Category: Latijns-Amerika

  • Chili: moordenaar van Victor Jara werkt nog steeds in overheidsdienst

    In 1973 werd Chili opgeschrikt door een militaire staatsgreep onder leiding van de dictator Pinochet. Daarbij werd een heuse massaslachting aangericht. Eén van de eerste slachtoffers van die slachting was de populaire communistische zanger Victor Jara. 33 jaar later is de identiteit van de moordenaar bekend geworden. Die blijkt ongestoord voor de regering van Bachelet te werken…

    Tony Saunois vanuit Santiago, Chili

    Jara gebruikte zijn muzikale talenten om de arbeidersstrijd en de armen te ondersteunen. Zijn muziek ging over de Chileense arbeiders en hun strijd. Na de staatsgreep in 1973 werd Jara, samen met duizenden anderen, naar het Nationaal Stadion gebracht om er gemarteld en vermoord te worden. Op 16 september 1973 werd zijn lijk gevonden. Er waren 34 kogelwonden op zijn lichaam.

    Decennialang was de identiteit van de dader onbekend. In december 2004 ging de Chileense rechter Juan Carlos Urrutia over tot het vervolgen van de luitenant-kolonel op rust Mario Manriquez Bravo. Bravo was de officier die het bevel had over het bloedbad in het Nationaal Stadion in 1973.

    De identiteit van de effectieve moordenaar bleef echter nog steeds onbekend. Nu kwam daar een einde aan. Het blijkt te gaan om iemand die nu voor de nieuwe democratische regering van de socialistische president Michelle Bachelet werkt op het ministerie van pensioenen.

    Een reeks van overlevende getuigen wees in de richting van Edwin Dimiter, beter bekend als de “Sadistische prins”. Ze hebben hem nu geïdentificeerd. De verschrikkelijke getuigenissen bevestigen de arrogantie van de toen 23-jarige militair. Hij was niet gemaskerd en verborg zijn identiteit destijds niet. Voormalige gevangenen getuigen hoe hij met duizenden gevangenen in het stadion sprak.

    “Horen jullie me, marxistisch uitschot?”, was zijn openingszin toen hij de gevangenen in het stadion toesprak. Hij had een erg luide stem en had geen micro’s nodig. “Zijn jullie bang voor mij? We zullen het niet langer bij woorden houden. Nu zullen jullie moeten werken en wie dat niet doet, wordt geëxecuteerd. Horen jullie me? Ik heb de stem van een prins.” Dat citaat kwam naar voor in een getuigenis van een voormalige gevangene, Victor Garcia. Sindsdien was de sadistische militair beter bekend onder de naam “de prins”.

    Anderen herinneren hoe een soldaat de benen brak van een gevangene die uitgeteld op de grond lag nadat hij werd ineengeslagen. ‘De Prins’ gaf bevel om de gevangene ter plekke af te schieten. Anderen getuigden hoe de militair gevangen met een stok tussen de benen sloeg.

    Geen gewone soldaat

    ‘De Prins’ was geen gewone soldaat die “bevelen uitvoerde”. In 1970 was hij naar Panama getrokken om er een training te volgen in de notoire ‘Escuela de las Americas’ – een militair opleidingskamp dat geleid werd vanuit de VS en in heel het continent militairen klaarstoomde. Heel wat militairen die daar een opleiding kregen, waren nadien betrokken bij militaire staatsgrepen en de brutale repressie die plaatsvond in de jaren 1970. ‘De prins’ was geen uitzondering.

    Hij nam deel aan de mislukte militaire staatsgreep tegen Allende in juni 1973, de “Tanquetazo”, en werd hiervoor opgepakt. Bij de succesvolle staatsgreep van 11 september 1973 werd hij onmiddellijk vrijgelaten en kreeg hij een opdracht in het Nationaal Stadion. Overlevenden van dat bloedbad getuigen nu dat hij in het stadion aankwam met een enorme haat omwille van zijn gevangenneming. Hij was uit op wraak.

    De identiteit van ‘de prins’ bleef jarenlang een goed bewaard geheim. De bekendmaking van zijn identiteit maakt deze tragedie echter enkel nog erger. ‘De prins’ is tewerkgesteld door de verschillende coalitieregeringen die volgden op de “overgang” van de dictatuur naar een democratie. Hij werkte op het ministerie van pensioenen.

    Compensaties voor de massamoorden

    Er blijven veel vragen omtrent het verleden van ‘de prins’. In 1976 nam hij om onverklaarbare redenen ontslag uit het leger. Om onverklaarbare redenen kreeg hij bescherming en kreeg hij een uitkering op basis van de wet “Ley de Exonerados Politicos”, een wet uit 1999. Die wet had als doel om politieke gevangenen van onder de dictatuur van Pinochet te vergoeden. Na hun arrestatie hadden veel mensen geen job meer gevonden en verloren ze alle pensioenrechten. Deze wet voorzag in een compensatie met pensioenrechten voor de periode waarin de betrokkenen gevangen zaten of geen werk vonden. Om van die regeling gebruik te kunnen maken, werd ‘de prins’ wellicht voorgedragen door een politicus of een regeringsambtenaar.

    Dit is niet het enige geval van iemand die verantwoordelijk was voor martelingen en moorden die vandaag een uitkering krijgt op basis van deze wet. Een andere figuur die zo’n uitkering krijgt werkte voor de geheime dienst binnen de Chileense luchtmacht, Rafael Gonzalez Verdugo. Hij werd in 1973 beschuldigd van de moord op de Amerikaan Charles Horman. Dat kwam aan bod in de film “Missing” dat een deel van het verhaal van de staatsgreep in 1973 bracht.

    De identiteit van ‘de prins’ is nu bekend geworden. Activisten in Chili publiceerden zijn foto, telefoonnummer en adres op een website. Mogelijk zal hij hierdoor toch nog de consequenties van zijn sadistisch verleden moeten dragen.

    Geen afgesloten hoofdstuk

    De “socialistische” regering van Bachelet voert een neoliberaal beleid en ging recent over tot een repressieve aanpak van een nieuwe generatie jongeren die op straat komt voor degelijk onderwijs. Deze regering wil het verleden verbannen naar de archiefkasten.

    Het bekendmaken van de identiteit van de moordenaar van Victor Jara toont aan dat die periode van de Chileense geschiedenis, en het lijden dat daarmee gepaard ging, geen afgesloten hoofdstuk vormt. Het wordt opnieuw geopend door een nieuwe generatie.

    De lessen van de nederlaag van de Chileense revolutie in 1973 en de strijd tegen de dictatuur, moeten opnieuw naar voor gebracht worden. Dat is noodzakelijk als we het systeem dat Pinochet aan de macht bracht, willen omverwerpen. Er is nood aan een sterke socialistische kracht die in staat is om komaf te maken met het kapitalisme en kan beginnen aan de opbouw van een socialistisch alternatief. Dat is de beste manier om de dood van Jara te herdenken, net zoals de dood van duizenden anderen die onder de dictatuur van Pinochet zijn omgekomen.

    Lees ook:

    > Chili 1973. Een heldhaftige revolutie onderdrukt. Een brochure door Tony Saunois over de gebeurtenissen van 1973.

  • Bolivië. Zal Morales het potentieel voor socialisme benutten?

    Evo Morales werd eind vorig jaar verkozen als president van Bolivië. Die verkiezingsoverwinning kwam er na een massale strijdbeweging die het land wekenlang platlegde en de vorige president, Mesa, naar huis stuurde. Onder druk van de massa’s die toen reeds in actie kwamen, is Morales nu moeten overgaan tot een aantal (beperkte) nationalisaties.

    Emiel Nachtegael

    De bewegingen die reeds verschillende Boliviaanse presidenten tot aftreden dwongen, waren het gevolg van een jarenlang neoliberaal beleid. Dat beleid stond ten dienste van de grote buitenlandse multinationals die miljardenwinsten maken in Bolivië. Het land heeft de tweede grootste gasreserves van het continent, maar is tegelijk één van de armste landen.

    Morales werd verkozen vanuit een hoop op verandering. Dat zet meteen een grote druk op de nieuwe president. Hij kondigde aan het minimumloon en de lonen van de leerkrachten te verhogen, terwijl hij de lonen van de hoge ambtenaren (inclusief zichzelf) halveerde.

    Op 1 mei kondigde Morales aan dat dat de opbrengst van de olie en het gas voortaan grotendeels naar Bolivië moet gaan. De multinationals mogen blijven, maar moeten een groot deel van hun winsten afstaan (voorlopig vastgelegd op 82%). Bedrijven die zich daar niet bij neerleggen, worden volledig genationaliseerd.

    Helaas stoppen veel progressieve maatregelen nog halfweg. Er is de druk van de rijke elite, maar ook van de massa’s die enorm hooggespannen verwachtingen hebben. De kloof tussen rijk en arm is bijzonder groot in Latijns-Amerika. De 10% rijksten bezitten 143 keer meer dan de armste 10%.

    Met zijn maatregelen komt Morales deels tegemoet aan zijn verkiezingsbeloftes, maar de bevolking eiste de volledige nationalisatie van de bodemrijkdommen. Tot 1 mei dreigde de nationale vakbondsfederatie COB met een algemene staking op 4 mei om de regering daaraan te herinneren.

    De maatregel zal vooral hard aankomen bij de multinationals Petrobas (Brazilië), Repsol (Spanje) en in mindere mate ook Total (Frankrijk). De regering denkt jaarlijks zo’n 320 miljoen dollar extra binnen te krijgen door deze maatregel.Met dat geld is veel mogelijk en kan de decennialange sociale achteruitgang verlicht worden.

    Delen van de vakbondsfederatie COB komen terecht op voor een volledige nationalisatie onder arbeiderscontrole en -beheer. Enkel dan is het mogelijk om de geproduceerde rijkdom effectief te gebruiken voor de belangen van de arbeiders en hun gezinnen, om zo komaf te maken met armoede, woningnood,…

    Dat zou de weg openen naar een echt socialisme in de 21ste eeuw. Net zoals in Venezuela, wordt er in Bolivië gediscussieerd over socialisme. Het effectief instellen van een systeem van arbeidersdemocratie met een samenwerking tussen beide landen, samen met Cuba, zou een belangrijke stap zijn in de richting van een democratisch socialistische federatie op het continent.

    De MAS-leiding houdt echter vast aan de “stappentheorie” van de Boliviaanse Communistische Partij (PCB). De vice-president, Alvaro Garcia Linera, denkt dat socialisme in de komende 50 tot 100 jaar onmogelijk is en dat het land eerst door een fase van “Andes-Amazone kapitalisme” moet. Dat is een weg in de richting van nederlagen. Een nieuw “Andes-Amazone kapitalisme” kan zorgen voor een aantal hervormingen voor de arbeidersklasse om tijdelijk sociale vrede en stabiliteit te kopen op een ogenblik dat de prijzen voor olie en gas hoog staan.

    Het is echter zeker dat, net zoals in Venezuela, zonder arbeiderscontrole, de maatregelen ook zullen gebruikt worden voor het verrijken van een deel van de Latijns-Amerikaanse elite die bereid is toegevingen te doen in ruil voor sociale vrede.

    Voor de arbeidersbeweging zal een poging om tot een compromis met het kapitalisme te komen, niet leiden tot overwinningen. Zolang de heersende elites, zowel nationaal als internationaal, hun instrumenten van economische en politieke macht kunnen behouden, zullen ze blijven zoeken naar mogelijkheden om hun eigen posities te versterken ten nadele van de arbeiders en de armen.

  • Chili. 400.000 scholieren staken en betogen voor degelijk onderwijs

    Op dit ogenblik vindt in Chili een massale beweging plaats van scholieren. Die komen in actie om degelijk onderwijs te eisen. Het jongerenprotest is opvallend omwille van de omvang van de acties, maar ook omwille van de erg jonge leeftijd van de deelnemers. De meesten zijn 13 tot 16 jaar oud.

    Tony Saunois vanuit Santiago in Chili

    “Welkom president Jacques Chirac” stond er op reclameborden in de nieuwe metrostations van de Chileense hoofdstad Santiago. De Franse president kwam hier vorige week op bezoek. Hij kwam spreken over de versterking van de handelsrelaties tussen beide landen. Chirac zal zich snel thuis gevoeld hebben. Tijdens zijn bezoek kon hij immers een groeiend jongerenprotest zien ontwikkelen in heel het land.

    Sindsdien waren er betogingen en acties met tienduizenden scholieren in heel het land. Er waren acties, maar ook bezettingen van scholen. De jongeren eisen meer middelen voor het onderwijs. Volgens een laatste telling waren er zo’n 400.000 scholieren ofwel in staking ofwel betrokken bij een schoolbezetting in de grootste Chileense steden – Santiago, Concepcion, Valpariso, Puerto Monte en andere. “We zijn realistisch, we eisen het onmogelijke!”, staat er op een groot spandoek aan een school in Santiago. De slogan is een citaat van Che Guevara.

    Andere slogans maakten de eisen van de jongeren duidelijk: “We eisen een toekomst en we eisen een degelijk onderwijs”, “Degelijk onderwijs, geen vermarkting” en “Marktonderwijs – de andere kant van La Moneda” (La Moneda is het presidenteel paleis, maar het betekent ook “munt”). De meest voorkomende slogan is “Gratis en degelijk onderwijs”.

    Andere slogans zijn gericht tegen de nieuwe Chileense president, Michelle Bachelet van de socialistische partij. Die kwam minder dan drie maanden geleden aan de macht en heeft reeds heel wat conflicten en crises meegemaakt in haar regering. Tijdens de verkiezingen was haar centrale slogan “Estoy contigo” (Ik sta aan jullie kan). Aan heel wat scholen hangen nu slogans als “Bachelet – ¿estas con nosotros?” (“Bachelet, sta je aan onze kant?”)

    De jonggerenprotesten worden gedragen door erg jonge scholieren. Dat is een belangrijk nieuw element in de politieke situatie. Chili lag achterop tegenover andere Latijns-Amerikaanse landen op het vlak van strijdbewegingen van arbeiders en jongeren. Bij de “democratische overgang” 16 jaar geleden, waren de meeste scholieren die nu actie voeren nog niet eens geboren. Dit is de eerste belangrijke strijd van een nieuwe generatie die nooit de dictatuur van Pinochet heeft gekend. Het zijn deze jongeren die de arbeidersbeweging van de komende jaren zullen vormen en die hun strijdbaarheid zullen meenemen op de werkvloer.

    De afgelopen jaren waren er wel meerdere acties van scholieren, maar deze strijd vormt een belangrijke ontwikkeling in het politieke bewustzijn van de jongeren. Er is nog heel wat verwarring in het politiek bewustzijn en er is een groot wantrouwen in organisaties of mensen van buitenaf. De afgelopen jaren waren er protestacties om gratis buspassen te eisen, meer transportuitkeringen en andere veranderingen. Een scholier in Santiago stelt echter: “Dat volstond niet. We moeten het volledige onderwijssysteem veranderen.”

    Eén van de centrale eisen van de beweging is het stopzetten van de gehate LOCE (onderwijswet) die in de grondwet was opgenomen. Die wet werd ingevoerd onder de dictatuur van Pinochet en werd gebruikt om scholen over te dragen aan de lokale autoriteiten en ook om scholen te privatiseren. Nu wordt geëist dat deze wet wordt ingetrokken. Daarbij beseffen de scholieren dat ze opkomen voor het intrekken van een belangrijk instrument van het neoliberaal beleid van de regeringscoalitie van de Concertacion (van christen-democraten en sociaal-democraten). Om de wet in te trekken, is een grondwetswijziging nodig. Daar is een grote meerderheid voor nodig in het parlement. Opdat dit kan worden afgedwongen, zal een grote en sterke beweging van de arbeiders nodig zijn.

    Brutale repressie

    De regering was verrast door de omvang en de snelheid waarmee deze beweging is ontwikkeld. Er werd geantwoord met brutale repressie. De regering ging te ver en dat heeft enkel geleid tot een breder verzet tegen de politierepressie. Terwijl groepen jongeren op straat komen met protestborden die degelijk onderwijs eisen, worden ze geconfronteerd met traangas en waterkannonnen. Dat doet denken aan de manier waarop jongeren werden behandeld onder het gehate regime van Pinochet.

    Er is geen vandalisme of hooliganisme van de jongeren die betrokken zijn in deze beweging; Maar toch wordt de oproerpolitie ingezet tegenover 13 of 14-jarige scholieren die meer leraars willen, kleinere klassen, beter boeken en andere middelen.

    Het Chileense “economische mirakel” heeft geleid tot de ontwikkeling van infrastructuur op het vlak van transport en in beperkte mate ook op het vlak van huisvesting. Maar het belangrijkste aandeel van de winsten is naar de heersende klasse gegaan. De rijkste 20% bezitten 62% van het nationale inkomen, terwijl de armste 20% moet overleven met slechts 3,3% van het nationale inkomen. Er is geen ontwikkeling geweest van een gezondheidszorg of van het onderwijs.

    Om de beweging tot een succes te leiden, is het noodzakelijk dat deze beter wordt georganiseerd en uitgebreid wordt naar alle delen van de arbeidersklasse. In bepaalde bezette scholen wordt slechts een beperkt aantal scholieren binnengelaten om de bezetting te organiseren. De bezettingen zijn goed georganiseerd, maar er is geen democratische structuur om deze strijd te organiseren. In een school die we bezochten met enkele leden van Socialismo Revolucionario (Chileense afdeling van het CWI), hebben de scholieren zelfs comité’s opgezet om in te staan voor de veiligheid, voor voedsel en zelfs voor de verspreiding van dagbladen.

    Er moeten verkozen actiecomités komen in alle scholen. Deze moeten zich verbinden op regionaal en nationaal niveau om de staking te organiseren en om een strategie en taktieken uit te werken. Maar als de beweging wordt verder gezet, zullen er ook andere delen van de arbeidersbeweging moeten betrokken worden. We mogen de jongeren hun strijd niet alleen laten voeren.

    Dat is ook de les van de recente beweging in Frankrijk. In onze pamfletten en meetings leggen we dat punt verder uit. De oproep voor een 24-urenstaking van alle arbeiders is essentieel om de steun voor de scholieren te verbreden en te organiseren. Op die basis kunnen overwinningen geboekt worden! De strijd van de scholieren opent alvast een nieuwe fase in de strijd van de Chileense jongeren en arbeiders.

    Na de staking van 30 mei is er een enorme woede over het optreden van de politie en over het geweld. Op 31 mei waren er confrontaties tussen scholieren en politie tussen 13h en 19h. Meer dan 700 jongeren werden opgepakt. Heel wat journalisten werden in elkaar geslagen en zagen hun materiaal vernield worden. Grote delen van de Chileense bevolking klagen het geweld aan. Dit leidde reeds tot het ontslag van het hoofd van de oproerpolitie. Dat ontslag is een eerste overwinning tegenover het regime.

  • Brazilië: uitbarsting van geweld in Sao Paulo

    Vorige zondag was er een uitbarsting van geweld in de Braziliaanse stad Sao Paulo. Journalisten omschreven de gebeurtenissen als “Een dag in Bagdad”. De gebeurtenissen zondag vormden een voorlopig hoogtepunt van drie dagen van nooit gezien geweld en moordpartijen.

    Tony Saunois vanuit Sao Paulo. Artikel geschreven op dinsdag 16 mei

    De betrokkenen gebruikten machinegeweren en andere zware wapens. Er was een reeks gecoördineerde aanvallen die met militaire precisie werden uitgevoerd. Er waren 150 aanvallen op politiekantoren en tegen 8 banken. Zo’n 150 bussen werden in brand gestoken waarop de busbedrijven honderden andere bussen terugtrokken uit het verkeer om vernielingen te vermijden. Hierdoor is er heel wat chaos voor de naar schatting drie miljoen arbeiders in Sao Paulo. Tegen maandagavond waren er honderden gestrande reizigers aan bushaltes. De reizigers wisten niet hoe ze thuis zouden raken. Eén van de luchthavens is gesloten na een bommelding.

    De uitbarsting van geweld was opgezet door één van de meest beruchte gangstergroepen in de stad, de Primero Comando da Capital (PCC, Eerste commando van het kapitaal). Op het moment dat de aanvallen plaatsvonden waren er ook zo’n 80 georganiseerde opstanden in een reeks gevangenissen. Er werden daarbij gijzelaars genomen. De dodentol is opgelopen tot 74, waaronder meer dan 30 politie-agenten, zo’n 40 vermoedelijke criminelen en 8 cipiers. Het lijkt op een oorlog tussen de PCC en de corrupte militaire politie.

    Op maandagochtend vlogen helikopters over de stad om de situatie beter te kunnen volgen. De meeste arbeiders en jongeren zijn geschokt door de omvang van het geweld. Het heeft geleid tot heel wat angst onder de bevolking. Maandagavond waren de normaal erg drukke straten en snelwegen compleet verlaten tegen 22 uur. Leden van Socialismo Revolucionario (onze Braziliaanse zusterorganisatie) die van een meeting in het stadscentrum terugkwamen, waren zowat de enigen die zich buiten waagden in het stadscentrum. We passeerden enkel sterk bewapende agenten. De stad leek compleet verlaten te zijn.

    De meeste aanvallen waren gericht tegen de militaire politie, maar veel arbeiders en jongeren zijn bang om betrokken te raken in het geweld. Eén van de aanvallen op een politiekantoor was in Taboão, vlak bij de kantoren van de lerarenvakbond APEOSP. Dat politiekantoor werd beschoten met machinegeweren vanuit een voorbijrijdende wagen.

    In een aantal scholen zijn de studenten, leraars en ouders bang omwille van de aanwezigheid van politievoertuigen die een doelwit van de PCC zouden kunnen vormen. Als antwoord op deze bedreiging, heeft de APEOESP (dat geleid wordt door leden van Socialismo Revolucionario) opgeroepen om niet naar school te gaan zolang het geweld aanhoudt. Er wordt opgeroepen tot een massameeting van de leraars om de bedreigingen en het geweld te bediscussiëren. Een aantal scholen en universiteiten liggen inmiddels effectief plat.

    Machtsvertoon

    De aanvallen van de PCC zijn een onderdeel van hun machtsvertoon tegenover de beslissing van de staat om leden van de PCC in de gevangenissen, waaronder een aantal leiders, over te plaatsen naar de streng bewaakte gevangenis van PresidenteVenceslau (dat door de PCC het “monsterpark” wordt genoemd). De Braziliaanse gevangenissen staan bekend voor het geweld dat er gehanteerd wordt. Het leven van de 60.000 gevangenen in de staat Sao Paulo doet denken aan Dante’s zeven cirkels van de hel. In de gevangenis rotten de gevangenen weg. De gevangenissen worden gecontroleerd door criminele bendes die elkaar bestrijden om de macht te verwerven over de gevangenissen.

    De PCC is één van de machtigste georganiseerde bendes in Sao Paulo. Het is betrokken bij drughandel, ontvoeringen en andere criminele activiteiten. Er bestaan gelijkaardige bendes in Rio de Janeiro en andere steden. Maar de PCC is erg goed georganiseerd en gaat bijzonder professioneel te werk. De huidige aanvallen zijn gericht tegen de militaire politie en de banken. Zelfs bij het uitbranden van bussen, werd geprobeerd om passagiers en chauffeurs ongemoeid te laten.

    De PCC is georganiseerd als een militaire guerrilla-organisatie met een centraal commando, een centraal comité en zelfs eigen statuten. In een aantal sloppenwijken waar de PCC actief is, treedt de organisatie bijna op als een lokale politiemacht die criminele activiteiten tegen de lokale bevolking tegenhoudt en er tegelijk voor zorgt dat ze zelf de drugsmarkt kan controleren. Onder een aantal jongeren in de armste wijken rond de stad is er zelfs een zekere sympathie voor de criminele bendes.

    De leiding van deze organisatie heeft zich schijnbaar deels gebaseerd op een aantal guerrillabewegingen in andere Latijns-Amerikaanse landen. De PCC werd begin jaren 1990 opgericht in de gevangenissen. Een aantal symbolen en retoriek werd overgenomen van linkse politieke gevangenen. Terwijl enerzijds symbolen als Che Guevara soms worden gebruikt, zijn er ook berichten over sympathie voor Bin Laden en de aanvallen op de WTC-Torens in New York in 2001.

    De PCC heeft echter niets te maken met de ideeën en methoden van linkse socialisten of de opvattingen waar Che Guevara voor stond. Het feit dat de PCC in een aantal sloppenwijken enige steun kon verwerven, komt vooral door het politieke vacuüm dat er achtergelaten is door de leiding van arbeidersorganisaties die geen alternatief aanbieden op het neoliberaal beleid van Lula. De uitdaging voor de nieuwe P-SOL partij (Partij voor socialisme en vrijheid, een brede socialistische partij waarin onze kameraden actief zijn) is dan ook om te bouwen aan een echt socialistisch alternatief. Een aantal media probeert de huidige crisis te gebruiken om de linkerzijde aan te vallen en die te linken aan criminele bendes zoals de PCC. De crisis wordt ook gebruikt om meer repressie te eisen.

    De groei en de kracht van zo’n criminele organisatie is een uitdrukking van de wanhopige situatie waarin de armste lagen van de bevolking zich bevinden en van de impasse in Brazilië als gevolg van het neoliberaal beleid van de regering-Lula.

    In Sao Paulo leven meer dan één miljoen mensen in de sloppenwijken, de “favellas”. Nog eens een miljoen mensen proberen te overleven in grote appartementsblokken of kleine huizen waarin vaak vijf tot tien families samenwonen. Geweld, drugs en wanhoop vormen er een onderdeel van het dagelijkse leven.

    Repressieve militaire politie

    De aanvallen van de PCC zullen leiden tot een brutale repressie door de corrupte militaire politie. Die bereidt een massale repressie voor waarbij mogelijk ook heel wat onschuldige jongeren zullen aangepakt worden. De militaire politie in Sao Paulo heeft de reputatie om er op los te schieten. Ze schieten eerst en stellen dan pas vragen. In 2000 werd iedere negen uur iemand doodgeschoten door de politie, gemiddeld waren er drie doden per dag. 60% van die slachtoffers had geen strafblad. Uit cijfers van 1999 blijkt dat 51% van de slachtoffers in de rug werd geschoten en 21% was geraakt door meer dan 5 kogels. De meesten waren zwarten. Niets wijst erop dat dit veranderd is sinds Lula aan de macht kwam in 2002.

    Lula heeft aan de lokale gouverneur aangeboden om het nationale leger in te zetten indien dat gewenst is. De crisis zal zeker politieke gevolgen hebben in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van oktober. De lokale gouverneur, Geraldo Alckmin van de pro-kapitalistische PSDB (Partij van sociale democratie in Brazilië), komt daarbij op tegen Lula. Alckmin wordt daarbij gesteund door Claudio Lembo van de PFL (Liberale Frontpartij). De huidige crisis vormt echter een probleem voor Alckmin. Zeker indien er een golf van repressie komt, zal dit de situatie enkel erger maken. Maar indien hij niets doet, zal dit ook aangegrepen worden door zijn tegenstanders.

    Tegelijk zien we dat de aanvallen gebruikt worden om de arbeidersbeweging te intimideren en meer repressie te installeren.

    De veiligheidsdiensten beweren dat ze opnames hebben van telefoongesprekken van PCC-leiders waarin deze beweren dat ze betogingen zouden aanvallen. Daarbij wordt geprobeerd om aan te tonen dat de PCC activiteiten van de PSDB wil aanvallen teneinde de PT daarvan te beschuldigen. Dat zou leiden tot meer politieke onstabiliteit. Er wordt echter ook gesuggereerd dat het mogelijk is dat andere betogingen, zoals arbeidersbetogingen voor hogere lonen, zouden worden aangevallen.

    Het is niet duidelijk of die opnames effectief bestaan of als ze enkel gebruikt worden door de regering als propagandamiddel om de arbeidersbeweging te intimideren. Zo’n bedreigingen zijn mogelijk vanuit de PCC, maar het gaat wel in tegen de logica van de recente acties waarbij enkel politiekantoren en banken werden aangevallen.

    De bedreigingen, van waar ze ook komen, tonen duidelijk aan dat de arbeidersbeweging en zeker de P-SOL en de vakbondsbasis, een eigen standpunt moeten innemen over deze crisis en niet mogen toelaten dat de arbeiders en hun gezinnen worden geïntimideerd door de PCC of de staat.

    Leden van SR vragen binnen de P-Sol om over te gaan tot de organisatie van een meeting en een campagne tegen het geweld en tegen politierepressie. De arbeidersorganisaties moeten de nodige stappen zetten om de verdediging van de arbeiders en jongeren te organiseren. Betogingen moeten beschermd worden door een eigen ordedienst. Dat moet een onderdeel zijn van de campagne van de P-SOL waarbij onder meer opgekomen wordt voor een democratisch gecontroleerde politiemacht die verantwoording verschuldigd is aan de lokale bevolking. Verder moet worden geëist dat er een demilitarisering is van de militaire politie. Dit moet allemaal gekoppeld worden aan de strijd voor een socialistisch programma dat een einde kan maken aan de verschrikkelijke sociale voorwaarden waarin organisaties zoals de PCC kunnen ontwikkelen. Deze crisis toont de noodzaak aan voor de P-SOL om een massabasis uit te bouwen op basis van een onafhankelijk socialistisch alternatief.

  • Bolivië: Morales gaat over tot gedeeltelijke nationalisatie

    “De Spanjaarden, Noord-Amerikanen en Europeanen hebben het tin, het zilver en de natuurlijke rijkdommen geplunderd. In 1937 was er, onder leiding van het leger, een eerste nationalisatie van de petroleum. In 1969 volgde een tweede nationalisatie onder leiding van de intellectueel Marcelo Quitogna Santa Cruz en zijn strijd gaat vandaag verder.” Dat verklaarde de Boliviaanse president Evo Morales onder meer in een toespraak op 1 mei 2006 toen hij een presidentieel decreet aankondigde waarmee de privatisering van de olie- en gasindustrie uit 1996 ongedaan wordt gemaakt.

    Karl Debbaut

    Morales deed een toespraak in het zuidoostelijke departement Tarija, waar zich de grootste gasvoorraad van het land bevindt. Morales was er aanwezig met een aantal ministers en vertegenwoordigers van het leger. Het leger ging over tot het bewaken van de belangrijkste installaties en raffinaderijen en gaf daarmee een sterk signaal aan de multinationals om vernielingen tegen te houden. Bovendien werd een nog sterker signaal gegeven aan de Boliviaanse heersende klasse waarin duidelijk werd gemaakt dat het leger aan de kant van de regering staat en dat ze niet moet proberen om een staatsgreep te organiseren of om separitistische tendensen te stimuleren die het land willen opdelen.

    Er waren overal grote 1 mei betogingen in het land. De massa’s vierden wat ze zagen als een eerste stap naar een volledige nationalisatie van de energiesector (olie- en gasindustrie). José Lopez, een inwoner van Santa Cruz, uitte zijn tevredenheid: “Tijdens de eerste 100 dagen van zijn bewind heeft Evo niet alles gedaan wat hij beloofde. Maar dit maakt veel goed. Nu staat iedereen opnieuw achter hem.”

    De reactie van het Westerse imperialisme op de “eerste nationalisaties van de 21ste eeuw”, zoals de vice-president Alvaro Garcia Linera het noemde, was er één van afkeuring en verontwaardiging. De Spaanse sociaal-democratische president Zapatero dreigde met het terugschroeven van de steun aan het land. De Braziliaanse ‘sociaal-democratische’ president Lula stelde dat de twee landen “op de meest democratisch mogelijke manier zullen onderhandelen” over de toekomstige energieprijzen, maar hij stelde tegelijk dat de nationalisatie “onvriendelijk” was. De Amerikaanse staatssecretaris Condoleezza Rice beschuldigde Morales van “demagogie”.

    De ‘Beweging naar het socialisme’, of MAS, van Evo Morales, stelt het presidentieel decreet nummer 28701 voor als een cadeau aan de massa’s, maar het cadeau komt natuurlijk niet van hen zelf. Het is de strijd van de Boliviaanse arbeiders en arme massa’s voor de nationalisatie van de energiesector – de zogenaamde “gasoorlogen” – die aan de basis lag van het politieke landschap van de afgelopen vier jaar. De mobilisaties van de arbeiders, met hun vakbonden en gemeenschapsorganisaties, heeft geleid tot de val van twee regeringen. De MAS was voornamelijk een toeschouwer bij de opstand van oktober 2003 waarbij meer dan 60 mensen omkwamen bij geweld van politie en leger. Ook bij de massamobilisaties van mei en juni 2005 was de MAS in grote mate een toeschouwer. De partij steunde de regering van Carlos Mesa in 2004 en begin 2005.

    Nationalisatie of opnieuw onderhandelen

    De belangrijkste buitenlandse bedrijven in Bolivië zijn het Spaanse Repsol en Petrobas, een Braziliaans overheidsbedrijf. De Boliviaanse tak van Petrobas staat in voor 24% van de Boliviaanse belastinginkomsten en 18% van het BNP. Daarenboven staat het bedrijf in voor 75% van de gasexport en 95% van de raffinagecapaciteit van het land. Het produceert 100% van de gasoline en 60% van de diesel die in Bolivië wordt gebruikt.

    Het decreet van Evo Morales gaat net niet over tot de onteigening van de multinationals. Er wordt voorzien dat het overheidsbedrijf Yacimientos Petroliferos Fiscales (YPFB), dat na de privatiseringen van 1996 geen rol meer speelde, nieuw leven wordt ingeblazen om een meerderheidscontrole te verwerven over alle gasvelden en de installaties. De multinationals hebben de afgelopen 10 jaar enorme winsten gemaakt en moesten slechts 18% belastingen betalen. Nu zullen ze 82% belastingen moeten betalen en ze zullen slechts de controle hebben over 18% van de industrie. Als ze in de komende 180 dagen niet akkoord gaan met nieuwe onderhandelingen over hun contracten, zal de regering overgaan tot onteigeningen.

    Deze maatregel komt er na 100 dagen van bewind onder Morales en is het resultaat van een toenemende druk van de massa’s om iets te doen. Morales had dit bovendien beloofd in zijn verkiezingscampagne. De massa’s en de arbeiders hebben de volledige nationalisatie geëist. De meest vooruitziende lagen van de Boliviaanse vakbondsfederatie COB eisen ook arbeiderscontrole en arbeidersbeheer over de industrie als een eerste stap om komaf te maken met het kapitalisme en om een socialistische samenleving op te bouwen. Morales en de MAS hebben zich nooit uitgesproken voor een dergelijke koers. Tijdens de verkiezingscampagne stelde Morales dat hij wou onderhandelen met buitenlandse bedrijven over de natuurlijke rijkdommen van het land. Hij benadrukte dat dit geen onteigeningen of nationalisaties zouden zijn, maar dat er zou onderhandeld worden over de contracten.

    De druk van de massabeweging was echter dermate groot dat Morales mogelijk zal moeten overgaan tot een volledige nationalisatie. Tijdens de eerste 100 dagen van de nieuwe regering zagen we een evolutie van links naar rechts en terug. Er werd geprobeerd een balans te vinden tussen de belangen van de massa’s en een verstandhouding met het Braziliaanse, Spaanse en Britse imperialisme. Eén van de opvallende kenmerken van de regering is dat geprobeerd wordt om de meer radicale elementen uit de massabeweging te isoleren om zo met een gematigder vleugel te kunnen samenwerken. Morales heeft tijdens de eerste 100 dagen van zijn bewind een mobilisatie van stakend vliegpersoneel in Cochabamba neergeslaan. Tegelijk beloofde hij het minimuloon met 50% tot 100% op te trekken.

    Het lijkt erop dat de sociale temperatuur de afgelopen weken opnieuw sterk gestegen is in Bolivië. Een van de elementen waardoor Morales deze maatregel heeft genomen, is wellicht de algemene staking die werd aangekondigd voor donderdag 4 mei in de regio van Santa Cruz. Na de bekendmaking van het presidentieel decreet werd die staking afgelast.

    1 mei in Bolivië

    Op 1 mei namen honderdduizenden arbeiders en armen deel aan betogingen. In La Paz was er zowat een algemene staking met tienduizenden arbeiders, boeren en mensen van indigene afkomst die betoogden. Een ooggetuige stelde: “Ik kwam voorbij een groep arbeiders van Coca-Cola die rode vakbondsvestjes aanhadden met afbeeldingen van Che Guevara opgenaaid, fabrieksarbeiders, gepensioneerden, indigene boerengroepen, leraars, arbeiders uit de informele sector, die samen met duizenden vrouwen uit verschillende sectoren betoogden. Sommigen waren in traditionele klederdracht, anderen in jeans of met vakbondsjasjes. Restaurants en winkels waren dicht. De enigen die werkten, waren straatverkopers.”

    De protestborden en spandoeken op de betoging brachten hulde aan de internationale martelaren van de arbeidersklasse. Op één van de spandoeken stond: “Eer aan de martelaren van Chicago die hun leven gaven voor de 8-urendag”, waarbij dit verbonden werd met de strijd in Bolivië: “Weg met de plunderende multinationals”, “Onmiddellijke nationalisatie van de energiesector”, “Weg met de oligarchie van Cruceòo”. De Cruceòo oligarchie is de elite van Santa Cruz die heeft gedreigd met een opsplitsing van het land en in realiteit een burgeroorlog wil opstarten om haar belangen en die van het imperialisme veilig te stellen.

    Het decreet van de Boliviaanse regering zal door het imperialisme gezien worden als een bedreiging voor haar belangen. De massa’s in Bolivië daarentegen verwelkomen de beslissing. De situatie in dat land is enorm verdeeld met twee derden van de bevolking die in absolute armoede leeft. Dat roept om verandering, een breuk met het kapitalisme en de opbouw van een socialistische samenleving. Enkel door de volledige controle – met arbeiderscontrole en arbeidersbeheer – te verwerven over de natuurlijke rijkdommen van het land en de sleutelsectoren van de economie, zal het mogelijk zijn om een democratische planning op te maken om de enorme middelen aan te wenden voor de belangen van de bevolking en het land.

    De MAS-leiding houdt echter vast aan de “stappentheorie” van de Boliviaanse Communistische Partij (PCB). De vice-president, Alvaro Garcia Linera, denkt dat socialisme in de komende 50 tot 100 jaar onmogelijk is en dat het land eerst door een fase van “Andes-Amazone kapitalisme” moet. Dat is een weg in de richting van nederlagen. Een nieuw “Andes-Amazone kapitalisme” kan zorgen voor een aantal hervormingen voor de arbeidersklasse om tijdelijk sociale vrede en stabiliteit te kopen op een ogenblik dat de prijzen voor olie en gas hoog staan.

    Het is echter zeker dat, net zoals in Venezuela, zonder arbeiderscontrole, de maatregelen ook zullen gebruikt worden voor het verrijken van een deel van de Latijns-Amerikaanse elite die bereid is toegevingen te doen in ruil voor sociale vrede. Voor de arbeidersbeweging zal een poging om tot een compromis met het kapitalisme te komen, niet leiden tot overwinningen. Zolang de heersende elites, zowel nationaal als internationaal, hun instrumenten van economische en politieke macht kunnen behouden, zullen ze blijven zoeken naar mogelijkheden om hun eigen posities te versterken ten nadele van de arbeiders en de armen.

    De heersende klasse zal alle mogelijke middelen aanwenden, inclusief het opstarten van burgeroorlogen, om zo de arbeiders en de armen aan te pakken en hun macht te breken. Een compromis met de heersende klasse zal geen einde maken aan de enorme armoede van de meerderheid van de Brazilianen. In El Alto, dat vooraan stond in de recente strijdbewegingen, heeft 57% van de bevolking minder dan 2 dollar per dag. De verdeling van rijkdom in Latijns Amerika is enorm ongelijk, de rijkste 10% van de bevolking heeft een inkomen dat 143 keer groter is dan de armste 10%. In landelijke gebieden is die verhouding zelfs 170.

    De Boliviaanse massa’s hebben aangetoond dat ze potentieel de situatie volledig kunnen controelren. Zij beslissen of een regering stand houdt of niet. Het gebrek aan een bewuste revolutionaire massapartij van de arbeidersklasse en de armen, gewapend met een revolutionair socialistisch programma, heeft een verdere ontwikkeling van de strijd in Bolivië afgeremd.

    De beslissing van Morales om controle te verwerven over de olie- en gasindustrie is een belangrijke stap in de strijd van de massa’s voor een beter leven. Concrete ervaringen leren ons veel bij, zowel in het dagelijkse leven als in strijdbewegingen. Eerder dit jaar probeerde de regering-Morales om een aantal vertegenwoordigers van de buurtorganisatie Fejuve in de regering op te nemen. Fejuve organiseert de armsten in El Alto. De vertegenwoordigers van die organisatie die tot de regering toetraden, werden onmiddellijk uit Fejuve gezet wegens de ondemocratische methoden van de regering.

    De massa’s in het land zullen voorzichtig iedere nieuwe stap van de regering volgen. Bij de betogingen op 1 mei werd ook gedemonstreerd voor de olie- en gasraffinaderij van Petrobras Gualberto Villaroel. Een arbeider klom op een ladder tegen de gevel van het gebouw en probeerde de metalen letters van ‘Petrobras’ te overplakken met een spandoek met de naam van het voormalige overheidsbedrijf in de energiesector. Vanuit de betoging werd geroepen: “Vernietig die metalen letters”. Iemand in de betoging uitte zijn vrees: “Ze zullen het niet wegnemen, maar enkel overdekken”. Dat is maar een anekdote, maar het weerspiegelt de standpunten van een bewuste laag. Alle pogingen van de regering om de kapitalistische uitbuiting gewoon te bedekken, zal niet aanvaard worden door de meest bewuste laag van de Boliviaanse massa’s.

    Een breuk met het kapitalisme en een mogelijke alliantie met Venezuela en Cuba op basis van een democratische socialistische federatie in Latijns-Amerika zou een enorme stap vooruit betekenen en zou een lichtpunt zijn voor de massa’s van de volledige neokoloniale wereld. Op basis van een democratisch geplande economie in deze drie landen, zou de levensstandaard fundamenteel kunnen verbeteren en zou het mogelijk zijn om regionaal en internationaal de strijd tegen het kapitalisme op te voeren.

    De beste manier om onze solidariteit met de Boliviaanse massa’s te tonen, is door de discussie aan te gaan over de noodzaak van een fundamentele breuk met het kapitalisme en de opbouw van een democratisch socialistische samenleving in Bolivië als eerste stap naar een socialistisch Latijns-Amerika.

  • 1 mei in Venezuela. Honderdduizenden betogers in Caracas

    Op 1 mei waren er in de Venezolaanse hoofdstad Caracas honderdduizenden arbeiders die betoogden. De internationale dag van de arbeid werd enthousiast gevierd. De straten vormden een zee van rode T-shirts. Deze betoging gaf aan dat het regime van Hugo Chavez nog steeds op een enorme mobilisatiekracht kan rekenen.

    Celso Calfullan, Venezuela

    De sfeer was enorm goed. Het was een inspirerende betoging waarbij de aanwezigen door de stad trokken op het ritme van de salsabands. De belangrijkste slogans op de betoging waren gericht tegen het imperialisme, tegen Bush en zijn marionetten in Latijns-Amerika. De betogers kwamen op voor de eenheid van de onderdrukte massa’s op het continent. De CWI-leden in Venezuela trokken mee op in een gezamenlijke delegatie met arbeiders uit de gezondheidssector en onze kameraden van de vakbond Sirtrasalud in het Simon Bolivar ziekenhuis van Caracas.

    De zon scheen fel op de betogers, maar niets kon de aandacht afleiden van de wil van de arbeiders om te strijden voor een vrij en waardevol leven in dit land. De bereidheid om de controle over de samenleving over te nemen, was duidelijk aanwezig. De optocht was een positieve betoging voor de verdediging van arbeidersrechten, voor de verdediging van vrijheid, socialisme en tegen het imperialisme.

    Het is nodig om de boodschap van de 1 Mei optocht te kaderen omdat de CTV, de confederatie van Venezolaanse arbeiders, ook had opgeroepen voor een betoging op 1 mei. De CTV is de oude vakbondsfederatie waarin er sterke tendensen zijn om het imperialisme en het patronaat te steunen. De patronale ‘staking’ van december 2002 en januari 2003 werd gesteund door de CTV. Op deze betoging was de centrale slogan “Voor het respecteren van het recht om te leven”. Een eervolle zaak, maar we moeten uiteraard wijzen op het feit dat het recht op waardig leven ons ontzegd wordt door de Venezolaanse patroons die een meerderheid van de bevolking in de armoede hebben gedreven. Nu proberen die patroons op een cynische wijze het thema van veiligheid en criminaliteit uit te spelen in hun pro-imperialistische oppositiecampagne.

    Het volstond om naar de sociale samenstelling van de alternatieve 1 mei optocht te kijken om een beter beeld te hebben van hun klassenstandpunt. De “vakbonds”-bureaucratie van de oude CTV trok een groep studenten aan van de centrale universiteit in Caracas waar er vooral studenten van beter begoede families studeren. De betoging was een uitdrukking van een vrees van delen van de middenklasse dat ze haar privileges zou verliezen.

    Dit soort verwarde situaties kan blijven ontwikkelen door tegengestelde elementen in de ontwikkeling van het revolutionair proces in Venezuela. Een deel van de leiding, en zelfs van de Venezolaanse regering, steunt bewust maatregelen die de arbeidersklasse treffen. Maatregelen die bovendien bredere lagen van de arbeidersklasse in verwarring brengen over wat er gebeurt in het land.

    Een voorbeeld hiervan zien we in de beweging rond coöperaties. Die coöperaties worden gebruikt door de private sector en door de regering als middel om de arbeidsmarkt te dereguleren. “Dat is puur neoliberalisme. Het zou niet mogen dat coöperaties opgezet worden om de vakbonden te breken”, stelde Orlando Chirino, de nationale coördinator van de UNT, een nieuwe vakbondsfederatie die de regering van Chavez steunt.

    De werkgevers in dit land hebben nog steeds de vrijheid om de rechten van hun arbeiders met de voeten te treden. Als de arbeiders tegen deze praktijken protesteren, worden ze door de nieuwe bureaucratie beschuldigd van contra-revolutionaire activiteiten en van het feit dat ze de oppositie in de kaart spelen. Die beschuldigingen komen er tegen arbeiders die zich enkel willen verzetten tegen het patronaat!

    De realiteit kan niet ontkend worden. Zowat 1 miljoen arbeiders voeren momenteel strijd tegen hun Venezolaanse werkgevers die de basisrechten van de arbeiders aanvallen. Daarenboven is er ook strijd op het platteland. De arme boeren strijden tegen de grootgrondbezitters die op hun beurt doodseskaders inzetten tegen de leiders van de arme boeren. Iedereen weet dit, maar toch kunnen de grootgrondbezitters ongestraft onderhandelen met de regering.

    De arbeiders gaan een confrontatie aan met de werkgevers en een aantal bureaucraten die posities hebben ingenomen in de regering. Die bureaucraten gebruiken hun posities om hun vroegere bondgenoten uit de heersende klasse te bevoordelen. Dat heeft mee geleid tot een grote mobilisatie op 1 mei. Honderdduizenden arbeiders kwamen op straat omdat ze willen opkomen voor een echt socialisme.

  • Verzet tegen het neoliberalisme in Latijns Amerika

    Latijns-Amerika is de laatste decennia de arena bij uitstek waar revolutie en reactie elkaar ontmoeten. Na de kolonisatie kwam de onafhankelijkheidsstrijd, na de rechtse dictaturen in de schaduw van de VS kwamen de guerrillaoorlogen… We publiceren een algemeen artikel over de situatie in Latijns-Amerika op basis van de inleiding hieromtrent op Socialisme 2006.

    Jonas Van Vossole

    In de jaren 1980 werd Latijns-Amerika de eerste testcase voor het neoliberalisme en daarmee werd de bevolking er ook het eerste slachtoffer van het neoliberalisme. Dat had natuurlijk heel wat gevolgen: privatiseringen, werkloosheid, armoede, de opkomst van de ‘informele sector’, de krottenwijken… Dit neoliberalisme wordt door de bevolking gezien als de herkolonisatie van het continent door het westen, maar dan nu door de banken in plaats van de conquistadores.

    Mede daardoor werd Latijns-Amerika ook het eerste continent waar zich tekenen van opstand vertoonden tegen het neoliberalisme, ook al werd het continent zelf getroffen door de algemene moedeloosheid van de zogenaamde definitieve overwinning van het kapitalisme na de val van de Berlijnse Muur. Die ontwikkeling zien we in allerlei vormen van antikapitalistische opstanden. Deze ervaringen van strijd en verzet leidden de laatste paar jaar tot een electorale bocht naar links door het gehele continent.

    In deze korte analyse kunnen we onmogelijk alle landen diepgaand analyseren. We zullen daarom slechts de belangrijkste ontwikkelingen in ogenschouw nemen.

    Het grootste en machtigste land van Zuid-Amerika is Brazilië. De ontwikkelingen in Brazilië hebben dan ook hun weerslag op de rest van het continent. De eerste stap in de zwaai naar links in Brazilië, kunnen we situeren in 2002. Deze stap was de overwinning van Lula, een ex-schoenpoetser die langs de staalindustrie opklom tot de hoge regionen van de grootste Braziliaanse vakbond. Die overwinning werd toen gezien als een overwinning van links.

    Deze overwinningsstemming bij links sloeg echter al om tijdens de eerste maanden van zijn regering. De PT van Lula werd dag na dag rechtser. Zo ging de regering nieuwe akkoorden aan met het IMF, terwijl men had gesteld dat men ermee zou breken. De regering viel de pensioenen van de ambtenaren aan, ze verleende de VS steun tijdens de inval in Irak enz. Daarbovenop wees Lula alle parlementairen die niet akkoord gingen met zijn neoliberaal beleid simpelweg de deur.

    Deze koers zorgde voor een afsplitsing van de partij. Deze ging gepaard met de oprichting van de P-SOL. De P-SOL was de eerste nieuwe arbeiderspartij op het continent. Op de oprichtingsvergadering waren er meer dan 2500 arbeiders en militanten van allerlei organisaties aanwezig. Het programma van de P-Sol is zeker een radicaal programma. Het is de partij waar de voorhoede van de arbeidersklasse zich op richt, als middel om haar strijd te voeren. Ze stelde in haar beginselverklaring eveneens dat ze wil groeien op basis van actieve strijd en niet op basis van electorale successen. Het programma was zelfs zo radicaal dat het af en toe moeilijk was het verschil uit te leggen tussen onze eigen fractie, Socialismo Revolucionario – de zusterorganisatie van LSP, en de P-SOL zelf.

    Recente ontwikkelingen maken het verschil veel duidelijker. Het is maar de vraag of dit positief is. De fraudeschandalen die nu rond de regering hangen, zorgen voor nieuwe splitsingen in de PT. Het probleem van de mensen die nu afscheuren van de PT, is dat ze dat vooral doen uit electorale overwegingen nu de PT in discrediet aan het geraken is bij een groot deel van de arbeiders, en zij hun postje niet willen verliezen. Daarenboven zijn er onder de mensen die nu aansluiten bij de P-SOL heel wat invloedrijke mensen uit de PT, die echter ook invloed eisen binnen de P-Sol. En zo krijgt de rechterzijde van electoralisten en reformisten meer invloed.

    Venezuela

    Het land waar revolutionairen hun blik vandaag naar richten, tot bijna in het clichématige, is Venezuela. Ondertussen wordt het land reeds acht jaar bestuurd door een president die in het buitenland bekend staat om zijn anti-imperialistische retoriek.

    Chavez zelf is ongelooflijk populair bij de bevolking, vooral bij de armere lagen; diegenen die vroeger het hardst te lijden hadden onder het ongeremde kapitalisme. Hij heeft sinds 1998 verschillende hervormingen doorgevoerd om die arme lagen te steunen. Er zijn enorme alfabetisateringscampagnes gevoerd, er is een gezondheidssysteem geïnstalleerd met Cubaanse hulp en er zijn kleine delen van de industrie genationaliseerd.

    Chavez vormt een doorn in het oog van zowel de binnenlandse als de buitenlandse burgerij. Hij gaat immers in tegen de neoliberale logica en schroeft eerdere kapitalistische hervormingen terug. Bovendien roomt hij het grootste stuk van de oliewinsten af. De middelen voor zijn hervormingen haalde Chavez immers grotendeels vanuit de hoge olieprijzen. Sinds 1998 is de prijs van de olie ongeveer vervijfvoudigd. Hierdoor heeft Chavez nog niet definitief moeten breken met het kapitalisme en kan hij blijven balanceren. De burgerij kan nog steeds torenhoge winsten maken op de kap van de bevolking, en bovendien blijft er heel wat corruptie. Chavez behoudt dan wel zijn populariteit, het wantrouwen tegenover zijn ministers, die veelal uit de geletterde middenklasse komen, groeit toch.

    Vorige week ontdekte men dat Venezuela over veel meer olie beschikt dan aanvankelijk gedacht; en daarmee zelfs meer olie zou bezitten dan Saoudi-Arabië. De olie-inkomsten zullen dus geen probleem vormen in de nabije toekomst; maar het blijvende wachten op de breuk met het kapitalisme en de weigering om definitieve stappen te ondernemen kan tot demoralisatie bij de massa’s leiden, vooral dan bij de voorhoede van de arbeidersklasse. Dat is dan ook het paard waarop de regering-Bush haar geld verwedt in een internationaal onstabiele periode. Men wil Chavez op termijn kwijt raken via democratische weg, aangezien de militaire weg in het verleden niet veel opleverde.

    Bolivië

    Recent was er heel wat aandacht voor Bolivië. De overwinning van Morales enkele maanden geleden op basis van een strijd tegen de privatisering van water en gas, vormde een belangrijke ontwikkeling. Bolivië heeft een enorme traditie van georganiseerde arbeidersstrijd, met sterke vakbonden en een sterk ingeplante partij, de MAS. Het is trouwens het enige land waar de grootste vakbond ooit een trotskistisch programma aannam. Morales is dan ook, in tegenstelling tot Chavez, geen persoonlijkheid die tot president verkozen is, maar hij is eerder gewoon de vertegenwoordiger van een brede beweging.

    Omwille van de ontwikkeling van de strijd in Bolivië heeft Morales weinig manoeuvreerruimte. Hij werd gedwongen om op korte termijn heel wat hervormingen door te voeren. Zo werd beslist om onder andere de water- en gassectoren te nationaliseren en er komt een coöperatieve bank om de boeren te steunen. Maar zelfs dan mag Morales niet op beide oren slapen. Zo ging de openbare sector deze week in staking om een loonsverhoging van 10% te eisen.

    De hervormingen van Morales en Chavez vormen een stap vooruit, maar er zal meer nodig zijn. Er is een druk van de basis om volledig te breken met het kapitalisme en dat zal ook noodzakelijk zijn. Zoniet zullen de kapitalisten en imperialisten steeds blijven proberen om tegenhervormingen doorgedrukt te krijgen. In alle landen van Latijns-Amerika is er ondanks het enorme potentieel toch een gebrek aan leiding, aan een revolutionaire massapartij die de internationale strijd tegen het neoliberalisme centraal stelt en kan leiden.

  • Chaotische verkiezingen in Haïti. Kandidaat van de sloppenwijken wint

    Op 8 februari werd in Haïti voor het eerst gestemd sinds de populistische president Jean Bertrand Aristide twee jaar geleden van de macht werd verdreven door een staatsgreep die werd gesteund vanuit de VS. Bij de stembusslag kwamen er minstens drie mensen om en vielen er ook heel wat gewonden bij confrontaties met de politie. Volgens de voorlopige uitslagen zou Rene Preval, een voormalige bondgenoot van Aristide, president worden. Vooral in de sloppenwijken haalde Preval veel stemmen.

    Niall Mulholland

    De Organisatie van Amerikaanse Staten, de VN, de EU en de Amerikaanse regering verklaarden allen dat de verkiezingen “bevredigend” verlopen waren. Maar heel wat arme aanhangers van Preval wijzen op de vroegtijdige sluiting van stembureau’s en het feit dat in de sloppenwijk Cité Soleil in Porte-au-Prince niet kon worden gestemd. Dat zou een poging geweest zijn van de VS om de overwinning van Preval te beperken. Die zou echter toch zo’n 60% van de stemmen behalen, waardoor de tweede ronde (die was voorzien op 19 maart) niet zal doorgaan.

    Duizenden gewapende VN-soldaten bleken niet in staat om de “orde te herstellen” na het afzetten van Aristide in februari 2004. Haïti is het armste land van het westelijk halfrond. De levensverwachting bedraagt er slechts 51 jaar. 65% van de bevolking leeft onder de armoedegrens en slechts 52% van de volwassenen kan lezen en schrijven. Gedurende decennia werd het land geplaagd door armoede, werkloosheid en militaire dictaturen.

    Het beruchte regime van ‘Papa Doc’ Duvalier, verder gezet door zijn zoon ‘Baby Doc’, hield stand van eind jaren 1950 tot midden jaren 1980. Dat regime kwam ten einde door een massale strijd van arbeiders en studenten. Hierna volgden een reeks kortstondige onstabiele regimes.

    De bewegingen in de steden hadden jammer genoeg geen revolutionaire socialistische leiding die in staat was om de macht te grijpen en het kapitalisme omver te werpen om de eisen van de arbeiders te realiseren.

    Het politieke vacuüm werd deels gevuld door Jean Bertrand Aristide, een populaire priester die in de sloppenwijken van Port-au-Prince werkte en de presidentsverkiezingen van 1990 won met de belofte om de armoede aan te pakken en te zorgen voor sociale rechtvaardigheid.

    In 1991 werd Aristide omver geworpen door generaal Cedras, maar hij kwam in 1994 terug aan de macht toen de VS-regering haar geduld verloor met het onstabiele regime in het land. In de daaropvolgende verkiezingen kon Aristide niet opkomen, maar behaalde Preval als trouwe bondgenoot van Aristide zo’n 90% van de stemmen. In 2000 werd Aristide opnieuw president met meer dan 90% van de stemmen.

    De steun voor Aristide nam af omdat hij er niet in slaagde om effectief iets te doen tegenover de enorme armoede. De geruchten over corruptie werden bovendien sterker. Enkele populistische maatregelen, zoals het ontvangen van vertegenwoordigers uit de sloppenwijken in het nieuwe presidentiële huis, zorgden er niet voor dat de toestand in de sloppenwijken effectief verbeterden. Toch bleef de steun voor Aristide een doorn in het oog van de elite. De reactionaire oppositie organiseerde met de steun van de regering-Bush een opstand in 2004 waarbij Aristide het land werd uitgezet door VS-troepen. Een VS-gezinde advocaat, Boniface Alexandre, werd aangesteld als ‘interim president’ en er werden VN-troepen naar het land gestuurd.

    Sindsdien zijn de levensvoorwaarden er enkel op achteruit gegaan. Criminaliteit en geweld zijn schering en inslag. Bedrijven sluiten bij gebrek aan buitenlandse investeringen. 80% van de bevolking leeft officieel onder de armoedegrens. De armzalige omstandigheden in het land zorgden ervoor dat bij hevige regenval in mei 2004 zo’n 2.000 doden vielen. De enorme sociale kloof tussen de Creoolse zwarte meerderheid (95% van de bevolking) en de Franstaligen (1% van de bevolking die zowat de helft van de rijkdom van het land controleert) blijft bestaan. Jarenlang werd Haïti geteisterd door geweld en bendes in de sloppenwijken. Er zijn sterke anti-VS en anti-VN standpunten aanwezig onder de armsten waar de woede nog steeds groot is omwille van het omverwerpen van Aristide.

    Preval werd gesteund door brede lagen van de inwoners van de sloppenwijken, maar zijn presidentschap zal niet zorgen voor de sociale rechtvaardigheid die zo broodnodig is. Zelfs voor hij effectief president werd, nam Preval afstand van Aristide. Hij verklaarde recent dat hij als verkozen president zou toelaten dat Aristide zou terugkeren uit zijn Zuid-Afrikaanse ballingschap, maar dat hij niet zal toelaten dat er “gewelddadige groepen in actie komen om hem te steunen.”

    Het Witte Huis kondigde aan de verkiezingsresultaten te aanvaarden, maar het zal de verkiezing van een vroegere bondgenoot van Aristide zien als een nederlaag voor de belangen van het VS-imperialisme in de regio. De rijke elite van Haïti is eveneens bang voor de overwinning van Preval. Er wordt gevreesd dat Preval niet kan gecontroleerd worden en te dicht bij de armen staat. De reactionaire oppositie zal er alles aan doen om het land te destabiliseren en de regering omver te werpen om het te vervangen door een pro-VS regime. Tegelijk zal Preval de noden van de armen en de arbeiders niet kunnen inlossen met een populistische retoriek. Hij kan snel steun verliezen, net zoals eerder het geval was met Aristide.

    Trotse revolutionaire geschiedenis

    Enkel de massa’s van het land, onder leiding van de arbeidersklasse, kan een uitweg vinden uit de armoede, werkloosheid, het geweld, de staatsgrepen en de dictaturen. Haïti heeft een trotse revolutionaire geschiedenis. Iets meer dan 200 jaar geleden slaagden de zwarte massa’s erin om de armoede af te schaffen en werd de nationale onafhankelijkheid van het land afgedwongen. Dat was een inspiratiebron voor de massa’s van de Caraïben en in Europa.

    De imperialisten waren vastberaden om wraak te nemen tegen de eerste zwarte republiek. De eerste officiële VS-sancties ooit waren tegen Haïti gericht. In 1915 ging de VS nog een stap verder en werd het land bezet. De bezettingstroepen kregen al snel te maken met een guerrillastrijd waartegen ze niet waren opgewassen. Na 20 jaar nationaal verzet tegen de bezetting, moest de VS het eiland verlaten.

    In de jaren 1930 en 1940 was er een enorme sociale onrust in het land met heel wat studenten- en arbeidersprotesten. In deze periode werden vakbonden opgezet. Er werden verschillende communistische partijen opgericht, maar deze moesten afrekenen met een harde repressie. De afwezigheid van sterke arbeidersorganisaties effende het pad voor de machtsovername door Duvalier.

    Meer dan ooit is er vandaag nood aan een socialistisch alternatief dat ingaat tegen de kleine rijke elite die teruggetrokken leeft in grote huizen op een heuvel in Port-au-Prince, terwijl de meerderheid van de bevolking kampt met armoede, werkloosheid en honger. Een socialistisch alternatief zou opkomen voor echter verandering en daartoe beroep doen op de arbeiders en de armen in heel de regio.

    Lees ook:

    > 200th anniversary of the Haitian revolution (Engelstalig artikel uit 2004)

  • Venezuela: 15.000 betogers tegen het imperialisme

    Bij de opening van het zesde Wereld Sociaal Forum in Caracas, Venezuela, werd betoogd tegen het imperialisme. Dat was het centrale thema van de openingsbetoging waarin vorige week zo’n 15.000 mensen opstapten.

    Michael O´Brien, Caracas

    De betogers waren vooral aanhangers van Chavez uit Venezuela en internationale deelnemers aan het Wereldsociaal Forum. Daaronder waren er linkse partijen, NGO’s, mensenrechtengroeperingen en groepen die opkomen voor de rechten van de oorspronkelijke bevolking in Latijns-Amerika.

    De betoging was overdag en er was niet echt een inspanning gedaan om de bredere bevolking van Caracas te mobiliseren.

    Er waren geen georganiseerde blokken van de vakbondsfederatie UNT. Ook de Beweging voor de Vijfde Republiek (MVR), dat de recente verkiezingen won, had geen georganiseerd blok op de betoging.

    CWI-leden uit Chili, Brazilië, de VS, Duitsland, Groot-Brittannië, Ierland en België kwamen tussen op de betoging met een brochure over de discussie over het “Socialisme in de 21ste eeuw”. Zowat 500 brochures werden verkocht en heel wat mensen gaven hun contactgegevens op voor verdere discussies met het CWI. We verkochten ook 230 brochures op het jongerenkamp van het Wereld Sociaal Forum.

    Naast de WSF-activiteiten, proberen de CWI-leden zoveel mogelijk te discussiëren met arbeiders en jongeren om een beter beeld te krijgen van het revolutionair proces dat plaatsvindt in Venezuela. Het is duidelijk dat er belangrijke hervormingen worden doorgevoerd door de regering-Chavez, maar dat er nog steeds enorme problemen zijn voor de arbeiders en jongeren omdat de meerderheid van de economie nog steeds in private handen is.

    Gisteren zag ik een betoging voor het nationaal parlement van enkele honderden gepensioneerde arbeiders van CANTV (telecombedrijf) die hun pensioenen niet uitbetaald kregen van bedrijf. Eén betoger, Jorge, legde uit hoe het bedrijf publiek was toen hij er werkte, maar dat het nadien werd geprivatiseerd. Hij stelde dat de regering haar bezorgdheid voor de gepensioneerden moet tonen door tussen te komen en het bedrijf te dwingen om de pensioenen te betalen. De gevolgen van het neoliberaal offensief van de jaren 1980 en begin jaren 1990 hebben nog steeds een grote impact.

    De vragen van de arbeiders en de armsten over hoe de revolutie kan vooruitgestuwd worden en wat wordt bedoeld met socialisme, is jammer genoeg niet het centrale thema van het WSF. Het is duidelijk dat de georganiseerde arbeidersklasse en activisten in de wijken die thema’s moeten bediscussiëren en daar zelf de ruimte voor moeten creëren.

    Meer info

    > Uitgebreid pamflet dat verspreid wordt in Venezuela (Engelstalige vertaling van het Spaanse origineel)

    > Meer verslagen vanop het WSF

  • Bolivië: een echte nachtmerrie voor Bush?

    Met bijna 54% van de stemmen werd Evo Morales op 18 december verkozen tot nieuwe president van Bolivië. Morales is een leider van de cocaboeren en woordvoerder van de Beweging naar het Socialisme (MAS). Deze overwinning heeft een dubbele betekenis. Enerzijds is het een nieuwe electorale nederlaag voor de aanhangers van het neoliberaal beleid dat gedurende de jaren 1990 op heel het continent werd gevoerd onder druk van het IMF en de VS.

    Jean Peltier

    Dat beleid heeft ervoor gezorgd dat een kleine minderheid van rijken nog rijker werd. Tegelijk kende de meerderheid van de bevolking een toename van miserie en onzekerheid.

    Meer nog dan elders, heeft dit in Bolivië geleid tot een enorme woede onder de bevolking en grote mobilisaties die de vorige 2 presidenten hebben verjaagd.

    Een tweede belangrijk gegeven bij de verkiezing van Morales is het feit dat er voor het eerst in de geschiedenis van het land een president van indianenafkomst verkozen werd. 85% van de bevolking in het arme Latijns-Amerikaanse land is van origine indiaans.

    Deze bevolkingsgroep leeft in grote armoede en werd steeds gemarginaliseerd door de machthebbers van de blanke minderheid en de overblijfselen van het kolonialisme. De afgelopen jaren is de indiaanse meerderheid haar rechten gaan opeisen en komt ze in verzet tegen iedere discriminatie.

    Het aan de macht komen van Morales werd gevreesd door Washington. Morales stelde zichzelf voor als “een nachtmerrie voor de VS”. Amerikaanse kranten gingen heel wat verder en stelden hem voor als de “Osama Bin Laden van de Andes”. De Amerikaanse regering ziet Morales als een “narcoterrorist”.

    Morales verkreeg een brede steun onder de bevolking met zijn belofte van de nationalisatie van de gasreserves. Die werden enkele jaren geleden geprivatiseerd en opgekocht door grote buitenlandse multinationals. Morales beloofde tevens de legalisatie van de cocateelt (coca wordt gebruikt voor populaire voedingsproducten en medische toepassingen, niet enkel voor de aanmaak van cocaïne). Verder legde Morales nadruk op de nood aan democratisering van het land.

    Tijdens de verkiezingscampagne waren de uitspraken van Morales minder concreet. Dit gaf aan dat hij bereid is om een compromis te zoeken met de multinationals en de lokale kapitalisten.

    Zal Morales een nieuwe Chavez worden? Er zijn in ieder geval een aantal gemeenschappelijke elementen bij de leiders van Bolivië en Venezuela. Maar de nationale situaties in beide landen zijn erg verschillend.

    Chavez kan gebruik maken van de enorme olie-inkomsten om een duur sociaal beleid te voeren (met alfabetiseringscampagnes, verbeteringen aan de gezondheidszorg, bouw van sociale woningen,…) zonder op een directe manier te moeten ingaan tegen de belangen en de eigendom van de kapitalisten.

    Bolivië beschikt niet over dergelijke grondstoffen, tenzij wordt overgegaan tot een snelle nationalisatie van de gasreserves en de gasindustrie. Dat zou een open oorlog uitlokken met de multinationals en hun lokale bondgenoten.

    Een ander verschil met Venezuela is de sterkte van de georganiseerde en militante vakbondsbeweging in Bolivië. De leiding van de vakbeweging heeft al druk gezet op Morales opdat hij zijn verkiezingsbeloftes zou houden.

    Een mijnwerker die werd geïnterviewd door het Britse magazine “Observer” vatte de militante houding samen: “Op 18 december verslaan we de verraders die onze natuurlijke rijkdommen hebben verkocht en die hebben gelogen tegen de bevolking. Morales is iemand van ons en we hebben vertrouwen in hem, maar het is in zijn belang om zijn beloften niet te vergeten.”

    De nieuwe president staat voor de keuze tussen een radicalisatie naar links, of een capitulatie tegenover de multinationals en de VS. Bij die laatste keuze riskeert hij een uitbarsting van woede onder de arbeiders en boeren. Daarbij zou Morales hetzelfde lot ondergaan als zijn voorgangers.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop