Category: Dossier

  • 100 jaar geleden: auto-industrie voegt giftig lood toe aan benzine

    Begin jaren 1920 begon de auto-industrie lood toe te voegen aan benzine. Dit werd verbloemd door het ethyl te noemen. Lood is bekend als giftig. De schadelijke effecten zijn al 2.000 jaar bekend. Dioscorides schreef dat “Lood het verstand doet verslappen.” Toch begonnen autofabrikanten en oliemaatschappijen 100 jaar geleden met een massale loodvergiftiging.

    Door Bill Hopwood (Socialist Alternative – ISA in Canada)

    Onderzoekers van General Motors ontdekten dat door toevoeging van een loodverbinding, Tetra-ethyllood (TEL), verschillende problemen met verbrandingsmotoren konden worden overwonnen. TEL is goedkoop, en grote winsten lagen in het verschiet voor de olie- en autoconcerns. Naar de gezondheidskosten werd niet gekeken.

    Sinds de jaren 1920 hebben auto’s, vrachtwagens en vliegtuigen lood in de lucht, het water en de bodem gespuwd, en verder in de mens.

    Verbrandingsmotoren zijn afhankelijk van een vonk die een mengsel van benzine en lucht in de cilinder van de motor op het juiste moment, wanneer de zuiger zich in de ideale positie bevindt, tot ontbranding brengt om maximaal vermogen te leveren. Als het mengsel op het verkeerde moment detoneert, kan dit ‘kloppen’ veroorzaken, waardoor de motor beschadigd of zelfs vernietigd wordt.

    Toevoeging van TEL verhoogt de temperatuur waarbij het benzine/luchtmengsel detoneert en vermindert dus het kloppen en het risico op motorschade. Alle benzines hebben een octaangetal; hoe hoger het octaangetal, hoe hoger de temperatuur waarbij het brandstofmengsel zal detoneren. Het octaangetal geeft aan hoe groot de kans is dat de brandstof op de gewenste, gecontroleerde manier brandt in plaats van te exploderen en schade te veroorzaken. Brandstoffen met een hoger octaangetal kunnen worden gebruikt in motoren met een hogere druk, waardoor het vermogen toeneemt.

    TEL, voor het eerst gesynthetiseerd in 1854, was geen belangrijke chemische stof voordat het in motoren werd gebruikt. Chemisch bedrijf Dupont werkte samen met General Motors om TEL als antiklopmiddel te ontwikkelen. Het vermogen ervan om kloppen te stoppen werd in december 1921 vastgesteld. Standard Oil of New Jersey (nu Exxon) en General Motors richtten in 1923 de Ethyl Gasoline Corporation op om TEL te maken voor toevoeging aan benzine. Aanvankelijk werd de productie geleid door Dupont, die ervaring had met het maken van TEL.

    Winstgevend vergif

    Zelfs voor het gebruik in benzine was al bekend dat TEL giftig is. De handelsnaam, Ethyl, werd gekozen om het loodgehalte te verbergen. Binnen enkele maanden na het begin van de productie lagen 35 van de 49 werknemers in het gebouw waar TEL werd gemaakt in het ziekenhuis met ernstige loodvergiftiging, hallucinaties en krankzinnigheid. Vijf van hen stierven. De arbeiders in de fabriek noemden het “gekkengas” vanwege de schade aan de geestelijke vermogens.

    Na onderzoek door medewerkers van de volksgezondheidsdienst in New York verboden de staat New Jersey en de steden New York en Philadelphia de verkoop van TEL. Ethyl Corporation schortte de productie op, maar lobbyde bij de Amerikaanse president Coolidge voor een onderzoek. De US Surgeon General stelde een beoordelingspanel in, bestaande uit vertegenwoordigers van de industrie, waaronder Midgley, de onderzoeker die TEL als antiklopmiddel had ontwikkeld, maar niet de volksgezondheidsfunctionarissen die de gevaarlijke, zelfs dodelijke, effecten van TEL hadden onderzocht.

    Terzijde: Midgley ontwikkelde later de eerste commerciële chloorfluorkoolstof (CFK) die de ozonlaag in de bovenste atmosfeer aantast, die de aarde beschermt tegen schadelijk ultraviolet licht. Er wordt beweerd dat hij meer dan enig ander persoon heeft bijgedragen tot de beschadiging van het milieu

    Het rapport van het beoordelingspanel, uitgebracht in 1926, stelde dat TEL in benzine “geen gevaar” vormde; er was “geen reden om de verkoop van gelode benzine te verbieden.” Het enige wat werd aanbevolen was een betere bescherming van de arbeiders die TEL maakten. Dit maakte een einde aan de verboden die in New York, Philadelphia en New Jersey werden opgelegd.

    Charles Norris, de hoofdkeuringsarts van New York, was niet overtuigd en gaf opdracht het loodgehalte van het vuil in de straten van de stad te laten registreren. In 10 jaar tijd, tussen 1924 en 1934, steeg het loodgehalte met 50%.

    Scheikundigen en onderzoekers op het gebied van de volksgezondheid waarschuwden veelvuldig voor de gevaren van TEL. Waarom werd, met alle duidelijke gevaren voor de gezondheid, toch TEL gebruikt? Andere chemicaliën die aan benzine worden toegevoegd kunnen ook het kloppen stoppen. Een veelgebruikt antwoord is de toevoeging van ethylalcohol. In feite had Midgley dit onderzocht. Maar ethyl alcohol kan niet gepatenteerd worden, TEL wel. Voor de autofabrikanten loste het een groot probleem van motorkloppen op en maakte het krachtigere voertuigen mogelijk.

    Aan het begin van de 20e eeuw waren elektrische auto’s populair en werden er in de VS meer verkocht dan benzineauto’s, zij het in kleine aantallen. Vergeleken met benzineauto’s waren ze stil, minder stinkend en vervuilend, gemakkelijk te starten en betrouwbaarder. Het gebruik ervan bleef echter beperkt tot steden omdat de accu’s een kleine actieradius hadden. Met de ontwikkeling van elektrische startmotoren, in plaats van handzwengelen, het oplossen van kloppen en goedkopere benzine, raakten elektrische voertuigen decennia lang grotendeels in de vergetelheid. Het oplossen van het kloppen was één stap op weg naar de dominante positie van de auto in het vervoer; er waren echter veel veiliger manieren om het probleem aan te pakken.

    Onderzoek wees voortdurend op de schade die lood veroorzaakte. In 1909 verboden Frankrijk, België en Oostenrijk binnenverf op basis van loodwit, en in 1922 verbood de Volkenbond verf op basis van lood.

    Naarmate er meer bewijs kwam voor de schade van lood, werden de veiligheidsrichtsnoeren aangepast. In de jaren 1920 werd de “veilige” drempel voor lood in het bloed vastgesteld op 80 microgram lood per deciliter (een tiende van een liter) bloed. Nader onderzoek wees uit dat veel lagere loodgehalten weliswaar geen fatale vergiftiging veroorzaakten, maar wel de geestelijke ontwikkeling van kinderen belemmerden. Nu is bekend dat niveaus van minder dan 10 microgram nog steeds schade kunnen toebrengen aan de cognitieve ontwikkeling – er is waarschijnlijk geen veilig niveau. Jonge kinderen zijn bijzonder kwetsbaar.

    Loodhoudende benzine bevatte ook chloorhoudende additieven, die bij verbranding dioxines produceerden, een andere familie van giftige stoffen, zelfs bij zeer lage concentraties.

    Na jaren van druk en toenemend bewijs begon het tij te keren. In de jaren zeventig begon men met de productie van loodvrije benzine en vonden autofabrikanten manieren om klopvorming te voorkomen zonder loodhoudende benzine te gebruiken. In 1986 was Japan het eerste land dat gelode benzine geleidelijk afschafte. De VS bepaalden dat de hoeveelheid lood in benzine tegen eind 1986 drastisch moest worden verminderd. Het gebruik ervan daalde sterk, en in 1995 werd het gebruik ervan in Amerikaanse auto’s en vrachtwagens verboden. Het loodgehalte in het bloed van de VS is tussen 1978 en 1991 met 78% gedaald. In juli 2021 was Algerije het laatste land dat nog gelode benzine verkocht, net geen 100 jaar na het begin van de vergiftiging. De VN schat dat gelode benzine elk jaar 1,2 miljoen vroegtijdige sterfgevallen veroorzaakt.

    Jessica Reyes toonde aan dat het verbod op lood in benzine leidde tot een daling van de criminaliteit omdat de geestelijke ontwikkeling van kinderen niet langer werd geschaad door lood.

    TEL wordt nog steeds gebruikt in sommige met benzine aangedreven vliegtuigen en terreinvoertuigen, dus de vergiftiging vindt nog steeds plaats, alleen in veel mindere mate. De enige legale fabrikant is Innospec in Engeland. Het bedrijf is beboet voor gevaarlijke omstandigheden en omkoping van ambtenaren in Irak en Indonesië.

    Ze wisten het

    De voorzitter van Du Pont schreef in 1922 dat TEL “een kleurloze vloeistof is met een zoetige geur, zeer giftig als het door de huid wordt geabsorbeerd, wat bijna onmiddellijk leidt tot loodvergiftiging.” Maar decennia lang ontkenden de fabrikanten dit.

    Midgley wist dat het giftig was: hij werd zelf vergiftigd in 1923. Dit werd echter jarenlang onder de mat geveegd, onderzoek werd verborgen, rapporten werden vervalst of vertraagd, valse beweringen werden ontwikkeld … Alles om geen geld te verliezen!

    De acties van de bedrijven die TEL maken is een bekend verhaal. De tabaksfabrikanten deden hetzelfde door jarenlang te ontkennen dat sigaretten dodelijk zijn. Fabrikanten van bestrijdingsmiddelen weigerden dat wetenschap in de weg stond van hun winst. Het ergste van alles is de onzalige alliantie van autofabrikanten, olie- en steenkoolbedrijven, banken en hun bevriende regeringen, die weigeren de klimaatverandering aan te pakken.

    De eerste commerciële verkopers van tabak in het Europa van de 14e eeuw konden tenminste beweren dat zij niet wisten dat tabak kanker veroorzaakte. Evenzo wisten de eerste commerciële kolenhandelaren, honderden jaren geleden, niet dat het verbranden ervan klimaatverandering zou veroorzaken. Dit waren onvoorziene gevolgen. Dit is natuurlijk geen excuus voor de weigering van bedrijven om op te treden toen deze effecten wel bekend waren. In het geval van Tetra-ethyllood was het dodelijke effect al bekend voordat het te koop werd aangeboden. Het ging om een misdaad met voorbedachten rade, maar toch werd geen enkel bedrijf ooit vervolgd.

    Kapitalisme heeft altijd kortetermijnwinst voorop gesteld en zal dat ook altijd blijven doen. Vaak misbruiken grote bedrijven wetenschap en technologie om geld te verdienen en tegelijkertijd schade te veroorzaken. De behoeften van de volksgezondheid of een gezond milieu zijn voor hen niet relevant. Publiek eigendom en democratische controle zijn van vitaal belang om onderzoek te bevrijden uit de gevangenis van de winst.

  • Klimaatverandering vraagt om revolutionaire strijd voor democratisch socialisme

    Klimaatprotest. Foto door Natalia Medina

    De erbarmelijke uitkomst van de klimaattop in Glasgow, COP26, is door klimaatactivisten in heel de wereld met woede en frustratie begroet. Volstrekt ontoereikende en ondoeltreffende marktoplossingen betekenen een voortdurend sneller slinkend ‘koolstofdioxidebudget’. Dit heeft Greta Thunberg ertoe gebracht de top een “festival van greenwashing” te noemen. De Engelse klimaatauteur George Monbiot vergeleek het klimaatpact van Glasgow met een “zelfmoordpact”.

    Dossier door Arne Johansson (Rättvisepartiet Socialisterna – ISA in Zweden)

    Volgens onderzoekers nadert de wereld onomkeerbare omslagpunten in een marginaal verlaagd tempo. In het beste geval bedreigen ze onze kinderen met een dystopische toekomst, tenzij er revolutionaire veranderingen komen in de manier waarop de samenleving is georganiseerd. Dit betekent dat we een diepgaande en radicaliserende discussie kunnen verwachten over programma’s, tactieken en strategie voor de hernieuwde klimaatbeweging. Een element in deze discussie dat enige opschudding veroorzaakte, was het nieuwe boek met de provocerende titel “How to blow up a pipeline” van de eco-socialist en auteur Andreas Malm.

    Het feit dat voor het eerst in de 25-jarige geschiedenis van het COP-circus fossiele brandstoffen worden genoemd in het slotcommuniqué, wordt door sommige machthebbers als een ‘succes’ beschouwd. Maar toen “uitfaseren” van steenkool op het laatste moment werd vervangen door “afbouwen” van de steenkoolwinning en het verminderen van subsidies voor nieuwe steenkool, olie en gas, stond zelfs de voorzitter van de COP-bijeenkomst, Alok Sharma, op het punt in tranen uit te barsten.

    Het feit dat er in deze 25 jaar evenveel koolstofdioxide in de wereld is vrijgekomen als in alle jaren daarvoor, is een absurd bewijs van de inefficiëntie van het kapitalistische COP-circus. “Toch kozen de wereldleiders er hier op COP26 collectief voor om een doodvonnis te ondertekenen voor veel van onze eigen kinderen van morgen en armere gemeenschappen vandaag,” aldus de gerenommeerde klimaatwetenschapper Kevin Anderson.

    De hypocrisie van de wereldleiders is monumentaal. Als het erop aankomt, zijn ze net als voorheen bereid om het tegendeel te doen van wat nodig is, ondanks het feit dat ze verbaal de ernst van de dreiging erkennen.

    De Amerikaanse president, Joe Biden, beloofde in Glasgow een koolstofneutrale energiesector tegen 2035. Maar tegelijkertijd riep hij de OPEC op de olieproductie op te voeren om de stijgende olie- en gasprijzen tegen te gaan. Vlak na Glasgow vond in het door een cycloon geteisterde New Orleans de grootste veiling ooit plaats van rechten om olie uit de zeebodem te pompen, in dit geval uit een groot deel van de zeebodem van de Golf van Mexico tussen Florida en Mexico. In Oost-Afrika is de Franse oliegigant Total van plan de langste pijpleiding uit de geschiedenis aan te leggen tussen olie- en gasvelden in West-Oeganda en de kust van Tanzania. De pijpleiding zal een reeks uiterst gevoelige rivieren en natuurparken doorkruisen.

    COP26 werd door sommige media “de belangrijkste klimaatbijeenkomst van onze tijd” genoemd. Het doel was een verbetering van de beloften uit het akkoord van Parijs van 2015 om te voorkomen dat de gemiddelde temperatuur wereldwijd boven de 2 graden zou stijgen, en bij voorkeur niet boven de 1,5 graden. Maar op de formele agenda stonden eigenlijk alleen punten over technische details, zoals artikel 6 over marktmechanismen in het regelboek van het Akkoord van Parijs – zoals hoe een partij rechten koopt om uit te stoten door emissiereducties in een ander land te sponsoren.

    De ontwikkelde landen zijn er uiteindelijk in geslaagd af te spreken dat de eerder beloofde 100 miljard dollar tegen 2020 voor klimaataanpassing in armere landen er volgend jaar zal zijn, maar dat is een fractie van het bedrag dat nodig is om zichzelf te beschermen en het nog veel grotere bedrag dat nodig is voor een klimaattransformatie.

    Tegelijk met de onderhandelingen in Glasgow beloofden 48 landen “de overgang van een onverminderde opwekking van elektriciteit uit steenkool te versnellen”, wat dat ook moge betekenen. Aan die overeenkomst, die verondersteld wordt een ontmanteling van steenkool in te houden, hebben noch de grootste steenkoolproducenten – de VS, China en India – noch de grootste kolenexporteur, Australië, deelgenomen. Indonesië heeft alleen ingestemd als anderen voor de omschakeling betalen en Polen alleen met een verlengde termijn tot 2049.

    Nog minder vertrouwen wordt gewekt door de belofte van 110 landen dat tegen 2030 een einde zal zijn gemaakt aan de ontbossing. Eén van de ondertekenaars is het Brazilië van Bolsonaro, dat in werkelijkheid de verwoesting van het Amazonegebied versnelt, in 2021 alleen al met 22%. Nog losser is de afspraak van 100 landen om “gezamenlijk” de uitstoot van methaan tegen 2030 met 30% te verminderen.

    Voorafgaand aan Glasgow werden toezeggingen aangekondigd om in de EU tegen 2050 een netto-uitstoot van nul te bereiken en nationale beloften werden gedaan door bijvoorbeeld Zweden tegen 2045, de VS tegen 2050, China tegen 2060 en India tegen 2070. Samen met de belofte van India om tegen 2030 50% hernieuwbare energie te bereiken, de “Fit For 55”- procentuele emissiereductie van de EU tegen 2030 en de nationale verbintenissen (NDC’s – Nationally Determined Contributions) van alle landen, kan volgens genereuze berekeningen van Climate Tracker de geraamde temperatuurstijging tegen 2100 dankzij de verbintenissen in Glasgow, als deze doelstellingen worden gehaald, worden beperkt van 2,7 tot 2,4 graden.

    Zoals Mattias Goldmann het beschrijft op de Zweedse blog “Supermiljöbloggen”, bestaat de truc om tot een akkoord te komen in het gebruik van chronisch vage formuleringen zoals “gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden”, waarvan men hoopt dat ze zullen worden gerealiseerd door “degenen die in een positie verkeren om dat te doen”. Het gevolg hiervan is, zoals een ervaren duurzaamheidsmanager op de Supermiljöbloggen wordt geciteerd: “Ik heb een oneindig aantal overeenkomsten ondertekend, maar nog nooit meegemaakt dat iemand heeft gecontroleerd of we ze ook nakomen.”

    Vooraanstaande politici en de burgerlijke media steunen, tegen alle gezond verstand in, op mondiale financiële belangen waarvan de “greenwashing” een steeds belangrijker concurrentiemiddel is geworden, en die een steeds prominentere plaats innemen in de binnenste “blauwe zones” van klimaattoppen. Degenen die zich hebben aangesloten bij ‘The Glasgow Financial Alliance for Net Zero’ (GFANZ) hebben beloofd dat wat zij financieren tegen 2050 een netto-uitstoot van nul zal hebben. De Global Energy Alliance for People & Planet zegt de overgang naar hernieuwbare energie te willen versnellen, terwijl de First Movers Coalition de aanbestedingen van grote bedrijven wil gebruiken om technologieën die nu nog te duur zijn voor de markt een duwtje in de rug te geven.

    Net Zero is ook een flexibele uitdrukking die hen de mogelijkheid biedt emissierechten te kopen om zo ongeveer “business as usual” te doen met kolen, gas en olie in hun portefeuilles, in ruil voor het financieren van klimaatpositieve projecten van anderen.

    In de straten van Glasgow en op de talloze randbijeenkomsten in de “groene zone” van 150 vergaderingen, workshops en paneldiscussies parallel aan de officiële top, kwamen klimaatstrijders uit alle hoeken van de wereld bijeen op de zogenaamde People’s Summit, georganiseerd door de Schotse COP26 Coalitie.

    Daar werden zowel oudere als nieuwere milieuorganisaties en netwerken met wortels in de globaliserings-kritische beweging op een nieuwe manier verenigd. Deelnemers waren bijvoorbeeld Friends of the Earth, Greenpeace, Christian Aid, Climate Action Network, de internationale boerenbeweging – La Via Campesina, vakbondsvertegenwoordigers en strijders voor inheemse volkeren en nieuwere bewegingen als Fridays for Future, Extinction Rebellion en Black Lives Matter. Onder de aanwezige socialisten was International Socialist Alternative het meest opvallend op straat.

    “We creëren een beweging van bewegingen om het begrip van de klimaatcrisis in het mondiale noorden te verdiepen en opnieuw vorm te geven door een lens van klimaatrechtvaardigheid,” verklaarde Asad Rehman, een van de oprichters van de COP26-coalitie in The Guardian. Als teken dat de klimaatbewegingen ondanks de pandemie weer op gang zijn gekomen, werden er wereldwijd zo’n 300 betogingen gehouden op het moment dat er in Glasgow meer dan 100.000 mensen betoogden.

    Onder het groeiende gevoel dat de tijd begint te dringen, zijn er ook duidelijke tekenen van toenemende frustratie, een hardere woordkeuze bij kritiek en een aantal uitingen van radicalisering. Zowel onderzoekers als veel milieubewegingen nemen tegenwoordig slogans over klimaatrechtvaardigheid en analyses over die de klimaatdreiging koppelen aan de uitbuiting van natuurlijke grondstoffen door het economische en politieke systeem, racisme, kolonialisme en sociale onrechtvaardigheden.

    Terwijl de meer radicale delen van de klimaatbeweging zich al tijdens de top van Kopenhagen in 2009 hadden verzameld achter de slogan “System Change not Climate Change”, zetten Greta Thunberg en Fridays for Future de toon voor Glasgow met de aangescherpte slogan “Uproot the System” en een kritiek op de top als een “greenwashing festival”.

    Beperkingen in het kader van de pandemie verhinderden heel wat protest en bewegingen. Maar zoals Ludvig Sunnemark in de Zweedse krant Internationalen berichtte, verzamelden activisten uit hard getroffen gebieden als Mexico, Bangladesh, Kenia en Zuid-Afrika zich in Glasgow achter slogans als “Klimaatrechtvaardigheid is zwart, bruin en inheems” alsook “Klimaatstrijd is klassenstrijd”.

    Sommigen hebben opgemerkt dat de massaprotesten in het kader van de klimaattoppen niet gepaard gingen met confrontaties zoals tijdens de antiglobaliseringsbeweging met het protest tegen de top van de Wereldhandelsorganisatie in Seattle in 1999, de G8 in Genua in 2001 of de EU-top in Göteborg in datzelfde jaar. Het vertrouwen in de machthebbers is gering, maar er is heel wat nodig om op te roepen tot het blokkeren van bijeenkomsten die, althans op papier, tot doel hebben om de planeet te redden.

    Het soort fysiek verzet tegen milieuvernietiging dat Naomi Klein in haar boek “This Changes Everything: Capitalism vs. the Climate” ‘Blockadia’ noemde, kwam tot uiting in protesten tegen de aanleg van pijpleidingen, mijnen, ontbossing en andere milieu- en klimaatbedreigende projecten, vaak met bedreigde inheemse volkeren in de voorste gelederen.

    De strijd tegen de Keystone XL pijpleidingen in Canada en de VS, tegen Dakota Access bij Standing Rock in de VS, en Ende Gelände tegen de winning van bruinkool in Duitsland zijn enkele van de bekendste voorbeelden van wat Naomi Klein “een zwervend transnationaal conflictgebied” noemde, waar mensen steeds vaker bereid waren hun lichaam in te zetten om zichzelf en het milieu te beschermen. De allereerste van ongeveer 70 van dergelijke gevechten die door onderzoekers in de Blockadia Map zijn gedocumenteerd, is het verbeten verzet van het Ogoni-volk tegen de olielekkages van Shell in de Nigerdelta in de jaren negentig van de vorige eeuw.

    Het grote profiel van de blokkades tegen de Noord-Amerikaanse pijpleidingen heeft ongetwijfeld bijgedragen tot het succes van de beweging die resulteerde in de massale opkomst van wel 400.000 mensen bij The People’s Climate March tegen de wereldwijde klimaatverandering voorafgaand aan de grote VN-top over klimaatverandering in New York in 2014. Het maakte ook de weg vrij voor nieuwe beleidsvoorstellen over een Green New Deal.

    Maar het was met de beweging van schoolstakingen, geïnspireerd door het eenzame protest van Greta Thunberg met een bord waarop “schoolstaking” stond in de nazomer van 2018, dat Fridays for Future in korte tijd uitgroeide tot wereldwijde massaprotesten, zowel tussen als naast de topontmoetingen. Meer dan zes miljoen mensen in 150 landen namen deel aan de grootste gelijktijdige schoolstakingen en massademonstraties tot nu toe tijdens de wereldwijde actieweek van 20-27 september 2019.

    Parallel hieraan – de grootste gecoördineerde jongerenbeweging uit de geschiedenis – werd een andere internationale beweging gelanceerd onder de naam Extinction Rebellion (XR) die zich, met directe maar vreedzame en kortdurende acties als methode, specialiseerde in het trekken van aandacht. In de grootste daarvan namen tienduizenden mensen deel aan een shutdown van het centrum van Londen. Bij de meest recente in Zweden ging het om kleinschalige verstoringsacties van uiteenlopende aard op een handvol luchthavens.

    Uit frustratie over zowel de verlammende effecten van de pandemie als over het feit dat noch massamobilisaties noch directe actie tot nu toe voldoende effect hebben gesorteerd, heeft Andreas Malm, die een grote naam is onder veel eco-socialisten, ophef veroorzaakt met zijn nieuwste boek met de provocerende titel “How to Blow Up a Pipeline, Learning to Fight in a World on Fire” (Verso 2021), waarin hij pleit voor de noodzaak om de massale protesten aan te vullen met kleinschalige aanvallen op geselecteerde doelwitten.

    In het boek, zo blijkt uit uitvoerige recensies en interviews, bekritiseert Malm de klimaatbeweging en vooral XR om “moreel” of “strategisch” pacifisme en vraagt hij zich af wanneer het tijd is om de strijd te laten escaleren. “Wanneer beginnen we de dingen die onze planeet kapotmaken fysiek aan te vallen en ze met onze eigen handen te vernietigen?” vraagt hij, waarbij hij wijst op SUV’s en andere mogelijke doelwitten.

    In een interview met de Los Angeles Review of Books zegt Malm dat hij zich bewust is van het risico om als terrorist te worden geïdentificeerd. Toch zegt hij “in principe” bereid te zijn om een pijplijn op te blazen, maar dan alleen op een manier die schade zou toebrengen aan infrastructuur en eigendommen, niet aan mensen – het zou kwalitatief iets heel anders zijn.

    Andreas Malm pleit niet voor vandalisme als alternatief voor de massabeweging, maar eerder als aanvulling. Enigszins onder druk gezet in het genoemde interview, zegt hij dat als een Green New Deal een reële kans van slagen had en op het punt stond een overkoepelend concept te worden voor sociale bewegingen in de VS, hij de eerste zou zijn om klimaatactivisten te waarschuwen niet door te gaan met ongeduldige acties.

    Hij vindt het moeilijk te zeggen wanneer een militante escalatie van de strijd het beste zou zijn, in geval van volledige verlamming en afwezigheid van beweging of op het hoogtepunt van mobilisatie, maar wijst dan al gauw naar een specifieke situatie. “Als een groep activisten tijdens het Australische inferno van de natuurbranden een steenkoolmijn was binnengegaan en op de één of andere manier een deel van de infrastructuur van de mijn had ontmanteld, wat apparatuur opgeblazen of uit elkaar gerukt of wat dan ook… dat zou voor de beweging een moment zijn om te zeggen: Ja, zo’n actie heeft risico’s. Maar nemen we de klimaatcrisis wel serieus?”

    De eerste vraag die hij zich als socialist moet stellen, is natuurlijk hoe dat de deelname van de arbeidersklasse aan de klimaatstrijd zou vergemakkelijken?

    Andreas Malm heeft anders belangrijke kwesties aan de orde gesteld. Hij betoogt terecht dat de term ‘Antropoceen’ moet worden vervangen door ‘Kapitaaloceen’, omdat het kapitaal en niet de mensheid ons aan de rand van de afgrond heeft gebracht.

    Zijn tweede meest recente boek “Covid, Climate, Chronic Emergency” (Verso 2020) heeft als ondertitel “War Communism in the 21st Century.” Daarin betoogt hij terecht dat de klimaatnoodsituatie om maatregelen vraagt die niet met sociaaldemocratische kleine stapjes of met een anarchistisch verzet tegen overheidsmaatregelen kunnen worden uitgevoerd. “De sociaaldemocratie gaat ervan uit dat de tijd aan onze kant staat…Maar als de catastrofe toeslaat…dan wordt de reformistische kalender aan flarden geschoten.”

    Tegenover degenen die pleiten voor een kapitalistische transformatie in de stijl van de Amerikaanse wapenwedloop van de jaren veertig, benadrukt hij, net als Lenin tijdens de Eerste Wereldoorlog, de noodzaak van een revolutionaire strijd om de macht om een snelle transformatie van de hele samenleving te bewerkstelligen.

    Malm heeft volkomen gelijk dat klimaattransformatie drastische en overheidsmaatregelen zal vergen, zowel op het gebied van productie als consumptie, inclusief dwangmaatregelen tegen de luxeconsumptie van de rijken. Welk klassenkarakter die staat precies moet hebben, lijkt hij te willen vermijden, maar zegt in elk geval dat het gevaar van bureaucratische ontaarding in toom moet worden gehouden door “populaire krachten van onderop, waarbij sociale bewegingen de macht krijgen over de staatsorganen die de transitie aansturen.”

    Zijn vergelijking met het oorlogscommunisme na de Russische Revolutie leidt echter tot even onnodige als onjuiste associaties met burgeroorlog en extreme ontberingen, die in feite werden veroorzaakt door de nederlaag van de revolutie in Duitsland en de rest van Europa. Waar Lenin voor pleitte in bijvoorbeeld ‘Staat en Revolutie’ in de zomer van 1917 was revolutionair en democratisch socialisme.

    In de aanloop naar de nieuwe wereldtop in Zweden van 1 tot 5 juni 2022, ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de Wereldmilieudag, zullen de sociaaldemocratische regering maar ook de Linkse Partij het hebben over “groene industriële transformatie” waarbij ze wijzen op de nieuwe plannen voor staalproductie op basis van waterstof, accufabrieken, windmolenparken en mijnen in het hoge noorden van het land, maar ook de ambities van Volvo voor een snelle overgang naar elektrische wagens.

    Zoals de Britse klimaatactivist George Monbiot echter schrijft in een forse kritiek op elektrische wagens, is de winning van het materiaal dat nodig is voor het staal, de accu’s en de elektronica van die wagens nu al bezig met gemeenschappen te vernietigen, bossen af te breken, rivieren te vervuilen, kwetsbare woestijnen te vervuilen en, in sommige gevallen, mensen te dwingen tot bijna slavernij. “Onze ‘schone, groene’ transportrevolutie wordt gebouwd met behulp van bloedkobalt, bloedlithium en bloedkoper.”

    De strijd zal niet in de laatste plaats hevig zijn over de mijnbouwprojecten die naar verwachting als paddenstoelen uit de grond zullen schieten. Het is de taak van socialisten om in plaats daarvan de noodzaak uit te leggen van een democratisch geplande transformatie naar een circulaire, grondstoffenefficiënte en ecologisch duurzame productie en consumptie, die van meet af aan in tegenspraak is met de ongebreidelde en concurrerende eisen van het kapitalisme voor winst en kapitaalaccumulatie. Maar dit inzicht vereist ook een politiek die een antwoord kan bieden op ondoordachte ideeën om, als alternatief voor kapitalistische “groei”, alleen maar “degrowth” te eisen of, bijvoorbeeld, zoals de eco-socialistische schrijver John Bellamy Foster bepleit, economisch “stationaire” samenlevingen.

    Wat nodig is en wat vertrouwen in de toekomst kan wekken, is allerminst een stationaire samenleving, maar in plaats daarvan een snelle transformatie en hergroei, waarbij de “slijtage”-economie van het kapitalisme wordt vervangen door duurzaamheid, circulaire recycling en de ontwikkeling van gemeenschappelijk welzijn en cultuur ten koste van, vooral, de materiële luxeconsumptie van de rijken.

    Het is duidelijk dat er bijvoorbeeld een nieuwe verkeersinfrastructuur moet worden ontwikkeld, waarbij overbodige binnenlandse vluchten worden vervangen door treinverkeer, grote SUV’s worden verboden en het op fossiele brandstoffen gebaseerde autoverkeer wordt vervangen door gratis openbaar vervoer. Evenzo moet een sociaal huisvestingsbeleid worden ontwikkeld dat klimaatslimme meergezinswoningen verkiest boven dure villa’s.

    Voor een dergelijke verandering moeten de brede massa’s van werkenden worden gewonnen. Dit kan nooit gebeuren zonder de arbeidswetgeving en de sociale zekerheid te versterken en nieuwe groene jobs aan te bieden waar de oude worden opgeheven, in overeenstemming met verschillende ideeën in de meest progressieve voorstellen voor een Green New Deal.

    Dit alles is een strijd die hier en nu moet worden begonnen, maar die, om volledig te worden uitgevoerd, een door de arbeidersklasse geleide revolutie vereist om zowel de huidige machtsverhoudingen omver te werpen als de banken en grote bedrijven in publieke handen te nemen. Alleen een nieuwe democratische en socialistische staat kan dit realiseren.

    In plaats van het risico te lopen verlamd te raken door pessimisme, dat kan toenemen naarmate een pandemie langer aanhoudt, is het belangrijk te begrijpen dat niet alleen het klimaat kan worden beïnvloed door omslagpunten en domino-effecten. Dat geldt ook voor het sociale en politieke bewustzijn, zoals de klimaatbeweging, Me Too, Back Lives Matter en de opstanden die zowel in 2011 als in 2019 de wereld hebben overspoeld, al hebben aangetoond. Niets kan het bewustzijn van jongeren over de noodzaak van het socialisme meer veranderen dan het feit dat het huidige kapitalistische systeem nu feitelijk hun toekomstige kansen op een beschaafd leven bedreigt.

  • Trotski: ‘Wat is een revolutionaire situatie’

    Trotski

    Hieronder publiceren we een eerste vertaling van de tekst ‘Wat is een revolutionaire situatie?’. Het gaat om een uitgeschreven nota’s van een discussie die Trotski had met de Amerikaanse marxist Albert Glotzer, specifiek over de Britse situatie begin jaren 1930. Er vallen echter bredere lessen te trekken uit deze nota’s.

     

    Het beslissende belang van de communistische partij

    (november 1931)

    • Geschreven: 17 November 1931.
    • Bron: The Militant, Vol. IV No. 36 (Whole No. 95), 19 December 1931, p. 4.

    (De hieronder opgesomde punten zijn een samenvatting van de opvattingen van L.D. Trotski. Het is het resultaat van een discussie tussen Trotski en Albert Glotzer, lid van het Nationale Comité van de Communistische Liga van Amerika (Oppositie), die Trotski gedurende een aantal weken heeft bezocht. Glotzer heeft deze standpunten voor publicatie doorgegeven en wijst erop dat zij zijn ontstaan in verband met de situatie in Engeland en de verkeerde inschatting van sommige Engelse kameraden (Ridley en Chandu Ram) die verklaren de Linkse Oppositie te steunen. Trotski had het de laatste tijd te druk om de tijd te kunnen besteden die nodig is voor het formuleren van volledige en grondige standpunten over de Britse situatie; maar niettemin bieden de hieronder in ontwerp gepresenteerde punten een goede basis voor de bespreking van een zeer belangrijke vraag, namelijk: Wat vormt een revolutionaire situatie? – Ed.)

    *

    1.Voor een analyse van een situatie vanuit revolutionair oogpunt is het noodzakelijk onderscheid te maken tussen de economische en sociale premissen van een revolutionaire situatie en de revolutionaire situatie zelf.

    2. De economische en sociale premissen van een revolutionaire situatie beginnen doorgaans op het moment dat de productiekrachten van het land niet stijgen, maar dalen, dat wil zeggen afnemen; wanneer het specifieke gewicht van een kapitalistisch land op de wereldmarkt systematisch afneemt en wanneer de inkomens van de klassen eveneens systematisch dalen; wanneer de werkloosheid geen conjuncturele gebeurtenis van schommelingen wordt, maar een permanent sociaal kwaad met de neiging tot groei. Al het voorgaande kenmerkt de situatie in Engeland volledig, en we kunnen bevestigen dat de economische en sociale voorwaarden voor een revolutionaire situatie daar, in deze vorm, bestaan, en steeds nijpender worden. Maar we mogen niet vergeten dat de uitdrukking, revolutionaire situatie, een politieke term is, en niet alleen sociologisch. Deze uitleg omvat de subjectieve factor, en de subjectieve factor is niet alleen de kwestie van de partij van het proletariaat. Het is een kwestie van het bewustzijn van de hele klasse, in de eerste plaats natuurlijk van het proletariaat en de partij.

    Het begin van een revolutionaire situatie

    3. De revolutionaire situatie begint echter pas op het moment dat de economische en sociale premissen van een revolutie een breuk veroorzaken in het bewustzijn van de maatschappij en haar verschillende klassen. Wat moet er op die manier aanwezig zijn om een revolutionaire situatie te creëren?

    • In elke situatie die we moeten analyseren, moeten we drie klassen van de maatschappij onderscheiden: de kapitalisten, de middenklasse of kleinburgerij, en het proletariaat. De veranderingen in het bewustzijn van deze klassen, die een revolutionaire situatie kenmerken, zijn voor elk van deze klassen zeer verschillend.
    • Dat de economische situatie zeer acuut is, weet het Britse proletariaat heel goed, veel beter dan alle theoretici. Maar de revolutionaire situatie begint pas op het moment dat het proletariaat een uitweg begint te zoeken, niet op basis van de oude maatschappij, maar langs de weg van een revolutionaire opstand tegen de bestaande orde. Dit is de belangrijkste subjectieve voorwaarde voor een revolutionaire situatie. De scherpte van de revolutionaire gevoelens van de massa’s is één van de belangrijkste maatstaven voor de rijpheid van de revolutionaire situatie.
    • Maar een revolutionaire situatie is een situatie die in de volgende periode het proletariaat in staat moet stellen de heersende macht van de maatschappij te worden, en dat hangt in Engeland, minder dan in enig ander land, maar ook daar tot op zekere hoogte, af van de politieke gedachten en gevoelens van de middenklasse; de revolutionaire situatie zou worden gekenmerkt door het verlies van vertrouwen van de middenklasse in alle traditionele partijen (met inbegrip van de Labour Party, die reformistisch is, d.w.z., een conservatieve partij), en haar hoop op een radicale, revolutionaire verandering in de maatschappij (en niet een contrarevolutionaire verandering, d.w.z. een fascistische verandering).
    • Beide veranderingen in de mentaliteit van het proletariaat en de middenklasse komen overeen met en ontwikkelen zich parallel aan de verandering in de mentaliteit van de heersende klasse, die ziet dat zij niet de middelen heeft om haar systeem te redden, het vertrouwen in zichzelf verliest, uiteenvalt en zich opsplitst in facties en kliekjes.

    De veranderende visie van de klassen

    4. Het is niet te voorzien of mathematisch aan te geven op welk punt in deze processen de revolutionaire situatie volledig rijp is. De revolutionaire partij kan dat alleen vaststellen door haar strijd, door de groei van haar krachten door haar invloed op de massa’s, op de boeren en de kleinburgerij van de steden enz. en door de verzwakking van het verzet van de heersende klassen.

    5. Als we deze criteria aanpassen aan de Britse situatie zien we:

    • De economische en sociale voorwaarden zijn, zoals gezegd, aanwezig en worden steeds effectiever en acuter.
    • De brug echter van deze economische premissen naar de psychologische resultaten is nog niet overgestoken. Voor de revolutionaire situatie in Engeland is het niet nodig dat er grote veranderingen komen in de economische omstandigheden, die nu al ondraaglijk zijn. Wat nodig is, is een nieuwe aanpassing van het bewustzijn van de verschillende klassen aan deze ondraaglijke, catastrofale situatie in Engeland.

    Het tempo van de ontwikkeling

    6. De economische verandering van de maatschappij gaat zeer langzaam en wordt gemeten in eeuwen en decennia. Maar wanneer de economische omstandigheden radicaal veranderen, kan een omvorming van de vertraagde psychologische factoren zeer snel tot stand komen. Maar snel of langzaam, dergelijke veranderingen moeten onvermijdelijk worden bewerkstelligd in het bewustzijn van de klassen. Alleen dan kunnen we een revolutionaire situatie aantreffen.

    7. In politieke termen betekent dit:

    • Dat het proletariaat niet alleen zijn vertrouwen in de conservatieven en liberalen moet verliezen, maar ook in de Labour-partij. Het moet zijn wil en zijn moed concentreren op revolutionaire doelen en methoden.
    • Dat de middenklasse haar vertrouwen in de grote bourgeoisie, in de heren, moet verliezen en haar ogen moet richten op het revolutionaire proletariaat.
    • Dat de rijke klassen, de heersende klieken, verworpen door de massa’s, het vertrouwen in zichzelf verliezen.

    8. Deze verschijnselen zullen onvermijdelijk komen. Maar ze bestaan vandaag nog niet. Ze kunnen komen in een korte periode, door de acute crisis. Ze kunnen komen in twee of drie jaar, of misschien in een jaar. Maar dit is een vooruitzicht en geen feit vandaag. Wij moeten ons beleid baseren op de feiten van vandaag en niet op die van morgen.

    Het doorslaggevende belang van een rijpe Communistische Partij

    9. De politieke voorwaarden van een revolutionaire situatie ontwikkelen zich min of meer parallel en gelijktijdig, maar dit betekent niet dat zij alle op hetzelfde moment rijp worden – daarin schuilt het gevaar van de Britse situatie van morgen. In de rijpende politieke omstandigheden is de revolutionaire partij van het proletariaat het meest achtergebleven. Het is niet uitgesloten dat de algemene revolutionaire verandering van het proletariaat en de middenklasse, en de politieke ontbinding van de heersende klasse, zich sneller zullen ontwikkelen dan de rijping van de Communistische Partij. Het betekent dat het niet uitgesloten is dat er na morgen een echte revolutionaire situatie ontstaat zonder een adequate revolutionaire partij. Het zou, tot op zekere hoogte, een reproductie zijn van de situatie in Duitsland in 1923. Maar te beweren dat Engeland zich vandaag in zo’n situatie bevindt, is absoluut onjuist.

    10. Wij zeggen dat het niet uitgesloten is dat de ontwikkeling van de Partij vertraagd blijft ten opzichte van de andere elementen van de revolutionaire situatie – maar dat is in ieder geval niet onvermijdelijk. Op dit punt kunnen we geen exacte prognoses maken, maar de vraag is niet alleen een kwestie van prognose. Het is een kwestie van ons eigen handelen.

    11. Hoeveel tijd zal het Britse proletariaat in de huidige toestand van de kapitalistische maatschappij nodig hebben om zijn banden met de drie burgerlijke partijen te verbreken? Door een juiste politiek van de Communistische Partij is het zeer wel mogelijk dat haar groei evenredig zal verlopen met het faillissement en de ontbinding van de andere partijen. Het is ons doel, het is onze plicht deze mogelijkheid te verwezenlijken.

    Wat komt er?

    CONCLUSIES: Dit verklaart voldoende waarom het totaal onjuist is te beweren dat Engeland nu tussen Democratie en Fascisme in zit. Het tijdperk van het fascisme begint serieus na een belangrijke en, voor een bepaalde tijd, beslissende overwinning van de bourgeoisie op de arbeidersklasse. Maar de grote strijd in Engeland ligt niet achter ons, eerder voor ons. Zoals wij in een ander verband hebben besproken, zal het volgende politieke hoofdstuk in Engeland, na de afbraak van de nationale regering en de conservatieve regering die haar waarschijnlijk zal opvolgen, hoogstwaarschijnlijk een liberaal-arbeiders reformistisch tijdperk zijn, dat, namelijk in Engeland, in de nabije toekomst gevaarlijker kan worden dan het spook van het fascisme. Wij noemden die periode, voorwaardelijk, de Britse Kerenskiade.

    Maar er moet aan toegevoegd worden dat de Kerenskiade niet in elke situatie, in elk land, zo zwak hoeft te zijn als de Russische Kerenskiade. De zwakte van de Kerenskiade daar was een gevolg van de grote macht van de Bolsjewistische Partij. Wij zien nu bijvoorbeeld in Spanje dat de Kerenskiade – de coalitie van de liberalen en de “socialisten” – bij lange na niet zo zwak is als in Rusland, en dit is het gevolg van de zwakte van de Communistische Partij; en daardoor wordt zij een groot gevaar voor de Spaanse Revolutie. De Kerenskiade betekent voor ons het gebruik van reformistische, “revolutionaire”, “democratische”, “socialistische” frasen; bepaalde secundaire democratische en sociale hervormingen, terwijl men tegelijkertijd onderdrukkingen uitvoert tegen de linkervleugel van de arbeidersklasse.

    Deze methode is strijdig met de methode van het fascisme, maar dient hetzelfde doel. De toekomstige Lloyd Georgeiade veroordelen tot een zwaktebod, is alleen mogelijk als we het zien aankomen, als we onszelf niet hypnotiseren met het spookbeeld van het fascisme, dat verder weg is dan Lloyd George en zijn instrument van morgen – de Labour Party. Het gevaar van morgen kan de reformistische partij worden, het blok van de liberalen en de socialisten; het fascistische gevaar is slechts in de derde of vierde fase verwijderd. Onze strijd om de fascistische periode uit te bannen, om de nieuwe reformistische periode uit te bannen of te beperken betekent voor de Communistische Partij de strijd om de overwinning van de arbeidersklasse.

     

  • Milieu: socialistische planning versus stalinistische erfenis

    Temidden van de zich voltrekkende catastrofe groeit het milieubewustzijn en daarmee ook de openheid voor het idee van socialistische planning. Het argument van wat er in de Sovjet-Unie en Oost-Europa onder het stalinisme gebeurde, wordt aangegrepen om tegen het idee van socialistische planning in te gaan.

    Dossier door Christian (Leuven)

    Toonde de val van het IJzeren Gordijn geen samenlevingen die gebukt gingen onder schaarste en ecologische verwoesting? Was de toestand van het milieu in het zogenaamde “communistische” Oost-Duitsland niet veel slechter dan waar ook in het Westen? Zou dit niet bewijzen dat het kapitalisme toch het betere systeem is, de enige haalbare optie? Moeten we, bij gebrek aan een beter alternatief, toch maar hopen op een marktgerichte oplossing voor de klimaatcrisis?

    Marxistische erfenis op het gebied van het milieu versus stalinistische contrarevolutie

    We kunnen er natuurlijk op wijzen dat arbeidersdemocratie voor een socialistische planeconomie is wat zuurstof is voor het lichaam. De Sovjet-Unie en de Oostbloklanden hadden een verschrikkelijke staat van dienst op milieugebied omdat zij geen arbeidersdemocratie kenden. Het waren misvormde arbeidersstaten, bestuurd door een bureaucratische kaste. Besluiten werden van bovenaf bureaucratisch genomen zonder democratische correctie van onderaf. Dit leidde uiteindelijk tot de verstikking van de economische ontwikkeling. Het leidde er ook toe dat de behoeften van de gewone mensen werden genegeerd of in het beste geval verkeerd werden ingeschat. Zonder democratie of verantwoordingsplicht werd ook het milieu ernstig aangetast.

    Eerder publiceerden we het artikel ‘Marxisme en ecologie’ (door Per-Ake Westerlund, 2015). (1) Daarin wordt geantwoord op de laster tegen socialisme en economische planning inzake het milieu. Het artikel benadrukt hoe Marx en Engels pioniers waren in het analyseren en bekritiseren van het destructieve effect van kapitalistische industrialisatie, niet alleen op de samenleving maar ook op de natuur. Bovendien toonde het artikel hoe het dialectisch materialisme ons helpt in het analyseren en verklaren van de huidige klimaatcrisis.

    Verder wees het artikel erop hoe de Oktoberrevolutie van 1917 in Rusland aanvankelijk resulteerde in baanbrekende benaderingen van de natuur, radicaal milieubeleid en de groei van een groot aantal milieuorganisaties bevorderde. De stalinistische contrarevolutie maakte deze ontwikkelingen ongedaan. Terwijl de macht van de heersende bureaucratie berustte op de genationaliseerde economie die het resultaat was van de omverwerping van het kapitalisme, had zij geen andere ideologie dan koste wat het kost aan de macht te blijven. De industrialisatie werd in een razend tempo doorgevoerd en met absolute meedogenloosheid uitgevoerd. Miljoenen werden gedood, tot slaaf gemaakt of onder wrede arbeidsomstandigheden gebracht. De natuur werd met dezelfde hardvochtige aanpak behandeld. Plaatselijke ambtenaren en managers gehoorzaamden aan centrale richtlijnen die geen rekening hielden met de plaatselijke omstandigheden. Zelfs wanneer er formeel uitstekende milieuwetten en -voorschriften bestonden, werden deze genegeerd om de productiedoelstellingen te halen. Elke vorm van onafhankelijke organisatie werd onderdrukt en zelfs de vrijheid van ideeën in de wetenschap ging verloren.

    Er is een ontegensprekelijk verband tussen het stalinisme als contrarevolutionair verschijnsel en de vernietigende werking ervan op het milieu. De essentiële kenmerken van de relatie van het stalinisme tot de natuur blijven van toepassing tot de val van de stalinistische regimes vanaf 1989. Toch is het bijzonder relevant om de milieu-impact van het stalinisme te beschouwen in de context van de laatste crisisjaren van het stalinisme. De kenmerken die de ondergang van het stalinistische model betekenden, uitten zich ook in de verwoesting van het milieu. Bovendien is het niet verrassend dat de ecologische misdaden van het stalinisme die het meest tot het publieke bewustzijn zijn doorgedrongen, tot deze meer recente periode behoren. Tot deze misdaden behoren, om er maar een paar te noemen, het uitdrogen van het Aralmeer, de ramp van Tsjernobyl en de ernstige vervuiling in de ‘Zwarte Driehoek’, het grensgebied tussen Oost-Duitsland, Polen en Tsjecho-Slowakije.

    Het is het dode gewicht van de bureaucratie in de Sovjet-Unie en het Oostblok die deze planeconomieën in een crisis heeft gestort. Deze crisis vormde de context voor vreselijke milieurampen die niet werden getemperd door de beperkte maar belangrijke hervormingen die in de geavanceerde kapitalistische landen werden waargenomen, hervormingen die in grote mate het resultaat waren van een opkomende milieubeweging in de jaren 1970 en 1980.

    Een historische uiteenzetting belicht bovendien de vele manieren waarop de bureaucratie de vele milieuvoordelen die de socialistische planning biedt in vergelijking met het kapitalisme, teniet heeft gedaan. Deze omvatten het overwinnen van de verspilling van het kapitalisme (boom-bust cycli, overproductie, en geplande veroudering) en het gebrek aan samenwerking (concurrentie tussen ondernemingen en naties), wat ook nadelig is voor innovatie (geleid door het winstmotief en beperkt door patenten).

    Groei onder het stalinisme

    Het stalinisme ontstond in de USSR in de context van een socialistische revolutie die geïsoleerd bleef in een economisch achtergebleven land dat bovendien verwoest was in WO I en de burgeroorlog. De halsbrekende industrialisatie door de bureaucratie leek vervolgens gerechtvaardigd door de gebeurtenissen, de titanenstrijd op leven en dood van de Sovjet-Unie tegen nazi-Duitsland. Terwijl de bureaucratie kon wijzen op de meedogenloze drang om het Westen in te halen als verzekering voor het overleven van de Sovjet-Unie, negeerde zij gemakshalve haar eigen rol in het onvermijdelijk maken van de oorlog. De oorlog had vermeden kunnen worden door een gunstiger krachtsverhouding tussen de klassen wereldwijd en in het bijzonder in Europa. Niet alleen had de rampzalig verkeerde politiek van het stalinisme bijgedragen aan de opkomst van het nazisme in Duitsland, maar het ergste was dat het alles had gedaan om revoluties van de arbeidersklasse in de kiem te smoren, het meest in het bijzonder in Spanje. Deze revoluties zouden, indien zij met succes waren bekroond, niet alleen een slag hebben toegebracht aan het fascisme, maar ook aan het imperialisme in het algemeen, en zouden een einde hebben kunnen maken aan het isolement van de Sovjet-Unie. De extreme verslaving van het stalinisme aan groei was dus niet alleen uit noodzaak geboren, maar ook voor een groot deel een product van zijn politiek bankroet. Dit bankroet was op zijn beurt een product van de zelfzuchtige verdediging van de macht en de privileges van deze parasitaire kaste. Naast cynische politieke manoeuvres was haar enige verdediging van de genationaliseerde eigendomsverhoudingen in de Sovjet-Unie het inhalen van de achterstand op de imperialistische mogendheden door middel van economische groei.

    Het moge duidelijk zijn dat in een achtergebleven land een zeer aanzienlijke economische groei nodig was om de schaarste te overwinnen. Dit was een essentiële stap in het leggen van een materiële basis voor het socialisme. Bovendien was de concurrentie met meer ontwikkelde imperialistische mogendheden geen keuze van de bureaucratie, maar ingegeven door het falen van de socialistische revolutie om zich naar Duitsland en verder uit te breiden. De groei onder het stalinisme was echter niet gebaseerd op een plan waarbij alle elementen in rekenschap werden gebracht en waartoe op democratische wijze was besloten, maar werd gedicteerd door de behoeften van de bureaucratie van het moment. Als zodanig was het verspillend, niet alleen in zijn brutaliteit. Tijdens het interbellum waren er monsterlijke avonturistische maatregelen zoals de volledige gedwongen collectivisatie van de landbouw en de schok-industrialisatie naar het voorbeeld van “het Vijfjarenplan in vier jaar.” Zoals uiteengezet in Trotski’s ‘De Verraden Revolutie’, waren dit in wezen paniekmaatregelen die samenhingen met het plotselinge besef van de stalinisten dat er een reëel gevaar bestond van een volledig herstel van het kapitalisme, hetzij in eigen land (koelakisering) hetzij vanuit het buitenland (fascisme). In wezen bestond de geschiedenis van de bureaucratische kaste uit politieke zigzaggen tussen opportunisme en avonturisme, waardoor elke geboekte vooruitgang tegen enorme kosten werd bereikt.(2) Naast een schrikbarende tol aan mensenlevens en ellende was het resultaat economische inefficiëntie, producten van slechte kwaliteit en een totale veronachtzaming van de natuur.

    Als de arbeiders in staat waren geweest deze bureaucratische kaste omver te werpen en de arbeidersdemocratie in de Sovjet-Unie te herstellen, dan zou een razendsnelle groei niet het enige of zelfs niet het voornaamste middel zijn geweest om de revolutie te verdedigen. Dan zou revolutionaire internationalistische politiek een cruciale rol hebben gespeeld. Onder een arbeidersdemocratie zou de economische groei niet in zo’n razend tempo hebben hoeven gaan om de misdadige blunders van een egoïstische onberekenbare bureaucratie te corrigeren. Samen met de democratische deelname van de arbeiders aan de planning en het beheer van de economie zou dit zeker de menselijke en ecologische tol van de industrialisatie aanzienlijk hebben verminderd.

    Inhaalbeweging tegen elke prijs

    Met het einde van de Tweede Wereldoorlog verspreidde het stalinistische model zich naar Oost-Europa. Het werd vervolgens ook een model voor regimes die waren voortgekomen uit antikoloniale revoluties (China, Vietnam, Cuba, enz.).

    In de context van de Koude Oorlog zou de groeivereiste in de Oostbloklanden het leidende beginsel zijn, zoals het dat in de Sovjet-Unie was geweest en bleef. Historisch gezien hadden de Oostblokstaten, met uitzondering van Tsjechoslowakije en Oost-Duitsland, eveneens een economische achterstand ten opzichte van het westerse imperialisme. Bovendien hadden deze landen, net als de Sovjet-Unie, tijdens de Tweede Wereldoorlog grote verwoestingen ondergaan. In tegenstelling tot hun westerse tegenhangers konden zij niet profiteren van een injectie van buitenlands kapitaal (Marshallplan) om te helpen bij de naoorlogse wederopbouw. Als zodanig begonnen de regimes van de Sovjet-Unie en de Oostbloklanden in een economische achterstandspositie ten opzichte van de Westerse imperialistische mogendheden. Naast de wederopbouw moest ook de snelle opbouw van de industrie via centrale planning de economische en technologische kloof met het westerse imperialisme dichten. Meer nog dan voor de oorlog was dit niet alleen van strategisch-militair belang, maar ook van essentieel belang om de stalinistische bureaucratieën legitimiteit te verschaffen.

    In de naoorlogse periode en met name in de jaren na de dood van Stalin begon de bureaucratische kaste de noodzaak in te zien van een koerswijziging. Dit besef kwam voor een niet onbelangrijk deel door een reeks arbeidersopstanden (Oost-Duitsland 1953, Polen 1956, Novocherkassk 1962). De conclusie was dat voortzetting van hetzelfde niveau van repressie onhoudbaar was. De arbeiders moesten meer beloning voor hun opofferingen zien. De levensstandaard moest worden verhoogd door de beschikbaarheid van consumptiegoederen en verbeterde diensten te vergroten. Op deze manier trachtte de bureaucratie de stabiliteit te bereiken die nodig was om haar bevoorrechte bestaan voort te zetten.

    Mislukte overgang

    De bureaucratische planning was succesvol (zij het vaak tegen een enorme prijs) in het opbouwen van economieën gebaseerd op zware industrie. De Sovjet-Unie overtrof uiteindelijk de Verenigde Staten in de productie van staal, cement, olie, enz. Reeds tegen de jaren 1960 begon de grootste uitdaging echter eerder kwalitatief dan kwantitatief te zijn. Er moest een overgang naar een meer fijnmazige consumptie-economie worden gevonden en de efficiëntie moest worden verhoogd. De bureaucratieën probeerden hervormingen door te voeren waarbij vaak werd uitgegaan van ‘marktmechanismen’ om de starheid van de planning te verminderen en problemen in verband met productiviteit en stimulansen aan te pakken. Deze hervormingen mislukten uiteindelijk. In de Sovjet-Unie bijvoorbeeld leidden pogingen om de industrie op een meer gedecentraliseerde wijze te beheren in feite tot een verdrievoudiging van de bureaucratie die zich met deze taak bezighield.(3)

    Aan het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig kregen de economieën van het Oostblok te kampen met een relatieve economische vertraging en stagnatie. Terwijl het voorheen denkbaar leek dat de Sovjet-Unie en het Oostblok het Westen zouden inhalen, begon vanaf het begin van de jaren zeventig de kloof tussen de stalinistische regimes en hun rivalen te groeien. Tussen 1973 en 1989 groeiden de planeconomieën van Oost-Europa met 0,7% per jaar, tegen 2% voor West-Europa. Intussen daalde het inkomen per hoofd van de bevolking van 49% tot 37% van het West-Europese niveau.(4)

    De economische impasse waarin het stalinisme zich bevond, had niet alleen gevolgen voor het vermogen van het systeem om milieukwesties aan te pakken. Het zorgde er ook voor dat, voor zover er al aandacht aan het milieu werd besteed, het steeds lager op de prioriteitenlijst van de bureaucratie kwam te staan. Aangezien het stimuleren van de economische groei steeds meer een kwestie van overleving van de bureaucratie werd, werd gekozen voor een puur economische benadering om de steun van de bevolking te versterken. Maatregelen die een grotere beschikbaarheid van consumptiegoederen verzekerden, zouden steeds voorrang krijgen boven milieumaatregelen die nodig waren om de gezondheid van de bevolking te verzekeren, laat staan duurzaamheid.

    Mislukte hervormingen: het geval van de Sovjet-Unie

    De autoritaire en gecentraliseerde controle die door de bureaucratie werd uitgeoefend, resulteerde in risicomijdend gedrag bij wetenschappers en lager geplaatste bestuurders. De enige uitzondering waren grote militair-industriële projecten (met name de ruimte-, wapen-, en atoomwedloop) en enorme prestigieuze ingenieursprojecten waarin topbureaucraten persoonlijk betrokken waren. Blunders werden geheim gehouden om represailles door leidende bureaucraten te vermijden. Deze geheimhouding was echter ook een obstakel om lessen te trekken uit fouten.

    De nefaste gevolgen van een roekeloos beheer van natuurlijke grondstoffen en prestigeprojecten zijn te zien in de Sovjet-landbouw. Onder Chroesjtsjovs ‘Maagdelijke-grondencampagne’ werden enorme middelen aangewend om uitgestrekte dorre steppegebieden open te stellen voor intensieve landbouwproductie. De sterk toegenomen graanoogsten (met een piek in 1956) werden spoedig gevolgd door een stofstorm. In de jaren 1960 vond er ook een enorme uitbreiding plaats van de irrigatie voor de katoenproductie in Centraal-Azië, waarbij gebruik werd gemaakt van water uit de Syr Dar’ya en de Amu Dar’ya. Tegen het midden van de jaren tachtig was de toevoer van rivieren naar het Aralmeer bijna tot nul gedaald. Waarschuwingen van een minderheid van wetenschappers uit de jaren zestig over de ernstige gevolgen voor het milieu, het klimaat en de gezondheid werden niet in acht genomen, omdat de opoffering van het Aralmeer economische voordelen zou opleveren. In plaats daarvan waren er plannen voor een niet minder destructieve technische oplossing in de vorm van een megaproject om water uit West-Siberische rivieren om te leiden naar het zuiden.(5) De groei van de landbouwproductiviteit in de Sovjet-Unie hield in de jaren vijftig en zestig gelijke tred met die in de VS, maar dit gebeurde op een uiterst onhoudbare basis. Vervolgens volgde de landbouw de koers van de rest van de economie, waarbij de Sovjet-Unie zelfs afhankelijk werd van graanimporten uit de Verenigde Staten.

    Vastgelopen digitale revolutie

    Hoewel de informatietechnologie grote mogelijkheden biedt voor economische planning (zij het vooral in haar democratische gedaante) was het op dit gebied dat de Sovjet-Unie er op spectaculaire wijze niet in slaagde gelijke tred te houden met het Westen, en de Verenigde Staten in het bijzonder. In 1986 beschikte de Sovjet-Unie over 10.000 mainframes en minicomputers, tegen 1,3 miljoen in de VS. Dit onvermogen om gelijke tred te houden met de IT-ontwikkelingen maakte de kloof in de horizontale informatie-uitwisseling nog groter.

    Sovjetwetenschappers waren in de jaren 40 begonnen met de ontwikkeling van computers, slechts vier jaar na de Amerikanen, en tegen het eind van de jaren 1950 hadden zij hun achterstand bijna ingehaald. De bureaucratie zocht echter naar sluipwegen en besloot deze kleine kloof te overbruggen door middel van innovatie onder leiding van de KGB, dat wil zeggen industriële spionage en retro-engineering. De ontwikkeling van Sovjetcomputers werd stopgezet en IBM-modellen werden de norm. Dit technologisch conservatisme zorgde ervoor dat de Sovjet-IT-technologie afhankelijk was van het Westen en altijd enkele stappen achterliep. Dit was geen uitzondering. Het kopen of stelen van technologie werd de voorkeurswijze van de bureaucratie om technologie te verwerven.

    Hoewel deze achterstand in computertechnologie misschien toeval lijkt, moet zij worden gezien in de context van nog grotere gemiste kansen. Tegen het begin van de jaren zestig had de cybernetica van de Sovjet-Unie immers grote vooruitgang geboekt op het gebied van neurale netwerkcomputers. Er was dus een duidelijke kans dat het internet eerst in de Sovjet-Unie zou ontstaan in plaats van in de Verenigde Staten. Naast militair gebruik waren de enorme mogelijkheden voor economische planning duidelijk.

    Aanvankelijk steunden topbureaucraten deze ontwikkelingen in de overtuiging dat ze de informatiestromen en managementtechnieken konden verbeteren, waardoor hun controle in wezen zou toenemen zonder dat er radicale hervormingen nodig waren. Een voorstel uit 1962 voor een landelijk netwerk van computercentra voor tweeërlei gebruik, militair en civiel, leidde er echter toe dat de opsteller ervan uit de partij werd gezet en uit het leger werd ontslagen. Het was duidelijk dat de militaire autoriteiten niet bereid waren middelen te delen met civiele planners. Toen duidelijk werd dat geautomatiseerde economische planning ook een bedreiging zou vormen voor de bestaande hiërarchie van macht in de civiele economische sfeer, werden latere voorstellen vertraagd, van middelen beroofd en verzwakt. Bureaucraten vreesden overbodig te worden of middelen te verliezen aan andere agentschappen. Uiteindelijk werd een lappendeken van honderden geïsoleerde, niet-interoperabele informatiesystemen opgezet bij afzonderlijke ondernemingen en centrale agentschappen.(6)

    Hoewel sommige cybernetici hadden gehoopt dat hun inspanningen zouden resulteren in meer horizontale informatie-uitwisseling, werden hun inspanningen ondermijnd door een bureaucratie die erop uit was haar institutionele eigenbelang te handhaven. De beperkte horizontale informatie-uitwisseling was inderdaad een ernstig probleem dat veel verder ging dan de beperkingen die het oplegde aan de economische planning. Het was duidelijk dat het democratisch debat dat nodig was om de economie efficiënt te controleren en te plannen, voor de bureaucratie ontoelaatbaar was. Dit was bovendien ook een belemmering voor innovatie.

    Innovatie verstikt

    De onderzoek- en ontwikkelingssectoren, die al relatief geïsoleerd waren van buitenlandse wetenschappelijke ontwikkelingen, werden ook nog eens van elkaar geïsoleerd door verticale bureaucratische instellingen. Binnen deze gesloten circuits was er weinig gelegenheid voor kruisbestuiving van ideeën.

    Toen onder Chroesjtsjov een academische stad (Akademgorodok) werd opgericht om een aantal van deze obstakels te overwinnen, werd deze verbannen naar de Siberische wildernis. Afgelegen van de belangrijke economische centra had deze stad weinig invloed op de industrie. Bovendien werden tegen de jaren 1970, tijdens de Brezjnev-jaren, veel van de wetenschappelijke vrijheden die in de academische stad van toepassing waren, sterk beknot. Dit soort beleidszigzag weerspiegelde tegenstrijdigheden binnen de bureaucratie. De bureaucratie was zich bewust van een aantal tekortkomingen van haar bewind, maar was uiteindelijk niet bereid om haar greep op planning en informatie op te geven. De controle verliezen was uit den boze. Net als van de kapitalistische klasse kon niet worden verwacht dat deze kaste zichzelf zou opheffen. Uiteindelijk, toen alle andere wegen waren uitgeput en de gelegenheid zich voordeed, slaagde een deel van de kaste erin zich om te vormen tot kapitalisten.

    Van cruciaal belang is dat, naarmate de wapenwedloop aanzwol, steeds meer middelen en onderzoek werden besteed aan bewapening, ten koste van de civiele economie. Tegen de jaren 1980 was het militair-industrieel complex in de Sovjet-Unie goed voor twee derde van de industriële productie met defensie-uitgaven rond 15-25% van het BBP (in tegenstelling tot een piek van 6,6% in de VS). Bovendien werden, als gevolg van de buitensporige geheimhouding, innovaties voor het leger, in tegenstelling tot in het Westen, zeer zelden vervolgens toegepast op andere taken. Als gevolg daarvan ging het meeste innoverende onderzoek verloren voor de civiele economie. Daardoor werden de inspanningen van Sovjetwetenschappers en -ingenieurs, hoewel talrijker in verhouding tot de bevolking dan in enig ander groot land (een voordeel van de genationaliseerde economie), eveneens op een dwaalspoor gezet.

    Verslaving aan fossiele brandstoffen en verspilling

    Een terrein waarop de systeemcrisis sterk tot uiting kwam, was de groeiende afhankelijkheid van olie en gas in de jaren 1970 en 1980. In plaats van haar economie te moderniseren werd de Sovjet-Unie steeds meer een exporteur van grondstoffen die onderhevig waren aan internationale prijsschommelingen. Dit verminderde de behoefte aan meer efficiëntie bij de energieopwekking. Het uitblijven van de ontwikkeling daarvan betekende een extra belasting voor zowel de economie als het milieu. In het algemeen hadden de bureaucratische planeconomieën van Oost-Europa en de Sovjet-Unie tegen de jaren tachtig 30 tot 50% meer energie nodig dan hun kapitalistische rivalen om een gelijkwaardig BBP te bereiken.(7)

    Naast de eerder genoemde belemmeringen voor technische innovatie betekende de uitgestrektheid en de vermeende overvloed aan natuurlijke grondstoffen in de Sovjet-Unie ongetwijfeld dat de bureaucratie geen prioriteit gaf aan het efficiënte gebruik van natuurlijke grondstoffen bij het halen van economische doelstellingen. De ecologische schuld van slecht doordachte plannen bleef zich opstapelen zonder rekening te houden met de toekomst.

    Op dit punt moet het door neoliberale ideologen zo geliefde “tragedy of the commons”-argument kort worden genoemd. Volgens dit argument zal gemeenschappelijk bezit, of het nu pre-kapitalistisch, socialistisch of anderszins is, vanwege de menselijke aard altijd leiden tot verspilling van grondstoffen. Particulier eigendom is te verkiezen, privatisering de enige remedie, zeggen ze. Dit is natuurlijk een mythe. Zoals Engels treffend beschreef, bestonden er in pre-kapitalistische samenlevingen systemen van gemeenschapszelfregulering die eeuwenlang zeer succesvol bleken. Moderne democratische socialistische planning zou in veel opzichten op dezelfde manier werken, maar op een hoger niveau.(8)

    Hoewel bureaucratische planning zonder verantwoording aan plaatselijke gemeenschappen roekeloos middelen verkwist voor kortetermijndoeleinden, is de realiteit van het model dat door de “tragedy of the commons”-theorie wordt verkondigd net zo schadelijk: winsten worden geprivatiseerd terwijl sociale en milieukosten worden gesocialiseerd.

    Autarkische inefficiëntie – verschillende keren “socialisme in één land”

    Het stalinistische fenomeen was van meet af aan tegengesteld aan echte internationale solidariteit. In de naoorlogse periode had dit tot gevolg dat de economieën van het Oostblok werden geconfronteerd met de extra last van een vrij beperkte economische integratie. Dit verhinderde onder meer het ontwikkelen van schaalvoordelen. Stalin eiste aanvankelijk dat de Oostblok-regimes de autarkische koers van de Sovjet-Unie volgden. Niettemin richtte de Sovjet-Unie in 1949 de Comecon (Raad voor Wederzijdse Economische Bijstand) op om de handel en de nationale plannen van haar cliëntstaten te coördineren. Deze structuur was allesbehalve een uiting van internationalisme, maar was bedoeld om de politieke dominantie van één bureaucratie, die van de Sovjet-Unie, over de andere bureaucratieën te verzekeren.(9)

    Bilaterale ruilhandel was de voornaamste vorm van handel tussen de Comecon leden. Dit bleek uiterst inefficiënt en een rem op de toename van de handel. Onder deze omstandigheden bleef men afhankelijk van de Sovjet-Unie, die de grootste economie en de overvloedigste natuurlijke grondstoffen had. Ondertussen betekende dit dat de Oostblokstaten economisch relatief geïsoleerd van elkaar bleven. Oproepen van sommige Oostblok-regimes om converteerbare munten in te voeren werden door Moskou afgeweerd, dat vreesde voor elk verlies van controle.

    Hoewel de Sovjet-Unie na de oorlog Oost-Europa aanvankelijk plunderde als “herstelbetalingen”, waren de economische voordelen van deze ongelijke relatie op lange termijn minder duidelijk. Het lijkt er veeleer op dat Moskou zich concentreerde op het creëren van economische (en dus ook politieke) afhankelijkheid, ook al ging dit soms ten koste van de economie. Tegen de laatste jaren van de Sovjet-Unie klaagde de bureaucratie steeds meer over het subsidiëren van haar cliëntstaten. Dit was vooral het geval vanaf 1973, door de levering van natuurlijke grondstoffen, met name olie, onder de wereldmarktprijzen. Deze betrekkingen weerspiegelen het feit dat de Sovjet-Unie geen imperialistische mogendheid was in de klassieke zin van het woord; zij streefde er niet naar kapitaal uit te voeren, buitenlandse markten te veroveren, of buitenlandse grondstoffen veilig te stellen. Het doel van de Sovjet-bureaucratie was het in stand houden van volgzame bufferstaten om zich te isoleren van het Westerse imperialisme.

    Uiteindelijk was de bureaucratie van de Sovjet-Unie altijd van plan haar eigen belangen voorop te stellen. Hun wanbeheer van de Sovjet-landbouw zorgde voor een groeiende behoefte aan harde valuta om de import te betalen. De export van gas was steeds meer voorbehouden aan het Westen, terwijl de Oostbloklanden vasthielden aan bruinkool als voornaamste energiebron. Het gevolg was een verslechtering van de luchtverontreiniging, niet alleen plaatselijk, maar door de wind ook in de Europese delen van de Sovjet-Unie.(10)

    Hoewel de Oostblok-bureaucratieën soms probeerden de ketenen die hen aan Moskou bonden los te maken (Joegoslavië en Albanië braken in feite met het laatste), was hun visie even bekrompen en zelfzuchtig. Elke bureaucratie waakte angstvallig over haar machtsbasis (en dus over haar privileges) tegen inmenging van haar collega’s in de socialistische ‘broederstaten’.

    Op deze manier miste het Oostblok een voordeel dat het had moeten hebben ten opzichte van zijn kapitalistische rivalen en hun op concurrentie gebaseerde kapitalistische systeem. Anders dan in het interbellum toonden de op nationale staten gebaseerde kapitalistische klassen in het Westen een grotere openheid voor internationale samenwerking. Met name de integratie in de EU was bedoeld om de positie van de West-Europese kapitalistische klassen ten opzichte van grotere kapitalistische concurrenten en hun rivalen met een ander systeem in het Oosten te versterken.

    Blik op het Westen

    Veel Oostblok-regimes zagen een normalisering van de betrekkingen met westerse kapitalistische landen als een uitweg uit zowel de economische stagnatie als de afhankelijkheid van de Sovjet-Unie. In sommige gevallen zagen de bureaucraten ook nieuwe mogelijkheden voor zichzelf in nauwere banden met de kapitalistische wereldmarkt. Overigens vond deze toenadering plaats op een moment dat ook in het Westen de gouden jaren van de naoorlogse economische expansie ten einde liepen.

    In de jaren zeventig, toen er oliedollars in overvloed waren, leenden Joegoslavië, Roemenië, Polen, Hongarije, Bulgarije en Oost-Duitsland allemaal veel geld van het Westen. Het doel was de groei te versnellen door ofwel import-vervangende industrieën op te bouwen, ofwel een op harde valuta’s verdienende exportgerichte productie. Ook hier lag de nadruk op het verwerven van westerse technologie. Het inefficiënte gebruik van deze investeringen (en dus hun lage rendement) in combinatie met een stijging van de rentetarieven had tot gevolg dat deze landen tegen het begin van de jaren tachtig in een schuldenval terechtkwamen. Hierin deelden zij de hachelijke situatie van een groot deel van de neokoloniale wereld in die tijd.

    Joegoslavië werd overeind gehouden door een omvangrijke IMF-lening, omdat het Westen hoopte te voorkomen dat het land onder de invloed van Moskou zou vallen. Desondanks kende het land hyperinflatie en massale jeugdwerkloosheid. Polen kwam in gebreke en het regime probeerde verschillende besparingsprogramma’s door te voeren. Ceaucescu slaagde erin de schuld van Roemenië terug te betalen door de bevolking bijzonder draconische besparingen op te leggen.(11) Hongarije begon staatsbedrijven aan buitenlandse investeerders te verkopen. De DDR werd in 1981 en 1988 geconfronteerd met een crisis van de betalingsbalans en als gevolg daarvan verminderden de staatsinvesteringen.

    Opkomst van milieubewegingen in geavanceerde kapitalistische landen

    In de onmiddellijke naoorlogse periode zou het moeilijk zijn geweest om te beweren dat het kapitalisme het superieure systeem was in termen van milieubescherming. Men hoeft maar te denken aan de Londense smog of het massale gebruik van DDT in de VS. Pas onder druk van een ontluikende milieubeweging werden er meer voorschriften ingevoerd.

    Historisch gezien was de arbeidersklasse altijd het segment van de samenleving dat het meest te lijden had onder de milieurisico’s, zowel op het werk als in hun gemeenschap. De arbeidersbeweging, die de strijd voor veiliger werk- en leefomstandigheden opnam, speelde een voortrekkersrol in de strijd voor milieuregelgeving. In 1899 bijvoorbeeld voerde de Britse Women’s Trade Union League (WTUL) met succes campagne tegen het gebruik van lood bij de vervaardiging van borden en kopjes.(12) In de VS waren de goedkeuring van de Clean Air Act (1970) en de Clean Water Act (1972) het werk van een coalitie tussen vakbonden uit de olie-industrie, de chemische industrie, de atoomenergiesector, de staalindustrie en de landarbeiders met enkele milieu-organisaties.(13)

    De sociale omwenteling van het einde van de jaren 1960, met inbegrip van de kracht van de georganiseerde arbeid in die tijd, vormde de achtergrond voor de opkomst van een krachtige milieubeweging die vaak ook overlapte met de vredes- en anti-nucleaire bewegingen. Politiek gezien resulteerde dit in de oprichting van de eerste groene partijen aan het begin van de jaren zeventig. In 1979 werd in Zwitserland het eerste groene parlementslid ter wereld verkozen. Ook in andere welvarende westerse landen behaalden groene partijen al snel zetels: België (1981), West-Duitsland (1983), Oostenrijk (1986), enz. Hoewel deze partijen aanvankelijk vaak overkwamen als radicale protestpartijen, ontbrak het hen aan een oriëntatie op de arbeidersklasse en aan kritiek op het kapitalisme. Dit zorgde voor een reformistische koers. Niettemin heeft het succes van deze partijen en de bredere beweging die hen heeft voortgebracht, milieuvraagstukken op de agenda geplaatst.

    De milieubeweging in de Sovjet-Unie

    De ontwikkeling van vergelijkbare bewegingen in het Oosten werd afgeremd door materiële tekorten, informatiebeperkingen en repressie. In de jaren 1960 kwam het milieu-activisme op gang, maar dit bleef grotendeels beperkt tot het indienen van petities door individuele personen, vaak wetenschappers. In 1986 werden de beperkingen op het debat versoepeld onder de Glasnost. De kernramp van Tsjernobyl in datzelfde jaar wakkerde het milieubewustzijn aan en bracht de al lang sudderende bezorgdheid over het milieu in de hele Sovjet-Unie samen. De ongevoelige veronachtzaming van de bureaucratie voor veiligheid kwam aan het licht. Bovendien ondermijnde de poging tot doofpotoperatie na Tsjernobyl de geloofwaardigheid van de hervormingen onder Gorbatsjov. Volgens officiële overheidsstatistieken was in 1987 83,5% van de Sovjetburgers “zeer sterk” of “vrij sterk” begaan met het milieu.(14)

    Te midden van een dalende levensverwachting en toenemende geboorteafwijkingen was er inderdaad veel om bezorgd over te zijn: slechts 30% van het rioolwater werd naar behoren gezuiverd, de lucht in vele steden was ernstig vervuild, en het vele gebruik van pesticiden maakte 30% van de voedselketen gevaarlijk voor de menselijke gezondheid. Het Baikalmeer en de Kaspische Zee waren gevuld met industrieel afval. Het Aralmeer in Centraal-Azië, ooit het op drie na grootste meer ter wereld, was praktisch verdwenen, waardoor de regio in een giftige woestenij was veranderd.

    Een landelijke anti-nucleaire beweging organiseerde protesten om de bouw van nieuwe kerncentrales te verhinderen. Als gevolg daarvan werd een dergelijk project op de Krim geschrapt. Protestbewegingen kwamen ook op de been om andere vervuilende en milieuverwoestende projecten tegen te houden.

    Door het wantrouwen in de centrale besluitvorming raakten delen van de beweging verweven met opkomende nationale bewegingen. Er waren ook grote verschillen tussen de republieken. In Moldavië bijvoorbeeld was het gebruik van pesticiden 20 tot 40 maal hoger dan het Sovjet-gemiddelde, met alle gevolgen van dien voor de plaatselijke kinderen. In de drie Baltische staten werden milieuprotesten (tegen fosfaatwinning in Estland, een hydro-elektrische dam in Letland, en rond een nieuw reactorblok in Litouwen) brandpunten van nationalistische sentimenten.(15) In alle drie de republieken werden in de verkiezingen van 1990 groenen verkozen.

    De milieubeweging was misschien wel de eerste massabeweging in de Sovjet-Unie sinds tientallen jaren. Lang tegengehouden door een dictatoriaal bewind, stuitte zij op een systeem dat niet in staat was om zelfs maar in de basisbehoeften te voorzien, een systeem van voedseltekorten en onbetaalde lonen. De westerse mogendheden daarentegen beschikten op dat moment over veel meer financiële en technische mogelijkheden om beperkte milieuhervormingen door te voeren.

    Een oneerlijke vergelijking

    Tenslotte is het van belang erop te wijzen dat het, wat economische prestaties en het milieu betreft, in feite oneerlijk is om landen die door stalinistische regimes werden gedomineerd, één op één te vergelijken met hun westerse kapitalistische rivalen. Dit is geenszins bedoeld als excuus voor de groteske mislukkingen en misdaden van het stalinisme. Maar omdat zij imperialistisch waren, profiteerden de westerse kapitalistische regimes ook van de uitbuiting van de neokoloniale wereld, zowel op het gebied van arbeid, natuurlijke grondstoffen als het milieu in het algemeen. In sommige gevallen ging deze uitbuiting eeuwen terug.

    Kapitaalstromen naar het Noorden droegen bij tot massale kapitaalaccumulatie in de imperiale centra, waardoor milieuvoorschriften een minder bittere pil waren om te slikken. Bovendien konden kapitalisten, geconfronteerd met binnenlandse milieubewegingen en verhoogde milieubescherming, vervuilende industrieën en zelfs een groot deel van hun afval naar andere delen van de wereld exporteren.

    De verwoestingen die westerse oliemaatschappijen hebben aangericht, zoals Shell in de Nigerdelta en Chevron in de Ecuadoriaanse jungle, moeten worden geteld als misdaden van het westerse kapitalisme. Volkswagen is ook een interessant geval. Het bedrijf kreeg belastingvoordelen van de Braziliaanse dictatuur voor het opzetten van een 140.000 hectare grote veeboerderij aan de grens van het Amazonegebied, buitte arbeidskrachten uit en stak op grote schaal bossen in brand.(16) Moet dit niet op het conto van de West-Duitse industrie worden geschreven?

    Naast de rol van de in de leidende kapitalistische landen gevestigde multinationals is er de nog veel ingrijpender invloed van de financiële wereldmarkten en hun handhavers, dat wil zeggen instellingen als de Wereldbank en het IMF. Deze hebben een belangrijke rol gespeeld bij het aanvuren van de race naar de bodem. Dit was met name het geval in de jaren tachtig, te midden van de schuldencrisis in de neokoloniale wereld en de opkomst van het neoliberalisme. Dit had onnoemelijke gevolgen voor de arbeidersklasse en de armen, alsook voor het milieu.

    Voor zover de regimes van de Sovjet-Unie en het Oostblok een negatieve invloed hadden op het milieu van hun cliëntstaten in de neokoloniale wereld, was dat vooral via het economische model dat zij boden en via de aanvaarding van de handelsvoorwaarden die door de kapitalistische wereldmarkt werden vastgesteld.

    Conclusie

    De Russische revolutie had wetenschappers voortgebracht als Vernadsky, die het concept van de ‘biosfeer’ populair hadden gemaakt en bijdroeg tot het leggen van de basis voor de moderne milieuwetenschap. Onder het stalinisme kromp de horizon helemaal tot de grenzen van de nationale grenzen en rivaliserende bureaucratische instellingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze context niet bevorderlijk was voor het nemen van geharmoniseerde beslissingen die rekening hielden met de noodzaak om het milieu als één geheel te behandelen.

    Het valt niet te ontkennen dat onder het stalinisme de economische planning mijlenver verwijderd was van haar volledige potentieel. In feite ontbraken tal van voordelen van planning in de bureaucratisch geplande economieën. Hoewel een aantal van de oorzaken van verspilling die we onder het kapitalisme zagen, werden vermeden, was een afschuwelijke verspilling van natuur, mensenlevens en talent ook inherent aan dit systeem. Er gingen enorm veel middelen naar prestigeprojecten of bewapening. Planning volgde de grillen en scherpe bochten van bureaucratisch eigenbelang. Het gebrek aan echt internationalisme betekende dat het stalinisme er niet in slaagde economische integratie tot stand te brengen in het Oostblok, toen het zich buiten de Sovjet-Unie had uitgebreid. Zelfs in het binnenland belemmerde de jaloerse controle over informatie niet alleen het publieke debat en de verantwoordingsplicht, maar ook innovatie. Hoewel de bureaucratie koste wat kost groei moest realiseren om haar positie te behouden, maakte hun systeem dit steeds moeilijker.

    Als een in wezen parasitaire kaste op het lichaam van genationaliseerde economieën, waren de stalinistische bureaucratieën niet in staat om de taak van de socialistische wereldrevolutie te bevorderen. Zolang zij in functie bleven, konden geen hervormingen of technische verbeteringen de economische en ecologische impasse waarin de centraal geplande economieën zich bevonden, doorbreken. In plaats daarvan stelden de stalinistische bureaucratieën steeds meer vertrouwen in westerse kapitalistische modellen en technieken, terwijl zij steeds meer, in een ondergeschikte afhankelijke positie, in de kapitalistische wereldmarkt werden geïntegreerd.

    Uiteindelijk bleef het kapitalisme, ook al bestond er nog steeds een alternatief voor het kapitalisme in de vorm van de misvormde arbeidersstaten, wereldwijd het dominante systeem, waarbij het imperialisme de te volgen norm bepaalde. Het antropoceen was toen, net als nu, in feite de kapitalosfeer.

    Een socialistisch alternatief daarentegen staat voor een democratische planning op basis van het in gemeenschappelijk bezit nemen van de productiemiddelen. Met verkiezingen voor raden op de werkplaatsen, permanente afzetbaarheid, een maximale loonspanning, politieke vertegenwoordigers die niet meer verdienen dan het gemiddelde loon … kan de basis hiervoor gelegd worden. Vertegenwoordigers kunnen bovendien per regio, sector en nationaal verkozen worden om de planning verder uit te werken. Het fundament van de planning moet een systeem van arbeidersdemocratie en -controle op de werkplaatsen en de productiemiddelen zijn.

     

    1. Zie: https://nl.marxisme.be/2016/01/24/marxisme-en-ecologie/
    2. Zie: https://www.marxists.org/nederlands/trotski/1936/verraden-revolutie/2.htm
    3. https://www.researchgate.net/publication/242223228_InterNyet_Why_the_Soviet_Union_did_not_build_a_nationwide_computer_network
    4. https://library.oapen.org/bitstream/id/d4d3c439-1252-4b91-b602-67af1b066ea0/9781000210330.pdf   p12
    5. http://www.ciesin.org/docs/006-238/006-238.html
    6. https://www.researchgate.net/publication/242223228_InterNyet_Why_the_Soviet_Union_did_not_build_a_nationwide_computer_network https://aeon.co/essays/how-the-soviets-invented-the-internet-and-why-it-didnt-work
    7. https://publikationen.uni-tuebingen.de/xmlui/bitstream/handle/10900/77679/Bachelorarbeit%20Leitz%2C%20Tilman_final.pdf?sequence=1&isAllowed=y
    8. https://climateandcapitalism.com/2008/08/25/debunking-the-tragedy-of-the-commons/
    9. https://scholarworks.wm.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=4696&context=etd
    10. https://www.multinationalmonitor.org/hyper/issues/1990/09/ridgeway.html#James
    11. https://www.globalpolicyjournal.com/blog/03/06/2021/how-china-escaped-and-eastern-europe-was-felled-volcker-shock
    12. https://www.theguardian.com/environment/2019/oct/11/a-working-class-green-movement-is-out-there-but-not-getting-the-credit-it-deserves
    13. http://www.interfacejournal.net/wordpress/wp-content/uploads/2012/11/Interface-4-2-Barca.pdf
    14. https://www.ssoar.info/ssoar/bitstream/handle/document/52813/ssoar-2007-caspell-Beyond_the_Iron_Curtain_The.pdf?sequence=1&isAllowed=y&lnkname=ssoar-2007-caspell-Beyond_the_Iron_Curtain_The.pdf
    15. https://internationalsocialist.net/en/2019/09/history
    16. https://cadmus.eui.eu/handle/1814/53544
  • Groeiende roep om boycot van Olympische Winterspelen in Beijing

    Waarom is het Internationaal Olympisch Comité (IOC) zo nauw geallieerd met de Chinese dictatuur? Dit is een vraag die steeds meer mensen zich stellen na de verdwijning van de tennisster Peng Shuai sinds 2 november, nadat ze op internet een bericht had geplaatst waarin ze Zhang Gaoli, een topman van de CCP (de zogenaamde ‘Communistische’ Partij), beschuldigde van aanranding.

    De post was minder dan 30 minuten later al gewist. Peng kon geen contact opnemen met vrienden en kon ook niet reageren op oproepen van bezorgde groeperingen zoals de Women’s Tennis Association. Op 21 november kondigde de voorzitter van het IOC, Thomas Bach, aan dat hij Peng in een video-interview had gesproken en dat ze “in orde” was. Noch de video, noch een transcriptie zijn door het IOC gepubliceerd. Het interview van Bach is in brede kring veroordeeld omdat het in samenwerking met het Chinese regime was geënsceneerd om een groeiende internationale legitimiteitscrisis rond de Olympische Winterspelen van Beijing, die op 4 februari van start gaan, te bezweren.

    Het IOC heeft een geschiedenis van samenwerking met rechtse, racistische en autoritaire regimes, van Hitlers Duitsland in de jaren dertig tot het door militairen geregeerde Zuid-Korea in de jaren tachtig. Dit is ook het geval in het huidige China, waar vakbonden en stakingen verboden zijn en de arbeidersklasse het recht wordt ontzegd zich te organiseren door middel van wrede repressie. Het politieoptreden van het Chinese regime in Xinjiang en Hongkong heeft wereldwijd de aandacht op zijn rol gevestigd, maar deze voorbeelden zijn niet uitzonderlijk. Zoals wij eerder stelden, is Xinjiang een oefenterrein voor repressieve technieken die in toenemende mate in heel China worden gebruikt.

    Achter zijn mantra “hou de politiek uit de sport” heeft het geheimzinnige, ondemocratische en berucht corrupte IOC een uitgesproken politieke agenda om zijn kapitalistische sponsors superwinsten te bezorgen en democratische en mensenrechtenkwesties met voeten te treden.

    Dit is de achtergrond van het huidige wereldwijde debat over een Olympische boycot in februari. Deze kwestie wordt door verschillende en tegenstrijdige krachten aan de orde gesteld. Er zijn oproepen van mensenrechtengroeperingen en activisten die betrokken zijn bij het protest tegen de repressie tegen Oeigoerse moslims in Xinjiang en de vernietiging van democratische rechten in Hong Kong. Dan zijn er kapitalistische regeringen zoals de regering-Biden, wier motieven voor een boycot helemaal niets te maken hebben met het handhaven van democratische rechten, maar veeleer hun imperialistische belangen dienen om een wereldwijde coalitie tegen het Chinese kapitalisme op te bouwen, om te voorkomen dat het de Amerikaanse macht uitdaagt.

    Een ‘diplomatieke boycot’

    Biden en verschillende VS-bondgenoten hebben het idee gelanceerd van een “diplomatieke boycot” van de Spelen in Beijing. De meeste waarnemers wrijven zich in de ogen. Wat is het nut van deze niet-boycot boycot? Zoals zelfs een woordvoerder van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken opmerkte: “Het kan niemand schelen of jullie diplomaten komen.” Er had even goed een oproep kunnen zijn voor een muziekboycot (geen gezang) of een humorboycot (geen grappen).

    Op het moment van schrijven hebben de landen van de ‘Five Eyes Alliance’, bestaande uit de VS, het VK, Australië, Canada en Nieuw-Zeeland, aangekondigd dat zij zich bij de ‘diplomatieke boycot’ zullen aansluiten. Het doel van dit gebaar is om de betrokken regeringen te kunnen laten zeggen dat ze een standpunt innemen, zonder evenwel de enorme winsten die de Spelen voor hun eigen multinationals en mediabedrijven opleveren in gevaar te brengen. Ze kozen voor deze strategie om een terugslag in de public relations te vermijden en om de mogelijkheid van een echte boycotcampagne te ondermijnen.

    Gezien de steeds duidelijker bewijzen van de gruwelijke onderdrukking van de plaatselijke moslimmeerderheid in Xinjiang, de aanval op vakbonden, oppositiepartijen en de vrijheid van vergadering in Hongkong, zullen velen sympathie hebben voor de oproepen tot een boycot – niet de melige oproep tot een ‘diplomatieke’ boycot, maar een totale terugtrekking van de steun voor de Spelen.

    Volgens een opiniepeiling in de Toronto Star is 56% van de Canadezen voorstander van een volledige boycot. Dit is duidelijk beïnvloed door China’s gevangenneming van de Canadese burgers Michael Spavor en Michael Kovrig gedurende bijna drie jaar als vergelding voor de detentie – huisarrest in haar eigen herenhuis in Vancouver – van Huawei-erfgename Meng Wanzhou. Ze werden in september allemaal vrijgelaten. Uit de Canadese peiling blijkt een wijdverspreide ontevredenheid over de door Biden geleide “diplomatieke boycot” als een leeg en inadequaat gebaar. Uit een Amerikaanse opiniepeiling van Morning Consult bleek dat 24% voor een totale boycot is, 31% voor een diplomatieke boycot en slechts 12% is tegen een boycot.

    Deze kwestie weerspiegelt tegenstrijdige stromingen. De kapitalistische regeringen van het Westen misbruiken de kwestie om hun ‘democratische’ geloofsbrieven op te poetsen en hun Koude Oorlogsagenda van het onder druk zetten van Beijing te bevorderen, hoewel zij huiverig zijn voor de economische verliezen die een echte boycot met zich mee zou brengen. Maar er zijn ook veel gewone mensen, vooral slachtoffers van de onderdrukking door de CCP, die een boycot om oprechte redenen steunen in de overtuiging dat dit druk kan uitoefenen op het Chinese regime om zijn repressieve optredens te veranderen. Helaas onderschat deze opvatting het soort druk en strijd dat nodig is, met name het opbouwen van solidariteit met Chinese arbeiders om hen te helpen zich te organiseren om voor hun rechten te vechten.

    Het is ook geen toeval dat de eerste regeringen die zich tot een diplomatieke boycot hebben verbonden, afkomstig zijn uit de ‘Five Eyes Alliance’. Drie van deze landen, de VS, het VK en Australië vormden onlangs de AUKUS-alliantie, om militaire capaciteit te leveren aan de alliantie van de ‘Vijf Ogen’. Hoewel de Japanse regering momenteel overweegt of zij de diplomatieke boycot zal steunen, zijn andere regeringen, met name die van Frankrijk, hiertegen gekant. Dit weerspiegelt de spanningen en de uiteenlopende prioriteiten van de grote westerse mogendheden: de Franse regering likt nog steeds haar wonden over AUKUS, dat Parijs een contract voor onderzeeërs van 66 miljard dollar kostte. Als we beter kijken, zien we dat voor al deze regeringen ‘democratie’ en de ‘kwestie Xinjiang’ slechts een dekmantel zijn voor naakte financiële en grootmacht-belangen.

    Geen van de regeringen die zich inzetten voor de zogenaamde boycot zijn zelf onschuldig aan de onderdrukking van minderheden en militaire interventies in andere landen – de historische misdaden tegen de inheemse bevolking in Canada en Australië, de behandeling van vluchtelingen in het VK en Australië, racistisch politieoptreden in de VS en de oorlogen die het Westerse imperialisme is begonnen in Irak, Syrië en elders, betekenen dat deze regeringen serieuze schenders van de mensenrechten zijn. Elke echte campagne tegen de onderdrukking van de Chinese staat moet zich volledig afkeren van deze regeringen en hun hypocrisie.

    Internationaal Olympisch Comité verzet zich tegen boycot

    Het is niet verrassend dat het hoofd van het IOC, Thomas Bach, zich tegen een boycot verzet. Tijdens een vergadering van het Uitvoerend Comité van het IOC betoogde hij: “Als we op de één of andere manier politieke partij kiezen, zouden we nooit alle 206 nationale Olympische comités naar de Olympische Spelen krijgen… Dit zou de politisering van de Olympische Spelen zijn en dit zou, zou ik verder denken, het einde kunnen betekenen van de Olympische Spelen, net zoals dit het geval was met de oude Spelen.”

    Zonder in te gaan op Bachs bewering over de politisering van de oude spelen, die volgens recent onderzoek waarschijnlijk eindigden omdat ze gewoon te duur werden om te organiseren, is de hele geschiedenis van de moderne Olympische Spelen er één van politisering geweest, bovendien ter ondersteuning van rechtse en autoritaire regimes en belangen van het grootkapitaal ten koste van de werkende mensen.

    Dit wordt onderstreept door het beleid van de IOC-voorzitters, onder wie Baron de Coubertin (1896-1925) die vrouwensport afwees als “onpraktisch, oninteressant, onesthetisch, en we zijn niet bang om eraan toe te voegen: onjuist”; Graaf de Baillet-Latour (1925-1942) die tussen Adolf Hitler en Rudolf Hess stond bij de opening van de spelen in 1936; de anti-semitische Zweedse industrieel Sigfrid Edström (1942-52) die schreef dat “in de VS de dag kan komen dat je de Joden zult moeten tegenhouden”; Avery Brundage (1952-72), een antisemiet die Hitlers Duitsland bewonderde, en hoewel hij dacht dat “het communisme een kwaad was waartegenover alle andere kwaden onbeduidend waren” bewonderde hij Stalins autoritaire regime; en natuurlijk Juan Samaranch (1980-2001), het Spaanse lid van de fascistische Falange dat vele topfuncties bekleedde in Franco’s regering. Bach werd voorafgegaan door een andere aristocraat: Jacques Graaf Rogge (2001-2013) die toezag op een geheime deal met de Chinese regering om censuur van persberichten toe te staan.

    Gezien de rechtse, vrouwenhatende traditie van zijn voorgangers is het niet verwonderlijk dat de huidige IOC-voorzitter Thomas Bach medeplichtig lijkt te zijn aan het helpen van de CCP bij het verdoezelen van de beschuldigingen tegen zijn vriend Zhang Gaoli, die Peng Shuai heeft beschuldigd van aanranding. Nadat hij meedeed aan de nu beruchte ‘bewijs van leven’-video, beschuldigde de belangengroep van atleten, Global Athlete, het IOC van “een afschuwelijke onverschilligheid voor seksueel geweld en het welzijn van vrouwelijke atleten.”

    Wanneer het IOC zegt dat de spelen niet ‘gepolitiseerd’ mogen worden, maakt het er geen bezwaar tegen dat de spelen door rechtse en autoritaire regimes worden gebruikt om hun gezag te versterken.

    Beginnend met de beruchte Spelen van Berlijn in 1936, volgden de Spelen van 1968 in Mexico slechts enkele dagen na een bloedbad onder linkse studenten door het Mexicaanse leger. Eén van de liederen van de studenten was “¡No queremos olimpiadas, queremos revolución!” (We willen geen Olympische Spelen, we willen revolutie!). Twee Amerikaanse atleten, aanhangers van de zwarte-rechtenbeweging Tommie Smith en John Carlos, werden van die spelen geweerd nadat zij de ‘Black power’-groet hadden gebracht.

    Het militaire regime in Zuid-Korea kreeg de spelen van 1988 toegewezen in 1981, een jaar nadat het meer dan 2000 pro-democratische demonstranten had afgeslacht in de “Gwangju Opstand” van 1980. Het kon de Spelen gebruiken als platform om het imago van het regime in de wereld te verbeteren.

    Natuurlijk werden de spelen van 1980 in Moskou na de Sovjet-invasie van Afghanistan, ondanks de boycot, door de stalinistische bureaucratie gebruikt om haar steun in eigen land te versterken. Dat de door de VS geleide boycotcampagne in 1980 niet echt ging over het beschermen van de rechten van het Afghaanse volk, maar eerder over het projecteren van de macht van de VS, blijkt duidelijk uit de acties van de VS in de vier decennia daarna, waaronder de chaotische terugtrekking van dit jaar die de terugkeer van de Taliban inluidde.

    De Olympische Winterspelen van 2014 in Sotsji droegen bij aan de versterking van de positie van het reactionaire en steeds autoritairder wordende Russische regime. Met het prestige van het regime gestimuleerd door wat toen de duurste spelen ooit waren, gaf Poetin twee dagen voor de slotceremonie het geheime bevel om te beginnen met de overname van de Krim.

    De Olympische Spelen vertegenwoordigen het slechtste aspect van de moderne sport

    Het IOC stelt de Olympische beweging voor als één waarin iedereen gelijke kansen heeft. Maar alles is gecorrumpeerd door geld. De meeste atleten komen van elitescholen – ongeveer een derde van de atleten in het Britse team van 2012, 2016 en 2021 bijvoorbeeld komt van privéscholen, hoewel 93% van de Britse kinderen naar staatsscholen gaat. Besparingen op openbare sportfaciliteiten en het toenemende gebruik van commerciële sponsoring maken deze situatie nog erger.

    De locaties voor de Spelen worden in feite bepaald door wie de grootste steekpenningen biedt. Beschuldigingen over corruptie aan de top van het IOC mondden uiteindelijk uit in een publiek schandaal nadat Salt Lake City was gekozen voor de Winterspelen van 2002. Ondanks nieuwe regels kwamen er nog meer beschuldigingen nadat Londen de toewijzing voor 2012 had gewonnen. De criteria die worden gebruikt om de beslissingen te nemen, houden geen verband met wat het voordeligst is voor de ontwikkeling van de sport, maar met welke zakelijke, sponsoring- en uitzendfaciliteiten de winnaar biedt.

    Na de selectie van de locaties wordt er gebouwd. Bij de bouw van de Russische, Engelse, Braziliaanse, Japanse en Chinese locaties werd gebruik gemaakt van kinder- en slavenarbeid, vaak met superuitbuiting van migranten.

    De regeringen beweren dat de Spelen zelf de respectieve economieën ten goede komen. De ervaring heeft het tegendeel aangetoond: mensen zijn uit hun huizen verdreven om plaats te maken voor stadions (volgens één schatting zijn 1,25 miljoen mensen uit hun huizen verdreven voor de spelen van 2008 in Peking, 720.000 voor die van 1988 in Seoel). De nasleep van de Spelen van Athene, en meer recent de Olympische Spelen van Rio, omvat enorme schulden, ongebruikte stadions en een dramatische toename van de ongelijkheid. Zoals een commentator na de Spelen van Rio opmerkte: “De ongelijkheid werd verergerd in een stad die toch al berucht is om haar ongelijkheid.”

    Sponsors

    Ook de bedrijven beweren dat ze los staan van politiek! Coca-Cola gebruikte precies dat excuus toen het, ondanks de boycot door de VS, de spelen in Moskou sponsorde. Vandaag zien we dezelfde situatie bij de officiële sponsors van de spelen in Beijing.

    Tot de sponsors behoort Alibaba, dat volgens de New York Times software voor gezichtsherkenning en -bewaking heeft ontwikkeld en op de markt gebracht om gezichten van Oeigoeren en andere etnische minderheden in China te herkennen. AirBnB is ervan beschuldigd te hebben samengewerkt met paramilitairen van de Chinese staat die betrokken zijn bij de onderdrukking van de Oeigoeren.

    Verder is er Samsung, dat betrokken is bij het gebruik van kinderarbeid, het opdoeken van vakbonden, corruptie, prostitutie en steun aan extreemrechtse groeperingen. Dan is er ATOS, fabrikant van bewakingssystemen. De sponsoring van de Paralympics door ATOS maakte activisten voor de rechten van gehandicapten woedend, aangezien het beheer door ATOS van het “work capability”-programma van de Britse regering duizenden gehandicapten hun arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft ontnomen. Het is dan ook geen verrassing dat geen van de bedrijven die de winterspelen in Beijing sponsoren, de boycotoproep steunt. Ze zullen te veel winst verliezen.

    Hebben eerdere boycots gewerkt?

    De spelen van 2008 in Peking werden voorafgegaan door een wrede onderdrukking in Tibet. Toch kwam er van de zogenaamde internationale gemeenschap geen steun voor de oproep om de spelen te boycotten, ondanks de wijdverspreide sympathie voor het voorstel onder gewone mensen. President Bush behoorde tot de wereldleiders die deze Olympische Spelen bijwoonden, net als de leiders van Australië, Frankrijk en Japan, wat aantoont hoeveel er veranderd is in de mondiale betrekkingen. In die tijd werd de Chinese dictatuur in de Westerse wereld met rode lopers onthaald, terwijl ‘mensenrechten’ een taboe-onderwerp waren omdat het Westerse kapitalisme zoveel mogelijk handelsdeals wilde sluiten.

    In de decennia na de Russische revolutie namen de bolsjewieken niet deel aan de Olympische Spelen. Ze gaven de voorkeur aan een coöperatieve lichaamscultuur boven deelname aan wat een kapitalistische en elitaire benadering van sport was. De Sovjet-Unie begon pas in 1952 deel te nemen nadat de stalinistische bureaucratie volledig geconsolideerd was. De Olympische Spelen werden een arena waarin de Koude Oorlog werd uitgespeeld. In 1936 werd een alternatieve ‘Volksolympiade’ gepland die in Barcelona zou plaatsvinden als protest tegen de Olympische Spelen van de Nazi’s in Berlijn. De ‘Volksolympiade’ vond nooit plaats wegens het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog.

    De boycot van de Olympische Spelen van 1980 in Moskou had geen effect op het gedwongen vertrek van de Sovjet-Unie uit Afghanistan, maar stelde de Sovjetbureaucratie wel in staat om de Spelen in eigen land voor te stellen als een grote overwinning, ondanks de boycot, aangezien de Sovjetatleten een recordaantal medailles wonnen.

    Met de nieuwe periode van neoliberalisme die in de jaren tachtig aanbrak, werden ook de Olympische Spelen neoliberaal gemaakt: ze werden nog commerciëler en elitairder.

    Wanneer vandaag de kwestie van het boycotten van de Spelen van Beijing ter sprake komt, nemen socialisten een welwillende houding aan ten opzichte van dit idee wanneer het wordt geopperd door arbeiders en jongeren die oprecht op zoek zijn naar manieren om te protesteren tegen de onderdrukking door de Chinese staat. Maar we waarschuwen ook voor elke illusie in het IOC, dat het eerste doelwit van elke boycotcampagne zou moeten zijn, en we waarschuwen vooral voor illusies in kapitalistische regeringen die deze kwestie gebruiken voor hun eigen machtsbelangen. Evenzo maken we, wanneer verschillende activistische groepen deze kwestie aan de orde stellen, onderscheid tussen echte onafhankelijke basiscampagnes en die welke worden gefinancierd of gesponsord door regeringsbelangen in de nieuwe Koude Oorlog.

    Kan een boycot werken?

    In 1959 werd een internationale boycot tegen het Zuid-Afrikaanse racistische apartheidsregime gelanceerd. Het ging om een boycot van sport- en academische evenementen, met de steun van de VN en regeringen. Maar grote bedrijven bleven handel drijven met het land. Dat veranderde toen de Zuid-Afrikaanse arbeidersklasse heldhaftig in opstand kwam en zich organiseerde: 1,5 miljoen mensen namen deel aan de staking van 1 mei 1986, nieuwe vakbonden ontstonden en verenigden zich tot een machtige kracht, waardoor solidariteitsacties van arbeiders in andere landen aan kracht wonnen. Dit betekende het begin van de ineenstorting van het apartheidsregime.

    Meer recentelijk, toen enkele grote voetbalclubs probeerden een Europese ‘Super League’ op te richten, werd dit idee door een opstand van de fans binnen enkele dagen de kop ingedrukt.

    Waar staan socialisten voor?

    • Socialisten veroordelen de grootschalige onderdrukking door het Chinese regime en steunen volledige en onmiddellijke democratische rechten die alleen kunnen worden afgedwongen door massale strijd, door de werkende klasse en de armen;
    • Wij waarschuwen tegen elk vertrouwen in boycots georganiseerd door kapitalistische regeringen en kapitalistische instellingen die gebruikt worden om het publiek te misleiden, hetzij door theatrale maar lege voorstellen (‘diplomatieke boycot’) of door het verbergen van hun werkelijke bedoelingen die in toenemende mate verbonden zijn met de zich ontvouwende Koude Oorlog tussen de VS en China;
    • Wij zijn tegen de commercialisering van de sport en het gebruik ervan om rechtse, autoritaire regimes te promoten – zoals we volgend jaar opnieuw zullen zien bij de Wereldbeker voetbal in Qatar. Het grootkapitaal moet uit de sport worden geschopt en vervangen door een grote uitbreiding van openbare sportfaciliteiten en programma’s voor iedereen onder de democratische controle van de atleten en de fans;
    • Eenheid van de arbeidersklasse en internationale solidariteit gekoppeld aan een revolutionair democratisch en socialistische politiek zijn de sleutel tot het omverwerpen van dictaturen. Het kapitalisme als wereldsysteem is een bedreiging voor al onze democratische rechten en alleen een arbeidersbeweging die onafhankelijk is van alle kapitalistische regeringen en instanties kan dit met succes bestrijden.
  • Seattle: hoe Kshama Sawant en Socialist Alternative (weer!) wonnen

    Voor de vierde keer heeft Kshama Sawant, voortrekster van Socialist Alternative en gemeenteraadslid in Seattle, een verkiezingsoverwinning behaald. Deze keer nam ze het op tegen een racistische en rechtse afzettingscampagne gesteund door het grootkapitaal. Deze overwinning bevestigt de benadering van klassenstrijd bij verkiezingen, een voorbeeld van succesvolle onafhankelijke campagne en vol lessen voor de werkenden en de socialistische linkerzijde.

    Door Bryan Koulouris en Calvin Priest

    Dit was de moeilijkste verkiezing die we hebben meegemaakt sinds Kshama in 2013 aantrad. Seattle had nog nooit een verkiezing in december meegemaakt, een timing die bewust door de afzettingscampagne was bedacht om de opkomst onder arbeiders, huurders, jongeren en gekleurde mensen te verlagen. Een kiesfonds van big business met de Orwelliaanse naam ‘A Better Seattle’ stak honderdduizenden dollars in het voortdurend bestoken van kiezers met leugens en bedrog in tv-, web- en mailadvertenties. Ondertussen werd de solidariteitscampagne van Kshama toegang tot advertenties geweigerd door Google, YouTube en Hulu.

    Het kiesfonds van big business was niet de enige die oneerlijke informatie verspreidde over Kshama en de rechtse afzettingscampagne. De media, in het bijzonder de veelgelezen Seattle Times, voerden de afgelopen acht jaar een constante campagne van misleidende en achterbakse aanvallen op Kshama en onze beweging. Ze deden dit omwille van onze capaciteit om overwinningen te behalen die de heersende klasse en het politieke establishment woedend maken. Het Hooggerechtshof van de deelstaat heeft, zonder hoorzitting over de aanklachten, in het voordeel van de rechtse afzettingscampagne beslist, met als resultaat dat regelrechte leugens op het stembiljet verschenen als het laatste wat iemand zag voordat hij ging stemmen.

    De rechtbanken stelden hun oordeel op onverklaarbare wijze drie maanden uit, waardoor de rechtse campagne de opkomst kon beperken door een nooit geziene decemberverkiezing te organiseren. Doorgaans is de opkomst bij uitzonderlijke verkiezingen een pak lager dan bij normale verkiezingen in november. Dezelfde rechtbank verwierp minder dan zes maanden eerder een poging om een referendum te houden over de afzetting van de burgemeester van Seattle, Jenny Durkan, nadat zij illegaal opdracht had gegeven tot het inzetten van traangas tegen vreedzame demonstranten van Black Lives Matter, wat resulteerde in meer dan 18.000 klachten. Zoals de ernstige aanvallen op abortusrechten en het racistische rechtssysteem ook duidelijk laten zien, staan de kapitalistische rechtbanken niet aan de kant van de werkende mensen en de onderdrukten.

    In de acht jaar dat Kshama verkozen is, is haar leiderschap en het werk van Socialist Alternative in Seattle een baken geweest voor hoe marxisten werkende mensen en de onderdrukten naar cruciale overwinningen kunnen leiden. Van het feit dat Seattle in 2014 de eerste grote stad werd met een minimumloon van 15 dollar per uur tot de succesvolle Amazon Tax van 2 miljard dollar in 2020 en de historische overwinningen op het gebied van huurdersrechten, hebben ons marxistische kantoor in de gemeente en de arbeidersbeweging in Seattle niet alleen invloed gehad op het leven van de inwoners van de stad, maar ook op dat van miljoenen werkenden in de rest van het land. Nu hebben we een sterk mandaat om onze strijd tegen rechts en de heersende klasse moedig voort te zetten.

    Sterke polarisatie en volgende stappen

    Zoals in veel grote steden, rijzen de huurprijzen in Seattle de pan uit. Tijdens deze campagne hebben we meer dan 15.000 handtekeningen verzameld voor huurcontrole, terwijl Kshama’s kantoor en Socialist Alternative huurders hielpen zich te organiseren om met succes huurverhogingen in specifieke gebouwen tegen te gaan. We wonnen dit jaar ook historische huurdersrechten die een nationaal precedent hebben geschapen. We gaan de strijd voor betaalbare woningen van goede kwaliteit in Seattle opvoeren, en we hopen dat deze broodnodige beweging zich over het land kan verspreiden, net zoals onze overwinning voor het minimumloon van 15 dollar per uur dat in 2015 deed. Zoals altijd zullen we te maken krijgen met een vastberaden tegenstand van de grote bedrijven op de verhuurmarkt, het Democratische establishment, pro-kapitalistische rechtbanken, rechtse populisten en mogelijk zelfs staatsrepressie. Maar onze eerdere verwezenlijkingen tonen hoe een strijdbare benadering deze obstakels kan overwinningen.

    De grote bedrijven slaagden er niet in om onze socialistische gemeenteraadszetel in te pikken, ondanks het feit dat ze in 2019 alles uit de kast haalden bij de verkiezingen, waarbij Amazon alleen al meer dan 3 miljoen dollar uitgaf. Deze keer hebben ze samengewerkt met een rechts verzet tegen de Black Lives Matter-beweging, en ze zijn er nog steeds niet in geslaagd om Kshama en onze beweging te verslaan. Daar zullen ze niet mee ophouden. Toenemende leugens, rechtszaken, en zelfs staatsrepressie kunnen volgen tegen Socialist Alternative. We zagen een verhoogde polarisatie in deze verkiezing met losgeslagen rechtse elementen die onze vrijwilligers lastig vielen met geweld en bedreigingen. Voormalig voorzitter van de politiebond Ron Smith dreigde het raadslid “in de boeien te slaan” toen agenten in Seattle campagne voerden voor de afzetting van Kshama.

    In november is er voor het eerst in meer dan 30 jaar een openlijke Republikein verkozen als City Attorney (advocaat die de stad vertegenwoordigt). Dit zal rechts aanmoedigen. Naarmate de regering-Biden er niet in slaagt om de werkende mensen echte vooruitgang te bieden, kan er meer ruimte ontstaan voor rechts populisme. Onze overwinning toont hoe we dit fenomeen effectief kunnen bestrijden.

    Helaas proberen veel linkse kandidaten en activisten de rechtse gevestigde politici tegen te werken door de verschillen met het Democratische establishment te verdoezelen. Dit laat alleen maar meer ruimte voor de rechtervleugel om zich op te werpen als het “anti-establishment” alternatief voor business as usual politiek, zoals Trump en anderen deden op nationaal niveau. Sommige andere activisten leunen op “woke” slogans zonder concrete eisen te stellen die het leven van mensen uit de arbeidersklasse kunnen verbeteren. Geen van deze benaderingen is effectief.

    Terwijl wij met Socialist Alternative het afgelopen jaar campagne voerden voor populaire eisen als huurcontrole, huurdersrechten en het uitbreiden van de Amazon Tax voor de dringend noodzakelijke betaalbare huisvesting, repte geen enkele ‘woke’ progressieve Democratische kandidaat over deze thema’s. In plaats daarvan gingen ze in het defensief tegenover de rechtse aanvallen. Het resultaat was niet alleen dat de Democratische kandidaten verloren, sommigen zoals Lorena Gonzalez werden zelfs met een overweldigende marge verslagen.

    Socialisten kunnen tegengas geven tegen rechts door onverbloemd te strijden tegen alle vormen van onderdrukking en dit te verbinden met strijd voor eisen die de werkende mensen ten goede komen. We moeten bereid zijn om de gevestigde en ‘progressieve’ politici te ontmaskeren als ze geen oplossingen bieden voor de werkende klasse, terwijl we ons organiseren voor duidelijke eisen zoals huurcontrole, hogere lonen, belasting voor de rijken, een socialistisch groen banenplan …

    Campagne van onderuit

    De media in Seattle en een groot deel van links benadrukken de enorme campagne van onderuit van Socialist Alternative in hun commentaar op de overwinningen van Kshama. We zijn uiteraard erg trots op onze ongekende inspanningen om mensen te overtuigen om te stemmen en om onze campagne financieel te ondersteunen, waarbij we een miljoen dollar ophaalden. Dit alles vloeit direct voort uit onze dynamische revolutionaire socialistische benadering.

    Er is een actieve massabeweging nodig om de kapitalisten te verslaan. Passieve steun voor socialistische ideeën of specifieke eisen van de werkende klasse zijn niet genoeg om overwinningen te behalen die ons leven positief beïnvloeden en de bankrekeningen van de miljardairs een klap kunnen toebrengen. In plaats daarvan moeten we ondubbelzinnig strijden voor de behoeften van werkende mensen, jongeren en onderdrukten, zodat zij voor zichzelf een actieve rol zien om alles op alles te zetten om te winnen. Dit komt deels tot uitdrukking in de strijdbare eisen van een campagne, zoals onze strijd voor huurcontrole, waarvoor we in het offensief zijn gegaan ondanks het feit dat de solidariteitscampagne in essentie een verdedigingscampagne was. We zijn ook in het offensief gegaan tegen deze rechtse aanval om te benadrukken hoe cruciaal het is voor werkende mensen dat we de enige stem in het stadhuis behouden die bereid is voor ons te vechten.

    Meer dan 1.500 mensen in District 3 van Seattle boden zich op de een of andere manier aan als vrijwilliger, velen van hen vulden “beloftekaartjes” in om de verkiezingen te bespreken en minstens drie stemmen onder vrienden, familieleden of collega’s te winnen. Bovendien richtten we ons niet alleen op waarschijnlijke kiezers: de opkomst onder 18- tot 25-jarigen was bij deze verkiezingen opvallend hoger dan bij de algemene verkiezingen in november! Dit werd mogelijk gemaakt door meer dan 1.700 nieuwe kiezersregistraties en een oriëntatie op studenten die normaal gesproken niet stemmen bij lokale verkiezingen. Stemregistraties zijn vooral van cruciaal belang voor huurders, die vaak gedwongen worden te verhuizen door torenhoge huisvestingskosten. Die stemregistratie is belangrijk omdat er in Seattle via de post wordt gestemd.

    In tegenstelling tot linkse verkiezingscampagnes die overwinningen beloven op basis van stemmen, vertelden we elke sympathisant dat we hen nodig hadden om meer te doen dan alleen stemmen. We vroegen iedereen die we ontmoetten minstens drie keer of ze wilden doneren aan de campagne, waarbij we de nadruk legden op de uitgaven van de rechtse partijen en bedrijfsleiders. We hebben alle records van Seattle gebroken en van meer dan 5.000 donateurs uit het district steun ontvangen.

    Terwijl veel progressieve campagnes zich richten op “waarschijnlijke” kiezers, stimuleerden wij de opkomst in de volkswijken en meer gemarginaliseerde gemeenschappen. In een blok met voornamelijk mensen van Oost-Afrikaanse afkomst was de opkomst bijna tien keer zo hoog als bij de verkiezingen van november. We hadden campagnemateriaal in acht talen en we hebben ons speciaal gericht op veel gemeenschappen die vaak Engels als tweede taal spreken. Bovendien beschikten we over mobiele printers en stembussen zodat werkenden en jongeren ter plaatse konden stemmen waar we hen aanspraken.

    Al deze organisatorische prestaties waren nodig om te winnen, en ze vloeien allemaal voort uit de marxistische oriëntatie op de werkende klasse. Veel activisten waren ook onder de indruk van de discipline van onze campagne, die ook voortvloeit uit onze revolutionaire politiek: we weten dat er een hechte organisatie nodig is om alle krachten van het kapitalisme tegenover ons effectief te verslaan. Dit was een campagne van strijd, gericht op het omzetten van passieve steun in een actieve strijd tegen de grote huisbazen, grote projectontwikkelaars en bedrijfsleiders die het politieke establishment domineren. Onze politieke boodschap was een doorslaggevende factor in de manier waarop we wonnen.

    De klassenvijanden bij de naam noemen

    Het kantoor van Kshama doet dit al meer dan acht jaar en ook in deze campagne deden we het: de geldschieters van de rechtse afzettingscampagne met naam en toenaam vermelden. Terwijl veel progressieve en zelfs socialistische campagnes vaak vermijden om de discussie te polariseren tegen onze klassenvijanden en misleiders van de beweging, waren wij trots op de tegenstanders die we maakten.

    In een vroeg stadium vertelden we de waarheid over het feit dat het afzettingsreferendum een rechtse campagne was, ook al maakte dit sommige mensen boos. Twee van de aanklachten van de afzettingscampagne waren een aanval op de Black Lives Matter-beweging en de 20 miljoen mensen op protesten die gerechtigheid eisten voor George Floyd. De andere ging over het gebruik van onze socialistische raadszetel om de succesvolle Tax Amazon beweging op te bouwen. Maar al te vaak worden progressieven defensief als ze worden aangevallen door het politieke establishment. Wij deden het tegenovergestelde en vertelden de mensen dat Kshama en onze beweging niets te verbergen hadden, geen spijt hadden, en dat deze beschuldigingen rechts waren. We wezen op de steun van de grote bedrijven voor de afzettingscampagne, en hun motivatie om onze herverkiezing in 2019 ongedaan te maken. We wezen er ook op dat de rechtbanken niet aan de kant van de werkende mensen staan en op de ondemocratische aard van het afzettingsproces.

    Het rechtse karakter van de afzettingscampagne was van bij het begin duidelijk. We gebruikten de term ‘rechtse afzettingscampagne’ ook op basis van ons politiek perspectief over hoe de campagne zich zou ontvouwen. De rechtse campagne weigerde aanvankelijk donaties van beruchte rechtse figuren, zoals de miljardair en Trump-aanhanger Martin Selig. We wisten echter dat ze meer en meer zouden leunen op die rechtse steun bij gebrek aan voldoende diepe basis in Seattle. Nadat we maandenlang hadden gezegd dat de afzettingscampagne rechts was, begon hun campagneleider, die niet tegen harde vragen van progressieve verslaggevers kon, wekelijks op rechtse talkshowradio te verschijnen voor erg meegaande interviews. De rechtse donateurs (meer dan 130 Trump-donateurs en meer dan 500 Republikeinse donateurs) begonnen zich achter de campagne te verzamelen. Uiteindelijk aanvaarde de afzettingscampagne alsnog een donatie van Selig zelf! Het gebruik van de term “rechtse afzettingscampagne” in een vroeg stadium positioneerde onze campagne om de afzettingscampagne te schandaliseren en een laag van eerder onbesliste kiezers ervan weg te trekken.

    We voorspelden ook dat de afzettingscampagne haar toevlucht zou nemen tot het onderdrukken van kiezers als enige mogelijke weg naar de overwinning. Dit maakten we helemaal duidelijk met de tactiek ‘put up or shut up’: we verzamelden zelf meer dan 3000 handtekeningen om het referendum over de afzetting van Kshama in november te kunnen organiseren. Meer nog: Kshama tekende zelf prominent de petitie. Zo ontmaskerden we hoe de rechtse campagne bewust probeerde om te vermijden dat de verkiezingen op 2 november zouden plaatsvinden. In die verkiezing zou de opkomst het hoogst zijn: dat waren normale verkiezingen waarbij onder meer over het burgemeesterschap en tal van andere functies in de stad en de regio gestemd werd. Onze tactiek hielp om geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan over het feit dat de afzettingscampagne de opkomst zo laag mogelijk wilde houden. Het versterkte onze stelling dat de afzettingscampagne rechts was, ondanks tegenwerpingen van tal van rijke liberalen.

    Terwijl we de strijd tegen de afzettingscampagne moesten voeren, bleven we ons ook richten op het opbouwen van bewegingen van werkenden en huurders, zelfs indien dit onze campagne doorkruiste. Kshama Sawant en Socialist Alternative mobiliseerden voor historische wetgeving rond huurdersrechten in 2021 en leidden een strijd tegen de verhoging van huurprijzen in Rainier Court, een appartementsblok buiten het district van Kshama. We verzamelden meer dan 15.000 handtekeningen voor huurcontrole en hielden op een regenachtige dag een actie met honderden mensen hiervoor, terwijl we tegelijk tegen de afzettingscampagne streden. De klassenstrijd houdt niet op, wij nemen geen pauzes voor electorale overwegingen. We weten bovendien dat een zelfverzekerde stemming van toegenomen bewegingen de electorale vooruitzichten voor socialisten helpen.

    Misschien wel het belangrijkst voor de klassenstrijd, en ook het meest controversieel, was de rol van Kshama en Socialist Alternative in de door de achterban geleide staking van bouwvakkers in de staat Washington. Dit was een staking die de vakbondsleiders niet wilden, en die plaatsvond nadat de arbeiders vier voorlopige akkoorden verwierpen die door de leiding verdedigd werden. De vakbondsleiders hielden ondoeltreffende piketacties die geen enkele werf stillegden. Na een paar dagen begonnen de arbeiders hun eigen militante acties te organiseren, onder leiding van de basis. Kshama en haar kantoor speelden een actieve rol in deze staking, tot grote ergernis van enkele vakbondsleiders. Het resultaat was geen onverdeelde overwinning, maar het maakte wel de weg vrij voor toekomstige strijdbewegingen. Kshama deed voorstellen in de gemeenteraad op basis van eisen van de bouwvakkers, onder meer de eis dat de bazen de torenhoge parkeerkosten van hun personeel betalen als ze op werven in Seattle werken.

    Socialisten en vakbonden

    We zijn trots dat meer dan 20 lokale vakbondsafdelingen de solidariteitscampagne van Kshama steunden. Dit werd mee mogelijk door 600 steunbetuigingen van mensen uit de arbeidersbeweging in Seattle. Hoewel er in Seattle enkele strijdbare vakbondsleiders zijn, steunden vele anderen onze campagne slechts schoorvoetend onder druk van onderaf. Soms was er zelfs na officiële steun aan onze campagne nog heel wat werk om de vakbonden zo ver te krijgen dat ze effectief middelen in de strijd zouden investeren.

    Dit is een microkosmos van waar de arbeidersbeweging op dit moment helaas staat. Strijdbare vakbonden zijn hard nodig nu miljardairs rijkdom vergaren terwijl de planeet brandt. De arbeidersbeweging is populairder dan ooit en er komen tekenen van strijd. Maar in vrijwel elke strijd tijdens ‘Striketober’ hielden vakbondsleiders de strijd tegen terwijl de arbeiders op het terrein een meer vastberaden strijd wilden. Net als in het verleden kunnen socialistische activisten een grote rol spelen in de arbeidersbeweging als we een duidelijke weg voorwaarts bieden om te winnen. Dit betekent dat we er niet voor terugschrikken om de leiders van de arbeidersbeweging te bekritiseren wanneer zij fouten maken of de arbeidersklasse ronduit verraden.

    Socialist Alternative was er trots op afgelopen zomer een resolutie in te dienen bij de nationale conventie van de Democratic Socialists of America (DSA), waarin werd betoogd dat de arbeidersleiders het belangrijkste obstakel zijn dat de beweging tegenhoudt. Hoewel onze resolutie uiteindelijk niet werd aangenomen, is dit perspectief door de gebeurtenissen wel juist gebleken. Hoewel Kshama voortdurend aanwezig is in de strijd van arbeiders in Seattle, is er in de loop der jaren grote druk op haar uitgeoefend om haar kritiek op de vakbondsleiders af te zwakken. Socialisten hebben echter de plicht om in elke beweging de weg naar de overwinning te wijzen, zelfs als dit tot scherpe debatten leidt.

    Ook wanneer zij het niet eens zijn met Socialist Alternative, hebben strijdbare vakbondsleiders geen angst voor kritiek wanneer zij waarde hechten aan een open en eerlijk debat in onze beweging. Veel vakbondsleiders, zelfs van bonden die de solidariteitscampagne steunden, waren het niet eens met onze benadering in de staking van de bouwvakkers, de stemming over een collectief akkoord bij UPS en ons verzet tegen het contract met de politiebond waar heel wat verzet tegen was vanuit de bevolking.

    Sommige van de meest conservatieve vakbondsleiders, met name in de bouwsector, steunden openlijk de afzettingscampagne. Ze hielpen zelfs een kiesfonds op te zetten om te proberen Kshama af te zetten en doneerden aan dezelfde kiesfondsen als de gehate bouwbazen, de Associated General Contractors of America. We hebben deze misleiders bij naam genoemd en duidelijk aangegeven dat we het er niet mee eens zijn. Heel wat vakbondsfunctionarissen waren het scherp oneens met onze aanpak. Het is echter een principe voor ons dat we de waarheid vertellen aan de werkende klasse, en we zullen het opnieuw doen.

    Helaas staat de strijdbare benadering van Socialist Alternative in de wederopbouw van de arbeidersbeweging in contrast met de benadering van een groot deel van links. Zo werd de campagne van India Walton voor het burgemeesterschap van Buffalo ondermijnd door de vakbondsleiding, die haar zittende tegenstander met overweldigende meerderheid steunde. In plaats van agressief steun te verwerven bij de achterban om zich te verzetten tegen de conservatieve vakbondsleiders, trok haar campagne zich terug uit die strijd en slaagde ze er niet in voldoende polarisatie te creëren tegen het Democratische establishment. In plaats daarvan richtte Walton zich in de laatste weken van de campagne op het aanprijzen van de gevestigde Democraat en lieveling van big business Chuck Schumer.

    Schandalige rol van Democratische verkozenen

    Kshama doet openlijk mee als lid van Socialist Alternative, en ze staat erom bekend dat ze pleit voor een nieuwe massale arbeiderspartij en een duidelijke breuk met de Democraten. Op deze basis hebben we niettemin de overweldigende steun van lokale Democratische activisten in het 43e wetgevende district gewonnen, met een meerderheid van 83%. Seattle is enigszins uniek in die zin dat er in de lokale structuren van de Democratische Partij daadwerkelijk activisten zitten, en dat we daar in de loop der jaren enige steun voor socialistische ideeën hebben gevonden. Dit is niet het geval in de meeste Democratische partijen in steden, die vaak lege hulzen zijn zonder activisten omdat deze partijafdelingen enkel bestaan voor de behoeften van carrièregerichte politici.

    Kshama en Socialist Alternative waren trots op de steunbetuigingen van Bernie Sanders, Noam Chomsky en andere nationale figuren, samen met de diepe wortels die we hebben in District 3 en de rest van Seattle.

    Ondanks onze sterke steun van Democratische kiezers en activisten aan de basis, kregen we te maken met stilzwijgen van de meeste Democratische verkozenen (met een paar uitzonderingen op staats- en provinciaal niveau). Het is beschamend dat geen enkel Democratisch gemeenteraadslid Kshama steunde tegen de rechtse afzettingscampagne, zelfs niet de progressieve Democraten zoals Tammy Morales en Teresa Mosqueda. Dit ondanks herhaalde pogingen van onze campagne en inspanningen te goeder trouw om met progressieven samen te werken waar we het eens zijn. Tegelijkertijd heeft Kshama nooit kritiek achtergehouden wanneer die gerechtvaardigd was, en we denken dat meer DSA-afgevaardigden hetzelfde zouden moeten doen wanneer ze geconfronteerd worden met progressieve Democraten die er niet in slagen om consequent achter de werkende mensen te staan.

    De progressieve Democraten hebben het slecht gedaan bij de verkiezingen in november in Seattle. Mensen uit de arbeidersklasse hebben genoeg van de ‘woke’ modewoorden van politici die geen verband houden met concrete eisen zoals huurcontrole en het belasten van de rijken. De gevestigde Democraten grepen de opening, gesteund door miljoenen dollars van bedrijven in kiesfondsen. Terwijl de voorstanders van big business, zoals de gekozen burgemeester Bruce Harrell, leunden op “law and order” om de huisvestingscrisis van Seattle aan te pakken, slaagde de door de arbeidersbeweging gesteunde progressieve Lorena Gonzalez er niet in om ook maar de schijn van een alternatief op te werpen en eindigde met een reeks wanhopige stappen die op haar terugsloegen. Gonzalez vermeed niet alleen elke verwijzing naar huurcontrole of andere eisen van de arbeidersklasse, ze slaagde er ook niet in om de Black Lives Matter beweging te verdedigen tegen de pro-politie, anti-protest hysterie die opgeklopt werd door kiesfondsen. Ze weigerde ook om de steun van de grote bedrijven en de massale steun van de kiesfondsen aan haar tegenstander te onthullen, waarschijnlijk omdat ze de grote bedrijven zelf niet tegen zich in het harnas wilde jagen. Harrell won met een ruime meerderheid.

    Lessen voor DSA

    Helaas verloren beide door de DSA gesteunde kandidaten in Seattle in de verkiezingen van november. Nicole Thomas-Kennedy werd verslagen door een Republikein (Seattle’s eerste republikeinse verkozene in 30 jaar) voor het ambt van stadsadvocaat, en dit werd gedeeltelijk aangewakkerd door het rechtse verzet tegen de BLM. Nikkita Oliver, een leider van de beweging die door Kshama werd gesteund, verloor ook haar verkiezingsstrijd, dit keer van een gevestigde Democraat. Helaas voerde Nikkita Oliver geen campagne over huurcontrole, belasting voor grote bedrijven of andere eisen van de arbeidersklasse, maar leunde ze op negen vage slogans.

    Wat er in Seattle is gebeurd, met het contrast tussen de verkiezingsuitslag van november en die van december, is duidelijk in tegenspraak met de bewering van sommigen in de socialistische beweging dat onafhankelijke politiek buiten de Democratische Partij een ‘doodvonnis’ is. De twee door de DSA gesteunde kandidaten die zich als Democraten verkiesbaar stelden, verloren, en de onafhankelijke marxist, Kshama Sawant, won. Hoewel politieke onafhankelijkheid niet noodzakelijkerwijs resulteert in electoraal succes, toont dit wel dat als Democraat kandidaat zijn geen gemakkelijker weg is voor socialistische verandering. Dit beperkt zich niet tot verkiezingen – het vermijden van het tegenwerken van grote bedrijven en het politieke establishment tijdens verkiezingen wordt vrijwel altijd voortgezet met het falen om bewegingen op te bouwen en te strijden na verkiezingen. Ons enige marxistische raadslid in Seattle heeft meer belangrijke historische verworvenheden voor werkende mensen binnengehaald, zoals het minimumloon van 15 dollar en de Amazon Tax, dan welke andere zelfbenoemde socialistische gekozene ook, inclusief die met de middelen en platforms van een nationale positie.

    Uiteindelijk is de Democratische Partij een barrière voor arbeiders, onderdrukten en jongeren die de maatschappij willen veranderen. Kshama stelt zich onafhankelijk van de Democraten op om een lichtend voorbeeld te zijn dat een arbeiderspartij mogelijk en noodzakelijk is. In plaats van hervormingen te beloven als ze gekozen worden, wijst Socialist Alternative altijd naar de bewegingen die onmisbaar zullen zijn om overwinningen te behalen.

    De burgemeestersverkiezingen in november in Buffalo laten zien dat socialisten geen ‘kortere weg’ naar succes hebben door mee te doen aan de voorverkiezingen van de Democratische Partij. India Walton won de voorverkiezing van de zittende burgemeester, maar werd in de algemene verkiezingen verslagen door diezelfde zittende burgemeester via een write-in actie!

    DSA worstelt met het vinden van een manier om gekozen functionarissen verantwoordelijk te houden, zoals blijkt uit het recente verraad van Jamal Bowman en het voortdurende debat hierover in DSA. Dit moet een voortdurende discussie zijn, en eenvoudige organisatorische antwoorden zullen niet voldoende zijn. Een diepgaande analyse en een plan van aanpak is nodig voor socialisten om effectief gebruik te maken van gekozen posities om succesvolle strijd op te bouwen en de weg te effenen voor een nieuwe massapartij van de arbeidersklasse. Socialist Alternative wil graag onze bijdrage aan dit belangrijke debat in DSA en breder links verdiepen, en ons werk en onze ervaring in Seattle geven ons uniek inzicht in deze discussie.

    Op weg naar de eindoverwinning

    Hoewel het aantal straatprotesten momenteel afneemt, is de samenleving diep gepolariseerd en liggen massale gevechten in het verschiet. Socialistisch links kan groeien als we de weg wijzen voor de arbeidersbeweging en de strijd tegen de groeiende rechts-populistische dreiging.

    In concreto worden abortusrechten rechtstreeks bedreigd. Socialisten moeten het voortouw nemen in de strijd voor de verdediging en uitbreiding van reproductieve rechten. Als links zich in 2022 afzijdig houdt van de arbeiders- en vrouwenbewegingen, zullen zij door Democraten en bureaucraten in impasses en nederlagen worden geleid. In plaats daarvan zullen socialisten gedurfde en concrete voorstellen moeten doen om de strijd te verbreden tot vastberaden acties om het kapitalistische systeem te ontwrichten.

    Het zijn niet alleen verkiezingen, maar klassen- en sociale strijd, die de basis kunnen leggen voor een nieuwe partij voor de werkende mensen. Arbeiders produceren alles, verdelen alles, bouwen alles, maken alles schoon, genezen de zieken, onderwijzen de kinderen, en leveren alle diensten. Dit systeem kan niet bewegen zonder ons. We kunnen het stilleggen en een nieuwe wereld opbouwen, gebaseerd op de behoeften van de mensheid en de planeet, niet op de hebzucht van enkelen. Internationaal hebben we een wereld nodig die gebaseerd is op solidariteit en democratie, waarin de grote bedrijven en de grondstoffen van de wereld democratisch eigendom zijn en gecontroleerd worden door de gemeenschap. We kunnen een socialistische wereld bekomen als we ons organiseren, en deze verkiezing is een belangrijke maar kleine bijdrage aan dat proces.

    Zoals Kshama zei bij de aankondiging van onze overwinning: “Als een kleine revolutionaire socialistische organisatie hier in Seattle de rijkste bedrijven ter wereld kan verslaan, keer op keer, dan kun je er zeker van zijn dat de georganiseerde kracht van de bredere arbeidersklasse de maatschappij kan veranderen.”

  • Uitstekend en belangrijk boek: “Nieuw België. Een migratiegeschiedenis.”

    Tom Naegels stak duidelijk veel tijd en opzoekingswerk in zijn boek over de migratie naar ons land. Het bestrijkt de periode van 1944 tot en met 1978, met de belofte van een tweede deel over de periode nadien. Beide boeken samen zullen ongetwijfeld hét standaardwerk over migratie naar België worden.

    door Geert Cool

    Er was de afgelopen periode redelijk wat aandacht voor migratie. Niet alleen zijn er acties van migranten voor papieren en een regularisatie, er wordt ook gekeken naar de moeilijkheden die migranten na jaren van verblijf en werken blijven ondervinden. Op televisie was er de boeiende reeks ‘Kinderen van de migratie’ en het pittige ‘Het leven in kleur’. Die reeksen brachten het verhaal van mensen met een migratie-achtergrond, zowel de hoop en verwachtingen als de ontgoochelingen en het dagdagelijkse racisme. Het zorgde voor beklijvende televisie. Het boek van Tom Naegels brengt de noodzakelijke achtergrond: context en feiten, afgewisseld met af en toe een meer persoonlijke noot zonder te vervallen in anekdotiek.

    Economische noodzaak

    De eerste belangrijke vaststelling is dat migratie in de besproken periode vooral bepaald werd door de vraag naar arbeidskrachten. De oorlog eiste een zware tol en het economisch herstel na de oorlog botste op een tekort aan arbeidskrachten. Los van de oorlogsdoden was er langs Franstalige kant bovendien een tendens tot bevolkingsvermindering door de vergrijzing. Om de economie terug te laten draaien, waren er extra handen nodig. Het begon met Duitse krijgsgevangenen die maandenlang moesten blijven. De VS hielden 400.000 Duitse soldaten vast om ze te laten werken, de Sovjet-Unie naar schatting 3 miljoen en ook ons land ‘kreeg’ 64.021 Duitsers, waarvan er 50.000 in de mijnen gingen werken. Pas in 1948 vertrokken de laatste Duitsers naar huis. Dat migratie louter gezien werd als een aanvulling op de eigen arbeidskrachten bleek ook uit de houding tegenover vluchtelingen. In Duitsland waren er duizenden vluchtelingen. België en andere landen waren bereid om er heel wat van over te nemen, maar enkel om ze tewerk te stellen en indien ze niet voldeden meteen terug te sturen. Opmerkelijk detail: de meeste landen, Israël uitgezonderd, weigerden Joodse vluchtelingen…

    Het Belgische establishment zocht bijna wanhopig naar arbeidskrachten, vooral voor het zware werk in de mijnen omwille van het tekort aan energie voor het economisch herstel. Er werd in de eerste plaats naar Italië gekeken, waar sociale ellende en tekorten na de oorlog domineerden. Italiaanse arbeiders trokken de wereld rond om te werken, het boek vermeldt bijvoorbeeld dat er drie jaar lang 15.000 Italianen door de Britse kolonisten werden ingezet in Ceylon, het huidige Sri Lanka. De Belgische en Italiaanse regeringen sloten een akkoord: het leveren van arbeidskrachten in ruil voor het leveren van steenkool. Onder het kapitalisme wordt alles handelswaar, merkte Marx al op. Het moest snel gaan, het aantal geleverde arbeiders was het belangrijkste. Het resultaat was dat de ‘kwaliteit’ soms te wensen overliet: mensen vielen ziek, velen waren niet opgewassen tegen het erg zware werk in de Belgische mijnen.

    Bovendien bleek dat de beloften inzake huisvesting en lonen niet nagekomen werden. In slechte omstandigheden hard werken tegen lage lonen: dat was de realiteit voor de Italiaanse migranten. De zakelijke deal tussen de twee regeringen was uiteraard op maat van de mijnbazen geschreven.

    De mijnen waren jarenlang een troef van de Belgische economie, maar na de Tweede Wereldoorlog waren de meeste verouderd en gevaarlijk. Naegels verwijst naar een omschrijving in de New York Times: “De Belgische mijnen behoren tot de oudste van Europa en sommige zijn zichtbaar antiek.” Het voordeel van de vroege industrialisering in Wallonië sloeg bij gebrek aan innovatie en investeringen om in een nadeel. Om de winsten veilig te stellen, moesten de mijnwerkers in onveilige omstandigheden werken. De mijnramp van Marcinelle in 1956 is wellicht de bekendste en zorgde voor heel veel opschudding. Van de 262 doden waren er 136 Italianen. Dit vergrootte de druk op de Italiaanse regering om geen arbeidskrachten meer naar België te laten gaan. De getuigenissen over de harde levensomstandigheden in België en eerdere rampen hadden de stroom uit Italië reeds voor de ramp van Marcinelle doen stilvallen.

    Golden sixties

    De sterke economische groei van de jaren 1960 vereiste nog meer arbeidskrachten. In 1961 waren er 453.486 ‘vreemdelingen’ in België, ongeveer 86.000 meer dan in 1947. De toename was relatief beperkt.

    Eind jaren 1950 stokte de oude industrie, de kapitalisten weigerden te investeren in nieuwe sectoren. Daarop nam de regering-Eyskens maatregelen, waarbij de werkenden moesten opdraaien voor de crisis die veroorzaakt werd door het gebrek aan vooruitziendheid van de bazen. Het leidde tot de staking van de eeuw, de staking van de winter van 1960-61 tegen de Eenheidswet. Deze periode wordt in het boek helaas vanuit een wel heel eenzijdig patronaal oogpunt beschreven. De Waalse mijnen worden als een bodemloze put omschreven en de regering-Eyskens als een dynamische factor die door investeringen in onder meer infrastructuur nieuwe sectoren aantrok. Elders in het boek stelt Naegels dat de staking van 1960-61 “veel intenser en agressiever was in Wallonië dan in Vlaanderen.” Het moet nochtans gezegd dat de staking van 1960-61 in industriële centra als Antwerpen en Gent even intensief als in Wallonië was. Wat er ‘agressief’ is aan een staking die opkomt voor de belangen van de werkende klasse, ontgaat ons.

    De verantwoordelijkheid voor het achtergebleven karakter van de Belgische industrie lag niet bij de hardwerkende arbeiders, maar bij het gebrek aan investeringszin van de kapitalisten. Uiteindelijk moest de regering die taak van de typisch luie kapitalisten overnemen. Tot zover de ‘onzichtbare hand van de markt’… Doorheen stakingsbewegingen werden overigens sterkere banden gesmeed tussen arbeiders van diverse origine. Dat was al het geval in de mijnwerkersstaking van 1932, waar de arbeiders protesteerden tegen het voorstel van de socialistische partij en vakbond om buitenlandse collega’s naar huis te sturen. Ook communautaire verdeeldheid werd overstegen, onder meer in de algemene staking van 1936.

    De ‘golden sixties’ zorgden voor een grotere nood aan arbeidskrachten. In de jaren 1960 kwamen er jaarlijks meer dan 70.000 tot 80.000 migranten naar België. Het record van 92.334 migranten in 1964 zou pas in 2001 worden verbroken, merkt Naegels op. De migratie van de jaren 1960 was niet beperkt tot de mijnen, zoals in de jaren vlak na de oorlog. Er was overal vraag naar arbeidskrachten en dus werden alle deuren geopend. Er was zelfs de roep om de migratie nog op te voeren, onder meer met het oog op de verjonging van de Waalse bevolking. Pas in de jaren 1960 kwam migratie vanuit Turkije op gang. In 1961 woonden er amper 320 Turken in ons land.

    Kapitalisten incasseren de lusten, terwijl lasten voor gemeenschap waren

    De komst van grote groepen migranten die niet als doel hadden om snel terug te keren, bracht nieuwe uitdagingen met zich mee. Het leidde tot racisme, discriminatie en een zoektocht van de migranten naar een eigen plaats in het nieuwe land. Eens te meer blijkt de luie opstelling van de kapitalisten: de lusten van de goedkope arbeidskrachten werden geïncasseerd, de lasten voor onderwijs en openbare diensten voor maatschappelijke integratie waren voor de gemeenschap.

    Dat zorgde voor spanningen die uiteraard groter werden toen er vanaf midden jaren 1970 als gevolg van de economische crisis een fors toenemende werkloosheid was. Dat was de context waarin voorheen marginale extreemrechtse middens plots een factor van politieke betekenis konden worden, met in de eerste plaats het Vlaams Blok van Karel Dillen. De economische crisis leidde tot een verandering van beleid met een migratiestop. Vanuit een aantal migrantengemeenschappen was er een uittocht terug naar het land van oorsprong, in het bijzonder naar Zuid-Europa.

    Het relaas van de migratie naar België is belangrijk: het doorprikt veel clichés die tot op vandaag leven over ‘gelukszoekers’ en ‘profiteurs’, terwijl de eerste migratiegolf duidelijk het resultaat was van een economische vraag van de Belgische kapitalisten naar goedkope arbeidskrachten. De dynamiek zou nadien veranderen, maar de combinatie van wanhopige omstandigheden in het land van herkomst en uitbuiting door kapitalisten in het land waarheen gemigreerd wordt, bleef dominant. Het is onderdeel van de tegenstellingen die eigen zijn aan het kapitalisme. Het boek van Tom Naegels legt enkele van die tegenstellingen bloot, zelfs indien dat niet de insteek was. De geschiedenis van migratie naar ons land is ‘onze geschiedenis’. Zoals de populaire Franstalige slogan op asielbetogingen luidt: ‘Eerste, tweede, derde generatie. Wij zijn allemaal kinderen van migratie.’

  • Recensie: ‘What Britain did to Nigeria’ door Max Siollun

    De Black Lives Matter-beweging in de Verenigde Staten riep vorig jaar bij miljoenen mensen nieuwe vragen op over racisme en de geschiedenis van de slavernij. Maar het moedigde ook meer mensen aan om na te denken over imperialisme. Tijdens het leven van onze grootouders en overgrootouders heerste een handvol Europese landen over 95% van Afrika en grote delen van Azië. ‘Blanke suprematie’ is vandaag een vieze uitdrukking. Honderd jaar geleden was het letterlijk het beleid van het Britse imperialisme.

    door Manus Lenihan (Socialist Party, ISA in Ierland)

    Max Siollun is een Nigeriaanse historicus, gespecialiseerd in militaire geschiedenis. Hij verwijst naar Black Lives Matter in de inleiding van zijn boek ‘What Britain did to Nigeria’. Hoewel de toon van het boek hierna overwegend neutraal is, spreken de feiten van de Nigeriaanse geschiedenis voor zich. Deze feiten zijn een gesloten boek voor de meeste mensen in Europa en Noord-Amerika, en zelfs voor velen in Nigeria. Siollun merkt op dat er nog steeds straten en openbare gebouwen in Nigeria zijn vernoemd naar wrede koloniale onderdrukkers als Harold Douglas.

    De Royal Niger Company

    Rond 1800 stond Groot-Brittannië op het hoogtepunt van de industriële revolutie. Er was een enorme vraag naar palmolie, in de eerste plaats voor zeep om de basishygiëne in de smerige steden te verzekeren, en in de tweede plaats voor het smeren van de machines. Handel en contacten groeiden in de loop van de decennia naarmate Britse handelaars en ambtenaren zich ermee gingen bemoeien en hun gewicht in de schaal begonnen te leggen. In 1886 kreeg de Royal Niger Company van de Britse regering het mandaat om een groot deel van het huidige Nigeria te besturen en te exploiteren. Hoe zat het met de mensen die in dat gebied woonden? De compagnie sloot ‘verdragen’ met de plaatselijke bevolking door middel van geweld en fraude.

    De macht van de Royal Niger Company was als een rechtse libertaire fantasie die werkelijkheid was geworden. Zij exploiteerden een uitgestrekt gebied en zetten hun strijdkrachten in wanneer iemand hun winsten in de weg stond. Volkeren zoals de Nembe, die jarenlang als handelaars in dit gebied hun brood hadden verdiend, werden plotseling tot ‘piraten’ en ‘smokkelaars’ verklaard, gearresteerd en doodgeschoten. George Taubman Goldie, in wezen de leider van de compagnie, vernietigde zijn eigen papieren en die van de compagnie, omdat ze een bewijs waren van een bewind van terreur en corruptie tegen het volk van Nigeria.

    Het misbruik van de compagnie lokte opstanden van de lokale bevolking uit. Maar de compagnie zou op elke daad van opstand met tien of honderd keer meer geweld reageren. De opstand van de Nembe-bevolking bracht de compagnie in verlegenheid en was één van de factoren die ertoe leidden dat de Britse regering in 1900 haar handvest introk (met een zeer royale schadevergoeding).

    De Royal Niger Company bleef zich echter verrijken. Vandaag bestaat zij nog steeds in de vorm van Unilever, één van de machtigste en rijkste ondernemingen ter wereld. Haar merken, waaronder Hellman’s, Lynx, Magnum, Knorr en Lipton, behoren tot de grootste ter wereld. Die lijst omvat ook schoonmaakproducten die ons eraan herinneren dat de geschiedenis van dit bedrijf teruggaat tot de palmoliehandel in de 19e eeuw: Dove, Persil en Sunlight zeep.

    Brits bestuur

    In kolonies zoals Zuid-Afrika en in Australië heerste Groot-Brittannië via enorme aantallen kolonisten die de inheemse bevolking als minder dan menselijk behandelden. Maar het klimaat in Nigeria was ruw voor Europeanen – op een bepaald moment stierf 10% van de Britten in Nigeria elk jaar aan tropische ziekten. Dus regeerde Groot-Brittannië Nigeria via een systeem van indirecte heerschappij. In het noorden van het land regeerde Groot-Brittannië via een reeds bestaand feodaal systeem van emirs (koningen). Maar in het zuiden bestonden diepgewortelde democratische tradities. De Britten legden ‘stamhoofden’ op aan mensen die nooit eerder een gecentraliseerde heerser hadden gekend.

    Achter de façade van deze emirs en stamhoofden regeerde een klein kader van Britse ambtenaren Nigeria. Een Nigeriaanse soldaat ontving een vijfhonderdste van het loon van de Britse officieren die het bevel voerden en was verplicht te groeten naar elke blanke die hij tegenkwam. Hij werd gedwongen blootsvoets te marcheren en kreeg zweepslagen als hij de regels overtrad. De Britten leefden in luxe, met Nigerianen die in al hun behoeften voorzagen. Zij woonden in aparte woningen, beweerden dat de ‘inboorlingen’ ziektes hadden, maar desondanks hadden ze zelf voortdurend affaires met Nigeriaanse vrouwen en misbruikten, in talrijke gedocumenteerde gevallen, kinderen seksueel.

    In 1914 werden deze twee regio’s – het islamitische, feodale noorden en het polytheïstische, op clans gebaseerde zuiden – op brutale wijze samengevoegd tot één enkele kolonie. De Britse ambtenaren waren zich er terdege van bewust dat het noorden en het zuiden “even ver van elkaar verwijderd waren wat betreft wetten, bestuur, gewoonten en algemene ideeën over het leven, zowel in deze wereld als in de volgende, als Engeland van China.” Zij wisten heel goed dat er binnen deze brede regio een enorme culturele en politieke diversiteit bestond. Maar ze stelden de kolonie samen uit ongelijksoortige elementen, alleen om een nette boekhouding te kunnen voeren.

    De klopjacht op de voortvluchtige Bibi Kala is een voorbeeld van hoe het imperialisme werkte. De Britse strijdkrachten brandden talrijke dorpen plat waarvan zij beschuldigden dat zij Bibi Kala verborgen hielden. Toen zij één dorp binnengingen, had een plaatselijke man het lef hen te vragen wat zij daar deden. Hij werd onmiddellijk met een pistool geslagen en kreeg vervolgens “24 zweepslagen omdat hij het waagde de blanke man aan te spreken.” Uiteindelijk werd Bibi Kala gevonden, verborgen in een kano – niet in één van de dorpen – en opgehangen.

    De Britse overheersing betekende dwangarbeid. De Nigerianen moesten lange afstanden afleggen om onbetaald te werken, voor hun eigen voedsel zorgen en soms ziek worden of sterven door de barre omstandigheden. Als mensen weigerden, werden hun dorpen in brand gestoken. De wegen en bruggen die door deze dwangarbeid werden gebouwd hadden slechts twee doelen: soldaten naar binnen brengen en middelen naar buiten halen. De Britse heersende klasse had het lef te beweren dat zij tegen de slavernij vocht en zo vriendelijk was wegen en bruggen te bouwen voor de inboorlingen.

    Verzet

    Het krachtigste hoofdstuk van het boek gaat over het Nigeriaanse verzet tegen de Britse overheersing. In het noorden verpletterden Britse troepen een religieuze opstand met zo’n wreedheid dat een hele stad voor altijd van de kaart werd geveegd. Er was een gemeenschap van grotbewoners die zich jarenlang verzette tegen Britse aanvallen. In het zuiden was er de Aro-oorlog (1901-2, maar met een lange tussenperiode) en de guerrillastrijd van het geheime genootschap dat bekend stond als Ekumeku. Veteranen van de Eerste Wereldoorlog speelden een sleutelrol in de grote belastingopstand van Yorubaland in 1918. De Vrouwenoorlog, een vreedzame massabeweging van ontzagwekkende omvang, barstte uit in 1929. Van 1945 tot 1949 veranderde de Ladies’ Club van Abeokuta, die was opgericht om Britse etiquette te onderwijzen, in de Women’s Union, een massa-organisatie die het imperialisme uitdaagde met sit-in-protesten (Siollun legt uit dat het concept van een sit-in-protest zijn oorsprong vindt in Nigeria).

    De balans van de repressie tegen deze bewegingen is onverbiddelijk. In 1906 werd de Mahdistische opstand met vreselijk bloedvergieten neergeslagen; de stad Satiru werd van de kaart geveegd. In 1929 schoten Britse officieren, opgezweept tot racistische razernij, ongewapende vrouwen neer.

    De jaren van deze gevechten – 1906, 1918, 1929, 1945 – vielen alle samen met wereldwijde golven van revolutie, stakingen en protesten. Siollun gaat hier niet op in, en met het weinige dat ik weet van de Nigeriaanse geschiedenis kan ik niet zeggen waarom de strijd op deze manier samenviel. Maar het is opmerkelijk en kan wijzen op een internationaal bewustzijn van de Nigeriaanse massa’s.

    Ik had baat bij het lezen van ‘What Britain did to Nigeria’ kort nadat ik Walter Rodney’s boek ‘How Europe Underdeveloped Africa’ uit 1972 had gelezen, dat een marxistische analyse geeft van het imperialisme in Afrika. Een tekortkoming van Siolluns boek is dat het zich niet genoeg richt op de economie, of analytisch of polemisch wordt op de manier waarop Rodney dat doet.

    ‘What Britain did to Nigeria’ verdient het om een breed publiek te bereiken en zal hopelijk de ogen van miljoenen lezers openen voor de realiteit van de Britse imperialistische overheersing in Nigeria.

  • Nieuwe Coronagolf: het kapitalisme en zijn politieke vertegenwoordigers falen. Arbeidersbeweging moet offensief reageren

    Bijna twee jaar na het begin van de pandemie is de overheid nog steeds niet voorbereid op nieuwe ontwikkelingen. Er werd geen scenario voorbereid voor een sterke circulatie van de delta-variant, ook onder gevaccineerde mensen, noch aan het ontstaan van andere, nog gevaarlijker varianten. Een doeltreffend testsysteem dat de enorme werklast van de huisartsen en het zorgpersoneel niet vergroot, laat nog steeds op zich wachten. Eens te meer is er een gebrek aan middelen, soms geen ruimte meer om patiënten met andere aandoeningen te behandelen. Het gebrek aan vooruitziendheid en planning vanwege de politieke vertegenwoordigers is misdadig!

    Dossier door Stephane Delcros

    Met de vinger wijzen naar niet-gevaccineerde mensen en het opvoeren van repressie zal niets oplossen aan onder meer de tekorten in de zorg. Het heeft vooral als doel de aandacht af te leiden van de verantwoordelijkheid van de overheid en het zaait verdeeldheid onder de bevolking. ‘Verdeel-en-heers’ is geen nieuw recept. De arbeidersbeweging en links mag de kritiek op het falende beleid niet overlaten aan anti-vaxxers, aanhangers van complottheorieën en extreemrechts, die geen enkele oplossing aandragen.

    Gelukkig was er bij het begin van de pandemie de militante actiegroep ‘La Santé en Lutte’ (De Zorg in Actie) die getuigenissen vanuit het werkveld verzamelde, een eisenplatform ontwikkelde en opriep tot acties en betogingen die vooral in Brussel, maar ook in Wallonië, impact hadden. De gezondheidszorg kraakte ook voor de pandemie al langs alle kanten door het gebrek aan middelen, de toenemende marktlogica en de greep van managers. Toen de pandemie toesloeg, beschikte het personeel niet over de geschikte uitrusting en evenmin over voldoende collega’s. Toch werkten ze hard, tot de uitputting toe, soms in totale afzondering uit angst om verwanten te besmetten.

    De hele samenleving stond klaar om de strijd van het verplegend personeel te steunen. Er was een enorm potentieel. De vakbondsleiders en de PVDA gingen echter niet over tot het organiseren van een krachtsverhouding van onderuit met agitatie op de werkvloer, met acties en manifestaties. ‘La Santé en Lutte’ stond alleen in de frontlinie. Het speelde een rol in verschillende protestacties, waaronder die van het zorgpersoneel dat premier Wilmès de rug toekeerde aan het St Pietersziekenhuis (mei 2020), en het organiseerde de enige nationale zorgbetogingen van september 2020 en mei 2021. Het collectief botste op druk en aanvallen van langs alle kanten, inclusief van een deel van de vakbondsleiding. Zonder die militante groep en zonder de aanhoudende strijd van de Witte Woede, in het parlement verdedigd door de PVDA, was er wellicht geen sprake geweest van de extra middelen voor de zorg. “Sociale vrede in die sector mag een prijs hebben,” zei CD&V’er Servais Verherstraeten. Die middelen zijn welkom maar verre van ontoereikend en komen er maar met moeite door.

    De vierde golf slaat toe op een ogenblik dat de situatie in de ziekenhuizen veel erger is dan voorheen. Het zorgpersoneel is aan het eind van hun Latijn. Nooit was er zoveel zorgpersoneel ziek. In het UZ Gent is tot 20% van het verplegend personeel uitgevallen door uitputting, burn-out, andere ziektes of quarantaines. Er is de overbelasting van het werk en dan komt daar nog bij dat bepaalde niet-Covid-gerelateerde behandelingen eens te meer worden uitgesteld of niet kunnen worden uitgevoerd. Dit weegt op het zorgpersoneel.

    Verplichte vaccinatie van zorgpersoneel?

    Tussen 1 januari en 31 maart zal niet-gevaccineerd zorgpersoneel geschorst worden. Vanaf 1 april volgen ontslagen (met recht op werkloosheidsuitkering), tenzij om handhaving van het contract wordt gevraagd (waarbij de tewerkstelling geschorst wordt terwijl het personeel werk zoekt in een andere sector). Vakbondssecretaris Evelyne Magerat (CNE) is verantwoordelijk voor het personeel van de Brusselse en Waalse ziekenhuizen. Zij merkte op: “Als er op 1 april 15% minder personeel is, bovenop het personeel dat vandaag afwezig is, zal dat een ramp zijn voor de volksgezondheid. (…) Vandaag moeten we diensten en ziekenhuisbedden sluiten omdat er niet genoeg personeel is. Gaat de regering dit essentiële personeel tijdens een crisis aan de kant zetten?” De realiteit is dat het personeel op elke afdeling zich niet kan voorstellen wat het moet doen als er ook maar één ongevaccineerde collega verdwijnt.

    Natuurlijk moet zorgpersoneel zo veilig mogelijk kunnen werken, en hebben patiënten het recht om in een zo gezond mogelijke omgeving te worden verzorgd. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) verzet zich tegen verplichte vaccinatie en dringt aan op een benadering van overtuigen in plaats van dwang. In plaats van verplichte vaccinatie moet er regelmatig getest worden om eventuele gevallen van Covid-19 onder het personeel op te sporen. Het dagelijks testen van het personeel zou nuttig zijn om de eenheid onder het personeel te bewaren en de tijd te hebben om campagnes te voeren op de werkvloer om collega’s te overtuigen van het nut van het vaccin. Het zou ook nuttig zijn om besmettingen op te sporen onder gevaccineerd personeel. Dit vereist natuurlijk middelen voor extra personeel, uitrusting en laboratoria. Er zijn ook andere mogelijkheden, zoals het inzetten van niet-gevaccineerde zorgverleners voor administratieve of andere taken waarbij elk contact met collega’s en patiënten wordt vermeden.

    De vakbonden in de sector wijzen erop dat “de kwaliteit van de zorg in het gedrang komt door de erbarmelijke arbeidsomstandigheden.” Terecht verzetten ze zich tegen de verplichte vaccinatie en organiseren ze op 7 december een nationale actiedag in gemeenschappelijk vakbondsfront. Samen met de nationale betoging van de brandweerlieden op 4 december is dit een gelegenheid om de stem van de werkenden te laten horen. We mogen het daar echter niet bij laten.

    Het wantrouwen is begrijpelijk

    Als de syndicale en politieke linkerzijde onvoldoende antwoord bieden in verhouding tot de uitdagingen, dan komt de woede op andere manieren tot uitdrukking. Op 21 november, twee dagen na de aankondiging van de verplichte vaccinatie in de zorg, namen meer dan 35.000 mensen deel aan de betoging onder de noemer ‘Samen voor vrijheid’. Er waren in dezelfde periode ook grote mobilisaties in onder meer Nederland, Italië, Oostenrijk en Frankrijk. In Guadeloupe en Martinique werd de verplichte vaccinatie van zorgpersoneel aangevoeld als een extra slag tegen een bevolking die structureel gediscrimineerd wordt door de Franse staat. Er kwamen algemene stakingen tegen de verplichte vaccinatie, maar ook tegen de dure prijzen voor levensmiddelen en brandstof, en voor hogere lonen en uitkeringen. Wantrouwen in de autoriteiten, woede tegen de stijgende energiekosten en prijzen in het algemeen: dit doet denken aan de beweging van de gele hesjes eind 2018, begin 2019.

    Ja, er waren heel wat complotdenkers en anti-vaxxers op de betoging in Brussel van 21 november. Er waren extreemrechtse individuen en groepen (Vlaams Belang, Voorpost, Schild&Vrienden, Nation, Civitas …) die zichzelf in de organisatie van het protest naar voren manoeuvreerden. Vele anderen, gevaccineerd of niet, gaven uiting aan een veel algemenere frustratie en twijfel. Dat is begrijpelijk: de overheden stapelden de tegenstrijdigheden op en doen dit met een ongekende arrogantie. In de zomer van 2020 waren de jongeren zogezegd het probleem. In september was het de bevolking van Brussel. In Vlaanderen met 95% van de bevolking ouder dan 12 jaar die gevaccineerd is, werd het voorgesteld alsof alles achter de rug was. Dat duurde maar één maand. Van het hele circus rond de mondmaskers aan het begin van de pandemie tot de afbouw van de test- en vaccinatiecapaciteit vlak voor de vierde golf, zagen we overheden die totaal onvoorbereid waren en van beleid veranderden zoals wij ondertussen van mondmasker wisselen.

    De bevolking wordt terecht ongeduldig en wordt ook steeds sceptischer over het beleid. De toegang tot vrijetijdsactiviteiten werd aan banden gelegd om contacten te vermijden. Ondertussen bleven de bussen en metro’s overvol en werd amper iets gedaan om de dienstverlening uit te breiden. De persberichten van het Overlegcomité werden als hypocriet ervaren, terwijl net geloofwaardigheid en vertrouwen van groot belang zijn inzake gezondheid.

    De overgrote meerderheid van de niet-gevaccineerde mensen staat wantrouwig tegenover een vaccin dat er ‘zeer snel’ kwam of vooral nuttig lijkt ‘voor risicogroepen’. Het vooruitzicht van een algemene 3e dosis versterkt het onterechte gevoel dat het om een noodvaccin gaat waarvan de doeltreffendheid onzeker is. De technologie die verbonden is met m-RNA wordt al meer dan 20 jaar bestudeerd en wordt sinds begin jaren 2000 gebruikt in de diergeneeskunde. Bovendien is een vaccin een middel van collectieve gezondheid, geen individueel geneesmiddel. De doeltreffendheid ervan kan slechts beoordeeld worden indien het collectief wordt toegediend. In dit geval had het vaccin op een gecoördineerde manier aan 80% van de wereldbevolking moeten worden toegediend. Maar de vrijheid van een kleine groep van aandeelhouders van farma-multinationals om hun zakken te blijven vullen, heeft de wereld gegijzeld. Het is Big Pharma waar we op onze hoede voor moeten zijn, niet de vaccinatie op zich.

    Zoals ‘La Santé en Lutte’ opmerkt, drijven de patenten, het privaat bezit van de vaccins en de prijs ervan een wig tussen de landen die het zich kunnen veroorloven en de andere landen. “In 29 van de armste landen, waar ongeveer 9% van de wereldbevolking woont, is nauwelijks 0,3% van het totale aantal vaccins afgeleverd. Op het volledige Afrikaanse continent is minder dan 4% van de bevolking tweemaal gevaccineerd. De wereldwijde vaccinatiecampagne is mislukt. Dit gevaarlijke beleid laat kwetsbare mensen die niet ‘op de juiste plaats’ leven in de steek. Deze beleidskeuzes zullen als een boemerang terugkeren in de vorm van nieuwe varianten.” Een wereldwijde vaccinatiestrategie ontwikkelen botst met de aard van het kapitalistisch systeem.

    Alle studies geven aan dat de sociale kloof en de vaccinatiekloof hand in hand gaan. In de federatie Wallonië-Brussel stellen vier op de tien mensen zorg uit omwille van financiële redenen. Met gratis lokale geneeskunde door een nationale gezondheidsdienst met de nodige financiering op basis van de behoeften, zouden de zaken er vandaag heel anders voor staan.

    Als er verwarring heerst onder een groot deel van de bevolking, dan leidt dit tot een zoektocht naar verklaringen en antwoorden op de algemene crisis die de samenleving doormaakt. Als de vakbonden en de linkerzijde hadden opgeroepen tot campagnes en betogingen voor meer middelen voor de zorg, voor de afschaffing van patenten op vaccins, voor een nationale gezondheidszorg met de nodige middelen en voor de nationalisatie van de farmasector onder publieke controle en beheer, dan hadden we het gras onder de voeten van de anti-vax samenzweerders en extreemrechts grotendeels weggemaaid.

    De macht van Big Pharma breken voor een efficiënte vaccinatiecampagne

    Vaccins werken en bieden een belangrijke bescherming tegen ernstige vormen van ziekte door het virus. Ook waar het aantal besmettingen fors toeneemt, verminderen de vaccins het aantal sterfgevallen aanzienlijk. Uit alle studies blijkt dat het vaccin het risico op overdracht vermindert, maar niet uitsluit, ook omdat de doeltreffendheid van het vaccin in de loop van de tijd lichtjes afneemt.

    Vaccinatie wordt voorgesteld als de ultieme oplossing, wat het niet is zonder wereldwijde planning. Zodra een aanzienlijk percentage van de bevolking in ons land was gevaccineerd, werd de samenleving weer volledig opengesteld voor gevaccineerde mensen. Dit gebeurde op basis van het Covid Safe Ticket. Er was de veronderstelling dat dergelijke vaccinatie volstond om de circulatie van het virus te stoppen. Het volstond niet om de epidemie te stoppen.

    Het kapitalistisch systeem is gebaseerd op concurrentie en winstbejag. Dit verhindert de ontwikkeling van serieuze preventieve gezondheidszorg. Kapitalistische regeringen rennen van de ene noodsituatie naar de andere en proberen elke uitbarsting te stoppen met lapmiddelen, waarbij telkens de hoogste prioriteit wordt gegeven aan het veiligstellen van de winstmarges van het grootkapitaal. Het mobiliseren van alle beschikbare middelen om een noodsituatie als een pandemie het hoofd te bieden, is onverenigbaar met een beleid dat de bescherming van de portemonnee van de rijksten centraal stelt.

    Je hoeft geen genie te zijn om te beseffen dat het openbaar vervoer overvol is, dat de scholen overvol zijn en dat dit belangrijke besmettingsfactoren zijn. Er moet veel meer openbaar vervoer komen (dat ook gratis moet zijn, dit is ook noodzakelijk vanuit ecologisch standpunt), evenals meer scholen met aangepaste infrastructuur. Er is een plan van massale publieke investeringen nodig in infrastructuur en openbare diensten, waaronder gezondheidszorg, zodat niemand uit de boot valt. Om de nodige middelen te mobiliseren, is er geen andere keuze dan de economisch hefbomen uit de handen te halen van de kapitalistische minderheid die de planeet vernietigt en ons uitbuit. De gemeenschap moet deze hefbomen in handen nemen om een ecologisch productieplan te ontwikkelen dat vertrekt van de sociale behoeften. Dat is wat wij democratisch socialisme noemen.

     

    De arbeidersbeweging moet de toon zetten

    De pandemie en de lockdowns hebben aangetoond dat het de werkenden zijn die alles doen draaien, niet de aandeelhouders of managers. De arbeidersbeweging moet haar stempel op de gebeurtenissen drukken met een strijdbaar syndicalisme en een offensieve linkerzijde. Als de arbeidersbeweging niet in het offensief gaat voor fundamentele verandering in het belang van de meerderheid van de bevolking, dan zullen andere krachten de verwarring en verdeeldheid versterken. Enkel de arbeidersbeweging kan duidelijkheid scheppen.

    De CPBW’s op de werkvloer moeten een rol spelen

    Op de werkplek moeten de vakbonden offensiever zijn. Het nut van Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW’s) is door deze pandemie sterk bevestigd, maar er is veel te weinig gebruik van gemaakt. Zij kunnen nochtans de collectieve discussie met de werknemers over maatregelen op de werkplek stimuleren, aangezien zij het beste weten wat nodig is om hun veiligheid te waarborgen, en zij kunnen rustige discussies tussen collega’s stimuleren om geduldig twijfels en vragen over het vaccin te beantwoorden.

    Er moeten middelen ter beschikking worden gesteld zodat iedere werknemer veilig kan werken, waaronder voldoende FFP2-maskers. Gratis tests moeten beschikbaar zijn voor iedereen op de werkplek, maar ook op scholen en in elke buurt. Als een personeelslid positief test, moet hij of zij van de werkplek worden verwijderd. Quarantaine mag niet leiden tot loonverlies en er moet extra personeel worden aangeworven ter vervanging van degenen die niet kunnen werken. In geval van sluiting van een school of crèche moeten ouders verzekerd zijn van betaald verlof.

    Een actieprogramma dat van de behoeften vertrekt en zich tegen het systeem richt

    De arbeidersbeweging moet op de crisissituatie en de verdeeldheid die is ontstaan reageren. Dat kan door in actie te gaan rond noodzakelijke eisen als:

    • Voor gratis tests; er moeten meer laboratoria worden ingericht, met extra personeel en apparatuur.
    • Voor een massaal en publiek investeringsplan in de gezondheidszorg, dat is afgestemd op de reële behoeften zoals die door het personeel in de sector zijn vastgesteld. Voor de aanwerving van extra personeel aan goede loon- en arbeidsvoorwaarden (een essentiële vereiste om duizenden zorgkundigen en gediplomeerde verzorgenden die in andere sectoren werken te overtuigen om naar de zorg terug te keren) en de bouw van nieuwe zorginfrastructuur. Voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden en de lonen van het zorgpersoneel.
    • Voor de oprichting van een echte nationale publieke gezondheidsdienst, democratisch beheerd door het personeel en de gemeenschap, die ook een preventieve aanpak van de gezondheidszorg mogelijk maakt;
    • Er is nood de sterkst mogelijke vaccinatiecampagne om de pandemie te bestrijden, vergezeld van transparante informatie voor de bevolking, door instanties onafhankelijk van de overheid en Big Pharma. Voor zo’n efficiënte vaccinatiecampagne moet alle onderzoek en ontwikkeling van vaccins in publieke handen zijn en door de gemeenschap gecontroleerd worden. Niet-gevaccineerde mensen moeten overtuigd worden, niet vervolgd.
    • Iedereen op de wereld moet gratis toegang hebben tot vaccins. Voor vrije en volledige samenwerking van de wetenschappelijke wereld in volledige transparantie, door een einde te maken aan patenten en het privaat bezit van wetenschappelijke kennis. Open de boekhouding van farmaceutische bedrijven en nationaliseer ze onder democratisch beheer en controle van het personeel en de gemeenschap. Onteigen de faciliteiten, kennis en materialen van deze bedrijven zonder compensatie voor de aandeelhouders, tenzij op basis van bewezen behoeften.

    De middelen om dit alles te financieren moeten gezocht worden waar ze zich bevinden: op de bankrekeningen van de superrijken en in de belastingparadijzen, zoals recent nog bleek uit de ‘Pandora Papers’. De sleutelsectoren van de economie moeten genationaliseerd worden, zodat de rijkdom die door de werkende klasse wordt gecreëerd kan ingezet worden overeenkomstig onze behoeften.

    Een dergelijk offensief programma, samen met een actieplan om een krachtsverhouding op te bouwen in het voordeel van de werkenden en jongeren, is de beste manier om de sceptici te overtuigen en zelfs te betrekken bij de strijd voor een samenleving die vrij is van het winstbejag en de chaos van de markteconomie. Er is nood aan collectieve strijd om de controle over de politieke en economische hefbomen uit handen van de kapitalistische klasse te halen, en om uiteindelijk volledig te kunnen voorzien in de behoeften van allen.

    Een democratische socialistische samenleving zou een einde maken aan het onvermogen van onze maatschappij om op crises te reageren. De hebzucht van de superrijken als centrale as van de samenleving wordt dan vervangen door internationale samenwerking en solidariteit om tegemoet te komen aan de noden en behoeften van de meerderheid van de bevolking.

  • Klimaat. Hoe kunnen we winnen?

    De klimaatcrisis is het duidelijkste teken, van vele, dat dit systeem moet verdwijnen. “De Wereld Meteorologische Organisatie rapporteerde dat de klimaatcrisis heeft geleid tot extreem weer dat meer dan 2 miljoen mensen het leven heeft gekost in de laatste 50 jaar, met meer dan 3,6 triljoen dollar aan economische schade. Onderzoekers vonden een vervijfvoudiging van het aantal extreme weersomstandigheden in vergelijking met 1970.” (Democracy Now op 2 september 2020)

    Door Philipp Chmel (Oostenrijk) uit de brochure ‘Kapitalisme doodt de planeet’

    Deze uitspraak bevestigt opnieuw het gevoel die we steeds vaker zien, horen, lezen en ervaren in ons dagelijks leven: de situatie is nijpend en het zal nog erger worden. De klimaatcrisis is zich al jaren aan het ontvouwen. Zij komt in een stroomversnelling, zal tijdens ons leven onvermijdelijk ongekende verwoestingen aanrichten en tot nog ernstiger klimaatrampen leiden als we haar koers in de jaren 2020 niet radicaal wijzigen. Onder het kapitalisme zijn nachtmerriescenario’s met verhoogde emissies die leiden tot een stijging van de gemiddelde temperatuur wereldwijd met 3-5 graden en een stijging van de zeespiegel met enkele meters, bijna gegarandeerd. Dit betekent de omvorming van grote delen van onze planeet tot gebieden die niet compatibel zijn met de menselijke beschaving.

    Er is nog hoop

    Er is echter ook hoop. Volgens het laatste IPCC-rapport kan de opwarming van de aarde worden beperkt als de uitstoot van broeikasgassen met de nodige snelheid en op de nodige schaal wordt teruggedrongen. Om dit mogelijk te maken, is er echter een revolutionaire systeemverandering nodig. Het is ronduit onmogelijk om de klimaatcrisis binnen de grenzen van het kapitalisme op te lossen.

    Kapitalistische regeringen en instellingen, die zich er steeds meer van bewust worden dat ze op zijn minst de schijn moeten ophouden dat ze iets groots proberen te doen (en daarbij grof geld verdienen), zullen ongetwijfeld toegevingen doen door de druk en nieuw beleid ten uitvoer leggen, met inbegrip van grootschalig staatsingrijpen, vergelijkbaar met dat wat we tijdens de pandemie hebben gezien. Maar het zal allemaal niet genoeg zijn, of snel genoeg, om de verandering teweeg te brengen die in de jaren 2020 nodig is.

    De wetten van eindeloze kapitaalaccumulatie en concurrentie, samen met nationale tegenstellingen, maken deel uit van het DNA van het systeem. Ze staan niet ter discussie en de heersende klassen deinzen er niet voor terug om ze desnoods met geweld af te dwingen. Deze tegenstrijdigheden van het kapitalisme staan als reusachtige muren in de weg van vooruitgang om het klimaat te redden.

    We kunnen er niet omheen: om de mensheid te redden van barbarij en een klimaatcatastrofe, moeten we het destructieve kapitalistische systeem vervangen door een democratisch socialistisch systeem waarin productie, distributie en de hele economie worden gepland op basis van de behoeften van mensen en het milieu onder democratische controle en bestuur van onderaf.

    Een klassenkwestie

    Mensen worden niet in gelijke mate getroffen door de gevolgen van de klimaatcrisis. De rijken kunnen zich generatoren veroorloven om hun stroomvoorziening veilig te stellen, hun huizen goed te isoleren tegen hitte en koude of te verhuizen uit gebieden die bijzonder worden getroffen door extreme weersomstandigheden. De superrijken laten zelfs privébunkers in Nieuw-Zeeland bouwen om aan de klimaatapocalyps te ontsnappen.

    De arbeidersklasse en de armen daarentegen hebben die mogelijkheden niet. In plaats daarvan worden werkende mensen (vooral mensen van kleur, vrouwen en gemarginaliseerde groepen) onevenredig zwaar getroffen door de klimaatcrisis, ondanks het feit dat ze slechts een fractie bijdragen aan de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Aan de positieve kant moet opgemerkt worden dat dezelfde mensen, de wereldwijde arbeidersklasse en onderdrukten, zowel de kracht als de belangen hebben om het systeem te bestrijden en uiteindelijk omver te werpen.

    Vrienden en vijanden

    Het is niet de menselijke activiteit in abstracto, “te veel mensen”, of onze consumptiekeuzes die de klimaatcrisis veroorzaken, het is het kapitalistische systeem. Dit systeem, dat gebaseerd is op de uitbuiting van mens en natuur, leidt tot armoede, ontheemding en oorlogen, racisme en seksisme, en talloze andere sociale misstanden. Dit systeem en zijn heersende klassen zijn onze vijand! Dit feit volledig erkennen is de eerste zeer belangrijke stap die nodig is om een winnende strategie te vinden – we moeten onze vrienden van onze vijanden weten te onderscheiden.

    Dit is echter niet altijd vanzelfsprekend: nu de klimaatcrisis de winsten van de kapitalisten in gevaar brengt en de druk van de beweging toeneemt, roepen veel bedrijven, regeringen en politici op tot klimaatactie. Zo zei de Amerikaanse president Biden tijdens een toespraak in het Witte Huis op 2 september 2021: “De afgelopen dagen van de orkaan Ida, de bosbranden in het westen en de ongekende overstromingen in New York en New Jersey herinneren ons er nog maar eens aan dat deze extreme stormen en de klimaatcrisis er zijn.” Tijdens dezelfde toespraak maakte hij echter ook duidelijk: “Daarom wachten we niet met het inschatten van de volledige impact die de storm zal hebben op de olieproductie en de raffinaderijen. We zijn al in beweging, snel, om de beschikbaarheid van gas [benzine] te vergroten en de druk op de gasprijzen in het hele land te verlichten.” Biden voert ook de Koude Oorlog met China op, waarbij hij de klimaatcrises gebruikt.

    Groen kapitalisme kan de klimaatcrisis niet oplossen. In plaats daarvan is het gericht op toegang tot nieuwe markten, het verkrijgen van een concurrentievoordeel – ‘groen’ verkoopt immers – en ook een poging om de legitimiteit van het systeem te herstellen, om het vertrouwen van de jonge generatie terug te winnen. Het is een afleidingsmanoeuvre in de wanhopige strijd om het systeem te beschermen. Het is een poging om de illusie te wekken dat een vermeend ethisch en groen kapitalisme een einde kan maken aan de klimaatcrisis en dat we alleen maar hoeven te lobbyen voor strengere regelgeving en onze individuele koolstofvoetafdruk hoeven te verkleinen door de juiste keuzes te maken bij het consumeren. Of het nu in een groene, roze of regenboogkleurige vermomming is, “woke kapitalisme” is er niet op gericht de dringende problemen van de klimaatcrisis, seksisme of homo- en transfobie op te lossen. In plaats daarvan wil het bewegingen en kritiek op het systeem recupereren en de afbrokkelende legitimiteit van de kapitalistische heerschappij herstellen.

    Solidariteit van de arbeidersklasse, geen groen kapitalisme

    We moeten natuurlijk altijd opkomen voor onmiddellijke verbeteren, maar tegelijk moeten we beseffen dat elke verbetering het resultaat is van strijd van onderaf en dat elke overwinning opnieuw bedreigd wordt zolang het kapitalisme bestaat. We moeten stoutmoedige eisen, strijdmethoden en een programma naar voren brengen die verder gaan dan het huidige systeem en daarbij de leugens van het ‘groene kapitalisme’ ontmaskeren. Het verhaal van “jobs versus klimaat” of het argument van de “overbevolking”, zijn verkeerde en gevaarlijke rookgordijnen die de werkende klasse verdelen. We kunnen deze best beantwoorden met een zo breed mogelijke eenheid en solidariteit van de werkende klasse. Dat gebeurt niet in abstracte termen, maar concreet: de eenheid van de werkende klasse moet een centraal referentiepunt zijn bij het formuleren van eisen en slogans, maar ook bij het organiseren van acties.

    In veel gevallen zagen we hoe jonge mensen hun krachten bundelen en solidariteit opbouwen in de klimaatbeweging: veel klimaatactivisten gingen ook naar Black Lives Matter-protesten, solidariteitsacties voor vluchtelingen en protesten op 8 maart. In de VS heeft de Sunrise Movement officieel gemobiliseerd voor Black Lives Matter-protesten, en onlangs hebben de Indische klimaatactiviste Disha Ravi, Greta Thunberg en anderen de protest- en stakingsbeweging van Indische boeren gesteund.

    De volgende stap is om dezelfde geest van samenwerking en solidariteit op te bouwen met betrekking tot de arbeidersbeweging. Dat is essentieel: de georganiseerde arbeidersklasse is in staat om de kapitalistische machine te stoppen. Met collectief georganiseerde stakingsacties kunnen we het soort politieke en economische druk opbouwen dat grote veranderingen afdwingt.

    Voor een militante stakingsbeweging

    We zagen het belang van stakingen van arbeiders in de recente opstanden in Wit-Rusland, Chili, Myanmar, Colombia en vele andere landen. Hetzelfde geldt voor het klimaat: vechten en staken voor milieu- en ecologische bescherming en sociale verbeteringen is de krachtigste methode om verandering te winnen. De historische veroveringen van de arbeidersbeweging, zoals de 8-urige werkdag, het vrouwenkiesrecht en democratische rechten in veel landen zijn niet gewonnen door ‘niet te radicaal’ te zijn en de media en beleidsmakers aan te spreken, maar door collectieve stakings- en protestacties.

    Het opbouwen van een militante stakingsbeweging die klimaat- en andere sociale eisen met elkaar verbindt, zal niet in de eerste plaats worden bereikt door middel van strategievergaderingen met de vakbondsleiders (waarvan de meesten in de afgelopen periode niet in staat bleken om de belangen van de werkenden efficiënt te verdedigen), maar door aan de basis solidariteit op te bouwen en samen in strijd te gaan.

    De klimaatbeweging moet strijd van werkenden in verschillende sectoren en landen steunen, eraan deelnemen en pogingen doen om de solidariteit te versterken. Onze eerste stappen in deze richting, hoe bescheiden ook, zijn van groot belang.

    Uiteindelijk moeten we bouwen aan internationale stakingen voor het klimaat, gericht op het verbeteren van de arbeidsomstandigheden, het verminderen van de uitstoot en om de echte vervuilers te doen betalen. Net zoals de schoolstakingen van 2019 zich als een lopend vuurtje verspreidden, kan het idee van echte algemene stakingen voor arbeiders en de planeet sterker worden in de volgende golf van de beweging.

    De arbeidersklasse kan de macht grijpen en de planeet redden

    Op basis van haar rol in de productie en haar gewicht in de samenleving, heeft de arbeidersklasse de macht om de controle te nemen over de belangrijkste economische sectoren zoals landbouw, energie, transport & mobiliteit, en sociale & gezondheidszorg, door middel van publiek eigendom en democratische controle. De geschiedenis heeft het herhaaldelijk aangetoond: zonder de eigendom van de productiemiddelen uit private handen te halen en publiek eigendom te creëren met democratische controle door de arbeidersklasse, verandert de bedrijfsvoering van bedrijven en productie niet fundamenteel, maar wordt deze slechts bijgesteld, terwijl de belangrijkste kapitalistische pijlers van winstaccumulatie en concurrentie in stand blijven.

    In veel Europese landen zijn ondernemingsraden en vertegenwoordigende lichamen van arbeiders ontstaan uit militante en revolutionaire arbeidersstrijd na de Eerste Wereldoorlog. In Oostenrijk bijvoorbeeld ontstonden tijdens de januaristakingen van 1918 arbeidersraden (naar het voorbeeld van de “sovjets” van de Russische revolutie), als massa-organisaties buiten de fabriekspoorten. Toen de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij) later probeerde om ze op te richten op het niveau van de werkplek, was dat als een “concessie aan de burgerij, die bang was dat de arbeiders, die de fabrieken al bezet hielden, hen zouden onteigenen,” zoals een Oostenrijkse vakbondsfunctionaris verklaarde. In plaats van de controle over de productie over te nemen, werden deze organen die de arbeiders vertegenwoordigden geïnstitutionaliseerd, waarbij ze zich na verloop van tijd terugtrokken van elk idee van radicale verandering. Ze beperken zich nu grotendeels tot het verdedigen van de rechten en belangen van werknemers op bedrijfsniveau binnen het gegeven wettelijke kader en vormen de “schakel tussen de werknemers en het management,” zoals de Oostenrijkse Kamer van Arbeid het omschreef.

    Dit doet niets af aan de cruciale rol die delegees spelen in de verdediging van de rechten van de werkenden en het organiseren van strijd, maar het wijst op de beperkingen van het idee dat er een duurzaam ‘medebeheer’ mogelijk is binnen het kapitalistisch economisch kader. Binnen dit kader blijven en het ‘spel volgens de regels spelen’ zal de hebzucht van de bedrijven niet temmen. Het bedreigt daarentegen wel de strijdbaarheid van de werkende klasse.

    Soms wordt de georganiseerde arbeidersklasse zo sterk dat zij de facto controle heeft over bepaalde delen van de samenleving (door marxisten ook wel “dubbelmacht” genoemd), maar dat kan niet lang duren. Eén kant, de kapitalistische klasse of de arbeidersklasse, zal uiteindelijk de overhand krijgen. We moeten de macht en organisatie van de arbeidersklasse voorbereiden en opbouwen. De arbeidersklasse kan en moet de kapitalistische staten omverwerpen en ze vervangen door democratische socialistische arbeidersstaten.

    De huidige dominante tendensen in de klimaatbeweging hebben voor het grootste deel nog niet de noodzakelijke conclusies getrokken. Hoewel velen een systeemverandering eisen of zelfs oproepen tot een revolutie, hebben zij niet volledig begrepen wat er eigenlijk nodig is om dat te bewerkstelligen. Veel van de referentiepunten van de bewegingen, of het nu individuele activisten zijn of organisaties als Green New Deal Rising, hebben zeer goede en verstrekkende eisen met betrekking tot bijvoorbeeld groene investeringen en werkgelegenheidsprogramma’s, en zij weten dat de heersende klasse niet te vertrouwen is.

    Als het echter aankomt op de vraag hoe dergelijke eisen af te dwingen, vallen ze vaak terug op NGO-achtige strategieën, waarbij alleen maar wordt gepleit voor het opbouwen van druk op verkozenen door te roepen dat ze niets doen. Hoewel dergelijke campagnes zeker de nodige publieke aandacht kunnen genereren en ook sommige jongeren politiek bewust maken, moeten we verder gaan. De klimaatbeweging moet zich meer richten op het ondersteunen van en zich verbinden met bestaande arbeidsstrijd van onderaf om een militant verenigd front van klimaatgroepen en de vakbonds- en arbeidersbeweging op te bouwen. Dat is noodzakelijk om veranderingen af te dwingen en het systeem in zijn geheel uit te dagen.

    Om te strijden voor de revolutionaire veranderingen die nodig zijn om de klimaatcrisis en de vele andere sociale misstanden effectief te bestrijden, moeten we massabewegingen en een revolutionaire organisatie opbouwen met een duidelijk programma om de strijd te bundelen, het kapitalisme te bestrijden en de maatschappij te transformeren. Om systeemveranderingen op wereldschaal te bewerkstelligen, moet zo’n organisatie internationaal worden opgebouwd. Daarom strijdt International Socialist Alternative (ISA), een organisatie van arbeiders en jongeren in meer dan 30 landen, actief voor socialistische verandering.

    Om de revolutionaire verandering te bewerkstelligen die nodig is om een einde te maken aan het kapitalisme, de vernietiging van onze planeet en alle vormen van onderdrukking: sluit aan bij ISA.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop