Category: Dossier

  • Ecologische en democratische socialistische planning is een noodzaak

    Klimaatprotest in 2019 – foto door Liesbeth

    “Het leven op aarde kan zich herstellen van grote klimaatveranderingen door te evolueren naar nieuwe soorten en nieuwe ecosystemen te creëren, (…) de mensheid kan dat niet.” Het vonnis is huiveringwekkend. Het staat in de tussentijdse samenvatting van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), die is uitgelekt via Agence France Presse (AFP). Onze nabije toekomst is er één van een klimaatcrisis met vernietigende gevolgen. Laten we het zo zeggen: het gebrek aan actie door de overheden is een misdaad tegen de mensheid.

    dossier door Nicolas Croes

    Een lek dat veel zegt

    Het IPCC-rapport wordt officieel pas in februari 2022 gepubliceerd. Het zal ongeveer 4.000 bladzijden tellen en alle wetenschappelijke publicaties over het klimaat bundelen die in een periode van ongeveer zes jaar zijn geproduceerd (het laatste rapport is in 2014 verschenen). Het zal vergezeld gaan van een “Samenvatting voor beleidsmakers” van 30 bladzijden, dat zoals gebruikelijk zal worden besproken door de delegaties van de 197 landen van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC).

    Het feit dat het rapport naar de pers werd gelekt, is zowel een schreeuw om hulp als een aanklacht. Het zorgt ervoor dat termen als ‘cataclysme’ (catastrofe) niet worden afgezwakt onder druk van de oliekoninkrijken uit de Golf of van leidende imperialistische machten als de VS en Frankrijk, die hun oliemultinationals nog steeds royaal steunen. Door het lek kan het verslag ook een stempel drukken op de besprekingen van de 26e VN-klimaatconferentie, COP26, van 1 tot 12 november in het Schotse Glasgow. Het lek is een wanhoopskreet van de wetenschappelijke gemeenschap die niet in staat is om de beleidsmakers tot actie aan te zetten. De traditionele politici hebben immers kant gekozen: die van het grootkapitaal.

    De realiteit onder ogen zien…

    Sinds 1990 is het aantal door de klimaatverandering veroorzaakte rampen verdrievoudigd, waardoor elk jaar miljoenen mensen gedwongen worden te verhuizen. De tien duurste weergerelateerde rampen waren in 2020 goed voor bijna 150 miljard dollar aan door verzekeringsmaatschappijen gedekte schade. Bij deze tien rampen kwamen ten minste 3.500 mensen om het leven en raakten meer dan 13,5 miljoen mensen ontheemd. Deze zomer hebben megabranden miljoenen hectaren bos vernietigd van het Amazonegebied tot Siberië, terwijl hittegolven in Noord-Amerika en overstromingen in Europa, waaronder België en Duitsland, aantoonden dat geen enkel land immuun is.

    Helaas is dit maar een klein voorproefje. Veel vooraanstaande wetenschappers zijn van mening dat de vitale functies van de aarde aan het verzwakken zijn en vrezen dat bepaalde “omslagpunten” in het klimaat ophanden zijn. Om dat te vermijden moet de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 halveren en tegen 2050 een netto-uitstoot van nul bereiken. Dit is de enige manier om de klimaatverandering een halt toe te roepen en uiteindelijk ongedaan te maken. En het is al 2021.

    … en klimaatmisdadigers onteigenen

    De bredere klimaat- en ecologische crisis moet de hoeksteen worden waarop de politieke besluitvorming wordt gebaseerd. De Verenigde Staten hebben aangekondigd dat zij hun broeikasgasemissies tegen 2030 met 50% tot 52% willen verminderen ten opzichte van 2005. China streeft naar koolstofneutraliteit tegen 2060. De Europese Unie heeft aangekondigd dat zij dit 10 jaar eerder wil bereiken. Al deze mooie verklaringen blijven uiterst vaag over de manier waarop ze worden verwezenlijkt. Een doel zonder plan is slechts een wens.

    Het tussentijds verslag van het IPCC is het eerste waarin onomstotelijk wordt aangetoond dat er een verband bestaat tussen het extreme weer van het afgelopen decennium en de klimaatverandering, terwijl dit laatste wordt toegeschreven aan de invloed van menselijke activiteiten. Om goed te kunnen ingrijpen en een doeltreffend actieplan op te stellen, moeten we de menselijke activiteit waar we het over hebben definiëren. Dit is in feite de grote zwakte van dit tussentijds verslag: het blijft ontwijkend over het economisch systeem dat verantwoordelijk is voor de huidige ecologische crisis: het kapitalisme.

    We zijn niet allemaal even verantwoordelijk voor de klimaatcrisis. In 2017 werd in een rapport van de internationale NGO Carbon Disclosure Project benadrukt dat slechts 100 bedrijven verantwoordelijk waren voor 71% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen tussen 1988 en 2015. Het zal niet verbazen dat dit voornamelijk oliemaatschappijen zijn. Hoe kan iemand zich serieus een oplossing voorstellen zonder dringend maatregelen te nemen om hen te beletten schade aan te richten?

    Kapitalistische regeringen doen erger dan niets: zij moedigen hen aan. In 2019 was de overheidssteun voor fossiele brandstoffen (vooral olie) in vijftig landen van de OESO, de G20 en het Oostelijk Partnerschap van de EU (zes landen in de Kaukasus) met nog eens 5% gestegen tot 178 miljard dollar. Sindsdien is de pandemie door deze vervuilingsgiganten aangegrepen als een kans. Italië heeft bijvoorbeeld het petrochemische bedrijf Maire Tecnimont een door de staat gegarandeerde lening van 365 miljoen euro gegeven als onderdeel van zijn stimuleringspakket. De Europese Centrale Bank heeft geen tegenprestatie op milieugebied opgelegd voor haar financiële steun aan olie- en gasbedrijven zoals Total, Shell, Eni, Repsol en zelfs E.ON, een bedrijf dat nog steeds actief is in de steenkoolindustrie.

    Druk zetten volstaat duidelijk niet. Wat de gemeenschap niet bezit, kunnen we niet controleren. Deze bedrijven moeten dringend worden onteigend en onder de democratische controle en het beheer van de gemeenschap worden geplaatst, zodat ze geen schade meer aanrichten en hun reserves in beslag worden genomen om te worden geïnvesteerd in de groene overgang en de omscholing van werknemers, zonder compensatie voor de grote aandeelhouders. Elk zogenaamd groen project dat zwijgt over deze kwestie moet worden gezien voor wat het is: in het beste geval een (slechte) grap, in het slechtste geval een afleidingsmanoeuvre. 

    Groen kapitalisme is een leugen 

    De traditionele media en de politiek proberen ons ervan te overtuigen dat het algemeen belang hetzelfde is als dat van de grote ondernemingen en hun aandeelhouders, gekenmerkt door een kortetermijnvisie die gericht is op de maximale toe-eigening van de geproduceerde rijkdom. Dit kader respecteren betekent recht op de muur afgaan.

    Dit is de reden voor het blinde vertrouwen in spitstechnologieën die veel energie en schaarse grondstoffen verbruiken, of die steeds moeilijker en vervuilender te winnen zijn, of in een “energietransitie” gebaseerd op elektrische auto’s in plaats van openbaar vervoer (tot vreugde van de autoconcerns). De zeldzame grondstoffen die nodig zijn om batterijen te maken, veroorzaken vervuiling en zijn nefast voor de mensenrechten. Het zal geen verbazing wekken dat dit de aanpak is van de ultra-miljardairs Michael Bloomberg, Jeff Bezos en Bill Gates, die allen achter het mijnbouwbedrijf KoBold Metals zitten.

    De hoeksteen van het milieubeleid van de EU is het beginsel dat de vervuiler betaalt, dat inhoudt dat de vervuiler de kosten moet dragen die samenhangen met de door hem veroorzaakte vervuiling. In juli bracht de Europese Rekenkamer een verslag uit waarin het mechanisme werd ontmaskerd voor wat het is: een grote schijnvertoning ten voordele van het grootkapitaal. De kosten die niet door de industrie worden gedekt, bedragen “honderden miljarden euro’s.” De conclusie is dat de overheidsbegroting – en niet die van de vervuiler – wordt gebruikt om maatregelen ter bestrijding van vervuiling te financieren. “Uiteindelijk is de rekening voor de burgers van de Europese Unie hoog,” betreurt de Rekenkamer. En volgens het Europees Milieuagentschap is luchtverontreiniging alleen al verantwoordelijk voor ongeveer 400.000 voortijdige sterfgevallen per jaar.

    Het beeld zou niet compleet zijn zonder melding te maken van ecotaksen en alle pogingen om mensen zich schuldig te laten voelen voor hun consumptiegedrag, alsof we enige zeggenschap hebben over de manier waarop dingen vandaag worden geproduceerd! In de context van de huidige sociaaleconomische crisis kunnen nieuwe belastingen van dit type wel eens aanleiding geven tot strijdbewegingen die de omvang van die van de Gele Hesjes in 2018 overschaduwen…

    Algemene mobilisatie voor democratische planning

    Het grote verschil tussen vandaag en het begin van de jaren negentig, toen het klimaatprobleem begon door te dringen (onder meer met de Rio-conferentie in 1992), is dat het neoliberalisme toen een sterke impuls had gekregen als gevolg van de ineenstorting van het alternatieve Sovjetmodel. Vandaag zijn we het “tijdperk van de wanorde” binnengetreden, dat wordt gekenmerkt door een diepe economische crisis en het diskrediet van het neoliberale model. Het is een tijdperk dat vele gevaren met zich meebrengt (oorlog, groei van reactionaire krachten …) maar ook kansen in termen van revoluties en massale opstanden. Hier ligt onze uitweg om een einde te maken aan de kapitalistische uitbuiting van de twee bronnen van alle rijkdom: de natuur en de arbeiders.

    De gezondheidscrisis rond Covid-19, de rampzalige klimaatverandering, de gevolgen van de nieuwe economische crisis, enz. maken de noodzaak van een democratische en ecologische planning van de economie veel duidelijker voor een bredere laag van de samenleving.

    Om de klimaatuitdaging aan te gaan, zijn er op veel vlakken massale overheidsinvesteringen nodig. Er is werk aan de winkel op een schaal die zijn gelijke niet kent in de geschiedenis van de mensheid. Dit kunnen we niet aan individuele initiatieven overlaten. Er is bijvoorbeeld nood aan een plan om gebouwen te isoleren en te renoveren – wijk per wijk – om de uitstoot door verwarming drastisch te verminderen. We hebben een volledige herziening van de stedelijke en regionale planning nodig om de gevolgen van de klimaatcrisis op te vangen. Bedenk dat door de stijging van de zeespiegel tegen het einde van de eeuw meer dan 200 miljoen mensen hun huis kunnen verliezen! Acht van de tien grootste steden ter wereld liggen momenteel aan de kustlijn!

    Voor een dergelijke langetermijnvisie is er geen andere keuze dan de nationalisatie van alle sleutelsectoren van de economie (financiën, energie …) onder democratische controle en beheer, zodat alle nodige middelen kunnen ingezet worden. Dat is nodig met het oog op een rationele planning van de economische productie met een duidelijk doel: niet de kortetermijnwinsten van de aandeelhouders, maar de belangen van de bevolking met respect voor het klimaat, de biodiversiteit, bossen … Dit is ook de enige manier om voor eens en voor altijd een einde te maken aan de totale aberratie van ‘geprogrammeerde veroudering’ (productie waarbij snelle vervanging ingebouwd is) en de veralgemeende verspilling van de kapitalistische economie en het imperialisme. Eén van de vele voorbeelden: alleen al de verplaatsing van Amerikaanse militaire troepen over de wereld in één jaar vertegenwoordigt evenveel uitstoot als het totaal van Denemarken… 

    De overgang naar een koolstofvrije economie vergt enorme inspanningen, die door de kapitalisten worden voorgesteld als een bedreiging voor jobs. Nochtans wordt bijvoorbeeld in alle studies gesteld dat de omschakeling naar 100% hernieuwbare energie wereldwijd, in combinatie met omscholing, miljoenen extra jobs zou opleveren.

    Op 4 september 2017 beweerde de Financial Times dat “de revolutie van big data de planeconomie kan doen herleven.” Het is duidelijk dat de huidige gegevensverzameling en technologische mogelijkheden een democratische planning van de economie tot een onvoorstelbaar niveau van efficiëntie kunnen brengen. We mogen deze technieken, infrastructuur en toepassingen niet in handen laten van private bedrijven in Silicon Valley. Het wetenschappelijk onderzoek moet bevrijd worden uit het keurslijf van de marktlogica. Dan zou het mogelijk worden om een centrale analyse te maken van de talloze gegevens omtrent de klimaatcrisis of bijvoorbeeld de Covid-19-pandemie.

    Het zal echter niet voldoende zijn om de enorme technologische mogelijkheden van vandaag te gebruiken om de planning goed te laten functioneren. Geen enkel computeralgoritme met een groot aantal variabelen kan doeltreffend zijn zonder constante feedback van werknemers en gebruikers. Zoals de Russische revolutionair Leon Trotski verklaarde in De Verraden Revolutie: “Onder een genationaliseerde economie vereist kwaliteit een producenten,- en consumentendemocratie, vrijheid van kritiek en initiatief – omstandigheden die niet te verenigen zijn met een totalitair regime van angst, leugens en vleierij.” Hij merkte nog op dat een planeconomie democratie nodig heeft, zoals een lichaam zuurstof.

    Democratische discussie van onderaf moet beslissen over de vorm van planning, beheer en controle die de werkenden en de gemeenschap toepassen. Op de gecentraliseerde of meer gedecentraliseerde niveaus van planning zal de arbeidersdemocratie altijd van cruciaal belang zijn. Een centraal ontworpen plan moet worden besproken, gewijzigd en gecorrigeerd door een levendige arbeidersdemocratie, bestaande uit personeel van de betrokken sector, gebruikers en leveranciers. Dit is het fundamentele verschil met de autoritaire bureaucratische planning die ten grondslag lag aan de stalinistische economieën, die ook verantwoordelijk waren voor dramatische milieurampen.

    Socialisme of barbarij

    De werkenden aan het roer zetten zal alles veranderen. Het zou gecoördineerde actie op wereldschaal mogelijk maken, vrij van het obstakel van concurrentie tussen de verschillende nationale kapitalistische klassen. Maar behalve dat het een echte energietransitie mogelijk zou maken, zou het ook de weg vrijmaken voor een verdeling van het beschikbare werk over iedereen. We zouden minder werken om beter te leven, door genoeg te verdienen om een bevredigend leven te leiden, vrij van burn-outs en zonder de vele taken die geen echt maatschappelijk nut hebben.

    Revolutionaire socialisten zijn al lange tijd in het defensief en hun aantal is tot een historisch minimum gereduceerd. Maar dit is een nieuwe periode. Dit is een kans. Dit is onze enige kans. LSP en haar internationale organisatie, International Socialist Alternative, zullen alles in het werk stellen om de strijd te richten op de enige uitweg uit de veelvuldige crises van het kapitalisme: de omverwerping van dit barbaarse systeem en de socialistische omvorming van de maatschappij. Jouw plaats is in deze strijd!

  • 40 jaar geleden: van de hoop in een links beleid tot de besparingsbocht van Mitterand

    ARCHIEFTEKST uit 2019

    Mitterand

     

    10 mei 1981. In Parijs verzamelden 200.000 mensen aan de Place de la Bastille om hun vreugde uit te roepen. In alle steden van het land barstten feesten los. François Mitterrand had zojuist met 52% van de stemmen de tweede ronde van de presidentsverkiezingen gewonnen. Voor het eerst in de geschiedenis van de Vijfde Republiek (opgericht in 1958) werd een linkse president gekozen. Het rechtse dagblad Le Figaro bracht de dag na de verkiezingen de angst van de bazen tot uitdrukking: “Het marxistisch geïnspireerde collectivisme staat voor onze deur.” Helaas…

    Dossier door Boris (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    De verovering van de macht

    François Mitterrand was elf keer minister in de Vierde Republiek (1946-58). Hij was geen revolutionair, maar had wel goed opgemerkt hoe de gebeurtenissen van mei 1968 de arbeiders radicaliseerden. Toen hij in 1971 de leiding van de gloednieuwe Socialistische Partij overnam, zette hij haar op het pad van een electorale alliantie met de Franse Communistische Partij, die door de stakingen van 1968 te beteugelen, had aangetoond dat ze binnen de grenzen van het systeem bleef.

    In 1972 werd de Unie van Links (Union de la Gauche) gevormd rond een gezamenlijk programma van de PS, de PCF en de Beweging van linkse radicalen (MRG). Dit programma was gebaseerd op sociale hervormingen en de nationalisatie van negen grote industriële groepen en van het kredietwezen. Onder de bazen en de rijken werd het ergste gevreesd, vooral omdat de crisis van het kapitalisme van 1973-74 kort daarna uitbrak. Fabriekssluitingen en massale ontslagen volgden elkaar op. Er verscheen een nieuw fenomeen: massale werkloosheid. Tussen 1974 en 1981 verdrievoudigde het aantal werklozen tot anderhalf miljoen.

    Helaas werd het gezamenlijk programma niet gebruikt als bijdrage om doorheen strijd een krachtsverhouding op te bouwen. Integendeel: PS, PCF en de vakbondsleiders richtten de strijd enkel op een verkiezingsoverwinning voor links. Toen er in 1978-79 gedurende vier maanden een revolte van werkenden was in Lotharingen en Nord-Pas de Calais tegen het ontslag van 21.000 staalarbeiders, beloofde Mitterand enkel om de gesloten staalbekkens te heropenen na de verkiezingen. De staalarbeiders zouden een hoge prijs betalen voor de desorganisatie van hun strijd.

    Bij de verkiezingen van 1976 en 1977 werd de PCF ingehaald door de PS. Om haar positie als leidende linkse kracht te heroveren, verliet de partij de Union de la Gauche. Dit werd gerechtvaardigd met het ontoereikend aantal voorziene nationalisaties. In de gelederen van de arbeidersbeweging, waar er een verlangen was naar politieke verandering, werden de bochten van de PCF slecht onthaald. De PS werd daarentegen gezien als de partij die voor de eenheid van links opkwam.

    1981-1982: Keynesiaans herstelbeleid en sabotage door de kapitalisten

    Het verkiezingsprogramma van Mitterrand in 1981 was vergelijkbaar met dat van de PTB/PVDA in 2019. Het omvatte een economisch herstelprogramma op basis van overheidsinvesteringen (creatie van 150.000 jobs in de openbare diensten, beleid van uitgebreide openbare werken, bouw van sociale huisvesting, …), verhoging van de koopkracht, invoering van 35-urige werkweek om de werkloosheid aan te pakken en een herverdeling van de rijkdom door de invoering van een vermogensbelasting voor de allerrijksten. De PS ging toen nog verder en verdedigde de nationalisatie van de negen grootste industriële, krediet- en verzekeringsgroepen. Er was echter geen sprake van een socialistische maatschappijverandering.

    De overwinning van Mitterand in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen en de vorming van een regering met 4 ministers uit de PCF leidde tot een hele reeks hervormingen: aanwerving van 55.000 ambtenaren;  verhoging van het minimumloon met 10%; verhoging van de kinderbijslag en huursubsidies met 25%; verhoging van uitkeringen voor mensen met een beperking met 20%; afschaffing van de doodstraf; intrekking van de antikraakwet; regularisatie van 130.000 mensen-zonder-papieren; invoering van een vermogensbelasting; verhoging van de middelen met 40% tot 500% voor huisvesting, cultuur, werk en onderzoek; blokkering van de prijzen; nationalisatie van de 36 grootste banken en van Paribas, Suez en de vijf grootste industriële groepen (CGE, PUK, Rhône-Poulenc, Saint-Gobain, Thomson); invoering van de 39-urenweek; vijfde week betaald verlof; pensioen op 60 jaar; nieuwe arbeidswet; plafonnering van de huurprijzen; legalisatie van homoseksualiteit.

    De regering lanceerde een keynesiaans herstelbeleid door middel van consumptie en overheidsinvesteringen. Maar de uitzonderlijke periode van langdurige economische groei na de oorlog was voorbij. Sinds midden jaren 1970 verkeerde het kapitalisme in crisis. De Verenigde Staten waren in een recessie beland en de economische vertraging in Duitsland had een grote invloed op de Franse economie. Het land zat midden in stagflatie: een economische recessie gecombineerd met stijgende inflatie.

    De regering deed er alles aan om de bazen te overtuigen van de verdiensten van het herstelbeleid om het Franse kapitalisme te herstructureren en haar concurrentiepositie te versterken. Maar de kapitalisten wilden de hoop van de arbeiders de kop indrukken en organiseerden daarom de sabotage van het regeringsbeleid.

    Aangezien kapitalisten door de crisis het vertrouwen in hun eigen economisch systeem verloren, investeerden ze hun geld liever in de speculatieve investeringen die toen een opgang kenden. De staat moest investeringen door kapitalisten vervangen door publieke investeringen in genationaliseerde bedrijven. Omdat de regering het wettelijk kader wilde respecteren in plaats van zich te baseren op mobilisatie van de arbeidersbeweging, trokken de rechterzijde en de bazen naar het Grondwettelijk Hof om het recht op privé-eigendom te verdedigen en 39 miljard frank aan de staat te onttrekken om de nationalisaties te compenseren. Sommige bazen wreven zich in de handen: met de crisis werden ook de verliezen genationaliseerd tegen een hoge prijs.

    De genationaliseerde banken botsten al gauw op de beperkingen van een werking die de wetten van de private markt respecteert. Het goedkope kredietbeleid slaagde er niet in om particuliere investeringen te stimuleren, terwijl de frank door de markten werd aangevallen. De Banque de France probeerde de markten in stand te houden door de muntreserves aan te spreken. Tussen 1981 en 1983 waren er drie devaluaties van de Franse frank. Inflatie ondermijnde de effectiviteit van de koopkrachtmaatregelen. Het tekort op de handelsbalans (de invoer was groter dan de uitvoer) nam sterk toe. De Banque de France blokkeerde de verstrekking van meer liquiditeiten en dwong de regering om op de particuliere markt te lenen. Dit alles ging gepaard met een kapitaalvlucht van een ongekende omvang: grote fortuinen vertrokken uit het land om belastingen te ontlopen.

    Veel rijke mensen staken de Zwitserse grens over met koffers of vuilniszakken gevuld met geld en goud, soms verborgen in de reservewielen. Ook het buitenlands kapitaal verliet het schip. Er kwam een controle op de wisselkoersen en een versterking van de grenscontroles, maar de transfer van middelen naar Zwitserland ging onverminderd door.

    De ‘besparingsbocht’

    De regering van PS en PCF zette al snel een stap achteruit. In juni 1982 kwam er een loonstop van 4 maanden, gevolgd door de afschaffing van de automatische loonindexering. De PCF klaagde het beleid aan, maar de PCF-ministers stelden hun steun aan de regering niet in vraag. De bazen juichten: links slaagde er zonder de minste weerstand in om te doen wat rechts alleen maar kon hopen.

    Op 21 maart 1983 werd de ‘besparingsbocht’ genomen: het opgeven van het keynesiaanse economische beleid ten gunste van neoliberaal monetarisme. De PS en PCF beslisten dat Frankrijk in het Europees Monetair Stelsel (EMS) bleef. Om de tekorten terug te dringen, werd het ‘plan Delors’ opgestart: een besparingsproject.

    In maart 1984 namen de ministers van het PCF deel aan een laatste grote aanval: het schrappen van 21.000 jobs in de publieke staalindustrie, hetzelfde aantal als onder rechts in 1978-1979. 150.000 werknemers betogen in Lotharingen, maar de mars naar Parijs die de vakbondsleiders organiseren, had meer weg van een begrafenisstoet. Het falen van de PS-PCF-regering om de werkloosheid te bestrijden en de staalindustrie te redden, was totaal. Bij de verkiezingen van juni 1984 behaalde het extreemrechtse Front National 11% en brak het voor het eerst door op nationaal niveau. De PS zakte naar 21% en de PCF naar 11%. De PCF verliet de regering, maar zou  de verloren arbeidersbastions nooit terugwinnen.

    Falen van het reformisme, niet van het socialisme

    Dit falen gebeurde op een moment dat Thatcher in het Verenigd Koninkrijk en Reagan in de Verenigde Staten de arbeidersklasse aanvielen om de krachtsverhoudingen duurzaam te veranderen ten gunste van het kapitaal. De weg lag open voor veertig jaar neoliberaal beleid. Vanaf de ‘besparingsbocht’ van maart 1983 beperkte de machtsdeelname van de PS in Frankrijk, maar ook in België en elders in Europa, zich tot het uitvoeren van het neoliberale beleid. Dit falen was niet dat van het socialisme: het was het falen van het reformisme.

    In 1986 vatte Henri Emmanuelli (staatssecretaris van 1981 tot 1984) zijn mening over de bocht van maart 1983 als volgt samen: “De socialisten dromen al lang van een derde weg tussen socialisme en kapitalisme. Het is duidelijk dat dit niet langer mogelijk is. De oplossing is om duidelijk te kiezen voor één van de twee systemen en de excessen ervan te corrigeren. We hebben gekozen voor de markteconomie.” Het ontbrak in Frankrijk aan een revolutionaire partij met wortels in de arbeidersbeweging, een partij die zich niet beperkte tot een programma van hervormingen maar deze koppelde aan het vooruitzicht van de omverwerping van het kapitalisme en de vervanging van de markteconomie door een democratisch geplande economie.

  • ‘Woke kapitalisme’ is geen bondgenoot van onderdrukte mensen

    Dossier door Erin Brightwell

    De invloed van verschillende vormen van identiteitspolitiek is een groeiend kenmerk in sociale bewegingen en bewegingen tegen onderdrukking over de hele wereld. Dit artikel richt zich op nieuwe kenmerken in de VS, waar een deel van de heersende klasse probeert de identiteitspolitiek te gebruiken als onderdeel van de verdediging van haar eigen belangen. We erkennen dat de aanpak van de heersende klasse van dit verschijnsel internationaal gezien verre van uniform is en dat het voorbeeld van de VS aan het ene uiterste ligt. Aan het andere uiterste heeft het Franse burgerlijke establishment ‘Amerikaanse‘ ideeën over ras en sekse aangevallen als een bedreiging voor de Franse cultuur, als onderdeel van een poging om nationalisme en vijandigheid tegen ‘buitenlandse’ ideeën aan te wakkeren. Dit is een reactie op de #MeToo-beweging en op de massale antiracistische protesten vorig jaar, geïnspireerd door BLM, die ook gericht waren tegen de erfenis van het Franse kolonialisme. Desalniettemin is de Amerikaanse situatie van groot belang en kan het wijzen op een trend die we in andere landen zullen zien.

    2020 zal de geschiedenis ingaan als een jaar van buitengewone crisis voor het kapitalistische systeem wereldwijd, de Verenigde Staten vormen daarop geen uitzondering. Het enorme trauma van de pandemie, die op misdadige wijze door de regering Trump werd afgehandeld, was een verwoestende schok voor de werkende mensen toen koelwagens voor de ziekenhuizen stonden opgesteld en kilometerslange rijen voor de voedselbanken een vast onderdeel van het avondnieuws werden. Toen de eerste golf van het virus wegebde, barstte in Minneapolis wat de grootste protestbeweging in de geschiedenis van de VS zou worden, los toen miljoenen mensen, vooral jongeren, de straten van steden, voorsteden en zelfs plattelandsgemeenten opgingen om hun woede te uiten over racistische politiemoorden.

    Dit is de onmiddellijke achtergrond voor een ontwikkeling van het “woke kapitalisme” onder de grootste Amerikaanse bedrijven en op de hoogste niveaus van de staatsmacht. Bedrijven die beperkte steun geven aan bepaalde eisen van onderdrukte groepen is geen nieuw fenomeen. In 2016 kondigden bedrijven boycots van North Carolina aan om verzet te tonen tegen de anti-trans ‘Bathroom Bills’. De #MeToo-beweging had in haar beginfase de potentie om uit te groeien tot een massabeweging tegen gendergeweld. In plaats daarvan veroverden aan de Democratische Partij gelieerde krachten volledig de leiding bij gebrek aan de ontwikkeling van massale strijdorganisaties, en kanaliseerden zij hun energie voornamelijk in het werven van geld voor juridische fondsen. ‘Pinkwashing’ komt elk jaar in juni weer op, als bedrijven regenbogen in hun logo’s invoegen als onderdeel van hun poging om Pride af te zwakken.

    Maar in 2020 moest de heersende klasse vastberadener omschakelen toen ze geconfronteerd werd met ernstige crises op meerdere fronten. Op het hoogtepunt van de opstand tegen de moord op George Floyd, kwamen demonstranten aan bij het Barclay Center in Brooklyn, het officieuze hoofdkwartier van het protest in New York City, en troffen daar in grote witte letters slogans aan die waren geschilderd op een volledig zwart gebouw van drie verdiepingen. De slogans waren onder andere “#Black Lives Matter,” en “Amplify Black Voices.” Onderaan, in veel kleinere letters, stond het logo van Doritos. Identiteitspolitiek van bedrijven is niet geboren in 2020, maar de Doritos-banner luidde een nieuw ideologisch offensief in van een deel van de heersende klasse. Niet alleen proberen bedrijven een jongerenmarkt aan te spreken door zich antiracistische slogans toe te eigenen, maar een heel deel van de heersende elite in de VS gebruikt een vorm van identiteitspolitiek om zich een weg te banen door een omgeving die steeds vijandiger staat tegenover de heerschappij van de miljardairsklasse.

    Identiteitspolitiek van bedrijven, van reclamestunts zoals de reclame van Doritos, tot goed gefinancierde ‘Diversiteit, Gelijkheid, Inclusie,’ of ‘DGI’-initiatieven in bedrijven, groeit en wordt een belangrijke ideologische boodschap die wordt verspreid door veel lokale en staatsregeringen en veel scholen en universiteiten. Een aanzienlijk deel van de bedrijven en het politieke establishment, samen met de liberale bedrijfsmedia en de academische wereld, trachten zich op te werpen als leidende stemmen in de strijd tegen racisme, seksisme en onderdrukking.

    Grote bedrijven geven miljarden uit aan DGI. De New York Stock Exchange en de NASDAQ stellen nieuwe regels in die eisen dat bedrijven die op hun beurzen genoteerd staan, een minimum aantal ‘diverse’ bestuursleden hebben. In Californië zijn alle geregistreerde bedrijven nu wettelijk verplicht om ten minste één ‘divers’ bestuurslid te hebben. Identiteit was een centrale basis waarop de regering Biden werd geselecteerd. Kamala Harris heeft natuurlijk geschiedenis geschreven als de eerste vrouw, de eerste zwarte en de eerste Zuid-Aziatische die vice-president wordt, maar er zijn nog veel meer primeurs in de regering.

    Hoewel socialisten voorstander zijn van de integratie op de werkplekken en het beëindigen van de overheersing van een witte mannelijke elite op alle terreinen, moeten we duidelijk stellen dat de intentie van de heersende klasse niet welwillend is. Het is in de eerste plaats een poging om de ontwikkeling van links af te snijden en de dreiging van klassenstrijd af te wenden. De diversificatie van de heersende elite maakt deel uit van een poging om werkende mensen, jongeren en activisten te overtuigen van de onwaarheid dat het kapitalisme kan worden veranderd zodat het in dienst staat van de massa’s mensen die worden onderdrukt op basis van ras, geslacht, seksualiteit, enzovoort.

    Naast de pandemie en de Black Lives Matter-beweging was een andere factor in de opkomst van de ‘wokeness’ van de bedrijven de overgave van Bernie Sanders aan het Democratische establishment. Toen Sanders in april 2020 door de knieën ging voor Joe Biden, was er geen belangrijke linkse kracht meer die het radicale programma naar voren bracht dat nodig was om de economie snel om te buigen in de richting van bestrijding van het virus en actieve bescherming van de meest kwetsbaren. Het betekende ook dat het idee van een multiraciale, multi-gender arbeidersklasse beweging om terug te vechten tegen ongelijkheid en onderdrukking zijn grootste woordvoerder verloor. Deze afwezigheid was vooral acuut tijdens de opstand van de BLM zelf.

    De leugen van een “Post-Raciale Samenleving”

    Een verenigde arbeidersklasse, die zich bewust is van zichzelf als klasse, vormt een dodelijke bedreiging voor de overheersing van de heersende klasse. Kapitalistische heerschappij heeft altijd vertrouwd op verdeeldheid, maar het is tamelijk flexibel in de middelen die het gebruikt om mensen te verdelen en welke ideologieën het gebruikt om verdeeldheid te rechtvaardigen. Het openlijk propageren van witte suprematie en mannelijke dominantie is in de VS al enige tijd politiek schadelijk en onbruikbaar, hoewel Donald Trump zich bediende van venijnige xenofobie en eindeloze hints in die richting. Iets minder openlijk racisme en seksisme zijn niet meer weg te denken uit de reclame en de bedrijfscultuur.

    Aan het eind van de jaren 2000 brachten kapitalistische commentatoren het idee naar voren dat de verkiezing van Barack Obama betekende dat de raciale onderdrukking grotendeels voorbij was en dat de samenleving ‘kleurenblind’ was. Met betrekking tot genderonderdrukking werd in het veelgeprezen Lean In, van Facebook-topvrouw Sheryl Sandberg, gepleit voor een soort post-feminisme waarin seksisme overwonnen wordt door relatief eenvoudige stappen die individuen kunnen nemen. Deze ideeën zijn nu te algemeen geïdentificeerd als frauduleus om strategisch te zijn voor de heersende klasse. Nu verschijnen er in publicaties als de Harvard Business Review artikelen over “sociale rechtvaardigheid in het bedrijfsleven.” Een aanzienlijk deel van de kapitalistische elite heeft een vorm van identiteitspolitiek aangenomen die hen een zeker ‘progressief’ vernisje geeft dat nuttig kan zijn voor de marketing van hun producten, vooral bij jongeren wier bewustzijn over deze kwesties aanzienlijk is verschoven, terwijl zij ideeën promoten die niet benadrukken wat werkende mensen gemeen hebben, maar wat hen verdeelt.

    Identiteitspolitiek van de bedrijven

    De identiteitspolitiek van de bedrijven wordt zeer goed gefinancierd. De cijfers zijn oogverblindend. American Express rolde een plan van 1 miljard dollar uit om rassengelijkheid te bevorderen. Pepsi trekt 400 miljoen dollar uit om “de raciale barrières weg te nemen die de sociale en economische vooruitgang van zwarte mensen in de weg staan.” Apple trekt 100 miljoen dollar uit voor een gelijkheidsinitiatief voor raciale rechtvaardigheid. New York Life, een verzekeringsmaatschappij, heeft een impactinvesteringsfonds van 1 miljard dollar aangekondigd. Netflix heeft beloofd 2% van zijn kasreserves te plaatsen bij banken die eigendom zijn van zwarte mensen.

    Gezien de stortvloed aan middelen voor DGI-initiatieven is er een heuse industrie ontstaan die deze ideeën promoot. De DGI-uitgaven van bedrijven werden in 2003 geschat op 8 miljard dollar. In een in april 2021 gehouden enquête onder financieel directeuren van bedrijven in verschillende bedrijfstakken stelde Hanover Research vast dat 86% zijn DGI-budgetten had verhoogd of van plan was dit te doen. Prestigieuze universiteiten zoals Stanford, Northwestern en Georgetown bieden dure online certificaatprogramma’s in DGI aan. Organisatieschema’s van bedrijven bevatten nu DGI-afdelingen die worden geleid door goed betaalde leidinggevenden.

    Bedrijven geven hun geld voor sociale rechtvaardigheid uit aan programma’s om een meer diverse managementklasse te werven en een meer diverse toeleveringsketen voor hun producten te ontwikkelen. Een deel van het geld van New York Life zal worden geïnvesteerd in “diverse en opkomende durfkapitaalfondsbeheerders,” zogenaamd om de raciale welvaartskloof te helpen dichten. Een enorm bedrag aan bedrijfsgeld gaat naar DGI-trainingen, consultants en donaties aan organisaties voor sociale rechtvaardigheid. Een klein handjevol zwarte consultants, leidinggevenden en ondernemers, alsmede een deel van de zwarte middenklasse, zullen profiteren van het geld dat bedrijven uitdelen in naam van de diversiteit. Deze dollars zullen echter geen verschil maken in de grote systemische onrechtvaardigheden op het gebied van huisvesting, banen, gezondheidszorg, onderwijs, politie en strafrecht waarmee vooral zwarte arbeiders, maar ook gekleurde mensen, vrouwen en andere onderdrukte delen van de arbeidersklasse te maken hebben.

    De opleving van de Black Lives Matter-beweging in 2020, de grootste golf van massaprotesten tegen racisme in de geschiedenis van de VS, heeft de heersende klasse diep verontrust. Het dreigde uit te lopen op een algemene opstand tegen het systeem. Dit leidde ertoe dat Amerikaanse bedrijven zich meer dan ooit in de rassenpolitiek gingen mengen. Twee derde van de S&P 500-bedrijven heeft na de dood van George Floyd ondersteunende verklaringen voor Black Lives Matter afgelegd, terwijl 36% van de S&P 500-bedrijven bijdragen heeft geleverd aan organisaties voor raciale rechtvaardigheid. Dit is een enorm belangrijke toestroom van bedrijfsgeld in organisaties van sociale bewegingen, maar de kapitalistische klasse die de economie bezit en runt in haar eigen belang, geeft geen geld uit zonder er iets voor terug te verwachten. Dit is een schaamteloze poging om de leiders van de BLM-beweging om te kopen, en het is niet de eerste keer dat de kapitalistische klasse van de VS deze aanpak gebruikt om bewegingen tegen onderdrukking te ondermijnen. Zolang de leiders van de BLM zich blijven richten op het antiracisme dat aanvaardbaar is voor de elites, kunnen zij zich waarschijnlijk verheugen op een voortdurende financieel interessante verhouding met het Amerikaanse bedrijfsleven.

    Elke organisatie die strijdt op basis van een uitgewerkt antiracistisch en antikapitalistisch programma en die erin slaagt de zwarte arbeidersklasse sterker bij de strijd te betrekken, zal niet het voordeel hebben van geldschieters uit het bedrijfsleven. Malcolm X en de Black Panthers ontvingen geen financiële steun van het bedrijfsleven. Maar de heersende klasse in het Zuiden onder Jim Crow steunde Booker T. Washington en zijn Tuskegee Instituut dat de ontwikkeling van een zwarte elite bevorderde. Ook tijdens de omwentelingen van eind jaren ’60 en begin jaren ’70 gaf de Ford Foundation geld aan anticommunistische zwarte nationalisten.

    Het is geen toeval dat een sleutelthema van de “sociale rechtvaardigheid van ondernemingen” vandaag bestaat in het promoten van het idee dat zwarte vrijheid zwart kapitalisme betekent binnen het algemene Amerikaanse kader. Dit komt tot uiting in de slogan “Black Wealth Matters” en de aandacht voor de vernietiging van “Black Wall Street” in het bloedbad van Tulsa, Oklahoma in 1921. De zwarte middenklasse is in de afgelopen 50 jaar enigszins gegroeid, maar het idee dat zwart kapitalisme de weg vooruit is voor de zwarte bevolking als geheel is een wrede grap. Voor zover er een zwarte kapitalistische elite bestaat, liggen haar klassenbelangen meer op één lijn met die van de Amerikaanse heersende klasse in haar geheel dan met die van de zwarte arbeidersklasse die de meerderheid van de zwarte bevolking uitmaakt.

    Waarom doen ze dit?

    Al dat geld en al dat gepraat over racisme, seksisme en andere onderdrukkingen lijkt aan de oppervlakte een stap vooruit in de maatschappij, ook al is de identiteitspolitiek van bedrijven niet gericht op grote structurele hervormingen waar miljoenen mensen baat bij zouden hebben. Maar er zijn kritische vragen over de werkelijke ideeën die het leeuwendeel uitmaken van de DGI-trainingen die door het management op werkplekken, universiteiten en andere instellingen worden gegeven. Zijn dit de ideeën die kunnen leiden tot de bevrijding van onderdrukte mensen? En omdat de volledige bevrijding van onderdrukte mensen niet mogelijk is op basis van het kapitalisme, zou het dan mogelijk zijn voor de kapitalistische klasse om ideeën naar voren te brengen die tot haar eigen ondergang leiden?

    Wij stellen dat het antwoord op deze beide vragen nee is. Niet alleen vormen de oppervlakkige ‘antiracistische’ rebrandings en symbolische gebaren van de heersende klasse geen levensvatbare weg vooruit voor de massa’s mensen uit de arbeidersklasse die onder het kapitalisme met bijzondere onderdrukking te maken hebben, ze vormen ook geen belangrijke concessie aan de opstand van Black Lives Matter. Het groeiende verzet tegen racisme, seksisme, homofobie en transfobie, vooral onder jongeren, in combinatie met de massale protesten van vorig jaar, die werkelijk van historische omvang waren, hebben de heersende klasse gedwongen haar presentatie te veranderen, maar fundamenteel gezien is de heersende klasse onder het kapitalisme niet in staat haar algemene doel te veranderen, namelijk de arbeidersklasse verdeeld te houden. De kapitalistische elite, die geconfronteerd wordt met ernstige crises die de levensvatbaarheid van het systeem zelf steeds meer ondermijnen, zal geen enkele positieve rol spelen in het verlichten van de onderdrukking van gekleurde mensen uit de arbeidersklasse, vrouwen, LGBTQ-mensen, enzovoort, tenzij ze daartoe gedwongen wordt door bewegingen van onderaf.

    Dit wil niet zeggen dat de Black Lives Matter protesten niets hebben gewonnen. De protesten waren een krachtige radicaliserende kracht voor miljoenen en zij brachten brede nieuwe lagen van vooral jonge mensen in actieve antiracistische actie, niet alleen in de VS, maar over de hele wereld. De opstand was ook een factor, zij het niet de enige, die de regering-Biden en het Democratische establishment ertoe bracht een stimuleringspakket aan te nemen dat relatief genereuze elementen bevatte, zoals cheques van 1.400 dollar, een nieuwe aanvulling op de werkloosheidsuitkering en maandelijkse betalingen aan gezinnen met kinderen. Biden was in het verleden een strenge besparingspoliticus die onder Obama de taak had om een manier te vinden om te besparen op sociale zekerheid. Zijn wedergeboorte als ‘New Dealer’ van de tweede rang, mee ingegeven door het spookbeeld van inflatie, is noodzakelijk geworden door de meervoudige crises waarmee het Amerikaanse imperialisme wordt geconfronteerd, waaronder de dreiging van het opkomende Chinese imperialisme, de dreigende klimaatcatastrofe en de groeiende binnenlandse onrust die zowel door de BLM als door de bestorming van het Amerikaanse Capitool onder leiding van extreemrechts op 6 januari werd aangetoond.

    Maar wat zij het meest vrezen is het opnieuw aanwakkeren van de klassenstrijd. De vakbondsactie in Amazons fabriek in Bessemer, Alabama eerder dit jaar heeft een enorm enthousiasme gewekt bij de rest van Amazons gigantische personeelsbestand. Een echte organisatiecampagne in de logistieke sector zou onmiddellijk de aandacht vestigen op de sleutelrol van de zwarte arbeiders, die historisch gezien een beslissende rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de arbeidersbeweging.

    Hoe antiracistisch sentiment wordt misleid

    De ideeën die door de kapitalistische klasse worden verspreid, hebben veel gemeen met die welke in een aantal boeken worden gepresenteerd, waaronder White Fragility van Robin DiAngelo. Deze boeken beweren dat witte mensen niet kunnen vermijden racistisch te zijn, dat zij ernaar moeten streven hun racisme te overwinnen, maar dat zij niet kunnen verwachten niet onbewust racistisch te zijn, hoezeer zij daar ook naar streven. Zij beweren dat racisme systemisch is, maar de vragen welk soort systeem racisme in stand houdt, wie profiteert van het racistische systeem, en welk soort systeem een samenleving kan bereiken die vrij is van racistische onderdrukking – deze vragen staan nooit centraal.

    Het idee van privileges op basis van ras, geslacht, seksualiteit, enz. is een belangrijk kenmerk van identiteitspolitiek en wordt veel verder verspreid dan universiteiten en NGO’s door de heersende klasse die identiteitspolitiek bedrijft. Het meest dramatische voorrecht in onze zeer ongelijke samenleving is het voorrecht dat de miljardairsklasse uitoefent om de economie volledig ondemocratisch te controleren, wat zij heeft gedaan voor eigen gewin en ten koste van de levensstandaard van de mensen uit de arbeidersklasse. Het is dan ook niet verwonderlijk dat voorrechten op basis van klasse geen grote rol spelen in de DGI-trainingen van bedrijven, ondanks de enorme invloed ervan op het leven van mensen.

    Wat voorstanders van identiteitspolitiek betogen over privileges is dat witte mensen, ongeacht hun klasse, profiteren van racisme. Zonder enige twijfel ondervinden vooral zwarte mensen in onze samenleving, van de wieg tot het graf en in vrijwel elk aspect van de samenleving, een diepgaande negatieve invloed van racisme. Anti-zwart racisme is op elk niveau in de Amerikaanse samenleving ingebouwd, met dodelijke gevolgen. Witte mensen krijgen absoluut kansen die zwarte mensen worden ontzegd, en zij lopen veel minder kans om te worden gedood bij een verkeerscontrole of om in het strafrechtsysteem te belanden. Maar racisme bewijst de overgrote meerderheid van de witte mensen geen dienst. Op ras gebaseerde slavernij werd met name ontwikkeld om de opstand van slaven en contractarbeiders in de vroege koloniale periode van de VS te verslaan en verdere multiraciale opstanden te voorkomen. Het witte supremacistische Jim Crow-regime zag zijn ideologie als absoluut cruciaal om de vakbonden en socialisten uit het Zuiden te weren. Afgescheiden zijn van de arbeidersklasse van andere rassen is geen privilege, het is een machtig instrument van de heersende klasse dat met solidariteit bestreden moet worden.

    Verre van een bevoorrechte groep te zijn, heeft een groot deel van de witte arbeidersklasse een daling van de levensstandaard ervaren en een toename van wanhoop en vervreemding in de laatste vier decennia van het neoliberale kapitalisme en zijn aanval op stabiele goedbetaalde banen voor arbeiders. Dit wordt het duidelijkst geïllustreerd door de statistieken over sterfte. De onderzoekers Anne Case en Angus Deaton hebben aangetoond dat de ongekende daling van de levensverwachting in de laatste jaren (vóór de komst van de pandemie) vooral te wijten was aan het feit dat blanken zonder universitaire opleiding sterven aan zelfmoord, een overdosis drugs en alcoholgerelateerde leverziekten. De raciale kloof in sterfte is sinds de jaren negentig aanzienlijk kleiner geworden. In 2018 lag de levensverwachting als volwassene van hoger opgeleide zwarte mensen dichter bij die van hoger opgeleide witte mensen dan bij die van zwarte mensen die geen universitair diploma hebben; dit is een ommekeer ten opzichte van de jaren negentig. Het neoliberalisme heeft arbeiders, en in het bijzonder arbeiders zonder universitaire opleiding van alle rassen, benadeeld – een feit dat de heersende klasse tracht te verdoezelen met de theorie van raciale voorrechten.

    Het racisme van individuele mensen, van openlijk racistische handelingen en opmerkingen tot wat soms onbedoelde uitingen van vooroordelen zijn, is een sleutelelement van hoe gekleurde mensen racisme ervaren. Het is de afgelopen jaren ook een radicaliserende factor geweest voor veel jonge mensen. De Black Lives Matter-beweging, die teruggaat tot 2014, heeft witte mensen, maar ook mensen van andere rassen, aangespoord om te onderzoeken hoe het leven in een systemisch racistische samenleving hun opvattingen en reacties op zwarte mensen heeft gevormd, zelfs als ze vinden dat mensen van alle rassen gelijk behandeld moeten worden. Dit is een positieve ontwikkeling die bijdraagt aan een grotere solidariteit tussen mensen van alle rassen die tot de arbeidersklasse behoren, en die ons helpt sterkere bewegingen op te bouwen tegen kapitalistische uitbuiting en onderdrukking.

    Maar de nadruk die binnen de identiteitspolitiek van de bedrijven wordt gelegd op witte mensen die racisme op individueel niveau aanpakken, zonder dit te verbinden met de noodzaak van collectieve strijd, is geen strategie die zal bijdragen tot het beëindigen van racistisch politiegeweld, of het stoppen van segregatie inzake huisvesting en onderwijs, of het verstrekken van gratis gezondheidszorg voor iedereen. Witte mensen die ‘het werk doen’ om hun eigen interne racisme of racisme onder witte mensen meer in het algemeen te bestrijden, is een beetje een cliché geworden. Hoewel er geen duidelijke consensus lijkt te bestaan over wat antiracistisch ‘werk’ precies inhoudt, zijn veel van de suggesties acties om iemands individuele denken te veranderen, of hoe één individu een invloed kan hebben op systematisch racisme in een van de instellingen van de maatschappij, zoals een school of een bedrijf. Hoewel wij het ermee eens zijn dat witte mensen die racistische ideeën hebben, hun denken moeten veranderen en dat racisme moet worden aangepakt, zal individuele actie nooit genoeg zijn. Er zal een massale collectieve actie nodig zijn om racistische onderdrukking in de maatschappij met succes te bestrijden en te beëindigen.

    Systematische racistische onderdrukking bestaat niet omdat witte mensen racistisch zijn op individueel niveau, maar omdat, in de loop van de geschiedenis van de Verenigde Staten, racisme een essentieel instrument is geweest om arbeiders te verdelen en ervoor te zorgen dat een kleine kapitalistische klasse de controle over de economie en de sociale orde behield. Het is die kleine kapitalistische klasse die van het racisme heeft geprofiteerd door zwarte mensen tot een tweederangsstatus te dwingen met lagere lonen, slechtere huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs. Die status wordt en werd op brutale wijze afgedwongen. Nu wil de kapitalistische klasse de nadruk leggen op de verantwoordelijkheid van individuele witte mensen zonder werkelijke veranderingen aan te brengen in het massaal racistische en ongelijke systeem dat alleen de kapitalisten zelf ten goede komt. Het is een gigantische zwendel om hun eigen verantwoordelijkheid te ontlopen.

    Een gevaarlijke situatie

    Het gebruik van de identiteitspolitiek door de heersende klasse vormt een reëel gevaar voor de strijd tegen onderdrukking en ook voor links en de arbeidersklasse in het algemeen. Miljoenen werkende mensen zijn vrij duidelijk over het feit dat het systeem ingaat tegen de belangen van de gewone mensen, en dat de politici spreekbuizen zijn van de miljardairsklasse. De massale aantrekkingskracht van de campagnes van Bernie Sanders toonde de honger naar een offensieve, op de arbeidersklasse gerichte benadering van de politiek, en de verkiezing van Donald Trump laat zien wat er kan gebeuren als rechtse anti-establishment retoriek, zelfs als die nep is, niet wordt tegengegaan met ideeën die vertrekken vanuit een klassenbenadering. Als het politieke establishment, de gevestigde media en een groot deel van de werkgevers het idee naar voren brengen dat de verantwoordelijkheid voor systemisch racisme op de schouders van individuele witte mensen ligt, en de enige grote kracht in de samenleving die zich resoluut tegen dat idee verzet de door Trump gedomineerde Republikeinse partij en extreemrechts is, dan loopt al wie zich tegen extreemrechts verzet een reëel gevaar. Het gaat onder meer om zwarte mensen, migranten, LGBTQI+-mensen, vrouwen, syndicalisten en links in het algemeen.

    In de nasleep van de rechtse opstand van 6 januari in het Capitool is extreemrechts uit de gratie geraakt bij het grootste deel van de heersende klasse, nu de regering-Biden het gemunt heeft op “extremisme” als onderdeel van haar campagne om de kapitalistische democratie te verstevigen. De heersende klasse heeft echter geen echte diepgewortelde gehechtheid aan identiteitspolitiek, noch enig principieel bezwaar tegen een terugkeer naar de grove verdeel-en-heers-benadering van het verleden. Er zijn verschillende scenario’s waarin de heersende klasse ertoe zou kunnen worden aangezet haar vermeende wending naar sociale rechtvaardigheid te laten varen en het racisme, en met name het anti-migratiegevoel, aan te wakkeren.

    De oorsprong van identiteitspolitiek en privilegetheorie

    De verwerping van achterstelling en onzichtbaarheid van niet-dominante culturele ervaringen, evenals de brutaliteit van politiegeweld en andere vormen van geweld gericht tegen de onderdrukten, heeft een belangrijke rol gespeeld in de radicalisering van jongeren in de afgelopen periode. Maar de ideeën die worden geassocieerd met identiteitspolitiek in hun huidige vorm, waaronder de privilegetheorie en de intersectionele theorie, vormen een echte uitdaging voor marxisten.

    De directe wortels van deze ideeën liggen in de opkomst van de “postmoderne” filosofie aan westerse universiteiten vanaf de jaren zeventig. De postmoderne filosofen waren vaak gedemoraliseerde ex-linksen die het marxisme verwierpen.

    Deze ideeën hebben echter ook antecedenten in het ‘Nieuw Links’ van de late jaren ’60 en ’70. Veel activisten van Nieuw Links geloofden dat de Westerse arbeidersklasse (of de witte arbeidersklasse in het bijzonder) volledig was “afgekocht” en geen rol kon spelen in het bereiken van revolutionaire verandering. Dit deel van links richtte zich op het “privilege van de blanke huid.”

    Het verloop van de klassenstrijd, de gewelddadige reactie van de heersende elite op arbeiderspolitiek en socialistische ideeën, en ook de ernstige fouten van ‘oud links’ gedurende een langere periode, openden de weg voor deze ideeën. Het pionierswerk van de Communistische Partij (CP) in de bredere arbeidersbeweging door in de jaren 1930 economische rechtvaardigheid te koppelen aan raciale rechtvaardigheid, heeft een hele generatie arbeiders en jongeren opgeleid in de strijd tegen het kapitalisme. Maar tragisch genoeg maakte het rampzalige beleid van het Volksfront aan het eind van de jaren dertig en het begin van de jaren veertig het baanbrekende werk van de partij in de arbeidersbeweging en de campagnes tegen rassenonderdrukking ondergeschikt aan steun voor de Democratische Partij.

    Het antwoord van de heersende elite op de ontwikkeling van socialistische ideeën en massale organisatie was de Rode Schrik-campagnes van Joe McCarthy aan het eind van de jaren ’40 en het begin van de jaren ’50, die ertoe leidden dat communisten en socialisten uit veel vakbonden werden verjaagd. Deze heksenjachten werden gebruikt om sociale bewegingen en de strijd van de arbeidersklasse, de armen en de onderdrukten te neutraliseren, waarbij de CP en de trotskistische Socialist Workers Party de belangrijkste doelwitten waren. Deze aanvallen van de regering hadden een diepgaand effect op het bewustzijn en het organiserend vermogen van de socialistische beweging en de militante arbeiders, wat nog verergerd werd door de aanpak van met name de CP. Dit droeg bij tot het isoleren van “oud links” van de bredere arbeidersklasse.

    De radicaliserende jongeren- en arbeidersbeweging van eind jaren ’60 en begin jaren ’70 werd geïnspireerd door zowel de krachtige voorbeelden van sociale strijd in de VS, waaronder de burgerrechtenbeweging, als door overwinningen op het kapitalisme in de neokoloniale wereld. Toch werden voor velen de verkeerde lessen geleerd en dit wees weg van de rol van de multiraciale arbeidersklasse. Dit was in een tijd waarin de klassenstrijd op een hoogtepunt was die sinds onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog niet meer was voorgekomen.

    ‘Nieuw Links’ was een uitvloeisel van de versplintering en het verval van een op de arbeidersklasse gericht, antiracistisch links, ondanks de heroïsche voorbeelden van de radicale zwarte vrijheidsbeweging die racisme en kapitalisme bestreden. Het onvermogen om uit de honderdduizenden revolutionair gezinde zwarte en witte jongeren van die periode een nieuwe politieke kracht op te bouwen die gericht was op de bredere arbeidersklasse, opende de deur naar rechts en uiteindelijk naar het neoliberalisme. In 1980 werd Ronald Reagan gekozen, die de verworvenheden van de sociale bewegingen en de arbeidersklasse brutaal ongedaan wilde maken. Dit alles isoleerde linkse arbeiders nog meer en opende de deur voor ideeën die ogenschijnlijk radicaal waren, maar geen uitweg boden om onderdrukking en kapitalisme te verslaan. Hoewel we ons moeten laten inspireren door de strijd uit het verleden, is dit een deel van onze erfenis die links moet overwinnen in deze nieuwe periode waarin miljoenen mensen op zoek zijn naar een manier om een einde te maken aan racisme en seksisme.

    Identiteitspolitiek in de Amerikaanse cultuur

    Er is nu een semi permanent ‘debat’ in de Amerikaanse samenleving over racisme en antiracisme, vooral aangewakkerd door de Republikeinse Partij, waarvan het establishment op zoek is naar onderwerpen waarmee het aansluiting kan vinden bij de partijbasis. Republikeinse politici en rechtse media uiten regelmatig kritiek op Black Lives Matter, “kritische rassentheorie”, cancelcultuur en “cultureel marxisme.” Een volledige bespreking van de cultuuroorlogen die vooral door de rechtse media worden gepromoot, valt buiten het bestek van dit artikel. Socialisten moeten een onafhankelijke positie innemen in deze gevechten. Wij hebben niets gemeen met de rechtervleugel die een visie van de VS als een geïdealiseerd bastion van vrijheid wil opleggen aan onze scholen en ons culturele leven. Wij zijn het eens met degenen die beweren dat de onderwerping van de zwarte bevolking al 400 jaar een essentieel kenmerk is van het Amerikaanse kapitalisme. Het is echter in het belang van zowel de liberale als de conservatieve vleugel van de politieke instellingen om te ontkennen dat het centrale conflict in de maatschappij langs klassenlijnen loopt.

    De belangrijkste ideologische prioriteiten van de heersende klasse sijpelen onvermijdelijk door in het culturele leven van de samenleving, en identiteitspolitiek vormt daarop geen uitzondering. Een openbare school in New York stuurde brieven naar ouders waarin gezinnen werden aangemoedigd “na te denken” over hun “wit zijn” met een kaart over de “Acht Witte Identiteiten.” De ‘privilege walk’ oefening die op scholen wordt gebruikt, laat deelnemers in een rij gaan staan en naar voren stappen als ze een bepaald privilege ervaren en naar achteren als dat niet het geval is. Deze oefening kan leerlingen echt verdriet doen, omdat ze zich onder druk gezet voelen om informatie over zichzelf te onthullen, zoals hun familie die financiële problemen, of omdat ze zich beschaamd voelen omdat ze veel vaker vooruit zijn gestapt dan hun klasgenoten. Deze verdeeldheid zaaiende benaderingen versterken het idee dat mensen uit de arbeidersklasse van verschillende rassen weinig met elkaar gemeen hebben.

    Het is een trend aan het worden voor mensen die beïnvloed worden door identiteitspolitiek om gewone witte mensen zelf als het centrale probleem aan te wijzen, in plaats van racistische systemen die gekleurde mensen onderdrukken. Dr. Aruna Khilanani, psychiater in New York, gaf onlangs een lezing getiteld: “Het psychopathische probleem van de witte geest”, die werd aangeboden voor nascholing aan artsen van het Yale’s Child Study Center. Dr. Khilanani beschreef in haar toespraak de levendige fantasieën die zij had over het neerschieten en doden van witte mensen. Ze stelt dat witte mensen waardeloos zijn in de strijd tegen racisme, door te beweren: “Er zijn geen goede appels.”

    Race 2 Dinner is een ander voorbeeld van de intrede van identiteitspolitiek in de cultuur. Het concept is uniek: voor een bedrag van 5000 dollar kunnen groepen witte vrouwen een ontmoeting hebben met Regina Jackson en Saira Rao, twee gekleurde vrouwen en oprichters van Race 2 Dinner. Tijdens het diner sporen Jackson en Rao de deelnemers aan om “het werk te doen” van het “deconstrueren van datgene wat in je zit: witheid.” In een succesverhaal dat Jackson en Rao aanhaalden, vertelde een deelneemster dat ze in een sociale situatie een racistische opmerking had geroepen. Rao antwoordde: “Als ook maar één vrouw van één van deze diners het leven iets minder giftig maakt, zelfs maar één dag op het werk of tijdens één etentje, dan is ons werk gedaan.” Gelukkig heeft de Black Lives Matter opstand van 2020 laten zien dat jongeren en mensen uit de arbeidersklasse van kleur veel meer ambitie hebben in het aanvallen van onze dodelijk racistische Amerikaanse samenleving dan ‘het leven iets minder giftig maken’.

    Conclusie

    Mensen van de arbeidersklasse van alle rassen delen een belangrijke ervaring: zij zijn werkenden wier arbeid wordt uitgebuit door een kapitalistische klasse die onvoorstelbare rijkdom vergaart terwijl zij de levensstandaard van de arbeidersklasse omlaag drijft. De strijd tegen het kapitalisme kan niet worden gewonnen zonder eenheid van de arbeidersklasse. Rassenonderdrukking zal niet worden overwonnen zonder dat witte werkenden en de multiraciale, multi-gender arbeidersbeweging deelnemen aan massabewegingen ertegen, en de uitbuiting van de witte arbeidersklasse zal niet eindigen zonder dat gekleurde en witte mensen samen vechten om een einde te maken aan het kapitalisme. De witte arbeidersklasse afschrijven als pathologisch, ongeneeslijk racistisch is ofwel de leugen omarmen dat raciale onderdrukking kan worden uitgebannen onder het kapitalisme, ofwel een diep pessimistische kijk die de mogelijkheid uitsluit van fundamentele verandering gedreven door sociale bewegingen van werkende mensen.

    Het kapitalisme, een systeem dat gericht is op het maken van enorme winsten voor een minuscuul deel van de samenleving, terwijl de massa’s met miljoenen mensen het zonder fundamentele mensenrechten moeten stellen, heeft instabiliteit in zich ingebakken. De kapitalistische klasse werd gedwongen haar aanpak aan te passen in het licht van een nieuwe reeks crises. De miljoenen jongeren die tijdens de opstand van Black Lives Matter in 2020 op straat kwamen, vormden een grote bedreiging voor de kapitalistische klasse. Het opnemen van identiteitspolitiek door grote delen van de heersende klasse en de beweging richten op een meer diverse heersende klasse, is in essentie een poging om het idee van een multiraciale arbeidersbeweging tegen racistische onderdrukking te ondermijnen. Het antiracisme van de elites zal voor miljoenen ontmaskerd worden voor zijn dubbelhartigheid als de klassenstrijd in de volgende periode explodeert, en als zich andere massabewegingen tegen onderdrukking ontwikkelen op een hoger niveau van organisatie en klassenbewustzijn dan de opstand van 2020.

  • Terugblik op de Russische nederlaag in Afghanistan

    Onderstaande tekst werd op 10 februari 1989 gepubliceerd in nummer 931 van weekblad Militant, toen de krant van de Britse afdeling van het Committee for a Workers’ International, dat sindsdien van naam is veranderd in International Socialist Alternative.

    Inleiding

    De beslissing van de Sovjet-bureaucratie onder leiding van Michail Gorbatsjov om haar troepen uit Afghanistan terug te trekken – beslist in maart 1988 en voltooid in februari 1989 – was een belangrijk keerpunt. Het was niet alleen een keerpunt voor Afghanistan, maar ook voor de voormalige Sovjet-Unie, die op de rand stond van de snelle interne ineenstorting die volgde op de val van de Berlijnse Muur in november 1989. De terugtrekking van de Sovjet-Unie werd bovendien spoedig gevolgd door de omverwerping van het ‘marxistische’ regime van Najibullah, waarna de barbaarse interne oorlog tussen de strijdende moedjahedien-groepen uitbrak. Deze nieuwe periode van burgeroorlog, die dood, verwoesting en onteigening heeft gebracht onder grote delen van de Afghaanse bevolking, heeft de voorwaarden geschapen voor de opkomst van de Taliban en hun machtsovername in 1996. Onderstaande tekst werd als edito van Militant gepubliceerd op 10 februari 1989. Het perspectief in dit artikel is volgens ons grotendeels bevestigd door de daaropvolgende gebeurtenissen.

    Het akkoord tussen Moskou en het imperialisme, zo waarschuwde het artikel, zou “een periode van burgeroorlog inluiden waarin Afghanistan verscheurd zal worden tussen rivaliserende krijgsheren.” Het voorspelde een nog bloediger fase van de burgeroorlog: de rivaliserende milities waren “niet in staat een regering te vormen.” “In de moedjahedien heeft het imperialisme een monster geschapen.” We waarschuwden ook dat, indien Najibullah omvergeworpen zou worden, de sociale verworvenheden die aanzienlijk maar beperkt en tegenstrijdig waren, spoedig weer tenietgedaan zouden worden. Dit bleek inderdaad het geval te zijn. Hoewel de Taliban nog verder zouden gaan, draaiden de islamitische krachten die om de macht streden onder de wankele regering van Burhanuddin Rabbani, de maatregelen inzake landhervorming terug, legden de Sharia, de islamitische wet, op en ontzegden vrouwen onderwijs en toegang tot de vrije beroepen.

    De loop der gebeurtenissen rechtvaardigde ons standpunt ten aanzien van zowel de Sovjet-bezetting als de terugtrekking van de Sovjet-strijdkrachten. Toen de Sovjet-bureaucratie in december 1979 troepen stuurde om de regering van Karmal overeind te houden, verzette Militant zich ondubbelzinnig tegen de invasie. Naar onze mening zou elk voordeel dat het Afghaanse volk zou halen uit de verdediging van landhervormingen en radicale sociale veranderingen internationaal meer dan teniet worden gedaan door de reactie op de Sovjet-invasie, de eerste directe interventie van Sovjet-troepen buiten het ‘Oostblok’ sinds de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Het VS-imperialisme reageerde natuurlijk heftig en gebruikte de ‘agressie’ van de Sovjet-Unie als voorwendsel voor een nieuwe, versnelde opbouw van zijn bewapening. Tegelijkertijd reageerden politiek bewuste arbeiders op internationaal niveau tegen pogingen om van bovenaf ‘socialistische’ veranderingen door te drukken, op basis van militair geweld, zonder een basis van massale steun, en blijkbaar zonder rekening te houden met de plaatselijke omstandigheden en cultuur. Bovendien was het duidelijk dat de smalle basis van het regime en de niet aflatende gewapende oppositie waarmee het te maken kreeg, de hervormingen uitholden die waren doorgevoerd nadat het Afghaanse stalinistische regime in 1978 aan de macht was gekomen.

    Desondanks hebben wij, toen de Sovjettroepen eenmaal waren ingezet, niet hun terugtrekking geëist. Naar onze mening had zou terugtrekking de onvermijdelijke ineenstorting van het regime betekenen, het terugdraaien van progressieve sociale maatregelen en zou dit het land in een barbaarse burgeroorlog storten. De islamitische krijgsheren waren verbonden met reactionaire sociale krachten, met stamhoofden, landheren, kooplieden en drugsbaronnen, wier belangen zouden prevaleren in omstandigheden van interne conflicten. Dit bleek maar al te waar te zijn.

    Gorbatsjovs besluit om de Russische troepen uit Afghanistan terug te trekken werd in de eerste plaats ingegeven door de wens om tot een vergelijk te komen met het VS-imperialisme, hoewel ook de toenemende interne druk een belangrijke factor was. De oorlog in Afghanistan bleek een moeras te zijn, een eindeloze bron van uitgaven, terwijl het stijgende aantal Sovjet-slachtoffers in eigen land tot groeiende ontevredenheid leidde. Gorbatsjov was een vertegenwoordiger van de jongere, technocratische vleugel van de Sovjet-bureaucratie. Hij wilde toenadering tot het imperialisme om zichzelf ruimte te geven voor zijn top-down poging om het verouderde stalinistische apparaat te hervormen. In werkelijkheid was het al te laat. Het verval van de planeconomie, veroorzaakt door bureaucratisch wanbeheer en de corruptie van de heersende elite, de ‘nomenklatura’, was zo diep en omvangrijk dat alle pogingen om het systeem van binnenuit te moderniseren tot mislukken gedoemd waren. Met de val van de Berlijnse Muur werd het al snel overduidelijk dat het bureaucratische systeem van het stalinisme zelfs niet langer de meest elementaire sociale vooruitgang – economische groei, volledige werkgelegenheid en elementaire sociale bescherming – binnen de Sovjet-Unie of de satellietstaten van Oost-Europa kon garanderen. Is het in dit licht een wonder dat de Sovjetleiding Najibullah (die in 1986 Babrak Karmal verving) aan zijn gruwelijke lot overliet?

    Afghanistan was natuurlijk niet het enige geval. Onder Gorbatsjov gaf de Sovjet-bureaucratie te kennen dat zij niet langer bereid was massaal economische en militaire steun te verlenen aan de stalinistische bonapartistische regimes die in de jaren zeventig onder Brezjnev waren gesteund, toen de bureaucratie haar internationale strategische macht trachtte uit te breiden. In de jaren tachtig werd duidelijk dat de regimes in landen als Ethiopië en Angola, en ook in Afghanistan, niet voor stabiliteit en economische groei konden zorgen – en niet langer konden rekenen op onvoorwaardelijke Sovjet-steun. De onmiskenbare boodschap van de Sovjetleiding dat zij niet bereid was beslissende materiële en strategische steun te verlenen aan het Sandinistische regime in Nicaragua, ondanks de niet aflatende steun van de VS aan de Contra’s, betekende een beslissende verandering in het buitenlands beleid van Moskou.

    Begin 1989 was het ons – of wie dan ook – echter niet duidelijk hoe ver het proces van intern verval binnen de stalinistische staten precies was gevorderd. Onderstaand artikel suggereerde bijvoorbeeld voorzichtig dat een mogelijke variant in Afghanistan een opdeling van het land zou kunnen zijn, waarbij de Sovjet-Unie een gereduceerd Najibullah-regime in de noordelijke zone zou steunen, al was het maar om haar eigen grens te beschermen. Moskou deed echter geen enkele poging om zelfs maar de laatste overblijfselen van zijn vroegere marionettenregime te redden. Binnen enkele maanden waren de verschillende elementen van de heersende Sovjet-elite zelf aan het vechten om nieuwe bronnen van politieke macht aan te boren en probeerden zij hun deel van de buit binnen te halen terwijl de voorheen door de staat geleide economie versplinterde. De terugkeer van een barbaarse, primitieve kapitalistische economie in de voormalige Sovjet-Unie, op basis van een politieke contrarevolutie, was de tegenhanger van het afglijden van Afghanistan in een woeste burgeroorlog en sociale regressie.

    Het VS-imperialisme vierde zijn grote ‘overwinning op het communisme’, maar keerde Afghanistan onmiddellijk de rug toe en bood geen middelen aan voor de wederopbouw van het door oorlog verscheurde land. Washington keek onverschillig naar het conflict tussen de strijdende milities. Met de ondergang van de Sovjet-Unie werd dit afgelegen land niet langer beschouwd als van enig werkelijk strategisch belang. Ironisch genoeg was dit een terugkeer naar de houding van de VS in de jaren zestig en zeventig, toen hun terughoudendheid om economische hulp te verlenen nationalistische leiders als Mohammed Da’ud ertoe bracht zich steeds meer tot de Sovjet-Unie te wenden voor militaire en economische hulp.

    Tussen de omverwerping van Najibullah in 1992 en 1995-96 vochten de rivaliserende krijgsheren zich zodanig in een destructieve impasse dat zij een chaotisch vacuüm creëerden dat de opkomst vergemakkelijkte van een nieuwe macht: de Taliban. Die werd gefinancierd, bewapend en opgeleid door het Pakistaanse leger en het reactionaire Saoedische regime. Bovendien maakte de anarchistische toestand van het land, bij gebrek aan een doeltreffende centrale regering, het tot een ideale uitvalsbasis voor islamitische gewapende groepen uit een aantal landen, waaronder die van Osama bin-Laden en het Al Qaeda-netwerk.

     

    Afghanistan na de Russen

    Gepubliceerd in Militant nr.931, 10 februari 1989

    Tot grote verrassing van de westerse kapitalistische regeringen zullen alle Russische troepen vóór 15 februari uit Afghanistan worden teruggetrokken. Gorbatsjovs gretigheid om de afgesproken deadline te halen is echter even eenzijdig als de akkoorden van Genève van vorig jaar. In het kader van deze door de VN gesponsorde overeenkomst tussen de Sovjet-Unie, de VS en Pakistan kwamen beide partijen overeen de “inmenging” te beëindigen en de militaire steun aan de strijdende strijdkrachten in Afghanistan geleidelijk af te bouwen. Hoewel de Sovjet-Unie zich nauwgezet aan de letter van het pact heeft gehouden, zijn noch de VS (via de CIA), noch Pakistan gestopt met het financieren en bewapenen van de moedjahedien.

    Toen duidelijk werd dat de Russische troepen binnen de gestelde termijn daadwerkelijk zouden vertrekken, hebben de westerse mogendheden, aangevoerd door de VS en vurig gesteund door Thatcher, hun inspanningen opgevoerd om het regime van president Najibullah te destabiliseren. Zo was de terugtrekking van alle westerse diplomatieke missies duidelijk een berekende poging om de ineenstorting van het regime in Kaboel te helpen bespoedigen.

    Overdreven propagandaverhalen zijn altijd een kenmerk geweest van de berichtgeving over Afghanistan, en dit zal ongetwijfeld zo blijven. Niettemin is het beeld van chaos en verregaande ineenstorting dat uit televisiereportages en de ernstige kapitalistische media oprijst, te consistent om te negeren.

    Najibullah beweert uitdagend dat hij de moedjahedien tot het bittere einde zal bestrijden. Hij beweert dat hij geen stap opzij zal doen om plaats te maken voor een compromisregering. Beweringen dat zijn regime op instorten staat, wijst hij van de hand, en hij verklaart dat het Afghaanse leger is versterkt. Kaboel, zo beweert hij, zal verder worden bevoorraad, met Russische hulp. De moedjahedien hebben echter, ondanks hun interne rivaliteiten, hun pogingen opgevoerd om Kaboel en andere steden te belegeren en de levensader van Kaboel, de Salang-snelweg, af te snijden. Volgens berichten is er een tekort aan brood en benzine. De stad is overspoeld met meer dan een miljoen vluchtelingen. De zware ontberingen van delen van de bevolking zijn nog verergerd door een uitzonderlijk koude winter. In sommige berichten, van bronnen die ongetwijfeld vijandig staan tegenover het regime, wordt beweerd dat ambtenaren en personeel van het Afghaanse leger steeds meer hun posten verlaten. Najibullah zei onlangs tegen journalisten: “Zeker, zeker – ik heb er alle vertrouwen in.” De woordvoerders van westerse regeringen beweren echter dat zijn dagen geteld zijn.

    Hoe het ook zij, het lijdt geen twijfel dat de situatie een kritiek punt heeft bereikt. De verschillende moedjahedien-groepen hebben, aangemoedigd door het vertrek van de Russen, hun offensief opgevoerd. Verenigd in hun verzet tegen het Najibullah-regime, verzetten zij zich nu tegen de deelname van de regerende Democratische Volkspartij van Afghanistan (PDPA) aan een voorlopige vergadering of overgangsregering. Nu de PDPA van Russische militaire steun is ontdaan, zien de moedjahedien geen reden voor een compromis.

    Afgezien daarvan zijn de moedjahedien zelf totaal verdeeld. Er zijn zeven groepen met leiders in Pakistan, en acht groepen met leiders in Iran. Zij vertegenwoordigen verschillende delen van de oude heersende lagen van Afghanistan, en hebben verschillende reactionaire financiers en beschermheren in het buitenland (hoewel de meesten van hen een deel van het geld en de wapens van de VS aannemen). Zij zijn verdeeld over plaatselijke etnische groepen en stammen. Sommigen zijn Soennieten en anderen Sjiieten, en velen van hen zijn extreem-islamitische fundamentalisten.

    Rivaliserende groepen vechten onderling om de controle over gebieden en de buit, maar ook tegen het regime. Tot voor kort hadden sommige groepen een lange wapenstilstand met het Russische leger. Deze ‘heldhaftige verzetsstrijders’ zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de één miljoen doden. Veel van de zeven miljoen Afghanen die thans als vluchtelingen leven, werden door de barbaarse activiteiten van de moedjahedien uit hun woongebieden verdreven.

    In de moedjahedien heeft het imperialisme een monster geschapen. De leider van één fractie, het ‘gematigde’ in Pakistan gevestigde Nationaal Islamitisch Front, klaagde zijn sjiitische rivalen aan als “wreder dan de communisten omdat zij plunderen en moorden onder het mom van de islam. Als zij de macht grijpen, zal het bloedbad nog tien jaar voortduren.”

    Nu er tekenen zijn dat het regime in Kaboel ernstig gevaar loopt de controle over belangrijke steden in het zuiden en over strategische verkeersaders te verliezen, dreigt de ‘verzetsbeweging’ in het land met een gewelddadige en barbaarse reactie. De akkoorden tussen het imperialisme en de heersende bureaucratie van de Sovjet-Unie garanderen geen vrede en stabiliteit, maar zullen een periode van burgeroorlog inluiden waarin Afghanistan verscheurd zal worden tussen rivaliserende krijgsheren.

    De Sovjetinvasie

    Hoe is het zo ver kunnen komen? Waarom heeft de Russische leiding, na de invasie tijdens de kerstdagen van 1979, haar troepen zo overhaast teruggetrokken? Wat zal het lot zijn van het regime en van de fundamentele (maar vervormde) sociale veranderingen die in 1978-79 zijn begonnen?

    Toen de Russische bureaucratie Afghanistan binnenviel, kwam Militant in verzet. Elke sociale winst die werd behaald op het grootgrondbezit en het kapitalisme in Afghanistan, zou volgens ons volledig teniet worden gedaan door de nadelige effecten op het bewustzijn van de arbeidersklasse internationaal.

    Toen de Russische strijdkrachten eenmaal waren binnengevallen, vonden wij het echter een vergissing om hun terugtrekking te eisen. Dit zou in feite hebben betekend dat men de moedjahedien zou steunen – wier programma het herstel van de middeleeuwse reactie was.

    Deze analyse is door de gebeurtenissen bevestigd. De verkeerde strategie van de leiding van het Kremlin, samen met de bureaucratische methoden die in Afghanistan werden gebruikt, hebben geleid tot het slechtste van alle werelden.

    Toen Brezjnev opdracht gaf tot de invasie van Afghanistan verwachtte hij niet de woedende reactie van het VS-imperialisme en zijn bondgenoten. Immers, zelfs onder het vorige burgerlijke bonapartistische regime van Da’ud lag Afghanistan binnen de Russische invloedssfeer. Het aan de macht komen van een proletarisch bonapartistisch regime (gebaseerd op een genationaliseerde planeconomie, maar geleid door een totalitaire elite) onder Taraki in april 1978 verraste het Kremlin kennelijk. Maar toen het voortbestaan van het nieuwe regime werd bedreigd door interne onenigheid en de autocratische maatregelen om een revolutie van bovenaf op te leggen, voelde de Russische leiding zich genoodzaakt in te grijpen om een marionettenregime te verdedigen.

    De bureaucratie had onlangs wapens en economische hulp gestuurd om de proletarische bonapartistische regimes te consolideren die in Angola en Mozambique aan de macht waren gekomen. En in die periode werd Washington nog steeds weerhouden van actieve interventie tegen revolutionaire bewegingen door de gevolgen van haar nederlaag in Vietnam. De invasie van Afghanistan kwam echter op een moment dat er een verschuiving plaatsvond in de positie van het VS-imperialisme. Onder Carter, en vooral onder Reagan, streefden de VS ernaar het ‘Vietnam-syndroom’ te boven te komen en hun macht op het wereldtoneel opnieuw te doen gelden.

    De invasie was een gouden kans, een propagandageschenk, dat kon worden gebruikt om ‘communistische agressie’ aan de kaak te stellen en een nieuwe spurt in de opbouw van het Amerikaanse militaire arsenaal en de aanvalsmacht te rechtvaardigen. Onder Brezjnev was de Russische leiding bereid om zowel de kosten van de oorlog als de internationale repercussies te dragen. Maar sinds 1979 is ook de positie van de bureaucratie veranderd. Onder Gorbatsjov werd zij gedwongen het hoofd te bieden aan de gevolgen van de afnemende economische groei ten gevolge van het bureaucratisch wanbeheer van de genationaliseerde economie.

    De militaire uitgaven, die ongeveer 15% van de nationale productie van de Sovjet-Unie hebben opgeslorpt, zijn een enorme last geworden. De bureaucratie moet de middelen vinden voor de modernisering van de industrie en tegelijkertijd trachten de levensstandaard van de arbeidersklasse op peil te houden. Gorbatsjov probeert daarom tot een vergelijk te komen met het VS-imperialisme. Hij is wanhopig op zoek naar overeenkomsten die de verlammende escalatie van de wapenuitgaven afremmen. In de afgelopen dagen heeft hij een verlaging van 19% aangekondigd van de officiële defensiebegroting van de Sovjet-Unie (hoewel de werkelijke begroting veel hoger is). Een half miljoen manschappen zal worden gedemobiliseerd, en 10.000 tanks zullen buiten gebruik worden gesteld. Deze besparingen zijn zowel bedoeld om de kapitalistische leiders gerust te stellen als om de publieke opinie in het Westen te beïnvloeden om druk uit te oefenen op hun regeringen om de bewapening te verminderen.

    In de berekeningen van Gorbatsjov is het vasthouden aan de positie in Afghanistan van ondergeschikt belang aan de mogelijkheid om akkoorden te bereiken met de Amerikaanse supermacht en zijn kapitalistische bondgenoten. Zijn geloof dat het mogelijk is om een duurzaam akkoord met het imperialisme te bereiken is echter een illusie. Ondanks alle besprekingen en Russische concessies tot dusver, voeren de VS hun steun aan de moedjahedien in Afghanistan nog steeds op. Wanneer de crisis van het wereldkapitalisme zich verscherpt, zal het fundamentele sociale antagonisme tussen het imperialisme en het stalinisme onvermijdelijk leiden tot een terugkeer naar een openlijk vijandig beleid.

    Afghanistan is ook niet de enige terugtrekkende beweging van de Russische bureaucratie. Het Kremlin oefent druk uit voor een overeenkomst met de VS en Zuid-Afrika omtrent Namibië. Het weigerde aanzienlijke steun aan het Sandinistische regime in Nicaragua, dat op het punt staat economisch ineen te storten. In Zuid-Oost-Azië dringt de Russische leiding aan op de terugtrekking van de Vietnamese troepen uit Cambodja.

    Een nederlaag voor de bureaucratie

    In het geval van Afghanistan trekt de Russische bureaucratie zich terug zonder beslissend succes bij het consolideren van het regime. In sommige gebieden, met name in het noorden, is de landhervorming met succes doorgevoerd. De sanitaire voorzieningen en de gezondheidszorg zijn verbeterd en de positie van sommige groepen vrouwen is er enorm op vooruitgegaan. Met het onderwijs is een begin gemaakt om het overweldigende analfabetisme van de Afghaanse bevolking aan te pakken. Maar de vooruitgang is fragmentarisch en alleen de steun van een vrij dunne laag van de samenleving is stevig verzekerd.

    De Russische bureaucratie greep in de eerste plaats in vanwege de onhandige bureaucratische methoden van het Afghaanse regime. In gebieden waar zich grote landgoederen bevonden, konden de landhervormingen op algemene steun rekenen. In andere gebieden was de situatie echter gecompliceerder, met veel verschillende vormen van grondbezit, deelteelt, tribale weiderechten, enzovoort. Het regime probeerde de veranderingen door te drukken zonder massale steun te verwerven onder de boeren en de stammen, en zonder de nodige materiële steun om het succes van de hervormingen te verzekeren.

    De Afghaanse samenleving is altijd verdeeld geweest door loyaliteit tussen stammen, en de bonapartistische methoden van Kaboel riepen in veel gebieden hevige oppositie op. Geen enkele regering in Kaboel heeft ooit meer dan een losse heerschappij over het hele land uitgeoefend. De interventie van een buitenlandse indringer om het nieuwe regime in Kaboel overeind te houden, lokte nog meer wijdverbreide oppositie uit van de verschillende nationale groeperingen en stammen.

    De Russische bureaucratie heeft enorme economische en militaire steun verleend. Ze hebben Najibullah gedwongen het etiket ‘marxistisch’ op te geven, in een poging zijn steun te verbreden. Maar ze zijn er nog steeds niet in geslaagd een stevige basis voor het regime te consolideren. Deze mislukking heeft het imperialisme een vruchtbare voedingsbodem geboden om religieus en nationalistisch verzet aan te wakkeren.

    Onder deze omstandigheden is de Russische terugtrekking een nederlaag voor de bureaucratie. Dit is impliciet toegegeven in recente verklaringen van Gorbatsjov en minister van Buitenlandse Zaken Sjevardnadze. De Russische soldaten vertrekken zonder enig gevoel van ‘revolutionaire prestatie’.

    Maar een vergelijking tussen deze nederlaag voor de Sovjet-bureaucratie en de nederlaag van het VS-imperialisme in Vietnam is volstrekt onjuist. Ondanks de kosten van de oorlog, de 15.000 Russische doden en nog veel meer slachtoffers, wordt de bureaucratie niet door een militaire nederlaag naar buiten gedrongen. Gorbatsjov en consorten hebben besloten dat het, gezien hun mondiale politieke doelstellingen, niet de moeite waard is om in Afghanistan te blijven.

    In Vietnam werden de VS bovendien geconfronteerd met een verenigde nationale strijd, gebaseerd op de sociale belangen van de boerenbevolking, met name hun vraag naar land. De lappendeken van religieuze en tribale groeperingen die het ‘Afghaanse verzet’ vormen, zijn niet in staat zich te verenigen in een coherente nationale beweging met gemeenschappelijke doelstellingen. Met geld en wapens van buitenlandse beschermheren zijn zij erin geslaagd het regime op veel gebieden lam te leggen. Nu dreigen zij Afghanistan in een nieuwe en nog bloediger fase van burgeroorlog te storten. Maar zij zijn zelf niet in staat om een nieuw regime te vormen.

    Zal het regime van Najibullah overleven? Zijn lot staat duidelijk op het spel. Gorbatsjov en Sjevardnadze zeggen nog steeds hun onwrikbare steun toe. Toch hebben diplomaten van het Kremlin de laatste weken intensief onderhandeld met de leiders van de moedjahedien. Zij hebben aangedrongen op het idee van een shura (vergadering) waarin alle groepen, met inbegrip van de regerende PDPA, zijn vertegenwoordigd. In ruil voor een nieuwe regering met ‘goede moslims’ (de huidige niet-PDPA-ministers) en één of twee PDPA-leden, hebben zij aangegeven bereid te zijn Najibullah te laten vallen en hem en zijn regering per vliegtuig het land uit te brengen naar de villa’s die reeds voor hen in de Sovjet-Unie gereed waren gemaakt.

    Terwijl sommige moedjahedin-leiders bereid zijn ‘goede moslims’ te aanvaarden, is er echter geen enkele die bereid is de deelname van de PDPA te aanvaarden. Het Kremlin heeft dus weinig andere keuze dan vast te houden aan Najibullah. Nu het tapijt onder hem wegtrekken zou ongetwijfeld de totale ineenstorting van het regime bespoedigen. Bovendien heeft Najibullah nog steeds de steun van degenen die een direct belang hebben bij het regime, met name soldaten, politieagenten en staatsambtenaren, wier nek op het blok ligt als het regime valt. Wat hun twijfels ook mogen zijn, veel Afghaanse soldaten zullen het gevecht aangaan als het enige alternatief bloedige wraak door de moedjahedien is.

    Er bestaat echter weinig twijfel over dat Moskou reeds is begonnen met de uitvoering van noodplannen voor het geval Kaboel valt. Er zijn berichten dat de Russische troepen, zelfs terwijl ze zich terugtrekken, een versterkte enclave aan het consolideren zijn – waarin een ingekrompen Najibullah-regime zou kunnen worden verdedigd – rond de noordelijke stad Mazar-e-Sharif, dicht bij de grens met de Sovjet-Unie.

    Een terugkeer naar barbarij

    Vele regeringsfunctionarissen en hun gezinnen zijn daarheen overgebracht, samen met een grote concentratie van Afghaanse soldaten. Russische wapens en voorraden zijn daar geconcentreerd, en het is mogelijk dat er Russisch personeel in dat gebied verblijft.

    Dit is de regio waar de landhervorming en andere veranderingen het meest succesvol waren. De landbouw is er relatief vruchtbaar, en het gebied heeft aardgasreserves. Dit is ook de plaats waar de meeste recente industriële ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Als Kaboel valt, zal de Russische bureaucratie, al was het maar om haar cruciale strategische belangen in deze regio te beschermen, zeer waarschijnlijk de voortzetting van het Najibullah-regime in deze enclave steunen. In feite zou dit de opdeling van Afghanistan betekenen. De zone in het noorden zou worden gecontroleerd door een proletarische bonapartistische marionet van de Russische bureaucratie. De rest van het land zou verdeeld worden tussen rivaliserende krijgsheren, die op hun beurt de marionetten zijn van de VS, de Pakistaanse heersende klasse en het Iraanse regime.

    Ook stappen vanuit het officierskorps van het Afghaanse leger om Najibullah af te zetten zijn mogelijk. Een nieuwe bonapartistische regering, die de PDPA afwijst, zou wel eens een deel van de moedjahedien-leiders kunnen aantrekken. Hoe graag zij Kaboel ook willen innemen, een frontale aanval door verdeelde guerrillagroepen zou tot een afschuwelijk bloedbad leiden.

    Een militaire staatsgreep, met de steun van delen van het officierskorps, de vrije beroepen, de kooplieden en sommige van de moedjahedien-leiders, zou in Kaboel een nieuw regime kunnen vestigen. De Russische bureaucratie heeft reeds het idee van een bredere regering geopperd. Het kan niet worden uitgesloten dat zij, mits hun strategische belangen aan de Afghaans/Sovjet-grens worden gevrijwaard, een nieuw bonapartistisch regime zou steunen.

    In een dergelijke onstabiele situatie, waarbij vele onbekende factoren een rol spelen, is het onmogelijk de waarschijnlijke loop der gebeurtenissen met enige zekerheid te voorspellen. Maar wat er ook gebeurt, het lijkt nu onvermijdelijk dat de revolutionaire veranderingen die in 1978/79 in gang werden gezet, in een groot deel van Afghanistan zullen worden teruggedraaid. De verantwoordelijkheid voor deze terugval ligt bij het stalinisme, dat niets gemeen heeft met echt marxisme of internationalisme.

    Als het huidige regime wordt ondermijnd, zelfs in een deel van het land, zal de sociale vooruitgang met vele tientallen jaren worden teruggeworpen. Overheersing door de moedjahedien betekent een terugkeer naar de barbarij. Na verloop van tijd, na een periode van pijnlijke reactie, zullen de voorwaarden ontstaan voor een nieuwe beweging om de maatschappij te veranderen.

    Maar de les van de afgelopen tien jaar is dat een nieuwe beweging gebaseerd moet zijn op een beweging van onderaf, waarbij de arbeiders, boeren en inheemse stammen van Afghanistan gemobiliseerd worden rond een marxistisch programma. De revolutie in Afghanistan moet via een internationaal perspectief verbonden worden met de strijd van de arbeiders en boeren in heel Azië.

    Om een revolutie op gezonde socialistische leest te schoeien, moet de Afghaanse revolutie ook worden gekoppeld aan het programma van politieke revolutie in de Sovjet-Unie, Oost-Europa en China, met het oog op de omverwerping van de bureaucratie en de invoering van de arbeidersdemocratie.

  • Waar gaat het herstel heen? Inflatiespook dreigt voor nieuwe crisis te zorgen

    Dossier door Eric Byl (ISA International Executive)

    Er valt veel te zeggen over de zogenaamde ‘post-pandemische’ economische opleving. De cijfers zien er indrukwekkend uit, maar de waarschuwingen zijn talrijk. Nieuwe hoogten in de ongelijkheid tussen rijk en arm gieten olie op bestaande sociale spanningen, en veroorzaken nieuwe. Stijgende voedselprijzen leiden tot verdere sociale explosies. De rampzalig trage, ongelijke en inefficiënte uitrol van vaccins door het kapitalisme leidt tot meer besmettelijke en vaccinresistente vormen van het virus. De inflatiedruk zou de centrale banken ertoe kunnen dwingen het monetaire beleid aan te scherpen en zou de economie opnieuw in een recessie storten. Bovendien zijn er de vele uitdagingen die al vóór de pandemie bestonden en die nu groter, dreigender en dringender zijn geworden: ecologische omslagpunten, de nieuwe Koude Oorlog, de opeenhoping van schulden, gebrek aan investeringen in productiecapaciteit, enz.

    Het is dan ook geen wonder dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) waarschuwt dat de risico’s de “mondiale basisprognose” – 6% mondiale groei in 2021 en 4,9% in 2022 – kunnen drukken. Het gebrek aan vertrouwen van het IMF blijkt ook uit zijn oproep aan de centrale banken om het monetaire beleid niet te verstrakken, tenzij de aanhoudende inflatie hen daartoe dwingt.

    De groeicijfers lijken indrukwekkend, maar ze moeten in de juiste context worden geplaatst. Ze komen na een krimp van de wereldeconomie met 3,2% in 2020, de ergste sinds WO II. Deze groei wordt ook aangedreven door historische verschuivingen in het kapitalistische economische beleid, met massale monetaire (geldschepping) en fiscale (begrotingsuitgaven) interventies van gemiddeld 16% van het BBP in de geavanceerde kapitalistische landen (27% als leningen, aandelen en garanties worden meegerekend). De overeenkomstige cijfers voor ‘opkomende’ landen en landen met lage inkomens bedroegen respectief 4 en 6,5%, en 1,5 en 2% van het BBP. Volgens het IMF hadden de regeringen begin juli 2021 wereldwijd niet minder dan $16.500 miljard uitgegeven om de pandemie te bestrijden. Met dit in het achterhoofd zijn de groeicijfers van het IMF eigenlijk teleurstellend.

    De kapitalisten en hun politieke vertegenwoordigers begrepen de noodzaak van een drastische beleidswijziging om hun systeem van een implosie te redden en te proberen sociale onrust af te wenden. Tijdens de Grote Depressie van 1929 duurde het 4 jaar voordat zij van ‘laissez faire’ (vrije markt) overschakelden op een meer staatsinterventionistisch beleid, met de New Deal. In die vier jaar kromp het BBP van de VS met 25%, de werkloosheid schoot omhoog tot 25%, honderdduizenden raakten dakloos en overal verschenen sloppenwijken, de zogeheten “Hoovervilles” (genoemd naar toenmalig president Hoover).

    Onder Hoover steeg de staatsschuld van de VS van 16% van het BBP in 1929 tot 40% in 1933. Deze cijfers lijken misschien redelijk volgens de normen van vandaag, maar in die tijd bedroegen de jaarlijkse inkomsten van de federale overheid van de VS slechts 4% van het BBP, tegen ongeveer 30% vandaag. De verhouding tussen de federale schuld en het jaarlijkse federale inkomen nam exponentieel toe. Het jaar na het begin van Roosevelts New Deal veerde de Amerikaanse economie weer op met 10,8% en bleef gedurende 3 jaar op rij in een vergelijkbaar tempo groeien voordat de depressie terugkeerde. De New Deal kocht tijd, maar alle onderliggende problemen bleven onopgelost, totdat de massale vernietiging en uitgaven in de Tweede Wereldoorlog en de afloop daarvan alles veranderden.

    Het ziet ernaar uit dat de economieën van de geavanceerde kapitalistische landen sneller dan verwacht het BBP-niveau van vóór de crisis zullen bereiken. China deed dat vorig jaar en de VS in het eerste kwartaal van dit jaar. Het bbp van de eurozone ligt nog 3% onder het niveau van voor de crisis, maar de groei van de eurozone is nu voor het eerst groter dan die van China en de VS. Tegen het einde van dit jaar zou de achterstand kunnen zijn ingelopen, met een verwachte groei van 6% in Frankrijk, 5% in Italië, 7,4% in Roemenië en 3,6% in Duitsland, dat meer dan andere Europese landen te lijden heeft onder tekorten aan halffabricaten. Volgens het IMF zal de groei in de geavanceerde kapitalistische landen tegen eind 2022 alle door de pandemie veroorzaakte verliezen hebben goedgemaakt. Dat wil zeggen, als nieuwe Covid-19 varianten onder controle worden gehouden. We zagen al hoe toen Morgan Chase zijn groeiprognose voor China voor het derde kwartaal verlaagde van 5,8% naar 2,3% vanwege de ‘Delta’-variant, er schokgolven door de Amerikaanse aandelenmarkt gingen.

    Breuklijnen die de ongelijkheid wereldwijd verdiepen

    In de ‘opkomende’ economieën zal het veel langer duren om de achterstand in te lopen, en in de lage-inkomenslanden zelfs nog langer. Het IMF waarschuwt zelfs dat de “access fault line” van de vaccins het wereldwijde herstel in tweeën zal splijten en erkent dat in 2020-21 naar verwachting bijna 80 miljoen meer mensen in extreme armoede zullen terechtkomen dan vóór de pandemie werd verwacht. Volgens het IMF zullen de lage-inkomenslanden minstens 200 miljard dollar extra moeten uitgeven om de pandemie te bestrijden en nog eens 250 miljard dollar om de economische groei van voor de pandemie te hervatten.

    Terwijl in de ontwikkelde economieën 40% van de bevolking volledig is gevaccineerd, is dat aantal minder dan de helft in de ‘opkomende’ economieën en slechts 2% in de lage-inkomenslanden. De aanzienlijke fiscale ingrepen in de geavanceerde economieën in vergelijking met de opkomende landen en de landen met lage inkomens hebben de welvaartskloof ook nog groter gemaakt. Bezorgdheid over deze realiteit heeft het IMF ertoe gebracht nieuw geld te creëren, via zogenaamde “speciale trekkingsrechten” (zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Speciale_trekkingsrechten), voor een bedrag van 650 miljard dollar. Meer dan 50% hiervan zal echter naar de geavanceerde economieën gaan, 42% naar de opkomende economieën en slechts 3,2% naar de lage-inkomenslanden. De reserves van Argentinië, Pakistan, Ecuador en Turkije zullen echter met minstens 10% toenemen. Hoewel verpakt in mooie woorden, is het slecht verhulde hoofddoel van dit beleid een poging om de financiële stabiliteit te versterken door particuliere en publieke beleggers/speculanten te behoeden voor verliezen als gevolg van meer wanbetalingen op overheidsschuld.

    De dreiging van inflatie

    Intussen heeft het wereldwijde herstel de olieprijzen met bijna 70% opgedreven tot boven hun lage basis in 2020, terwijl de prijzen van niet-oliegrondstoffen met bijna 30% zijn gestegen, vooral de metaal- en voedselprijzen wegens tekorten. Dit is op zich al een bron van sociale onrust, vooral bovenop de woedende pandemie, zoals we zagen in Tunesië, Zuid-Afrika en Cuba. De depreciatie van de munt heeft ook de invoerprijzen opgedreven, waardoor de inflatie nog is toegenomen. Sommige ‘opkomende’ landen, waaronder Brazilië, Hongarije, Mexico, Rusland en Turkije, zijn reeds gedwongen hun monetair beleid aan te scherpen om de opwaartse druk op de prijzen tegen te gaan.

    In de geavanceerde kapitalistische landen is het herstel ten koste gegaan van een stijging van de overheidsschuld met gemiddeld 20% en meer dan een verdrievoudiging van de begrotingstekorten, alsmede van gigantische verhogingen van de tegoeden van de centrale banken. Samen met de twee grote uitgavenpakketten van Biden heeft dit de vraag doen rijzen of de economieën niet zouden kunnen ‘oververhitten’ en de inflatie uit de hand kan lopen. In de VS is de consumentenprijsindex in juni met 5,4% gestegen, na een stijging met 5% in mei. De index van de producentenprijzen is in juni met 7,3% gestegen, een record in 13 jaar. De vraag neemt toe naarmate de economieën opener worden, terwijl veel bedrijven niet over de voorraden beschikken om aan de vraag te voldoen. Het einde van de huur- en hypotheekmoratoria in de VS en het einde van de BTW-verlaging in Duitsland wakkeren deze inflatoire druk verder aan. De prijsstijgingen zetten de levensstandaard van de arbeidersklasse en arme huishoudens onder druk.

    In dit stadium beschouwen het IMF, de centrale banken en de meeste mainstream-economen deze inflatiegolf als een tijdelijk verschijnsel dat in 2022 zal zijn teruggevallen tot het niveau van vóór de pandemie. Dit is gebaseerd op hun inschatting dat er nog steeds sprake is van een aanzienlijke slapte op de arbeidsmarkt, ook al hebben sommige sectoren te kampen met tekorten en aanwervingsproblemen. Zij denken dat de inflatoire tendensen gebaseerd zijn op tijdelijke factoren en dat andere structurele factoren, zoals automatisering, de prijsgevoeligheid hebben verminderd.

    Neoliberale en keynesiaanse theorieën over inflatie

    Mainstream economen hebben dus de eenzijdige en fundamentele stelling van het monetarisme (een concept dat centraal staat in de ideeën van het ‘neoliberalisme’), met name dat de geldhoeveelheid de prijzen van goederen en diensten bepaalt en dat inflatie ontstaat wanneer de geldhoeveelheid sneller stijgt dan de productie, terzijde geschoven. In feite is de geldhoeveelheid in 2020 met meer dan 25% gestegen, maar het grootste deel daarvan is opgepot of gebruikt voor speculatie. Bijgevolg werd de enorme stijging van de geldhoeveelheid grotendeels tenietgedaan door de daling van de geldcirculatie (velocity) en weerspiegelden de prijzen van goederen en diensten dus niet de enorme geldcreatie in die fase.

    De alternatieve mainstream-theorie van de inflatie is de Keynesiaanse ”cost-push”-these. Deze theorie houdt in dat de inflatie wordt aangedreven door de lonen, het resultaat van de lage werkloosheid en de grote vraag naar arbeid in verhouding tot het aanbod, waardoor de lonen stijgen, wat op zijn beurt de prijzen opdrijft, de zogenaamde loon-prijsspiraal. Keynesianen verwijzen vaak naar de Phillips-curve, die stelt dat hoge werkloosheid leidt tot prijsdeflatie, terwijl lage werkloosheid leidt tot inflatie. In de jaren zeventig stegen echter, in tegenstelling tot de Phillips-curve, zowel de inflatie als de werkloosheid tegelijk, wat toen ‘stagflatie’ werd genoemd. Na de recessie van 2008/9 daalde de werkloosheid in de grote economieën tot een historisch dieptepunt, terwijl de loonstijgingen laag bleven, net als de prijsinflatie.

    Marxisme, waarde en inflatie

    Marx heeft nooit een uitgebreide theorie over inflatie geformuleerd. Hij stelde dat geld de “ruilwaarde” vertegenwoordigt, of de hoeveelheid arbeid die nodig is om goederen en diensten te produceren. Het is niet de geldhoeveelheid die de prijzen bepaalt, maar uiteindelijk het omgekeerde. Dit wil niet zeggen dat vraag en aanbod, kartelvorming, klassenstrijd enz. geen invloed hebben op de prijsvorming, maar de fundamentele factor die de prijzen bepaalt, is de gemiddelde hoeveelheid maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd die nodig is voor de productie en verwerking van goederen en diensten. Andere factoren kunnen de prijzen onder of boven de reële (ruil)waarde drukken, maar altijd tijdelijk.

    Marx verwierp ook het idee dat loonstijgingen de oorzaak zijn van inflatie. In ‘Loon, prijs en winst’ stelde hij: “dat een gevecht om een loonsverhoging slechts wordt gevoerd in het spoor van voorafgaande veranderingen en het noodzakelijke resultaat is van voorafgaande veranderingen in de omvang der productie, de productiekracht van de arbeid, de waarde van de arbeid, de waarde van het geld, de duur of de intensiteit van de uitgeperste arbeid, de fluctuaties van de marktprijzen, afhankelijk van fluctuaties van vraag en aanbod en in overeenstemming met de verschillende fasen van de industriële cyclus — kortom, als een afweerreactie van de arbeid tegen de voorafgaande actie van het kapitaal. Als u het vechten voor een loonsverhoging onafhankelijk van al deze omstandigheden neemt, als u slechts op de veranderingen van het loon let en alle andere veranderingen waaruit ze voortspruiten buiten beschouwing laat, gaat u van een verkeerd uitgangspunt uit en komt u tot verkeerde gevolgtrekkingen.”

    In tegenstelling tot de verschillende economische scholen van het kapitalisme, koos Marx niet één of enkele symptomatische kenmerken (geldhoeveelheid, loonkosten …) om ze tot de hoofdoorzaak van alles te maken, maar benaderde hij de economie als een globaal samenspel van tegenstrijdige krachten.

    In zijn World Economic Update lijkt het IMF dit onbewust te bevestigen. Het wijst erop dat de loonstijging tot dusver over het algemeen stabiel is en dat, ondanks een recente opleving van de loonstijging in de VS, de lonen niet wijzen op een bredere druk op de arbeidsmarkt en dat de gegevens uit Canada, Spanje en het VK soortgelijke patronen van over het algemeen stabiele loonstijging laten zien. Met andere woorden, als er in dit stadium al sprake is van een ‘kostenstijging’, dan is die niet het gevolg van lonen, maar van prijsverhogingen door bedrijven, deels als gevolg van stijgende kosten van grondstoffen, basisproducten en andere elementen, deels als gevolg van verstoringen door Covid, en deels in een poging om de winsten te verhogen. Als we het vanuit een breder perspectief bekijken, zien we dat het aandeel van arbeid in het BBP in de geavanceerde kapitalistische landen al tientallen jaren aan het krimpen is. In de VS is het gekrompen van een gemiddelde van 63% in de jaren vijftig en zestig tot 57% in het afgelopen decennium. De lonen kunnen dus niet verantwoordelijk worden gehouden voor de prijsstijgingen. Indien de lonen sinds de jaren ’60 op hetzelfde niveau waren gebleven, zouden de Amerikaanse werknemers elk jaar samen een triljoen dollar meer hebben verdiend.

    Het IMF noemt het automatiseringsproces een in wezen deflatoire factor, of in zijn woorden, een “prijsgevoeligheidsverlagende” factor. Marx heeft dit duidelijker en uitvoeriger uitgelegd. Hij wees op het feit dat kapitalisten, om hun concurrenten de loef af te steken, de “meerwaarde” (in wezen de onbetaalde arbeid van arbeiders die door de bazen als winst wordt aangenomen) gebruiken om de productiviteit te verhogen door betere en efficiëntere technologieën te installeren. Als gevolg daarvan daalt de vereiste arbeidstijd per productie-eenheid. Dus terwijl het aanbod van goederen en diensten de neiging heeft te stijgen, zal de reële waarde – de hoeveelheid arbeid die gemiddeld aan de productie wordt besteed – van elk goed of elke dienst dalen bij een stijging van de productiviteit van de arbeid. Dat verklaart waarom er een inherente tendens is dat de prijzen van goederen dalen in plaats van stijgen. Kapitalisten proberen deze tendens en het effect ervan op de winstvoet tegen te gaan door meer uitbuiting van arbeiders en door monetaire middelen.

    Voor arbeiders vergroot een prijsdaling of deflatie hun koopkracht en spaargeld, maar voor kapitalisten vreet het aan hun winsten, maakt het de terugbetaling van schulden moeilijker en maakt het productieve investeringen minder aantrekkelijk. Zij beschouwen een gecontroleerde inflatie als gezond omdat zij de winsten verhoogt, de terugbetaling van schulden draaglijker maakt, de lonen uitholt en de consumptie stimuleert. Onlangs noemde Kenneth Rogoff, voormalig hoofdeconoom van het IMF, “een beetje inflatie geen slechte zaak.” Hij stelt dat centrale banken na de financiële crisis in 2008 negatieve rentetarieven hadden moeten invoeren en een inflatie van 4-6% voor een paar jaar hadden moeten toestaan. Hij pleit nu voor een inflatiedoelstelling van 3% (in plaats van de 2% van de Fed) en citeert zijn voorganger Olivier Blanchard die in 2010 pleitte voor een verhoging van de inflatiedoelstellingen tot 4%.

    Inflatie is moeilijk te beheersen

    Onder een “gezonde” inflatie wordt een inflatie verstaan die iets hoger ligt dan de gecombineerde groeipercentages van de productiviteit en de beroepsbevolking. Tot het midden en het einde van de jaren zeventig werd in de geavanceerde kapitalistische landen 4% als gezond beschouwd; later, toen de productiviteitsgroei vertraagde, werd 2% de algemeen aanvaarde inflatiedoelstelling. Kenneth Rogoff pleit er eigenlijk voor om de marge tussen inflatie en productiviteitsstijging te verruimen in de hoop dat dit niet alleen de schuldenlast zal verminderen en de vraag zal doen toenemen, maar ook de productie zal stimuleren. Het probleem is dat inflatie moeilijk te beheersen is.

    De afgelopen 20 jaar zijn de centrale banken er niet in geslaagd hun doelstelling van 2% te halen, deels omdat zij vreesden voor een herhaling van het begin van de jaren zeventig, toen zij de controle volledig kwijtraakten, met als gevolg wat toen een stagflatieval werd genoemd: economische stagnatie in combinatie met een inflatie met dubbele cijfers of een galopperende inflatie. Er was een combinatie van brutale aanvallen op de arbeidersbeweging en een sterke rem op de geldhoeveelheid (die een nieuwe recessie uitlokte) voor nodig om de kapitalisten een uitweg te laten vinden. Thatcher in het Verenigd Koninkrijk verhoogde de reële rente tussen 1979 en 1982 van -3% tot 4% en de werkloosheid steeg van 5% tot 11% in 1983. Volcker, toen voorzitter van de Fed in de VS, verhoogde de reële rente van negatief tot 5%, en de werkloosheid verdubbelde tot 10% in 3 jaar tijd, maar de inflatie daalde van 13% tot 3%. Het neoliberalisme werd toen het dominante beleid voor een heel historisch tijdperk.

    Dat is, zoals we al eerder hebben aangegeven, niet langer houdbaar. In de huidige crisis hadden de kapitalisten en hun vertegenwoordigers in de centrale banken en regeringen geen andere keus dan hun toevlucht te nemen tot meer interventionistische maatregelen. Ze vonden het niet leuk, maar het was noodzakelijk om een nog grotere economische ramp te voorkomen die hun systeem had kunnen bedreigen. Maar zij deden dat met het spookbeeld van controleverlies in hun achterhoofd.

    Goederen en diensten, met inbegrip van productiegoederen (machines, grondstoffen, fabrieken en kantoren) worden over het algemeen eenmalig of slechts enkele malen verkocht voor consumptie en verlaten snel de circulatie. Zij worden zelden opgepot en hun snelheid – het aantal keren dat zij in omloop komen en weer uit omloop verdwijnen – is beperkt, gemakkelijk te traceren en te controleren. Dat is niet het geval met geld. Dezelfde hoeveelheid geld kan vele malen in en uit omloop gaan, van eigenaar naar eigenaar gaan of gewoon worden opgepot en helemaal niet circuleren. Bij de geldhoeveelheid is de omloopsnelheid een veel grilliger factor, oppotten kan voorkomen dat geld in omloop komt, maar wanneer de activiteit toeneemt en geld begint te rollen, kan het “multiplicatoreffect” gemakkelijk exponentieel worden.

    Dit is waar Nouriel Roubini, alias Dr. Doom, voor waarschuwt in verband met inflatie. Het is moeilijk om hier een duidelijk standpunt over in te nemen. In dit stadium lijken deflatoire tendensen nog steeds de overhand te hebben, maar de economie bevindt zich op een koord en er zijn veel factoren die de balans in de ene of de andere richting kunnen doen doorslaan. Roubini wijst op het voor de hand liggende: de schuldratio’s zijn tegenwoordig bijna drie keer zo hoog als in de jaren zeventig en een losse geldkraan in combinatie met aanbodschokken kan tot inflatie leiden, maar aan de andere kant zijn schulden nog steeds relatief goedkoop omdat de rentevoeten historisch laag zijn en door de centrale banken laag worden gehouden.

    De losse geldhoeveelheid heeft echter activa- en kredietzeepbellen aangewakkerd met hoge koers-winstverhoudingen, lage risicopremies en opgeblazen tech-activa. Het heeft ook irrationele crypto-manie, hoogrentende bedrijfsschulden, meme-aandelen (aandelen die plotse en dramatische veranderingen ondergaan als gevolg van een hype in de sociale media), enz. verder gestimuleerd. Dat kan culmineren in wat economen een Minsky-moment noemen: een plotseling verlies van vertrouwen, wat leidt tot paniek die een crash teweegbrengt.

    Tien jaar geleden liepen de voedselprijzen uit de hand toen speculanten de termijnmarkt overspoelden. Dit leidde tot voedselrellen en het was een belangrijk element in wat de zogenaamde Arabische lente werd. Een herhaling van een dergelijk scenario, vooral in een periode van schaarste die veel speculatieve mogelijkheden creëert, is heel goed denkbaar, maar de gevolgen ervan zouden nog desastreuzer zijn in de context van klimaatrampen, overgewaardeerde financiële markten en een woedende pandemie.

    Er is ook sprake van “huizenkoorts” nu de vastgoedprijzen in de OESO-landen in het eerste kwartaal van 2021 met 9,4% zijn gestegen. In de VS bereikten de huizenprijzen in april hun snelste groei in 30 jaar. Lage leenkosten, aanbodtekorten, stijgende bouwprijzen en welgestelde mensen die op zoek zijn naar grotere woningen liggen hieraan ten grondslag. De huizenprijzen stijgen veel sneller dan de inkomens, waardoor de ongelijkheid nog toeneemt. Fannie Mae, de federale woningbouwvereniging van de VS, beweert dat grotere hypotheken tot hogere huren zullen leiden en de algemene inflatie zullen opdrijven.

    Catch 22

    Als de inflatie op middellange of langere termijn verder toeneemt, komen de centrale banken in een catch 22-situatie terecht: de inflatie kan in de dubbele cijfers lopen als zij hun ruime geldvoorraadbeleid voortzetten en in een stagflatieval terechtkomen. In landen die hun overheidsschuld hoofdzakelijk in binnenlandse valuta aanhouden, zal de overheidsschuld aanvankelijk draaglijker worden. In landen met een overheidsschuld in vreemde valuta (waaronder veel van de landen met de zwaarste schuldenlast in Afrika en Latijns-Amerika) zou dat niet het geval zijn. Een toenemend aantal van deze landen het risico lopen in gebreke te blijven en hun schulden moeten herstructureren. Dit kan een keten van wanbetalingen uitlokken, wat de internationale spanningen zou doen toenemen en protectionisme in de hand zou werken.

    Ook de spreads van particuliere schulden ten opzichte van veiliger staatsobligaties zouden toenemen en door de stijgende inflatie zouden de inflatierisicopremies stijgen. Ongeveer een vijfde van de bedrijven in de VS en nog meer in Europa worden als zombiebedrijven beschouwd, wat betekent dat zij zonder toegang tot goedkoop geld niet in staat zijn om hun schulden af te lossen. Als deze bron opdroogt, zouden veel van deze bedrijven failliet gaan en een keten van faillissementen met zich meebrengen.

    Indien de centrale banken hun interventies echter terugschroeven en de rente verhogen om de inflatie te bestrijden, zou een enorme schuldencrisis, een aaneenschakeling van wanbetalingen en faillissementen en een diepe recessie op de loer liggen. Daarom waarschuwt het IMF voor een voorbarige monetaire verstrakking. Nu wordt erkend dat de Europese Centrale Bank een grote fout heeft gemaakt toen zij de rente na de recessie van 2008/9 te vroeg verhoogde. Onlangs heeft zij haar beleid bijgesteld van een inflatiedoelstelling van 2% of minder naar een beleid dat accepteert dat de inflatie gedurende een periode gematigd boven deze doelstelling kan stijgen. Dit kan worden geïnterpreteerd als een lichtjes andere formulering, maar het is in feite een grote verschuiving weg van de grondbeginselen van de ECB en van het idee van de Duitse Bundesbank dat prijsstabiliteit de hoogste prioriteit heeft. Dit beginsel werd door het Duitse establishment standvastig verdedigd, zelfs ten koste van het opleggen van een krimp van 25% aan de Griekse economie na de grote recessie van 2008/9, die onmetelijke ontberingen voor de bevolking heeft veroorzaakt. Het is niet overdreven te stellen dat dit beleid er in belangrijke mate toe heeft bijgedragen dat de Griekse brandweer niet in staat was het hoofd te bieden aan de dodelijke branden die daar onlangs een ravage hebben aangericht.

    De Amerikaanse Fed lijkt voor te lopen op de ECB door te verklaren “een beleid te voeren dat de in het verleden niet bereikte inflatiedoelstelling goedmaakt”, wat betekent dat de Fed er actief naar zal streven de inflatie tot boven de doelstelling op te drijven. Hoewel dit niet de uitgesproken bedoeling van de ECB is en het zeker tot grote meningsverschillen zou leiden, vooral met de Bundesbank, kunnen we toch verwachten dat haar beleid niet zo ver van dat van de Fed zal afwijken als de eurozone door soortgelijke schokken wordt getroffen.

    Het probleem verder voor zich uitschuiven

    Het meest waarschijnlijke scenario is dat centrale banken en regeringen doorgaan met een losser beleid, zij het misschien van een meer gerichte aard en met de bedoeling het mettertijd af te bouwen, maar zeer voorzichtig en waarschijnlijk niet zonder regelmatige meningsverschillen en bochten. De reden hiervoor is dat dit onder uiterst moeilijke omstandigheden zal moeten gebeuren. Logischerwijs had de pandemie moeten leiden tot meer internationale samenwerking, maar het kapitalisme heeft volledig gefaald. Beschermingsmateriaal; tests en beademingsapparatuur werden tot wapen gemaakt om nationale belangen te bevorderen en vervolgens zagen we de verschijning van ‘vaccindiplomatie’ en ‘vaccinimperialisme’. De tendens tot protectionisme werd niet omgebogen maar versterkt. Nationale regeringen werden onder druk gezet om meer zelfredzaamheid na te streven. Verdere aanbodschokken als gevolg van protectionisme die de inflatie aanwakkeren, zijn niet minder geworden, maar hebben juist meer kans van slagen.

    Dit zal nog worden verergerd door de vergrijzing van de bevolking in de geavanceerde en de opkomende economieën en door strengere migratiebeperkingen, vooral omdat een groeiend aantal lage-inkomenslanden te maken zal krijgen met gezondheidsrampen, economische implosie, oorlogen en burgeroorlogen, alsook klimaatrampen. De rivaliteit tussen het Amerikaanse en het Chinese imperialisme over de wereldhegemonie is omgeslagen in een totale koude oorlog, die soms heet kan worden. De allianties zullen instabiel zijn, waarbij sommige kleinere mogendheden de patstelling tussen de twee dominante imperialistische machten zullen aangrijpen om hun eigen regionale imperialistische ambities te verwezenlijken. Een minder veilige en instabielere wereld ligt in het verschiet en dreigt de wereldeconomie te fragmenteren en de bevoorradingsketens onbetrouwbaarder te maken, met nog meer schokken in het verschiet.

    Hoewel er een zekere erkenning is voor de noodzaak van een groene transitie, heeft het infrastructuurplan van Biden hier weinig mee te maken en is het er vooral op gericht om niet door China te worden ingehaald. De technologie- en cyberoorlogen zijn al in volle gang. Er is geen enkele kans dat het recente IPCC-rapport over klimaatverandering zal doen wat de pandemie niet heeft gedaan: de kapitalisten wereldwijd wakker schudden en overtuigen om hun nationale belangen opzij te zetten voor internationale samenwerking. Geen enkele kapitalist zal vrijwillig afzien van vervuiling tenzij hij daarvoor goed wordt gecompenseerd met overheidsgeld dat uiteindelijk zal worden opgebracht door de werknemers en hun gezinnen. De klimaatuitdaging vereist vrije uitwisseling van kennis en technologie, internationale samenwerking, democratische planning en massale plannen van overheidsinvesteringen in een groene overgang. Particuliere belangen en woekerwinsten, de belangrijkste ingrediënten van een markteconomie, kunnen niet bijdragen aan deze oplossing, maar zijn het grootste obstakel dat haar in de weg staat.

    Men kan niet met zekerheid vaststellen of de deflatoire tendens, die nu nog overheerst, sterk genoeg zal zijn om de inflatoire druk in de geavanceerde kapitalistische landen terug te dringen. Er zijn te veel onzekerheden die de balans kunnen doen doorslaan. Als de inflatie in de dubbele cijfers terechtkomt, zal dat massaal verzet uitlokken. Denk aan de ‘gele hesjes’ in Frankrijk in 2018 als voorgerecht. Maar zelfs als de kapitalisten erin slagen de onmiddellijke dreiging van een inflatiecrisis in te dammen, zal dat ook geen van de grote onderliggende systeemproblemen oplossen. Eisen over arbeidsomstandigheden en lonen, evenals bewegingen tegen onderdrukking en omtrent de klimaatcatastrofe zullen zich nog steeds ontwikkelen

    Eén ding is zeker: de illusie dat beslissingen kunnen worden overgelaten aan de wijsheid van de markt en dat de rol van centrale banken en regeringen kan worden teruggebracht tot die van louter technocraten die de samenleving ‘besturen’, behoort tot het verleden. Het idee van de “onafhankelijkheid” van centrale banken stamt uit een ander tijdperk en regeringen zullen, of ze nu willen of niet, gedwongen worden om door te gaan met meer interventionistisch beleid. Het zal niet meer mogelijk zijn voor het establishment om te beweren dat de samenleving alle ideologieën heeft overwonnen en dat het besturen ervan slechts een kwestie is van slimme technici.

    Integendeel, de politiek zal haar primaat opnieuw laten gelden en daarmee zal de ideologische strijd over politieke keuzes opbloeien. Het zullen moeilijke tijden worden voor het politieke centrum omdat de polarisatie zal toenemen. De valse illusie dat men noch links noch rechts is, wat uiteindelijk altijd heeft betekend dat men in wezen het bestaande rechtse beleid aanvaardde, zal verdwijnen. Grote problemen, onoplosbaar binnen het kader van de kapitalistische maatschappij, zullen het zoeken naar radicalere oplossingen stimuleren. Rechts-populistische krachten zullen dit trachten uit te buiten. Het zou een illusie zijn te denken dat dit beantwoord kan worden door links reformisme of “populisme”. Alleen een serieuze houding ten opzichte van analyse, perspectieven, programma en organisatie kan een socialistische internationalistische uitweg bieden uit het verval van het kapitalisme.

  • Lessen uit de strijd van Rosa Luxemburg

    Honderdvijftig jaar geleden werd Rosa Luxemburg (Rozalia Luksenburg) geboren in wat nu Polen is, als dochter van een joodse houthandelaar. Rosa werd al op vroege leeftijd politiek actief; op haar 16 sloot ze zich aan bij de revolutionaire kring ‘Proletariaat’ en begon te ageren onder haar medestudenten. Op deze jonge leeftijd was haar levenslange activisme binnen de arbeidersklasse al begonnen.

    Ze werd lid van de Poolse en Duitse sociaaldemocratische partijen en hielp daar bij de opbouw van hun linkervleugels waarbinnen ze één van de belangrijkste politieke figuren was. Rosa streed binnen de Tweede Internationale voor een revolutionaire koers en tegen pogingen om de beweging te beperken tot loutere “verbeteringen” van het kapitalisme via parlementaire weg met kleine hervormingen. Tegenover het steeds meer verstarde leiderschap van de verschillende sociaaldemocratische partijen stelde ze keer op keer dat de arbeidersmassa’s uiteindelijk zelf in actie zouden komen en revolutionair leiderschap nodig zouden hebben om hun historische doelen te bereiken.

    Rosa werd herhaaldelijk veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens “minachting voor de monarchie” en haar publieke agitatie tegen het Duitse imperialisme, alsmede tegen de dreiging van de Eerste Wereldoorlog. Het waren niet alleen de heersende klassen die ‘Rode Rosa’ en haar kameraden vreesden, maar ook de leiders van de sociaaldemocratie die in het begin van de 20ste eeuw steeds meer bevriend raakten met de burgerij en de socialistische beginselen overboord gooiden ten gunste van privileges en macht.

    Als één van de belangrijkste leiders van de Duitse Novemberrevolutie van 1918/1919, streed Rosa samen met Karl Liebknecht en anderen van de Spartacusbond en later van de Communistische Partij (KPD) voor wat zij in Rusland had gezien: de succesvolle machtsovername door de arbeidersklasse via arbeiders- en soldatenraden, de onteigening van land, banken en industrie via de sovjetrepubliek, en de eerste stappen in de opbouw van een socialistische democratie. Ze werden uitsluitend gestopt door hun arrestatie en executie op 15 januari 1919, op bevel van de kanselier en SDP-leider Friedrich Ebert. Rosa’s lichaam werd drijvend terug gevonden in het Landwehrkanaal in Berlijn.

    Onbegrepen nalatenschap

    De ideeën van Rosa Luxemburg hebben niets van hun relevantie verloren in de 21ste eeuw. Met de verergerende crisis van het kapitalistisch systeem, lijken veel van haar gezaghebbende geschriften op maat gemaakt voor onze tijd. Rosa’s werk als revolutionair werd altijd gekenmerkt door revolutionaire helderheid en een diep vertrouwen in de arbeidersklasse. De reformistische controverse binnen de sociaaldemocratie bracht dit duidelijk tot uitdrukking. Rosa argumenteerde scherp tegen Eduard Bernstein en anderen die, in het licht van de economische bloei en de parlementaire successen van de sociaaldemocratie, zich steeds verder verwijderden van het doel van een revolutionaire omwenteling van de maatschappij. Ze verzette zich tegen hun argumenten dat het kapitalisme eenvoudigweg kon hervormd worden tot het socialisme bereikt zou worden.

    Rosa wees daarentegen op een weg die vandaag nog steeds centraal staat voor revolutionaire socialisten: de strijd voor elke verbetering in het belang van de arbeidersklasse koppelen aan het doel van de socialistische revolutie. Voor haar ging het erom de strijd voor hervormingen niet als een primair doel op zich te zien, maar eerder als een middel om de arbeidersklasse te helpen leren hoe ze moet vechten voor haar ultieme bevrijding door het kapitalisme te overwinnen.

    Vandaag is er zeer weinig ruimte voor diepgaande hervormingen binnen het kapitalistische kader die de levens- en arbeidsomstandigheden aanmerkelijk zouden verbeteren. De Corona-crisis en de economische crisis hebben alle reformistische illusies in een ‘socialer kapitalisme’ weerlegd. Toch zijn alle grote linkse formaties internationaal er de laatste jaren niet in geslaagd een systemisch alternatief te bieden, en hebben ze zich uiteindelijk beperkt tot het opwerpen van minimale reformistische eisen. Deze werden bovendien niet verwezenlijkt, juist omdat het bredere plaatje en de noodzaak van strijd niet werden gezien.

    Rosa legde uit dat het kapitalisme, juist door de aard van het privébezit van de productiemiddelen, altijd crises zal voortbrengen. Ze beschreef de strijd voor hervormingen als een “leerschool voor de proletarische revolutie.” Wanneer de arbeidersklasse terugvecht en toegevingen afdwingt, vergroot dit haar begrip over klassentegenstellingen, de rol van de staat, en bovenal krijgt ze zelfvertrouwen in haar eigen strijdkracht.

    In de praktijk kwam deze benadering van hervorming en revolutie niet alleen tot uiting in haar afwijzing van socialistische deelname aan burgerlijke regeringen, maar ook in haar stellingname in het debat over massastakingen. Rosa onderschreef al heel vroeg het verderfelijke karakter van het bureaucratische vakbonds- en partij-apparaat. De vakbondsleiding en de leidende sociaaldemocraten negeerden het belang van de spontaniteit van de arbeidersmassa’s. Zij zagen stakingen als geplande acties, gechoreografeerd door de leiders van de arbeidersorganisaties, die tactisch konden worden ingezet.

    De vakbondsleiders en sociaaldemocratische top verwierpen echter de algemene staking als een beweging die van onderuit kan ontwikkelen en als centraal middel van de arbeidersbeweging om haar doelen te bereiken. Ze probeerden zelfs herhaaldelijk debatten hierover binnen hun eigen rangen in de kiem te smoren en te verbieden. Geïnspireerd door de Russische Revolutie van 1905, en bezorgd over de inertie ven de vakbondsfunctionarissen en sociaaldemocratische leiders, verdedigde Rosa herhaaldelijk de algemene staking als een essentieel instrument van de arbeidersklasse. Ze bracht het naar voren als een tactiek in diverse situaties, zoals de strijd tegen het Pruisische drie-klassen-kiesrecht, dat de stemmen van de rijken zwaarder liet doorwegen dan die van de armen,  en de strijd tegen de Eerste Wereldoorlog.

    Rosa stelde dat de oriëntatie van de sociaaldemocratie op verkiezingen, haar beperking tot economische strijd geleid door de vakbonden, en haar kunstmatige scheiding tussen politieke en economische strijd gedoemd waren te mislukken. In haar visie worden tijdens revolutionaire massa-acties de “politieke en economische strijd één” – een dialectische relatie die vandaag nog steeds heel duidelijk is.

    Hervorming en revolutie vandaag

    De massabewegingen die in verschillende landen losbarstte in 2019 en 2020, werden niet alleen gekenmerkt door de onverschrokkenheid en spontaniteit van de massa’s, maar ook door de onafscheidelijkheid van politieke en economische eisen. Rosa schreef: “In een staat waar elke vorm en elke uiting van de arbeidersbeweging verboden, waar de eenvoudigste staking een politieke misdaad is, moet ook noodzakelijkerwijze elke economische strijd tot politieke strijd uitgroeien.”

    Voor arbeiders in landen als Iran, China, Wit-Rusland of Rusland is deze analyse een schot in de roos; hetzelfde kan gezegd worden van de BLM-beweging in de VS en de rest van de wereld. Maar het geldt ook voor plaatsen als Frankrijk en Chili, waar de economische strijd al snel politiek werd en nog steeds wordt. We hebben tijdens de Coronapandemie gezien hoe economische strijd tijdens een crisis steeds meer een politiek karakter moet krijgen en vice versa.

    Rosa voorspelde dat naarmate de grotere politieke strijd zich ontwikkelde, ook de arbeidersstrijd op de agenda zou komen, en niet zou wachten op “orders” van de vakbondsleiders. Veel van de grote stakingsbewegingen van de laatste jaren hebben plaatsgevonden ondanks de remmende rol van de vakbondsbureaucratie.

    Een klein maar belangrijk voorbeeld hiervan zie je in Oostenrijk: in de gezondheidszorg en de sociale sector zijn de afgelopen twee jaar stakingsbewegingen uitgebroken, die grotendeels onafhankelijk van onderuit zijn georganiseerd. De vakbondsleiding maakte maar al te graag gebruik van de pandemie om de beweging in de kiem te smoren.

    Rosa Luxemburg legde weliswaar veel nadruk op de spontaniteit van de massa’s, maar onderschatte geenszins het remmende effect dat de vakbondsbureaucratie, en het gebrek aan revolutionair leiderschap, op de strijd van de arbeidersklasse konden hebben. In haar woorden: “een consequente, vastberaden en vooruitziende sociaaldemocratie roept bij de massa’s een gevoel van veiligheid, zelfvertrouwen en strijdvaardigheid op; een weifelende, slappe aanpak, gebaseerd op een onderschatting van het proletariaat, heeft een verlammend en verwarrend effect op de massa’s.”

    Rosa zag noch de vakbonden noch de arbeiderspartijen als doelen op zich, maar erkende toen al wat vandaag des te duidelijker is: zonder een revolutionaire partij die de woede en activiteit van de massa’s kan organiseren en sturen in de richting van een socialistisch alternatief, zal elke spontaniteit van de massa’s vroeg of laat vervliegen of zal het uitlopen op nederlagen.

    Eén van Luxemburgs belangrijkste gevechten tegen de gevaren van het reformisme was die tegen de dreigende oorlog. Onuitputtelijk bleef ze uitleggen hoe het kapitalistisch systeem inherent spanningen creërt tussen de heersende klassen en oorlogen tussen naties. Net als de bolsjewieken bleef zij zich met hand en tand verzetten tegen de imperialistische oorlog. Ondertussen capituleerden de reformistische krachten onder massale druk om oorlogskredieten goed te keuren, ondanks de formele overeenkomst tussen de partijen van de Tweede Internationale tegen de oorlog. Na een jarenlang proces van geleidelijke degeneratie markeerde deze capitulatie het begin van het snelle einde van de Tweede Internationale. De aftakeling van de sociaaldemocratie werd symbolisch voltooid met haar medewerking aan de moord op Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht.

    Rosa Luxemburg in de Novemberrevolutie

    De Duitse Revolutie begon met de weigering van matrozen in Kiel om bevelen op te volgen tegen een laatste zinloze veldslag in november 1918. Het nieuws bereikte Berlijn op 9 november. Rosa Luxemburg zat op dat moment gevangen in Breslau en kwam pas de volgende avond in de hoofdstad aan. Ze kwam onmiddellijk tussen in de beweging – gebruik makend van het programma van de Bolsjewistische Partij, die de Russische arbeidersklasse in 1917 aan de macht had gebracht.

    Rosa eiste de ontbinding van het parlement en van alle politieke organen van de burgerij, en de overdracht van hun bevoegdheden aan democratisch gekozen arbeiders- en soldatenraden (sovjets); de onteigening van de eigendommen van de rijken, alle banken, mijnen en grote ondernemingen door de raden; en hun onderwerping aan een centraal orgaan van de arbeiders- en soldatenraden.

    Ze wist dat de oude elites hun heerschappij niet vrijwillig zouden opgeven. Daarom eiste Rosa de ontwapening van de politie- en legerofficieren, en tegelijkertijd de bewapening van de arbeidersklasse – d.w.z. een monopolie op geweld door de opkomende democratie van de raden – om de revolutie veilig te stellen. Tenslotte eiste ze dat de revolutie zich op een internationale basis zou ontwikkelen.

    De leiding van de sociaaldemocratie (SPD), daarentegen, werkte nauw samen met de imperialistische ministers. De leiding van de USPD (een linkse afsplitsing van de sociaaldemocratie) trad toe tot de regering met de SPD en bereidde de Rijksdagverkiezingen voor. Dit was een beslissende stap in de richting van de ontkrachting van de arbeiders- en soldatenraden.

    De volgende dag richtten Rosa en anderen de Spartacusbond opnieuw op, op basis van het hierboven genoemde, door de bolsjewieken geïnspireerde programma. De Spartacisten deden dit nu als een duidelijk omschreven revolutionaire kaderpartij, in tegenstelling tot de losse structuur die tot dan toe binnen de USPD had bestaan. Uit deze heropgerichte partij is later de Communistische Partij (KPD) voortgekomen. Zo’n partij zou tijdens een revolutionaire periode in staat moeten zijn om de meerderheid van de arbeidersklasse achter haar programma te scharen en hen naar de macht te leiden. Rosa trok dus dezelfde organisatorische conclusies als Lenin in 1903 – maar dan wel 15 jaar later.

    De reformistische ideologie en de privileges die voortvloeien uit het werken binnenin het burgerlijke systeem hadden de leiding van de SPD zo ver van het revolutionaire marxisme verwijderd, dat zij in 1914 instemde met de oorlogspolitiek van de Duitse regering, in plaats van een massale strijd tegen de wereldoorlog te organiseren. Rosa had daarentegen al verschillende keren in de gevangenis gezeten voor haar oppositie en haar rol in protesten tegen oorlog, monarchie en kapitalisme. Hierdoor genoot ze een enorm gezag bij de arbeidersklasse toen de aanvankelijke euforie voor de oorlog wegebde. Rosa gebruikte dit gezag in de eerste oorlogsjaren evenwel niet om een machtige organisatie op te bouwen die haar revolutionair programma in de praktijk had kunnen brengen.

    Toen de SPD-leiding, samen met de burgerij en de fascistische Freikorps, de revolutie van 1918 met geweld onderdrukte, werd het duidelijk dat de spontaniteit van de massa’s voldoende was voor de strijd om de macht – maar niet voor de overwinning. Vóór de Oktoberrevolutie van 1917 hadden de Bolsjewieken 14 jaar besteed aan het opbouwen van hun organisatie via omwegen, fouten en personeelswisselingen, het vormen van kameraden, het zich vestigen als betrouwbare strijders in de arbeidersklasse. De KPD was echter pas twee maanden na het begin van de Novemberrevolutie opgericht en kon geen beslissende invloed uitoefenen op het verloop ervan.

    De meeste partijleden waren vastberaden en gemotiveerd, maar onervaren in strategie en tactiek. Zij weigerden deel te nemen aan zowel de verkiezingen voor het nationale parlement, als aan revolutionair werk in de reformistische vakbonden. Rosa pleitte ervoor om deze beide werkterreinen te gebruiken voor partijopbouw, maar zij bleef in de minderheid. Hierdoor kon de KPD geen belangrijke delen van de teleurgestelde USPD-basis voor zich winnen en bleef het geïsoleerd van veel arbeiders. In de daaropvolgende maanden werden duizenden revolutionairen – onder wie Rosa Luxemburg – vermoord in opstanden die steeds weer oplaaiden, maar nooit werden veralgemeend of gecoördineerd. Toen de KPD later massale invloed ontwikkelde, miste zij Rosa’s inzicht in hoe revolutionaire crises te gebruiken om de arbeidersklasse naar de macht te leiden.

    Vandaag maken de vernieling van het milieu en de economische crisis het voor veel mensen duidelijk dat het kapitalisme ons geen toekomst biedt. We zagen dit in heel wat massabewegingen. Het ontbreekt daarbij echter aan een organisatie en een leiderschap die de harde lessen van Rosa Luxemburgs strijd en vele andere mislukte revoluties uit het verleden hebben opgenomen. Dit, plus de levendige ervaringen van nieuwe bewegingen, vormen de basis voor het ontwikkelen van een revolutionair programma om het kapitalisme in onze tijd te overwinnen. Wij hebben het tot onze taak gemaakt om met ISA zo’n organisatie op te bouwen.

     

    World to win : 150 Years Rosa Luxemburg

  • Voorwoord op ‘De Permanente Revolutie’

    Bij de uitgave van de allereerste volledige vertaling van Trotski’s ‘Permanente Revolutie’ publiceerden we onderstaande inleiding. Het boek is uiteraard verkrijgbaar via onze webshop

    De sleutelmomenten in Trotski’s leven zijn onlosmakelijk verbonden met de ideeën die hij toevoegde aan het arsenaal van het marxisme en die tot op de dag van vandaag nog steeds gelden. De theorie van de permanente revolutie, Trotski’s eerste theoretische werk, is wellicht het minst bekende en minst begrepen.

    Het is eigenlijk een ontwikkeling van ideeën die Marx en Engels voorstelden na de revoluties van 1848 in Europa. Reeds in 1848 merkte Marx op dat de Duitse burgerlijke “revolutionaire democratie” niet in staat was een revolutionaire rol te spelen in de strijd tegen het feodalisme, waarmee het liever een compromis sloot uit angst voor de revolutionaire beweging van de arbeiders. Het was op dit punt dat Marx zelf de leuze van de “Permanente Revolutie” naar voor bracht.

    Heel wat zelfverklaarde marxisten keken en kijken nog steeds op een schematische wijze naar Marx’ opvatting over de ontwikkeling van de samenleving. Ergens hebben ze gehoord dat het kapitalisme het feodalisme zou moeten vervangen, en dat het kapitalisme dan plaats zal maken voor het socialisme. De burgerij zou de burgerlijke revolutie in de praktijk brengen, en vervolgens pas kan de arbeidersklasse overgaan tot de socialistische revolutie.

    In 1905 werd Rusland opgeschrikt door de eerste revolutionaire golf, een repetitie voor 1917. Trotski keerde terug naar Rusland zodra het begon. Hij beschreef later de grote oktoberstaking van dat jaar:

    “Het waren niet het verzet van de liberale burgerij, de elementaire opstanden van de boeren of de terroristische daden van de intelligentsia, maar de stakingen van de arbeiders die het tsarisme voor het eerst op de knieën dwongen. De revolutionaire leiding van de arbeidersklasse wierp zich op als een onweerlegbaar feit… Als de jonge arbeidersklasse van Rusland zo geducht zou zijn, hoe machtig zou dan de revolutionaire macht van de arbeidersklasse van de meer ontwikkelde landen zijn!”

    Gebaseerd op de ervaring van 1905, wees Trotski erop dat de wereld zich op een gecombineerde en ongelijke manier ontwikkelt in het tijdperk van het imperialisme. Het tsarisme zou onder druk van het Westen niet wachten, zei hij, op de stapsgewijze ontwikkeling van de industrie, maar zou beginnen met de bouw van gigantische fabrieken. Naarmate minder technisch ontwikkelde samenlevingen zich verder ontwikkelen, zullen ze vandaag de telegraaf niet opnieuw uitvinden, maar reeds gemaakte smartphones kopen.

    De nationale burgerij van de onderontwikkelde landen, met inbegrip van Rusland, is sterk gebonden aan ‘imperialistische patroons’ en is zelf te zwak en te laf om te handelen als een onafhankelijke progressieve kracht en om zo de taken van de burgerlijke revolutie op te lossen. Dit in tegenstelling tot de klassieke burgerlijke revoluties, zoals in Engeland (1642-1651) en Frankrijk (1789-1794). In deze situatie moet de arbeidersklasse zich aan het hoofd van de strijd voor democratische rechten plaatsen en tegelijkertijd, als onderdeel van deze strijd, opkomen voor de socialistische transformatie van de samenleving.

    De liberaal Pavel Miljoekov, toenmalig leider van de kadettenpartij, vond een dergelijk programma afschuwelijk. Hij was het die als eerste over “Trotskisten” sprak.

    Trotski voorzag met zijn theorie van de permanente revolutie nochtans de manier waarop de revolutie zich in 1917 zou ontwikkelen. Zijn aanpak is vandaag nog steeds geldig in Latijns-Amerika, Azië en Afrika, maar ook in Rusland, Oekraïne en Kazachstan. Deze benadering wordt nochtans niet geaccepteerd door heel wat activisten die zichzelf marxist noemen. Steun voor de ‘nationaal georiënteerde burgerij’ is lange tijd het onderscheidende kenmerk geweest tussen marxisten enerzijds en communisten met stalinistische wortels anderzijds. Zelfs vandaag stellen de ‘communistische’ partijen in heel wat landen dat hun hoofdtaak de uitbouw van een ontwikkelde kapitalistische samenleving is, waarbij de strijd voor het socialisme uitgesteld wordt naar een verre toekomst.

    Wat waren de meningsverschillen tussen Trotski en Lenin en wat waren ze niet?

    Zowel Trotski als Lenin stelden op basis van de ervaring van 1905 dat alleen een alliantie van arbeiders en boeren de kapitalistische democratische revolutie zou kunnen doorvoeren. Ze waren het eens dat de burgerij niet in staat was om de taken van de burgerlijke revolutie door te voeren. Trotski stelde dat de arbeidersklasse de leidende rol moest nemen in de revolutie en daarbij de massa’s op het platteland met zich zou meetrekken. Lenin liet de exacte relatie tussen de arbeidersklasse en de massa’s op het platteland open. Hij sprak over de “democratische heerschappij van de arbeidersklasse en de boeren.” Trotski daarentegen stelde dat de boeren historisch gezien nooit een onafhankelijke rol hadden gespeeld. Ze moeten geleid worden door één van de twee andere grote klassen in de maatschappij: de burgerij of de arbeidersklasse. Trotski stelde dat een revolutie in Rusland zich wellicht zou ontwikkelen als een gecombineerde beweging van de werkenden in de steden en een massale opstand op het platteland.

    Beiden waren het eens over de fundamentele problemen van de revolutie:

    –              de contrarevolutionaire rol van de kapitalistische klasse;

    –              de noodzaak voor de arbeiders en boeren om de democratische revolutie verder te voeren;

    –              de internationale betekenis van de revolutie enz.

    De verschillen ontstonden uit Lenins karakterisering van de revolutionair-democratische regering die de taken van de revolutie zou doorvoeren als de “democratische heerschappij van de arbeidersklasse en de boerenstand.” Trotski bekritiseerde deze formulering vanwege zijn vaagheid, omdat het niet duidelijk maakte welke klasse de heerschappij zou uitoefenen. Lenins vaagheid was opzet. Hij was niet bereid op voorhand te zeggen welke vorm de revolutionaire heerschappij zou aannemen. Hij sloot zelfs de mogelijkheid niet uit dat de boeren binnen de coalitie zouden overheersen.

    Alle theorieën over de aard van de Russische revolutie die de marxisten voor 1917 verkondigden, waren natuurlijk van min of meer algemene en voorwaardelijke aard. Het waren geen blauwdrukken of astrologische voorspellingen, maar verwachtingen die bedoeld waren om de beweging te voorzien van een leidraad tot actie, een perspectief. Dat is de fundamentele taak van de marxistische theorie.

    De juistheid of onjuistheid van deze theorieën kan niet gemeten worden door een onderzoek van de polemieken van 1905, maar enkel in het licht van wat echt gebeurde. Friedrich Engels was dol op het spreekwoord “The proof of pudding is in the eating” (de praktijk zal het moeten uitwijzen), terwijl Lenin vaak de woorden van Goethe citeerde: “Alle theorie, beste vriend, is grijs, maar de gouden levensboom wordt altijd groen.” Voor een marxist kan het bewijs voor een revolutionaire theorie alleen de ervaring van de revolutie zelf zijn.

    De ervaring van 1917 bevestigde de verwachting van Lenin en Trotski over de contrarevolutionaire rol van de kapitalistische klasse, zoals die zich in de daden van de Voorlopige Regering die na de Februarirevolutie aan de macht kwam, manifesteerde. Het is kenmerkend voor hun grote begrip van de marxistische methode dat Lenin als Trotski onafhankelijk van elkaar onmiddellijk de betekenis van het Kerenski-regime begrepen en de houding die de arbeiders er tegenover moesten aannemen. Lenin in Zwitserland en Trotski in New York kwamen gelijktijdig tot dezelfde conclusie, met name de noodzaak van onverzettelijke oppositie tegen de burgerlijke Voorlopige Regering en de omverwerping ervan door de arbeidersklasse.

    Voor heel wat oude Bolsjewieken was het standpunt van Lenin controversieel. Toen hij zijn beroemde Aprilstellingen aan de partij voorlegde, botste dit op sterke weerstand. Zo schreef Kamenev in de Pravda: “Wat Lenins algemene schema betreft, lijkt het onaanvaardbaar, aangezien het uitgaat van de veronderstelling dat de burgerlijke revolutie afgelopen is en rekent op de onmiddellijke transformatie van de revolutie in een socialistische revolutie.” Uiteindelijk wist Lenin de Bolsjewistische partij te overtuigen. De Oktoberrevolutie bevestigde de theorie van de permanente revolutie.

    Tussen februari en oktober 1917 was er een complete overeenstemming tussen Lenin en Trotski over hoe de revolutie succesvol zou zijn. De werkenden moesten de macht nemen, hierin gesteund door de massa’s op het platteland. De werkenden zouden de taken van de burgerlijke democratische revolutie doorvoeren en verder gaan met socialistische maatregelen. Dit zou bovendien een vonk zijn voor de wereldrevolutie. Om de verworvenheden van de revolutie veilig te stellen, was er uitbreiding nodig naar het ontwikkelde westen om de basis te leggen voor een ontwikkeling in socialistische richting.

    Stalinisme versus marxisme

    Vanaf midden jaren 1920 domineerde een bureaucratische elite onder leiding van Stalin de Sovjet-Unie. Dit was het gevolg van het geïsoleerd blijven van de revolutie in een industrieel en cultureel achtergebleven land. Na de burgeroorlog, die een groot deel van de arbeidersklasse en zeker van de meest bewuste arbeiders het leven kostte, en de mislukking van de revolutionaire bewegingen in West-Europa – bij gebrek aan voldoende sterke bolsjewistische partijen die het revolutionaire potentieel wisten te benutten – drong de oude laag van functionarissen van onder het tsarisme zich opnieuw op in het bestuur van het land. Het is op deze conservatieve laag dat Stalin zijn macht vestigde.

    Het isolement van de Sovjet-Unie en het terugdringen van de revolutionaire verworvenheden werd in verschillende ‘theorieën’ gegoten: van het ‘socialisme in één land’ tot de ‘tweestadiatheorie’. Die laatste stelt dat de ‘anti-imperialistische burgerij’ in onderontwikkelde landen een progressieve rol te spelen heeft in de kapitalistische ontwikkeling die noodzakelijk zou zijn om socialistische verandering mogelijk te maken. Deze theorieën hebben niets met het marxisme gemeen. Het leidde tot vreselijke nederlagen, onder meer in de Chinese revolutie van 1925-27.

    Permanente  Revolutie

    Dit boek  bundelt zowel ‘Resultaten en vooruitzichten’ als ‘De Permanente Revolutie’. Het eerste werk was de eerste uitwerking van de theorie van de permanente revolutie na de ervaring van 1905. Het tweede was een antwoord op de opkomende stalinistische verdraaiingen van het marxisme. Deze hadden ook een effect op delen van de Linkse Oppositie. Trotski antwoordt vooral op Radek die van de Linkse Oppositie overging naar het stalinisme en daartoe publiekelijk afstand moest nemen van de theorie van de permanente revolutie. “Radek is mij lief, maar de waarheid is mij liever,” schrijft Trotski. Niet dat de stalinistische bocht van Radek hem veel opleverde: in 1936 werd hij in de Moskouse processen veroordeeld tot 10 jaar dwangarbeid en in 1939 werd hij in een werkkamp vermoord.

    Het boek weerlegt de stalinistische verdraaiingen, maar is vooral gefocust op een verduidelijking over hoe socialistische verandering kan bereikt worden in (neo-)koloniale landen of landen waar het kapitalisme minder ontwikkeld is. Het doel is om activisten inzichten aan te reiken waarmee ze sterker staan in de zo noodzakelijke strijd voor maatschappijverandering.

    Marxisme.be is trots dat het de eerste Nederlandse vertaling van ‘De Permanente Revolutie’ kan publiceren. Eerder brachten we de eerste vertaling van ‘De Verraden Revolutie’ uit, het boek waarin Trotski uitlegt wat er foutliep in de Sovjet-Unie en hoe het stalinisme kon ontwikkelen. We publiceerden ook een nieuwe uitgave van Trotski’s monumentale ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’, een bundeling van zijn teksten over het fascisme en de jaren 1930 in ‘Fascisme: wat het is en hoe het te bestrijden’ en kortere teksten zoals ‘Het Overgangsprogramma’ en ‘Lessen van Oktober’. Met deze uitgave van ‘De Permanente Revolutie’ zetten we een nieuwe stap in het beschikbaar maken van het werk van Trotski in het Nederlands.

     

    [button link=”https://www.youtube.com/watch?v=XtpGGouv4-U&t=1s” type=”big” color=”red”] => Link naar de YouTube-uitzending van International Socialist Alternative die over de Permanente Revolutie ging[/button]

     

  • IPCC-rapport toont dat klimaat niet kan wachten – Vecht voor een socialistisch alternatief!

    Het nieuwe IPCC klimaatrapport is van enorm groot belang, maar vertoont één cruciale tekortkoming: het probleem is niet ‘de mensheid’ – het is het kapitalisme! Het nieuwe grote klimaatrapport van het klimaatpanel van de VN is een vernietigende aanklacht tegen de heersers van de wereld en tegen het kapitalistische systeem. Het is nu warmer dan het in 100.000 jaar is geweest, en wetenschappers tonen een duidelijk verband aan tussen het extreme weer van het afgelopen decennium en de klimaatverandering.

    Dossier door Robert Bielecki (Rättvisepartiet Socialisterna – ISA in Zweden)

    De temperatuurveranderingen volgen de vorige modellen, maar de effecten sinds het vorige rapport zijn veel groter en ernstiger dan voorspeld. De noodzaak van systeemverandering wordt alleen maar dringender.

    Extreem weer

    Het laatste grote klimaatrapport verscheen in 2013 en kon op dat moment geen volledig verband leggen tussen de toename van extreme weersverschijnselen en de gevolgen van de opwarming van de aarde. Maar sinds 2013 hebben we steeds ergere natuurrampen gezien, met grote schade aan infrastructuur, landbouw, ecosystemen, mensen en al het leven op de planeet.

    Op dit moment woeden er verschrikkelijke branden in Griekenland, een land dat al meer dan een week te maken heeft met extreme temperaturen van meer dan 40 graden. Op het Griekse eiland Evian, waar enorme branden woeden, zijn sinds 3 augustus 2.000 inwoners gedwongen te vluchten. Reuters meldt dat het bluswerk wordt bemoeilijkt doordat het water verdampt voordat het de vlammen bereikt! Ook in de voorsteden van Athene zijn duizenden mensen op de vlucht geslagen voor de vreselijke branden.

    “We hebben het over de apocalyps, ik weet niet hoe ik het anders moet beschrijven,” zei Sotiris Danikas, die voor de kustwacht werkt op Evian, aan de Britse BBC.

    Maar de hele wereld heeft in de zomer in brand gestaan. Behalve in Griekenland waren er ook grote branden in Italië, Bosnië, Turkije, Rusland, de Verenigde Staten, Canada, Spanje, Finland, Noord-Macedonië, Albanië en nog andere landen.

    Het scenario is hetzelfde: enorme branden als gevolg van een extreme hittegolf dwingen duizenden mensen op de vlucht te slaan.

    In de ‘Summary for Policymakers’ van het rapport staat dat “het vrijwel zeker is dat hete extremen (waaronder hittegolven) sinds de jaren vijftig in de meeste regio’s vaker zijn voorgekomen en intenser zijn geworden” en dat “door de mens veroorzaakte klimaatverandering de belangrijkste oorzaak van deze veranderingen is.”

    Het IPCC schrijft dat “sommige hittegolven die in het afgelopen decennium zijn waargenomen, zich hoogstwaarschijnlijk niet hadden kunnen voordoen zonder de invloed van de mens op het klimaatsysteem.”

    Naast hittegolven, extreme droogtes en bosbranden ziet het IPCC ook een verhoogd risico op hevige regenval. Duidelijke voorbeelden daarvan hebben we enkele weken geleden gezien, toen gebieden in Duitsland, België en Nederland overstroomden na enorme hoeveelheden neerslag.

    Ook de voedselvoorziening wordt getroffen wanneer hittegolven en overstromingen landbouwgrond dreigen te vernietigen en de landbouw ontwrichten. Vooral in armere en neokoloniale landen is dit al een grimmige realiteit.

    Afgezien van de gevolgen van dit alles voor de mens, wordt natuurlijk ook het hele ecosysteem negatief beïnvloed. Dierlijk en plantaardig leven worden weggevaagd door de extreme weersverschijnselen. Uit het rapport (en de realiteit) blijkt dat extreme weersverschijnselen niet alleen voorbestemd zijn voor bepaalde delen van de aarde, maar dat zaken als extreme droogte, ergere hittegolven en stortregens in alle delen van de wereld plaatsvinden.

    Uit het IPCC-rapport blijkt dat extreme hittegolven vandaag 2,8 keer vaker voorkomen dan zonder de opwarming van de aarde (waar hittegolven volgens het rapport eens in de tien jaar zouden voorkomen). Hetzelfde geldt voor stortregens en droogtes die de landbouw treffen, die respectievelijk 1,3 en 1,7 keer vaker voorkomen.

    Ook het aantal tropische orkanen is de afgelopen tien jaar toegenomen, met grote schade aan infrastructuur en ecosystemen als gevolg. In de krant ‘Dagens Nyheter’ van 9 augustus zegt klimaatonderzoeker Markku Rummukainen, de vertegenwoordiger van Zweden in het IPCC: “De huidige veranderingen zijn zeer omvangrijk en snel binnen het klimaatsysteem. In veel gevallen is er sprake van een ongeëvenaarde ontwikkeling die zeer ver teruggaat in de tijd. Het verband tussen klimaatverandering en extreem weer is veel, veel sterker dan in eerdere rapporten.”

    Opwarming van de aarde – winstbejag als schuldige

    De gemiddelde temperatuur op aarde blijft stijgen, zo staat in het klimaatrapport van het IPCC. Het is nu warmer dan het in meer dan 100.000 jaar was!

    Sinds 2013 is de gemiddelde temperatuur wereldwijd met 0,2 graden gestegen, tot 1,1 graden Celsius meer in vergelijking met het begin van de industriële revolutie halverwege de jaren 1700. Op het noordelijk halfrond versnelt de opwarming; in Zweden bijvoorbeeld is er een regionale temperatuurstijging van ongeveer 2 graden.

    En het lijdt geen twijfel dat het de uitstoot van broeikasgassen door ‘de mens’ is die voor grote veranderingen in het klimaat zorgt.

    Maar het zwakke punt van het rapport is nu juist het begrip ‘mens’. In plaats daarvan zou het moeten worden omschreven als “het steeds intensievere streven naar hogere winsten door grote bedrijven en staten.”

    Het kan niet genoeg worden benadrukt dat het winstbejag van het kapitalistische systeem en zijn opvatting van natuurlijke grondstoffen als een onuitputtelijke bron van rijkdom een centrale rol spelen in de ernstige klimaatcrisis. Oliemaatschappijen, andere grote bedrijven en hun politici zullen de uitstoot alleen maar doen toenemen. De strijd tegen de existentiële dreiging van de klimaatcrisis is een strijd tegen het economisch systeem.

    In het klimaatrapport staat verder dat ongeveer de helft van de uitstoot, 20 van de naar schatting in totaal 40 miljard ton kooldioxide per jaar, wordt opgevangen door de natuurlijke opslag zoals oceanen en bossen.

    Door de enorme verwoesting van de regenwouden en andere bossen komen grote hoeveelheden koolstofdioxide vrij en verdwijnt de functie van deze bossen als CO2-opslagplaatsen. Met de huidige ontwikkelingen zal de aarde steeds minder kooldioxide kunnen opvangen, terwijl er tegelijkertijd steeds meer vrijkomt.

    De verbranding van fossiele brandstoffen – olie, kolen en nog meer – warmt de planeet nog meer op. Maar feit is dat in de ‘Summary for Policymakers’ van het IPCC de woorden olie, fossiele brandstoffen of bedrijven niet worden genoemd, en alleen termen als “door de mens veroorzaakte emissies” worden gebruikt.

    Geen oplossingen op basis van kapitalisme

    Hoe dan ook, de grote energiebedrijven en de overheden hebben geen plannen om effectieve maatregelen te nemen om de uitstoot te verminderen. Sinds het akkoord van Parijs in 2015 zijn geen significante maatregelen genomen, slechts zeer beperkte ‘vrijwillige’ en ‘nationaal besloten’ klimaatverbintenissen.

    Ook de dit jaar goedgekeurde gemeenschappelijke klimaatstrategie van de EU is verre van toereikend en haar instrumenten zijn niet doeltreffend genoeg. Zij berusten op marktoplossingen die gedoemd zijn te mislukken, zoals het duurder maken van de uitstoot van koolstofdioxide en het heffen van hogere belastingen op fossiele brandstoffen, alsook een sterke nadruk op emissiehandel. Bedrijven zullen werkende gezinnen en de armen laten betalen. Het programma van de EU is bedoeld om de eigen grote bedrijven te bevoordelen ten opzichte van concurrenten buiten de EU.

    Goochelen met emissiecijfers via handel ziet er op papier misschien goed uit, maar het vermindert de uitstoot niet in de mate die nodig is. De G20-landen van hun kant konden het op hun jongste top niet eens worden over een geleidelijke afschaffing van steenkoolenergie. Dat de gevestigde orde het op de COP26 in Glasgow eens zou worden over echt doeltreffende, bindende afspraken voor het klimaat, is erg onwaarschijnlijk.

    Het kooldioxidegehalte in de atmosfeer is voortdurend gestegen. Het bedraagt nu 410 ppm (delen per miljoen), tegenover 391 ppm in het meest recente klimaatrapport van 2013. Die concentratie is “hoger dan op enig moment in ten minste 2 miljoen jaar”, stelt het rapport somber vast.

    En om een “67 procent kans” te hebben om de 1,5-gradendoelstelling te halen, mag er nog maar 400 miljard ton kooldioxide worden uitgestoten. Dat cijfer is echter vanaf begin 2020; dit betekent dat er van het huidige emissieniveau nog maar 7 à 8 jaar resteren voordat het ‘koolstofbudget’ is opgebruikt.

    Een bijkomend effect van de opwarming van de aarde is de stijging van de zeespiegel en het smelten van ijs. Bijna alle ijskappen en gletsjers smelten steeds sneller, aldus het IPCC, en dit is ook de grootste reden waarom de zeespiegel wereldwijd stijgt. In vergelijking met de jaren negentig smelten de ijskappen en gletsjers wereldwijd vier keer zo snel, en de Noordpool dreigt ten minste ergens vóór 2050 volledig ijsvrij te worden.

    Als het meest optimistische scenario uitkomt en de gemiddelde temperatuurstijging wereldwijd slechts 1,5°C bedraagt, kan de zeespiegel tegen 2100 met een halve meter zijn gestegen. Maar de oceanen reageren traag op temperatuurveranderingen; tegen 2300 kan de zeespiegel met drie meter zijn gestegen.

    De stijging van de zeespiegel is in de afgelopen tien jaar verdrievoudigd, en in totaal zijn de zeeën tussen 1901 en 2018 met 20 cm gestegen. Uit berekeningen van het IPCC blijkt dat de zeespiegel nu met 3,7 mm per jaar stijgt.

    Alleen socialistische veranderingen wijzen de weg vooruit

    Volgens het IPCC moeten de emissies ergens rond 2050 tot nul worden gereduceerd om enige kans te maken. Maar we kunnen niet wachten: er zijn grote, ingrijpende veranderingen nodig en wel NU. We zijn al gevaarlijk dicht bij het passeren van verschillende omslagpunten die, als ze worden overschreden, onomkeerbaar worden met een nog snellere opwarming van de aarde als gevolg, zoals het smelten van de permafrost of de ontbossing van het Amazonegebied.

    Vorige week kwamen er ook nieuwe alarmerende berichten dat de Golfstroom in de komende decennia dreigt te worden weggeslagen. In Zweden zou de temperatuur daardoor dramatisch dalen, om nog maar te zwijgen van de negatieve gevolgen voor het mariene leven en het ecosysteem in de hele Atlantische Oceaan en de omliggende regio’s.

    Nachtmerriescenario’s met verhoogde emissies, die leiden tot een stijging van de gemiddelde temperatuur wereldwijd met 3-5 graden en een stijging van de zeespiegel met enkele meters in de komende decennia, zijn bijna gegarandeerd, tenzij het kapitalisme als systeem wordt vervangen door een democratisch socialistisch systeem, waar productie, distributie en het hele economische systeem wordt gepland op basis van de behoeften van mens en milieu onder democratische controle en bestuur van onderaf.

    Dit vereist een revolutionaire massabeweging tegen de economische macht, tegen het kapitalisme. De klimaatbeweging, de vakbonden, de arbeiders- en volksorganisaties hebben democratische organisaties en een socialistisch programma nodig.

  • Afghanistan, Pakistan, Centraal-Azië: “De dreiging van chaos”

    ARCHIEFTEKST uit 2009

    De oorlog en bezetting in Afghanistan werd lang overschaduwd door de oorlog in Irak. De situatie in Afghanistan, Centraal-Azië, de rol van het VS-imperialisme, de Pakistaanse en Saoedische betrokkenheid bij corrupte allianties, steun aan de Taliban en versterking van het islamitische fundamentalisme vormen de onderwerpen van het nieuwe boek van Ahmed Rashid. Die Pakistaanse auteur is een autoriteit op het vlak van de Taliban en de politieke situatie in de regio. Zijn boek “De dreiging van de chaos” verschijnt nu ook in het Nederlands. We publiceren een recensie op basis van een eerder artikel door Peter Hadden.

    De afgelopen weken kwam de opmars van de Taliban in Pakistan meermaals in het nieuws. Een politieschool werd belegerd en er waren tal van aanslagen. Het boek “De dreiging van de chaos” van Ahmed Rashid biedt een overzicht van hoe we tot deze chaotische situatie zijn gekomen. De titel is een vrij accurate omschrijving van de gebeurtenissen die worden beschreven in het boek. Hij gaat in dit boek verder waar zijn boek “Taliban” eindigde (in de loop van de komende maanden zullen we ook een bespreking van dat boek publiceren op deze site).

    Het boek “Taliban” gaat vooral in op de opkomst van de Taliban en de hulp die het daarbij kreeg vanuit Pakistan en andere buitenlandse machten, in het bijzonder de Verenigde Staten. Dit boek gaat meer in op actuelere ontwikkelingen. Het beschrijft hoe de invasie van Afghanistan onder leiding van de VS in 2001 en het beleid van de binnenvallende machten en van Pakistan niet alleen hebben geleid tot een hernieuwde opkomst van de Taliban, maar ook tot een destabilisering van de volledige regio. De Centraal-Aziatische republieken werden onafhankelijk na de val van de Sovjetunie maar vormen nu wat Rashid een “kruitvat” noemt. (Over de radicale islam in de Centraal-Aziatische republieken schreef Rashid overigens het goed gedocumenteerde boek “Jihad” dat net als “Taliban” in het Nederlands beschikbaar is, de betere bibliotheken hebben beide werken in de rekken).

    Ahmed Rashid stelt dat het falen om veiligheid te brengen in Afghanistan en Pakistan kan leiden tot meer “globaal terrorisme, nucleaire proliferatie en een drugepidemie op een nooit geziene schaal.” De recente oorsprong van deze chaos moet gezocht worden bij het beleid van het imperialisme en van Pakistan, in het bijzonder van de militaire heersers van dat land, de afgelopen 30 jaar. Vandaag is het algemeen geweten dat de VS, samen met de Saoedi’s, na de Russische invasie van Afghanistan in 1979 overgingen tot het financieren en bewapenen van de Afghaanse Mujaheddin. Onder de militaire dictatuur van Zia in Pakistan zorgde de geheime dienst ISI (Inter Service Intelligence) ook voor militaire apparatuur, wapens en training.

    Tussen 1982 en 92 werden 35.000 radicale moslims uit 43 landen aangetrokken om in Afghanistan tegen de Russen te gaan vechten. In zijn boek “Taliban” haalde Rashid Osama Bin Laden aan toen die stelde: “Ik zette mijn eerste kamp op waar vrijwilligers werden getraind door Pakistaanse en Amerikaanse officieren. De wapens kwamen van de Amerikanen, het geld van de Saoedi’s.”

    Wie financiert de fundamentalisten?

    De ISI ontwikkelde banden met radicale islamitische groepen zoals Jamaat-e-Islam in Pakistan en gebruikte deze groepen om hulp te bieden aan de Mujaheddin. Zia zorgde er ook voor dat er veel middelen waren voor de speciale religieuze scholen of medressen. Naarmate de staatsscholen de deuren sloten, werden deze religieuze scholen de enige vorm van onderwijs voor heel wat jongens uit arme families en van de groeiende Afghaanse vluchtelingenbevolking. Het aantal medressen nam toe van 900 in 1971 tot 8.000 officiële scholen in 1988 (naast 25.000 onofficiële scholen).

    Na de Russische terugtrekking in 1989 was geen enkele kracht in staat om een verenigd Afghanistan te vestigen. In de plaats daarvan kwam het land onder de controle te staan van rivaliserende krijgsheren die zich allen baseerden op één of andere nationaliteit of stammengroep binnen het lappendeken van nationaliteiten dat Afghanistan kent.

    Voor het eerst in de 300-jarige geschiedenis van het land stond de grootste nationale groep in Afghanistan, de Pashtoon-bevolking, niet aan het roer in Kaboel. De hoofdstad viel in handen van de troepen van krijgsheren van Tadjikse en Oezbeekse afkomst. De aanhoudende burgeroorlog bracht verder vernielingen aan in een land dat al hard had geleden na negen jaar van Russische bezetting en oorlog. Afghanistan werd omgevormd tot een land dat bestond uit een hele reeks elkaar bestrijdende lokale regimes onder controle van autocratische, corrupte en reactionaire krijgsheren.

    De Taliban slaagde er in om groot te worden op deze chaos. De groep kreeg steun van de Pakistaanse ISI en bouwde zich aanvankelijk uit onder de miljoenen Pashtoon-vluchtelingen in Pakistan. In 1996 trok de Taliban Kaboel binnen, de noordelijke milities die de stad voorheen controleerden, moesten de aftocht blazen.

    Rashid legt uit dat de Taliban het resultaat was van een periode van bijna twee decennia oorlog, economische en sociale catastrofe. De Taliban beschikte niet over een echte basis in de Afghaanse samenleving. Hij omschrijft de Taliban als een groep die noch Pakistaans noch Afghaans is, “maar onderdeel van het lompenproletariaat, het resultaat van vluchtelingenkampen, gemilitariseerde medressen en het gebrek aan mogelijkheden in het grensgebied van Pakistan en Afghanistan.”

    Het Pakistaanse leger en de ISI zochten naar een kracht die in staat zou zijn om een marionettenregime te vestigen in Kaboel dat een bondgenoot zou vormen tegenover India. Daarom werd steun gegeven aan de Taliban. De staat gaf openlijke steun aan militante islamitische groepen en leverde hen duizenden Pakistanen om mee te vechten in Afghanistan en in Kasjmir. Toen de VS druk begon uit te oefenen op Pakistan om de opleiding van opstandelingen in Kasjmir te stoppen, kon de ISI beroep doen op de Taliban. De trainingskampen werden overgebracht naar gebieden die onder de controle van de Taliban stonden.

    Pakistan was niet het enige regime dat steun gaf aan de Taliban op dat ogenblik. De Amerikaanse regering onder Clinton had haar ogen laten vallen op de gas- en oliereserves in de nieuw opkomende Centraal-Aziatische republieken. Er werd gehoopt dat de Taliban een stabiel regime kon vestigen zodat er snel een pijpleiding door het land zou kunnen komen. Eens aan de macht slaagde de Taliban er echter niet in om stabiliteit of veiligheid te vestigen. Er waren nog steeds gevechten, zeker in het Noorden waar er sectaire slachtpartijen waren en een uittocht van zowat de helft van de niet-Pashtoon bevolking. Dat zorgde er samen met de aanhoudende steun van de Taliban voor Bin Laden voor dat de VS een bocht moest maken. Voor 11 september 2001 bleef Afghanistan echter laag op de Amerikaanse prioriteitenlijst staan. Toen in 2001 de Twin Towers in New York instortten en oorlog op de agenda kwam te staan, was er gedurende een decennium geen enkele officiële Amerikaanse afgevaardigde in Afghanistan geweest.

    Na de militaire staatsgreep van Musharraf in 1999, werd vanuit Pakistan het beleid om de Taliban en radicale islamitische groepen te steunen als kanonnenvoer voor de strijd tegen India in Kasjmir verder opgedreven. Na 11 september kwam Bush tussen en werd druk gezet op de Pakistaanse regering om deel te nemen aan de “oorlog tegen het terrorisme”.

    Het regime van Bush dreigde ermee om desnoods Pakistan binnen te vallen. Zodra Musharraf zijn bocht had gemaakt, kwamen er hulp, militaire technologie en schuldkwijtscheldingen voor de Pakistaanse generaals.

    Moeilijke evenwichtsoefening voor Musharraf

    Musharraf besloot om het dilemma van de keuze tussen een politiek die de VS wou en een politiek van steun aan islamitische groepen op te lossen door in beide richtingen tegelijk te gaan. Hij gaf de VS alle mogelijke garanties die ze nodig hadden, terwijl de ISI en de generaals hun steun aan de islamitische groepen gewoon verder zetten.

    De VS aanvaardde het woord van Musharraf en de steun kwam binnen. Tussen 2001 en 2007 gaf de VS meer dan 10 miljard dollar steun aan het regime van Musharraf. 90% van die middelen waren voor het leger. Er waren geen politieke voorwaarden. Rashid stelt dat Musharraf er bij Bush op had aangedrongen om geen druk uit te oefenen inzake democratisering. “Hij kreeg carte blanche van de Amerikanen”.

    Tijdens de Afghaanse oorlog vocht Pakistan dus aan beide kanten mee. 1.100 Amerikaanse troepen, waaronder paramilitaire teams van de CIA, bevonden zich tijdens het conflict in alle geheimzinnigheid op Pakistaans grondgebied. Er waren zowat 60.000 militaire vluchten vanop Pakistaanse luchtbases. Tegelijk waren er vertegenwoordigers van de ISI en Pakistan bij de Taliban.

    Een voorbeeld van de problemen dat dit met zich mee bracht, zagen we bij de gebeurtenissen in Kunduz. Er werden Taliban-troepen, waaronder honderden ISI-agenten, omcirkeld door troepen van de Noordelijke Alliantie. Musharraf moest rechtstreeks Bush en Cheney aanspreken die er uiteindelijk mee instemden om de Pakistaanse agenten via een luchtbrug over te brengen naar Pakistan. De ISI besloot om de luchtbrug aan te grijpen om ook militanten van de Taliban en Al Qaeda in veiligheid te brengen in Pakistan.

    Het grootste deel van het boek van Rashid gaat over de gebeurtenissen sinds de militaire “overwinning” in 2001. Die gebeurtenissen hebben geleid tot de “dreiging van chaos” in de regio. Zijn conclusies en standpunten zijn niet het resultaat van een radicaal of anti-establishmentvisie. Hij steunde de invasie in 2001 en zag het als “een rechtvaardige oorlog en geen imperialistische interventie.” Het succes van zijn boek over de Taliban zorgde er ook voor dat hij gehoor vond bij heel wat figuren uit het establishment. Hij werd uitgenodigd voor een gesprek met Blair in Islamabad, maar was niet onder de indruk van het “showgehalte” van Blair die de ene vraag na de andere afvuurde zonder te wachten op een antwoord waarbij het leek alsof Blair eerder wou gezien worden dan iets wou bijleren.

    Rashid gaf ook advies aan NAVO-commandanten na de oorlog en hield een pleidooi voor het opdrijven van het aantal troepen om de regering van Karzai in Kaboel te ondersteunen. Zijn kritiek op het beleid van Bush in Afghanistan ligt in de lijn van wat heel wat commentatoren stelden naar aanleiding van de oorlog in Irak. Hij stelt dat het beleid van de neoconservatieven om zo weinig mogelijk middelen in te zetten en nadien niet te investeren in een betekenisvolle heropbouw leidt tot een ramp.

    Dat klopt allemaal en Rashid’s boek is een vernietigende kritiek op het beleid van Bush en de politiek van Islamabad. Maar dat betekent niet dat een invasie met meer troepen in Afghanistan zou geleid hebben tot vrede of meer stabiliteit in de regio.

    Macht van de krijgsheren

    Na haar overwinning bracht de VS president Karzai aan de macht. De echte macht ligt echter bij de krijgsheren die zich na het gedeeltelijke verdwijnen van de Taliban sterker dan ooit tevoren voelen. De VS, onder leiding van Rumsfeld, voerde een “krijgsheren strategie”. De regering van Karzai werd aan de macht gelaten zonder enige middelen of effectieve macht. Zijn eerste begroting van 460 miljoen dollar moest worden betaald door donoren. Intussen konden de krijgsheren zich verrijken met budgetten van miljarden dollars.

    Er waren heel wat inkomsten uit de handel met Iran en Centraal-Azië. Deze inkomsten gingen naar de krijgsheren die alle grensovergangen controleerden. Zo is er het voorbeeld van de pro-Sjiietische krijgsheer Ismael Khan, de leider van de Sipah-e-Pasadran (Partij van god). Hij verdiende maandelijks tussen de 3 en de 5 miljoen dollar via de handel aan de grens met Iran.

    De krijgsheren kwamen één voor één op de loonlijst van de CIA te staan, zogezegd om hulp te bieden bij de veiligheid en om mee te zoeken naar Bin Laden. Ze kregen ook lucratieve contracten om de Amerikaanse troepen te bevoorraden. Bij die contracten was er een enorme corruptie. Rashid geeft het voorbeeld van Gul Agha Sherzai die “1,5 miljoen dollar per maande verdiende met het leveren van bouwmateriaal, brandstof en andere goederen. Kiezelstenen die nodig waren om de landingsbaan in Kandahar te herstellen, kostten 8 dollar per truck maar werden verkocht voor 100 dollar. Er waren dagelijks zo’n driehonderd trucks.”

    De meeste natuurlijke rijkdommen van het land – 60% van de landbouw en 80% van de vroegere industrie en rijkdommen op het vlak van gas en mineralen – bevonden zich in het noorden en stonden onder de controle van de krijgsheren. Tegen 2005 had de bevolking van Kaboel nog steeds geen elektriciteit. En dat op een ogenblik dat het land genoeg elektriciteit produceerde om een Amerikaanse stad van 100.000 inwoners van energie te voorzien.

    De toename van de opium

    De krijgsheren en ook de Taliban toen deze het land terug binnen vielen, hebben heel wat voordeel gehaald uit de opiumhandel. Het klopt dat de Taliban in het laatste jaar van hun heerschappij de opiumproductie hadden verboden en dit verbod hardhandig wilden opleggen. Maar Rashid wijst dit toe aan een poging om de prijzen te herstellen nadat er een scherpe prijsdaling was geweest als gevolg van de overproductie en overcapaciteit. Het had niet zozeer te maken met een verzet tegen de export van heroïne voor “ongelovigen”.

    Tegen 2003 waren naar schatting 2,3 miljoen Afghanen (14% van de landelijke bevolking) actief in de teelt en distributie van drugs. De waarde van de drughandel kwam overeen met 60% van de waarde van de legale economie. De overheid en de bezettende machten probeerden om de opium weg te krijgen, onder meer door vanuit vliegtuigen te sproeien op velden. Dat heeft hen enkel verder vervreemd van de landelijke bevolking die over geen andere middelen beschikte om rond te komen en te overleven. Het versterkte de steun voor de Taliban onder de Pashtoon-bevolking in het zuiden en oosten van het land.

    Ieder buurland van Afghanistan kent momenteel een drugprobleem als gevolg van de situatie in Afghanistan. In Pakistan zijn er naar schatting vijf miljoen verslaafden. De cijfers in de Centraal-Aziatische republieken lopen eveneens op met een vertienvoudiging sinds de val van de Sovjetunie. Bovendien zijn deze republieken belangrijke doorgangslanden geworden voor de verspreiding van drugs naar Rusland en Europa.

    In mei 2003 was er de beruchte toespraak van Bush op een Amerikaans oorlogsschip waarbij hij verklaarde dat de doelstellingen in Irak waren bereikt. Rumsfeld legde gelijkaardige verklaringen af over Afghanistan. Die stelde: “We zijn van een periode van gevechtsactiviteiten gegaan naar een periode van stabiliteit, stabilisering en heropbouw. Het grootste deel van het land is vandaag veilig.”

    Hernieuwde opkomst van de Taliban

    Het valse vertrouwen van de Amerikaanse militairen in de Afghaanse overwinning zorgde ervoor de VS zowat alle aandacht en middelen op Irak ging richten. De offensieven van de Taliban sinds 2003 hebben een einde gemaakt aan de illusies van Rumsfeld. In 2006 was er een vorm van mini Tet-offensief met een poging om Kandahar in te nemen (het Tet-offensief verwijst naar de oorlog in Vietnam). Bij het verweer tegen het tegenoffensief vuurde de Taliban 400.000 kogels af, 2.000 granaten en 1.000 stuks artilleriegeschut.

    De Britten en Amerikanen beantwoordden dit met luchtaanvallen die erop gericht waren om volledige gebieden op te ruimen. Dat leidde tot een groot aantal burgerslachtoffers en het zorgde ervoor dat de lokale stammen in de armen van de Taliban werden gedreven. Rashid haalt een Britse officier in Helmand aan die stelde: “We zeiden dat we anders waren dan de Amerikanen die dorpen bombardeerden en afstraften, maar we gedroegen ons net hetzelfde.” Het was volgens deze officier een voorbeeld van hoe een opstand kan worden uitgelokt.

    Repressie, corruptie, opium en krijgsheren samen met een aanhoudende verarming van de Afghaanse bevolking. Dat is de basis waarop de Taliban een nieuwe opmars kon kennen. Maar dat beeld blijft onvolledig indien geen rekening wordt gehouden met de rol van het Pakistaanse regime.

    Na 11 september 2001 en de val van het Taliban-regime, bleef Musharraf geld aanvaarden van de VS terwijl hij tegelijk ook alle mogelijke steun gaf aan radicale islamitische groepen in eigen land. Rashid beschrijft dit als volgt: “Terwijl de ISI de CIA hulp aanbood om leiders van Al Qaeda op te sporen in Pakistaanse steden, bleven Pakistaanse islamitische militanten, met de stilzwijgende goedkeuring van de ISI, aanvallen uitvoeren op Indische troepen in Kasjmir of werd geholpen bij de hergroepering van de Taliban in Pakistan.”

    In 2002 werden Pakistaanse verkiezingen uitgeroepen door het leger. Er werd alles aan gedaan om het resultaat op voorhand al te kunnen vastleggen. Politieke meetings waren verboden. De enige groepering die wel bijeenkomsten kon houden, was de MMA. Dat was een recent opgezet front van verschillende islamitische groepen. Zij mochten wel campagne voeren omdat ze gezien werden als religieuze groepen en niet als politieke… Ondanks die steun van het militaire regime bleek de afwezigheid van bredere steun onder de Pakistaanse bevolking voor deze groepen uit het resultaat. De MMA haalde nationaal 11,5%. In de Noordwestelijke Grensprovincie haalde het kartel de helft van de lokale zetels en nam het deel aan de regionale regering. Ook in Balochistan werd een voldoende goed resultaat behaald om deel te nemen aan het lokale bestuur.

    Via deze verkiezingen gaf het Pakistaanse leger in de praktijk bescherming aan de Taliban door gebieden over te laten aan islamitische krachten. Balochistan bevindt zich vlakbij een lang stuk onbewaakte grens met Afghanistan, het gebied van Afghanistan waar de Taliban het sterkste staat met steden als Zabul, Kandahar en Helmand. De bevolking van Balochistan is doorgaans meer voor een seculier bestuur en er waren verschillende bewegingen en oorlogen voor meer onafhankelijkheid. De komst van een groot aantal Afghaanse Pashtoons en de Talibanisering van delen van Balochistan hebben een nieuw ingrediënt gevormd voor de reeds onstabiele nationale situatie in Pakistan.

    Taliban in Pakistan

    Tussen Balochistan en de Noordwestelijke Grensprovincie (NWFP) bevinden zich de stammengebieden (FATA – Federal Administered Tribal Areas), het armste en meest achtergebleven deel van Pakistan waar zowat 3 miljoen mensen wonen met een gemiddeld inkomen van slechts zo’n 500 dollar per jaar. Grote delen van de FATA zijn omgevormd tot bolwerken van de Taliban. Het antwoord van het Pakistaanse leger bestond uit regelmatige brutale operaties in de gebieden. Dat heeft de lokale bevolking enkel nog meer vervreemd van het regime met als gevolg dat hele districten in de praktijk onder de controle staan van gewapende militante groepen.

    De Pakistaanse Taliban heeft net als in Afghanistan een brutaal reactionair regime opgelegd aan de bevolking van de gebieden die ze controleren. Stamhoofden die in hun weg staan, worden genadeloos afgemaakt en onthoofd.

    Pakistan bevindt zich nu in een moeilijke situatie als gevolg van de tegenstellingen in het beleid van Musharraf. De steun aan de VS is door de islamitische groepen aangegrepen om een steun uit te bouwen onder de bevolking. Ze hebben zich kunnen opwerpen als een oppositiebeweging tegen de Pakistaanse regering en tegelijk ook tegen het regime in Kaboel. De stammengebieden (FATA) zijn een uitvalbasis geworden voor zelfmoordaanslagen en andere aanslagen op Pakistaans grondgebied. Het is ook de uitvalbasis voor operaties over de grens met Afghanistan.

    Als de nieuwe Pakistaanse regering een zelfde houding zal blijven aannemen, dan zullen de stammengebieden een vrijplaats blijven voor de tegenstanders van Islamabad alsook voor de Afghaanse Taliban. Anderzijds zou buigen voor de Amerikaanse eisen en het starten van een militair offensief in deze gebieden kunnen leiden tot een massaal verzet in Pakistan zelf.

    Centraal Aziatische staten

    “Dreiging van de chaos” gaat ook in op de pogingen van de VS om een grotere invloed te verwerven in de Centraal-Aziatische landen die aan Afghanistan grenzen in het noorden. Deze landen zijn erg arm en kennen doorgaans een erg repressieve samenleving. 80% van de bevolking in Tadjikistan leeft onder de armoedegrens, 60% is er werkloos.

    Rashid gaat uitgebreid in op wat wellicht de meest onstabiele staat in deze regio is: het Oezbekistan van dictator Karimov. Die voerde oorlog tegen alle politieke tegenstanders en alles dat maar naar islamisme neigt. Alle politieke partijen, vakbonden, studentengroepen zijn verboden in het land en er is een verbod op politieke bijeenkomsten. Toen de VS op zoek ging naar bondgenoten in de regio om de invasie in Afghanistan te ondersteunen, vormde de afwezigheid van basisrechten in Oezbekistan geen bezwaar. De auteur concludeert hieruit: “In de plaats van democratie te bevorderen en hervormingen te stimuleren, heeft de Amerikaanse aanwezigheid corrupte heersende elites enkel nog machtiger en corrupter gemaakt, tot grote woede van de bevolking.” Het resultaat is dat de hele regio een kruitvat is geworden die op elk ogenblik kan ontploffen.

    Het boek van Rashid is echter vooral zwak als het aankomt op oplossingen voor de dreigende regionale catastrofe. Hij besteedt maar een paar lijnen aan wat er zou kunnen worden gedaan, mogelijk omdat hij zelf geen oplossing ziet. En deze punten beperken zich dan nog tot hoop die los staat van de verwachtingen van de auteur en alle andere elementen van het boek. Hij heeft over een nieuw globaal evenwicht tussen de grootmachten waarbij er op lange termijn troepen en middelen zouden worden voorzien. Intussen moet de Afghaanse elite de kansen aangrijpen om de natie te laten heropstaan. Rond Centraal-Azië slaagt de auteur er niet in om een alternatief naar voor te schuiven. Hij beperkt zich tot de stelling dat “een generatie van leiders zal moeten sterven of aftreden vooraleer er echte verandering kan komen.”

    Het boek “De dreiging van de chaos” biedt geen antwoorden omdat Rashid oplossingen zoekt waar deze niet te vinden zijn: langs de weg van het kapitalisme. De feiten die hij beschrijft vormen een bevestiging van de vaststelling dat het kapitalisme geen uitweg biedt. Wat hij omschrijft als “falende staten” vormen het onvermijdelijke politieke resultaat van imperialistische interventies en het falen om problemen van armoede, onderontwikkeling, tribale en nationale tegenstellingen op te lossen.

    Rol van de arbeidersklasse

    In het boek ontbreekt één belangrijke factor en dat verklaart waarom Rashid uiteindelijk tot een weinig verhuld pessimisme komt. De enige kracht die het potentieel heeft om verandering te bekomen en de “dreiging van de chaos” te vermijden, is de arbeidersklasse. In het bijzonder de Pakistaanse arbeidersklasse vormt een sleutel voor de situatie in de regio. Toch komt deze factor niet aan bod in het boek.

    Het enige element dat de massa’s in de verschillende landen vandaag verbindt, is armoede. De radicale islam kende een opgang omdat geen enkele andere kracht in staat was om in te spelen op de woede, zeker onder de jongeren, tegenover de moeilijkheden waarmee de bevolking wordt geconfronteerd. Het feit dat de islamitische groepen het niet goed deden bij de Pakistaanse verkiezingen vorig jaar maakt overigens duidelijk dat er geen stevige basis is voor islamitische groepen en dat deze snel kunnen terug gedreven worden indien er een echt alternatief ontwikkelt.

    Het boek van Rashid toont de noodzaak aan van een gezamenlijke strijd van de arbeiders en armen in de regio tegen het kapitalisme, het grootgrondbezit, de heerschappij van de krijgsheren en voor een socialistische federatie waarbij ook de grenzen kunnen herbepaald worden waar nodig.

    Rashid is geen socialist en pleit er ook niet voor in zijn boek. Maar dit boek biedt wel heel wat argumenten waarmee anderen wel voor een socialistisch alternatief kunnen pleiten.

  • Transfobie en links: valse wetenschap en vals marxisme

    Het bestrijden van transfobie is, zoals alle vormen van onderdrukking, een cruciaal onderdeel van de strijd om de heerschappij van het kapitalisme te beëindigen door een verenigde beweging van de arbeidersklasse. In de afgelopen jaren hebben enkele delen van links helaas transfobe vooroordelen in stand gehouden. Conor Payne ontkracht hun ‘argumenten’. Dit artikel verscheen oorspronkelijk op de website van de Socialist Party, ISA in Ierland.

    Trans mensen worden over de hele wereld onderdrukt. In de VS hebben trans vrouwen meer dan vier keer meer kans dan cisgender vrouwen om slachtoffer te worden van moord en zwarte trans vrouwen hebben zeven keer meer kans om vermoord te worden dan de algemene bevolking. In het Verenigd Koninkrijk was er in 2018-19 een stijging van 37% in haatmisdrijven tegen trans personen.(1) Uit een onderzoek van de Britse LGBTQ+-groep Stonewall bleek dat 1 op de 4 trans personen op enig moment in hun leven dakloosheid had ervaren, terwijl 12% van de trans werkenden in het afgelopen jaar fysiek geweld of intimidatie op de werkplek meldde.(2) In Ierland bleek uit een enquête van het Transgender Equality Network Ireland dat 80% van de respondenten ten minste enkele openbare plaatsen of situaties vermeden uit angst voor pesterijen en dat 78% op enig moment in hun leven aan zelfmoord had gedacht, waarbij 40% ten minste één poging had ondernomen. (3)

    Geweld, pesterijen en discriminatie worden al vele jaren door trans personen ervaren. Maar een deel van de context van deze cijfers is een toename van het gebruik van transfobe retoriek en anti-transwetgeving in een groot aantal landen, in het bijzonder afkomstig van de oplevende populistisch rechterzijde en delen van het establishment. Extreemrechtse en rechts-populistische partijen in de hele wereld zijn gekant tegen ‘genderideologie’, tegen de maatschappelijke erkenning van de geldigheid van trans identiteiten en trans levens. In de VS nam de regering-Trump maatregelen om transgenders uit het leger te weren, de bescherming tegen discriminatie van trans personen in de gezondheidszorg af te schaffen en het legaal te maken om trans personen te discrimineren in opvangcentra voor daklozen, naast een hele reeks andere maatregelen. Rechts in de VS voerde op lokaal en staatsniveau een reeks ‘toiletwetten’ in, die trans personen moeten beletten gebruik te maken van het toilet dat het best met hun geslacht overeenkomt. In Hongarije heeft het steeds autoritairder wordende regime van Orban een maatregel ingevoerd om de wettelijke erkenning van transgenders af te schaffen, als onderdeel van een wetsvoorstel dat zogenaamd bedoeld is om het coronavirus te bestrijden!

    Transfobe propaganda

    In Groot-Brittannië is door de pers en delen van het politieke establishment een campagne van transfobe propaganda gevoerd, met name in reactie op voorstellen om de Gender Recognition Act van 2004 te wijzigen, zodat trans personen hun wettelijk erkende geslacht kunnen veranderen via zelfidentificatie. De campagne heeft effect gehad. De Tory-regering lijkt haar standpunt over zelfidentificatie te hebben omgedraaid en in plaats daarvan nieuwe aanvallen op trans rechten te overwegen. Liz Truss, de minister van Vrouwen en Gelijke Kansen, gaf aan dat ze maatregelen aan het plannen was om “ruimtes van één geslacht te beschermen”, dat wil zeggen om trans personen uit te sluiten van het gebruik van faciliteiten die bestemd zijn voor het geslacht waarmee zij zich identificeren, en om het recht van trans personen onder de 18 op medische behandeling in verband met hun transitie af te schaffen of te beperken.(4) Deze behandeling is vaak levensreddend voor veel jonge mensen. Het is duidelijk dat deze maatregelen van de regering van Boris Johnson niet zijn ingegeven door bezorgdheid over de rechten van vrouwen, en zeker niet door enige wetenschappelijke of medisch verantwoorde praktijk. Ze zijn een product van een campagne die de demonisering van veel andere minderheden in de samenleving weerspiegelt, waarbij transgenders als een gevaarlijke bedreiging worden voorgesteld.

    Twee voorbeelden geven een goed beeld van de aard van de leugens en verdraaiingen die worden verspreid. Vanaf 2017 publiceerden meerdere Britse kranten, waaronder The Star, Telegraph, The Sun en The Mirror verhalen die suggereerden dat de beruchte kindermoordenaar Ian Huntley legaal erkend wilde worden als vrouw, waarmee impliciet een punt werd gemaakt over de vermeende gevaren van zelfidentificatie. Nadien bleek dat dit verhaal volkomen onwaar was, waardoor zo’n twee jaar later ‘rechtzettingen’ moesten worden afgedrukt. Op 12 april beweerde de voormalige Tory minister Rory Stewart ten onrechte: “Toen ik minister van Gevangeniswezen was, waren er situaties van mannelijke gevangenen die zichzelf als vrouw identificeerden en vervolgens het personeel in de gevangenis verkrachtten. Dus ik denk dat als iemand biologisch mannelijk is, vooral in een omgeving als een gevangenis, we dat niet moeten laten gebeuren.” (5) Opnieuw had The Sun een kop om mee uit te pakken. De waarheid in de vorm van een verklaring van de dienst van het gevangeniswezen waarin stond dat er niets is die aangeeft dat deze feiten effectief plaatsvonden, werd heel diep in het artikel begraven.

    De tonaliteit van de sensationele berichtgeving is duidelijk: transgenders zijn roofdieren, een bedreiging voor vrouwen, hun identiteit is niet te vertrouwen. Het is nog niet zo lang geleden dat dergelijke beweringen in de kapitalistische pers regelmatig over homo’s werden gedaan. Het verschil is dat deze campagne helaas niet alleen uitgaat van conservatief rechts, maar ook van het liberale establishment, sommige zelfbenoemde feministen en zelfs delen van links.

    Delen van vakbondsleiders, activisten van de Labour Party en sommige linkse organisaties hebben bezwaren geuit tegen het recht op zelfidentificatie en meer in het algemeen tegen de strijd voor trans bevrijding. Hoe diep de verrotting zit, bleek uit de publicatie in de Morning Star, gesteund door sommige vakbonden en geassocieerd met de Communist Party of Britain (CPB), van een bijzonder verachtelijke transfobe en ontmenselijkende cartoon, waarin trans personen werden vergeleken met krokodillen. Dit veroorzaakte terechte verontwaardiging en de Morning Star bracht uiteindelijk een verontschuldiging uit met als kop: “We hebben gefaald in onze plicht tot gelijkheid en bevrijding” (6) en met de belofte hun berichtgeving over de kwestie te herzien. En dat is nu juist het punt: de cartoon kwam niet uit de lucht vallen. Hij weerspiegelde jaren van artikelen in de Morning Star – en in andere linkse media – waarin werd betoogd dat trans rechten een bedreiging vormden voor vrouwenrechten en dit werd op zijn beurt weerspiegeld in andere delen van links. Een serieuze herziening zou een volledige verwerping van deze benadering inhouden ten gunste van een benadering die geworteld is in verzet tegen alle vormen van onderdrukking en vertrouwen stellen in het vermogen tot solidariteit tussen alle mensen van de arbeidersklasse en de onderdrukten.

    Het “linkse” pleidooi tegen transrechten

    De ‘progressieve’ tegenstanders van trans rechten stellen de kwestie over het algemeen voor als een “botsing van rechten” tussen trans personen en vrouwen, wier toegang tot gescheiden ruimten wordt bedreigd – dit argument gaat er natuurlijk van uit dat trans vrouwen niet echt vrouwen zijn. Zij stellen ook dat trans identiteiten genderstereotypen versterken en ons vermogen ondermijnen om de onderdrukking van vrouwen te begrijpen en ons ertegen te verzetten. Hoewel ze meestal beweren dat ze zich verzetten tegen discriminatie van trans personen, volgen zij in wezen dezelfde logica als transfoob rechts en trekken ze veel van dezelfde conclusies. Woman’s Place UK bijvoorbeeld beweert geworteld te zijn in socialistische en arbeidstradities en heeft prominente vakbondsactivisten onder haar vooraanstaande leden. Maar wat bepleiten zij? In naam van deze campagne stelde Lucy Masoud dat ze de wet willen “aangescherpt en gehandhaafd zien, gehandhaafd om ervoor te zorgen dat alleen voor vrouwen bestemde ruimtes en diensten in dit land beschermd worden. Bedrijven en organisaties moeten boetes of gerechtelijke stappen opgelegd krijgen als zij willens en wetens de wet aan hun laars lappen.”

    Deze “uitsluitend voor vrouwen bestemde ruimten” omvatten “toiletten, gezondheidsvoorzieningen, gevangenissen, sport, diensten voor seksueel en huiselijk geweld.” (7) Dit is in wezen een wettelijk verbod voor trans vrouwen om gebruik te maken van vrouwentoiletten en een hele reeks andere diensten – een variant van een Trumpiaanse toiletwet, gehuld in feministische en socialistische retoriek.

    Op dit moment moet iemand in Groot-Brittannië, om zijn geslacht op zijn geboorteakte te kunnen veranderen, een diagnose van genderdysforie hebben en twee jaar lang als zijn voorkeursgeslacht hebben geleefd. Deze beperkingen veroorzaken reële problemen voor het leven van trans personen. De wettelijke erkenning van je geslacht heeft zowel een praktische als symbolische betekenis. Geboorteakten zijn een belangrijk juridisch document dat vaak wordt gevraagd bij het aanvragen van allerlei diensten of bij interactie met de staat. Een geboorteakte die niet overeenstemt met iemands werkelijke geslacht of met andere identificatie waarover zij beschikken, brengt trans personen in gevaar dat zij tijdens deze interacties onder dwang worden geopenbaard, of dat andere obstakels en problemen worden opgeworpen.

    Sommige trans personen ervaren effectief genderdysforie, maar anderen niet. Een gemedicaliseerde benadering waarbij mensen een psychologische diagnose moeten krijgen vooraleer ze wettelijke erkenning krijgen, druist in tegen het huidig onderzoek en begrip van trans identiteiten. De toegang tot trans gezondheidszorg is ook zeer beperkt voor degenen die zich geen private gezondheidszorg kunnen veroorloven. In Ierland moet je bijvoorbeeld meer dan drie jaar wachten. Zelfidentificatie betekent eenvoudigweg dat dit proces wordt vervangen door een wettelijke verklaring van iemands geprefereerde geslacht. Dit bestaat sinds 2015 in het zuiden van Ierland, zij het met belangrijke beperkingen zoals het ontbreken van enige vorm van erkenning van niet-binaire personen. Ondanks de apocalyptische beweringen die het debat in Groot-Brittannië domineren, heeft het geen problemen veroorzaakt voor de rechten van vrouwen of wie dan ook. Het idee dat het geven van het wettelijke recht aan transgenders om voorzieningen te gebruiken die overeenkomen met hun sekse tot gevaren voor vrouwen zou leiden, wordt niet gestaafd door onderzoek. In een studie uit Massachusetts werd bijvoorbeeld gekeken naar gemeenten die wel en gemeenten die geen trans-inclusieve wetten hadden en werd geen verschil gevonden in meldingen van aanrandingen of andere misdrijven in openbare toiletten en kleedkamers.(8)

    Geweld tegen vrouwen is endemisch in de samenleving – maar trans vrouwen zijn overwegend eerder slachtoffer dan dader. De meest pertinente zorg over geweld in dit debat is de dreiging van geweld tegen trans vrouwen die gedwongen zouden worden om gebruik te maken van mannentoiletten, opgesloten worden in mannengevangenissen, enz. In 2015 werd Vicky Thompson dood aangetroffen door zelfmoord nadat ze in een mannengevangenis was opgesloten en het slachtoffer was geworden van transfobe intimidatie. (9)

    Versterking van genderstereotypen?

    Een andere belangrijke bewering van transfobe campagnevoerders is dat trans identiteiten zijn gebaseerd op genderstereotypen en dat jonge mensen “onder druk worden gezet” om een trans identiteit aan te nemen als ze niet voldoen aan het stereotype gedrag voor jongens of meisjes. Dit is volstrekt ongegrond en gaat voorbij aan het zeer reële gevaar voor jonge trans personen wanneer hun identiteit wordt ontkend. Studies tonen aan dat de genderidentiteiten van trans kinderen even sterk en consistent zijn als die van cis-kinderen. (10) Ook is aangetoond dat jonge trans personen die hormoonbehandelingen ondergaan veel positievere resultaten hebben als gevolg daarvan. (11)

    Natuurlijk zullen dezelfde mensen die dit argument aanvoeren ook de authenticiteit in twijfel trekken van trans mensen die volgens hen niet genoeg lijken op of handelen naar het geslacht waarmee ze zich identificeren. Genderstereotypen en starre genderrollen maken een groot deel uit van onze samenleving en het zou nooit de bedoeling mogen zijn om personen te bekritiseren, of ze nu trans of cis zijn, als ze die rollen of stereotypen in hun leven weerspiegelen. Tegelijkertijd is er juist een groeiende poging om deze valse tweedeling te verwerpen en dit is een deel van wat de steun voor trans bevrijding onder jongeren en in de wereldwijde vrouwenbeweging aanwakkert. De (tamelijk voor de hand liggende) waarheid is dat het aanvallen van trans rechten alleen dient om genderstereotypen te versterken, niet om ze op enigerlei wijze te ondermijnen, en dat dit ook gevolgen zal hebben voor cis-vrouwen.

    Een illustratie hiervan is te vinden in de richtlijnen die “Fair Play for Women” heeft gepubliceerd voor organisaties over hoe zij “uitsluitend voor vrouwen bestemde” kleedkamers kunnen aanbieden: “Om uw wettige beleid te handhaven dat inhoudt dat alleen vrouwen over een kleedkamer mogen beschikken, kan het soms nodig zijn dat het personeel een mannelijk persoon de toegang weigert. We weten instinctief wie man of vrouw is door gewoon te kijken, waardoor het voor het personeel snel en gemakkelijk te zien is wanneer een mannelijk persoon een vrouwelijke kleedkamer binnengaat… De toegang tot uitsluitend vrouwelijke kleedkamers moet in de eerste plaats gebaseerd zijn op een visuele beoordeling van iemands geslacht, gevolgd door een verzoek om een vrouwelijke geboorteakte te zien in omstandigheden waarin het personeel redelijkerwijs vermoedt dat de persoon als man geboren is.”(12)

    Dit zijn straffe voorstellen die neerkomen op gender policing. Het effect op de rechten en de veiligheid van transgenders is duidelijk, maar het zou ook veel bredere implicaties hebben. De meeste mensen hebben hun geboorteakte niet bij zich en het is ondenkbaar dat als deze aanpak op grote schaal zou worden ingevoerd, dit geen gevolgen zou hebben voor intersekse personen en cis vrouwen die niet voldoen aan de stereotiepe normen van hoe vrouwen eruit zien!

    Vals marxisme

    Als linkse en feministische organisaties deze ideeën aanvoeren, is het de moeite waard om naar de politieke en theoretische wortels te kijken. Velen positioneren hun oppositie als een afwijzing van postmoderne ‘identiteitspolitiek’, maar in werkelijkheid reproduceert hun argumentatie een versie van identiteitspolitiek. Voor marxisten is het uitgangspunt de noodzaak om op te staan tegen alle vormen van onderdrukking, om de strijd van onderdrukte groepen te steunen en om te proberen hen te verbinden in de context van een verenigde arbeidersklasse en socialistische beweging. Een belangrijk onderdeel hiervan is het begrijpen van de wortels van de verschillende vormen van onderdrukking in de klassen- en kapitalistische maatschappij en daarmee de mogelijkheid om deze fundamenteel aan te vechten.

    Het kapitalisme berust op de onderdrukking van de vrouw, op een arbeidsverdeling op grond van geslacht, en op de onbetaalde huishoudelijke arbeid van voornamelijk vrouwen binnen de structuur van het kerngezin. Het is daarom afhankelijk van een ideologie van genderstereotypen en -rollen. Trans personen en andere LGBTQ+-mensen ondermijnen door hun bestaan deze ideologie en worden daarom in de kapitalistische samenleving onderdrukt. Wanneer de nadruk wordt gelegd op de conflicterende rechten of aspiraties van verschillende groepen, zonder een perspectief op werkelijke eenheid en solidariteit, heeft dit de neiging dit te ondermijnen en in plaats daarvan te wijzen op een strijd om de beperkte rechten en middelen die de kapitalistische samenleving bereid is uit te delen.

    In de argumentatie van linkse mensen die zich verzetten tegen de strijd voor trans bevrijding, zien we dit narratief: een conflict tussen de rechten van vrouwen en die van trans personen en de conclusie dat uiteindelijk de rechten van trans personen daarom beperkt moeten worden. Kiri Tunks van de lerarenvakbond National Union of Teachers schrijft dat het toestaan van trans vrouwen om gebruik te maken van diensten voor vrouwen zal “betekenen dat diensten die al onder vuur liggen van een besparingsbeleid verder zullen worden belemmerd in hun vermogen om op te komen voor de mensen voor wie ze in het leven geroepen zijn.” (13) Hoewel dit dubieus is gezien het relatief kleine percentage van de bevolking dat trans vrouwen zijn, is het opmerkelijk dat hier geen perspectief wordt geboden voor het vechten voor betere diensten voor iedereen, maar alleen voor het vechten over steeds kleinere kruimels. Dit heeft niets gemeen met een socialistische aanpak, maar vertoont wel parallellen met de retoriek van rechts, die bijvoorbeeld migranten tegen niet-migranten opzet in een strijd om middelen. Links mag deze benadering nooit aanvaarden; het moet zijn vertrouwen stellen in een verenigde strijd tegen besparingen op de diensten waar we allemaal op rekenen.

    In de Morning Star beweert Mary Davis van de Communist Party of Britain dat vrouwen te maken hebben met “onderdrukking”, terwijl transgenders alleen met “discriminatie” te maken hebben. Volgens haar is het verschil dat “onderdrukking, in tegenstelling tot discriminatie, materieel verbonden is met het proces van klassenuitbuiting door vrouwen veel minder te betalen dan mannen, en zo het winstmotief van het kapitalisme dient.” (14)

    Daarom “is het aanvechten van de specifieke discriminatie waarmee trans mensen te maken hebben niet gediend met het ondermijnen van het verzet tegen de eeuwenoude onderdrukking van vrouwen als biologisch geslacht.” Dit is wel heel vreemd. Het is duidelijk dat ‘discriminatie’ niet voldoende is om het brute geweld tegen trans mensen over de hele wereld te beschrijven, noch de wijze waarop rechtse regimes en krachten zich tegen trans mensen keren, noch de economische achterstelling van deze mensen.

    Deze definitie lijkt ook te suggereren dat bijvoorbeeld homofobie en antisemitisme, die voortkomen uit de kapitalistische samenleving maar geen direct verband houden met het winstoogmerk, geen “onderdrukking” kunnen zijn. Het belangrijkste is dat het volledig voorbijgaat aan het feit dat vrouwenonderdrukking en LGBTQ+-onderdrukking met elkaar verbonden zijn; dat de ideologie van genderrollen en stereotypen die dienen om vrouwenonderdrukking te rechtvaardigen en te bestendigen, er onverbiddelijk toe leiden dat LGBTQ+-mensen als doelwit worden genomen, waaronder ook transgenders wier bestaan die gendernormen tart. Seksisme, homofobie en transfobie zijn allemaal intrinsiek aan de kapitalistische samenleving en er is een gemeenschappelijk belang voor allen die deze willen bestrijden en zich willen verenigen.

    Elaine Graham-Leigh van Counterfire, een andere linkse groepering die de argumenten van transfoob rechts kracht bijzet, probeert haar standpunt te grondvesten op een marxistisch begrip van vrouwenonderdrukking en de strijd voor trans rechten af te schilderen als een grootschalige “postmoderne identiteitspolitiek.” (15) Een marxistische analyse identificeert de oorsprong van vrouwenonderdrukking in de ontwikkeling van de klassenmaatschappij. Vroege menselijke samenlevingen produceerden geen overschot aan rijkdom, waren afhankelijk van de bijdrage van elk groepslid om te overleven en kenden geen klassenverdeling of onderdrukking van vrouwen. Met de ontwikkeling van de landbouw ontstond er een economisch overschot, wat de specialisatie van de arbeid teweegbracht. Een minderheid werd bevrijd van het dagelijkse zwoegen van de fysieke arbeid en eigende zich het overschot als haar eigen bezit toe. Deze nieuwe heersende klasse moest in staat zijn zichzelf te bestendigen door haar eigendom en privileges door te geven.

    Dit was de basis voor het ontstaan van het gezin en de onderwerping van de vrouw, wier seksualiteit moest worden gecontroleerd om de erfenis via de mannelijke lijn mogelijk te maken. De onderdrukking van de vrouw vloeit dus voort uit specifieke historische omstandigheden en kan ook worden opgeheven door die omstandigheden op te heffen. Dit idee staat haaks op het centrale uitgangspunt van het burgerlijk feminisme, dat mannen in alle lagen van de maatschappij vaak ziet als verantwoordelijk voor de collectieve onderdrukking van alle vrouwen. Dat is waarom het burgerlijke feminisme geen fundamentele uitweg uit de onderdrukking kan aanwijzen, maar alleen de onderdrukking binnen het bestaande systeem kan verzachten.

    Voor Elaine Graham-Leigh is het erkennen van trans vrouwen als vrouwen en trans mannen als mannen onverenigbaar met deze analyse: “In deze visie worden vrouwen bijvoorbeeld niet onderdrukt vanwege een relatie met hun vrouwelijke geslacht, maar omdat en in de mate waarin zij zich als vrouw identificeren en dit kenbaar maken door hun voorstelling van vrouwelijkheid. De realiteit van het geslacht van hun lichaam is even onbelangrijk als alle materiële realiteit.”

    Ze suggereert ook dat het accepteren van trans identiteiten “de schadelijke gevolgtrekking inhoudt dat vrouwen die het niet leuk vinden zich gewoon als man zouden kunnen identificeren, of, nog erger, dat het feit dat ze het niet leuk vinden aantoont dat ze wel echt mannen moeten zijn.”

    Een marxistische kijk op de onderdrukking van vrouwen

    Natuurlijk kun je je niet identificeren vanuit je onderdrukking en gezien de onderdrukking waar trans mensen mee te maken hebben, is het belachelijk om te suggereren dat iemand een trans identiteit zou aannemen om dat te doen! Het is echter wel mogelijk mensen te onderdrukken door hen het recht te ontzeggen zich te identificeren zoals zij dat willen. Dit is juist omdat gender een materiële sociale realiteit is.

    Als je leest wat sommigen schrijven, zou je denken dat trans identiteiten één of andere recente postmoderne uitvinding zijn. Natuurlijk zijn er in de loop van de geschiedenis en in allerlei verschillende menselijke samenlevingen trans mensen geweest; mensen die zich niet identificeerden met het hen toegewezen geslacht of die helemaal buiten het binaire geslachtsstelsel wensten te leven. De taal en de kaders die worden gebruikt om dit te begrijpen zijn natuurlijk veranderd, zoals dat ook met veel andere identiteiten is gebeurd. De centrale vraag is dus hoe we staan tegenover de rechten van trans personen, en het recht op zelfidentificatie betekent het recht om in de maatschappij te bestaan op de manier die voor jou het meest authentiek is, in plaats van gedwongen te worden tot de rigide genderrollen die de kapitalistische maatschappij probeert op te leggen.

    Er is geen reden voor een socialistische verdediging van trans rechten om een materialistisch begrip van vrouwenonderdrukking te verwerpen. We moeten wel begrijpen hoe vrouwenonderdrukking in de kapitalistische maatschappij vandaag functioneert, niet alleen hoe zij historisch is ontstaan. Het doel ervan is niet alleen het vergemakkelijken van de erfenis van eigendom, maar veel meer. De onbetaalde arbeid van vrouwen, die 10,9 biljoen dollar per jaar waard is, de voortplanting van de volgende generatie werknemers binnen het kerngezin, de winsten die voortvloeien uit lage lonen in door vrouwen gedomineerde delen van de beroepsbevolking en als een middel tot sociale en ideologische controle. Dit alles geeft aanleiding tot vrouwenhaat als een reële materiële kracht in de samenleving die alle vrouwen kan treffen. Net zoals niet alle cis-vrouwen een zwangerschap en de daarmee samenhangende vormen van onderdrukking zullen meemaken, zullen trans vrouwen dat evenmin doen, maar zij zullen helaas wel te maken krijgen met veel aspecten van vrouwenonderdrukking, waaronder mogelijk gendergerelateerd geweld en meer uitgesproken niveaus van lage lonen en armoede, en in veel gevallen zullen zij deze aspecten intenser ervaren als een bijzonder gemarginaliseerde groep vrouwen.(16)

    Graham-Leigh levert een aantal terechte punten van kritiek op de neoliberale identiteitspolitiek, met name de vijandigheid tegenover het idee van eengemaakte strijd. Ze zegt hierover het volgende: “Deze opvatting dat onderdrukking alleen iets is waartegen de onderdrukten zelf kunnen vechten, ondersteunt het neoliberale argument dat de samenleving er niet toe doet… Alleen als we daarentegen het belang inzien van sociale, gemeenschappelijke banden, kunnen we strijden tegen onderdrukking waaraan we zelf niet onderworpen zijn, maar waarvan we niet willen dat die in onze samenleving bestaat.”

    Onderdrukte mensen hebben natuurlijk een uniek inzicht in hun eigen onderdrukking en moeten centraal staan in hun eigen strijd en eisen. Maar een effectieve beweging die strijdt om te winnen, heeft nood aan een perspectief voor het opbouwen van een eengemaakte strijd die de hele arbeidersklasse omvat. Dit houdt ook in dat de bredere arbeidersbeweging bereid moet zijn om de strijd en de eisen van alle onderdrukte groepen op zich te nemen. Nadat ze dit punt heeft gemaakt, spreekt Graham-Leigh zichzelf volledig tegen als ze het heeft over de betrokkenheid van transgenders bij de beweging tegen gender-onderdrukking: “Aangezien we in een maatschappij leven waarin vrouwen nog steeds het risico lopen op geweld door mannen en systematische onderdrukking, moeten we ons gewoon met andere vrouwen kunnen organiseren als we dat nodig hebben.”

    Hier zien we dus precies dezelfde zienswijze: het is onmogelijk voor trans personen om volledig geïntegreerd te worden in de vrouwenbeweging en worden ze zelfs impliciet beschreven als een potentiële bron van “mannelijk door mannen en systemische onderdrukking.” De reden dat Graham-Leigh zichzelf zo tegenspreekt, is omdat ze veel raakvlakken heeft met identiteitspolitiek. Haar praktische benadering is niet gebaseerd op een marxistische analyse van de onderdrukking van vrouwen, maar op de ‘patriarchaattheorie’, die seksisme ziet als een kwestie van “mannen tegen vrouwen”, en daarom de noodzaak voelt om de grenzen van genderidentiteit te bewaken.

    We moeten ons niet alleen met abstracties bezighouden, maar ons baseren op ervaringen in de realiteit. In de afgelopen jaren hebben we de opkomst gezien van een nieuwe wereldwijde vrouwenbeweging, die strijdt tegen anti-abortuswetten, gendergerelateerd geweld en vrouwenmoord, de loonkloof tussen mannen en vrouwen en vele andere uitingen van seksistische onderdrukking. Deze beweging is een belangrijk onderdeel van de radicalisering van een nieuwe generatie jonge vrouwen en transgenders en heeft een belangrijke rol gespeeld bij de herintroductie van belangrijke strijdmethoden van de arbeidersklasse onder die generaties die opgroeiden op het hoogtepunt van de neoliberale ideologische overheersing. Bijzonder opmerkelijk is het gebruik van de stakingsmethode in de Spaanse staat, Zwitserland en elders. Is de ervaring van deze beweging er één van wantrouwen en verdeeldheid geweest rond de betrokkenheid van trans en niet-binaire mensen? In feite was de solidariteit instinctief en hebben jongeren over het algemeen de meest open houding ten opzichte van trans rechten in de samenleving.

    In Ierland zijn de recente stappen voorwaarts op het gebied van gendererkenning en de verwerping van het achtste amendement beide onderdeel geweest van hetzelfde proces van verwerping van de conservatieve status quo. Evenzo luidt de golf van transfobe opruiing in Groot-Brittannië geen nieuwe dageraad in voor de rechten van de vrouw, maar is zij onderdeel van een reactionair offensief tegen deze rechten. De uitspraak van Graham-Leigh dat “er geen natuurlijke eenheid bestaat onder de onderdrukten” bevat een kern van waarheid, maar we moeten er ons van bewust zijn dat de bron van de verdeeldheid in de arbeidersklasse het kapitalisme en zijn ideologie is en dat het uitbreken van strijd de neiging heeft om verdeeldheid te overstijgen vanuit de nood aan eenheid en solidariteit.

    In de context van een relatief laag niveau van strijd, het succes van het rechtse populisme, en het onvermogen van de Corbyn-beweging, ondanks haar positieve kanten, om in dit stadium een massaal politiek alternatief te ontwikkelen, bestaat het gevaar van een capitulatie voor sociaal conservatieve ideeën onder een laag in de Britse linkerzijde en arbeidersbeweging. Dit wordt versterkt door een blijvende invloed van het stalinisme in delen van de vakbonden en de linkerzijde van Labour, en onder een laag van linkse jongeren. Deze stalinistische invloed heeft steeds de neiging om zich aan te passen aan conservatieve vooroordelen en onderschat het potentieel van de werkende klasse om deze doorheen strijd te overwinnen. Onlangs stond in de Morning Star een artikel over de deugden van “progressief patriottisme”, een term die ook werd gebruikt door Rebecca Long-Bailey, een kandidaat voor de leiding van Labour. (17) Het is belangrijk om gevoelig te zijn voor de nationale aspiraties en identiteiten van mensen, maar het is iets heel anders om patriottisme te beschrijven als “noodzakelijk voor het bereiken van socialisme”!

    Een eengemaakte beweging opbouwen die in staat is om het kapitalisme te bestrijden en te verslaan, gebeurt niet zonder op een vaardige manier de bestaande vooroordelen in de samenleving aan te klagen en duidelijk op te komen voor de rechten en aspiraties van alle onderdrukte mensen. Dit is de manier waarop verdeeldheid kan worden overwonnen en de kapitalistische ideologie op beslissende wijze kan worden ondermijnd. De behoefte aan een alternatief voor het verrotte kapitalistische systeem is nog nooit zo duidelijk geweest en in de komende jaren zullen steeds meer arbeiders en jongeren op zoek gaan naar een alternatief en dat kunnen vinden in de ideeën van het socialisme en marxisme. In die context zullen transfobie of dubbelzinnigheid ter verdediging van welk onderdrukt volk dan ook alleen maar afstotend, desoriënterend of verdelend werken. We hebben integendeel nood aan hernieuwd vertrouwen in de solidariteit van de werkende klasse in de strijd voor de bevrijding van de mens.

     

    1. Er was een toename van 10% van de haatmisdrijven in de opgang van homofoob en transfoob geweld.
    2. TRANS REPORT
    3. Speaking from the Margins 703 kb | pdf
    4. UK launches unprecedented attack on trans rights, will ban transition before 18
    5. Female prison officers raped by trans inmates, ex-Tory minister claims https://morningstaronline.co.uk/article/we-failed-our-duty-equality-and-liberation
    6. The law must work for women
    7. Gender Identity Nondiscrimination Laws in Public Accommodations: a Review of Evidence Regarding
    8. Safety and Privacy in Public Restrooms, Locker Rooms, and Changing Rooms
    9. Transgender woman Vikki Thompson found dead at Armley jail 19 November 2015
    10. Transgender teens become happy, healthy young adults
    11. https://www.forbes.com/sites/dawnstaceyennis/2020/12/29/study-transgender-children-recognize-their-authentic-gender-at-early-age-just-like-other-kids/#6805f963526b
    12. Advice to service providers about female-only changing rooms
    13. Sex matters
    14. International Women’s Day Women, class and gender – a Communist perspective
    15. The return of idealism: identity and the politics of oppression
    16. Transgender Americans are more likely to be unemployed and poor
    17. There is no contradiction between patriotism and socialism
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop