan 70.000 leraars in de staat Oaxaca in een loongeschil. Dit leidde tot een volksopstand waarbij het ontslag van de gouverneur van de deelstaat werd geëist. Andere arbeiders, zoals de mijnwerkers en de metaalarbeiders, kwamen ook in actie. Sociale organisatie en lokale vakbonden die tot 10 miljoen arbeiders vertegenwoordigen, riepen op tot een algemene staking voor 28 juli. Dat is een waarschuwing voor de strijdbewegingen die beginnen op te komen in Mexico.

    Onder deze voorwaarden vreest de heersende klasse dat Obrador niet betrouwbaar zou zijn en mogelijk in een radicalere richting zou geduwd worden en daarbij zou overgaan tot een radicaler beleid met mogelijk meer staatsinterventies, waar de heersende klasse tegen is.

    De crisis bij de verkiezingen opent een nieuw hoofdstuk in de strijd van de Mexicaanse arbeiders, en dit vlak bij de grens met het VS-imperialisme. De gevolgen van deze bewegingen zullen voelbaar zijn op heel het continent, ook in de VS. Het komt immers na massale betogingen van miljoenen Latino-arbeiders, waaronder veel Mexicanen, die opkwamen voor hun rechten in de VS.

    Voor een algemene 24-urenstaking

    Onder druk van het massale ongenoegen, moest Obrador oproepen tot massale protesten en moest hij de resultaten betwisten. Hij eist een hertelling van alle stemmen in ieder geval van “betwisting”. Na de verkiezingsfraude beschuldigde Obrador Calderón ervan dat hij een “schoothond is van de machtigste groepen”. Hij sprak zich ook uit tegen aftredend president Fox die hij bestempelde als een “verrader”. Ongetwijfeld zijn die uitspraken een weerspiegeling van de mening van de miljoenen mensen die de verkiezingscampagne van Obrador steunden.

    Onvermijdelijk stuurde Bush onmiddellijk zijn gelukwensen naar Calderón. Bush won de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2000 immers met gelijkaardige methoden in de staat Florida. De felicitaties van Bush kregen ook een echo bij de Canadese conservatieve premier Stephen Harper en, wat heeft geleid tot heel veel woede in Mexico, ook van de Spaanse ‘socialistische’ premier Zapatero die nogmaals zijn ware aard toonde aan wie nog enige illusies in hem zou hebben.

    Actievoerders die werden geïnterviewd door El País (10 juli) uitten hun enorme woede tegenover Zapatero. “Hij is een verrader. Hij is hetzelfde als Aznar… [de voormalige rechtse Spaanse premier]”, stelde één van hen. Een oudere arbeiders telde: “En zeggen dat wij vluchtelingen opnamen bij de Spaanse burgeroorlog… en nu doen ze ons dit aan. Vertel Zapatero maar dat hij er niet zo gemakkelijk van afkomt.”

    Er is een vastberaden sfeer onder de arbeiders en jongeren die voor de PRD stemden en die de resultaten niet erkennen en willen strijden tegen de verkiezingsfraude. Het Mexicaanse blad ‘La Jornada’ berichtte dat er bij de protestacties heel wat slogans waren tegen de verkiezingsfraude. “Estamos listos, Senor, usted ordene!" (“Wij zijn er klaar voor, meneer, geef ons maar je orders”), riepen de betogers. Ook riepen ze: “Als er geen oplossing komt, is het revolutie.”

    Ondanks deze protestacties, die een noodzakelijke stap zijn, zal er meer nodig zijn om de verkiezingsfraude ongedaan te maken. Het was opvallend dat er boegeroep was toen Obrador zijn aanhangers op betogingen opriep om geen straten te blokkeren. De PRD heeft opgeroepen om comités te vormen die de bevolking op de hoogte brengen van betogingen en om de verkiezingsfraude bloot te leggen.

    Zo’n comités moeten uitgebreid worden en georganiseerd van onderuit door de arbeidersklasse en al wie de verkiezingsfraude wil bestrijden. Verkozen comités zijn nodig in alle werkplaatsen, scholen en arbeiderswijken om een echte strijd te organiseren tegenover de regering. Deze comités moeten zich regionaal en nationaal organiseren om deze campagne te organiseren. De strijd moet democratisch georganiseerd worden door de arbeiders, de jongeren, de boeren en de radicale middenklasse en niet door een bestaande partijleiding.

    De massale betogingen moeten gekoppeld worden aan een algemene 24-urenstaking als eerste stap in een campagne tegen de fraude. Zo’n campagne moet ook opkomen voor een onafhankelijke beweging van de arbeiders en de massa’s om niet enkel de fraude te stoppen, maar om ook het huidige corrupte kapitalistische systeem te stoppen.

    Corruptie en verkiezingsfraude zijn wijd verspreid in Mexico en vormen een integraal onderdeel van het kapitalisme. Er kan enkel een einde aan gemaakt worden met een regering van arbeiders en boeren met een revolutionair socialistisch programma om het kapitalisme in Mexico en de rest van Latijns-Amerika omver te werpen.

  • Chili: massaal protest om de scholierenbeweging te steunen

    Vorige maandag was er in Chili een nationale actiedag georganiseerd door de leiding van de honderdduizenden scholieren die nu al in hun vierde week van acties zitten. Deze prachtige beweging van de jongeren stelt heel het neoliberaal programma van de regering in vraag. Het Chileense neoliberale “model” werd in heel het continent als voorbeeld gesteld. De gevolgen van deze beweging zullen dan ook in heel het continent gevoeld worden.

    Tony Saunois vanuit Santiago, Chili

    Eén van de centrale eisen van de beweging is om komaf te maken aan de gehate wet LOCE die werd opgenomen in de grondwet. Deze wet werd reeds ingevoerd onder de dictatuur van Pinochet en wordt gebruikt om onderwijsinstellingen over te dragen aan de lokale autoriteiten die veel te weinig middelen hebben en ook aan private instellingen. De privatisering van de scholen wordt hierdoor mogelijk.

    De actiedag kwam er na een bijeenkomst van verschillende sociale organisaties waartoe was opgeroepen door de scholieren. De jongeren kregen de steun van een grote meerderheid van de Chileense bevolking. Volgens een opiniepeiling steunt 84% van de bevolking de acties, terwijl slechts 14% het regeringsoptreden tegenover de beweging steunt.

    Eén miljoen stakers

    Uit de verslagen in de media blijkt dat meer dan een miljoen scholieren, leerkrachten en andere arbeiders hebben deelgenomen aan de staking. Dit succes kwam er ondanks de rol van de meerderheid in de vakbondsfederatie CUT. Die sprak zich uit tegen de stakingsoproep van de scholieren. Uit de verslagen van buiten Santiago blijkt dat de stakingen meer steun kregen in de steden en dorpen waar de invloed van de vakbondsleiding beperkter is.

    Jammer genoeg had de scholierenbijeenkomst niet opgeroepen tot een centrale nationale betoging van iedereen die zich verzet tegen de regering. Ze riepen ten onrechte op tot een dag van “bezinning”, met activiteiten in de bezette scholen waar er concerten en andere activiteiten plaatsvonden. Anderzijds werd wel niet ingegaan tegen een oproep van andere organisaties die opriepen tot een betoging in Santiago.

    Er werd toestemming gevraagd voor een betoging. Dat gebeurde door het Patriottische Front van Manuel Rodriquez, de voormalige gewapende vleugel van de Communistische Partij. Andere organisaties riepen op tot een betoging in de vroege namiddag. Duizenden jongeren en andere activisten kwamen naar het stadscentrum om samen te protestern tegen de regering en hun steun aan de beweging te betuigen. Een groep universiteitsstudenten van de faculteit geschiedenis nam deel met een spandoek waarop stond: “Geschiedenis wordt op straat gemaakt”. Dat was een uitdrukking van het bewustzijn over deze strijdbeweging.

    De betogers werden geconfronteerd met een erg brutale oproerpolitie. De avond voordien werd gezegd dat er oproerpolitie werd gezien met een militaire uitrusting. Dat was er uiteraard op gericht om de activisten te intimideren en te vermijden dat ze naar het stadscentrum zouden trekken om te protesteren. Er waren heel wat waterkanonnen, politievoertuigen met traangas, zwaar bewapende oproerpolitie,… Maandagochtend werd het straatbeeld in het stadscentrum hierdoor gedomineerd.

    Waterkanon

    In de vroege namiddag waren er confrontaties tussen jongeren en oproerpolitie aan de Universidad de Chili en het naburige Instituto National. Groepen studenten kwamen vanuit de universiteit naar buiten om in te gaan tegen de gehate oproerpolitie. Er werden stenen gegooid naar de waterkanonnen. Ook vanop het dak van de universiteit verzamelde een groep studenten die de oproerpolitie bekogelde. Hierop werd gechargeerd en probeerde politie om een aantal jongeren er uit te pikken. Eén politieman kwam daarbij ten val. Er ontstond een kat-en-muis spel dat gedurende meer dan een uur verder ging. Een aantal jongeren gooide met alles wat ze konden vastgrijpen naar de politie.

    Een groep jongeren hergroepeerde voor de universiteit. Leden van Socialismo Revolucionario (SR, onze Chileense zusterorganisatie) lanceerden slogans zoals “Jongeren en arbeiders, samen in strijd”. De politie probeerde de groep jongeren en hun aanhangers van voor de universiteit te verwijderen. Er verschenen bijzonder snel veel waterkanonnen die werden ingezet tegen de betogers. Het water bevatte chemische stoffen die een brandend effect hadden en zorgden voor ademhalingsproblemen bij enkele betogers. Er daagden al snel straatverkopers op die citroenen verkochten, citroensap helpt tegen de effecten van de chemische stoffen. Nadat traangas werd gebruikt moest de betoging ontbinden om zich elders te hergroeperen.

    Kat-en-muis spel

    Op dat ogenblik waren er al duizenden betogers in de buurt van de Alameyda, een grote laan doorheen het centrum van deze buurt in Santiago. De politie werd verder bekogeld met stenen. In de hele binnenstad waren er confrontaties. De jongeren waren erg moedig en wilden zich verzetten tegen de brutale repressie van de politie. Telkens opnieuw waren er hergroeperingen waarop de acties werden verdergezet. De politie had de vorige dagen nog brutale repressie gebruikt tegen de jongeren, maar lag nu zelf onder vuur. Veel jongeren vonden dat het tijd was dat de politie eens een koekje van eigen deeg kreeg toegediend.

    De kat-en-muis spelletjes duurden nog enige tijd en toen was er een escalatie van de strijd. Een groep actievoerders probeerde een betoging op gang te brengen. "El pueblo unido jamas sera vencido", riepen de betogers. Dat leidde ertoe dat de oproerpolitie een nooit geziene aanval inzette op de betogers. Drie of vier waterkanonnen werden onmiddellijk ingezet. Tegelijk waren er kleine wagens met traangas. Naarmate de dag vorderde, was er een walm van traangas in heel de binnenstad.

    Ook de leden van Socialismo Revolucionario werden getroffen door het traangas en het waterkanon. Het gas zorgt voor een brandend gevoel en kan mensen tijdelijk verblinden. Het was duidelijk uit onze ervaringen en deze van andere betogers, dat de politie wellicht sterk traangas heeft gebruikt dat normaal enkel in oorlogssituaties wordt gebruikt. Misschien oordeelde de politie dat er in het centrum van Santiago in de namiddag van 5 juni effectief een oorlogssituatie was.

    Rond de Alemeyda zorgden het water en het gas ervoor dat de actievoerders een andere richting uittrokken. Dat werd telkens opnieuw herhaald. Een aantal betogers zocht toevlucht in een metrostation. Een groep van de oproerpolitie probeerde een dergelijke groep jongeren te omsingelen om hen op te pakken en af te voeren. De jongeren waren echter bijzonder creatief om de repressie te ontlopen. Er was ook een bizar beeld toen twee zakenlui in maatpak met aktentas voorbij het gewoel kwamen en onderling wat aan het bijpraten waren alsof het slagveld een normale dagelijkse gebeurtenis was.

    Jammer genoeg was er in het gewoel ook sprake van een aantal plunderingen. Een aantal jongeren probeerde computers, CDs-pelers, televisies en andere goederen te stelen. Dat werd uiteraard overgenomen op de televisie en er werd een centraal punt van gemaakt in de nieuwsuitzendingen.

    De straatgevechten in Santiago, op een plaats waar een betoging was toegelaten, stonden in een schril contrast met de betoging in Valapariso waar een betoging wel vreedzaam kon plaatsvinden. Er zouden in Santiago zo’n 300 jongeren opgepakt zijn. 250 mensen hadden medische verzorging nodig, waaronder 32 politie-agenten.

    Verdeeldheid in de beweging

    De gebeurtenissen in Santiago warden door de regering aangegrepen om de beweging te verdelen. Er werd heel wat druk gezet op de leiders van de jongerenbeweging om geen massabetoging te organiseren of om de rest van de bevolking op te roepen om mee te staken. Als protest tegen de gelaten reactie van de scholierenleiding, nam een scholierenleider al ontslag uit de leiding van de beweging. Naarmate de beweging ontwikkelde, werd het duidelijk dat er zowel een meer militante als een meer gematigde vleugel is.

    Naarmate de beweging ervaringen opdoet, zal het noodzakelijk zijn om nieuwe organisatievormen aan te nemen. Op een bijeenkomst van alle sociale bewegingen die de acties ondersteunen, waren er op zaterdag zo’n 600 aanwezigen. De bijeenkomst was erg strijdbaar en toonde de maturiteit van de jongeren. Er werden enkel afgevaardigden toegelaten die zich konden identificeren. De identiteitskaarten moesten afgegeven worden aan een uitgebreide ordedienst en werden pas na de bijeenkomst teruggeven. Journalisten werden niet toegelaten. Het was ook niet toegelaten om opnames te maken van de discussies. Iedere poging om sprekers te onderbreken, werd tegengehouden door de scholieren.

    De meest militante sprekers kregen een enorm enthousiaste reactie. Arbeiders die hun steun betuigden aan de scholieren werden warm onthaald. Een vertegenwoordiger van een vakbond van overheidspersoneel stelde dat zijn collega’s op maandag zouden meestaken. Hij ging echter verder en riep op om ‘strijdcomités’ te vormen op de werkvloer en in arbeidersbuurten waarbij deze gelieerd worden aan de scholierencomités.

    Het Franse voorbeeld

    Het Franse voorbeeld werd naar voor gebracht door een vertegenwoordiger van Socialismo Revolucionario (SR). Die legde uit hoe de massale studentenacties in Frankrijk hadden geleid tot toegevingen. De kameraad legde uit dat het noodzakelijk is om de actieve steun van de arbeidersbeweging te verkrijgen om de strijd uit te breiden.

    Er is een enorme steun en sympathie voor de jongeren. Een aantal scholieren lijkt gefrustreerd te zijn door het schijnbare gebrek aan mobilisatie van oudere arbeiders. Aan één school hing er een cartoon van een oudere persoon die vanuit een zetel naar televisie keek. Onder de tekening stond de slogan: “Wordt wakker! Weet je niet dat je kinderen een strijd voeren?”.

    De organisatiegraad van de scholieren wordt duidelijk in de scholen die bezet worden. Toen een kleine rechtse groep van neo-nazi’s probeerde een aanval uit te voeren op een aantal scholen, werd een eigen veiligheidsdienst opgezet. In een aantal regio’s, zoals Maipu, hebben de comités in de scholen zich verenigd op regionale basis.

    Jongeren willen hun deel

    De scholieren vertegenwoordigen een nieuwe generatie die in actie komt. Ze werden niet geboren onder de rechtse dictatuur van Pinochet, maar tijdens de periode van economische groei toen de Chileense economie een “tijger-economie” werd genoemd. De Chileense heersende klasse verwijst niet langer naar die tijgereconomie, maar stelt nu dat Chili een “ontwikkeld land” is. De jongeren willen hun deel van die “ontwikkeling”.

    Maar ze strijden voor meer dan dat. Ze komen ook in actie tegen de “consumptiemaatschappij”, ook al is dat op zich een naïef concept van de samenleving. Het idee dat ook het onderwijs een marktelement is en zich naar marktnormen moet organiseren, zorgde voor een grote afkeer tegenover de markt. Dit komt tot uiting in heel wat spandoeken in Santiago die zich verzetten tegen de vermarkting van het onderwijs. Er was bijvoorbeeld een ironische spandoek met de slogan: “Als het onderwijs een markt vormt, moet de klant altijd baas zijn.”

    Tijdens de beweging hebben de jongeren de regering vernederd. Ze dwongen president Bachelet tot een speciale televisieboodschap aan het land. Ze dwongen ministers twee keer tot het opstarten van onderhandelingen. De scholierenleiders stelden aan de ministers dat indien de regering niet in staat is om voorstellen te doen rond het onderwijs, ze zelf wel de nodige voorstellen zullen doen.

    Iedere hoop dat Bachelet anders zou zijn dan haar voorgangers, verdwijnt onder de scholieren. Zo waren er recent affiches in Santiago waarop stond: “Bachelet – toespraken voor de armen, beleid voor de rijken.”

    Het is mogelijk dat de acties de komende dagen zullen stopgezet worden opdat een commissie het onderwijssysteem kan onderzoeken. Er zijn al een aantal toegevingen afgedwongen. Bachelet stelde dat 135 miljoen dollar extra wordt vrijgemaakt voor onderwijs, onder meer voor tienduizenden schoolmaaltijden. Er komt een verandering op het vlak van inschrijvingsgeld voor toegangsexamens. Daarnaast waren er ook kleinere toegevingen;

    Deze strijd kan een keerpunt vormen in de strijd tegen het kapitalisme in Chili. Na de dictatuur en de periode van overgang met de “ontwikkeling” van de economie, is een periode van strijd aangebroken. Deze strijdbeweging biedt enorm veel mogelijkheden voor de uitbouw van een socialistische kracht zoals Socialismo Revolucionario.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop