Category: Latijns-Amerika

  • Arbeiders in strijd – Solidariteit nodig – Oproep door “Frente de Obreros de FOGADE” voor pensioenrechten

    Arbeiders in strijd – Solidariteit nodig

    We roepen dringend alle vakbonds- en arbeidersorganisaties op, nationaal en internationaal, om zich te verenigen in een solidariteitscampagne met de strijd van de ambtenaren die werken voor de openbare dienst Fogade.

    Door Socialismo Revolutionario (CWI in Venezuela)

    Drieënveertig arbeiders zijn betrokken in een strijd voor het recht op pensioen, iets wat hun overheden hen tot nu toe ontzegd hebben. De autoriteiten aan het hoofd van de dienst Fogade gebruiken elk mogelijk administratief en bureaucratisch maneuver om te vermijden tegemoet te komen aan onze eisen en overtreden daarmee de bestaande arbeidswetten. Verzoek na verzoek stuurden we naar het Ministerie van Arbeid, waarbij we de acties van het management aan de kaak stelden, maar kregen geen enkele respons!

    We geven hierbij twee voorbeelden die illustreren waarvoor we vechten. Het eerste voorbeeld is dat van Ervigio Herrera, meer dan 60 jaar oud en in een nogal zwakke gezondheid. Het laatste jaar was ze herstellende van ernstige gezondheidsproblemen, maar was verplicht door te gaan met werken. Een pensioensuitkering kreeg ze niet, terwijl ze er nochtans recht op heeft.

    Het tweede is dat van Franklin Méndez, 57 jaar en voldoende jaren in dienst bij de publieke administratie om recht te hebben op een legaal pensioen. Hij lijdt aan hypertentie. Ook hij werd zijn rechten ontzegd en kreeg als argumentatie mee dat als hij er recht op zou willen hebben, hij verplicht was te studeren en een universiteitsgraad te halen!

    Fogade heeft een reeks van contracten afgesloten met bedrijven die zich specialiseren in het aanbieden van academische diensten. Deze contracten houden enkele sociale codes in onder andere met betrekking tot de nood aan een “sociaal bewustzijn” en “sociale moraal”. Over welk type van sociaal bewustzijn ze het hebben bij Fogade is duidelijk in de acties van hun management. Het is het soort van sociaal bewustzijn in woorden, maar niet in daden.

    Dit zijn slechts twee voorbeelden van arbeiders die betrokken zijn in deze strijd voor het recht op pensioen bij Fogade.

    Daarom deze oproep naar arbeiders overal ter wereld om protest- en steunbrieven te sturen naar: socialismo.rev.venezuela@gmail.com, sutra.fogade@fogade.gov.ve en humberto.ortega@godade.gov.ve

  • Honduras. Neen aan de staatsgreep!

    Op het ogenblik dat deze verklaring werd geschreven, betoogden duizenden mensen in Tegucigalpa, de Hondurese hoofdstad, en andere steden van het land. Er zijn stakingsacties tegen de staatsgreep die president Manuel Zelaya aan de kant heeft geschoven. De CWI-groep in Costa Rica betuigt haar solidariteit met de betogers die tegen het uitgaansverbod en de repressie van de nieuwe regering ingaan. Alle arbeidersorganisaties moeten hun verzet laten blijken tegen de aanval op de democratische rechten van de arbeiders en het volk van Honduras.

    Verklaring door het CWI (Committee for a Workers’ International) in Costa Rica

    Het leger van Honduras trad op in samenwerking met de meest reactionaire politieke leiders van het parlement en de gerechtelijke macht om de burgerlijk-democratische regels van het land aan de kant te schuiven. Zondagavond werd president Manuel Zelaya opgepakt en afgevoerd naar San José in Costa Rica. Zelaya was verkozen in 2005 met een mandaat tot 2010.

    De reactionaire leiders hebben geen tijd verloren en kondigden zondagavond aan dat Zelaya ontslag had genomen en dat de parlementsvoorzitter Roberto Micheletti de nieuwe president van het land zou worden. President Zelaya verliet intussen Costa Rica en trok naar Managua in Nicaragua. Hij ontkende dat hij ontslag nam en beschuldigde het leger ervan dat hij gewapenderhand het land werd uitgezet nadat zijn woning werd beschoten.

    De staatsgreep in Honduras is een uitdrukking van de belangen van de heersende klasse en de politieke elite die vreesde om de controle over Zelaya te verliezen omdat die afstand nam van de politieke en economische agenda van de meest conservatieve elite.

    Zelaya werd verkozen als kandidaat van de Liberale Partij. Maar vanaf 2007 was er een toenadering tot de Venezolaanse regering van Hugo Chavez. Er kwam zelfs een vraag om officieel lid te worden van de ALBA-landen, het Bolivariaanse Amerikaanse Alternatief. Die houding werd samen met een aantal regeringsmaatregelen niet bepaald geapprecieerd door het patronaat, de kerk en de imperialistische belangen in Honduras.

    De putsch kwam er op een ogenblik dat de regering van Zelaya een conflict kende met de leiders van de eigen partij en met de rechtse oppositie. Zelaya stelde voor om bij de algemene verkiezingen van november ook een informele volksraadpleging te houden over het bijeenroepen van een Grondwetgevende vergadering in het land.

    De diepgaande economische crisis en politieke onstabiliteit hadden de regering-Zelaya onder druk gezet om steun te zoeken onder de bevolking. Daarbij moest hij de traditionele koers van zijn partij achter zich laten en nog scherper ingaan tegen de conservatieve Nationale Partij van Honduras, de traditionele tegenstander van de Liberale Partij. Tegenover de crisis wou Zelaya een aantal hervormingen van bovenaf opleggen om te vermijden dat de bevolking deze zou opeisen van onderuit.

    De institutionele breuk in Honduras is een uitdrukking van hoe zelfs beperkte hervormingen of gematigde veranderingen die ingaan tegen de belangen van de politieke en economische elites, niet aanvaard worden door de heersende klasse en het imperialisme.

    Los van de discussie over het karakter van de regering-Zelaya – nog steeds een burgerlijke regering – moet de staatsgreep worden veroordeeld als een aanval op de arbeiders en de meerderheid van de bevolking. Meer dan 50% van de bevolking leeft onder de armoedegrens. De reactionaire elite heeft historisch sterke banden met het Noord-Amerikaanse imperialisme. De soldaten die Zelaya hebben ontvoerd waren opgeleid in de typische methoden van staatsgrepen die jarenlang werden aangeleerd en ondersteund vanuit het imperialisme.

    De gebeurtenissen in Honduras hebben een groot belang voor de arbeidersklasse in de rest van de wereld, in het bijzonder in Latijns-Amerika. Een staatsgreep op een ogenblik dat de arbeiders, boeren, inheemse bevolking en jongeren in diverse landen van de regio in verzet durven te gaan tegen de politieke elite en de kapitalistische crisis, kan een gevaarlijk precedent zijn.

    De staatsgreep bestrijden en vermijden dat dezelfde methoden in de toekomst elders worden gebruikt, is een belangrijk element in het versterken van de arbeidersstrijd in andere landen. Dat is een taak waar alle sociale bewegingen en de linkerzijde op het continent samen aan moet werken.

    Voor de arbeiders en de armen in Honduras is het essentieel om zich te beroepen op de traditionele strijdmethoden van de arbeidersklasse: algemene staking, massale mobilisatie en democratische organisatie van onderuit (met inbegrip van zelfverdediging) waarbij ook andere delen van de arme en onderdrukte bevolking worden betrokken. Dat zou de poging om een reactionaire autoritaire politiek te voeren in het land kunnen doorkruisen.

    Zelfs het VS-imperialisme heeft het moeilijk om openlijk haar steun te betuigen aan de nieuwe regering. Obama neemt een twijfelende positie in, maar erkent Micheletti intussen niet als president. Mogelijk zullen de putschisten eerst een “normalisering” van de situatie bepleiten om uiteindelijk bij de verkiezingen in november geen referendum te houden over een Grondwetgevende vergadering en om deze verkiezingen strikt te controleren.

    Waarom spreken de verschillende autoriteiten, landen en internationale instellingen zich niet duidelijk uit over de staatsgreep? Wij hebben geen enkele illusie in instellingen als de OAS (Organisatie van Amerikaanse Staten) of de Verenigde Naties, maar waar blijft hun standpunt over de staatsgreep? De arbeiders zullen waakzaam moeten zijn voor de imperialistische acties in Latijns-Amerika.

    We kunnen geen enkele oplossing voor Honduras aanvaarden indien er niet onmiddellijk een einde komt aan de regering van Micheletti en indien de regering van Zelaya niet terug aan de macht komt. Er moet ook een bestraffing komen van al wie direct of indirect heeft meegewerkt aan de staatsgreep.

    Dat zal enkel mogelijk zijn op basis van de mobilisatie van de arbeiders en het Hondurese volk met de steun en de solidariteit van arbeiders op de rest van het continent en wereldwijd.

    We moeten deze staatsgreep aanwenden om duidelijk te maken dat de arbeidersstrijd zich niet mag beperken tot de gematigde hervormingen van de regering-Zelaya. We moeten verder gaan dan het burgerlijke systeem en opkomen voor een echt democratisch socialistisch alternatief.

    • Steun aan het verzet van de arbeiders en het volk van Honduras tegen de staatsgreep
    • Weg met de regering van Micheletti! Voor de onmiddellijke terugkeer van Zelaya! Geen enkel akkoord met de putschisten!
    • Voor het onmiddellijke invoeren van democratische vrijheden en het beëindigen van de repressie!
    • Voor onafhankelijke organisaties van de arbeiders en de Hondurese bevolking in haar strijd voor democratische en sociale rechten
  • Peru: massaal protest tegen brutale repressie door regering van Alan Garcia

    De voorbije dagen vonden er in heel Peru protesten plaats tegen de brutale repressie van een wegblokkade van indiaanse militanten nabij de stad Bagua in het Peruaanse deel van het Amazonegebied. Bij deze repressie vielen tientallen doden. Donderdag werd opgeroepen voor een nationale dag van protest: in Iquitos, Arequipa en Lima vonden grote betogingen plaats tegen het optreden van de regering.

    Door Tim (LSP-Gent)

    Vorige vrijdag viel de militaire politie een blokkade aan van Indianen die sinds begin april protesteren tegen een wet waarbij de regering gronden probeert in te palmen die onder controle staan van de inheemse bevolking. Het geweld brak los toen de politie vanuit helikopters traangas en rookbommen afschoot naar de manifestanten. De politie schoot ook met scherp op betogers die zich verdedigden met speren en pijl en boog. Politiehelikopters volgden vluchtende betogers tot in de dorpen, en schoot vanuit de lucht nog tientallen mensen neer met mitrailleurs. Minstens 22 manifestanten en 11 politieagenten kwamen om. Zaterdag kwamen nogmaals 11 agenten om toen de militaire politie een bezetting van een kantoor van een oliebedrijf wou ontzetten. Over het precieze aantal doden bij de Indiaanse manifestanten lopen de cijfers uiteen. De regering spreekt over 35 doden, waaronder 22 agenten, maar intussen staat vast dat bij de Indiaanse activisten minstens 40 tot 50 doden vielen. Bovendien doken de voorbije dagen steeds meer verhalen op over politieagenten die lijken van manifestanten zouden verbrand hebben, of vanuit helikopters in een rivier zouden gedumpt hebben, in een poging het werkelijke aantal slachtoffers te verbergen. Bovendien zou vlakbij de plaats waar het conflict plaatsvond een massagraf zijn ontdekt, met een onbekend aantal lijken.

    De Peruviaanse regering van president Alan García heeft geprobeerd om de volledige verantwoordelijkheid voor het geweld te leggen bij de Indiaanse manifestanten. Vlak na de gebeurtenissen verspreidde de regering een video (http://www.youtube.com/watch?v=JDVgw4pbHEk) waarin gesteld wordt dat de dode politiemannen ongewapend waren toen ze de keel werden overgesneden door “barbaarse” manifestanten. De verspreiding van deze propagandaspot heeft de protesten tegen het regeringsoptreden enkel nog maar verder aangewakkerd. Minister voor Vrouwenrechten Carmen Valdoso stapte op uit de regering García als protest tegen de leugens die werden verspreid in de bewuste propagandafilm.

    Het conflict dat aan de basis ligt van het geweld van vorig weekend begon toen de regering eind vorig jaar enkele nieuwe wetten goedkeurde die een ernstige inbreuk vormen op het zelfbeschikkingsrecht dat de inheemse bevolking geniet in het noordoosten van het land. Eén van deze wetten is het bewuste “Decreto 1090”, of de “Fauna en Florawet”, waarbij de regering zich het recht toemeet om zonder raadpleging van de inheemse bevolking stukken grond in het Amazonewoud te verkopen aan buitenlandse bedrijven wanneer deze verkoop van “nationaal belang” is. Deze wet is een gevolg van een vrijhandelsverdrag dat Peru in 2006 afsloot met de Verenigde Staten. Amerikaanse oliebedrijven willen al langer boringen kunnen verrichten in natuurreservaten en gebieden die toebehoren aan de inheemse bevolking in de noordoostelijke provincie Amazonas, en Decreto 1090 moet hiervoor een wettelijke basis bieden.

    Sinds begin april voert de inheemse bevolking een massale campagne tegen deze nieuwe wetten. Ze eisen respect voor hun land en tradities, en willen niet dat buitenlandse bedrijven zonder hun toestemming stukken grond opeisen in hun zoektocht naar winst. Eén van de actiemiddelen is het blokkeren van toegangswegen in het oerwoud, zodat regeringsverantwoordelijken en vertegenwoordigers van de bewuste bedrijven geen toegang zouden krijgen tot de gebieden. Het protest is zeer goed georganiseerd, en kan op brede steun rekenen onder arbeiders en boeren over het hele land. De populariteit van Alan Garcìa staat op een historisch dieptepunt, en de regering vreesde dan ook dat een overwinning voor deze beweging ook andere groepen in de maatschappij zou kunnen aanzetten om actief in verzet te gaan.

    Daarom hanteerde de regering vanaf het begin van het conflict een ongemeen harde aanpak. De Peruviaanse eerste minister Yehude Simon verklaarde onder geen enkele voorwaarde te willen onderhandelen met de protesterende bevolking. Bovendien bleef de regering nieuwe troepen sturen naar het gebied, duidelijk met de bedoeling aan te sturen op een gewapend conflict. Eind mei verhoogde de regering de druk nog meer door een staat van beleg af te kondigen in de hele provincie Amazonas, en de militaire politie de opdracht te geven alle wegblokkades op te heffen, desnoods met geweld. Het gewapend conflict van het voorbije weekend is een rechtstreeks gevolg van deze beslissing.

    Ondertussen keert een groot deel van de Peruviaanse bevolking zich sterk af van de aanpak van de regering. President García verdedigt Decreto 1090 door te stellen dat deze wet een einde zal maken aan de armoede en de achtergesteldheid in het oostelijke deel van het land, maar de vraag is wie er iets te winnen heeft bij olie-exploitaties door buitenlandse multinationals in die regio.

    De politiek van de regering van Garcìa is de voorbije jaren geweest om Peru naast Columbia aan te bieden als een “veilige haven” voor buitenlandse multinationals en voor het Amerikaanse imperialisme. Dit vertaalde zich in een politiek van privatiseringen van onder meer de telefoonmaatschappij, en besparingen in openbare diensten. Tegelijkertijd leeft een steeds groter deel van de bevolking in extreme armoede. De onvrede met de corrupte politieke elite is bijzonder groot, maar dit werd tot nog toe niet vertaald in een veralgemeende beweging tegen het neoliberale beleid van de regering, vooral door een latent gebrek aan politieke wil bij de vakbonden om de strijd te organiseren.

    Een politieke uitdrukking van dit ongenoegen is wel de steun voor de Partido Nacionalista Peruano PNP van Ollanta Humala, een linkse oud-kolonel die vaak vergeleken wordt met Hugo Chavez in Venezuela of Evo Morales in Bolivië. De PNP geniet vooral veel steun bij de armsten onder de inheemse plattelandbevolking. Humala en de PNP hebben echter ook hun beperkingen: bij de vorige verkiezingen verloor Humala nipt van huidig president Garcìa, maar zijn partij werd wel veruit de grootste in het Peruaanse parlement. In woorden is de PNP sterk gekant tegen de privatiseringen en het neoliberale beleid van president Garcìa, maar dit protest beperkt zich vaak tot een parlementaire oppositie. Zo werden gisteren 7 parlementsleden van de PNP voor 120 dagen geschorst omdat ze via affiches en strijdkreten protesteerden tegen de moorden in Bagua, maar van een partij die zegt de arbeiders en armen in Peru te vertegenwoordigen zou een meer actievere rol in de strijd kunnen verwacht worden. Humala wil echter vooral zijn kansen op het presidentschap in de verkiezingen van 2011 heel houden, en wil zich voorstellen als een links en antineoliberaal doch “aanvaardbaar” politicus.

    Ondertussen heeft de regering onder druk van de beweging de omstreden wetten tijdelijk in de koelkast gestoken, maar toch blijven de indianen en arbeiders mobiliseren. In verschillende delen van het land werden reeds vestigingen van oliebedrijven, mijnbouwbedrijven en multinationals bezet, en wordt het ontslag van de regering Garcìa gevraagd. De enorme schaal waarop in het hele land wordt gemobiliseerd tonen aan wat de potentiële kracht is van de arbeiders en inheemse boeren in Peru. Wat ontbreekt is een partij die deze spontane bewegingen van arbeiders en armen kan omzetten in een bewuste politieke beweging met als doel de regering ten val te brengen, en een regering aan de macht te brengen die gebaseerd is op de georganiseerde arbeidersklasse en inheemse bevolking. Deze regering zou een programma moeten doorvoeren van het nationaliseren van de natuurlijke rijkdommen en de sleutelsectoren van de economie. Enkel zo kunnen de enorme rijkdommen die in Peru aanwezig zijn worden gebruikt voor het optrekken van de levensomstandigheden van de hele bevolking, van de achterbuurten in Lima tot de uitgestrekte wouden in Amazonas.

  • Peru: stop de winsthonger van de multinationals. Veralgemening van de strijd nodig om Garcia weg te staken!

    Deze middag verzamelden een 200-tal manifestanten, hoofdzakelijk Latijns-Amerikanen, maar ook een 50-tal Belgen voor de Peruaanse ambassade bij Brussel. Ze ondersteunden daarmee de oproep tot algemene mobilisatie afgekondigd door het "Verdedigingsfront van de soevereiniteit en het leven", samengesteld uit organisaties van arbeiders, boeren en inheemse bevolking. Aanleiding daartoe was een slachting aangericht door de Peruviaanse politie. Op 5 juni had die vanuit verschillende helikopters het vuur geopend op een wegblokkade door 5.000 inheemse bewoners nabij de stad Bagua in het Amazonegebied. Resultaat: minstens 200 gewonden en 60 doden.

    Verslag door Eric Byl

    Al sedert 9 april mobiliseren zo’n 60 inheemse etnieën uit het gebied om 11 regeringsbesluiten ongedaan te maken. Die besluiten zijn het gevolg van akkoorden over vrijhandel (TLC) en geven de vrije hand aan multinationals om de natuurlijke rijkdommen te ontginnen. De inzet is groot. Recent nog werden enorme grondstoffenvoorraden ontdekt. Petroleumbedrijven als het Braziliaanse Petrobas, maar ook bosontginningsbedrijven en bedrijven uit de mijnbouw trekken president Garcia aan de mouw. De inheemse bevolking vreest dat de regio geplunderd en vervuild zal worden, de winsten in de kluizen van de multinationals zullen verdwijnen, waarbij hooguit wat kruimels zullen overblijven om de lokale elite te bedaren.

    President Alan Garcia is bereid tot het uiterste te gaan. Tijdens de aanval op de wegblokkade werden vluchtende mensen achtervolgd in de bergen, verschillende werden in hun huizen neergeschoten door de kogelregen uit de helikopters. De bevolking bood weerstand, gijzelde 38 agenten waarvan er 20 gedood werden als represaille voor de slachting door de politie. Garcia is trouwens niet aan zijn proefstuk toe. Tijdens zijn eerste mandaat zou hij meer dan 100 gevangenen hebben laten ombrengen volgens de "waarheidscommissie". Hij liet ook al schieten op arbeiders uit Retamas en Casapalca, waarbij telkens verschillende doden vielen. Niet voor niets werd hij aan de ambassade in één adem genoemd met president Uribe van Colombië.

    Diens bedoeling is duidelijk: via de nederlaag van de Indianen de hele sociale beweging en de arbeidersbeweging murw slaan. Het moet hem toestaan diens politiek van uitverkoop aan de multinationals, van liberalisering en privatisering en van ondermijning van lonen en arbeidscondities ongehinderd verder te zetten. Dat de indianen uiteindelijk zijn overgegaan tot het doden van de agenten zal door Garcia worden misbruikt om de beweging te criminaliseren en de repressie nog meer op te drijven. Het had nochtans anders gekund.

    Door de afschaffing van de 11 besluiten te koppelen aan eisen tegen de privatisering van de havens en andere eisen van de arbeidersbeweging had de beweging een andere wending gekregen, naar een algemene verlamming van heel de economie en tenslotte de val van Garcia en zijn kliek. Helaas zijn ook in Peru de vakbonden met handen en voeten gebonden aan politici uit de oppositie die vooral stabiliteit wensen en, zeker geen veralgemening van de strijd die heel het systeem in haar voegen zou doen barsten. Resultaat: 50 dagen lieten de vakbondsleiders van de CGT de Indianen aan hun lot over, verder dan parlementaire druk en verbaal verzet kwamen ze niet. De oproep door het "verdedigingsfront voor soevereiniteit en leven", samengesteld uit organisaties van boeren, arbeiders en inheemse bevolking, voor een Nationale Dag van Strijd is een enorme stap vooruit. Hopelijk is dat het startsein voor een veralgemeende beweging.

  • Het moderne kapitalisme en de varkensgriep

    De varkensgriep maakt tal van slachtoffers maar is nog geen pandemie zoals de Spaanse griep in 1918. Toch maakt ook deze epidemie duidelijk wat de rol van de winsthonger is bij dergelijke situaties en hoe het kapitalisme niet in staat is om efficiënt om te gaan met een dergelijke crisis.

    Door Andy Moxley en Aleida Vilchez, Socialist Alternative (VS)

    De H1N1-griep, beter bekend als varkensgriep, is een gemuteerde combinatie van vier andere soorten griep. Deze varianten van het griepvirus werden gevonden bij vogels, varkens en mensen. Het is overdraagbaar tussen mensen en wereldwijd waren er op het ogenblik dat dit artikel werd geschreven al meer dan 650 besmettingen bekend, 443 daarvan in Mexico. Het aantal doden wordt geschat op 100 tot 176. Wellicht zullen er nog meer doden vallen.

    De rol van agribusiness

    In een artikel in de Britse krant The Guardian schreef Mike Davis op 27 april dat de vrees voor een virale mutatie en de nood aan onderzoek naar deze mogelijkheden al worden geopperd sinds 1998, toen een gelijkaardig virus opdook op een grote industriële varkenskwekerij in North Carolina.

    Industriële landbouwbedrijven zijn enorm grote bedrijven die worden opgezet vanuit de agribusiness om de winsten op te drijven door steeds meer dieren op een kleine oppervlakte sneller vet te mesten. Davis stelt in zijn artikel dat er vandaag zowat 65 miljoen varkens worden gekweekt in 65.000 industriële boerderijen. Hetzelfde geldt voor kippen. In de VS moet een kip wettelijk gezien slechts zowat 40 cm² ruimte krijgen om te overleven.

    Het resultaat is dat dieren in hun eigen vuilnis leven, volgepompt worden met steroïden om sneller te groeien en antibiotica om wonden en infecties tegen te gaan. Bovendien worden ze zo krap bij elkaar opeengehoopt dat gelijk welke ziekte makkelijk de volledige boerderij aantast, waardoor er ook sneller resistente virussen en bacteriën ontwikkelen.

    De verantwoordelijken voor grootschalige industriële boerderijen zijn zelf amper nog “boeren” te noemen, het zijn grote bedrijven geleid door managers. Het bedrijf Perdue bijvoorbeeld, een Amerikaans kippenbedrijf, heeft alle legale rechten op de kippen die haar boeren kweken alsook op hetgeen deze kippen als eten krijgen. In feite worden de dieren geleasd aan boeren, waarbij uiteindelijk het management wel bepaalt wat ermee gebeurt. Deze boeren hebben niet de middelen of mogelijkheden om in te gaan tegen een groot bedrijf als Perdue. De opeenstapeling van dieren leidt bovendien tot problemen op het vlak van vervuild water en andere gezondheidsrisico’s.

    Milieuvervuiling

    De winsthonger van de grote bedrijven in de landbouwsector zorgt er niet alleen voor dat ziektes rapper verspreid raken en dat er nieuwe virussen ontwikkelen, maar het legt ook een hypotheek op het milieu.

    De winsthonger leidt in het algemeen tot milieuproblemen. Denk maar aan het gebruik van fossiele brandstoffen en andere niet-hernieuwbare energiebronnen die de lucht vervuilen en leiden tot het gat in de ozonlaag. De enorme klimaatveranderingen van de afgelopen jaren zijn verregaand.

    Het afval van grote industriële boerderijen heeft ook een negatief effect op het milieu. Het vervuilt het water rond de grote bedrijven, wat al meermaals heeft geleid tot massale vissterfte. Sinds 1991 zijn er in de rivier Neuse in North Caroline meer dan een miljard vissen omgekomen omwille van de gevolgen van industriële landbouw. Dit is het hoogste aantal in de volledige VS.

    Trage reactie

    Verschillende rapporten stellen dat de bedreiging van H1N1 niet zo groot is als aanvankelijk werd gevreesd. Rijkere landen hebben de nodige maatregelen genomen om de infectie onder controle te houden en te stoppen. Patiënten met griepsymptomen worden grondiger onderzocht, er wordt anti-virale medicatie voorzien en er wordt gezocht naar een vaccin dat beschikbaar moet zijn voor het volgende griepseizoen toeslaat in het Noordelijke halfrond.

    Toen het virus voor het eerst werd opgemerkt, dachten wetenschappers dat het zou leiden tot een groot aantal doden. In Mexico vielen er immers veel dodelijke slachtoffers. Nu blijkt dat het virus kan worden behandeld met anti-virale medicatie als Tamiflu en Relenza. Patiënten reageerden goed op die medicatie. Buiten Mexico vielen er amper dodelijke slachtoffers.

    Als het H1N1-virus een globale pandemie wordt, zullen vooral ontwikkelingslanden hard worden getroffen. Bovendien komt deze crisis tijdens het jaarlijkse griepseizoen. De Mexicaanse regering was niet in staat om met de epidemie om te gaan, armere landen hebben niet de middelen om voor hun zieken te zorgen. Op het hoogtepunt van de epidemie verspreidde de regering zowat 6 miljoen gezichtsmaskers in Mexico stad, waar 20 miljoen mensen wonen. Omdat gevreesd werd dat de infectie zich te veel en te snel zou verspreiden, weigerden ambulances om zieken op te pikken. Velen werden weggestuurd van de ziekenhuizen waar ze om hulp kwamen vragen.

    De Wereldbank voorziet nu een lening van 205 miljoen dollar aan de Mexicaanse regering om de crisis aan te pakken. Het land kreeg al 25 miljoen dollar. Met dat geld kon Mexico de nodige anti-virale medicatie aankopen. De Wereldgezondheidsorganisatie wil 2,4 miljoen behandelingen betalen aan 72 ontwikkelingslanden. Het was pas na dit soort tussenkomsten dat de situatie wat begon te verbeteren.

    Het aantal doden en besmettingen in Mexico begon af te vlakken op het ogenblik dat zowat de volledige economie werd plat gelegd. De regering van Calderon heeft alle private en publieke instellingen bedrijven gevraagd om de deuren te sluiten tot 6 mei. Ook de optochten op 1 mei werden afgelast.

    Armoede versterkte de verspreiding van de ziekte

    Het neoliberaal beleid van de heersende klasse heeft verschillende landen niets anders dan problemen opgeleverd. Sinds de jaren 1970 heeft het kapitalisme de levensstandaard ondermijd, lonen en arbeidscondities naar beneden gehaald,… om de winsten te vergroten. Dit ging gepaard met een dieper wordende armoede en een verwaarlozing van de gezondheidszorg en andere primaire behoeften. Vrije handel en globalisering zorgden niet alleen voor een neerwaartse spiraal voor de lonen, maar ook voor de levensomstandigheden en de infrastructuur.

    Het kapitalisme heeft een wereld gecreëerd waar er voedseloverschotten zijn terwijl er tegelijk iedere dag 25.000 mensen omkomen van de honger of ondervoeding. Een wereld waar de armen en arbeiders sterven van ziektes die kunnen worden behandeld maar waarbij de betrokkenen het geld niet hebben om naar de dokter te gaan. De rijkste 10% bezitten 85% van alle rijkdom.

    Virussen zoals de varkensgriep kunnen sterker verspreid raken in armoedige omstandigheden. De verschrikkelijke condities in de armste regio’s ter wereld vormen een vruchtbare voedingsbodem voor tal van virussen. Vervuiling, honger en ziekte verzwakken het immuunsysteem van mensen en leggen de basis voor epidemieën. Ziektes kennen geen nationale grenzen, de deur staat dan ook open voor een wereldwijde epidemie.

    Het kapitalisme is ook verantwoordelijk voor het ontstaan van industriële boerderijen die broeihaarden worden van nieuwe virussen en ziekten, zowel voor dieren als mensen. We hebben dringend nood aan voedselproductie die rekening houdt met het milieu en de gezondheid van mens en dier.

    Een degelijke verspreiding van medische voorzieningen, waaronder vaccins en geneesmiddelen, doorheen de hele wereld zou een onderdeel moeten zijn van de strijd tegen de varkensgriep. Het medisch onderzoek moet uit de handen van de bedrijven worden gehaald. Dit onderzoek moet niet de wetten van de winsthonger volgen, maar moet erop gericht zijn om ziektes te behandelen en te vermijden.

    Een alternatief op de agri-business

    Deze problemen kunnen niet aangepakt worden zolang het de grote bedrijven zijn die de landbouwsector in hun greep houden en zolang het kapitalisme de winst voorop plaatst. Ziekten zullen blijven ontwikkelen, het is nodig om crisissen preventief aan te pakken en indien er toch een epidemie uitbreekt om deze efficiënt aan te pakken. Dat kan door een democratische planning door de meerderheid van de bevolking. Een socialistische geplande economie neemt de winsthonger weg, zodat we snel en efficiënt kunnen reageren met een plan van productie en tussenkomsten waarmee de meeste rampen kunnen worden vermeden.

    Het virus H1N1 maakt duidelijk dat de infrastructuur vandaag niet voldoet. Op enkele weken tijd was er een wereldwijde verspreiding van het virus met honderden vermijdbare doden. Onder dit systeem zullen we nog meer van dergelijke crisissen zien. Een democratisch socialistisch systeem zou een einde maken aan armoede en zorgen voor gratis en degelijke gezondheidszorg voor iedereen.

  • Guadeloupe. Stakingsbeweging leidt tot overwinning!

    Meer dan zes weken lang werd op het eiland Guadeloupe, op de “Franse Caraïben”, actie gevoerd en gestaakt. De algemene staking breidde uit naar het naburige eiland Martinique en sinds 5 maart ook naar het Oost-Afrikaanse eiland La Réunion. Op 4 maart werd een akkoord gesloten tussen de LKP (Comité tegen uitbuiting, actiegroep die opkomt voor de belangen van de bevolking in Guadeloupe) en de patroons op het eiland.

    Artikel door Alex Lecoq en Mikael Helot (Gauche Révolutionnaire, Frankrijk)

    Het akkoord vormt een indrukwekkende overwinning voor de werkende bevolking van Guadeloupe. Zo wordt een loonsverhoging van 200 euro per maand bekomen voor de laagst betaalde arbeiders. Er zijn ook toegevingen op het vlak van de prijzen voor brood en vliegreizen. Er wordt verder onderhandeld over andere eisen zoals de verlaging van de prijzen van basisgoederen. De strijdbaarheid bij de staking en het uiteindelijke succes vormen een uitstekend voorbeeld voor de internationale arbeidersbeweging inzake de mogelijkheden hoe internationaal de strijd tegen de effecten van de kapitalistische crisis kan worden gevoerd.

    Guadeloupe telt ongeveer 440.000 inwoners. Het is dus niet zomaar een klein eiland met amper inwoners. Historisch gezien zijn de ontwikkelingen in Guadeloupe, een “overzees departement”, overigens sterk verbonden met de situatie in Frankrijk. In 1794 werd de slavernij op het eiland afgeschaft na de Franse revolutie. De slavernij werd met een bloedige repressieve aanpak terug ingevoerd onder Napoleon Bonaparte in 1802. De strijd van de gewone bevolking in Guadeloupe heeft steeds een impact gehad op de Franse arbeiders en omgekeerd. Heel wat inwoners van Guadeloupe werken bovendien in Frankrijk, wat de banden versterkt. De oorsprong van het kapitalisme in Guadeloupe bevindt zich in de geschiedenis van slavernij en koloniale uitbuiting, wat het een arroganter karakter geeft. Dat verklaart ook waarom er drie weken lang geen antwoord kwam op de beweging.

    De media probeert het nu voor te stellen alsof de beweging tot een einde komt omdat de bevolking deze niet langer steunt en omdat de LKP een ondemocratische organisatie is. De heersende klasse gebruikt al haar mogelijkheden om zich te verdedigen tegen de arbeiders. Een nieuwe mobilisatie van de LKP zou moeilijk te stoppen zijn door de heersende klasse, deze organisatie beschikt immers over een enorme steun onder de bevolking en dat vormt de grootste kracht van de LKP.

    De arbeiders van Carrefour gaven een voorbeeld van de militante strategie van LKP. Carrefour is in Guadeloupe in handen van de rijkste man van het eiland, Hayot, die goed is voor een persoonlijk fortuin van 350 miljoen euro. De arbeiders gingen in staking om Hayot ertoe te dwingen een akkoord te sluiten met de LKP. Dat leidde tot een overwinning en nu zal deze tactiek in verschillende bedrijven worden toegepast.

    Sarkozy riep het patronaat op om de eisen van de LKP te aanvaarden in het belang van de Franse staat, zelfs indien het niet in het belang was van de lokale patroons. De kortzichtige winsthonger van het patronaat zou tot een foutieve inschatting kunnen leiden. Als het patronaat echter zou weigeren om toe te geven aan de LKP of als het de gemaakte akkoorden niet zou nakomen, zou dit wel eens in haar gezicht kunnen ontploffen.

    Het akkoord

    Het akkoord dat werd gesloten is erg gedetailleerd. Er staan 165 paragrafen in die over een hele reeks thema’s gaan, van de prijs van het brood tot de arbeidsomstandigheden van de leraars. Elie Domota, een leider van de LKP, vroeg aan een massabetoging voor het gebouw waar de onderhandelingen plaatsvonden of hij het akkoord mocht tekenen. Hij las het eerst volledig voor. De aanwezigen betoonden hun steun aan het akkoord, waarop Domota stelde dat de beweging trots kan zijn op wat al werd bereikt, maar “dit was slechts een eerste stap”. Hij kondigde aan dat de algemene staking werd stopgezet, maar niet de mobilisatie. Dat is immers “de enige manier om overwinningen te boeken”. De strijd zal worden verder gezet om het patronaat te dwingen dit akkoord na te komen en om nieuwe overwinningen te boeken. De vraag daarbij is natuurlijk wat het uiteindelijke doel is.

    De patroonsfederatie MEDEF is op dit ogenblik niet meer erg krachtig in Guadeloupe. De LKP organiseert de arbeidersklasse onder één koepel. Als het patronaat denkt dat het nog steeds zomaar haar wil kan opleggen, zal het snel merken dat het zich vergist. Domota stelde: “We zijn 40 dagen in beweging geweest. De LKP zal zich niet opheffen, we hebben nog 40 jaar werk voor de boeg.”

    Socialisten gaan daarmee akkoord. Deze organisatie moet zeker niet ontbonden worden omdat de algemene staking ten einde is gekomen. De LKP organiseert de arbeidersklasse, verenigde deze en gaf een zekere politieke leiding. Dat blijft noodzakelijk zolang de heersende klasse georganiseerd is om tegen onze belangen in te gaan. De boodschap van de Franse staat aan het patronaat van Guadeloupe was erg duidelijk: om de bazen te compenseren voor de algemene staking en de toegevingen aan de arbeiders, zal de Franse regering alle boetes kwijtschelden die het gevolg zijn van betalingsvertragingen voor de belastingen.

    Het patronaat probeerde symbolisch een supermarkt opnieuw te openen en deed beroep op honderden politie-agenten om dat te realiseren. Zelfs dit lukte niet omdat de massa’s in verzet gingen. Het geeft aan dat het patronaat niet zomaar kan doen wat het wil.

    Patrick Karam, de regeringsverantwoordelijke voor de zogenaamde “gelijke kansen in overzeese departementen”, stelde tijdens de onderhandelingen dat er nood was aan een compromis dat iedereen als een overwinning kan voorstellen. In tegenstelling tot die wensen, zijn het de massa’s die een overwinning hebben geboekt. Het kwam niet eerder tot een akkoord omdat het patronaat de nederlaag nog niet wou toegeven. En zelfs nu wordt arrogant naar buiten gekomen met de stelling dat er mogelijk massale afdankingen zullen volgen op het akkoord. Indien dit effectief gebeurt, zal er snel een nieuwe algemene staking zijn.

    Het patronaat lijkt niet te begrijpen wat er gebeurt. Dat bleek nogmaals uit het voorstel op 4 maart. Het patronaat stelde voor dat het akkoord slechts 36 maanden zou duren (de periode dat de regering de meeste kosten op zich zou nemen) en dat het akkoord slechts voordelen zou hebben voor een beperktere groep. Dat maakt meteen duidelijk dat het patronaat steeds opnieuw zal proberen om de verworvenheden van de staking terug af te nemen. Het kapitalistische systeem laat de arbeiders nooit toe om hetgeen ze afgedwongen hebben ook zomaar te behouden.

    Martinique en Reunion

    Ook op het eiland Martinique, waar er ook zowat 400.000 mensen wonen, werd een akkoord gesloten tussen patroons en stakende arbeiders. Arbeiders met een loon onder 1,4 keer het minimumloon zullen tussen 130 en 200 euro per maand extra verdienen. Dat is een overwinning, maar niet zoveel als werd geëist. De patroons zullen slechts 30 tot 100 euro hiervan betalen, de rest komt van de overheid. De belastingbetalers zullen dus hun eigen lonen betalen. Een aantal vakbondsorganisaties zoals de CGT en FO tekenden het akkoord niet omdat ze eerst de basis willen raadplegen en tegelijk willen wachten op een akkoord rond de prijzen. De staking gaat bijgevolg verder. Op het eiland La Réunion werd op woensdag 4 maart een oproep gelanceerd door een collectief van 40 organisaties om vanaf 5 maart te staken.

    Socialistisch alternatief

    De uitstekende overwinning van de algemene staking in Guadeloupe vormt een dilemma voor het Franse kapitalisme en de regering-Sarkozy. Op een ogenblik dat de Franse arbeiders en jongeren harde aanvallen worden opgedrongen tegen hun jobs, diensten en levensstandaard, dwong een massale militante beweging op de Caribische eilanden de regering tot toegevingen. De strijdbaarheid en actiebereidheid is ook in Frankrijk zelf aanwezig (dat werd duidelijk gemaakt met de nationale staking van 29 januari). Sarkozy zal nu rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de arbeiders op het vasteland van Frankrijk een zelfde beweging zullen opzetten. In de aanloop naar de nieuwe nationale stakingsdag van 19 maart, zullen de gebeurtenissen in Guadeloupe de Franse arbeiders een nieuw zelfvertrouwen schenken.

    Tijdens de staking bracht Besancenot van de Franse NPA (Nieuwe Anti-kapitalistische partij) een bezoek aan Guadeloupe om zijn solidariteit met de beweging te betuigen. Hij riep de Franse arbeiders terecht op om het voorbeeld van deze militante beweging op te nemen in de verdediging van hun jobs en diensten tegen de aanvallen van patronaat en regering. Om succesvol te strijden tegen de aanvallen van het kapitalisme, zal er echter meer nodig zijn. Deze algemene stakingen tonen op een duidelijke en krachtige wijze de enorme kracht van de arbeidersklasse aan en het feit dat enorme overwinningen kunnen worden geboekt. Maar zolang het kapitalistisch systeem stand houdt, zullen de patroons proberen om de arbeiders en armen te late betalen voor hun crisis. Het is dan ook noodzakelijk om op te komen voor een alternatief op het kapitalisme, een systeem waar het leven van de meerderheid ondergeschikt wordt aan de winsthonger van de grote bedrijven. De arbeiders in Guadeloupe zullen daarbij nood hebben aan een onafhankelijke politieke stem, een massale partij die hen vertegenwoordigt in hun strijd en die opkomt voor een socialistisch alternatief. In Frankrijk komt Gauche Révolutionnaire ervoor op dat de NPA zo’n partij zou worden.

    De enige manier om aan de behoeften van de bevolking in Guadeloupe, Martinique en elders tegemoet te komen, is door het systeem te veranderen. Het socialisme is een systeem waarbij de economie en de samenleving onder democratische arbeiderscontrole worden geplaatst. Dat is het enige alternatief dat vertrekt van de behoeften van de bevolking. Als het patronaat de gemaakte akkoorden niet nakomt en verder zal proberen om de meerderheid van de bevolking te laten betalen voor de crisis, zal de noodzaak van een socialistisch alternatief nog duidelijker worden. De mobilisaties in Guadeloupe en andere eilanden kan het begin vormen van een massale mobilisatie om de macht van het lokale en internationale kapitalisme te breken en een socialistische federatie in de regio op te bouwen.

  • Het belang van inheemse bewegingen in Latijns-Amerika

    Op de laatste dag van de Latijns-Amerikaanse vormingsweek van het CWI werd dieper ingegaan op het belang van inheemse bewegingen in Latijns-Amerika en hun verhouding tot de belangrijke taak van de opbouw van marxistische krachten op het continent. Die discussie werd voorafgegaan door een kort verslag van de Venezolaanse kameraden over het referendum in dat land.

    De discussie over de inheemse bewegingen werd ingeleid door Celso uit Chili. Celso heeft een jarenlange ervaring in de strijd van de Mapuche bevolkingsgroep. Hij stelde dat de kapitalisten bang zijn van de groei van de bewegingen van inheemse bevolkingsgroepen omdat de onstabiliteit van hun systeem kan versterken. Daarom verzetten de kapitalisten zich actief tegen de inheemse bewegingen.

    De beweging van inheemse volkeren is niet nieuw, ze kent een geschiedenis die meer dan 500 jaar terug gaat in de strijd tegen kolonialisme en imperialisme. Het grootste deel van de marxistische beweging in Latijns-Amerika heeft echter geen juiste aanpak van deze kwestie en beschouwt de problematiek als gewoon een extra sociaal probleem. De historische “Thesen van Pulacayo” van de door Trotskisten geleide Boliviaanse mijnwerkers stelden in 1946 een revolutionair plan voorop om de macht te grijpen, maar in de thesen werd niet eens verwezen naar de strijd van de inheemse bevolkingsgroepen terwijl meer dan 60% van de bevolking in het land van inheemse afkomst was.

    Dit is een beperking waarop we moeten antwoorden in de komende periode. De kameraden uit Bolivia hebben aangegeven dat ze een ernstige discussie in de organisatie willen om na te gaan hoe we met onze slogans en materiaal kunnen ingaan op de rol van de inheemse boeren in de strijd voor een socialistische omvorming van de samenleving.

    In zijn inleiding las Celso een email van Adam van onze Boliviaanse afdeling voor waarin hij naar de mening van andere Latijns-Amerikaanse militanten vroeg. Hij vroeg dit omdat de inheemse boeren op dit ogenblik het meest radicale en gemobiliseerde deel van de samenleving vormen. De meeste contacten die we hebben in het land zijn zonen en dochters van inheemse boeren die verhuisd zijn naar de stad Cochabamba om daar te studeren en/of te werken. Adam merkte ook op dat de inheemse boeren, in tegenstelling tot de niet-inheemse boeren, geen instinctief kleinburgerlijk bewustzijn hebben, maar eerder in de richting van een socialistisch bewustzijn gaan met eisen rond het collectiviseren van de grand onder de controle van de inheemse gemeenschappen. Adam vroeg zich in de mail af of het correct zou zijn om te stellen dat een socialistische revolutie in een land als Bolivia kan worden geleid door zowel de arbeidersklasse als de inheemse boeren.

    Celso stelde dat dit pas het begin van een discussie vormde en dat er veel verschillende onderwerpen aan bod moeten komen, niet alleen de kwestie van leiding. We moeten het bewustzijn van de inheemse boeren analyseren en rekening houden met hun standpunten rond collectief bezit van eigendom en bijhorende wijze om beslissingen te nemen. We moeten begrijpen dat het voor de inheemse bevolking niet alleen om land gaat, maar ook over territorium en de strijd voor autonomie. De inheemse gemeenschappen beschouwen zichzelf als deel van aparte inheemse naties. We moeten dat op een respectvolle en voorzichtige wijze benaderen.

    Tenslotte stelde Celso dat de inheemse beweging direct ingaat tegen de belangen van het imperialisme en kapitalisme omdat ze opkomt voor land, territorium en autonomie. In Chili gaan de Mapuches een constante strijd aan met de multinationals die door de regering worden gesteund. De Mapuches genieten voor die strijd wel een enorme steun onder brede lagen van de bevolking in Chili.

    Belang van inheemse strijd

    Het belang van dit thema is niet beperkt tot de werking van het CWI in Bolivia, maar ook in andere landen neemt de strijd van de inheemse bevolking een belangrijke plaats in. De volledige werking van het CWI op het continent ziet het belang in van de inheemse strijd en wil deze mee centraal stellen. We zullen onze analyse en discussies over dit thema dan ook verdiepen om onze standpunten aan te scherpen.

    Omwille van de beperkingen op het vlak van tijd voor de vorming, werd voor de discussie nog kort ingegaan op het belang van de Peruviaanse marxist José Carlos Mariátegui die een diepgaande analyse maakte van de inheemse kwestie. Lenin stelde dat revolutionairen ondanks de brutale aanvallen van de kapitalisten tijdens hun leven, na hun dood vaak voorgesteld worden als ongevaarlijke helden. Dat is wat we ook zien met Mariátegui die door academici, sociaal-democraten, de communistische partij,… wordt gebruikt. Zijn revolutionaire opvattingen worden verwrongen voorgesteld om zo steun te zoeken voor abstracte of reformistische opvattingen.

    Nochtans was Mariátegui een oprechte revolutionair die een belangrijke bijdrage leverde aan het marxisme, niet alleen op het vlak van het belang van de inheemse strijd maar ook op het vlak van internationalisme. Hij stelde dat het socialisme misschien wel als doctrine in Europa was ontstaan, maar daarom nog geen Europese doctrine is. In Latijns-Amerika heeft het socialisme een basis onder de inheemse bevolking en cultuur. Marxisten moeten dat begrijpen om hun beweging te kunnen ontwikkelen.

    In de discussie over de inheemse bewegingen en Mariátegui kwamen kameraden uit alle Latijns-Amerikaanse afdelingen tussen, alsook de vertegenwoordiger van het Internationaal Uitvoerend Bureau. Er waren heel wat belangrijke tussenkomsten die benadrukten dat er verschillen zijn tussen de arbeidersbewegingen in de verschillende landen, als marxisten moeten we daar rekening mee houden en het belang van inheemse bewegingen niet onderschatten.

    Er werd ook gewezen op het verband tussen de ontwikkeling van het kapitalisme in Europa en het plunderen van de inheemse culturen en rijkdom in Latijns-Amerika. We moeten dit erkennen en voorzichtig zijn als we het hebben over de “vooruitgang” die door het kapitalisme werd gebracht. Die vooruitgang ging voor miljoenen mensen ten koste van de vernietiging van hun beschaving.

    Sascha van de Duitse afdeling van het CWI en bezoeker namens het Internationaal Uitvoerend Bureau merkte op dat deze discussie de sterkte van het CWI als marxistische organisatie aantoont, wij zien het marxisme immers niet als een afgewerkt geheel en zijn bereid om moeilijke kwesties zoals de rol van inheemse boeren in een socialistische revolutie op te nemen. Hij benadrukte dat inheemse boeren een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van massabewegingen en revolutionaire bewegingen, ze doen dat niet enkel als boeren maar ook als onderdeel van de arbeidersklasse. Dat is een nieuw gegeven in onze discussies en we moeten er dan ook dieper op ingaan. Het feit dat we nu aanwezig zijn in landen waar de inheemse beweging het sterkste staat, zal ons begrip ervan versterken.

    Na deze discussie werd de tweede Latijns-Amerikaanse vormingsweek afgesloten door André uit Brazilië. Hij stelde dat de vijf dagen van intense politieke discussie de dringendheid van onze werking aantoonde. De vormingsweek was een succes met meer dan 100 aanwezigen uit Brazilië, Venezuela, Chili, Bolivia, Griekenland, Duitsland, VS en België. Er waren ook zes leden van het CLS uit Brazilië, waarmee onze Braziliaanse afdeling de komende periode hoopt te fusioneren.

    Met de kapitalistische crisis verandert alles, maar ook de uitbouw van onze krachten op het continent is aan het veranderen. De afgelopen jaren zijn we in Brazilië meer een nationale organisatie geworden in de plaats van een groep die vooral lokaal actief was in Sao Paulo. In Chili werd de werking opnieuw dynamischer en er werden nieuwe groepen opgezet in Venezuela en Bolivia. De komende periode zijn er ook mogelijkheden in Mexico, Argentinië, Costa Rica, Nicaragua, Honduras, Guatemala en Peru. We zijn nog een jonge organisatie in Latijns-Amerika, maar zelfs met onze beperkte krachten zijn we bereid om tussen te komen een rol te spelen in de strijd voor socialisme op het continent.

  • Referendum in Venezuela. Overwinning voor Ja-kamp, maar hoe moet het nu verder?

    Afgelopen zondag werd in Venezuela een referendum gehouden over de herverkiesbaarheid van Chavez. De inhoud en het moment van het referendum legt de zwaktes van de Bolivariaanse revolutie bloot. Op basis van gesprekken met onze Venezolaanse kameraden op de Latijns-Amerikaanse vormingsweek publiceren we hier een analyse.

    Jonas vanuit Brazilië

    Chavez stelde dat Venezuela imuun zou blijven voor de economische crisis van het kapitalisme. Maar omdat hij nooit tot een definitieve breuk met het kapitalistische systeem heeft willen overgaan, zullen de gevolgen voor Venezuela even zwaar zijn als in de rest van de wereld. Door zijn grote oliewinsten van afgelopen jaar beschikt het land over een buffer om de eerste schokken van de crisis op te vangen. Dat speelde een rol in de timing voor dit referendum.

    Het "socialisme van de 21e eeuw" van Chavez steunt op een systeem van sociale maatregelen die betaald worden met oliegeld. Nu de prijzen op de wereldmarkt in elkaar storten, dreigt dit model snel in de problemen te komen. Voorlopig worden de projecten nog betaald met de winsten van de afgelopen periode, maar hieraan zal snel een eind komen.

    Een aantal linkse krachten in Venezuela riepen op om “neen” te stemmen. Wij vinden dat een fout standpunt. Ook wij zijn niet akkoord met de essentie van de zaak, namelijk om de macht van de president te versterken. Bovendien zorgt het ervoor dat het Chavistische kamp het probleem van de opvolging van Chavez kan uitstellen. Chavez is in Venezuela is nog steeds bijzonder populair, maar iemand vinden die hem zou kunnen opvolgen is bijna onmogelijk. De bureaucratische kliek rond Chavez heeft, in tegenstelling tot de president, het vertrouwen van de bevolking verloren.

    Met CSR, Collectivo Socialismo Revolutionario, de Venezolaanse zusterorganisatie van LSP, voerden we campagne voor een kritische ja-stem. Ons standpunt is vooral een kwestie van strategie. Een overwinning van het neen-kamp zou immers een zware slag betekenen voor de Bolivariaanse revolutie – die de arbeiders van Venezuela de laatste jaren heel wat verworvenheden heeft gebracht. Bovendien zou het de oppositie de kans geven om zich te versterken. Het zou de derde overwinning voor de pro-Amerikaanse, rechtse oppositie zijn in één jaar tijd. Zij boekte immers ook een lichte vooruitgang bij de laatste lokale verkiezingen en het Chavez kamp verloor het referendum over de grondswetwijziging.

    De oproep voor een ja-stem was echter niet onvoorwaardelijk. We legden in ons politiek campagnemateriaal uit dat we wel voor een ja opriepen, maar plaatsten direct ook heel wat kanttekening bij het referendum en bij de stand van zaken van het Bolivariaanse proces. Zo bekritiseerden we het feit dat het regime niet echt wil breken met het kapitalisme, bekritiseerden we de bureaucratische werking van de PSUV – de partij van Chavez – en het feit dat linkse kritische militanten het leven zuur werd gemaakt.

    Maandag werden de resultaten van het referendum uiteindelijk bekend gemaakt. Het Ja-kamp kreeg 54%, het neen-kamp 46%. De kloof tussen het ja- en neen-kamp was daarmee groter dan eerst gedacht. De week voordien hadden onze Venezolaanse kameraden er immers geen goed oog op: in de peilingen bleek dat het om een nek-aan-nek-race ging, waarbij het neenkamp telkens wat vooruitgang boekte. Het officiële resultaat is dat Chavez nu bij de volgende verkiezingen, in 2010, toch herkiesbaar is.

    De praktische gevolgen zijn echter complexer. Hoewel het vroeg is om op dit moment conclusies te trekken, kunnen we toch al een paar mogelijke trends ontwaren. Eerst en vooral is het natuurlijk een overwinning voor de Bolivariaanse revolutie, in die zin dat er terug een krachtsverhouding is opgebouwd in het nadeel van de oppositie. Feesten voor de overwinning zou echter voorbarig zijn. Dit referendum zal ook de macht van de bureucratische kliek rond Chavez versterken.

    Bovendien biedt het de mogelijkheid aan de Chavistas om problemen te negeren in plaats van ze structureel aan te pakken. Zoals het probleem van de “opvolging” van Chavez; geen enkel ander figuur in Venezuela is op dit moment in staat om een symbool te worden waarrond de bevolking zich massaal kan organiseren in de strijd tegen het kapitalisme. Een ander onopgelost probleem betreft de werking van de PSUV. Door de postjesjagerij van een groep rond Chavez – dikwijls overlopers van de vorige elite – wordt het partijleven herleidt tot vriendjespolitiek en misleiding. En dat voor zover er al sprake is van partijleven. Veel afdelingen in wijken bestaan slechts in theorie. De PSUV kan daardoor haar historische rol helemaal niet spelen. De PSUV had een levende partij moeten worden die de massa´s organiseerde en op die manier het proces naar links kon trekken.

    Toch kan de economische crisis die nu voor de deur staat, ook in Latijns-Amerika, Chavez dwingen om knopen door te hakken, en zo naar links te wijken. Jammer genoeg bestaat er in Venezuela op dit moment geen massa-instrument waarin de bevolking zich tegen de crisis en het kapitalisme kan organiseren. Over de PSUV hebben we het al gehad, maar ook de vakbonden staan in Venezuela heel zwak. Bovendien krijgen strijdbare syndicalisten af te rekenen met de repressie van de politiediensten…

    Onze kameraden van CSR werken ondertussen met hun beperkte krachten aan de uitbouw van een kleine revolutionaire organisatie die momenteel vooral in de vakbonden actief is, maar ook een rol speelt in de PSUV. Linkse kritiek op het regime wordt door delen van de bureaucratie echter minder getolereerd dan rechts kritiek. Terwijl het grootste deel van de burgerlijke tv-stations gewoon verder haar leugens kan verspreiden, worden linkse militanten weggepest of zelfs vermoord, zoals een tijd geleden gebeurde met een aantal vakbondsleiders.

    Het land heeft veeleer een traditie van populisme in plaats van arbeidersstrijd, hierdoor is het lot de bevolking vandaag te veel overgeleverd aan de grillen van één figuur. De sociale verworvenheden die de afgelopen jaren werden gerealiseerd, moeten verdedigd worden. Dat kan enkel door ze verder uit te breiden en de strijd aan te gaan om te breken met het kapitalisme en effectief te bouwen aan een socialistisch alternatief.

  • Opstand in Guadeloupe: algemene staking wordt sterker. Interview met een syndicale militant

    Het was lang geleden: op 30 januari trokken zowat 60.000 mensen op straat tijdens het traditionele carnaval, op 14 februari waren er minstens evenveel om de algemene staking van 1952 te herdenken. Die staking werd bloedig neergeslagen door het Franse regime. Sinds een maand kent Guadeloupe een opvallende beweging met een politieke en sociale cycloon die ook richting Martinique, Guyane en Réunion trekt. We spraken met Jean Claude Tormin, syndicaal militant in Guadeloupe.

    Interview door Gauche Révolutionnaire

    Het beeld van de postkaartjes met paradijselijke stranden wordt vandaag doorbroken in de Franse DOM’s (Départements d’Outre Mer, overzeese departementen). De sociale uitbarsting op de eilanden is echter niet zo verrassend. Er zijn enorme werkloosheidscijfers en de armoede neemt er sterk toe. Het leven is er 20% tot 50% duurder dan in Frankrijk zelf, hierdoor zijn dit de armste departementen van het land.

    Jean Claude Tormin, een syndicaal militant uit Guadeloupe, legt ons uit dat het geen louter sociale crisis is maar net als iedere algemene staking ook een sterke politieke inhoud kent. Het antwoord van de regering bestond uit het inzetten van de mobiele politie en door 50 militanten van de LKP (een collectief dat hoofdzakelijk door de syndicale organisaties werd opgezet) te ondervragen op 16 februari. Het doel was om te vermijden dat de radicalisering zich verder zou politiseren en mogelijk zelfs uitbreiding zou kennen over de oceaan heen tot in Frankrijk.

    De afgelopen maand ontwikkelde zich een algemene staking in Guadeloupe en momenteel kent de beweging ook een snelle uitbreiding in Martinique. Wat zijn de redenen voor die beweging en hoe werd ze voorbereid?

    “Na 25 dagen radicaliseert de staking en de mobilisatie. Dit is het resultaat van een jarenlange neokoloniale uitbuiting en een gezamenlijk antwoord van de werkende bevolking.”

    De acties gaan uit van het collectief LKP – Lyanaj Kont Pwofitasyon. Hoe kwam die organisatie tot stand?

    “Het collectief LKP werd opgezet door de belangrijkste syndicale organisaties (UGTG, CGTG, CTU, SPEG et FSU) om de belangrijkste sociale, culturele en economische eisen bijeen te brengen. De eerste betoging vond plaats op 16 december en daarbij waren er 10.000 aanwezigen in de straten van Pointe à Pitre rond de eisen van een verbetering van de levensomstandigheden, tegen de werkloosheid (die oploopt tot 27% van de bevolking) en tegen discriminatie bij aanwervingen. Na deze betoging werd het collectief versterkt door sociale organisaties en culturele groepen. Daarnaast kwam er ook steun van antikolonialistische politieke organisaties. Dat leidde tot een oproep voor een algemene staking op 20 januari op basis van een platform met 152 eisen.”

    Welke acties worden ondernomen?

    “De algemene staking is een immense protestbeweging geworden en vormt een uitdrukking van het ongenoegen. Alle lagen van de samenleving zijn gemobiliseerd en nemen spontaan deel aan initiatieven. Om er maar enkele op te noemen:

    • Er zijn dagelijks betogingen en meetings in de straten van grote steden als Pointe à Pitre en Basse-Terre
    • In de zone JARRY (zone met import en export) trekken de stakende arbeiders van bedrijf tot bedrijf om niet-stakers te overtuigen om deel te nemen aan de staking.
    • De boeren zijn overgegaan tot een directe verkoop van groenten en fruit aan “LKP-prijs”
    • De kleine producenten hebben zich ook aangesloten, er wordt een vorm van verzetseconomie opgezet
    • Er zijn steunconcerten en activiteiten
    • …”

    Het collectief riep twee weken geleden op tot een ontmoeting met de jeugd. Spelen jongeren een actieve rol in de beweging?

    “Jongeren spelen een belangrijke rol in de beweging. Er was een ontmoeting tussen de LKP en vertegenwoordigers van de studenten en scholieren, naast werkloze jongeren die ongeorganiseerd zijn. Veel jongeren in Guadeloupe worden geconfronteerd met het perspectief van werkloosheid. Er is een grote bezorgdheid om de toekomst. Ze willen hier wonen en werken. Maar er is ook veel discriminatie bij aanwervingen. Als er in private bedrijven kaders worden aangeworven, wordt vaak over de oceaan naar kandidaten gezocht of worden de voorwaarden zodanig aangepast dat de jongeren geen kans maken. Zo zocht een grote Noorse hotelgroep tuinmannen en huisvrouwen die tweetalig zijn…”

    We hebben de indruk dat de bevolking van Guadeloupe zich verlaten voelt en als inwoners van een kolonie. Van waar komen die gevoelens?

    “De bevolking van Guadeloupe en Martinique voelen zich niet verloren, ze willen opkomen voor hun eigen lot en gaan in tegen het kolonialisme. De plantage-economie van de vorige eeuw verliest terrein. De opkomst van vroegere Amerikaanse kolonies in de Franse departementen heeft de uitbuitingsverhoudingen niet gewijzigd. In de gebieden waar er suikerriet of bananen worden geteeld, blijft de leiding in handen van een blanke oligarchie. Vandaag wordt er vooral geprofiteerd door de bedrijven die de import en export controleren en grote distributiebedrijven als Carrefour, Cora,…

    “Andere elementen in deze beweging zijn de oliebevoorrading door de Société Antillaise de Raffinerie (SARA), de belangrijkste aandeelhouder hiervan is het bedrijf TOTAL. Dat bedrijf heeft ook 70% van de tankstations in handen. Er is veel woede omdat de prijzen blijven stijgen op een ogenblik dat TOTAL enorme winsten boekt. Ook bij de banken moeten wij meer betalen dan wat bij dezelfde groepen (BNP, Société Générale) in Frankrijk wordt betaald. De bevolking gaat gebukt onder een dubbele last: de koloniale en kapitalistische uitbuiting leidt tot een grote verarming van de bevolking en is niet meer aanvaardbaar.”

    Welke politieke en syndicale vertaling krijgt die woede? Is er een toename van het aantal activisten en wordt daarbij gediscussieerd over de gevolgen van de kapitalistische crisis? Is er een heropleving van eisen inzake onafhankelijkheid en tegen het kapitalisme?

    “Er zijn betogingen, bijeenkomsten, debatten,… met verschillende lagen van de samenleving (jongeren, arbeiders, kleine producenten,…) die vaak rechtstreeks worden uitgezonden door de lokale media. Het collectief wordt aan de basis in het algemeen geleid door antikolonialistische militanten.

    “Het is duidelijk dat de eisen deel uitmaken van een politiek debat, zelfs indien de eisen vooral van sociale, economische, ecologische of identitaire aard zijn. De massale acties worden omkaderd door politieke en syndicale militanten. De context van de financiële crisis vergroot het bewustzijn en het besef dat er nood is aan een nieuwe samenleving waarin de rijkdom wordt verdeeld ten voordele van de armsten. In Guadeloupe moeten wij ons deel leveren voor de strijd tegen het wereldwijde kapitalisme. Die strijd is de strijd van de arbeiders in Guadeloupe om hun eigen lot in handen te nemen.”

    De Franse regering stuurde Yves Jégo en “onderhandelaars” om gesprekken op te starten. Wat zijn hun voorstellen en hoe worden die onthaald door de arbeiders?

    “Het collectief staat open voor gesprekken, maar is tegelijk vastberaden. De voorstellen van de onderhandelaars waren er enkel op gericht om illusies te creëren. Uiteindelijk werd wel een voorakkoord gevonden rond enkele punten:

    • Een prijsvermindering van 10% voor 100 basisgoederen
    • Een verhoging met 200 euro netto van de lonen tot 1,6 keer het minimumloon, met een degressieve stijging voor hogere lonen
    • Een prijsverlaging voor benzine met 20 cent per liter

    “De lokale gemeenschappen zouden 50 miljoen euro ter beschikking stellen. Het lokale patronaat eiste echter dat de loonsverhogingen zouden gepaard gaan met lastenverlagingen. Het voorakkoord werd niet goedgekeurd door de regering en het patronaat profiteerde daarvan om verwarring te creëren.

    “De onderhandelingen zijn onderbroken, maar de strijd gaat verder met nog meer vastberadenheid. Dat bleek onder meer op de betoging van 14 februari toen tienduizenden op straat kwamen om de algemene staking van 1952, toen de arbeiders van de suikerrietvelden opkwamen voor 5 frank loonsverhoging, te herdenken. Er was als het ware een ontmoeting met de geschiedenis van arbeidersstrijd.”


    Wie de strijd dagelijks wil volgen, kan dit via volgende (Franstalige) websites:

  • Bolivia. Nieuwe grondwet aanvaard – strijd voor socialisme organiseren

    We publiceren een vertaling van een pamflet dat in Bolivia werd uitgegeven door ASR (Revolutionair Socialistisch Alternatief, onze zusterorganisatie) nadat een meerderheid in een referendum voor de nieuwe grondwet stemde die werd voorgesteld door de MAS-regering van Evo Morales. Het referendum werd gehouden op 25 januari.

    Op zondag 25 januari stemden meer dan 60% van de Bolivianen “Ja” in een referendum over de nieuwe grondwet en meer dan 80% stemde tegen de grootgrondbezitters en voor een beperking van de maximale grondeigendom tot 5.000 hectare (in het referendum kon worden gekozen om het privaat bezit te beperken tot 5.000 of 10.000 hectare). Het referendum was een overwinning voor de arbeiders, boeren, indianen en armen in de sociale bewegingen. Het was ook een overwinning voor de regering van Evo Morales en de MAS (Beweging naar het socialisme).

    Zoals we tijdens de campagne echter stelden, zal er niets veranderen enkel op basis van een grondwet. Meer dan ooit moeten we ons organiseren, ons politiek vormen en mobiliseren om de strijd aan te gaan zodat de veranderingen die in de grondwet worden beloofd effectief worden doorgevoerd.

    Volgens de nieuwe grondwet heeft iedereen recht op een waardige job met een rechtvaardig loon, gratis en degelijk onderwijs en gezondheidszorg, huisvesting, water, voedsel, basisdiensten,… Hoe is dat mogelijk voor ons als de meerderheid van de natuurlijke rijkdommen, de grond en de industrie onder de controle blijft staan van de grote bedrijven, grootgrondbezitters en multinations die enkel in de eigen winsten geïnteresseerd zijn? Dat is niet mogelijk.

    Nood aan een socialistisch Bolivia

    De voordelen van de nieuwe grondwet kunnen enkel worden gegarandeerd als de Bolivianen de democratische controle hebben over hun natuurlijke rijkdommen, de grond, de industrie en de verdeling van de rijkdom. Arbeiders, boeren, indianen en armen moeten deze verandering afdwingen via hun eigen strijdorganisaties.

    Grote bedrijven en multinationals verdienen miljoenen, terwijl hun arbeiders vechten om te overleven aan armzalige lonen. De kapitalisten zijn parasieten die geen sociale functie vervullen (zoals door de nieuwe grondwet wordt geëist van private bedrijven). We moeten de multinationals nationaliseren en onder de democratische controle van de Boliviaanse arbeiders en armen plaatsen.

    De grootgrondbezitters zijn kapitalisten die niet op het land zelf werken. Ze verdienen miljoenen door kleine boeren uit te buiten. De meerderheid van de Boliviaanse gewassen wordt uitgevoerd naar andere landen en worden hoge prijzen gevraagd voor de voedselproducten die wel in het land blijven. We moeten de grond nationaliseren en onder democratische controle van de boeren, indianengemeenschappen en het Boliviaanse volk plaatsen.

    De nieuwe grondwet is een belangrijke stap vooruit in de Boliviaanse strijd. Maar voor een socialistisch Bolivia, zijn er een politieke organisatie en strijd nodig. Sluit aan bij ASR (Revolutionair Socialistisch Alternatief) om dit proces op te starten op jouw werkplaats, gemeenschap, universiteit, vakbond,…

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop