Category: Dossier

  • Bouwen aan een klimaatbeweging die het kapitalisme kan overwinnen

    In 2019 nam International Socialist Alternative enthousiast deel aan de wereldwijde golf van schoolstakingen en klimaatprotesten. Op het hoogtepunt, 20 september 2019, vonden er 4.500 acties plaats in meer dan 150 landen die meer dan 4 miljoen mensen op de been brachten! Geleid door de jonge generatie en gesteund door brede delen van de samenleving, wierp deze beweging een wijdverspreid debat over de klimaatcrisis op en behaalde zelfs enkele beperkte overwinningen. Maar nogmaals, de milieurampen van de afgelopen maanden hebben aangetoond dat er dringend meer nodig is. De klimaatstrijd is niet voorbij. Hoe kunnen we die strijd winnen?

    Door Arne Lepoutre uit de brochure ‘Kapitalisme doodt de planeet’

    Beweging moet antikapitalistisch zijn

    Extreme weersomstandigheden, onvruchtbare en harde bodems en zelfs de pandemie: wetenschappers hebben het allemaal voorspeld. Toch hebben regeringen en grote bedrijven decennialang geweigerd een echt plan te ontwikkelen om dergelijke rampen te voorkomen. In plaats daarvan ontwikkelden zij een enorme campagne om de klimaatcrisis te ontkennen en de verantwoordelijkheid af te schuiven op individuen. Ze kregen daarvoor de hulp van hun regeringen. Multinationals investeerden in zogenaamd ‘wetenschappelijk onderzoek’ dat het verband tussen fossiele brandstoffen en klimaatverandering moest ontkennen. Oliemaatschappij ExxonMobil spendeerde de afgelopen 20 jaar ongeveer 40 miljoen dollar aan dergelijke leugens. Sinds het klimaatakkoord van Parijs van 2015 hebben de grootste bedrijven in de fossiele brandstoffenindustrie meer dan een miljard dollar uitgegeven aan gelobby tegen groene energie.

    Toch heeft de druk van de groeiende klimaatbeweging delen van de heersende klasse in de richting geduwd van investeringen in klimaatgerelateerde maatregelen en groene technologieën. De klimaatcrisis is vandaag van een dergelijke omvang dat ze de productiviteit en de winsten van de kapitalisten ondermijnt – denk maar aan de manier waarop natuurrampen de wereld (en de economie) doen stilvallen. Hoewel sommige van deze investeringen positieve ontwikkelingen en overwinningen van de klimaatbeweging zullen zijn die de gevolgen van de crisis kunnen afremmen of ons helpen beschermen, moeten we waarschuwen: deze investeringen staan niet voor een ontwikkeling in de richting van een duurzaam ‘groen kapitalisme’. Zoiets bestaat niet.

    De klimaatbeweging moet antikapitalistisch zijn. We hebben een systeemverandering nodig, voor een internationaal plan dat deze crisis beantwoordt met solidariteit van de arbeidersklasse en socialisme. Alle mogelijke middelen moeten worden ingezet om deze crisis op te lossen. Maar de interne tegenstellingen van het kapitalisme, zoals de concurrentie tussen natiestaten en de superrijken, maken het onmogelijk om het internationale plan te ontwikkelen dat nodig is.

    De beweging tot nu toe

    De beweging van 2019 introduceerde enkele methoden, die belangrijke stappen voorwaarts zijn. Men begreep dat grote en collectieve internationale actie de prioriteit moet zijn voor de klimaatbeweging, en niet langer consumentenkeuzes of individuele acties.

    Het idee van een staking werd geïntroduceerd, via het voorstel voor een schoolstaking en platformen zoals Fridays For Future. Deze en andere platforms, waaronder Extinction Rebellion (XR), riepen op tot internationale actiedagen en internationale organisatie. Greta Thunberg riep klimaatactivisten ook op om de protest- en stakingsbeweging van Indische boeren te steunen. In vergelijking met de voorgaande periode zijn dit ideologische nederlagen voor het kapitalisme en uitdrukkingen van een groter sociaal en politiek begrip van miljoenen jonge mensen in de hele wereld.

    In de hele samenleving zijn de stemming en het begrip van de klimaatcrisis radicaal veranderd door de impact van de beweging, samen met de reële impact van de klimaatverandering op ons leven. De beweging heeft geholpen bloot te leggen wie werkelijk verantwoordelijk is voor de crisis en heeft belangrijke feiten gepopulariseerd, zoals het feit dat 71% van de industriële broeikasgasemissies afkomstig is van slechts 100 bedrijven. Nog belangrijker is dat de beweging zich niet beperkte tot het bekritiseren van de vervuilers: zij riep op tot systeemverandering, tot structurele veranderingen. De slogan “system change, not climate change” betekent een stap voorwaarts in de zoektocht naar een radicale oplossing voor de meest urgente crisis waarmee de mensheid wordt geconfronteerd. In werkelijkheid betekent systeemverandering een revolutionaire verandering.

    Verkeerde methoden en stagnatie in de beweging

    Het moet echter ook gezegd worden dat veel leidende figuren zich hebben laten verleiden tot methoden die onze beweging niet echt ten goede zijn gekomen. Een uiting hiervan was een streven om zoveel mogelijk prominente mensen en organisaties achter de zaak te krijgen om zo publieke druk op te bouwen om regeringen en bedrijven van koers te doen veranderen (zie de voorbeelden uit België hieronder). Hoewel dit een logische wens lijkt, werd hier in de praktijk vaak een prijs voor betaald, met name het opofferen van de politieke helderheid en het anti-systeem karakter van de beweging en haar eisen.

    Deze methoden begonnen de beweging te demobiliseren en erger nog: ze openden de deur voor gevestigde partijen en zelfs grote bedrijven om te proberen onze beweging te coöpteren. ‘Greenwashing’ van degenen die medeverantwoordelijk zijn voor de klimaatcrisis werd vaak getolereerd om niet te veel te ‘polariseren’.

    Deze aanpak en de afname van de omvang en de frequentie van de mobilisaties, met Covid-19 als bijkomende factor, stelden de heersende klasse in staat om terug te beginnen te vechten. Bedrijven en regeringen begonnen hun discours over “hoe je als individu klimaatverandering kunt tegengaan in je dagelijks leven” met grotere intensiteit te herintroduceren. Lockdowns doorkruisten de sociale strijd tijdens de eerste fase van de pandemie en uiteindelijk ging de klimaatbeweging een relatieve pauze in, die grotendeels in stand blijft in de aanloop naar COP26. Er zijn opnieuw acties, maar we weten dat er veel meer nodig is. Wat moeten we doen om de beweging opnieuw op te bouwen?

    Niet allemaal in hetzelfde schuitje: klimaatstrijd is klassenstrijd

    Het onvermogen van de heersende klasse om de klimaatcrisis op te lossen, heeft gevolgen voor de opbouw van de klimaatbeweging. Het betekent dat de beweging gericht moet zijn op het vechten voor een alternatief voor het kapitalistische systeem van de heersende klasse. De beweging heeft niets te winnen bij allianties met ‘groengewassen’ verdedigers van het kapitalistische systeem en moet zich richten op het opbouwen van een onafhankelijke beweging. Allianties met de heersende klasse stellen hen niet alleen in staat zichzelf te greenwashen, maar stimuleren ook gevaarlijke illusies in het ‘groene kapitalisme’. Daarom zoeken kapitalisten ook naar coalities met de klimaatbeweging, om die te stoppen en te demobiliseren, vooral met haar snelle groei en radicalisering.

    In België werd in 2019 een enorm momentum opgebouwd door de beweging, die druk uitoefende op de politici en de grote vervuilers. De schoolstakingen liepen op tot 35.000 deelnemers en de straatprotesten brachten tot 100.000 betogers op de been. Toen, precies op het hoogtepunt van de beweging, werd de coalitie ‘Sign for my future’ opgericht. Bekende klimaatactiegroepen sloten zich bij deze campagne aan, samen met grote bedrijven zoals Colruyt, Ikea, Proximus en Solvay, enkele van de grootste werkgeversorganisaties van België en zelfs grote banken zoals BNP Paribas, KBC en ING, die miljoenen euro‘s per jaar in fossiele brandstoffen investeren. Hoewel sommigen hoopten dat deze campagne de indruk kon wekken dat de klimaatbeweging breder en sterker werd, was dit slechts een illusie.

    De campagne moest zogenaamd druk uitoefenen op politici die niet tot handelen bereid waren, maar in werkelijkheid gaf ze grote bedrijven een nieuwe manier om hun verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis te ontlopen. De campagne heeft niets veranderd aan de manier waarop de deelnemende bedrijven investeren of produceren.

    Veel klimaatactivisten waren het niet eens met de oprichting van deze coalitie. Maar helaas beschikte de beweging niet over de nodige democratische structuren om uiting te geven aan onze onenigheid met de zelfbenoemde leiders van de beweging, die alles op een top down manier organiseerden. Daarom zal er een massabeweging nodig zijn, waarvan de strategie, de eisen, het programma en de methoden op een democratische manier worden besproken. Alleen een democratische beweging kan onze onafhankelijkheid van de grote vervuilers verzekeren!

    Onze beweging moet democratisch georganiseerd zijn

    Deze anekdote verklaart waarom International Socialist Alternative altijd heeft aangedrongen op de noodzaak om ons goed te organiseren. Stel je voor wat er mogelijk was geweest als deze historische klimaatbeweging was georganiseerd in klimaatactiecomités op scholen, universiteiten, in steden en op werkplekken.

    De klimaatbeweging had zich aan de pandemie kunnen aanpassen met een programma om er een einde aan te maken, en door tijdens de lockdown op een veilige manier georganiseerd en actief te blijven. Er moet nu worden gediscussieerd over de vraag welke eisen de komende maanden helpen om een zo breed mogelijke laag van jongeren en arbeiders te mobiliseren. De meest populaire eisen van de beweging, die vaak sociaal en antikapitalistisch waren, moeten door overeengekomen woordvoerders van de beweging naar voren worden gebracht: massale investeringen in gratis, meer en beter groen openbaar vervoer en in groene en betaalbare energie. Deze eisen zouden na de pandemie en nieuwe klimaatcatastrofes veel mensen aantrekken om zich bij onze strijd aan te sluiten.

    Nu ziet onze taak er echter anders uit. We hebben een leiding nodig die geen coalities bevordert met diegenen die alleen maar meer ‘klimaatbelastingen’ promoten voor gewone mensen, of die alleen maar spreken over veranderingen in ons persoonlijk consumptiegedrag. Daarom pleit ISA voor een beweging die democratisch kan beslissen wie onze leiders en publieke figuren zijn, door hen te kiezen en te kunnen afzetten. Zonder echte democratische discussies over ons programma en onze methoden zullen we onvermijdelijk belangrijke fouten maken.

    Voor een programma dat eenheid brengt onder de arbeidersklasse!

    In 2018 barstte in Frankrijk de beweging van de ‚gele hesjes‘ los. Het was een reactie op een verhoging van de brandstofbelastingen voor gewone mensen en de stijgende kosten van levensonderhoud, waarvan de Franse president Macron de schuld gaf aan de klimaatbeweging en haar programma. Toch waren de gele hesjes al snel op bijna elke klimaatdemonstratie te zien en ontstond er solidariteit tussen de twee bewegingen.

    De gele hesjes waren niet de enige beweging die de heersende klasse probeerde op te zetten tegen de klimaatbeweging. In Nederland probeerde ze dit te doen met de boerenbeweging. Overal probeerden politici en media verdeeldheid te zaaien tussen de ‚jonge klimaatstakers‘ en de zogenaamde ‚oudere vervuilers‘. Deze tegenstellingen zijn niet de enige die door de heersende klasse worden gebruikt om ons te verzwakken: racisme, seksisme, LGBTQI+fobie en andere vormen van discriminatie en onderdrukking zijn wijdverspreid en worden nog steeds gereproduceerd en versterkt door de structurele onderdrukking van het kapitalistische systeem.

    Voor de klimaatbeweging is dit een cruciale kwestie. Er kan geen twijfel bestaan over de noodzaak om ons programma te gebruiken om eenheid onder de arbeidersklasse op te bouwen. Wij willen de levensstandaard van niemand verlagen, behalve van de decadente heersende klasse. Klimaateisen zijn sociale eisen en alleen een socialistische groene new deal kan degelijke jobs met goede lonen bieden aan iedereen die ze nodig heeft. Een echt internationalistisch socialistisch programma voor de klimaatbeweging kan een beslissende stap zijn in de richting van eenheid onder de arbeidersklasse.

    De rol van de arbeidersbeweging

    De sociale eisen waaruit zo‘n programma is opgebouwd vinden allemaal hun oorsprong in de strijd van de arbeidersbeweging, en dat is geen toeval: de klimaatbeweging zelf vindt haar oorsprong in de arbeidersbeweging.

    Vanaf het begin van de 20e eeuw streden arbeiders tegen de vervuiling in hun buurten. Tijdens de Amerikaanse ‚antirookkruistochten‘ streden vrouwen uit de arbeidersklasse tegen de smog die afkomstig was van vervuilende fabrieken. De vakbond van staalarbeiders ging regelrecht in tegen Carnegie Steel in de nasleep van de dodelijke smog in Donora in 1948, waarbij tientallen doden vielen. Later en buiten de VS was het de arbeidersbeweging die alle vitale milieustrijd op zich nam, waardoor veel van de milieubeschermingswetten die nu bestaan tot stand kwamen.

    Ook vandaag nog zien we hoe de arbeidersbeweging dagelijks strijdt tegen vervuiling. Het bedrijf 3M, dat in meer dan 70 landen actief is en elk jaar miljoenen winst maakt, gebruikte jarenlang willens en wetens giftige stoffen. Afgelopen zomer werden tot twee keer toe buitensporige hoeveelheden van dergelijke stoffen (PFOS en PFAS) ontdekt in het gebied rond de activiteiten van 3M in de haven van Antwerpen, in België. Al veel langer werden er door vakbondsafgevaardigden in het bedrijf vragen gesteld over de bodemverontreiniging die het veroorzaakte, zonder dat daarop een antwoord van de directie kwam. De vakbond waarschuwde ook dat er risico‘s van vervuiling waren door verschillende bedrijven in de regio en dat er grondstoffen werden gebruikt waarvan de effecten op mens en milieu nog niet volledig zijn opgehelderd.

    Strijdbare vakbonden nodig

    In het algemeen hebben de vakbonden nog niet de leidende rol gespeeld die zij zouden moeten spelen. Hoewel veel vakbonden in het kielzog van de recente wereldwijde klimaatbeweging hun steun hebben betuigd aan de schoolstakingen, bleef dit grotendeels op een symbolisch niveau. Er zijn nauwelijks belangrijke vakbondsstructuren die actief campagne voeren en zich organiseren rond het thema van de klimaatcrisis. De meeste vakbondsleiders hebben tot op zekere hoogte geprobeerd een “groen” imago te cultiveren, maar zonder daadwerkelijk met consistente antwoorden te komen, hetzij in de vorm van actie, hetzij in de vorm van politieke oplossingen.

    In veel landen hebben vakbondsleiders die beweren “groen” te zijn, politieke standpunten ingenomen ten gunste van fossiele brandstofprojecten van bedrijven, waarbij ze vaak het valse verhaal napraten dat dit nodig is om de jobs en omstandigheden van hun leden te beschermen. In Duitsland en Oostenrijk heeft dit geleid tot steun voor de uitbreiding van luchthavens en overheidssteun aan private autofabrikanten. In misschien wel het meest extreme voorbeeld organiseerde de Duitse IG BCE (vakbond van mijnbouw-, chemie- en energiearbeiders), in samenwerking met het mijnbouwconcern RWE, een tegenbetoging van 30.000 arbeiders tegen een massabeweging om ontbossing en milieuvernietiging door steenkoolmultinationals in het Hambacher bos te stoppen!

    Voorbeelden als deze tonen keer op keer aan dat we op geen enkele manier kunnen vertrouwen op conservatieve en bureaucratische leiders, die vandaag veel vakbonden domineren, om onze strijd te leiden. In de meeste gevallen is de verkeerde aanpak van de klimaatcrisis door deze leiders onderdeel van een algemene benadering die er niet in slaagt de arbeidersklasse effectief te vertegenwoordigen tegen de bazen, door te weigeren de macht van de leden te mobiliseren en in plaats daarvan de weg te kiezen van ineffectief lobbyen en demobilisatie. Voor de klimaatbeweging, en voor alle strijd van de arbeidersklasse, moeten we vechten voor strijdbare vakbonden met een strategie van massastrijd om vooruitgang voor de arbeidersklasse af te dwingen.

    Controle van de arbeiders, geen marktchaos

    In de jaren zeventig vond in Groot-Brittannië een grote strijd plaats rond het ‘Lucasplan’. Toen werknemers van Lucas Aerospace in 1976 te horen kregen dat er duizenden jobs zouden verdwijnen, aanvaardden ze dit niet. Ze organiseerden een comité van vakbondsafgevaardigden om te strijden tegen ontslagen en voor de omschakeling van de productie. Het Lucasplan, dat in 1976 door het comité van vakbondsafgevaardigden werd gepubliceerd, vroeg om “het recht om te werken aan redelijke producten […], om de echte problemen van de mensheid op te lossen in plaats van ze te produceren.”

    Met het Lucasplan stelden de arbeiders voor dat zij in plaats van militaire technologie voor de Britse staat te produceren, met de nodige overheidsfinanciering sociaal nuttige producten zouden maken gericht op de belangen van de samenleving. In het plan werden meer dan 150 verschillende noodzakelijke milieu- en sociale producten voorgesteld. Daartoe behoorden medische apparatuur, goedkope en groene verwarming voor huizen, windturbines, en een spoorwegsysteem om plattelandsgebieden op het openbare spoorwegnet aan te sluiten.

    Dit was wat mogelijk was als de arbeiders daadwerkelijke zeggenschap over hun werkplek hadden. De klimaatbeweging heeft vandaag nood aan veel meer van dit soort plannen. Zoals het Lucasplan ons leert, zullen die plannen van de arbeidersklasse komen.

    In maart 2020 gingen de arbeiders van General Electric in drie fabrieken in de VS in staking tegen geplande ontslagen. De bazen van GE gebruikten de pandemie als excuus voor deze ontslagen, maar de arbeiders bleken slimmer te zijn. Zij begonnen zich te organiseren en te staken, maar het ging om veel meer dan alleen hun loon. De vakbonden stelden de vraag waarom ze niet konden beginnen met het bouwen van de broodnodige beademingsmachines om de pandemie te bestrijden, aangezien al het nodige materiaal daarvoor in hun fabrieken aanwezig was.

    In Noord-Ierland staakten de arbeiders van Harland & Wolff. Dat is een historische scheepswerf die onder curatele werd gesteld, waardoor banen voor geschoolde arbeiders op de tocht kwamen te staan. De staking duurde meer dan negen weken en eiste de nationalisering van de werf om de toekomst ervan veilig te stellen. Maar dat was niet de enige eis. De vakbonden en de arbeiders hadden er al jarenlang op aangedrongen dat Harland & Wolff een specialist in groene energie zou worden. De arbeiders maakten gebruik van Mick Barry, het lid van de Socialist Party (ISA Ierland) in het Zuid-Ierse parlement, om vragen te stellen over projecten die werk in de groene energiesector opleveren.

    Dus wat kan je doen?

    De arbeidersbeweging is niet alleen het best geplaatst om de klimaatcrisis te bestrijden omdat zij aan de oorsprong van de milieustrijd ligt of vanwege voorbeelden van wat zij zou kunnen bereiken als zij het voor het zeggen had. De arbeidersklasse is ook de enige kracht in de samenleving met de macht om het kapitalistische systeem omver te werpen en te vervangen door een democratisch geplande socialistische economie die de werkelijke behoeften van mensen, de planeet en al het leven centraal stelt.

    De klimaatbeweging moet zich oriënteren op de arbeidersbeweging en heel voorzichtig zijn dat haar acties niet verkeerd worden uitgelegd als gericht tegen mensen uit de arbeidersklasse. Het blokkeren van metrostations zonder het personeel erbij te betrekken, leidt alleen maar tot ergernis bij arbeiders die te laat zijn voor hun werk. Arbeiders in de fossiele brandstoffensector zijn niet onze vijanden. Waarom zouden we ons niet aansluiten bij de strijd van deze arbeiders voor betere arbeidsomstandigheden, betere lonen én de omvorming van hun sector tot een groene sector, net zoals de arbeiders van Harland & Wolff dit deden?

    In juli 2021 blokkeerden zo‘n 30 klimaatactivisten de ingangen van de grootste banken van het land in Zwitserland. Eén van de ondervraagde demonstranten zei: “We zijn hier niet omdat we dom zijn of niets anders te doen hebben. We zijn hier omdat we niet meer weten wat we kunnen doen. We hebben twee jaar gevochten.” Dat is waarschijnlijk een gevoel dat veel jonge mensen delen. Onze toekomst ziet er zo catastrofaal uit, wat kunnen we nog doen?

    Ons voorstel is duidelijk: laten we ons organiseren, samen met de arbeidersklasse in alle sectoren, met de mensen uit het Amazonewoud en andere gemeenschappen die strijden tegen de uitbuiting van land door vervuilende multinationals. De arbeidersklasse is de bron van de rijkdom en de winsten van de kapitalistische klasse. We zijn niet te stoppen als we ons samen tegen hen organiseren.

    Vandaag een klimaatbeweging opbouwen die dit programma en deze methodes naar voren brengt, blijft een grote taak. Dit is waar ISA actief mee bezig is. Elke dag organiseren leden in meer dan 30 landen zich, protesteren ze en stellen ze de wreedheden van het kapitalisme aan de kaak. We brengen de noodzaak van het socialisme naar voren in de strijd van vandaag. We zijn een internationale strijdbeweging, maar we zijn nog te klein om onze missie te volbrengen. Sluit je bij ons aan, het is nog niet te laat.

  • Energie in private handen: drama voor onze portemonnee, ramp voor onze planeet

    Zijn de stijgingen van de energieprijzen een simpel gevolg van vraag en aanbod in de nasleep van de heroplevende economie en een uitzonderlijk koude lente en zomer? Aan de oppervlakte lijkt dat zo, maar er is meer aan de hand. In laatste instantie is het de productiewijze die de schaarste of overvloed van producten bepaalt. Die wordt beheerst door de wetten van de vrije markt waarin de winst allesbepalend is en niet de noden van mens en planeet.

    dossier door Michael Bouchez uit maandblad De Linkse Socialist

    Stijgende prijzen voor vervuilende energie

    De stijging van de energieprijzen beheerst de actualiteit en de rekeningen van de werkende klasse. Met uitzondering van diegenen die een inkomen hebben als dat van ministers, heeft iedereen de voorbije weken al eens stilgestaan bij de stijgende energieprijzen. Een heel groot deel zal zich ook al de vraag gesteld hebben of ze deze winter de temperatuur in huis wat lager zullen zetten. Voor diegenen die vandaag met een uitkering of minimumloon leven is de vraag stellen, ze onmiddellijk ook beantwoorden. De vraag daarbij is hoe ver de thermostaat al onder de comforttemperatuur stond. 

    Zoals zo vaak worden dergelijke gebeurtenissen met een zware impact op de levensstandaard van mensen afgedaan als zaken die ‘nu eenmaal tot de economie en de maatschappij behoren’. Wereldvreemde economen en journalisten, die de neoliberale dogma’s blind herhalen, zien in die menselijke drama’s dan weer een stimulans of ‘incentive’ om minder energie te verbruiken en dus een positieve ontwikkeling voor de klimaatcrisis. We komen hier later op terug.

    Het is om te beginnen interessant in herinnering te brengen dat er tijdens de maanden van de wereldwijde lock-down euforisch hoopvol werd gedaan over de dalende vraag naar fossiele brandstoffen. Toen de prijs van een vat olie onder nul dook, in april 2020 (omdat er geen vraag naar olie was en de opslagkosten dus hoger lagen dan wat het vat opleverde), koesterden sommige commentatoren de illusie dat Big Oil wel verplicht zou zijn om van koers te veranderen en meer in te zetten op hernieuwbare energie. Onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zou door COVID eindelijk doorbroken zijn.

    Vandaag zijn die commentatoren opnieuw een illusie rijker. De economische heropleving na de lockdown baseert zich uiteraard op de productiemiddelen die voorhanden zijn en waren. De kapitalisten hebben tijdens de lockdown, wanneer de economie stilviel, hun winsten niet massaal geïnvesteerd in hernieuwbare energie. Dergelijke vooruitziendheid is niet besteed aan de chaos van de markt. Enkel korte termijn winst telt. De noden van mens en planeet zijn daar helemaal aan ondergeschikt. 

    Dat gebrek aan vooruitziendheid ligt ook mee aan de basis van de tekorten in gasreserves die vandaag de prijzen de lucht in jagen. In de kapitalistische winsteconomie bepalen vraag en aanbod uiteraard mee de prijs van de producten. De combinatie van de herneming van de economie, de relatief koude lente en zomer speelt mee. De realiteit is echter dat de kapitalisten de productie zelf aanpassen aan de winstmarges. Dat is wat de OPEC (Organisatie van olie-exporterende landen uit het Midden-Oosten en Afrika plus Venezuela) doet wanneer het de productie van olie bewust laag houdt om de prijzen de hoogte in te duwen. Hetzelfde geldt voor de aanvoer van gas uit Rusland, dat bovendien haar gasreserves gebruikt om geopolitieke redenen. Op basis van de prijsstijgingen van de fossiele brandstoffen gaat ook de elektriciteitsprijs omhoog: de kapitalisten uit de sector gebruiken de hoge prijzen om hun eigen zakken nog meer te vullen. De PVDA berekende dat Engie/Electrabel op die manier 120 miljoen euro per maand extra winst boekt. Dat is anderhalf miljard op jaarbasis. Kortom, de prijsstijgingen van gas en elektriciteit zijn vooral een resultaat van de winsthonger. 

    Taksen op CO2 zijn niet alleen asociaal, maar ook bijzonder inefficiënt in de strijd tegen de klimaatcrisis. De CO2-prijs steeg in Europa begin september voor de allereerste keer boven de 60 euro per ton, een verdubbeling tegenover begin dit jaar. De emissies die de energieproducenten uitstoten, worden gecompenseerd door de aankoop van emissierechten via het Europese ETS-handelssysteem. Deze kosten worden doorgerekend in de elektriciteitsprijs. Kortom: onze factuur stijgt zonder dat er meer groene energie voor in de plaats komt.

    De CO2 die minder uitgestoten wordt door mensen simpelweg te dwingen om hun huis minder te verwarmen en minder te koken is niet alleen een druppel op een hete plaat, het treft bovendien enkel de consument en de armsten in het bijzonder. Bij gebrek aan massale investeringen in echte, betaalbare hernieuwbare energie leidt dit tot verdere druk op de energiefacturen van de gezinnen en toenemende energiearmoede voor de armsten. De stimulans die de productie zou ondervinden om meer in te zetten op hernieuwbare energie, wordt volledig teniet gedaan doordat ook de CO2-arme energie, die verre van altijd hernieuwbaar is, meestijgt in de marktprijzen. Dat is overigens wat duidelijk wordt in de prijsstijging voor elektriciteit opgewekt met kernenergie.

    De liberalisering van de energiemarkt in België (2003 in Vlaanderen en 2007 in Brussel en Wallonië) heeft ons niet de beloofde betaalbare energie gebracht. Er is geen planning op lange termijn en enkel de winsten tellen, waardoor we betalen voor de winsten van de energiebedrijven en overgeleverd zijn aan de chaos van de markt. 

    Daarnaast is er nog een factor die meespeelt in de impact van de energieprijzen. De lonen stijgen niet mee. De prijzen aan de pomp worden al sinds 1994 niet meer meegerekend in de indexering. Dat is de gezondheidsindex. De automatische indexering doet dus niets aan de hogere prijzen voor diesel of benzine. Andere manipulaties van de index hebben ervoor gezorgd dat de verhoging van onze lonen en uitkeringen altijd ver onder de reële stijging van de levensduurte blijft. Die jarenlange onderindexering (gezondheidsindex vs reële index) en de indexsprong van 2016 hebben onze lonen stelselmatig uitgehold. Voor de regering en de patroons was er bovendien slechts 0,4% loonsverhoging mogelijk dit en volgend jaar.

     

    Gascentrales of kernenergie? Een vals dilemma

    De urgentie waar we vandaag voorstaan, is niet uit de lucht komen vallen. 30 jaar geleden was er al nood aan een fundamentele transitie. 30 jaar lang heeft het neoliberalisme er alles aan gedaan om de verantwoordelijkheid op de consument af te schuiven, terwijl de energieproducenten en Big Oil ongestoord verder konden doen. Vandaag blijven alle neoliberale politici en commentatoren in hetzelfde bedje ziek en beperken ze de uitdaging tot een vals dilemma tussen kernenergie en fossiele brandstoffen.

    De logica van Groen en in het bijzonder minister van Energie Tinne Van Der Straete is wraakroepend. De bouw van gascentrales als alternatief om kerncentrales te sluiten, is hetzelfde als vuur bestrijden met vuur. Elektriciteitsproductie maakt 18% uit van de totale uitstoot (2019) in België. Volgens het Planbureau zou de elektriciteitsproductie bij een vervanging van de kerncentrales door nieuwe gascentrales tussen de 3 en de 4,4 miljoen ton extra uitstoot veroorzaken tegen 2030. Dat betekent een toename van 2,5 tot 3,8% van de totale uitstoot (116,7 Mt) van België in 2019.(1) In de huidige context is dat allesbehalve een “verwaarloosbare stijging” zoals het Planbureau dat noemt. Het is onwaarschijnlijk dat een groene minister de terechte en noodzakelijke eis van de klimaatbeweging voor de sluiting van kerncentrales diametraal tegenover de belangen van onze planeet zet.

    Groen geeft zo aan de nucleaire lobby en een deel van het establishment een stok om mee te slaan. Kernenergie is zo stilaan het kapitalistische antwoord op de klimaatcrisis geworden. Een poging om zich in het debat verantwoord op te stellen en tegelijk de logica van het systeem te vrijwaren. Energiebedrijven kunnen immers monsterwinsten boeken met kernenergie, onder meer door een enorme overdracht van publieke middelen naar de zakken van de aandeelhouders. Ondanks de torenhoge kostprijs, is kernenergie voor kapitalisten uit de energiesector bijzonder lucratief: het is de gemeenschap, de belastingbetaler, die de kerncentrales rechtstreeks en onrechtstreeks subsidieert. De opslag van afval, de problemen die dat in de toekomst kan opleveren, de ontmanteling van centrales, het herstel van centrales en ook het risico op een kernramp. Dat alles wordt doorgeschoven naar de samenleving, terwijl de winsten van de verkoop van elke kWh naar de multinationals gaan. Het is trouwens alleszeggend dat kerncentrales altijd onderverzekerd zijn omdat geen enkele verzekeringsmaatschappij wil opdraaien voor het gigantische risico van een kernramp. In de wet staat dat eigenaren van kerncentrales een verzekering moeten sluiten met een dekking van 700 miljoen euro. Dat is een lachwekkend bedrag als je bedenkt dat de schade van de ramp in Tsjernobyl wordt geschat op 430 miljard euro.(2)

    Centraal in de campagne om kernenergie te promoten staat de poging om het af te schilderen als een klimaatneutrale energiebron. Kernenergie is verre van een CO2-neutrale energiebron en uranium is een eindige grondstof. Kerncentrales stoten CO2 uit door de voortdurende winning en raffinage van het uranium dat nodig is. Volgens een studie van Mark Z. Jacobson, Professor burgerlijke & milieuingenieurswetenschappen aan de universiteit van Stanford stoten alle centrales ook 4,4g-CO2equivalent/kWh uit door de waterdamp en warmte die ze afgeven. Dit in tegenstelling tot zonnepanelen en windturbines, die de warmte- of waterdampfluxen naar de lucht met ongeveer 2,2 g-CO2e/kWh verminderen, wat voor deze factor alleen een nettoverschil oplevert van 6,6 g-CO2e/kWh.(3)

    Diegenen die pleiten voor het bouwen van nieuwe kerncentrales vergeten erbij te zeggen dat “kernreactoren er 10-19 jaar of meer over doen tussen planning en opstart, in tegenstelling tot 2-5 jaar voor zonne- of windenergie. Daardoor veroorzaakt kernenergie de uitstoot van nog eens 64-102 g-CO2/kWh meer dan wind- en zonne-energie over 100 jaar op basis van de periode waarin we wachten tot ze actief worden.”(4)

    Samengevat, concludeert Mark Z Jacobson, kosten nieuwe kerncentrales per kWh 2,3 tot 7,4 maal zoveel als windmolenparken op het vasteland of zonnecellen. In vergelijking met zonne-, wind- of water-energie duurt het 5 tot 17 jaar langer tussen planning en exploitatie, en ze produceren op die manier 9 tot 37 keer zoveel emissies per kWh als wind.(5)

    Omwille van die kostprijs en lange opstartduur wordt nu steeds meer gesproken over SMR (Small modular reactors), zogenaamde kleine reactoren, gebaseerd op de militaire uitvoeringen zoals in nucleaire duikboten. Het wordt voorgesteld als veiliger, maar het is vooral een manier om de bouw en de exploitatie draaglijker te maken door de kosten te spreiden en sneller tot een afgewerkte productie-eenheid te komen. Dit verandert echter niets aan de gevolgen van een mogelijke kernramp of aan het afval. De reusachtige kostprijs die de samenleving betaalt voor elke kWh energie opgewekt met kernenergie, blijft bestaan, in plaats van die middelen op hernieuwbare energie in te zetten.

    De keuze beperken tussen fossiele brandstoffen en kernenergie is volledig te wijten aan de logica van het kapitalisme. Indien alle langetermijnkosten of -voordelen meegerekend worden in de zoektocht naar alternatieven, zou de keuze snel gemaakt zijn: elke euro die geïnvesteerd wordt, levert het meest op in het onderzoek, de productie en de uitrol van volledig duurzame energieproductie en -distributie. Vandaag worden de kosten echter afgeschreven op de samenleving, de planeet en de toekomstige generaties, terwijl de winsten naar de aandeelhouders gaan.

    1. https://www.lesoir.be/397036/article/2021-09-27/sortir-du-nucleaire-ecornera-peine-notre-empreinte-carbone
    2. Greenpeace, Kernenergie, weggegooid geld, 2010
    3. Evaluation of Nuclear Power as a Proposed Solution to Global Warming, Air Pollution, and Energy Security In Jacobson, M.Z., 100% Clean, Renewable Energy and Storage for Everything, Cambridge University Press, New York, 427 pp., 2020
    4. Ibidem
    5. Ibidem

     

    Nationalisatie van de energiesector

    We leven in een maatschappij waarin we instant kunnen communiceren met de andere kant van de wereld, met zelfrijdende auto’s, waarin individuen zichzelf in de ruimte kunnen lanceren … maar om onze energieproductie te vergroenen zijn we machteloos? 

    Het Apollo programma dat in de VS liep van 1961 tot 1972 en dat op 8 jaar tijd de eerste man op de maan zette, betrof op haar hoogtepunt 5% van de publieke uitgaven in de VS. Dat zou vandaag voor de VS gaan over 350 miljard dollar per jaar. De vergelijking gaat uiteraard niet volledig op en België is de VS niet, maar het illustreert de mogelijkheden.

    De Britse columnist George Monbiot stelt dat er voor het klimaat een even drastische actie vereist is als de wijze waarop de VS na de aanval op Pearl Harbour (1941) in oorlogsmodus schoten. De overheidsuitgaven vertienvoudigden waarbij alles op de oorlogsinspanning gericht was. Volledige sectoren schakelden op enkele weken tijd hun productie om. Monbiot stelt terecht dat het niet om een wonder ging, maar om “de uitvoering van een goed uitgedokterd plan.” Vandaag is inderdaad hetzelfde nodig: niet om oorlog te voeren en vernielingen aan te richten, maar om de planetaire bedreigingen het hoofd te bieden.

    Hoe kunnen we de middelen mobiliseren die het mogelijk maken om een investeringsplan op lange termijn te lanceren dat zich niet laat saboteren door de zoektocht naar winsten op korte termijn? Op het parlementaire politieke terrein is de PVDA de enige partij die zich consequent tegen zowel kernenergie als fossiele brandstoffen verzet. Het is belangrijk voor links om zich niet te laten meeslepen in het valse dilemma dat het kapitalisme ons voorschotelt. De PVDA kaart terecht aan dat elke investering in gas of nucleaire energie een desinvestering is in duurzame energie. Ook de vermindering van BTW van 21% naar 6% op energie is een eis die voor tienduizenden gezinnen een slok op de borrel zou schelen. 

    Tegelijk lijkt de PVDA haar antwoord te beperken tot maatregelen die de private energiesector niet aantasten. In een interview op LN24 werd David Pestieau, ondervoorzitter van de PVDA, gevraagd of zijn partij voor de nationalisatie van de energiesector is. Het antwoord van Pestieau is “neen”. De controle over de energiesector verkrijgen kan volgens Pestieau door de oprichting van een publiek energiebedrijf dat naast de private bedrijven bestaat. 

    Als zo’n publieke energiemaatschappij niet enkel de productie en distributie van energie wil controleren, maar ook de investeringen en het onderzoek naar nieuwe, milieuvriendelijke technologieën wil coördineren, kan ze zich echter niet permitteren om in concurrentie te moeten gaan met de private sector. De urgentie is vandaag zo groot dat de investeringen veel hoger moeten zijn dan de directe inkomsten. 

    Wij denken dat een publiek energiebedrijf in een zee van kapitalisme uiteindelijk verplicht zal zijn om mee te stappen in de concurrentie als het niet wil verdrinken. De noodzakelijke massale investeringen in groene energieproductie en -distributie, gecombineerd met betaalbare prijzen voor energie kunnen onmogelijk rendabel zijn als de private bedrijven hun concurrentieduivels ontbinden. Zij schrijven de vervuiling van onze planeet af op de gemeenschap en toekomstige generaties. Dat is een waanzinnig groot concurrentievoordeel ten opzichte van een publiek energiebedrijf. Enkel een volledige publieke controle over de energiesector, een nationalisatie onder controle en beheer van de werkende klasse dus, is in staat om een langetermijninvestering te vrijwaren en alle werkelijke kosten in rekening te brengen, de kernuitstap onvoorwaardelijk uit te voeren in combinatie met een plan om de CO2-uitstoot van de energiesector naar 0 te herleiden.

    De betaalbaarheid van energie en de transitie naar volwaardig duurzame productie zijn dus twee kanten van dezelfde medaille. Het is duidelijk dat zo’n scenario binnen een kapitalistische economie een krachtsverhouding vereist waarin de werkende klasse samen met de klimaatbeweging de eisvan nationalisatie bediscussieert en opneemt. Het zou een veel sterkere beginpositie zijn, die beantwoordt aan de urgentie. De volledige arbeidersbeweging moet zich achter de eis van energie in publieke handen scharen om zo de klimaatbeweging te versterken. Om de nodige transitie te plannen en uit te voeren, zal al het beschikbare personeel in de sector nodig zijn en mogelijk verder uitgebreid worden. Geen enkele job mag verloren gaan!   

    De discussie over de nationalisatie van de energiesector is deel van een veel bredere discussie over de maatschappij waarin we willen leven. Het mobiliseren van de enorme rijkdommen, technologieën en productiecapaciteit om ze te investeren in hernieuwbare energie, maar ook in onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer, sociale zekerheid, wetenschap en technologie zou een enorme sociale en technologische vooruitgang teweegbrengen voor de hele wereldbevolking. Laten we komaf maken met het kapitalistisch systeem dat zoiets verhindert, en gaan voor een democratisch socialisme, waarin dat eindelijk mogelijk wordt!

  • 30 jaar geleden: zwarte zondag leidt tot massale antiracistische beweging

    Eén van de vele Blokbuster-acties begin jaren 1990. In dit geval een betoging in het West-Vlaamse Tielt op 24 november 1994.

    24 november 1991 kreeg de naam ‘zwarte zondag’. Het was de eerste grote verkiezingsdoorbraak van toen nog het Vlaams Blok. Dit schokte duizenden jongeren die massaal op straat kwamen. In deze acties groeide Blokbuster tot een campagne met 2000 leden die tientallen acties organiseerden onder de slogan ‘Jobs, geen racisme’. 

    Artikel door Geert Cool uit maandblad De Linkse Socialist

    Als schimmel op een rot systeem

    De economische crisis van de jaren 1970 en de opgang van het neoliberalisme in de jaren 1980 maakten een einde aan de hoop op sociale vooruitgang onder de werkende klasse. Om de winsten van de grote bedrijven veilig te stellen, werd fors bespaard op openbare diensten en uitkeringen. De werkdruk werd opgevoerd en een toenemend aantal mensen viel uit de boot. De werkloosheid in ons land verdubbelde midden jaren 1970 en deed dit begin jaren 1980 opnieuw. In Europa bleef de werkloosheid tussen 1960 en 1975 stabiel op of net onder de 2%. Vanaf 1975 was er een verviervoudiging tot 8% midden jaren 1980 en tot 10% midden jaren 1990.

    Ruimte voor hervormingen in het belang van de werkende klasse was er niet langer. De Franse regering-Mitterand ondervond dit. Mitterand werd verkozen met beloften van hervormingen als antwoord op de crisis. Zijn regering, meteen onder druk gezet door het kapitaal, trok de hervormingen in. De val van het Oostblok eind jaren 1980 versterkte het ideologische offensief van diegenen die stelden dat er geen alternatief was. Dit had een impact op voormalige arbeiderspartijen en de linkerzijde in het algemeen. 

    In België was de rechtse regering van Martens en Verhofstadt in 1986 gevallen, na zwaar arbeidersprotest tegen de besparingen van het St Annaplan. De sociaaldemocratie kwam in 1987 terug in de regering, maar van de beloofde andere politiek kwam niets in huis. De besparingen werden ook met de PS en SP in de regering verder gezet. 

    In deze context kon het Vlaams Blok doorbreken: eerst bij de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen in 1988 en vervolgens met meer dan 10% in Vlaanderen bij de parlementsverkiezingen van 24 november 1991. Het deed dit met racistische campagnes. ‘Een half miljoen werklozen, waarom dan nog gastarbeiders’, was de slogan die uiteindelijk omgevormd werd tot ‘eigen volk eerst’. De bokshandschoen in de hand drukte ook de afkeer tegen de traditionele politici uit. 

    Massaal antifascistisch protest

    Als het politieke establishment schrok van de verkiezingsresultaten was dit vooral uit eigenbelang en wegens de verloren zetels en postjes. Voor tienduizenden jongeren en werkenden lag dat anders: zij waren geschokt door de opgang van racisme en extreemrechts. Zij kwamen spontaan op straat in een massale antiracistische beweging. 

    Blokbuster was al in de zomer van 1991 opgezet. Het doel was om jongeren een instrument te geven waarmee ze zich lokaal konden organiseren. Tegelijk konden ze ook de discussie over eisen en benadering voeren. Op het hoogtepunt van de beweging waren er 50 dergelijke actiecomités en werd zowat elke meeting van het Vlaams Blok beantwoord met protestacties en blokkades. De centrale slogan daarbij was ‘Jobs, geen racisme’. 

    Met die slogan werd ingespeeld op de voedingsbodem voor extreemrechts dat inspeelde op sociaal ongenoegen en de groeiende tekorten. Toegang tot werk was daarin een centrale kwestie eind jaren 1980 en begin jaren 1990. In plaats van verdeeldheid als antwoord op de tekorten, kwamen wij in actie voor jobs en openbare diensten. Blokbuster sprak zich uit tegen alle vormen van racisme en discriminatie. Het koppelde dit aan een programma van sociale verandering: een 32-urenweek zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen, investeringen in openbare diensten … 

    Naast tientallen lokale acties lag Blokbuster aan de basis van enkele grote nationale en zelfs internationale betogingen. In 1992 was er een Europese betoging tegen racisme met 40.000 aanwezigen, waaronder grote delegaties uit Duitsland waar neonazi’s kort voordien asielcentra in Rostock hadden aangevallen en in brand gestoken. Een jaar later volgde een succesvolle jongerenmars voor werk en tegen racisme, gesteund door onder meer de ABVV-Jongeren en het Antifascistisch Front (AFF). 

    Antiracisme vandaag

    Na de vele acties tegen extreemrechts in de eerste helft van de jaren 1990 bleef de verontwaardiging groot, maar waren er minder acties. Toen het Vlaams Belang vanaf 2006-07 een neergang kende, waarschuwden we dat dit slechts tijdelijk was. Een systeem van tekorten zorgt voor sociale spanningen en bijhorende elementen van verdeeldheid zoals racisme. De N-VA nam een tijdlang de kiezers van het VB over, maar zorgde er uiteindelijk ook voor dat het racisme van het VB meer ‘aanvaardbaar’ werd. 

    Na de economische recessie van 2008-09 zorgde het ‘herstel’ niet voor een verbetering van de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking. De autoriteit van alle gevestigde instanties liep verder terug. Het was in deze context dat rechtse populisten wereldwijd niet alleen scoorden bij verkiezingen maar ook effectief aan de macht kwamen. Met Trump, Modi en Bolsonaro waren er tot voor kort drie grote landen in de greep van rechtse populisten. Een beleid van verdeeldheid biedt geen antwoord op sociale problemen: de top drie van landen met het grootste aantal coronadoden wordt eveneens gevormd door India, Brazilië en de VS. De diepe crisis van het systeem biedt ruimte voor extreemrechts en allerhande vormen van verdeeldheid en zelfs complottheorieën. Die ruimte is groter naarmate het ontbreekt aan collectieve actie van de arbeidersbeweging die wanhopige ‘antwoorden’ deels wegdrukt door een alternatief van een ander soort samenleving ingang te laten vinden.

    Dertig jaar na de eerste zwarte zondag en de antiracistische beweging die erop volgde, kunnen er op het eerste zicht redenen tot pessimisme zijn. Ondanks al het protest staat extreemrechts sterker dan toen, zeker bij verkiezingen. Wij zijn evenwel optimistisch. Black Lives Matter zorgde afgelopen zomer voor de grootste beweging in de VS sinds decennia. ‘Heel het systeem is schuldig’, was daarbij een populaire slogan. Tegelijk is er groeiend verzet tegen seksisme, LGBTQIA+-fobie en alles wat ons verdeelt. 

    Een systeem in crisis probeert de verantwoordelijkheid van zich af te schuiven: het is steeds iemand anders, liefst de zwakste groepen eerst: vluchtelingen, migranten, werklozen, jongeren … Werkenden en jongeren mogen zich niet aan die verdeeldheid laten vangen. Als we erin meestappen, kunnen wij zelf de volgende zondebok zijn. Daar tegenover is ééngemaakte strijd voor betere levensomstandigheden nodig. Dat betekent uiteindelijk opkomen voor een fundamentele maatschappijverandering. Verandering afdwingen vereist eenheid van de werkende klasse en alle onderdrukten. Extreemrechts en verdeeldheid zijn dan ook obstakels in onze strijd voor een andere samenleving, waardoor actief verzet noodzakelijk is. 

    Als antiracisten vandaag iets moeten onthouden van de antiracistische beweging in de jaren 1990, is dat het belang van actiecomités om de strijd zelf in handen te nemen en de noodzaak van een politiek programma dat met sociale eisen en bijhorende initiatieven de eenheid versterkt die broodnodig is om tot een socialistische samenleving te komen.

     

    Nieuw boek: ‘Consequent antifascisme. Het verhaal van Blokbuster’

    Ondanks massaal protest tegen racisme en verdeeldheid scoren extreemrechtse formaties vandaag hoge toppen bij verkiezingen. In tegenstelling tot voorheen is machtsdeelname geen taboe meer. De antifascistische campagne Blokbuster stelde steeds dat extreemrechts op een systeem in verval kan groeien zoals schimmel op rottigheid.

    Het gevaar is niet geweken en dus gaat de strijd tegen fascisme, racisme en al wat ons verdeelt verder. De uitbarsting van de Black Lives Matter beweging in de zomer van 2020 toonde het potentieel van antiracistisch verzet. Het protest stelde terecht dat het hele systeem schuldig is.

    Dit boek viert de 30ste verjaardag van Blokbuster. Niet als een nostalgische terugblik op drie decennia van strijd, maar als een politiek manifest om antifascistische jongeren en werkenden vandaag analyses en argumenten aan te reiken in de strijd voor een andere samenleving waarin de voedingsbodem voor verdeeldheid wordt weggenomen.

    Het boek telt 140 pagina’s en is te koop voor 12€ in onze webwinkel. 

  • Chaos in de toeleveringsketens neemt toe

    Afbeelding van jamesisnext via Pixabay

    Meer dan 100 containerschepen kunnen niet lossen in de haven van Los Angeles. Autofabrieken verminderen hun productie of worden gesloten vanwege een wereldwijd tekort aan microprocessor chips. Er dreigt een mogelijk tekort aan toiletpapier (alweer) en veel goederen worden wellicht niet op tijd voor Kerstmis in de winkels afgeleverd. Dit zijn slechts enkele voorbeelden die wijzen op de chaos in de toeleveringsketens.

    Door Tom Crean (Socialist Alternative, ISA in de VS)

    Samen met de zomerpiek van Covid-19 bedreigt dit het economisch herstel in de VS. In het derde kwartaal groeide de Amerikaanse economie met slechts 0,5% tegen 1,6% in het tweede kwartaal. Dit is de traagste groei tijdens het herstel na de economische ineenstorting begin 2020.

    Het ziet er ook niet naar uit dat de files op de containerschepen snel zullen afnemen. De situatie in de havens van LA en Long Beach verslechtert zelfs, ondanks de aankondiging van de regering-Biden dat de haven 24 uur per dag open zou zijn, wat ongekend is. De situatie is zeer vergelijkbaar in Savannah, Georgia, de derde grootste containerhaven van het land.

    De chaos in de bevoorradingsketen beperkt zich zeker niet tot de VS. 77% van de havens wereldwijd heeft te kampen met abnormaal lange omlooptijden. Schepen staan in het Kanaal en de Noordzee in de rij te wachten om te lossen in overbelaste Europese havens. De Duitse productie-economie wordt geconfronteerd met een “flessenhalsrecessie” omdat de fabrieken een tekort hebben aan multiplex, koper, aluminium, kunststoffen en lithium, kobalt en nikkel, die essentieel zijn voor de productie van de accu’s in elektrische voertuigen. In Tsjechië heeft Skoda (onderdeel van Volkswagen), dat goed is voor 5% van het BBP van het land, de productie tijdelijk moeten stopzetten. Een tekort aan brandstof heeft in Noord-China geleid tot stroomuitval, waardoor fabrieken hun deuren moesten sluiten en productie verloren ging.

    Zoals International Socialist Alternative eerder dit jaar verklaarde, waren de voorspellingen van een daverend herstel gebaseerd op al te optimistische veronderstellingen. De huidige situatie wijst eerder op de onderliggende broosheid van het herstel en de uiterst onstabiele positie van het mondiale kapitalisme.

    Het tekort aan arbeidskrachten

    Wat zijn de oorzaken van de knelpunten? Een factor die vaak wordt genoemd is het tekort aan arbeidskrachten. Er is bijvoorbeeld een tekort aan vrachtwagenchauffeurs om goederencontainers uit de havens te vervoeren, waardoor goederen niet in magazijnen en winkels geraken, terwijl de achterstand van containerschepen nog erger wordt. Dit geldt zowel in de VS als in Europa. Geschat wordt dat er in de Europese Unie een tekort is van 400.000 vrachtwagenchauffeurs. In Groot-Brittannië is er zo’n groot tekort aan vrachtwagenchauffeurs dat enkele weken geleden het leger werd ingeschakeld om brandstoftankwagens te besturen nadat de benzinestations leeg waren.

    In de VS werd door veel economen vol vertrouwen beweerd dat het tekort aan arbeidskrachten zichzelf zou oplossen zodra de verhoogde werkloosheidsuitkeringen in de zomer zouden stoppen, waardoor velen weer aan het werk zouden gaan, en zodra de scholen weer zouden openen waardoor ouders, in het bijzonder vrouwen, terug meer aan het werk zouden gaan. Maar dit is niet wat er is gebeurd. Veel mensen zijn nog steeds begrijpelijkerwijs bang om terug te keren naar kantoren of dienstverlenende banen op een ogenblik dat Covid-19 nog steeds sterk aanwezig is met tienduizenden nieuwe gevallen per dag.

    Een nog grotere factor is wat in de VS bekend werd als “het grote ontslag.” 4,3 miljoen Amerikanen namen in augustus ontslag, het hoogste percentage dat ooit is geregistreerd. En hoewel de meesten van hen een andere job hadden, verlieten sommigen de beroepsbevolking helemaal. Het is duidelijk dat het ‘grote ontslag’ gedreven wordt door massale ontevredenheid over de arbeidsomstandigheden. De arbeidsomstandigheden in de vrachtwagensector zijn bijzonder zwaar en de lonen zijn voor de meesten erbarmelijk. Dezelfde factoren worden in Europa genoemd als verklaring voor de moeilijkheid om voldoende chauffeurs te vinden.

    Als reactie op de harde arbeidsomstandigheden en de door inflatie uitgeholde lonen zijn tienduizenden arbeiders in de VS, Europa en daarbuiten in staking gegaan in wat ‘Striketober’ is genoemd. Het zelfvertrouwen nam toe omdat arbeiders het gevoel hebben dat het moeilijk is om hen te vervangen. Voor de overgrote meerderheid van de Amerikaanse arbeiders die geen lid zijn van een vakbond, is de gemakkelijkste optie echter om hun baas te zeggen: ‘rot op met je job’. Sommigen namen op een dramatische wijze ontslag, zoals een winkelbediende van Walmart die via de luidspreker het beleid van de directie aanklaagde terwijl ze de deur uitliep.

    Diepere factoren

    Het tekort aan arbeidskrachten is een belangrijke factor, maar zeker niet de enige. De pandemie en de klimaatrampen hebben de kwetsbaarheid aangetoond van de enorme, wereldwijde “just in time” toeleveringsketen. Eén breuk in de keten kan een ravage aanrichten. Het meest dramatische voorbeeld was de blokkering van een kritieke scheepvaartroute in het Suezkanaal in maart door het enorme containerschip de Ever Given.

    Dit jaar zijn een aantal Chinese havens gesloten wegens uitbraken van Covid-19, evenals textielfabrieken in Vietnam, die een belangrijke leverancier van kleding voor de Amerikaanse markt zijn. Droogte heeft de watervoorziening van halfgeleiderchipfabrieken in Taiwan, ‘s werelds grootste producent, aangetast. Deze problemen hebben er op hun beurt toe geleid dat bedrijven voorraden van goederen hebben aangelegd toen de vraag toenam. Dit zette de gespannen toeleveringsketens nog meer onder druk.

    Daar komt nog bij dat het ongeplande en chaotische karakter van het kapitalisme op sommige plaatsen tot een tekort aan zeecontainers heeft geleid, terwijl ze zich op andere plaatsen opstapelen. Dit probleem werd vele maanden geleden al vastgesteld, maar lijkt nog lang niet opgelost. De containerkosten zijn opgelopen van 3.000 tot 20.000 dollar. Amerikaanse detailhandelsgiganten zoals Walmart, Target, Home Depot en Costco charteren nu hun eigen schepen om goederen te vervoeren in een poging de obstakels te omzeilen.

    De Amerikaanse minister van Financiën Janet Yellen en de voorzitter van de Federal Reserve Jerome Powell beweren dat de meeste problemen aan de aanbodzijde tijdelijk zijn. Maar het is duidelijk dat het tekort aan arbeidskrachten niet zal verdwijnen. Net als een aantal andere problemen in de wereldeconomie begon het al voor de pandemie en is het er sterk door verergerd. In feite zal het tekort aan arbeidskrachten waarschijnlijk een factor op langere termijn zijn naarmate de bevolking in de geavanceerde kapitalistische landen veroudert. De kapitalisten zullen proberen dit demografische probleem op te lossen door meer migratie en meer automatisering. De eerste oplossing is op dit moment politiek echter niet haalbaar, terwijl de tweede ook tijd zal vergen en veel uitdagingen met zich meebrengt.

    Een andere onderliggende factor die de mondiale toeleveringsketen ondermijnt, is het scherper wordende conflict tussen de VS en China. Dat leidt tot een toenemende “ontkoppeling” van ‘s werelds twee grootste economieën. Dit proces was al aan de gang voordat de pandemie toesloeg. In het algemeen wijst de nieuwe Koude Oorlog op het uiteenvallen van één geïntegreerde wereldwijde toeleveringsketen in regionale toeleveringsketens met China, de VS en Duitsland als middelpunt. Covid-19 en andere knelpunten hebben deze tendens versterkt nu regeringen proberen de productie te ‘verplaatsen’ naar landen die als cruciaal voor de nationale veiligheid worden beschouwd.

    Natuurlijk is het niet mogelijk de klok terug te draaien naar meer gesloten, zelfvoorzienende nationale economieën, aangezien moderne productie een reeks inputs en grondstoffen vereist die van ver moeten worden betrokken. Maar, zoals we hebben benadrukt, het tijdperk van de neoliberale globalisering is ten einde. Dit werd onder meer gekenmerkt door een ongekende verlaging van de barrières voor het vrije verkeer van kapitaal. Het resultaat was dat ondernemingen kostenbesparingen konden doorvoeren door de toeleveringsketen steeds verder uit te breiden. Nu zien we in plaats daarvan een toegenomen concurrentie tussen imperialistische mogendheden en een steeds nationalistischer en protectionistischer economisch beleid.

    Is dit het begin van een recessie?

    De huidige problemen met de toeleveringsketen brengen weliswaar een enorme ontwrichting teweeg, maar leiden op zich niet tot een diepe wereldwijde recessie. De problemen zijn mee veroorzaakt door de grote vraag in de ontwikkelde kapitalistische landen, mee gestimuleerd door massale publieke uitgaven om de economische ineenstorting in de eerste fasen van de pandemie te voorkomen en door besparingen voor bedrijven door het thuiswerk. Het leidde tot ‘uitpuilende orderboeken’ voor verwerkende bedrijven in heel de wereld.

    Toch zien we momenteel duidelijk een vertraging van de verwerkende industrie in een aantal landen, met name China, als gevolg van problemen met de toeleveringsketen. Hoeveel orders je ook hebt, je kunt niet produceren als je de grondstoffen niet hebt.

    Bovendien kan de chaos in de toeleveringsketen andere factoren verergeren die de economie inderdaad over de rand kunnen doen kantelen. Zo hebben de aanhoudende problemen met de bevoorradingsketen bijgedragen tot de grootste prijsstijging in meer dan tien jaar in Europa en de VS. In de VS zijn de prijzen volgens officiële cijfers met 5,4% op jaarbasis gestegen, terwijl de stijging in Europa 3,4% bedraagt. Deze cijfers onderschatten in feite wat gewone mensen ondervinden. Een bijzondere factor is de mogelijkheid dat brandstoftekorten in de winter tot een prijspiek leiden. Verergerde brandstoftekorten kunnen ook gevolgen hebben voor de productie en het vermogen om huizen te verwarmen, zoals al bleek in Noord-China. En grote klimaatgebeurtenissen zoals de koudegolf van afgelopen winter in de zuidelijke staten van de VS kunnen soortgelijke gevolgen hebben wanneer verouderde infrastructuur het begeeft.

    Er is ook een specifieke crisis in de detailhandel door tekorten, van speelgoed tot bepaalde lekkernijen voor de feestdagen. Het vakantieseizoen is het seizoen waarin detailhandelaren een groot deel van hun winst maken. Dit doet het vooruitzicht ontstaan van een combinatie van prijsstijgingen en lagere winsten die tot ontslagen leiden, de gevreesde “stagflatie” die de kapitalistische economieën in de jaren 70 teisterde.

    Als de inflatie aanhoudt of verergert, zullen de Fed en andere centrale banken zich genoodzaakt zien in te grijpen en de rente te verhogen. Dit is het klassieke anti-inflatie “afkoelingsmechanisme” dat lenen duurder maakt en daardoor de economische activiteit ontmoedigt. In het huidige volatiele klimaat kan dit een recessie veroorzaken.

    Kapitalistische commentatoren maken zich steeds meer zorgen dat de problemen met de toeleveringsketen tot ver in 2022 zullen aanslepen, veel langer dan oorspronkelijk was voorspeld. Hoe langer dit voortduurt en hoe meer prijsschokken het veroorzaakt, hoe meer de druk voor interventie door centrale banken zal toenemen.

    De verstoringen van de bevoorradingsketen en de inflatiedruk zijn ernstig, maar niet de enige bedreigingen voor het economisch herstel. Er dreigen enorme crises in het bedrijfsleven en de overheidsschulden en er zijn speculatieve zeepbellen die kunnen barsten met catastrofale gevolgen voor het mondiale financiële stelsel, wat kan leiden tot een scherpe neergang van de reële economie, zoals in de jaren 2008-09. Het meest recente voorbeeld is de mogelijke ineenstorting van de Chinese vastgoedgigant Evergrande, die een schuld van maar liefst 300 miljard dollar had opgebouwd. Dit is eigenlijk nog maar het topje van de ijsberg in een vastgoed-/bouwsector die goed was voor 29% van de Chinese economie en een sleutelrol speelde in het Chinese groeimodel. De totale schuld in deze sector ligt in de orde van $5 biljoen.

    Nog maar een paar maanden geleden werd ons een massaal, aanhoudend economisch herstel beloofd, zelfs een herhaling van de ‘Roaring 1920s’. Maar de zich opstapelende problemen in de wereldwijde toeleveringsketens hebben het potentieel om bij te dragen tot een nieuwe fase van de economische en sociale crisis die door de pandemie werd versterkt. Het chaotische en wrede karakter van het kapitalisme en zijn totale onvermogen om een veilig of stabiel bestaan te bieden, wordt voor honderden miljoenen steeds duidelijker. Dit leidt tot een verschuiving in het bewustzijn van de werkende klasse met een toegenomen bereidheid om terug te vechten. Socialisten leggen uit dat de enige manier om uit de eindeloze crisis te geraken erin bestaat de belangrijkste sectoren van de economie in publieke handen te brengen en ze te integreren in een globaal productieplan dat gebaseerd is op de behoeften van de mensheid, niet op de winsten van een handvol miljardairs.

  • Hoe zou socialistische planning de klimaatcrisis kunnen oplossen?

    Door Jonas Brannberg (Zweden) en Philipp Chmel (Oostenrijk) uit de brochure ‘Kapitalisme doodt de planeet’

    Het kapitalisme vormt een existentiële bedreiging voor onze samenleving. Een volledige verandering van de manier waarop de maatschappij wordt bestuurd is een dringende noodzaak.

    De boodschap van Greta Thunberg om “naar de wetenschap te luisteren” is even eenvoudig als onmogelijk te volgen voor kapitalistische leiders. In plaats van naar de wetenschap te luisteren, doet de heersende klasse alles wat ze kan om de kapitalistische economie weer op gang te brengen na de economische crisis die door de pandemie is versterkt. Als ze een kans zien op meer winst, wordt elk woord over een duurzame samenleving meteen vergeten. We zagen daar een scherpe illustratie van met de massale stimuleringspakketten die kapitalistische regeringen implementeerden om de economie weer op gang te brengen na de recessie van 2020, waarbij aanzienlijk meer werd geïnvesteerd in fossiele brandstoffen dan in hernieuwbare energiebronnen.

    Dit geldt ook voor de toegenomen imperialistische rivaliteit die zich ontwikkelt tot een volwaardige koude oorlog tussen China en de VS, waarin de belangen van de grote mogendheden elke zorg voor het klimaat volledig verdringen. In een tijd waarin mondiale samenwerking nog nooit zo noodzakelijk was om de ernstigste bedreiging voor de wereldbeschaving het hoofd te bieden, stellen de kapitalisten hun eigen belangen voorop. Samenwerking en mondiale planning zijn verder van de realiteit verwijderd dan zij in decennia waren. De Koude Oorlog kan nieuwe internationale overeenkomsten blokkeren, zelfs ontoereikende, zoals het akkoord van Parijs in 2015.

    Zoals elders uitgelegd, is de klimaatcrisis misschien wel het duidelijkste voorbeeld waarom we moeten afstappen van de kapitalistische economie, waar de “markt” wordt gestuurd door gigantische bedrijven en hun zoektocht naar maximale winst. De planeet heeft nood aan een geplande transitie waarbij fossiele brandstoffen binnen tien jaar volledig zijn uitgebannen, en waarbij biologische afbraak en vervuiling worden vervangen door programma’s voor het beschermen en herstellen van ecosystemen.

    Om dit mogelijk te maken hebben we een maatschappij nodig waarin de werkende mensen via democratische arbeidersstaten de belangrijkste delen van de economie controleren, bezitten en democratisch plannen. Dat betekent het opbouwen van wereldwijd socialisme.

    Socialisme kan alles veranderen

    De jongeren riepen tijdens de klimaatstakingen: “alles moet veranderen”. Socialisme betekent precies dat: alles veranderen.

    • Het betekent dat de machtsstructuur van de samenleving op zijn kop wordt gezet. Een nieuwe arbeidersstaat zal het belang van de werkende mensen als prioriteit hebben in plaats van de kapitalistische staat van vandaag, waarvan de wetten, de repressie en de wapens er zijn om de kapitalistische winsten tegen elke prijs veilig te stellen.
    • Het betekent dat de belangrijkste delen van de economie genationaliseerd worden (collectief eigendom) en onder arbeiderscontrole en -beheer komen.
    • Het betekent dat werkplekken, samen met scholen en gemeenschappen, een forum worden voor het democratisch besturen van de samenleving, gebruik makend van ieders creativiteit en inbreng, in plaats van louter een plaats van uitbuiting.
    • Het betekent verdeling van het werk om werkloosheid tot het verleden te laten behoren en iedereen de tijd te geven om deel te nemen aan het bestuur van zijn werkplek, gemeenschap en samenleving, alsook voor vakantie en vrije tijd.
    • Het betekent productie volgens de behoeften van de mensen met producten die lang meegaan, kunnen worden gerepareerd en zijn gemaakt van grondstoffen die kunnen worden hergebruikt.

    Een socialistische planeconomie zou de uitstoot in een paar maanden of een paar jaar drastisch kunnen verminderen:

    • 12% van de totale CO2-uitstoot is afkomstig van het wegvervoer. Door massaal te investeren in gratis openbaar vervoer in alle steden, door goederen per spoor te vervoeren en door te stoppen met het gebruik van wereldwijde scheepvaart als middel om arbeidskosten te besparen, zou deze uitstoot drastisch en zeer snel kunnen worden verminderd.
    • 6% van de uitstoot is afkomstig van ontbossing en bosbranden. Ontbossing kan snel in zijn tegendeel worden omgebogen, terwijl bosbranden kunnen worden teruggedrongen door bosbeheer, meer verantwoorde stadsplanning en het terugdraaien van besparingen op brandweerdiensten.
    • Het zogenaamde ‘zakenreizen’, dat een groot deel van het luchtverkeer uitmaakt (12% van het totale luchtverkeer in de VS), kan drastisch worden verminderd.
    • De huidige industrie en energiebedrijven veroorzaken enorme emissies (ongeveer 10% van de uitstoot) door inefficiënte processen. Met een planeconomie die onnodig afval elimineert en met energiebesparende investeringen zouden deze emissies drastisch verminderen.
    • 17,5% van de emissies is afkomstig van energie die in gebouwen wordt gebruikt. Door gebouwen te isoleren, vaak een vrij eenvoudige maatregel, kan dit snel verminderen.
    • Hele kapitalistische structuren en sectoren die extreem destructief zijn, kunnen worden ontmanteld: de wapenindustrie, de extreem excessieve reclame-industrie, en financiële speculatie, waaronder cryptovaluta.

    Andere sectoren van de economie zullen meer tijd nodig hebben om te veranderen, en vereisen ook massale investeringen in intensief onderzoek:

    • We hebben investeringen nodig in fossielvrije energiebronnen, zonder dat die investeringen buitensporige emissies veroorzaken, en zonder andere schadelijke gevolgen voor het milieu, zoals het verlies van biodiversiteit.
    • Er is een enorme huisvestingscrisis over de hele wereld. We moeten betaalbare woningen bouwen voor iedereen, maar zonder de grote ecologische voetafdruk van vandaag.

    Wetenschap in het belang van de planeet

    Dit wijst op de noodzaak om wetenschap en onderzoek in te zetten in het belang van mensen en de planeet in plaats van te worden gericht op het produceren van winst voor grote bedrijven.

    Een democratisch geplande socialistische economie zal ons in staat stellen te produceren naar behoefte, zowel menselijke als ecologische behoeften.

    Via evaluaties van de volledige levenscyclus van bepaalde producten (met inbegrip van winning, verwerking, gebruik en verwijdering) kunnen we bepalen welke productieprocessen welk soort ecologische en klimatologische gevolgen hebben, op welk punt in het proces dit gebeurt en wat we eraan kunnen doen.

    Om een concreet voorbeeld te geven. Bij de productie van cement wordt ongeveer 90% van de emissies veroorzaakt door het productieproces van klinker, het belangrijkste bestanddeel van cement. Bij dit proces wordt rechtstreeks CO2 uitgestoten via een chemische reactie waarvoor extreem hoge temperaturen nodig zijn. Maar met behulp van micro-organismen (cyanobacteriën) kunnen bio-betonstenen in vier dagen bij kamertemperatuur uit zand worden gecreëerd, waarbij CO2 wordt verbruikt in plaats van uitgestoten. Onder het kapitalisme vindt een transitie naar deze technologie echter niet plaats vanwege de hoeveelheid geld die de kapitalisten al in de huidige productiewijze hebben geïnvesteerd. Zonder kapitalistische beperkingen op onderzoek en productie is er een groot potentieel om materialen en productieprocessen te ontdekken met een lagere milieu-impact en deze op grote schaal toe te passen.

    Kapitalistische vs. duurzame landbouw

    Een ander voorbeeld is industriële versus duurzame landbouw. Voor de agro-industrie is het telen van monoculturen (enkelvoudige gewassen) op enorme velden het meest winstgevend. Daarbij maken ze gebruik van fossiel aangedreven grote machines, pesticiden en enorme hoeveelheden industriële meststoffen. Dit levert in korte tijd hoge opbrengsten op, maar het is uiterst inefficiënt wanneer men rekening houdt met de enorme hoeveelheid energie die nodig is voor de kunstmestproductie en de ecologische schade die wordt aangericht. Bovendien leidt dit soort industriële landbouw tot massale bodemdegradatie, waardoor een afhankelijkheid ontstaat van intensief kunstmestgebruik om de verminderde bodemvruchtbaarheid te compenseren.

    Duurzame landbouw daarentegen zou een natuurlijk proces van bodembemesting (bekend als “biologische stikstoffixatie”) kunnen bevorderen in plaats van overmatig gebruik van industriële meststoffen, waardoor de landbouw een onderdeel wordt van een duurzaam ecologisch metabolisme in plaats van het te schaden. Veel inheemse gemeenschappen hebben kennis op het gebied van duurzame landbouwpraktijken, zoals het mengen van gewassen waarbij meerdere gewassen samen op dezelfde oppervlakte worden geplant. Hierdoor kunnen gewassen elkaar helpen groeien door voedingsstoffen uit te wisselen, de bodemvochtigheid op peil te houden en elkaar fysiek te ondersteunen, onder meer door ongedierte te bestrijden. Het verhoogt ook de opbrengst van de gewassen.

    Duurzame landbouw betekent niet dat men een anti-technologische aanpak volgt, verre van. Duurzame praktijken kunnen worden gecombineerd met moderne technologie. Drones kunnen worden gebruikt om gegevens over plantengroei, de gezondheid van planten en het welzijn van vee vast te leggen. Sensoren, grote databanken en AI kunnen worden gebruikt om de bodemsamenstelling, de vochtigheid en de temperatuur te controleren en efficiënte geautomatiseerde druppelirrigatie te regelen waarbij ook rekening wordt gehouden met de neerslagvoorspellingen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van hoe technologie kan worden gebruikt om een duurzame samenleving mogelijk te maken.

    Het klimaat herstellen

    Om de klimaatcrisis en de opwarming van de aarde zoveel mogelijk te beperken, zullen we gigantische ecologische herstel- en saneringsprogramma’s moeten plannen. Het stoppen van de ontbossing is niet genoeg, we moeten miljoenen bomen planten, moerassen opnieuw aanleggen en methaanlekken dichten. De huidige bosbouw, waarbij grote gebieden worden gekapt en grote hoeveelheden broeikasgassen worden uitgestoten, kan worden vervangen door duurzame bosbouw die de koolstofopslag in de grond vergroot. Wat herbebossing betreft, bleek uit een studie van 2019 in het tijdschrift Science dat er, naast de bestaande bomen, landbouw- en stedelijke gebieden, het potentieel is om een extra 0,9 miljard hectare bos te ontwikkelen. Dit zou 205 gigaton koolstof kunnen opslaan, wat ongeveer vier keer de huidige wereldwijde jaarlijkse CO2-equivalente uitstoot is.

    Grootschalig herstel van wetlands en moerassen zou bijzonder effectief zijn, aangezien dit de meest effectieve koolstofputten op aarde zijn. Zij bedekken slechts ongeveer 3% van het landoppervlak van onze planeet, maar slaan ongeveer 30% van alle koolstof op land op. Dat is tweemaal de hoeveelheid van alle bossen ter wereld samen.

    De mogelijkheid om CO2 industrieel uit de atmosfeer te verwijderen, mag niet worden uitgesloten, ook al weten we dat “koolstofafvang” (CCS) onder het kapitalisme vaak wordt aangevoerd als excuus om fossiele brandstoffen te blijven verbranden.

    Hoe de markt te overwinnen

    Deze acties en beleidsmaatregelen kunnen en zullen de situatie veranderen. Een voorwaarde voor het welslagen van al deze maatregelen is echter democratisch publiek bezit van de economie, waardoor deze in dienst staat van de belangen van mensen en de planeet in plaats van de winst. Vandaag blokkeert privébezit zo’n transitie. Je kunt niet controleren wat je niet bezit! Helaas richten velen, zelfs aan de linkerzijde, zich alleen op noodzakelijke investeringen voor klimaatactie, ongeacht of deze publiek of privaat zijn. Zij stellen de kwestie van publieke eigendom en democratische socialistische planning niet aan de orde als onderdeel van het beleid dat nodig is.

    Vaak komt dit voort uit de weigering om na te denken over een oplossing die de fundamentele logica van het kapitalistische systeem ter discussie stelt. Als de klimaatbeweging wil winnen, is het van essentieel belang dat zij uit dit keurslijf breekt en erkent dat voor een echte oplossing van deze crisis een fundamentele reorganisatie van de economie en de samenleving – een socialistische revolutie – nodig is.

    Daarnaast zorgen het falen van de bureaucratisch geplande stalinistische economieën in de voormalige Sovjet-Unie en elders, en de rechtse verhalen over planeconomieën die “niet werken” vanwege een “gebrek aan informatie” en een “gebrek aan innovatie”, zeker voor scepsis over socialistische planning. Dit is een overblijfsel van het ideologische offensief van het kapitalisme na de val van de Berlijnse muur in 1989.

    Als reactie op de al te gecentraliseerde, bureaucratische planning door stalinistische regimes pleiten sommigen in plaats daarvan voor een markt die gebaseerd is op “zelfbeheer” door ondernemingen of coöperaties die eigendom zijn van de werknemers. Een probleem met dit zelfbeheer binnen een marktomgeving is dat deze ondernemingen gedwongen worden met elkaar te concurreren. Een dergelijk systeem ontbeert een algemene democratische planning, aangezien het op regionaal en nationaal in plaats van internationaal niveau wordt georganiseerd. Dit zogenaamde “marktsocialisme” zou zeer spoedig de neiging hebben het marktkapitalisme te imiteren. Een andere stroming pleit voor een directe overgang naar het produceren voor menselijke behoeften zonder geld en markten, maar reikt geen strategie aan voor hoe daar te komen – d.w.z. hoe het huidige systeem overwinnen en een einde maken aan de heerschappij van het kapitaal – en blijft dus in het rijk van utopische dromen.

    Marx daarentegen stelde dat het socialisme economisch gezien twee verschillende ontwikkelingsfasen zou kennen (dit moet niet worden verward met de stalinistische ‘tweefasentheorie’, die beweert dat landen eerst een kapitalistische fase met liberale democratie moeten doormaken alvorens naar het socialisme over te gaan).

    Tijdens de eerste economische fase, wat marxisten de “overgangseconomie” noemen, zou algemene overvloed (de algehele afwezigheid van schaarste) nog niet bereikt zijn. Daarom zouden bepaalde elementen van een kapitalistische benadering van distributie, zoals het gebruik van geld, worden gehandhaafd, maar in een gewijzigde vorm. Bijvoorbeeld, elementen van een markt, geld en betaling volgens gewerkte uren. Naast de lonen zou er echter een indirect of sociaal loon zijn: een veelheid van gratis of bijna gratis openbare diensten. Zodra, dankzij de voordelen van de socialistische planning, voor bepaalde producten overvloed wordt bereikt, zou het aantal vrij verdeelde goederen en diensten kunnen groeien. Geld zou secundair worden naarmate de mensen gewend raken aan een wereld zonder tekorten.

    Naarmate dit proces voortschrijdt, zou de “tweede fase” van het socialisme kunnen worden bereikt, wanneer schaarste, de klassenmaatschappij en de daaruit voortkomende staat “verwelken”, zoals beschreven door de Russische revolutionair Lenin. De volledige ontwikkeling van het socialisme zou de verwezenlijking betekenen van een maatschappij gebaseerd op wat Marx omschreef als “van ieder naar zijn mogelijkheden, aan ieder naar zijn behoeften.” (Marx in zijn ‘Kritiek op het programma van Gotha’).

    Een van de eerste maatregelen, tijdens de eerste fase, zou de verkorting van de arbeidsduur zonder loonverlies zijn, om de werkloosheid uit te roeien en een beter evenwicht te bereiken tussen werk, gezin en vrije tijd, en om de economische en politieke besluitvorming door de arbeidersklasse mogelijk te maken.

    Met openbaar en democratisch gepland vervoer zouden we korte en middellange vluchten kunnen vervangen door een breed netwerk van snelle treinverbindingen. Degenen die stoppen met werken in de luchtvaart of andere fossiele sectoren zullen natuurlijk niet werkloos zijn. We hebben dringend behoefte aan omscholingsprogramma’s om de arbeid te heroriënteren naar de bestrijding van en de aanpassing aan de klimaatcrisis, en aan meer werknemers in de sociale, gezondheids- en onderwijssector.

    Hoe zou planning in zijn werk gaan?

    Er zijn veel discussies over hoe een planeconomie zou werken. Moet zij gecentraliseerd of gedecentraliseerd zijn? Het antwoord is: dat hangt ervan af. Hier volgen drie verschillende manieren waarop economische planning kan worden georganiseerd:

    • Anticiperen op de vraag op basis van de evolutie in real time, wat het model is van de multinationale detailhandelsonderneming Walmart. Het bedrijf deelt de informatie uit de kassa in real time met zijn toeleveringsketen. Met deze informatie organiseren de leveranciers de voorraadaanvulling van Walmart, het bedrijf doet dit niet zelf. Hoewel socialistische planning een dergelijk technologie met groot effect kan gebruiken, zou het natuurlijk anders zijn met democratische discussies tussen werknemers en vertegenwoordigende organisaties ter vervanging van uitbuiting en top-down beslissingen over min of meer willekeurige verkoopdoelstellingen.
    • Planning op basis van orders. In dit geval begint de productie pas wanneer een order binnenkomt. Dit kan nuttig zijn voor grotere industriële of technologische producten, en wordt reeds in bijna elk groot bedrijf toegepast, maar zonder te zijn geïntegreerd in een algemeen plan voor de industrie of de economie als geheel.
    • Input-output-analyse. Dit is een vorm van planning die bijzonder nuttig is voor socialistische planning. Het betekent dat de planning van de productie gebaseerd is op productiedoelstellingen en de input die nodig is voor de productie daarvan. Dit is zeer nuttig wanneer het gaat om de planning van voldoende gratis en openbare gezondheids-, sociale en zorginfrastructuur zoals ziekenhuizen, scholen, dagopvang en openbare wasserijen. Hetzelfde geldt voor openbaar vervoer en schone energie.

    Verschillende planningsmethoden kunnen van groot nut zijn, maar zij kunnen niet in de plaats komen van de noodzaak van een systeem van arbeidersdemocratie, dat de sleutel is tot het succes van een planeconomie. Onder socialistische planning zouden gekozen comités of raden van arbeiders op de werkplekken en in buurten, scholen en gemeenschappen echte macht hebben, met gekozen vertegenwoordigers van deze comités die op regionaal, sectoraal en nationaal niveau coördineren om de belangrijkste sectoren van de economie te beheren. Op die manier kunnen we beslissen welk type en niveau van planning voor welke sector en welk product of welke dienst nodig is.

    Natuurlijk hoeft niet alle economische activiteit te worden genationaliseerd en gepland. Kleine winkels, bars, restaurants enz. kunnen andere vormen van eigendom hebben. Maar om te beginnen met de belangrijkste sectoren, moet het overgrote deel van de productie en distributie genationaliseerd en democratisch gepland worden, zodat er op de verschillende niveaus democratische discussies kunnen plaatsvinden om te beslissen welk deel van het overschot naar welke sector gaat en waar de investeringen het dringendst nodig zijn om de klimaatverandering en de menselijke behoeften aan te pakken.

    Zelfs de meer vooruitziende lagen van de heersende klasse beseffen dat de “marktoplossingen” van het kapitalisme een rem zijn op alles wat nodig is om de veelheid van crises op te lossen waarmee hun systeem wordt geconfronteerd. Daarom zien we dat sommigen hun klimaatbeleid wijzigen in de richting van meer staatsinterventie. Dit is echter gedoemd te mislukken door de systemische tegenstrijdigheden van het kapitalisme. Alleen met een democratisch geplande socialistische samenleving zullen we de mogelijkheid hebben om de klimaatcatastrofe te beperken en arbeiders, jongeren en de hele mensheid een toekomst te geven.

  • 40 jaar na de hongerstakingen in Noord-Ierse gevangenissen

    De hongerstakingen van 1980-81 in de Noord-Ierse gevangenissen veroorzaakten een nieuwe spiraal van conflict en geweld. Thatcher’s beslissing om tien gevangenen toe te staan zichzelf langzaam uit te hongeren was een bewijs van de ware aard van haar regime.

    Door Sean Burns (Socialist Party – ISA in Noord-Ierland)

    De hongerstakingen van 1980-81 in de Noord-Ierse gevangenissen en de gebeurtenissen die eraan voorafgingen, vormden één van de vele afschuwelijke hoofdstukken in de Troubles, en hebben waarschijnlijk bijgedragen aan de ontwikkeling van de nieuwe spiraal van conflict en geweld die meer dan tien jaar duurde. De beslissing van de regering-Thatcher om toe te laten dat tien gevangenen zichzelf langzaam uithongerden, was een barbaarse en hardvochtige daad. Het toonde de ware aard van haar bewind en van de Britse heersende klasse die ze vertegenwoordigde. Degenen die de staking overleefden, zouden langdurige schade oplopen aan hun lichamelijke en geestelijke gezondheid. De staking maakte velen in Noord-Ierland en daarbuiten woedend. In de VS weigerden havenarbeiders om Britse goederen te verwerken.

    Dit was een periode van intense sektarische polarisatie, staatsgeweld en rellen die resulteerden in vele doden door toedoen van de politie, waaronder kinderen en tieners zoals de elfjarige Carol Ann Kelly die werd gedood door plastic kogels van soldaten na de dood van hongerstaker Patsy O’Hara. Anderen stierven als gevolg van wreedheden begaan door paramilitairen. Joanne Mathers, een jonge protestantse moeder van één kind, werd in Derry door het Iers Republikeins Leger (IRA) doodgeschoten terwijl zij formulieren voor de volkstelling ophaalde. Een dag later werd hongerstaker Bobby Sands bij tussentijdse verkiezingen verkozen in Fermanagh/Tyrone. Patrick Martin, een katholieke winkelier, werd door de loyalistische Ulster Defence Association (UDA) vermoord omdat hij zijn winkel had gesloten en de begrafenis van Francis Hughes had bijgewoond.

    De aanpak van de Britse staat dreef een deel van de jongeren in het dode spoor van paramilitaire organisaties zoals de IRA en het Ierse Nationale Bevrijdingsleger (INLA), en het zorgde voor de ontwikkeling van Sinn Féin als een politieke kracht. De prijs voor het uitblijven van een oplossing voor de crisis in de gevangenissen werd betaald door de arbeiders, zowel protestantse als katholieke, die een periode van verhoogde spanningen en geweld moesten doorstaan.

    ‘Speciale categorie’ voor gevangenen

    Veel van degenen die zich aansloten bij de paramilitaire strijdkrachten werden gevangen gezet. De speciale categorie of “politieke” status kwam in de praktijk neer op de status van krijgsgevangene. Dat gaf de gevangenen een aantal voorrechten. Zo moesten ze geen gevangenisuniform dragen of gevangeniswerk te doen. Ze werden op basis van hun paramilitaire fracties ingedeeld en mochten extra bezoek en voedselpakketten ontvangen. Dit was een van de voorwaarden die de Provisional IRA had gesteld toen zij met de Britse regering onderhandelde over een wapenstilstand. De hongerstaking van 1972 was ongetwijfeld een factor, maar niet de hoofdreden voor de invoering ervan. Het was een poging van de Britse regering om tijd te winnen om de orde in Noord-Ierland te herstellen door te proberen een tijdelijke wapenstilstand te bewerkstelligen.

    De toekenning van deze status vond plaats tegen de achtergrond van enorme instabiliteit in het noorden. Delen van Derry en Belfast waren tot juli van dat jaar nog steeds verboden gebied voor het Britse leger en andere staatstroepen. Halverwege de jaren zeventig was er echter sprake van wat de minister voor Noord-Ierland Reginald Maulding een “aanvaardbaar niveau van geweld” noemde. Aanvaardbaar wat de Britse heersende klasse betrof, is dat. Maulding dacht dat het IRA het erg moeilijk zou hebben na de wapenstilstand van 1975-76. Haar voorganger, Roy Mason, verklaarde in 1978 dat de Britse staat “de terroristen aan het uitknijpen was, zoals een tube tandpaste opgerold wordt.”

    In 1976 besloot de Britse regering de speciale status voor gevangenen in Noord-Ierland af te schaffen. Dit was onderdeel van de tweeledige aanpak van ‘Ulsterisation’ en criminalisering. In wezen vertrouwde de Britse staat niet langer op het leger om de orde in Noord-Ierland te handhaven, maar op het Ulster Defence Regiment (UDR) en de Royal Ulster Constabulary (RUC) als de belangrijkste handhavers. De speciale status voor gevangenen vormde een obstakel hiervoor, aangezien dit het verhaal ondermijnde dat de gevangenen eigenlijk gewoon ‘gangsters’ waren. Dat is hoe Merlyn Rees, minister van Noord-Ierland, het uitdrukte. Margaret Thatcher was zoals gewoonlijk nog botter: “Misdaad is misdaad is misdaad.”

    De reactie van de Provisional IRA was een voorbode van wat komen zou: “Wij zijn bereid te sterven voor het recht om onze politieke status te behouden. Degenen die proberen die status af te nemen, moeten bereid zijn dezelfde prijs te betalen.” De boodschap luidde dat gevangenisbewakers nu als “legitieme doelwitten” werden beschouwd. De verwijdering van de speciale status voor gevangenen werd gekoppeld aan de bouw van de Maze-gevangenis, plaatselijk bekend als de H-blokken. De intrekking van de speciale status zou rellen en schietpartijen uitlokken in zowel loyalistische als republikeinse gebieden, maar het bleek onvoldoende om het besluit terug te draaien.

    Protest in de gevangenis

    De eerste gevangene die volgens het nieuwe beleid werd veroordeeld, arriveerde in de Maze en kreeg het bevel een gevangenisuniform te dragen. Het ging om IRA-vrijwilliger Kieran Nugent. Nugent weigerde het uniform te dragen en zei dat hij geen crimineel was maar een politieke gevangene. Hij werd opgesloten in zijn cel waar hij zich in de deken wikkelde die op het bed lag, in plaats van naakt te blijven. Dat was het begin van het ‘dekenprotest’. Tegen 1978 weigerden bijna 300 republikeinse gevangenen gevangenisuniformen te dragen. Omdat deze tactiek tot een patstelling leidde, escaleerden de gevangenen hun protest tot ‘No Wash’-protesten, tegen de weigering om douches in cellen te installeren en tegen het geweld door gevangenisbewakers. De autoriteiten beslisten als antwoord hierop om de gevangenen geen toelating meer te geven om hun cel te verlaten. Ze gingen hierop over tot het ‘vuilprotest’ waarbij ze hun kamerpotten in de cel leeg maakten. De beelden van uitgemergelde gevangenen in hun cel, gewikkeld in dekens, met de muren die bedekt waren door hun uitwerpselen, toonden wat het regime van onderdrukking in de H-Blocks betekende. Het leidde er uiteindelijk toe dat een aantal gevangenen in hongerstaking ging. Er waren ook loyalistische gevangenen die protesteerden tegen de intrekking van de speciale status voor politieke gevangenen.

    De protesten waren een gevolg van de erbarmelijke omstandigheden in de H-Blocks, waar de mensenrechten van de gevangenen regelmatig met de voeten werden getreden. Dit was het gevolg van het brutale beleid van de regering-Thatcher, maar schandalig genoeg ook van de Labour-regeringen van Harold Wilson en Jim Callaghan tussen 1974 en 1979. Deze gevangenen werden hoofdzakelijk veroordeeld in niet-juridische rechtbanken op grond van speciale wetgeving. Velen werden uitsluitend veroordeeld op basis van bekentenissen die werden afgelegd na gewelddadige verhoren in politiekantoren. Amnesty International en zelfs het Bennet Report van de Britse regering zelf legden de gruwelijke technieken bloot die werden gebruikt om de ondertekening van bekentenissen af te dwingen. Binnen de H-Blocks waren de verhalen over wreedheid en ellende alomtegenwoordig.

    De gevangenisprotesten kwamen voort uit pure wanhoop. Ondanks de dreigementen van de Provisionals bleek de campagne van bommen en schietpartijen buiten de gevangenis niet in staat om toegevingen van de Britse staat af te dwingen. De Britten trokken zich niet terug en de gevangenen kregen geen betere behandeling. Integendeel! Deze campagne werd aangegrepen om meer repressieve bevoegdheden in te voeren, zeker naarmate de IRA meer en meer geïsoleerd raakte. Het gaf de staat de ruimte en het excuus om steeds repressiever te werken en die maatregelen te normaliseren. Er kwamen speciale rechtbanken zonder jury, plastic kogels en scherpe munitie werden de norm. De gevangeniscrisis zat volledig vast. De gevangenen gebruikten het enige middel dat ze nog hadden: zichzelf.

    Hongerstaking

    Op 27 oktober 1980 begon een hongerstaking door zeven republikeinse gevangenen in de Maze, kort daarop gevolgd door drie republikeinse gevangenen in de vrouwengevangenis van Armagh. Ze stelden vijf eisen voor het beëindigen van hun protest:

    • het recht om het gevangenisuniform niet te dragen;
    • het recht om geen gevangeniswerk te doen;
    • het recht op vrije omgang met andere gevangenen en op het organiseren van educatieve en recreatieve activiteiten;
    • het recht op één bezoek, één brief en één pakje per week;
    • volledig herstel van de toegang tot strafkwijtschelding die tijdens het protest verloren was gegaan.

    Loyalistische gevangenen sloten zich bij het protest aan. Zij verklaarden de vijf republikeinse eisen te steunen en voegden er een extra eis aan toe: gescheiden worden van de republikeinse gevangenen.  De hongerstaking zou eindigen met een man in coma, op het randje van de dood en de belofte van hervormingen van de kant van de Britse regering. Een belofte die ze niet zou nakomen.

    Toen duidelijk werd dat de eisen niet werden ingewilligd, begonnen de republikeinse gevangenen met een nieuwe hongerstaking. Deze keer zou de hongerstaking gespreid worden, met Bobby Sands die als eerste de spits afbeet.

    De doden in de gevangenissen waren volledig te voorkomen. Toch weigerden de Tories toe te geven. Thatcher eiste onvoorwaardelijke overgave, niets minder. De Tories hadden de hongerstaking op elk moment kunnen voorkomen of beëindigen. De gevangenen lieten zien dat zij bereid waren een compromis te sluiten dat niet de volledige herinvoering van de politieke status en een rechtvaardige hervorming van de gevangenissen zou omvatten. Tijdens de hongerstaking verklaarden ze: “Het is fout van de regering om te zeggen dat wij een andere behandeling willen dan de andere gevangenen. We zouden de invoering van de vijf eisen voor alle gevangenen van harte toejuichen.” (Verklaring van de gevangenen van 4 juli 1981)

    Comités van de H-Blocks

    Tijdens de hongerstakingen werden de eisen en de strijd vaak gezien als een kwestie die louter betrekking had op de gemeenschap in kwestie. Militant, de voorganger van de Socialist Party, verzette zich tegen deze opvatting. Onderdrukking in al haar verschijningsvormen is een klassenkwestie. Een verenigde arbeidersbeweging die een einde wil maken aan de heerschappij van het kapitalisme moet ervoor zorgen dat al zijn repressieve maatregelen en instrumenten van onderdrukking actief worden bestreden. Dezelfde staatswapens die in 1981 tegen Republikeinse en Loyalistische gevangenen werden gebruikt, zouden evengoed tegen socialisten en vakbondsmensen van alle gemeenschappen kunnen worden gebruikt. Het is beschamend dat de leiding van de arbeidersbeweging in Noord-Ierland, de Ierse Republiek en in Groot-Brittannië tijdens de Troubles grotendeels zweeg over deze kwestie, uit angst dat het van nature tot verdeeldheid zou leiden. In sommige gevallen steunden zij zelfs repressie door de staat.

    Hoewel de verantwoordelijkheid voor de tragedie in de gevangenissen in de eerste plaats bij de Tories lag, zou de campagne van de hongerstakers ook de zwakte van de eenzijdige campagne van de H-block comités aan het licht brengen. Dit doet niets af aan de moed van deze activisten, die het doelwit waren van loyalistische paramilitairen.

    De leiding van de H-Block comités baseerde zich op het idee dat het noodzakelijk was de eenheid van de katholieke bevolking te bekomen. Ze deden uitsluitend een beroep op ‘nationalistische’ groeperingen, waaronder rechtse en reactionaire politici. Ze organiseerden conferenties om partijen als de SDLP en Fianna Fail, die in het zuiden in de regering zaten en zelf verantwoordelijk waren voor een beleid van armoede, ongelijkheid en onderdrukking, te betrekken. Een dergelijke aanpak legde een keurslijf van sektarisme op aan de beweging voor de hervorming van het gevangeniswezen.

    De doodlopende weg van de campagne van de Provisionals

    Daar kwam nog bij dat de H-Block steungroepen geassocieerd werden met de Provisional IRA. Hierdoor waren ze niet in staat om op een consistente basis massale steun te mobiliseren. In tegenstelling tot het geromantiseerde beeld dat vandaag wordt geschetst, bestond de steun van de IRA slechts uit een minderheid van de katholieke bevolking. Wat ook de zelfverklaarde bedoeling van de IRA was, de realiteit van haar gewapende campagnes was dat het sektarisme werd aangewakkerd waardoor de verdeeldheid tussen katholieke en protestantse arbeiders toenam.

    Het was moeilijk deze sektarische kant te verhullen toen autobommen de centra van grotendeels protestantse wijken verwoestten. Op andere momenten was de campagne van de Provisionals ronduit sektarisch, bijvoorbeeld in de periode 1975-76 kwamen meer dan 60 protestantse burgers om bij sektarische aanvallen.

    Zelfs wanneer de acties van de IRA-vrijwilligers niet opzettelijk sektarisch waren, was de campagne als geheel objectief gezien sektarisch en droeg zij ertoe bij de verdeeldheid te verdiepen in plaats van deze te doorbreken. Wanneer leden van de staatstroepen het doelwit waren, zoals UDR-soldaten of gevangenisbewakers, werd dit gezien als een aanval op de protestantse gemeenschap en dreef dit de gemeenschap verder in handen van de staat.

    De begrafenis van Bobby Sands trok een menigte van 70.000 tot 100.000 mensen. Deze massale opkomst weerspiegelde geen steun aan de Provisionals, maar een oprecht medeleven met de benarde toestand van de gevangenen en een totale woede tegen de onverzettelijkheid van de Tories. Een arbeider in Derry vatte de stemming in katholieke gebieden in die tijd samen als “anti-Provo, anti-IRSP*, pro-Bobby Sands”. (*Ierse Republikeinse Socialistische Partij IRSP)Twee maanden later waren er minder dan 10.000 op de begrafenis van Joe McDonnell. Een belangrijke reden voor de daling was de massale repressie van de staat bij begrafenissen en protesten. Velen werden echter ook afgestoten door de manier waarop de gebeurtenissen werden gebruikt als rekruteringsmiddel voor republikeinse paramilitairen.

    Hoe de repressie kon worden verslagen

    Het was niet onvermijdelijk dat de steun voor de benarde situatie van de gevangenen tot uiting zou komen in de eenzijdige aanpak van de H-blokcomités. De passiviteit van de vakbondsleiding, die het vermogen had om katholieke en protestantse arbeiders te verenigen, maakte het mogelijk dat deze kwesties zo eenzijdig werden. Tijdens de hongerstaking heeft het Ierse Congres van Vakbonden (ICTU) slechts één verklaring afgelegd en vervolgens de meest oorverdovende stilte in acht genomen.

    In de context van Noord-Ierland kan het een moeilijke taak zijn om zich te verzetten tegen repressie. De valkuilen van het sektarisme zijn zeer reëel. Dit was zeker zo in de jaren tachtig, toen de spanningen hoog opliepen. Maar het is mogelijk om arbeiders van alle achtergronden te verenigen tegen staatsrepressie, juist omdat het in het belang van alle arbeiders is om zich tegen repressie te verzetten. De beroemde journalist Robert Fisk vertelde dat hij kort voor Bloody Sunday in Belfast was en er getuige van was hoe troepen protestanten in de wijk rond Shankill Road hardhandig aanpakten nadat ze een straat met autobanden hadden geblokkeerd uit vreedzaam protest tegen een gebrek aan veiligheid. Alle arbeiders kregen te maken met repressie en alle arbeiders konden zich ertegen verzetten.

    In het standpunt van Militant werd een aanpak uiteengezet die arbeiders over de sectaire grenzen heen had kunnen verenigen. In de eerste plaats door te pleiten voor een “programma van hervorming van de gevangenissen voor alle gevangenen, dat het recht omvat om hun eigen kleren te dragen, te onderhandelen over de keuze van werk en opleiding en onderwijs, toegang tot de media, onbeperkte aantallen brieven en vakbondstarieven voor de lonen.”

    Tegelijkertijd pleitte het ervoor dat de arbeidersbeweging “een onderzoek zou instellen naar de zaken van al diegenen die veroordeeld zijn voor misdrijven die voortkwamen uit de Troubles.” Op die manier zou kunnen worden vastgesteld wie er veroordeeld was op basis van een in kaart gezette zaak, martelingen of schijnrechtbanken. Ook had de arbeidersbeweging dan kunnen beslissen wie wel en wie geen politieke gevangene was, en vervolgens campagne kunnen voeren voor de vrijlating van “politieke gevangenen en mensen die ten onrechte gevangen zijn gezet, maar op voorwaarde dat zij niet zou vechten voor sektarische moordenaars.”

    Wie precies de status van politieke gevangene zou krijgen, mocht niet overgelaten worden aan de paramilitairen. Het kon niet overgelaten worden aan de loyalisten die schuldig waren aan vreselijke sectaire gruweldaden, zoals die begaan door de Shankill-slachters, of aan IRA-leden die schuldig waren aan de gruweldaden zoals het bloedbad in Kingsmill, waarvoor overigens nooit iemand veroordeeld is. Een ééngemaakte arbeidersbeweging die protestantse en katholieke arbeiders verenigde over belangrijke kwesties in het leven van gewone mensen, zou de capaciteit en het gezag hebben om deze kwesties te bepalen. De vakbonden, die werknemers uit beide gemeenschappen in gemengde werkplaatsen organiseren, hadden deze rol kunnen spelen. Een dergelijke beweging zou de vrijlating eisen van degenen die veroordeeld zijn op basis van gedwongen bekentenissen en niet-juridische processen, alsmede van degenen die als echte politieke gevangenen werden beschouwd, met inbegrip van degenen die veroordeeld waren omdat zij in direct conflict met de staat waren geraakt.

    Militant nam in Ierland en Groot-Brittannië actief deel aan de strijd tegen de repressie in de gevangenissen, zowel voor als tijdens de hongerstakingen. Het deed dit hoofdzakelijk door te pleiten voor haar programma binnen de vakbonden om het gehoor te winnen van zowel katholieke als protestantse arbeiders en jongeren. Dat verschilde van de aanpak van andere linkse krachten die ofwel de republikeinse beweging achterna liepen ofwel de staatsrepressie negeerden (of zelfs steunden). In juni 1980 dienden leden van Militant een motie in bij de Derry Trades Council met volgende eisen:

    • het recht om geen gevangenisuniform te dragen;
    • het recht om geen gevangeniswerk te doen;
    • Vrijheid van vereniging onder politieke gevangenen;
    • Het recht om recreatieve en educatieve faciliteiten te organiseren, om één brief per week te ontvangen en te versturen, en om één pakje per week te ontvangen;
    • Het herstel van de speciale status voor politieke gevangenen.

    Het voegde daaraan toe: “Derry Trades Council steunt de bovenstaande eisen en is van mening dat zij niet alleen van toepassing zijn op de afschuwelijke situatie in H-Block, maar ook op de gevangenissen in Crumlin Road, Armagh en Magilligan. Derry Trades Council dringt opnieuw aan op een vakbondsonderzoek naar de algemene omstandigheden in de gevangenissen.”

    Soortgelijke moties en resoluties werden door onze leden in vakbondsorganisaties ingediend in de gehele periode van 1979 tot 1981.

    In Groot-Brittannië richtte Militant het Labour Committee on Prison Conditions in Northern Ireland op, dat de steun kreeg van vooraanstaande leden van de linkerzijde van Labour in die tijd, zoals Tony Benn, Eric Heffer en Joan Maynard, en van vakbondsleiders zoals Sam McCluskie (National Union of Seamen) en Emlyn Williams (National Union of Mineworkers). Tijdens de hongerstakingen heeft een lid van Militant en de vertegenwoordiger van de Jonge Socialisten in het Nationaal Uitvoerend Comité van de Labourpartij, na een bezoek aan de H-blokken, met succes een resolutie ingediend waarin het hierboven geschetste standpunt van Militant werd overgenomen.

    Belangrijk is dat dit gebeurde in een context waarin de Labourleiding onder de ‘linkse’ Michael Foot omtrent Noord-Ierland kritiekloze steun gaf aan het criminele beleid van de conservatieve Tory-regering. De beschamende houding van de officiële Labourleiding overschaduwde het principiële standpunt tegen repressie dat door het Nationaal Uitvoerend Comité op initiatief van Militant was ingenomen. Dagen voor de dood van Sands bezocht de woordvoerder van de Noord-Ierse Labour Party, Don Concannon, de H-Blocks en moest daar aan de hongerstakers vertellen dat de parlementaire fractie van Labour in de praktijk het standpunt van Thatcher over de hongerstaking zou steunen.

    Stembus en wapens

    Een belangrijk element van de H-blok campagne was om kandidaten te stellen bij politieke verkiezingen. Toen Frank Maguire, onafhankelijk nationalistisch parlementslid voor Fermanagh / South Tyrone plotseling overleed, werd Bobby Sands voorgedragen als kandidaat. Weken voor zijn dood werd Sands verkozen tot parlementslid: hij haalde meer dan 30.000 stemmen, een uitdrukking van de steun onder de katholieke gemeenschap. De Britse regering reageerde met een verbod voor gevangenen om zich kandidaat te stellen, maar de steun voor de gevangenen ging ook na Sands’ dood door met de verkiezing van Sinn Féin-lid Owen Curran als “Anti H-Block / Proxy Political Prisoner”. Later, bij de algemene verkiezingen in het zuiden van Ierland, werden er twee van de negen gevangenen die zich kandidaat stelden, gekozen met een indrukwekkend totaal van 40.000 stemmen.

    De republikeinse beweging struikelde over het dilemma dat door Danny Morrison werd samengevat als “de stembus in de ene hand en het wapenarsenaal in de andere.” Bij de parlementsverkiezingen van 1982 haalden de republikeinen 10% en bij de verkiezingen voor Westminster in 1983 al 13%, waarbij Gerry Adams in West-Belfast verkozen raakte. Deze stemmen waren een weerspiegeling van de woede in de katholieke arbeidersgemeenschappen over de brutaliteit van Thatchers reactie op de hongerstakingen en op de omstandigheden van armoede en onderdrukking waarmee zij te maken hadden.

    Dit leidde tot een belangrijke verschuiving in de republikeinse beweging, waarbij Sinn Féin de dominante component werd en een beleid van onthouding (weigeren zitting te nemen in een parlement) werd losgelaten, bijvoorbeeld in de Dáil (het parlement in het zuiden van Ierland). De tegenstrijdigheid in deze strategie zou in de daaropvolgende jaren meermaals blijken, onder meer toen de zogenaamde “succesvolle” acties van de IRA, zoals de bomaanslag in Enniskillen, de steun voor Sinn Fein ondermijnden.

    Velen uit de republikeinse traditie en anderen beweren dat de verschuiving in de strategie van de IRA betekende dat Sinn Féin zich afkeerde van radicale politiek. Dit is een oppervlakkig begrip. In werkelijkheid begon het vernisje van radicalisme te verdwijnen. In de kern is de tactiek van wat marxisten “individueel terrorisme” noemen, de tactiek die organisaties als de IRA toepasten, gebaseerd op de gedachte dat het mogelijk is het kapitalisme tot toegevingen te bombarderen, door prominenten, leden van het staatsapparaat en infrastructuurprojecten als doelwit te kiezen. Vanuit het oogpunt van het kapitalisme zijn alle individuen echter vervangbaar. Het verwijderen van één enkel radertje stopt niet de hele machine. Conservatief boegbeeld Lord Hailsham omschreef dit als volgt: “Toen ik in de regering zat, zeiden we tegen elkaar dat als één van ons iets werd aangedaan, hij vervangbaar was. Ik dat dit juist was.”

    Liberale politici denken dat verandering mogelijk is door regeringsleden wakker te schudden. Op een gelijkaardige wijze zien individuele terroristen verandering als het resultaat van het verwijderen van deze of gene vertegenwoordiger van de kapitalistische staat. Geen van beide baseert zich op het vermogen van arbeiders om de maatschappij te veranderen. De omschakeling naar een electorale strategie door Sinn Féin en de IRA volgde deze logica. De strategie werd er één van het grijpen van de macht via de stembus en niet via wapens. Om dat te doen was het zich conformeren aan de logica van het kapitalisme noodzakelijk. Gerry Adams zei hierover in de jaren tachtig: “Hoewel onze strijd een belangrijke sociale en economische inhoud heeft, is het veiligstellen van de Ierse onafhankelijkheid een eerste vereiste voor de opmars naar een socialistische republikeinse samenleving. Op dit moment is het onze taak om ons te verenigen rond democratische, republikeinse eisen.”

    De electorale groei van Sinn Féin heeft de sektarische impasse in Noord-Ierland versterkt. Indien de arbeidersbeweging de kwestie van de repressie en de crisis in de gevangenissen had opgenomen en had getracht een politieke stem te ontwikkelen, had zij ook steun kunnen winnen in deze arbeidersgemeenschappen. Dat dit mogelijk was, blijkt uit het feit dat er zelfs tijdens en vooral na de hongerstakingen vakbondsstakingen over lonen waren die katholieke en protestantse werknemers verenigden. Zo voerden de ambtenaren in 1981 een langdurige strijd over hun lonen, in 1982 volgde een staking van het laagbetaalde zorgpersoneel dat steun kreeg van andere werkenden.

    Relevantie vandaag

    Het kapitalistische establishment probeert de illusie in stand te houden, maar in werkelijkheid is de staat nooit een neutrale scheidsrechter die boven alle conflicten in de samenleving staat. Het is een actieve deelnemer die handelt in het belang van het kapitalisme. Dit is duidelijk gebleken in de geschiedenis van Noord-Ierland, waar de Britse staat in het conflict tussenbeide kwam om voortdurend zijn belangen te beschermen.

    Dit is geen uniek Noord-Iers fenomeen. Wereldwijd wordt ‘anti-terrorisme’-wetgeving ingevoerd onder het mom van de bescherming van burgers, maar vervolgens wordt het gebruikt om protest en oppositie de kop in te drukken. In de Spaanse staat zijn er Twitteraars en rappers veroordeeld wegens ‘verheerlijking van terrorisme’ omdat ze de Catalaanse of Baskische onafhankelijkheid steunden. In China zijn veiligheidswetten gebruikt om de prodemocratische beweging in Hongkong de kop in te drukken en de Oeigoerse moslimbevolking in moderne concentratiekampen onder te brengen. De dreiging van Hamas om projectielen af te vuren, wordt door de Israëlische staat stelselmatig misbruikt om de brutale bezetting van de Westelijke Jordaanoever en de blokkade van de Gazastrook te rechtvaardigen, alsook de onmenselijke behandeling van Palestijnse gevangenen.

    In al deze gevallen kunnen we cruciale lessen trekken uit de hongerstakingen in Noord-Ierland veertig jaar geleden. Gedurende de hele periode had de arbeidersbeweging de mogelijkheid om de behandeling van gevangenen en meer in het algemeen de repressieve bevoegdheden van de staat aan te vechten door de arbeidersklasse te verenigen. Doordat de arbeidersbeweging er niet in slaagde het voortouw te nemen, konden sektarische krachten de leegte opvullen. We moeten nu een socialistisch alternatief opbouwen dat een duidelijk, onafhankelijk, klassenstandpunt inneemt en dat arbeiders kan verenigen in hun gemeenschappelijke belangen.

  • Shanghai 1927: de verplettering van de Chinese revolutie

    Uit de archieven van de klassenstrijd – 100 jaar CCP, deel 2

    In de vorige krant heb ik kort China aan het begin van de 20e eeuw geschetst: een semi-koloniaal land met een economie waar de boerenmassa’s uitgebuit werden door grootgrondbezitters. De Qing-dynastie, verbonden met de landadel, leefde teruggetrokken in de Verboden Stad, delegeerde de macht in de provincies aan plaatselijke gouverneurs en gaf de grote imperialistische machten (Groot-Brittannië, Frankrijk, Duitsland, Rusland, Japan …) territoriale “concessies” waar de industriële ontwikkeling geconcentreerd was. 

    door Guy Van Sinoy

    De Kwomintang en de CCP

    De Kwomintang (KMT) was een nationalistische republikeinse partij die in 1905 was opgericht door Sun Yat-Sen, een verwesterde intellectueel. De partij gaf uitdrukking aan de aspiraties van de middenlaag in de samenleving. De KMT leidde een door het officierskorps geïnitieerde opstand en de republiek werd in 1911 uitgeroepen. Noord-China bleef in handen van de krijgsheren, terwijl de invloed van de KMT zich verspreidde naar de zuidelijke steden waar de industrie was geconcentreerd: Kanton, Shanghai, Hongkong, Wuhan.

    Toen zij in 1921 werd opgericht, telde de Chinese Communistische Partij (CCP) slechts enkele tientallen leden. Op aanraden van Comintern-gezanten moesten de leden van de CCP zich individueel aansluiten bij de KMT in een poging haar richting te geven. Toen Sun Yat-sen in 1925 stierf, nam de beroepsofficier Chiang Kai-shek de leiding van de KMT over. Tegen die tijd was de CCP een massapartij geworden met 60.000 leden. De rechtervleugel van de KMT werd bang en besloot, met instemming van Chiang Kai-shek, de communisten te bestrijden.

    Na de mislukking van de Duitse revolutie in 1923 vestigden de leiders van de Comintern hun revolutionaire hoop op China om het isolement van Sovjet-Rusland te doorbreken. In Moskou steunden Stalin en Boecharin de deelname van de CCP aan de KMT, in het kader van de pseudo-theorie van het ‘vier-klassen-blok’ (nationale burgerij, kleinburgerij, arbeidersklasse, boeren). Gealarmeerd door de volgzame houding van de CCP ten aanzien van de KMT, luidden Trotski en Zinoviev (die in 1926 als voorzitter van de Comintern werd vervangen door Boecharin) de noodklok. Ze raadden de CCP aan om met de KMT te breken. “We zeggen aan de Chinese boeren dat de KMT-leiders hen onherstelbaar zullen bedriegen als ze de regering in Wuhan gehoorzamen en afzien van het opzetten van eigen onafhankelijke raden,” verklaarde Trotski op 24 mei in 1927 in een toespraak voor de leiding van de Comintern.

    Kanton 1926, Shanghai 1927

    In Kanton was in 1926 bijna alle macht in handen van het stakerscomité dat sinds juni 1925 de arbeiders had georganiseerd en over gewapende milities beschikte. Op 20 maart 1926 kondigde Chiang Kai-shek de staat van beleg af, liet de piketten ontwapenen en arresteerde de communisten die de staking leidden. De CCP, verlamd door de instructies van de Comintern, reageerde niet. 

    Shanghai huisvestte de helft van de fabrieksarbeiders van het land. Gesteund door de krijgsheren nam Chiang Kai-shek contact op met de imperialistische mogendheden om hun steun te verkrijgen. Op 12 april 1927 vielen de troepen van Chiang Kai-shek de vakbonden en alle arbeidersorganisaties in de stad aan. Duizenden communisten werden geëxecuteerd (doodgeschoten, onthoofd, of levend verbrand in de ketels van de locomotieven). Deze tragische episode van klassenstrijd betekende het einde van de massale invloed van de CCP in de Chinese arbeidersklasse. De Chinese revolutie die decennia later onder leiding van Mao Tse-tung zou plaatsvinden, steunde op het platteland.

    Na afloop gaf de Comintern Chen Du-xiu, secretaris van de CCP, de schuld van de nederlaag. Chen Du-xiu werd uit de leiding gezet. Hij sloot zich aan bij Trotski en de Linkse Oppositie. In 1932 werd Chen Du-xiu door de KMT veroordeeld tot 13 jaar gevangenisstraf. Hij stierf in de gevangenis. Peng Shu-zhi, de rechterhand van Chen Du-xiu, had verscheidene malen voorgesteld om met de KMT te breken. Uitgesloten uit de leiding en vervolgens uit de CCP, sloot Peng Shu-zhi zich met Chen Du-xiu aan bij de Linkse Oppositie en vervolgens in ballingschap bij de Vierde Internationale waar hij actief bleef tot aan zijn dood in 1983.

  • Socialistisch antwoord op de klimaatuitdaging: de enige oplossing is om het kapitalisme te stoppen

    De branden en overstromingen van deze zomer hebben overduidelijk gemaakt dat het klimaat aan het veranderen is. Veel van de waargenomen veranderingen zijn ongekend in duizenden of zelfs honderdduizenden jaren, en sommige van de reeds aan de gang zijnde veranderingen – zoals de stijging van de zeespiegel – zullen over een periode van honderden of duizenden jaren onomkeerbaar zijn. De concentratie van CO2 in de atmosfeer, gemeten in 2019, is de hoogste in 2 miljoen jaar.

    Dossier uit maandblad De Linkse Socialist op basis van inleidingen door Fabian en Boris op het Nationaal Comité van LSP van 11 september

    Het klimaatakkoord van Parijs van 2015 had tot doel de opwarming van de aarde onder de 2°, liefst 1,5° Celsius te houden. Zelfs toen werd deze (niet-bindende) overeenkomst als grotendeels ontoereikend beschouwd. Vandaag zijn we op weg naar een stijging met 2,7°C, een echte catastrofe, vooral voor de landen van Latijns-Amerika, Afrika en Azië.

    Kapitalisten in een impasse

    Het debat rond de komende VN-klimaattop in Glasgow zal sterk worden beïnvloed door de nieuwe koude oorlog tussen de VS en China. Het infrastructuurplan van Joe Biden is in de eerste plaats een poging om de Amerikaanse industrie te versterken tegenover de groeiende economische invloed van China. Toen het plan werd aangekondigd, was het gebaseerd op het beëindigen van subsidies voor fossiele brandstoffen. Uiteindelijk is dit voornemen, samen met 70% van de officiële klimaatgerelateerde uitgaven, terzijde geschoven. 

    China investeert veel van zijn snel groeiende investeringen in hernieuwbare energie. Maar het regime gaat door met de bouw van nieuwe door steenkool aangedreven elektriciteitscentrales, ook al is steenkool de meest vervuilende energiebron. Het land is sinds 2006 de grootste uitstoter van CO2 geworden en is nu goed voor ongeveer een kwart van de wereldwijde uitstoot. 

    De inter-imperialistische spanningen tussen deze twee landen zijn van doorslaggevend belang, ook wat het klimaatbeleid betreft, en met name de strijd om de toegang tot de schaarse grondstoffen die nodig zijn voor de ontwikkeling van diverse hernieuwbare energiebronnen. 

    De VS hebben aangekondigd dat zij hun broeikasgasemissies tegen 2030 met 50-52% willen verminderen ten opzichte van 2005. China streeft naar koolstofneutraliteit tegen 2060. De Europese Unie heeft aangekondigd dat zij dit doel tegen 2050 wil bereiken. Maar dit zijn slechts woorden zonder een echt plan om dit te bereiken. Veel regeringen blijven de energieproductie uit fossiele brandstoffen subsidiëren. Het stimuleringspakket van de Europese Centrale Bank heeft de energiereuzen overladen met goedkope leningen zonder enige voorwaarde inzake hun emissies.

    Er zijn echter ‘groene kansen’ voor grote bedrijven. In de VS is de opwekking van zonne-energie nu goedkoper dan steenkool. Zelfs oliegiganten als BP, Shell en Total investeren in hernieuwbare energiebronnen, maar niet zoveel als in fossiele brandstoffen, aangezien die laatste nog steeds 3-4 keer winstgevender zijn. General Motors heeft aangekondigd dat het tegen 2035 alleen nog elektrische auto’s zal produceren, maar de bouw van een elektrische auto veroorzaakt nog steeds meer uitstoot dan een auto op fossiele brandstoffen en als de gebruikte elektriciteit wordt opgewekt met fossiele brandstoffen, is het zelf minder klimaatvriendelijk.

    In de context van de kapitalistische concurrentie zal het vooral gaan om symbolische maatregelen van “greenwashing” en creatieve koolstofboekhouding. Zogenaamde kapitalistische innovatie is totaal niet in staat om deze crisis op te lossen.

    Slecht rapport van België over zijn klimaatdoelstellingen 

    De pandemie had de totale onvoorbereidheid van het land al tot in het absurde geïllustreerd. Denk maar aan de vernietiging van de strategische voorraad van miljoenen mondmaskers omdat het te duur was om deze te vernieuwen. Dezelfde budgettaire logica heeft geleid tot de sluiting van 4 van de 6 kazernes van de civiele bescherming. 

    De overstromingen hebben ook de gevolgen van de door gewezen minister Pieter De Crem (CD&V) geïnitieerde herstructurering van het leger aan het licht gebracht. De voorraad niet-militair materieel is ingekrompen en uitbesteed, met als gevolg een gebrek aan geprefabriceerde bruggen of zodiacs, waarvan het nut bij overstromingen erg groot is. De privatisering van de keukendiensten in het leger had gevolgen voor de mogelijkheid om veldkeukens in te zetten bij rampen. Op alle niveaus faalt het besparingsbeleid. 

    De OESO heeft in maart haar verslag over de evaluatie van de milieuprestaties van België 2021 gepubliceerd. Lucht- en waterverontreiniging, bedreigde biodiversiteit, slecht beheer van rivieren … Het verslag is duidelijk: zonder een drastische wijzing in de aanpak worden de doelstellingen  tegen 2030 inzake duurzame ontwikkeling niet gehaald. 

    Tussen 1990 en 2019 bedroeg de vermindering van de CO2-uitstoot gemiddeld slechts 0,7% per jaar. Het energie- en klimaatplan dat eind 2019 werd bekendgemaakt, roept op om de CO2-uitstoot tegen 2030 met 35% te verminderen. Dit is in feite veel te weinig om in 2050 koolstofneutraliteit te bereiken. En het ontbreekt, nogmaals, aan een plan om het te bereiken. 

    Het herstelplan van de regering-Vivaldi markeert de terugkeer van de overheidsinvesteringen, maar alles in het belang van de private sector. Dit geldt met name voor de ontwikkeling van windenergie (momenteel 10% van het Belgische energieverbruik), die overheidssubsidies zal ontvangen voor de bouw van het nieuwe offshore-windmolenpark “Prinses Elisabeth”. De nieuwe sectoren van hernieuwbare energie zijn in België niet in overheidshanden, de windturbinegigant is bijvoorbeeld een holding in handen van de familie Colruyt. Net als bij diverse infrastructuurwerken is het de bedoeling dat de overheid de kosten draagt van een “groene overgang” die grotendeels ontoereikend is, terwijl de winst naar de private sector gaat. 

    Private eigendom van de productiemiddelen in vraag stellen

    Een deel van de overheidsinvesteringen betreft de renovatie en isolatie van gebouwen, met regionale verschillen (een nadruk op openbare infrastructuur in Wallonië en Brussel, een nadruk op de renovatie van particuliere woningen met stimuleringsmaatregelen in Vlaanderen). België is echter één van de ergste plaatsen in Europa voor verval door een gebrek aan investeringen. Zelfs een ambitieus bonusbeleid zal slechts resulteren in een derde van de renovaties die nodig zijn om in 2050 koolstofneutraliteit te bereiken. Om deze kwestie serieus te nemen, moet er een openbaar plan worden ontwikkeld voor de isolatie en renovatie van gebouwen, wijk per wijk. 

    De klimaatuitdaging zal een thema worden in het verbale geschut tussen officieel ‘links’ en rechts, in het bijzonder binnen de Vivaldi-coalitie. Voor PS-voorzitter Paul Magnette is het beter een overheidsschuld aan de volgende generatie over te dragen dan een sociale en milieuschuld. Hij stelt voor om belastingfraude te bestrijden, een belasting op financiële transacties in te voeren, een vermogensbelasting en een koolstofheffing om geld in de economie te pompen. Samen met de afschaffing, meer waarschijnlijk de verlaging, van subsidies voor fossiele brandstoffen zal dit de kern vormen van het debat over de belastinghervorming die er volgens het regeerakkoord in 2023 moet komen.

    De arbeidersbeweging moet haar stempel op dit debat drukken. Wij weten maar al te goed waartoe beloften om belastingontduiking te bestrijden ons in het verleden hebben gebracht. Er waren veel beloften, maar zonder middelen om de decennia van tekorten inzake personeel en middelen bij de FOD Financiën op te vangen. De “taxshift” van de regering-Michel toonde de gevaren van een taxshift die hoegenaamd niet in het voordeel van de werknemers is. Zonder het opbouwen van een krachtsverhouding door strijd en actie van de arbeidersklasse, zullen er slechts cosmetische maatregelen worden genomen waarvan de kosten door de gewone bevolking zullen worden gedragen om de winstmarges van de private sector te beschermen.

    Wat we echt nodig hebben is een volledige omvorming van het energiesysteem, wat onmogelijk is zonder de hele sector uit private handen te halen, massale overheidsinvesteringen in de ontwikkeling en uitbreiding van gratis openbaar vervoer, in wetenschappelijk onderzoek, in het vermogen om te reageren op klimaatrampen, in de opvang van vluchtelingen, in de reconversie van vervuilende bedrijven waarbij het behoud van elke arbeidsplaats is gegarandeerd … Daartoe moeten we de sleutelsectoren van de economie, en met name de financiële sector en het verzekeringswezen, in publieke handen nemen zodat de middelen vrijgemaakt worden die nodig zijn om de milieu-uitdagingen planmatig aan te pakken in het belang van de werkende klasse. 

    De gevolgen van de klimaatverandering bedreigen het voortbestaan van het kapitalistische systeem zelf. Wereldwijd zijn de directe economische verliezen als gevolg van extreme weersomstandigheden de afgelopen 20 jaar geraamd op 3 biljoen dollar en deze rekening zal blijven stijgen. Maar de sociale gevolgen zijn nog groter: steeds grotere delen van de wereldbevolking worden in ellende en onzekerheid gestort door de verergerende gevolgen van de klimaatverandering, bovenop de andere crises van het kapitalisme. In dit nieuwe “tijdperk van wanorde” zal er zich massastrijd ontwikkelen. Deze moet gewapend zijn met een perspectief van socialistische maatschappijverandering om niet in een rampzalig doodlopend straatje te belanden.

  • Ineenstorting van Evergrande: Chinees kapitalisme staat voor dilemma

    Het Chinese vastgoedbedrijf Evergrande laat de ene betalingstermijn na de andere verstrijken. Als het failliet gaat, zou dit enorme gevolgen hebben voor de Chinese economie, voor het autoritaire regime en voor het mondiale kapitalisme. ISA (International Socialist Alternative) sprak hierover met Vincent Kolo van chinaworker.info.

    ISA: De naam Evergrande is plotseling in het nieuws gekomen. Wat is Evergrande? Hoe is het zo groot geworden?

    “Evergrande is de op één na grootste projectontwikkelaar in China. Het is een enorm bedrijf dat in zijn doodsstrijd op een faillissement afstevent. Evergrande heeft zelf ongeveer 12 miljoen woningen gebouwd, wat overeenkomt met de helft van de totale woningvoorraad van het Verenigd Koninkrijk.”

    “Een deel van de crisis is dat het momenteel 1,6 miljoen onafgewerkte woningen heeft. Veel projectontwikkelaars in China gebruiken een bedrijfsmodel dat is gebaseerd op voorverkoop. Mensen kopen hun nieuwe huis voordat de eerste spade in de grond gaat. Nu zijn ze in paniek omdat ze al betaald hebben, maar als het bedrijf instort, krijgen ze hun nieuwe huizen niet.”

    “Evergrande heeft een schuld van 300 miljard dollar, evenveel als bijvoorbeeld de nationale schuld van Ierland. Eind september is het begonnen met het in gebreke stellen van zijn in dollar uitgedrukte schulden op de internationale obligatiemarkt. Maar sinds maart van dit jaar betaalt het zijn schulden binnen China niet meer. Het heeft zijn schuldeisers, zijn leveranciers, de bouwbedrijven waarmee het contracten heeft gesloten, betaald in de vorm van schuldbekentenissen ter waarde van in totaal nog eens 100 miljard dollar. Misschien zullen vele van hen nooit worden betaald.”

    “De vrees is dat het bedrijf op instorten afstevent. Als dit gebeurt en de Chinese regering geen reddingsoperatie op touw zet, kan dit leiden tot een ineenstorting van de Chinese vastgoedsector.”

    “Dit zou kunnen overslaan naar de banken, die sterk blootgesteld zijn aan de vastgoedmarkt. En dan heb je een financiële crisis in China met alle economische en politieke vertakkingen van dien.”

    Sommigen vergelijken Evergrande met Lehman Brothers – is dat een goede vergelijking?

    “Ja en neen.”

    “Het is duidelijk dat Evergrande geen investeringsbank is zoals Lehman Brothers dat was. Het Chinese financiële systeem is niet hetzelfde als dat van de VS of de Europese Unie. Het wordt gedomineerd door de banken, en de banken zijn in de meeste gevallen in handen van de staat. Het banksysteem wordt beschermd door deviezencontroles, de munt is niet vrij inwisselbaar, het wordt beschermd door kapitaalcontroles, wat betekent dat zij beter bestand zijn tegen financiële turbulentie dan de westerse kapitalisten. Betekent dit dat het systeem waterdicht is, dat er zich in China geen financiële crisis kan voordoen? Het antwoord op die vraag is ‘neen’, maar het is minder waarschijnlijk dat een crisis zich op dezelfde manier zal voordoen als in een westerse kapitalistische economie.”

    “Wanneer pro-kapitalistische commentatoren zeggen ‘dit is geen nieuwe Lehman Brothers’, hebben zij in zekere zin natuurlijk gelijk. Maar ten eerste bestaat het risico van een bankencrisis in China wel degelijk, en daarom heeft het regime van Xi ongekend strenge kapitaalcontroles opgelegd, zowel intern als naar de buitenwereld toe. Het verbod op cryptocurrencies en het hardhandige optreden tegen Ant Group [het fintechbedrijf dat eigendom is van Jack Ma’s Alibaba] vorig jaar zijn daar voorbeelden van. Zelfs transacties tussen provincies zijn nu moeilijker.”

    “Ten tweede: Lehman Brothers heeft de Grote Recessie van 2008-09 niet veroorzaakt. Maar de ineenstorting ervan was wel een keerpunt, waardoor de loop der gebeurtenissen drastisch werd versneld. De crisis, waarvan de wortels in de aard zelf van het kapitalisme lagen, was zich al aan het ontvouwen. Als de regering-Bush had ingegrepen om Lehman Brothers te redden, zou de crisis niet zijn voorkomen, maar alleen een andere vorm hebben aangenomen.”

    “Terugkomend op Evergrande: het is een symptoom van iets veel groters.”

    Tot 2008 leek het erop dat de vastgoedzeepbellen in de VS en China parallel opgeblazen werden. Na 2008 barstte de VS-zeepbel, terwijl die van China bleef groeien. Hoe komt dit?

    “2008 was het keerpunt. Sindsdien is geen van de fundamentele problemen die de wereldwijde crisis veroorzaakten opgelost. De schuldenlast is op wereldschaal geëxplodeerd, met twee historisch ongekende schuldenzeepbellen die zich ontwikkelden in de twee polen van de Koude Oorlog. In de VS hebben goedkoop krediet en nulrentetarieven de marktkapitalisatie van de aandelenmarkten doen groeien van de reeds opgeblazen 140% van het bbp vóór 2008 tot 200% vandaag.”

    “Maar de snelste explosie van alle grote economieën heeft plaatsgevonden in China, waar de aandelenmarkt een secundaire factor is. Hier is de vastgoedmarkt doorslaggevend geweest. De marktwaarde van alle vastgoed in de Chinese steden is nu gelijk aan vijf keer het BBP. Ter vergelijking: de marktwaarde van al het vastgoed in de VS was in 2020 ongeveer tweemaal zo groot als het BBP. In China is de verhouding helemaal weg.”

    “China, met een bevolking die ongeveer vier keer zo groot is als die van de VS, bouwt jaarlijks tien keer zo veel huizen. Hoewel dit goed klinkt, kunnen veel gewone mensen het zich niet veroorloven om ze te kopen. Vier van de vijf duurste steden ter wereld voor huisvesting liggen in China. De hele woningmarkt is sinds 1998 geprivatiseerd, er is heel weinig sociale huisvesting.”

    “Het percentage huizenbezitters op de vastgoedmarkt is 93%, veel hoger dan in de VS en Europa. Maar terwijl zeer velen het zich niet kunnen veroorloven een nieuw huis te kopen, speculeren de rijken, regeringsambtenaren en de meest welgestelde lagen van de middenklasse in onroerend goed. Dit leidt tot een enorm probleem van leegstaande woningen. In 2017 stond 20% van de woningen in de steden leeg. Dit is een ongelooflijk verkwistend en onproductief gebruik van kapitaal, en het regime vindt dat het moet ingrijpen om deze ontwikkeling een halt toe te roepen.”

    “Een andere factor in China is dat de bevolking wordt gesegregeerd via het hukou-systeem (woningregistratie). Dit verdeelt de bevolking in mensen die het recht hebben om in steden te wonen en mensen die geregistreerd staan om op het platteland te wonen. Hoewel China nu grotendeels verstedelijkt is, staat de meerderheid van de bevolking nog steeds te boek als plattelandsbevolking. Ook de steden zijn in niveaus ingedeeld. De meest welvarende steden – Shanghai en Beijing – bevinden zich in ‘niveau 1’. Mensen met een ‘plattelands’ hukou mogen nooit permanent in die steden verblijven.”

    Hukou-pas

    “Evergrande richt zich meer op de armere steden, die in China de ‘niveau 3’ en ‘niveau 4’ steden worden genoemd. Die worden doorgaans niet bezocht door internationale journalisten. In deze steden wonen meer gewone mensen uit de arbeidersklasse, en de vastgoedcrisis is er het sterkst voelbaar. Deels komt dit doordat kapitaal in vastgoedontwikkeling is gestoken terwijl de meeste steden in China niet meer groeien. Dit houdt verband met de bevolkingscrisis: de krimpende bevolking is een enorm probleem voor de Chinese dictatuur. Een cijfer dat de hele Evergrande-crisis in de juiste context plaatst, is dat driekwart van China’s steden in feite krimpen. Dus waarom steeds meer enorme woningbouwprojecten bouwen?”

    Hoe zie je de crisis op de vastgoedmarkt ontwikkelen?

    “De vastgoedzeepbel in China heeft zijn grenzen bereikt. Hij is aan het barsten. Hoe het proces zich zal ontvouwen is niet duidelijk, er kunnen verschillende trajecten zijn. Wat we wel met zekerheid kunnen zeggen is dat Evergrande een keerpunt vormt. De vastgoedmarkt was van cruciaal belang voor de groei van de economie, hij is goed voor 29% van het BBP in China. Nu is het waarschijnlijk dat de hele sector in een crisis wordt gestort.”

    “Evergrande is het grootste, het meest opzienbarende bedrijf in crisis, maar er zijn andere bedrijven in de vastgoedsector die in gebreke blijven bij de aflossing van hun schulden, die overbelast zijn en waarschijnlijk in de komende periode zullen instorten. De crisis is veel groter dan alleen Evergrande. Dit betekent dat de vastgoedmarkt niet langer de belangrijkste motor kan zijn voor de groei van de Chinese economie.”

    “De Koude Oorlog tussen het Amerikaanse en het Chinese imperialisme verhoogt de druk op het regime van Xi Jinping om de economie te ‘moderniseren’. Maar het internationale klimaat is totaal anders nu de deglobalisering effect begint te sorteren. China wordt op steeds meer gebieden gecontroleerd en geblokkeerd, met name door het Amerikaanse kapitalisme. Daarom heeft het Chinese regime besloten om door de zure appel te bijten en de vastgoedsector aan te pakken omdat die een enorm beslag op middelen legt.”

    “Xi Jinping heeft voor een ‘harde aanpak’ gekozen om de economie af te wenden van haar verkwistende, speculatieve afhankelijkheid van overinvesteringen en een te grote schuldenlast, en legde vorig jaar de zogenaamde drie rode lijnen op voor de vastgoedsector. Alleen ondernemingen die aan deze criteria – de verhouding tussen passiva en activa, tussen nettoschuld en eigen vermogen, en tussen liquide middelen en kortlopende leningen – voldoen krijgen nog toegang tot de kredietmarkt. Evergrande heeft alle drie de rode lijnen geschonden en kreeg hierdoor geen kapitaal meer uit normale bronnen. Het moest overschakelen op een systeem van betalingsbeloften. Meer en meer projectontwikkelaars doen nu hetzelfde als Evergrande: ze verkopen huizen nog voor ze gebouwd zijn en gebruiken dat geld om schulden af te lossen.”

    “De vraag is of de regering, naarmate dit destructieve en pijnlijke proces escaleert, vasthoudt aan de harde aanpak of deze opgeeft vanuit angst dat de vastgoedzeepbel helemaal uit de hand loopt en de hele economie meesleurt.”

    Financiële experts maken zich zorgen over de gevolgen van de ineenstorting van Evergrande voor bankiers, investeerders en dergelijke. Maar hoe zit het met gewone mensen? Zal de ineenstorting gevolgen hebben voor mensen die op zoek zijn naar een huis? Hoe zit het met degenen die direct en indirect voor Evergrande werken?

    “De meerderheid van de arbeiders in China, misschien met uitzondering van enkelingen, hebben geen toegang tot dit proces en kopen deze huizen niet. Het effect op de werkende klasse zal tegenstrijdig zijn. Als de huizenmarkt instort en de prijzen kelderen, kan dit populair zijn bij een deel van de bevolking. Voor werkenden die wel onroerend goed kochten, voornamelijk stedelijke bedienden die niet alleen hun eigen spaargeld maar ook dat van hun ouders en familieleden investeerden, zou dit echter een catastrofe zijn. Zij dreigen een negatief eigen vermogen te hebben, zoals na 2008 in de VS, Ierland, Spanje en elders gebeurde. Dat is erg gevaarlijk voor het Chinese regime: als dit begint te gebeuren, dreigt grote sociale onrust.”

    “De werknemers van Evergrande zijn voornamelijk verkopers, managers, planners en accountants, maar geen bouwvakkers. Er zijn ongeveer 160.000 personeelsleden. Die zijn zeer bezorgd en vrezen hun werk te verliezen. Het eigenlijke bouwen gebeurt door bedrijven die vaak gebruik maken van migranten met tijdelijke contracten, die tegen lage lonen en onder slechte omstandigheden werken. Eens de klus geklaard is, verliezen ze hun werk en moeten ze elders aan de slag. Als Evergrande ten onder gaat, worden drie tot vier miljoen banen bedreigd in de bouw en in de toeleveringsketens van het bedrijf. En met nog een tiental kleinere ‘Evergrandes’ die bedreigd worden, kunnen er ernstige gevolgen zijn voor de werkgelegenheid en voor de economie in het algemeen.”

    Er zou al protest hierover geweest zijn in China. Kan je daar iets meer over zeggen?

    “Er zijn nu al enkele maanden protesten, met een zeer diverse groep mensen die hun geld terug eisen. Je vindt er zowel bouwvakkers als soms bouwbazen die niet betaald zijn, dus ook hun arbeiders niet betalen. Meer dan 80.000 werknemers van Evergrande hebben het bedrijf geld ‘geleend’. Het gaat om ongeveer 15,5 miljard dollar volgens een Evergrande-manager. Het personeel werd immers zeer aantrekkelijke rentepercentages beloofd als ze het bedrijf uit de financiële problemen hielpen.”

    “Deze mensen zijn geen speculanten, van wie je zou kunnen zeggen ‘het is hun verdiende loon’. Het zijn vaak wanhopige mensen die hun job willen redden, of een beetje rente willen verdienen voor later. Zo was er een geval van een vrouw die aan kanker leed en geld wilde inzamelen voor haar behandeling.”

    “In verschillende steden hebben mensen zich voor de kantoren van het bedrijf verzameld om terugbetaling te eisen. De meesten zijn werknemers van Evergrande. In dit stadium is de woede niet gericht tegen Xi Jinping, of tegen de CCP (de zogenaamde ‘Communistische’ Partij), maar tegen Evergrande. Maar dit kan uitgroeien tot een meer algemene woede als de regering niet ingrijpt om een of andere financiële reddingsoperatie op te zetten.”

    Hoe denk je dat Xi Jinping deze crisis zal aanpakken?

    “In het openbaar zegt de regering niets. Het is ongelooflijk. De wereldwijde media staan bol van Evergrande, maar in China zelf zal je er niets over lezen. De regering probeert deze crisis echter te gebruiken om de andere vastgoedbedrijven onder druk te zetten om hun schuldenlast te verminderen. Het is echter een beetje als een Russische roulette: op welk ogenblik zal de harde aanpak gelost worden omdat er gevaar is voor de ineenstorting van de volledige vastgoedsector?”

    “Ik denk dat ze een mix van maatregelen zullen toepassen. De CCP zal officieel ontkennen dat het Evergrande redt, maar op lokaal en regionaal niveau zullen er verschillende soorten interventies en reddingsoperaties voor bepaalde entiteiten plaatsvinden om te voorkomen dat het te ver gaat en om de sociale gevolgen te beperken. Ten eerste zullen verschillende staatsbedrijven en lokale overheden voor degenen die de 1,6 miljoen onvoltooide eigendommen hebben gekocht en het risico lopen deze niet te krijgen, ingrijpen om de bouw te voltooien of belangrijke activa zoals het voetbalstadion van Guangzhou [eigendom van Evergrande net als het team, Guangzhou FC] over te nemen, zodat dit geen bron van sociale onvrede wordt. Sommige binnenlandse houders van vermogensbeheerproducten kunnen gedeeltelijk worden gecompenseerd. Maar internationale speculanten zullen wellicht aan hun lot worden overgelaten. Zij krijgen niets terug.”

    “Evergrande zelf zal naar mijn mening niet worden gered. Het plan is om daarmee de anderen een lesje te leren, om discipline en controle over de vastgoedsector te krijgen. Maar de vraag is of het regime daarin zal slagen. Het is een zeer ingewikkelde en gevaarlijke onderneming. Door zijn aard kan je een zeepbel niet controleren. Er zijn dus heel wat risico’s voor het Chinese regime over hoe dit kan aflopen.”

    Er kwam kritiek op Evergrande omdat dit bedrijf het ‘go global model’ van het Chinese kapitalisme volgt, met name razendsnelle groei gevoed door schulden. Is dit model aan het falen?

    “Het ‘glo global model’ is eerder dat van bedrijven als Huawei, dat erg actief is op de wereldmarkt. Althans tot het werd geblokkeerd door eerst Trump en dan Biden. Nu zit Huawei in de problemen. Evergrande was niet erg actief op de internationale markten, maar het is wel een model dat sterk op schulden leunt.”

    “China stevent al jaren af op een Japans scenario. Een op schulden gebaseerde vastgoedzeepbel stortte daar in 1989 in. In die tijd was het onroerend goed rond het keizerlijk paleis in Tokio meer waard dan de hele staat Californië – althans, dat werd beweerd. Die zeepbel barstte en het Japanse kapitalisme heeft zich nooit echt hersteld. Het leed twee decennia onder stagnatie en de economie was vorig jaar even groot als in 1995. Dit zou nu het toekomstperspectief voor de Chinese economie kunnen zijn. Natuurlijk zal het niet precies hetzelfde zijn. Het zou bovendien erger zijn voor de bevolking, aangezien Japan een steviger sociale welvaart kende dan China vandaag.”

    “Door de hukou zijn de plattelandsbewoners uitgesloten van werkloosheidsuitkeringen, terwijl slechts een deel van de stadsbevolking enige vorm van steun geniet. De overgrote meerderheid van de bevolking is volledig onverzekerd. Het soort crisis zoals in Japan of in het Westerse kapitalisme in 2008, zal zich niet voordoen. In plaats daarvan zal elke crisis in de Chinese context, met een levensstandaard die zo laag is en zonder enig sociaal vangnet, langduriger zijn. Dit is een perspectief voor revolutionaire onrust die zich in China ontwikkelt.”

    Internationaal zijn er linkse organisaties die beweren dat het CCP-regime de crisis kan beheersen vanwege zijn superieure systeem van staatscontrole. Ben je het daarmee eens?

    “Het systeem werkt anders, maar is onderworpen aan de economische wetmatigheden. Het Chinese regime heeft de crisis die de rest van de wereld in 2008 trof juist vermeden door bedrijven als Evergrande aan te moedigen. Het liet enorme hoeveelheden krediet naar de vastgoedmarkt stromen, waardoor de vraag naar alle grondstoffen door de bouwhausse toenam en de economie op schuldbasis werd aangedreven. Op die manier zeilde China schijnbaar door de crisis en nam het economieën als Australië mee. Maar het deed dit door zijn groeimodel volledig om te gooien.”

    “Nu betaalt het de prijs. Dat Xi Jinping zich in deze situatie bevindt en bereid is deze risico’s te nemen, toont aan hoe wanhopig de situatie is. Die delen van links die illusies koesteren in het CCP-regime, en denken dat het een crisis kan vermijden, maken een fundamentele inschattingsfout. De enige andere optie die de CCP heeft, is de kredietkraan weer open te draaien en de zeepbel nog verder op te blazen, om in een later stadium te barsten. Zelfs met dit geleide kapitalisme kunnen ze een crisis niet oneindig vermijden, uiteindelijk zullen de tegenstellingen zich weerspiegelen.”

    Welk besluit er ook wordt genomen over Evergrande, hoe zal dit de verklaarde belofte van de CCP beïnvloeden om ‘gemeenschappelijke welvaart’ te bevorderen?

    “De belangrijkste slogan van de Chinese Communistische Partij, die van ‘gemeenschappelijke welvaart’, is een lege slogan die helemaal niets met socialisme te maken heeft. Als je 100 jaar teruggaat, was ‘gemeenschappelijke welvaart’ de slogan van Sun Yat-sen’s Kwomintang. Het is vaag, het is leeg. Maar de regering voelt de explosieve druk in de samenleving door de welvaartskloof, en de CCP is daar verantwoordelijk voor. Haar aanvallen op de particuliere kapitalistische sector zullen zich niet vanzelf vertalen in betere lonen en voorwaarden voor de werknemers, vooral niet onder een dictatuur die de vakbonden verbiedt.”

    “Het is verbazingwekkend dat sommige delen van links denken dat het Chinese regime socialistisch is, dat deze enorme, particuliere, speculatieve, kapitalistische sector [de onroerendgoedmarkt] die goed is voor 29% van het BBP kon ontwikkelen en de CCP toch op de een of andere manier niet verantwoordelijk was.”

    “De eigenaar en voorzitter van Evergrande, Xu Jiayin, is al 35 jaar lid van de Communistische Partij. Hij is lid van het Politiek Raadgevend Comité van het Chinese Volk (CPPCC), het tweelingorgaan van het zogenaamde parlement, het Nationale Volkscongres. In 2012, het jaar dat Xi Jinping tot ‘opperste leider’ werd benoemd, woonde Xu Jiayin een zitting van het CPPCC bij met een peperdure gouden Hermes-riem. Dit werd het onderwerp van de dag op de sociale media. Hij is twee keer de rijkste man van China geweest. Zijn hele zakelijke carrière is verweven geweest met de elite van de CCP.”

    “Veel van Evergrande’s contracten zijn gefinancierd door lokale overheden, die de helft van hun inkomsten halen uit de verkoop van grond. De verkoop van de meest lucratieve grond heeft gezorgd voor corrupte inkomsten voor de CCP-elites in het hele land. Als de zeepbel uiteenspat, zullen de golven door de hele lokale overheid gaan. Zij voelen nu al de druk van de scherpe daling van de grondverkoop.”

    “Xu Jiayin zelf zal vrijwel zeker geen miljardair meer zijn, hij zou wel eens in de gevangenis kunnen belanden door wat er nu naar buiten komt over Evergrande. Wat de bazen van Evergrande hebben gedaan is huiveringwekkend: ze hebben een gigantisch Ponzi-project opgezet, gebaseerd op het bedriegen van mensen om de fraude in stand te houden. Autoritaire kapitalistische regimes zoals dat van Xi Jinping kunnen van tijd tot tijd een voorbeeld stellen, zakenlieden vervolgen en zelfs doodschieten, maar dat verandert niets aan de kapitalistische basis van de economie.”

    De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken heeft Beijing opgeroepen om ‘verantwoordelijk te handelen’ omtrent Evergrande, waarschijnlijk vanwege berichten dat een eventuele redding door de Chinese regering prioriteit zal geven aan binnenlandse belangen boven die van buitenlandse aandeelhouders. Hoe zal dit doorwerken in de zich ontwikkelende spanningen tussen China en de VS?

    “Het probleem van Evergrande is niet alleen een probleem van China. Als Evergrande een keerpunt wordt, het begin van een algemene crisis in de Chinese vastgoedsector, zal dat wereldwijde gevolgen hebben. Blinken probeert druk uit te oefenen op het Chinese regime om de belangen te beschermen van de hedgefondsen en speculanten op Wall Street die deze junk bonds hebben gekocht.”

    “Overigens kopen westerse banken zoals de Britse HSBC en de Zwitserse UBS ze nog steeds, ook al zijn ze waardeloos, omdat ze gokken dat er nog een uitbetaling mogelijk is. Ik denk dat het Chinese regime er korte metten mee zal maken. Haar prioriteit is het voorkomen van binnenlandse onrust.”

    “Maar dit is een probleem voor de VS. Het is interessant dat sommige internationale pro-kapitalistische analisten een andere toon aanslaan. Sinds het begin van de huidige Koude Oorlog lag de nadruk op ‘China wordt te machtig’, ‘China is een bedreiging omdat het zo sterk is’. Nu verschijnen er steeds meer artikelen waarin wordt gesteld dat ‘China misschien zwakker is dan we dachten’. China kan een bedreiging vormen, niet omdat het ‘de VS aan het inhalen is’, maar omdat zijn economie in een ernstige crisis terechtkomt. Dat zal gevolgen hebben voor het hele mondiale kapitalisme.”

    “Sinds de Grote Recessie van 2008 is China goed voor ongeveer 28% van de wereldwijde groei. Iedereen weet dat steenkool uit Australië en ijzererts uit Brazilië, de grondstoffen uit Afrika en Latijns-Amerika, tegen hoge prijzen op de Chinese markt werden gezogen, juist omdat bedrijven als Evergrande al die huizen bouwden. China’s aandeel in de wereldwijde bouwsector is momenteel 32%.”

    “In 2020 stelden Kenneth Rogoff van Harvard en Yuanchen Yang van de Tsinghua Universiteit dat ‘een daling van de vastgoedactiviteit met 20 procent kan leiden tot een daling van het BBP met 5 tot 10 procent, zelfs zonder versterking door een bankencrisis, of zonder rekening te houden met het belang van vastgoed als onderpand’. Het scenario dat zij schetsen is niet vreemd. In augustus van dit jaar daalde de verkoop van woningen met 20% op jaarbasis. In september was dat opgelopen tot 30%. Als die markt op deze manier blijft instorten, zal dit zich vertalen in ernstige problemen, niet alleen voor China maar voor de hele wereldeconomie, niet in het minst door de vrees voor een scherpe daling van de metaalprijzen.”

    “Het punt met betrekking tot de VS is dat zij zich hebben voorbereid op deze langdurige Koude Oorlog op basis van het feit dat China hen uitdaagt, maar zij zouden te maken kunnen krijgen met een ander scenario, namelijk het beperken van de schade van een China dat zich in een diepe crisis bevindt.”

    Hoe zouden socialisten met deze situatie omgaan?

    “Wat zou een echt socialistisch beleid zijn? De CCP is geen socialistische partij, maar een kapitalistische, autoritaire partij van miljardairs als Xu Jiayin of ook Xi Jinping en zijn familie, die extreem rijk zijn. Als zij een socialistisch beleid voeren, zouden zij hun eigen omverwerping bewerkstelligen.”

    “Een socialistisch beleid zou betekenen dat de vastgoedbedrijven in China genationaliseerd worden – sommige zijn al in handen van de staat, andere, zoals Evergrande, zijn privé. Maar nationalisatie vereist democratische planning door de werknemers, door vertegenwoordigers van de bewoners, en door vakbonden, die in China niet bestaan. Publiek eigendom en democratische planning zijn de sleutel.”

    “Als een vijfde van de stadsappartementen leeg staat, dan zou een arbeidersregering ze in beslag nemen, en alleen compensatie betalen in die zeldzame gevallen waarin een individu kan bewijzen dat hij of zij echt in financiële nood verkeert. Dit zou betekenen dat miljoenen wooneenheden onmiddellijk beschikbaar komen voor sociale huisvesting, en verhuur tegen lage prijzen in plaats van verkoop. Het zou een totale vernieuwing van de woningmarkt richting sociale huurwoningen mogelijk maken, in plaats van gericht te zijn op exclusieve en dure koopflats.”

    “Hoewel de onroerend-goedsector een cruciaal onderdeel is van de Chinese economie, is het natuurlijk niet mogelijk om deze sector op zichzelf te plannen. Daarvoor is een socialistische transformatie van de economie in ruimere zin nodig, met inbegrip van het financiële stelsel. Op die manier kunnen alle schulden worden kwijtgescholden en de middelen worden gebruikt om in de behoeften van de gewone mensen te voorzien.”

    “Een belangrijke maatregel zou de afschaffing van het hukou-systeem zijn. Als het morgen wordt afgeschaft, zouden de lokale overheden in China niet over de nodige sociale infrastructuur beschikken om dit aan te kunnen. De meerderheid van de arbeiders in de grote steden woont in een plattelandswoning. Aangezien zij geen eigen huis kunnen bezitten, wonen er vaak twee of drie gezinnen in smerige, krappe kamers. De stadsbesturen beschikken niet over de middelen om de nodige gezondheidszorg, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen te verstrekken. Om de hukou af te schaffen is dus een volledige, revolutionaire herziening van het hele financiële systeem van de overheid nodig.”

    “Al deze kwesties zijn met elkaar verbonden. Er zijn geen vakbonden in China, dus hoe kunnen de mechanismen voor planning worden ontwikkeld, zodat alle problemen die nu ontstaan, worden vermeden. De enige manier om dit te doen is alle economische besluitvorming onder de democratische controle van de arbeidersklasse te brengen, en dat betekent zelforganisatie van arbeiders in democratische partijen, arbeidersorganisaties en, bovenal, vakbonden. Dit alles vereist een revolutionaire strijd, met andere woorden een revolutionair programma, voor volledige en onmiddellijke democratische rechten en de omverwerping van de dictatuur.”

  • Hoe verandering bekomen? De rol van klassenstrijd

    De generatie van vandaag groeit op in een situatie van crisis. Als ze volwassen worden, wachten hen uitzichtloze banen, torenhoge schulden en een escalerende klimaatramp. Na 18 maanden isolatie is de Covid-19 pandemie nog steeds niet verdwenen. Miljoenen mensen vragen zich ongetwijfeld af of het wel mogelijk is om een betere toekomst af te dwingen. Het antwoord op die vraag is een ondubbelzinnig ja. Maar we moeten er dan wel voor vechten.

    Dossier door Grace Fors (Socialist Alternative, VS)

    Hoe zijn we hier gekomen?

    Onder het kapitalisme is de maatschappij verdeeld in twee grote klassen: de kapitalistische heersende klasse en de arbeidersklasse. De eerstgenoemde, bestaande uit de bazen, CEO’s, leidinggevenden en de ultra-rijken, zijn uitsluitend bezig met het maximaliseren van de winst. Hun zorgen gaan over hoe de kosten te drukken, waar naar olie te boren, voor welke wetten te lobbyen die het gunstigst zullen zijn voor hun belangen, en in wezen, waar kapitaal te investeren om het hoogste rendement te krijgen.

    Aan de andere kant staat de arbeidersklasse, die de maatschappij draaiende houdt, het legioen mensen dat overleeft van een loon uit arbeid. De vragen waarmee wij worstelen zijn heel anders. Hoe kan ik deze maand mijn rekeningen betalen? Wat doe ik als mijn huur omhoog gaat, of als ik met mijn kind naar de dokter moet? Moet ik een tweede job nemen om eten op tafel te krijgen?

    De relatie tussen de arbeidersklasse en de heersende klasse onder het kapitalisme is er één van cynische wederzijdse afhankelijkheid. Om goederen en diensten te produceren, hebben kapitalisten arbeiders nodig. Willen zij echter winst maken, dan moeten zij lagere lonen betalen dan de waarde die de arbeider produceert. Ondertussen moeten mensen uit de arbeidersklasse werken voor een loon om zich behoeften als voedsel en onderdak te kunnen veroorloven. Die behoeften raken alleen maar verder buiten bereik naarmate de kapitalisten, grote bedrijven, banken en huisbazen ernaar streven de prijzen te verhogen van de dingen die we nodig hebben om te overleven (terwijl ze ons allemaal minder betalen).

    Deze spanning tussen arbeider en baas die het dagelijks leven van gewone mensen kleurt, wordt vervolgens gekoppeld aan de talrijke gevolgen van de kapitalistische heerschappij in de samenleving: door fossiele brandstoffen veroorzaakte klimaatcatastrofen, onderdrukking en economische crises. Op deze manier is niet alleen de relatie tussen arbeider en baas uitbuitend, maar ook die tussen het kapitalisme en de hele maatschappij in bredere zin.

    Volgens de theorie van Marx en Engels over historisch materialisme zijn klassenverschillen tussen onderdrukkers en onderdrukten in de loop van de geschiedenis voortgekomen uit economische verhoudingen. Overal waar klassen tegenover elkaar stonden, zijn zij met elkaar in botsing gekomen, en deze botsingen zijn de motor van historische ontwikkelingen. Op bepaalde momenten bereiken de ononderbroken gevechten tussen de klassen hun breekpunt. Een fundamentele verandering van sociale, politieke en economische verhoudingen wordt alleen mogelijk gemaakt door revolutie.

    “De geschiedenis van alle tot nu toe bestaande samenlevingen is de geschiedenis van klassenstrijd.” (Marx in Het Communistisch Manifest)

    Klassenstrijd is al aan de orde van de dag sinds het begin van het kapitalisme. Het is een onontkoombare realiteit. De heersende klasse voert elke dag een klassenstrijd om de controle over het functioneren van de maatschappij te behouden. De arbeidersklasse kan echter ook een strijd voeren in haar eigen belang. Sterker nog, de arbeidersklasse die terugvecht als een verenigde klasse is de enige beproefde methode om overwinningen te behalen.

    Vanaf de jaren 1830 streden slavenopstanden tegen de eigenaars van de plantages, waarmee de basis werd gelegd voor de vastberaden strijd tegen kapitalisme en racisme die nu, bijna twee eeuwen later, nog steeds wordt gevoerd. In de textielfabrieken van New England begonnen tienermeisjes die in de fabrieken met gevaarlijke machines werkten, stakingsacties te voeren tegen onveilige omstandigheden en tegen loonsverlagingen. Deze stakingen resulteerden in de eerste voorlopers van de moderne vakbonden.

    Gedurende de ontwikkeling van het industrieel kapitalisme in de VS bereikte strijd zoals deze enorme hoogtepunten. In de jaren 1880 voerde een machtige arbeidersbeweging de strijd voor de 8-urige werkdag en het weekend, door middel van gedurfde stakingsacties en massale opstanden. In sommige gevallen namen ze hele steden over. In de jaren dertig leidde de Communistische Partij een succesvolle strijd voor werkloosheidsuitkeringen en tegen uithuiszettingen. Een enorme golf van groeiende vakbonden, massale stakingen en campagnes dwongen de goedkeuring af van belangrijke New Deal-bepalingen zoals de National Labor Relations Act en de sociale zekerheid.

    In 1934 hielden vrachtwagenchauffeurs uit Minneapolis bij Teamsters Local 574, geleid door socialisten, een massale staking die uitgroeide tot een hevige klassenstrijd. Vrachtwagenchauffeurs en socialistische leiders mobiliseerden alle arbeiders en de hele gemeenschap in de strijd. Na drie maanden van opbouw van de beweging wonnen ze het recht van de vakbond om alle arbeiders in de industrie te vertegenwoordigen, versloegen ze de status quo in Minneapolis, en brachten ze organisatie in de vervoersector in het hele land op gang. In de volgende vijf jaar vervijfvoudigde het aantal Teamster-leden in het hele land. Bovendien was deze staking in 1934 één van de monumentale doorbraken in de jaren 1930 die een nieuwe militante arbeidersbeweging na de depressie inluidden, eenvoudigweg door de rest van de wereld te laten zien wat mogelijk was door klassenstrijd.

    Er zijn natuurlijk ook recente voorbeelden van wat de strijd van de arbeidersklasse kan winnen. In februari 2018 legden duizenden leraren en personeelsleden van het onderwijs in West Virginia het werk neer. Tegen het advies van de wet en zelfs van hun vakbondsleiding in, waren de leerkrachten ervan overtuigd dat ze het schoolsysteem in de hele staat konden stilleggen. Protesten van duizenden leraren, ouders, studenten en leden van de gemeenschap overspoelden het stadion van de hoofdstad. Het protest ging door tot de inwilliging van de eisen. Dat gebeurde uiteindelijk: de Republikeinse regering moest een loonsverhoging van 5% toekennen aan al het personeel van de publieke sector. De kracht van de arbeidersklasse zit in vastberaden collectieve actie.

    “Als de arbeiders georganiseerd zijn, hoeven ze hun handen maar in hun zakken te steken om de kapitalisten angst aan te jagen.” (Big Bill’ Haywood, Industrial Workers of the World).

    Strijd van de werkende klasse loont. Het is de sleutel tot het behalen van overwinningen voor de overgrote meerderheid van de samenleving, en zoals Marx aangaf, is het de motor van de historische vooruitgang. Om te voorzien in onze basisbehoeften, maar ook om sociale bevrijding en klimaatrechtvaardigheid te bekomen, is er nood aan organisatie en strijd.

    Behoort klassenstrijd tot het verleden?

    Het is soms moeilijk voor te stellen dat de harde klassenstrijd uit het verleden – met massabijeenkomsten met duizenden mensen, militante stakersposten, algemene stakingen – in de context van vandaag kan plaatsvinden. De reden hiervoor is opzettelijk.

    Toen de kapitalistische klasse aan het eind van de jaren zeventig begon over te stappen op het neoliberalisme, begon een lange en intense periode van oorlogvoering tegen arbeiders en onze organisaties. Dit hielp de heersende klasse niet alleen de winstgevendheid van haar in verval verkerende systeem te herstellen, maar verborg ook de geschiedenis van de strijd van de arbeidersklasse. Als die geschiedenis nieuw leven ingeblazen wordt, is het een bedreiging voor de kapitalistische klasse.

    Deze ‘klassenstrijd van bovenaf’ was succesvol en de gevolgen ervan zijn vandaag nog steeds voelbaar. De financiële crisis van 2008-2009 schudde de grondvesten van de neoliberale wereldorde door elkaar. Plotseling deed de wil van de arbeidersklasse zich weer gelden. De redding van Wall Street leidde tot de beweging Occupy Wall Street. De harde besparingen in de publieke sector van de republikeinse gouverneur van Wisconsin, Scott Walker, leidden tot een maandenlange opstand en bezetting van het Capitool van de staat in de slag om Wisconsin. Wereldwijd deden opstanden en revoluties de heersende klasse opschrikken. Hoewel deze bewegingen niet de revolutionaire overwinningen hebben opgeleverd die we nodig hebben, waren ze voorlopers van doorbraken zoals de verkiezing van Kshama Sawant in 2013, de campagnes van Bernie Sanders in 2016 en 2020, de #RedforEd lerarenstakingen, en de groei van socialistische organisaties zoals de Democratic Socialists of America. Nu heeft de ervaring van de pandemie voor velen de illusie dat het kapitalisme een levensvatbaar systeem is, definitief aan diggelen geslagen.

    Meer en meer wordt de diepe onderliggende crisis van het politieke establishment zichtbaar. Miljoenen mensen zien hoe het economisch systeem in elkaar zit. Na een lange periode van terugtocht staan de werkende mensen op het punt terug te keren op het toneel. Het grootste obstakel voor de ontwikkeling van een echte strijd is echter de historisch lage organisatiegraad van de arbeidersklasse. Om overwinningen te boeken, is er nood aan een strijdbare arbeidersbeweging en een partij van de werkende klasse die los staat van de controle van het bedrijfsleven.

    Om iets te winnen is klassenstrijd nodig

    Op dit moment staat er enorm veel op het spel voor de mensheid. Het IPCC waarschuwt dat de aarde 1,1°C is opgewarmd sinds de industriële revolutie. Zelfs de stoutmoedigste voorstellen van de Democraten komen bij lange na niet in de buurt van wat nodig is om de klimaatspiraal te keren. Onze ambities beperken tot wat het politieke establishment, met zijn twee partijen van het grootkapitaal, aanvaardbaar vindt, is een nonstarter.

    Er is geen weg naar 100% hernieuwbare energie zonder arbeiders en jongeren als drijvende kracht. Dit moet ook werknemers in vervuilende industrieën omvatten. Zolang deze arbeiders de bron zijn van de winsten van fossiele brandstoffen, zou een sterke arbeidersbeweging georganiseerd rond een gemeenschappelijke strategie voor duurzame banen en een rechtvaardige groene transitie, die de krachten bundelt met de klimaatjongeren, niet te stoppen zijn tegen de dreiging van de fossiele brandstoffensector.

    Er is een sterk historisch precedent voor het optreden van de arbeidersklasse voor de planeet. Zo waren er begin 20e eeuw in de VS ‘antirook kruistochten’, vaak geleid door gewone moeders, die naar vervuilende fabrieken trokken. De United Steelworkers namen het op tegen Carnegie Steel in de nasleep van de dodelijke Donora Smog van 1948 waarbij tientallen doden vielen. De georganiseerde arbeiders waren een belangrijke factor om milieubeschermingswetten af te dwingen in de jaren zestig en zeventig. Op hun krachtigst heeft de arbeidersbeweging de strijd voor het milieu steeds opgenomen.

    We moeten ons organiseren, in vakbonden om te strijden op onze werkplekken, en in een eigen politieke partij om als werkende mensen te strijden tegen de kapitalistische klasse als geheel. Dit is de enige oplossing voor de klimaatcrisis, en hetzelfde geldt voor al het andere dat we ooit hopen te winnen.

    De kapitalistische klasse is niet van plan om buiten haar eigen belangen te handelen. Ze zijn niet geneigd om hun omgekochte politici belastingen te laten heffen op hun winsten. Snijden in politiebudgetten om gemeenschapsdiensten te financieren zou de instelling raken die ze nodig hebben om hun eigendom te beschermen, stakingen te breken en protestacties te brutaliseren. Zij zullen geen gegarandeerde huisvesting, gezondheidszorg en leefbare lonen dulden, omdat de financiële strijd van de werkende mensen de voornaamste manier van de bazen is om ons in laagbetaalde, uitbuitende jobs te dwingen.

    We hebben maar twee opties: we kunnen de maatschappij in hun handen laten, of we kunnen de inherente kracht van onze klasse gebruiken om te grijpen wat rechtmatig van ons is.

    De geschiedenis leert ons dat de enige rechten die we als arbeiders hebben niet die zijn welke door de staat of de grondwet worden toegekend, maar die welke arbeiders en massabewegingen voor zichzelf hebben afgedwongen door strijd.

    Deze wereld is niet van ons, maar zou het wel kunnen zijn

    Het niveau van rijkdom dat door de rijken wordt opgepot is historisch, en het kapitalistische systeem faalt volledig om een antwoord te bieden op de existentiële crises waar we vandaag mee te maken hebben – of het nu gaat om economische crisis, een dodelijke pandemie, of een verergerende klimaatramp veroorzaakt door de fossiele brandstofindustrie.

    Het is begrijpelijk dat velen vandaag weinig vertrouwen hebben in wat een massabeweging zou kunnen bereiken, maar deze stemming staat ver van de realiteit.

    We kunnen naar de acties van de kapitalisten zelf kijken om te zien hoe groot de dreiging is als de werkende klasse zich organiseert. Waarom geven kapitalisten miljoenen uit om stakingen de kop in te drukken? Waarom investeert Amazon in het ontwikkelen van heat maps om te traceren waar haar personeel wel eens zou samenkomen om een vakbond op te richten? Waarom geven ze miljoenen aan verkiezingscampagnes zodat bedrijfsvriendelijke politici worden gekozen? Als burgerlijke commentatoren in de Financial Times en zelfs de Washington Post, die eigendom is van Bezos, plots pleiten voor een meer “rechtvaardige verdeling” is dit enkel omdat ze het overleven van hun systeem verdedigen.

    Werkende mensen kunnen hun rol in het creëren van alle winst gebruiken om toegevingen af te dwingen van de bazen. Zelfs zonder revolutionaire verandering, kan er veel gewonnen worden. Als arbeiders in de zorg staken voor Medicare for All en gesteund worden door massademonstraties en directe actie, zouden we het op de agenda kunnen zetten. Als jonge klimaatstakers de handen ineenslaan met arbeiders in vervuilende industrieën om groene banen te eisen, kunnen we zinvolle klimaatbescherming afdwingen. De belangrijkste reden waarom dit nu nog niet gebeurt, is het gebrek aan militante leiding van de werkende klasse. Socialisten vechten keihard om daar verandering in te brengen.

    Zolang het kapitalisme bestaat, beschikte de rijke elite over een sterke krachtsverhouding om de werkenden en de armen aan te pakken. Onze bewegingen zullen op allerhande obstakels botsen die door de heersende elite worden opgeworpen. Zij zullen blijven proberen om onze bewegingen te verdelen, te onderdrukken of te recupereren. Ze doen dit omwille van de existentiële bedreiging die ervan uitgaat voor de heerschappij van de miljardairs. Een socialistische strategie is dan ook nodig om niet alleen stappen vooruit te zetten in de strijd tegen de bazen, maar om uiteindelijk het volledige systeem omver te werpen en te vervangen.

    De arbeidersklasse van Seattle bestuurde de stad vijf dagen lang tijdens de algemene staking van 1919, en zag en voelde even wat het zou betekenen voor werkende mensen om de samenleving echt te besturen. De inspiratie hiervoor kwam van de Russische Revolutie van 1917, die aantoonde hoe revolutionaire ideeën de klassenstrijd tot onvoorstelbare hoogten kunnen verheffen.

    De rol van socialisten in de klassenstrijd in bredere zin is om deze steeds dichter bij revolutionaire conclusies te brengen. Dit betekent niet alleen strijden voor de meest fundamentele eisen van de beweging, maar deze eisen verbreden en proberen de breedste lagen van de arbeidersklasse in de strijd te betrekken. Het betekent ook glasheldere lessen trekken uit vroegere overwinningen en nederlagen in de arbeidersbeweging.

    De gevechten uit het verleden, zelfs wanneer zij werden verslagen of hun overwinningen werden teruggedraaid, waren niet voor niets. Er zijn lessen die, als ze vandaag worden toegepast, de weg voorwaarts helpen tonen. Eén overwinning kan een brede echo vinden en een bron van latent potentieel ontketenen. Inzicht hierin is de sleutel tot het overwinnen van de zeer reële angst dat het gewoon niet beter kan worden.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop