Category: Dossier

  • Socialisten en de onafhankelijkheid van Oekraïne. Deel 3 (slot)

    Oorlog in Donbas

    De recente gebeurtenissen in Oekraïne tonen eens te meer aan dat de arbeidersbeweging internationaal een duidelijk programma moet hebben om het recht op zelfbeschikking te waarborgen. We publiceren een uitgebreid dossier over de nationale kwestie in Oekraïne door Walter Chambers van International Socialist Alternative. In het laatste deel kijken we naar de achtergrond van de nasleep van Euromaidan, de recente gebeurtenissen en tot slot een socialistisch standpunt.

     

    Een staatsgreep?

    Na de vlucht van Janoekovitsj werd een “interim-regering” gevormd – een coalitie tussen het rechtse Volksfront, de pro-Europese neoliberalen van Batkivsjtsjna en de extreemrechtse partij Svoboda (Vrijheid). Deze laatste bekleedde de posten van vice-premier voor humanitaire zaken, minister van Ecologie, minister van Landbouw en, gedurende één maand, minister van Defensie. Het duurde minder dan zes maanden omdat, in de woorden van premier Jatsenjoek, de leden niet gezien wilden worden “als besparingspolitici en daarmee politieke belangen boven het lot van het land hadden gesteld.” Bij de daaropvolgende verkiezingen in oktober 2014 haalden de extreemrechtse partijen Svoboda en Rechtse Sector respectievelijk 4,7% en 1,8%.

    Het Kremlin beschrijft wat er gebeurde als een staatsgreep, georkestreerd door het VS-imperialisme. We mogen niet anders verwachten van deze rechtse autoritairen, die denken dat zij het door God gegeven (uiteraard Russisch orthodox) recht hebben om te dicteren hoe landen als Oekraïne leven. We verwachten niet anders te horen van de Russische chauvinistische ‘Communistische’ Partij. Maar in de afgelopen periode hebben organisaties die beweren ‘marxistisch’ te zijn, deze uitleg overgenomen. Zo lazen we: “De staatsgreep vond plaats op 22 februari 2014” (In Defence of Marxism website) of nog: “Sinds een bloedige staatsgreep een pro-westers regime aan de macht bracht in 2014” (Socialistworld website). Door mee te stappen in het Russische narratief kiezen deze groepen eigenlijk kant in de strijd tussen imperialistische blokken.

    Het resultaat van EuroMaidan opende echter nog meer problemen. Net zoals het imperialisme was tussengekomen in de EuroMaidan protesten [net zoals de imperialistische machten altijd probeerden in te grijpen in revolutionaire opstanden, niet in het minst tijdens de Russische revolutie zelf], probeerde ook het Russische imperialisme te redden wat het kon uit de nederlaag van hun Janoekovitsj.

    De annexatie van de Krim

    De eerste stappen werden gezet op de Krim. Velen rechtvaardigen de overdracht van de controle aan Rusland met het argument dat dit van oudsher een Russische regio was. Dit is historisch niet juist en het is evenmin een marxistische benadering. De Krim was historisch gezien een deel van het Ottomaanse Rijk. De Russische bevolking werd pas in 1944 een meerderheid, toen Stalin en masse meer dan 200.000 Tataren deporteerde, en minstens 50.000 anderen, waaronder Bulgaren, Grieken en Armeniërs. Na de dood van Stalin droeg zijn opvolger Nikita Chroesjtsjov de Krim over van de Russische Sovjet Federatie naar de Oekraïense. De overdracht rechtvaardigen met een verwijzing naar de “historische traditie” is het aanvaarden van de stalinistische, ondialectische, definitie van een natie, waarbij een natie wordt voorgesteld als “een historisch gevormde stabiele gemeenschap van mensen, op basis van een gemeenschappelijke taal, grondgebied, economisch leven en psychologische samenstelling, gemanifesteerd in een gemeenschappelijke cultuur.”

    Wij zijn het eens met Lenins benadering die een natie niet zag als een starre historische entiteit, maar als iets wat zich kan ontwikkelen in de loop van de tijd, door gebeurtenissen … Zonder dergelijk inzicht is het bijvoorbeeld niet mogelijk om de kwestie Israël-Palestina te benaderen.

    Pas na 1989, toen Gorbatsjov het regime begon te liberaliseren, konden veel Tataren naar hun vroegere vaderland terugkeren. Toen Oekraïne in 1991 onafhankelijk werd, had de Krim in Oekraïne een speciale status als ‘Autonome Regio’. In 2014 bestond de meerderheid van de Krimbevolking (68%) uit etnische Russen, de rest was hoofdzakelijk Oekraïens en Tataars. Hoewel een deel van de jonge Krimbevolking in Oekraïne werd geassimileerd, de taal leerde enzovoort, gebruikten bijna alle Krimbewoners in het dagelijks leven de Russische taal.

    Toen tijdens de eerste dagen van de nieuwe post-Euromaidan regering werd voorgesteld om de wet van 2012 in te trekken en zo de status van de Russische taal te degraderen, werden veel Krimbewoners ongerust. Hun bezorgdheid werd niet zozeer gevoed door de vrees voor het neoliberale beleid van de nieuwe regering, maar omdat zij bang waren voor discriminatie van hun taal en nationale rechten.

    President Poetin onthulde later dat hij in de nacht waarin Janoekovitsj zijn nederlaag aanvaardde en Oekraïne ontvluchtte, 22-23 februari 2014, een vergadering van de Russische Veiligheidsraad had voorgezeten en had aangekondigd dat “we moeten beginnen te werken aan de teruggave van de Krim aan Rusland.” Tot dan toe was de grootste betoging op de Krim pro-EuroMaidan geweest, voornamelijk door Krim-Tataren. Op 26 februari werd een pro-Russische betoging voor het parlement van de Krim in aantal overtroffen door de betoging die door de Tataarse gemeenschap werd georganiseerd. De toenmalige Krimpremier Anatolii Mohyliov de nieuwe regering in Kiev erkende en beloofde dat zijn regering eventuele nieuwe wetten zou uitvoeren, eisten de betogers nieuwe verkiezingen.

    In Sebastopol was zich echter een ander proces aan het ontwikkelen. Hoewel het toen een Oekraïense stad was, had de Russische Zwarte Zeevloot er zijn hoofdkwartier. Naast de tienduizenden Russische marinemensen waren nog veel meer mensen in de stad voor hun werk afhankelijk van de vloot. Er ontstonden betogingen tegen de regering in Kiev met een sterke betrokkenheid van pro-Russische krachten. Sprekers spraken over de “fascistische regering” in Kiev en richtten “verdedigingseenheden” op.

    In de hoofdstad Simferopol werd op 27 februari het parlement binnengevallen door gewapende soldaten zonder insignes, Mohyliov werd uit zijn ambt ontheven en een nieuwe premier werd verkozen door de parlementairen die door soldaten bedreigd werden. De nieuwe premier was Sergej Aksjonov, een radicale pro-Russische zakenman die, naar verluidt, aan het hoofd stond van de maffia op het schiereiland en zijn eigen paramilitaire troepenmacht had opgebouwd om zijn zakelijke belangen te bewaken. Of de soldaten nu, zoals algemeen wordt aangenomen, ‘ontkenbare elementen’ waren onder leiding van het Kremlin, of leden van de strijdkrachten van Aksjonov maakt weinig verschil: deze regeringswisseling opende de weg naar het referendum dat iets meer dan twee weken later werd gehouden en waarin de Krim een eenvoudige keuze werd geboden: aansluiting bij Rusland.

    Socialistisch Alternatief, ISA in Rusland, nam op dat moment een zeer duidelijk standpunt in. Wij waren volledig gekant tegen de pogingen van de nieuwe regering in Kiev om de taal- en nationale rechten in te perken en haar neoliberale beleid voort te zetten. Maar we waarschuwden ook dat het recht op zelfbeschikking alleen kan volgen op een echt democratisch en open proces, zonder pogingen om de rechten van nationale minderheden te beperken.

    Uit opiniepeilingen van februari 2014 bleek nog steeds dat slechts een minderheid van de Krimbevolking voorstander was van hereniging met Rusland, maar als marxisten begrijpen wij dat het bewustzijn snel kan veranderen naarmate de gebeurtenissen zich voordoen. Het lijdt geen twijfel dat veel Krimbewoners tegen de tijd van het referendum hun mening hadden bijgesteld.

    Dit was echter geen democratisch referendum. Het was een twee weken durende campagne waarin de mogelijkheid om voor de status quo te stemmen ontbrak, de onderdrukking van elke vorm van oppositiecampagne wijdverbreid was met maatregelen tegen elke tegenstander en, het meest dramatisch, een ongelooflijk eenzijdige campagne die werd gedomineerd door beweringen van het Kremlin dat Oekraïne een naziregime was geworden. Dit was een voorbeeld van de ondemocratische verkiezingen die de norm zijn in Poetins Rusland. Het Kremlin beweerde dat bij een opkomst van 83% maar liefst 97% voor aansluiting bij Rusland had gestemd. De werkelijke situatie bleek later toen een intern verslag per ongeluk op de site van het Kremlin werd geplaatst: 60% stemde voor aansluiting bij Rusland bij een opkomst van 50%. Dat lijkt een veel realistischer inschatting, gezien het feit dat 30% van de Krimbevolking op dat moment Tataars of Oekraïens was.

    Wij staan volledig achter het recht van de bevolking van de Krim om over de eigen toekomst te beslissen, maar verzetten ons tegen een aansluiting bij de Russische Federatie. We waarschuwden dat zo’n aansluiting bij het kapitalistische en autoritaire Rusland de nationale kwestie niet zou oplossen en, indien het tijdelijk economische voordelen opleverde, deze voordelen slechts erg tijdelijk zouden zijn. We waarschuwden dat het zou leiden tot een patriottische golf en een versterking van het autoritarisme in Rusland zelf, en ook op de Krim. In de nasleep van het referendum werden oppositieleden inderdaad uit de Krim verdreven en veel Oekraïners en Tataren die tegen Rusland gekant bleven, verlieten de regio. Voor het referendum was twee derde van de Krimbevolking etnisch Russisch. Tien jaar later was dat al drie kwart van de bevolking omdat Oekraïners en Tataren vluchtten. Linkse activisten, feministen, LGBTQI+ activisten en anderen kregen te maken met toenemende repressie.

    De Donbas

    De situatie in Zuid- en Oost-Oekraïne was veel complexer. Donbas is het gebied dat de regio’s Donetsk en Loegansk omvat [niet te verwarren met de huidige republieken Donetsk en Loegansk]. Bij de laatste volkstelling vóór EuroMaidan waren 58% van de bevolking van Loegansk en 57% van de bevolking van Donetsk etnische Oekraïners, minder dan 40% waren etnische Russen. Toch sprak respectievelijk 69% en 75% Russisch als eerste taal.

    Het Kremlin en zijn aanhangers presenteren hun acties in de regio als het verdedigen van de rechten van de Russische bevolking, maar in werkelijkheid hebben zij de kwestie gebruikt in een poging om voet aan de grond te krijgen in Oekraïne, om te voorkomen dat het land en de belangrijke industriële basis in Donbas onder westerse invloed zouden komen te staan. De aanvankelijke bezorgdheid van een deel van de bewoners van Donbas over de mogelijke aantasting van hun taalrechten sloeg in 2014 al snel om in de vrees dat Russische interventie tot oorlog zou leiden. Zij verwezen naar de nachtmerrie van de oorlog van het voormalige Joegoslavië.

    Het Kremlin en zijn medestanders gebruikten de volkomen begrijpelijke angst van de inwoners van Donbas voor het agressieve beleid van de regering in Kiev om een militaire operatie te rechtvaardigen, niet om de rechten van de Russische bevolking te verdedigen, zoals zij beweerden, maar in een poging om de gewapende inname van heel Zuid- en Oost-Oekraïne te voltooien, misschien ook van Moldavië, met andere woorden die regio die in de tijd van de tsaren ‘Novorossija’ werd genoemd.

    Voor de eenheid van de arbeiders om hun rechten te verdedigen

    Zoals meermaals gezegd zijn wij tegen elke beperking van taalrechten en steunen we de rechten van regio’s als Donetsk en Loegansk op autonomie, als de meerderheid van de werkende bevolking dat wil en tot uitdrukking brengt in een democratische stemming.

    Wanneer de rechten van een groep arbeiders worden bedreigd vanwege hun nationaliteit, in dit geval met pogingen om de Russische taal te discrimineren, en vanwege de dreiging van fascistische groeperingen zoals de Rechtse Sector, bestaat de enige echte bescherming uit eengemaakte multi-etnische actie van de werkende klasse. Dat moet indien nodig gepaard gaan met het oprichten van comités voor zelfverdediging onder de democratische controle van de arbeidersklasse. Als dat in Donbas was gebeurd, zou dat een krachtig voorbeeld zijn geweest voor de arbeiders in de rest van Oekraïne, en de basis hebben gelegd voor een echte politieke strijd van de arbeidersklasse om een einde te maken aan de heerschappij van de oligarchen, en om de imperialistische en kapitalistische krachten te verdrijven die de nationalistische conflicten in Oekraïne aanwakkerden.

    Het potentieel hiervoor bestond zeker in Donbas: honderdduizenden mijnwerkers en andere industrie-arbeiders hadden een trotse geschiedenis van verzet tegen het fascisme en tegen pogingen om hen op te splitsen langs nationale scheidslijnen. Helaas werd de vakbond op dat ogenblik geleid door een Oekraïense nationalist die stelde dat de vakbond zich niet met politiek mocht bezighouden.

    Het Kremlin komt tussen

    Hierdoor kon het Kremlin de strategie van ‘hybride oorlog’ toepassen, die het voor het eerst in Tsjetsjenië had gebruikt. Het maakte gebruik van de ontevredenheid van een deel van de bevolking in de Donbas-regio over de omverwerping van de regering Janoekovitsj en over de politiek van het nieuwe regime in Kiev. Dit kwam tot uiting in betogingen die begin maart 2014 uitbraken. De grootste daarvan bracht 10.000 mensen bijeen in Donetsk. Toen de spanningen toenamen, namen pro-Russische activisten gebouwen van de lokale overheid in beslag en kondigden de vorming van een militie aan. Soortgelijke gebeurtenissen vonden plaats in Loegansk en enkele andere steden. Leden van de anti-oproerpolitie Berkut, die in Kiev zovelen had gedood, werden geprezen en namen deel aan deze processen.

    De nieuwe regering in Kiev gaf blijk van haar reactionaire aard: medio april stuurde de Nationale Veiligheids- en Defensieraad troepen om de regio terug te nemen, te beginnen met de slag om de luchthaven van Kramatorsk en Slavyansk. Ook de pro-Russische strijdkrachten mobiliseerden zich en de oorlog over Donbas begon. Donbas werd in tweeën gesplitst, zowel geografisch als qua bevolkingsaantal, toen de ‘Volksrepublieken’ Donetsk en Loegansk werden opgericht.

    Alsof de Oekraïense troepen nog niet erg genoeg waren, behoorden veel van degenen die gingen vechten tot de neonazistische groeperingen die tijdens EuroMaidan een rol hadden gespeeld. Terwijl de NAVO en de EU de mond vol hebben van hun steun aan het Oekraïne van Zelenski, negeren zij het feit dat deze neonazi’s zijn opgenomen in het officiële leger. Extreemrechts haalt nu bij verkiezingen lage scores van slechts een paar procent, maar ondertussen zijn er volledige regimenten, waaronder het neonazistische Azov-bataljan, die wapens en training kregen van Europese mogendheden. Tijdens de oorlogszucht die tot het huidige conflict heeft geleid, berichtten de westerse liberale media over de militaire training van burgers in Kiev zonder ook maar iets te merken van de rol die deze fascistische groeperingen speelden.

    Terwijl Kiev deze extreemrechtse groepen tegen Oost-Oekraïne stuurde, was de situatie aan de pro-Russische kant niet beter. Het verzet tegen het beleid van de regering van Kiev werd overgelaten aan gewapende groepen met verborgen, of soms zelfs openlijke steun van het Russische regime. Hoewel deze groepen uit ‘vrijwilligers’ bestonden, waren er veel Russische soldaten “met verlof”, huurlingen en leden van extreemrechts in Rusland bij. Elke twijfel over de aard van deze groepen wordt weggenomen door hun namen: “Russisch-Orthodox bataljon”, de Bulgaarse “Orthodoxe Dageraad”, het “Dodenbataljon”, de “Kozakken Nationale Garde” of door de loyauteit van anderen tegenover het Hongaarse Jobbik, de Servische Tsjetniks etc.

    Soms wordt Aleksej Mozgovoj voorgesteld als leider van een links bataljon, maar veel van zijn leden kwamen uit extreemrechtse Europese groeperingen, en hij wilde het herstel van de glorieuze dagen van de Kozakken, als onderdeel van het Russische keizerrijk! Vlak voor zijn dood zei hij bijvoorbeeld: “Als ik morgen in een bar of café een jonge vrouw zie, zal ze worden gearresteerd. Een vrouw moet een moeder zijn, beschermster van het huis. Wat voor moeder zullen ze zijn als ze in bars rondhangen? … Een vrouw moet thuis zitten, taarten bakken en 8 maart vieren. Tijd om je te herinneren dat je een Rus bent. Tijd om de Russische ziel te herstellen!”

    Net zoals het Russische regime waar ze marionetten van zijn, kennen de twee ‘republieken’ een pro-kapitalistisch, rechts autoritair regime waar iedereen die zich tegen de autoriteiten uitspreekt wordt vervolgd. De leiding wordt niet door verkiezingen aangesteld, maar door vervanging na moordaanslagen. Als gevolg van de loopgravenoorlog in Donbas, die vóór de escalatie van het conflict in februari acht jaar heeft geduurd en 14.000 doden heeft geëist, zijn meer dan twee miljoen inwoners van Donbas de regio ontvlucht. Het optreden van de pro-Russische milities en het lobbyen voor Russische belangen heeft het resterende deel van de Oekraïense bevolking van zich vervreemd, wat voor een groot deel verklaart waarom er zelfs onder etnische Russen en Russischtaligen nu geen noemenswaardige steun voor de Russische interventie bestaat. Tegelijkertijd heeft de oprichting van de twee republieken in de beginperiode na 2014 het Kremlin geholpen om een massale patriottische golf te ontwikkelen, waardoor het de Russische arbeidersklasse kon afleiden van de veelheid aan problemen waarmee zij werd geconfronteerd.

    Een socialistisch standpunt

    In de omstandigheden van het kapitalisme van de 21e eeuw kunnen noch in Oekraïne, noch op de Krim, noch in Donetsk en Loegansk de nationale rechten of de rechten van minderheden gewaarborgd worden. Dat was ook al zo voor de huidige oorlog. Deze rechten worden stelselmatig opgeofferd aan de belangen van het grootkapitaal, de corrupte bureaucratie, de belangen van de militairen, bandieten en krijgsheren. Dit wordt nu nog scherper duidelijker in het conflict tussen de verschillende imperialistische machten.

    De cynische, brutale manier waarop het imperialisme te werk gaat is in deze oorlog duidelijk gebleken. Het Russische imperialisme moet onmiddellijk al zijn troepen en militaire middelen uit heel Oekraïne terugtrekken.

    De VS en de NAVO zijn maanden bezig geweest met het opbouwen van de sfeer waarin oorlog onvermijdelijk werd. De NAVO is niet, zoals zij beweert, een “defensieve alliantie”, maar heeft sinds haar oprichting op agressieve wijze deelgenomen aan vele oorlogen. Zij heeft de oorlog gebruikt om haar militaire uitgaven drastisch te verhogen, klaar voor nieuwe confrontaties met Rusland, en uiteindelijk met China. Het is best bereid landen als Oekraïne op te offeren zolang zijn imperialistische belangen maar gediend zijn.

    In de begindagen van de oorlog hadden velen de illusie dat de NAVO Oekraïne zou beschermen. Dit is een fatale vergissing. Dergelijke imperialistische krachten zullen nooit de rechten van de gewone werkende mensen verdedigen. De arbeidersklasse mag geen vertrouwen hebben in deze imperialistische krachten, en militaristische allianties zoals de NAVO moeten ontbonden worden. Alle buitenlandse strijdkrachten moeten worden teruggetrokken en de begrotingen moeten drastisch worden herschikt om te investeren in zorg, onderwijs en de levensstandaard in het algemeen in plaats van in oorlog.

    Als er één les is die uit de huidige oorlog getrokken moet worden, dan is het wel dat in de huidige wereldsituatie, waarin de wereld steeds meer gepolariseerd en gemilitariseerd wordt tussen de verschillende imperialistische belangen, een werkelijk onafhankelijk Oekraïne alleen mogelijk zal zijn als de economie en daarmee alle democratische structuren ontdaan worden van de invloeden van de verschillende kapitalistische machten. Alle natuurlijke grondstoffen van het land, de grootschalige industrie en de banken moeten in publieke handen komen, democratisch gecontroleerd en gepland worden door hen die erin werken en hun producten gebruiken.

    Zolang er echter kapitalistische en dus imperialistische krachten in de wereld bestaan, zullen zij, zoals Rusland nu doet, proberen inbreuk te maken op het recht op onafhankelijkheid van andere landen. Geen enkel land kan in zo’n situatie werkelijk onafhankelijk zijn en daarom moet elke onafhankelijkheidsstrijd een internationale strijd zijn – een verenigde strijd van de arbeidersklasse tegen kapitalisme en autoritarisme in alle landen is nodig.

    Een door de arbeidersklasse geleide strijd voor bevrijding zou de rechten van alle naties en groepen verdedigen. Als in een land als Oekraïne de bewoners van een bepaalde regio een zekere mate van autonomie of zelfs onafhankelijkheid willen, zouden er niet langer economische of reactionaire hindernissen zijn die dit verhinderen. Dit zou het mogelijk maken een minnelijke en wederzijds aanvaardbare overeenkomst te bereiken. Op dezelfde manier zullen taal- en culturele rechten niet alleen bevrijd worden van beperkingen, maar zullen er ook middelen beschikbaar worden gesteld voor de ontwikkeling van regionale en nationale culturen.

    Na het wegnemen van de oorzaken van armoede, uitbuiting en oorlog, namelijk het kapitalisme, zal deze verenigde strijd van de arbeidersklasse de basis leggen voor een nieuwe wereld, gebaseerd op een vrijwillige, gelijkwaardige en democratische federatie van socialistische staten in Europa en over de hele wereld.

  • Socialisten en de onafhankelijkheid van Oekraïne. Deel 2

    Betogers voor het Oekraïense parlement tijdens Euromaidan (2014)

    De recente gebeurtenissen in Oekraïne tonen eens te meer aan dat de arbeidersbeweging internationaal een duidelijk programma moet hebben om het recht op zelfbeschikking te waarborgen. We publiceren een uitgebreid dossier over de nationale kwestie in Oekraïne door Walter Chambers van International Socialist Alternative. Het eerste deel ging vooral in op de houding van de bolsjewieken. Vandaag kijken we naar recentere geschiedenis van de val van de Sovjet-Unie tot Euromaidan.

     

    Ineenstorting van de Sovjet-Unie

    In zijn oproep die het begin van de huidige oorlog inluidde, stelde Poetin: “Als het gaat om het historische lot van Rusland en zijn volkeren, waren Lenins beginselen van staatsontwikkeling niet alleen een vergissing; ze waren erger dan een vergissing. Dit werd overduidelijk na de ontbinding van de Sovjet-Unie in 1991.”

    Hiermee zet Poetin de geschiedenis op zijn kop. Het was niet de benadering van Lenin die zorgde voor centrifugale tendensen in de Sovjet-Unie toen die in een crisis wegzakte. Het was integendeel de haat tegen de autoritaire gecentraliseerde dictatuur die door Stalin en zijn opvolgers was ingesteld.

    Het is onmogelijk de nationale kwestie bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie te begrijpen zonder rekening te houden met de enorme littekens als gevolg van de politiek van Stalin. Onderdrukte nationaliteiten begonnen het herstel te eisen van historische gerechtigheid en de teruggave van land en eigendom dat hen eerder was afgenomen. Een bijzonder levendig voorbeeld is dat van de Krim-Tataren, die in 1944 door Stalin van de Krim naar Centraal-Azië waren gedeporteerd. Pas in 1989 kregen de Krim-Tataren de mogelijkheid terug te keren naar de Krim, waar zij nu opnieuw worden gediscrimineerd. Vele volkeren begonnen de kwestie van de wijziging van de grenzen van hun republieken aan de orde te stellen, hun status binnen de federatie in vraag te stellen, of zelfs het recht van hun Unie-republiek op afscheiding van de Sovjet-Unie op te eisen.

    Op dat ogenblik was er in onze stroming (toen nog onder de naam CWI) een debat die uiteindelijk leidde tot een splitsing met een minderheid, die onder meer stelde dat de nationale kwestie in de Sovjet-Unie was opgelost. Dit was uiteraard een vergissing, die later kon rechtgezet worden. Maar ook dat gebeurde niet. Tien jaar later schreven ze nog steeds:

    “Het is belangrijk in te zien dat Trotski Oekraïne als een speciaal geval zag. Hij stelde voorzichtig de slogan van een ‘onafhankelijk sovjet-Oekraïne’ voor om speciale redenen. Hij heeft nooit dezelfde slogan voorgesteld voor een andere republiek van de Sovjet-Unie. Bovendien is deze slogan niet langer van toepassing op Oekraïne. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie is Oekraïne – net als alle andere voormalige republieken – onafhankelijk geworden. Maar na tien jaar ervaring met de zegeningen van zowel onafhankelijkheid als kapitalisme, willen de massa’s in Oekraïne nu geen van beide. Zij hebben hun conclusies getrokken uit de beangstigende economische en culturele ineenstorting die hiervan het gevolg was. Er is nu een krachtige en groeiende stemming voor terugkeer naar de Sovjet-Unie.” (Alan Woods en Ted Grant, 25 februari 2000, https://www.marxist.com/marxism-national-question250200.htm).

    De meerderheid van het CWI begreep toen het grote belang van de nationale kwestie. De poging tot staatsgreep door hardliners in 1991 tegen Gorbatsjov, was het gevolg van het akkoord van de leiders van de Wit-Russische, Oekraïense en Russische Sovjetrepublieken om de gecentraliseerde unie los te laten. Hun nederlaag opende de deur voor een snel proces van kapitalistisch herstel.

    Zoals onze stroming in 1991 waarschuwde:

    “De ineenstorting van de staatsgreep gaf een enorme impuls aan deze processen. De schok van de staatsgreep en de angst voor een terugkeer naar het stalinisme heeft de steun voor onafhankelijkheid onder de nationaliteiten versterkt. Maar ook de bureaucratie in de republieken baseert zich steeds meer op de pro-onafhankelijkheidsbewegingen om haar eigen positie te handhaven. Binnen enkele uren na het mislukken van de staatsgreep maakten Kravtsjoek (Oekraïne), Nazarbajev (Kazachstan) en Mutalibov (Azerbajdzjan) allemaal een politieke salto, waarbij zij zich uitspraken voor onafhankelijkheid en hun banden met de in diskrediet geraakte Communistische Partij verbraken.” (Revolution and counter-revolution in the Soviet Union)

    Het eerste decennium na de val van het stalinisme was de periode van de shocktherapie. Het voormalige Sovjet-apparaat viel uiteen in 15 nieuwe kapitalistische landen. Er was een verschrikkelijke economische crisis als gevolg van de ineenstorting van de planeconomie. Er waren etnische conflicten en burgeroorlogen toen de oude heersende elite en maffiose oligarchen vochten om de buit te verdelen en om de macht over de regio’s. De imperialistische mogendheden kwamen tussen op zoek naar voordelen voor hun eigen nationale belangen.

    Er waren oorlogen en conflicten in het voormalige Joegoslavië en in vele delen van de voormalige Sovjet-Unie. Dit proces ging in Rusland gepaard met de desintegratie van de Russische staat. De toenmalige president van Rusland, Jeltsin, verklaarde dat de Russische republieken zoveel soevereiniteit moesten nemen als zij wilden. Dit droeg ertoe bij dat het olierijke Tatarstan, het Verre Oosten en andere regio’s probeerden hun eigen autonomie te vestigen. De opstand in Tsjetsjenië en vervolgens de eerste Tsjetsjeense oorlog waarin het Russische leger vernederd werd, konden dit proces niet stoppen.

    Tijdperk van het neoliberalisme

    De ineenstorting van de Sovjet-Unie zorgde ervoor dat het kapitalisme bijzonder zelfverzekerd was. De wereld werd bijna unipolair, gedomineerd door het VS-imperialisme. Het proces van neoliberalisme, dat in de jaren tachtig was begonnen, raakte in een stroomversnelling met een toenemende globalisering, de uitbreiding van toeleveringsketens om goedkope arbeid uit te buiten, aanvallen op vakbonden, de verzorgingsstaat en de levensstandaard van arbeiders, de opheffing van handelsbelemmeringen en massale privatiseringen.

    Het kapitalistische herstel in China opende nieuwe bronnen van goedkope arbeid, hoewel de elite van de CCP lessen trok uit de ineenstorting van de Sovjet-Unie door een sterke autoritaire staat te handhaven. De hoge groeicijfers hielpen de wereldeconomie in stand te houden.

    Internationale instellingen, bedoeld om het neoliberale beleid te ondersteunen, zoals de Wereldhandelsorganisatie en de Wereldbank, dicteerden het economisch beleid. Het VS-imperialisme en de NAVO, aanvankelijk opgericht als een militair blok ter verdediging van het kapitalisme tijdens de eerste koude oorlog, breidden zich uit over Oost-Europa. Er waren de brutale Golfoorlog, het conflict in Afghanistan en de ‘oorlog tegen het terrorisme’, naast de oorlogen in het voormalige Joegoslavië, het bombarderen van Belgrado, Syrië, Libië, Jemen en vele andere. De Europese Unie breidde zich uit, de euro werd ingevoerd als een neoliberaal project waarin de deelnemende staten werden gedwongen hun begrotingstekorten op een laag niveau te houden.

    Dit was in het algemeen een periode waarin de verschillende imperialistische en kapitalistische belangen nauwer probeerden samen te werken, uiteraard ten koste van de werkende mensen en de armen.

    In 1998 was Rusland zo goed als failliet. De financiële crisis leidde tot een devaluatie van de roebel, waardoor de invoer beperkt werd en de binnenlandse productie winstgevender werd. Bovendien zorgden de stijgende olieprijzen voor meer inkomsten. De tweede Tsjetsjeense oorlog was nu een succes voor het Russische leger. In deze context kwam Poetin aan de macht en begon hij met zijn streven om de macht van de Russische staat te herstellen, eerst in eigen land en vervolgens bij de ‘naaste buren’ van Rusland.

    De brutaliteit van de Tsjetsjeense oorlog maakte geen einde aan de samenwerking tussen de nieuwe kapitalistische staat Rusland en het imperialisme. De Verenigde Staten waren op dat ogenblik vastbesloten om hun ‘oorlog tegen het terrorisme’ door te zetten, zelfs indien er bijna een miljoen doden en tientallen miljoenen vluchtelingen waren. Toen hij pas verkozen was als president, sprak Poetin over mogelijke toetreding van Rusland tot de NAVO. De NAVO beschikte zelfs over een basis in Rusland.

    De wereldwijde crisis van 2007-8

    De wereldwijde economische crisis van 2008-08 vormde een keerpunt in dit proces. Dit viel samen met de Russisch-Georgische oorlog. De wereldeconomie werd gered door onder meer grote liquiditeitsinjecties om de banken en kredietverstrekkers overeind te houden. Deze operatie werd voor een groot deel wereldwijd gecoördineerd. Het werd gevolgd door pogingen van kapitalistische mogendheden, in het bijzonder de EU, om strenge besparingen op te leggen. China speelde een grote rol bij het overeind houden van de economie. In het daaropvolgende decennium groeide de mondiale schuldenberg. Het neoliberale beleid was echter niet langer zo doeltreffend om de kapitalistische winstniveaus te handhaven. Geleidelijk aan verloren aspecten van het neoliberalisme aan kracht.

    Er ontstonden nieuwe tegenstellingen tussen de verschillende kapitalistische machten. In plaats van de markt vrij te laten beslissen zonder rekening te houden met de belangen van de afzonderlijke staten, nam de concurrentie tussen de staten toe, zodat de politieke conflicten meer uitgesproken werden. China begon zijn belangen uit te breiden. Rusland begon zijn spierballen te laten zien in de voormalige Sovjet-regio en zelfs nog verder weg in Libië, Syrië en de Centraal-Afrikaanse Republiek. De Russische militaire expansie lag in het verlengde van de politiek die het al sinds de val van de Sovjet-Unie voerde: hybride oorlog waarbij gebruik gemaakt werd van ‘ontkenbare middelen’ (zoals huurlingen) om het ongenoegen van de Russische of Russischsprekende bevolking op te zwepen, de Russische belangen te verdedigen of de expansie van de westerse invloed tegen te gaan, zoals dit bijvoorbeeld in Georgië het geval was.

    Oekraïense bevolking tussen hamer en aambeeld

    Het nieuwe kapitalistische Oekraïne bevond zich in deze periode als een gijzelaar van het stalinistische verleden, tussen het groeiende Russische imperialisme en de uitbreiding van de EU/NAVO, met zijn eigen corrupte en niet-geconsolideerde kapitalistische klasse, waarvan de verschillende vleugels bereid waren etnische verdeeldheid te zaaien om hun eigen belangen te bevorderen. Deze conflicten kwamen aan het licht tijdens de ‘Oranjerevolutie’ van 2004 na de presidentsverkiezingen waarbij de pro-Russische zittende president Janoekovitsj zijn pro-Westerse rivaal Viktor Joesjenko nipt versloeg, wiens aanhangers beweerden dat er fraude was gepleegd.

    Dit was meer dan slechts een conflict tussen twee kandidaten met verschillende politieke programma’s. Omdat er in Oekraïne geen sterk alternatief was voor de arbeidersklasse om tegen het kapitalisme te strijden, was Oekraïne een arena geworden voor een strijd tussen verschillende imperialistische belangen. De Russische elite steunde Janoekovitsj. De VS/EU steunden Joesjenko. De Russische kapitalisten wilden hun overheersing over de Oekraïense economie behouden en het land als betrouwbare strategische partner binnen de eigen alliantie houden. De regering-Bush daarentegen wilde de economie openbreken voor het VS-kapitalisme en de banden van Oekraïne met de NAVO versterken, zodat het land als buffer tegen Rusland zou fungeren.

    Janoekovitsj was een vertegenwoordiger van die vleugel van de Oekraïense burgerij die afhankelijk was van de verkoop van grondstoffen en basisproducten. Hij nam actief deel aan uitverkoop van staatseigendommen begin jaren ’90 en had twee gevangenisstraffen uitgezeten voor gewelddadige aanvallen op zijn tegenstanders. Dat geeft aan hoe dicht hij stond bij de bendes van de staatsmaffia die de industrie overnamen via privatisering. Zijn clan was er meer dan alle andere in geïnteresseerd de lonen op een laag peil te houden. Joesjenko’s alternatief was de Russische eigenaars eruit te duwen en westers kapitaal toe te laten, wat zeker zou leiden tot minder jobs en lagere lonen.

    Alle pro-kapitalistische partijen die verwikkeld waren in de strijd om macht en invloed gebruikten, en gebruiken nog steeds, de explosieve nationale kwestie om hun doelen te bevorderen. De ‘Partij van de Regio’s’ van Janoekovitsj eiste de federalisering van Oekraïne. In de omstandigheden van de markteconomie in Oekraïne zou een poging tot federalisering niet meer zijn dan een verdere poging om macht en rijkdom te herverdelen tussen verschillende delen van de heersende elite. Dit ging gepaard met propaganda over hoe de rijke industriële regio’s uit het oosten van Oekraïne de armere en meer nationalistische regio’s in het westen niet langer moesten ‘subsidiëren’.

    De taalkwestie

    Dit conflict vond zijn weerslag in de discussie over de taalkwestie, met het geschil over Oekraïense en Russische taalrechten. De regering Joesjenko, die beweerde de “democratische waarden” te steunen, probeerde de ‘Oekraïnisering’ van de samenleving door te drukken, ook al bleek zij niet in staat de echte ontwikkeling van de Oekraïense cultuur te garanderen. Zijn regering probeerde de Oekraïense taal te versterken door de Russische taal te verdringen. Nationalisten van beide partijen proberen de taalkwestie aan te grijpen om de nationale en taalkundige verdeeldheid binnen Oekraïne te vergroten. Geen van de belangrijkste partijen geeft een duidelijk antwoord op de vraag: “Hoe kunnen de Oekraïense taal en cultuur worden ondersteund zonder de Russische taal te schaden en vice versa?”

    Hoewel Joesjenko president was in de jaren na de oranjerevolutie (2005-2010), benoemde hij Janoekovitsj tot premier. Hij bekleedde die post van 2006-2010, toen hij vervolgens tot president werd verkozen. Ondanks zijn eerdere eisen voor de federalisering van Oekraïne, werd er geen vooruitgang geboekt in die richting.

    In een land als Oekraïne steunen socialisten het standpunt van Lenin over de taalkwestie. Hij bekritiseerde de Russische liberalen die stelden dat de Russische taal een essentieel onderdeel van de Russische cultuur en de natie was en daarom verplicht moest zijn. Hij betoogde:

    “De Russische marxisten zeggen dat er geen verplichte officiële taal moet komen, dat de bevolking voorzien moet worden van scholen waar het onderwijs wordt gegeven in alle nationale talen en dat er een regel in de grondwet moet worden opgenomen, die alle voorrechten van de ene natie boven de andere ongeldig verklaart, tezamen met alle schendingen van de rechten van nationale minderheden.” (Lenin: Is een verplichte nationale taal nodig? Zie: https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1914/1914taal.htm)

    Alle partijen hebben in debatten over de taal in het onafhankelijke Oekraïne echter een zekere mate van staatsdwang gesteund. Tot 2012 werd enkel het Oekraïens erkend als de officiële staatstaal, ook al spraken veel Oekraïners die taal niet. In 2012 nam de regering-Janoekovitsj een nieuwe wet aan, waardoor Russisch de tweede staatstaal werd in de regio’s waar de meerderheid die taal sprak. Roemeens en Hongaars werden ook erkend. Door de manier waarop de nationale kwestie in het vorige decennium zo gepolariseerd was, werd deze stap echter gezien als een manier om het gebruik van het Oekraïens te ondergraven. Beide partijen bespaarden op middelen voor onderwijs en cultuur, waar beide talen onder te lijden hadden.

    EuroMaidan

    Oekraïne heeft zwaar geleden onder het herstel van het kapitalisme en dat nog werd verergerd door de wereldwijde crisis. Het bbp van het land bereikte een hoogtepunt in 2008, waarna het in 2009 met 15% afnam. Tot vandaag heeft het zijn niveau van 2008 nog niet opnieuw behaald. In 2014 was het bbp per hoofd van de bevolking het op twee na laagste in Europa, na Kosova en Moldavië. Dit is de echte onderliggende oorzaak van de nieuwe golf van protesten die bekend is geworden als EuroMaidan. Ondanks zijn pro-Russische geloofsbrieven had Janoekovitsj geprobeerd een ‘associatieovereenkomst’ met de EU te sluiten. Dit was een vrijhandelsovereenkomst, die zou hebben betekend dat de gas- en verwarmingstarieven voor de bevolking met 40% werden verhoogd, de lonen bevroren en de btw verhoogd, naast andere aanvallen op de werkende bevolking. Dit zou hebben betekend dat de EU haar eerdere leningen zou herfinancieren.

    Op het laatste moment veranderde Janoekovitsj echter van gedachten, en stemde hij met het Kremlin in met een reddingsoperatie ter waarde van 15 miljard dollar. Voor velen was dit een enorme schok, omdat zij de slechte economische situatie associeerden met de nauwe banden met de Russische economie. Zij zagen Janoekovitsj en de zijnen als corrupt, en maakten zich zorgen over de toenemende aantasting van democratische rechten. Menigten begonnen zich te verzamelen op het Onafhankelijkheidsplein in Kiev (Maidan Nezalezhnosti).

    Zoals we toen rapporteerden:

    “Het lijkt nu moeilijk te geloven, maar tijdens de eerste dagen van Euromaidan heerste er een vakantiestemming. Veel studenten zagen het als een grote picknick en stelden dat ze geen enkel specifiek politiek idee steunden. Op een grote meeting op 24 november was er veel steun voor de toespraken van de centrale oppositiepartijen. De betogers riepen: ‘Weg met de kliek’, waarmee ze verwezen naar de kliek van Janoekovitsj. Een aantal nationalistische sprekers probeerde de tegenstellingen tegen de ‘Moskali’ (een beledigende omschrijving voor Russisch-sprekenden) op te drijven.” (‘Bloedbad in Kiev. Achtergrond bij de crisis in Oekraïne’)

    Extreemrechts steekt de kop op

    Deze sfeer duurde echter niet lang. In het begin waren de protesten sterker in West-Oekraïne, dat zowel het armste deel is, als het deel met de sterkste Oekraïense identiteit. Een groot deel van West-Oekraïne had voor de Tweede Wereldoorlog bij Polen gehoord. Wat ontbrak was een arbeiders- of linkse organisatie die het verzet tegen het corrupte en ondemocratische kapitalistische regime kon kanaliseren.

    Geleidelijk aan begonnen de extreemrechtse groeperingen Svoboda en Rechtse Sector te wedijveren met de liberale burgerij om de protesten te domineren. Extreemrechts kreeg de reputatie bereid te zijn de politie uit te dagen. De reactie van het regime was repressie. Half december werd Maidan aangevallen door de oproerpolitie Berkut, waarbij verschillende gewonden vielen. Het regime haastte zich een reeks dictatoriale wetten erdoor te drukken. Dit deed de crisis alleen maar escaleren. Tegen midden februari hadden de protesten zich over het hele land verspreid, onder meer in Charkov, Donetsk, Loegansk, Odessa, en zelfs op de Krim. Op 18-20 februari probeerden duizenden mensen naar het parlement in Kiev te marcheren, waar ze werden beschoten door de politie, met meer dan 100 doden tot gevolg. Omdat hij de situatie niet onder controle kon houden, werd Janoekovitsj gedwongen te vluchten.

    Zoals wij vlak na EuroMaidan schreven:

    “De uitkomst van Maidan stond niet van tevoren vast. Soortgelijke bewegingen, vaak ‘kleurrevoluties’ genoemd, ontstaan als gevolg van de massale ontevredenheid met de sociale en politieke omstandigheden. Het bewustzijnsniveau van de deelnemers zeer laag is en de ideeën zijn echter zeer verward. Er zijn vele voorbeelden wanneer dergelijke bewegingen, die beginnen met verwarde en zelfs reactionaire ideeën, vervolgens in revolutionaire richting kunnen omslaan. In 1905 droeg een massademonstratie onder leiding van pastoor Gapon portretten van de tsaar mee [bij het begin van de eerste Russische revolutie]. Vervolgens waren de sociaaldemocraten [zoals de revolutionaire marxisten toen werden genoemd], in het bijzonder diegenen die zich rond Trotski hadden georganiseerd, in staat om de beweging in een revolutionaire algemene staking om te zetten. Dat kon omdat ze tussenkwamen met een duidelijk klassenprogramma. Hoewel de betogers op EuroMaidan geen portretten van de tsaar droegen, maar EU-vlaggen, werden zij gedreven door dezelfde verarmde levensstandaard, corruptie en de groeiende tendens naar autoritarisme. Ze werden tot woede gedreven door het geweld van de Berkut en de op 16 januari aangenomen dictatoriale wetten. Als er een sterke linkse organisatie was geweest, gebaseerd op de arbeidersklasse en met duidelijke antwoorden [op de problemen van] corruptie, voor democratische en nationale rechten, dan had de woede die op Maidan werd getoond zich tegen de oligarchen kunnen keren.”

    Morgen in deel 3: van de nasleep van Euromaidan tot de huidige oorlog en socialistische voorstellen over de nationale kwestie in Oekraïne
  • Socialisten en de onafhankelijkheid van Oekraïne. Deel 1

    Trotski (zelf van Oekraïne afkomstig) in Charkov in 1920

    De recente gebeurtenissen in Oekraïne tonen eens te meer aan dat de arbeidersbeweging internationaal een duidelijk programma moet hebben om het recht op zelfbeschikking te waarborgen. We publiceren een uitgebreid dossier over de nationale kwestie in Oekraïne door Walter Chambers van International Socialist Alternative. Vandaag het eerste deel, morgen en overmorgen de twee overige delen.

     

    Er is niets abstracts aan de nationale kwestie, waar en wanneer die ook aan de orde komt. Socialisten moeten de specifieke situatie begrijpen en een principieel programma verdedigen, dat niet alleen het recht van naties op zelfbeschikking verdedigt, maar dat dit doet op een manier die garandeert dat de arbeidersklasse en haar organisaties onafhankelijk blijven van de nationale burgerij. Anders gezegd: er is een standpunt nodig dat het bewustzijn van de arbeidersklasse en de klassenstrijd bevordert. De afschuwelijke situatie rond Oekraïne is de zoveelste waarin het standpunt van links over de nationale kwestie zwaar op de proef wordt gesteld.

    In zijn zogenaamde ‘Oproep aan de Natie’ om aan te kondigen dat Rusland de twee republieken – de Volksrepublieken Donetsk en Loegansk (DNR/LNR) – in Oost-Oekraïne erkent, en om in feite zijn invasie van Oekraïne te lanceren, schetste Vladimir Poetin zijn reactionaire, Russisch-imperialistische visie op de geschiedenis van de Russisch-Oekraïense betrekkingen. In wezen keerde hij terug naar de oude tsaristische ideologie dat Rusland – of meer specifiek – het Russische rijk “één en ondeelbaar” was.

    Hij zei:

    “Ik herinner u eraan dat de bolsjewieken na de oktoberrevolutie van 1917 en de daaropvolgende burgeroorlog een nieuwe staatsvorm begonnen te creëren. Zij hadden onderling nogal ernstige meningsverschillen op dit punt. In 1922 bekleedde Stalin zowel de functie van algemeen-secretaris van de Russische Communistische Partij (Bolsjewieken) als die van Volkscommissaris voor Etnische Zaken. Hij stelde voor het land op te bouwen volgens de beginselen van autonomisering, d.w.z. dat de republieken – de toekomstige administratieve en territoriale entiteiten – ruime bevoegdheden zouden krijgen wanneer zij zich bij een eengemaakte staat zouden aansluiten.

    “Lenin bekritiseerde dit plan en stelde voor concessies te doen aan de nationalisten, die hij in die tijd ‘onafhankelijken’ noemde. Lenins ideeën over wat in wezen neerkwam op een confederatieve staatsregeling en een slogan over het zelfbeschikkingsrecht van naties, tot aan afscheiding toe, werden gelegd in het fundament van de Sovjet-staat [ …]

    “Dat roept nog een vraag op: waarom was het nodig om zulke royale giften te doen, die de stoutste dromen van de meest ijverige nationalisten te boven gingen, en bovendien de republieken het recht te geven om zich zonder enige voorwaarden af te scheiden van de eenheidsstaat?[ …]

    “In feite was wat Stalin volledig ten uitvoer bracht niet Lenins maar zijn eigen regeringsprincipes […]”

    Deze toespraak was opmerkelijk door de aanvallen op Lenin en de Bolsjewieken enerzijds en door de steun aan Stalin en de bureaucratische dictatuur anderzijds. Lenin was inderdaad een fervent voorstander van het recht van naties op zelfbeschikking. In 1914 schreef hij zijn beroemde pamflet ter verdediging van dit standpunt, waarin hij verklaarde:

    “Wij komen met kracht op voor dat wat buiten twijfel staat: het recht van de Oekraïne op zulk een [onafhankelijke] staat. Wij houden dit recht hoog en wensen de privileges van de Groot-Russen tegenover de Oekraïners niet te steunen, wij voeden de massa’s op in de geest van het erkennen van dit recht, in de geest van het afwijzen van staatkundige privileges van welke natie ook.” (Lenin: Over het recht der naties op zelfbeschikking, zie: https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1914/1914zelf.htm)

    Niet alleen in woorden, maar ook in de praktijk verdedigde Lenin dit standpunt tot het einde van zijn leven. Na de februarirevolutie kwam de nieuwe voorlopige regering van liberale kapitalisten en gematigde socialisten hun beloften over onafhankelijkheid voor Finland, Oekraïne en andere naties niet na. Zij zeiden dat de beslissing zou worden genomen door de grondwetgevende vergadering, die zij ook hadden beloofd bijeen te roepen, maar waar ze vervolgens evenmin stappen namen om de beloften na te komen. Hun voorstel voor de grondwetgevende vergadering was in feite een terugkeer naar het tsaristische standpunt van ‘Rusland is één en ondeelbaar’.

    Toen de Bolsjewieken na de novemberrevolutie de “Verklaring van de Rechten van het Volk van Rusland” publiceerden, verwierven zij brede steun van de niet-Groot-Russische nationaliteiten. De uitvoering ervan verliep niet zonder moeilijkheden. Na de februarirevolutie werd in Oekraïne de Tsentralnaja Rada (Centrale Sovjet) opgericht als “een regering van alle Oekraïners” en die eiste haar recht op zelfbeschikking op. De Bolsjewieken stonden niet bijzonder sterk in Oekraïne. In die tijd erkenden de meeste Bolsjewieken in Kiev het belang van de nationale kwestie niet, ze zeiden dat deze ondergeschikt was aan de klassenstrijd. Ze lieten de Tsentralnaja Rada de natievorming voortzetten – met inbegrip van de oprichting van regeringsstructuren en strijdkrachten. Na oktober namen zij deel aan een blok samen met Mensjewieken en Bundisten, die de Tsentralnaja Rada als de legitieme regering erkenden. Zij weigerden zich neer te leggen bij het standpunt van andere Oekraïense bolsjewieken dat het “noodzakelijk was een compromisloze strijd te voeren tegen de Rada.” Dit betekende dat de landkwestie op zijn minst onopgelost bleef, en het liet de leiding van de Rada over aan de Duitse staat om van Oekraïne een militair protectoraat te maken, waardoor de burgeroorlog in Oekraïne veel complexer en langduriger werd dan het geval zou zijn geweest als de Bolsjewieken van Kiev van bij het begin een consequente benadering hadden gehanteerd.

    De Bolsjewieken hadden de nieuwe Poolse regering die na de revolutie was ontstaan erkend. Desalniettemin vielen Poolse troepen Litouwen binnen en sloten ze, gesteund door de westerse mogendheden, een alliantie met de Oekraïense nationalist Petlura om Oekraïne binnen te vallen en uiteindelijk Kiev in te nemen. Er was een beslissende tegenaanval van het Rode Leger nodig om hen terug naar Warschau te dwingen. Desondanks drong Lenin er tijdens de vredesonderhandelingen met Polen op aan dat: “de politiek van de Russische Socialistische Federatie ten opzichte van Polen niet gebaseerd is op tijdelijke militaire of diplomatieke voordelen, maar op het absolute en onaantastbare recht op zelfbeschikking. De Russische Socialistische Federatie erkent onvoorwaardelijk de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Republiek Polen en dit vanaf het moment dat de Poolse staat werd gevormd.”

    Meningsverschil tussen Lenin en Stalin

    Poetin had wel gelijk in zijn stelling dat de posities van Lenin en Stalin lijnrecht tegenover elkaar stonden. De eerste zag de vorming van een unie van vrije en gelijke Sovjetstaten als een middel om de steun voor de revolutie onder de verschillende nationaliteiten te consolideren en als een basis om toekomstige Sovjetstaten, zoals Duitsland, in staat te stellen een alliantie met Rusland aan te gaan zonder dat één van beide machten de andere zou overheersen. Stalin was echter van mening dat de nationale kwestie van secundair belang was en bovendien dat de revolutie zich niet zou verspreiden, en dat het socialisme alleen in Rusland zou moeten worden opgebouwd. Voor hem was het bestaan van republieken een kwestie van administratief gemak. De kwestie kwam tot een kookpunt bij de discussie rond de vorming van de Sovjet-Unie.

    Als Commissaris voor de Nationaliteiten stelde Stalin het oorspronkelijke document op dat de verhoudingen tussen de nieuwe Sovjetrepublieken moest bepalen. In het ontwerp stelde hij voor om de onafhankelijke Sovjetrepublieken Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië in te richten als autonome regio’s binnen de Russische Federatie. Voor alle belangrijke bevoegdheden, zoals economie, begroting, buitenlandse en militaire zaken, zouden de Russische ministeries beslissen. Alleen relatief minder belangrijke zaken zoals cultuur, justitie, gezondheidszorg en land zouden onder de verantwoordelijkheid van de ‘autonome’ regio’s vallen. Alle republieken, met uitzondering van Azerbeidzjan, verzetten zich heftig tegen dit plan. Toch loodste Stalin zijn plan door de speciale commissie die was opgericht om het voorstel goed te keuren, voordat het aan de regering werd voorgelegd.

    Toen Lenin dit voorstel te zien kreeg, was hij woedend. Hij drong erop aan dat het hele idee van ‘autonomie’ zoals door Stalin voorgesteld zou geschrapt worden. Hij drong erop aan dat de Sovjet-Unie zou opgezet worden als een federatie van gelijkwaardige republieken. Stalin moest inbinden, maar hij deed er alles aan opdat de nieuwe Sovjet-Unie niet zo ver zou gaan dat de door Lenin gewenste nationale rechten werden verzekerd. (Lees hier meer over hoe de Bolsjewieken met de nationale kwestie omgingen)

    De Linkse Oppositie en de nationale kwestie in Oekraïne

    Naarmate de bureaucratie zich consolideerde na de dood van Lenin, schoven de stalinisten steeds verder weg van de bolsjewistische positie. De bureaucratie kreeg steeds meer macht als gevolg van het isolement van de revolutie tot Rusland, het achtergebleven karakter van de Russische samenleving en de dramatisch verzwakte positie van de werkende klasse na de burgeroorlog. Onder wat de omgeving van Stalin werd, waren er veel voormalige tegenstanders van de revolutie en zelfs vroegere tsaristische verantwoordelijken met hun Groot-Russische vooroordelen en reactionair-conservatieve benadering.

    De Linkse Oppositie, de erfgenamen van Lenins benadering over de nationale kwestie, botsten op enorme repressie. Ze vochten tegen het toenemende gebrek aan democratie op elk niveau van de Sovjet maatschappij, tegen buitensporige centralisatie, tegen de onderdrukking van nationale rechten. Ze riepen op tot een effectievere economische planning om de arbeidersklasse een betere levensstandaard te bieden, en om de boeren te voorzien van landbouwwerktuigen en nieuwe collectieve boerderijen. Dit zou een gestage ontwikkeling van de landbouw mogelijk maken.

    In plaats daarvan bleef de stalinistische kliek de koelakken (rijkere boeren) aanmoedigen om “zichzelf te verrijken.” De stalinisten overwogen zelfs om het land – een belangrijk fundament van de Sovjeteconomie – te de-nationaliseren. Toen drong de realiteit door: naarmate de koelakken hun economische positie versterkten, weigerden ze graan te sturen aan de door de regering geboden prijzen en werden de grote steden met hongersnood bedreigd. Stalins reactie was die van een typische dictator: in plaats van de graanprijzen aan te passen, zoals de linkse oppositie voorstelde, raakte hij in paniek en maakte hij een bocht van 180 graden.

    Op 15 februari 1928 las de bevolking plotseling in de Pravda dat, in tegenstelling tot wat eerder was gezegd, de koelakken te sterk waren geworden en de economie saboteerden. Zo begon de gedwongen collectivisatie. Honger en onderdrukking verspreidden zich over de Wolga, Siberië, Wit-Rusland, de Noordelijke Kaukasus, Centraal-Azië en Oekraïne. Volgens recent wetenschappelijk onderzoek zouden er 6 à 7 miljoen mensen omgekomen zijn in deze brutale hongersnood, waarvan iets meer dan de helft in Oekraïne. Dit ondermijnt het argument dat de hongersnood specifiek tegen Oekraïne was gericht.

    Oekraïense zelfbeschikking

    De situatie in Oekraïne bleef ondertussen moeilijk. In de beginperiode na de revolutie nam de nationale tendens in Oekraïne af als gevolg van Lenins benadering. Naarmate de bureaucratie zich ontwikkelde, groeide de oppositie in Oekraïne. Stalin stelde hardliners aan in Oekraïne, te beginnen met Skrypnik, die in 1933 tot zelfmoord werd gedreven omdat hij de schuld kreeg van de groei van nationalistische tendensen. Hij werd vervangen door Postyrev. Omdat Stalin in Oekraïne op zo’n sterke oppositie stuitte, waren de zuiveringen en de repressie er bijzonder hevig.

    Het verlaten van Lenins positie over de nationale kwestie en de brutale repressie tegen de Linkse Oppositie zorgden ervoor dat er niemand overbleef om de groeiende tendens naar rechts nationalisme te stoppen. Die tendens werd aangemoedigd door de clerus en door fascisten. Zoals Trotski uitlegde:

    “De Thermidoriaanse reactie, bekroond door de Bonapartistische bureaucratie, heeft de werkende massa’s ook ver teruggeworpen in de nationale sfeer. De grote massa’s van het Oekraïense volk zijn ontevreden met hun nationale lot en wensen dit ingrijpend te veranderen.” (Zie: https://www.marxists.org/archive/trotsky/1939/07/ukraine.htm)

    Trotski en de Linkse Oppositie verdedigden een “verenigde, vrije en onafhankelijke Oekraïense sovjet van arbeiders en boeren.” Trotski gaf kritiek op wie de nationale strijd negeerde. Hij stelde dat “één van de meest complexe, maar tegelijk uiterst belangrijke, vormen van klassenstrijd niet kan worden opgeschort door gewoon te verwijzen naar de toekomstige wereldrevolutie.”

    Hij waarschuwde dat de kleinburgerlijke en werkende massa’s van West-Oekraïne, dat toen nog deel van Polen was, onder de invloed van reactionaire demagogie zouden komen te staan indien de internationale arbeidersklasse de groeiende steun voor onafhankelijkheid van Oekraïne niet zou opnemen. Trotski dacht dat soortgelijke processen zich ook in Sovjet-Oekraïne konden afspelen, zelfs indien dit moeilijker in te schatten was.

    Deze geschiedenis weerlegt de argumenten van de rechtse Oekraïense nationalisten die beweren dat de Bolsjewieken verantwoordelijk waren voor de onderdrukking van Oekraïne. Feit is dat de Bolsjewieken en de erfgenamen van de bolsjewistische benadering – met name de Linkse Oppositie – steeds het recht op zelfbeschikking verdedigden. Het waren eerst de liberalen en nationalisten die Oekraïne onder Duitse bescherming wilden plaatsen en vervolgens de stalinisten die met hun gecentraliseerde autoritaire regime de zelfbeschikking van Oekraïne afblokten.

    In rechtse nationalistische kringen wordt veel nadruk gelegd op het feit dat de gedwongen collectivisatie een opzettelijke genocide van de Oekraïense bevolking vormde. Zelfs indien Stalin afkomstig was uit de Kaukasus, was hij effectief steeds meer beïnvloed door Groot-Russische vooroordelen. Maar de belangrijkste reden voor het misdadige beleid van de gedwongen collectivisatie ligt bij het falen van het economisch beleid en de paniek over het feit dat de koelakken te sterk werden.

    Na de Tweede Wereldoorlog was de nationale kwestie helemaal niet opgelost in de Sovjet-Unie. Het land ontwikkelde zich economisch tot de tweede sterkste wereldmacht. Toen de stagnatie toesloeg en de Sovjetbureaucratie het land steeds meer in crisis bracht, kwam de nationale kwestie terug op het voorplan.

  • Verworvenheden en sociale zekerheid verdedigen: met een unitair België, of met een verenigde arbeidersbeweging in strijd?

    Wat in 2024? Reactie op ‘We are one’

    De mogelijkheid van een nieuwe staatshervorming in 2024 is reëel. Wat kunnen we verwachten? Een nieuwe besparingsronde verborgen achter een overdracht van bevoegdheden zonder bijhorende middelen? Een nieuwe periode van communautaire complicaties? Het in vraag stellen van de sociale zekerheid? De PVDA leverde een bijdrage aan het debat met het boek ‘We are One’ geschreven door David Pestiau. Het boek wordt voorgesteld als een manifest voor de eenheid van België. Hieronder onze reactie op dat standpunt. 

    Dossier door Baptiste uit maandblad De Linkse Socialist

    Het gevaar wordt reeds aan het begin van het boek omschreven: er is het risico dat met een staatshervorming in 2024 een ‘point of no return’ wordt overschreden in de richting van een opsplitsing van het land waarbij onze sociale verworvenheden en in het bijzonder de sociale zekerheid bedreigd zijn. Wie zorgt voor deze dreiging? Voornamelijk twee Vlaamse politieke partijen: N-VA en Vlaams Belang.

    Het stoppen van N-VA en Vlaams Belang is een enorme uitdaging bij de verkiezingen. Onder het mom van zogenaamde ‘sociale rechtvaardigheid’ voor hardwerkende Vlamingen tegenover de ‘profiteurs’, proberen deze partijen de werkende klasse te verdelen om de belangen van de bazen beter te dienen. Het aanwakkeren van verdeeldheid tussen gemeenschappen is daar onderdeel van, net als racisme, seksisme en allerhande vormen van discriminatie. Het is duidelijk dat de volgende staatshervorming een sleutelmoment zal zijn voor de N-VA, die alles in het werk zal stellen om verdeeldheden en ongelijkheden te institutionaliseren om zo de sociale zekerheid beter te kunnen aanvallen. Betekent dit echter dat de arbeidersbeweging in haar antwoord de eenheid van België centraal moet stellen?

    Eenheid van België verdedigen om de pogingen tot verdeling van de werkende klasse te stoppen?

    Wij zijn het met de PVDA eens over de bedoelingen en de politieke strategie van de N-VA. We denken echter niet dat een pleidooi voor de eenheid en het imago van België deel uitmaakt van onze wapens om te strijden tegen rechts en extreemrechts en om onze sociale verworvenheden te verdedigen. 

    Het beleid van communautaire verdeeldheid moet gestopt worden. Elke ernstige studie toont aan dat separatisme geen prioriteit is voor de bevolking, in geen enkele gemeenschap in België. Integendeel: de meerderheid van de bevolking wil sociale prioriteiten stellen in alle delen van het land. Zes op de zeven Vlamingen zijn tegen separatisme, een meerderheid van de Belgen is voorstander van het belasten van grote vermogens en het optrekken van de pensioenen tot minimum 1500 euro netto. Hoe is het mogelijk dat partijen die daar haaks op staan, zoals N-VA en Vlaams Belang, uiteindelijk het laken naar zich toe kunnen trekken bij verkiezingen?

    Geen enkele van de historische partijen in het Belgische politieke landschap verdedigt nog de belangen van de werkende klasse, zelfs niet in woorden. Erger nog: allemaal namen ze deel aan regeringen die onze sociale verworvenheden en openbare diensten afbouwden. De lijst van aanvallen is lang: verhoging van de pensioenleeftijd, moeilijker toegang tot werkloosheidsuitkeringen, kapot bespaarde gezondheidszorg, vermarkting van het onderwijs, ontmanteling van de index en bevriezing van de lonen. Decennia van neoliberaal besparingsbeleid en beheer van een kapitalistisch systeem in crisis hebben geleid tot een achteruitgang van de levensstandaard van de armsten en van de volledige werkende klasse. Dit leidt tot een groeiende afkeer tegen het volledige politieke establishment, waaronder de traditionele partijen en de instellingen van het kapitalisme. In deze context van sociale achteruitgang is er een vruchtbare voedingsbodem voor discriminatie, pogingen tot verdeeldheid en extreemrechts, dat op cynische wijze de woede probeert af te wenden. Als de arbeidersbeweging en de linkerzijde onvoldoende antwoorden biedt, is er meer ruimte voor rechtse populistische en extreemrechtse formaties. Het is die voedingsbodem die we moeten aanpakken om het gras onder de voeten van N-VA en Vlaams Belang weg te maaien.

    Die decennia van neoliberaal besparingsbeleid gingen gepaard met staatshervormingen en overdracht van bevoegdheden zonder de middelen om deze te waarborgen. Deze ‘salamitactiek’ van de regeringen had als doel om te besparen, door sector per sector en gemeenschap per gemeenschap op te zadelen met een tekort aan middelen. Zo wilden de regeringen meteen ook een eengemaakt arbeidersverzet hiertegen vermijden. Dit is niet de enige tactiek die voor de besparingspolitiek werd gebruikt. Elders in Europa werd er bespaard zonder dat er sprake was van staatshervormingen en soms gebeurde het harder dan bij ons. Het gaat niet zozeer om het machtsniveau waarop bevoegdheden worden uitgeoefend, maar om de middelen die ervoor beschikbaar zijn. Voor de werkende klasse is het essentieel om de verloren middelen terug te eisen en niet zozeer om bevoegdheden over te dragen aan een ander machtsniveau of om de Belgische nationale identiteit te verdedigen. 

    Hoe onze sociale verworvenheden verdedigen?

    De PVDA stelt terecht de administratieve complicaties en aberraties aan de kaak die tussen de verschillende gefedereerde entiteiten kunnen bestaan, wat tot verspilling leidt. Betekent dit dat een herfederalisering schaalvoordelen zal opleveren en een betere financiering van diensten en behoeften mogelijk zal maken? We denken dat dit een vergissing is. ‘Schaalvoordelen’ is voor veel werkenden een vies woord dat geassocieerd wordt met afdankingen en besparingen als een bedrijf een ander overneemt. Het is moeilijk voor te stellen dat dergelijke schaalvoordelen, zelfs indien ze worden bereikt, automatisch zouden gebruikt worden om de middelen voor de diensten aan de werkende klasse te verhogen, ongeacht van de politieke krachten die de regering vormen. Het is veeleer te verwachten dat de traditionele partijen deze schaalvoordelen zouden gebruiken om het begrotingstekort terug te dringen. Wat zou een progressieve regering met die schaalvoordelen kunnen doen? Dat zou slechts een druppel op een hete plaat vormen aangezien deze besparingen onbeduidend zijn in vergelijking met de decennia van besparingsbeleid. 

    In de vijf jaar voor de pandemie werd 2,3 miljard bespaard op de gezondheidszorg. Alles is precairder geworden: het aantal bedden in verhouding tot de bevolking is afgenomen, het aantal patiënten per verpleegkundige is toegenomen, de hoeveelheid diensten per ziekenhuis nam ook af, de wachttijden voor raadplegingen of verzorging nemen toe … Het is duidelijk dat een eenvoudige herfederalisering van de geregionaliseerde delen niet zal volstaan om de jarenlange onderfinanciering aan te pakken. Zelfs de 1 miljard euro extra voor de zorg, na strijd van het personeel voor en tijdens de pandemie, volstaan duidelijk niet. De gezondheidszorg toont overigens dat we voorzichtig moeten zijn met het bepleiten van schaalvoordelen. Het is net dat argument dat gebruikt wordt om diensten binnen ziekenhuisnetwerken te rationaliseren en om nogmaals voor te stellen om kraamafdelingen te sluiten. Onder dit systeem betekent schaalvoordeel steeds een verhoging van de winsten van de kapitalisten.

    Het heeft geen zin om er omheen te draaien: we moeten het geld halen waar het zit om de diensten en de sociale bescherming die we nodig hebben te financieren, of het nu gemeentelijke, regionale of federale diensten zijn. Nooit in de geschiedenis is er zoveel rijkdom geweest in de samenleving, maar die wordt door een minderheid ingepikt. Hoewel de economie tot stilstand kwam en veel gezinnen hun inkomen verloren in 2020, keerden de bedrijven van de Bel20 5 miljard euro aan dividenden uit aan hun aandeelhouders. Om nog maar te zwijgen over belastingontduiking: naar schatting zorgen allerhande methoden van al dan niet legale belastingontduiking ervoor dat er jaarlijks 30 miljard euro inkomsten misgelopen worden. De pandemie was een schok voor de economie, maar het ongelijk verdelen van de rijkdom werd niet verstoord. Integendeel!

    Is het op federaal vlak dat de tekorten en ongelijkheid kunnen aangepakt worden?

    De PVDA pleit voor een recentralisatie van alle fiscaliteit op federaal niveau om de belastingconcurrentie tussen de regio’s te doorbreken en een rechtvaardiger belastingstelsel op nationaal vlak mogelijk te maken, onder meer door de invoering van een miljonairstaks.  

    Zo’n miljonairstaks zou 8 miljard euro opbrengen en zorgen voor een meer evenwichtige fiscaliteit. Is dat de sleutel tot verandering? Uiteraard zijn we voorstander van progressieve hervormingen, ook op fiscaal gebied. We kunnen echter niet voorbijgaan aan de beperkingen die er zijn: een dergelijk voorstel laat nog veel ruimte voor initiatief aan de superrijken en bazen. We weten ondertussen dat de kapitalisten over een leger van advocaten en fiscale spitstechnologie beschikken om belastingen te ontwijken. Ze aarzelen niet om de traditionele media en dreigementen in te zetten tegen elke progressieve hervorming. Dit kan opnieuw leiden tot belastingontduiking. We moeten hierop van bij het begin voorbereid zijn. Bovendien heeft een dergelijke belasting enkel betrekking op het persoonlijke vermogen van de superrijken, terwijl naar de wortels van de winsten moet gekeken worden: de productie in de grote bedrijven. Het betekent dat een miljonairstaks niet tot die taks zelf mag beperkt zijn, maar het uitgangspunt moet zijn van een strijd om de controle over de in de samenleving geproduceerde rijkdom. Dit vereist de nationalisatie van de financiële sector en andere economische sleutelsectoren. Alleen op die manier kan de ongelijke verdeling van de rijkdom doorbroken worden en kunnen onze diensten en sociale bescherming de middelen krijgen die nodig zijn.

    Is het op federaal vlak dat maatschappelijke problemen het best kunnen aangepakt worden? 

    De afgelopen maanden waren er twee grote rampen in de samenleving: de verschillende Covid-golven met de bijhorende gezondheidscrisis en de overstromingen van juli 2021. Beide gebeurtenissen zijn zeer verschillend van aard, maar er zijn ook veel overeenkomsten. In beide gevallen is er een totaal gebrek aan voorbereiding op de schade, ondanks tamelijk feitelijke waarschuwingen. Dit werd gevolgd door verlamming in het heetst van de ramp en vervolgens een onvermogen om van de fouten te leren en het beleid bij te sturen. 

    De PVDA verklaart dit door de versnippering van de bevoegdheden tussen de gefedereerde entiteiten bij het antwoord op dergelijke gebeurtenissen. Tijdens de pandemie kibbelden zeven ministers van Volksgezondheid soms, op andere momenten waren ze het roerend eens. Bij de overstromingen legden de waarschuwingen van het European Flood Awareness System een kronkelend parkoers af in de marge van de verschillende entiteiten. Kan een sterker federaal niveau dergelijke problemen oplossen?

    Toen de federale regering het beheer van de pandemie overnam via de overlegcomités, werd de stem van de federale regering wel gehoord, maar dit volstond niet om de uitdagingen het hoofd te bieden. Ziekenhuizen kampen nog steeds met hetzelfde gebrek aan middelen en personeel. De komst van elke golf volgt hetzelfde ondoeltreffende patroon: eerst oproepen om te leven alsof er niets aan de hand is ondanks de negatieve signalen, vervolgens paniek en een crisissituatie in de ziekenhuizen waarbij er een bocht van 180 graden genomen wordt met tal van beperkingen voor jongeren en werkenden, behalve dan om te gaan werken. In het geval van de overstromingen speelde het federale niveau minder, gezien het regionale karakter van de gebeurtenissen. Maar in alle gevallen zit het probleem niet zozeer bij welk niveau bevoegd is. 

    Zowel inzake herhuisvesting en schadeloosstelling van de slachtoffers, herstel van de woningen, herstel van de civiele bescherming (op basis van de federale defensiemiddelen) of het herorganiseren van de ruimtelijke ordening werd er geen enkele vooruitgang geboekt en wordt iedereen aan zijn lot overgelaten.

    De reden hiervoor is telkens dezelfde: de regeringen zijn niet bereid om de bestaande behoeften centraal te stellen en daarvoor de middelen te zoeken waar ze zich bevinden. Door alle bevoegdheden naar het federale niveau te verschuiven, wordt dat probleem niet opgelost. Het is immers een kwestie van middelen die met de bevoegdheden gepaard gaan. 

    Anderzijds toonden de recente rampen eens te meer het vermogen tot initiatief en solidariteit onder de bevolking. Toen er bij de civiele bescherming niemand meer was om de door het water ingesloten mensen te hulp te komen, waren het de buren die heldhaftig optraden en hulp boden om in de eerste levensbehoeften te voorzien. Toen er geen mondmaskers waren omdat defensie (federale bevoegdheid) de strategische reserves had vernietigd, waren het werkenden uit alle sectoren en gemeenschappen die stoffen maskers maakten en een essentiële functie vervulden.

    Hoe tot verandering komen?

    In ‘We are one’ worden solidariteit en eenheid van de werkende klasse verward met de eenheid van België. We denken dat deze veralgemening een vergissing is die de illusie wekt dat er een institutionele uitweg is uit de onzekerheid van de samenleving. Het idee wordt gecreëerd dat we onze sociale verworvenheden het beste kunnen verdedigen door de eenheid van België en een nationale identiteit centraal te stellen. 

    Ongelijkheid, bestaansonzekerheid en alle sociale misstanden die daaruit voortvloeien, vinden hun oorsprong in de grondslagen van het economisch systeem: het kapitalisme. Dit systeem maakt de verrijking mogelijk van een handvol ultra-rijken, gebaseerd op hun eigendom van de productiemiddelen, door de uitbuiting van 99% van de bevolking die leeft van hun werk. Rijkdom wordt geproduceerd om op korte termijn winst te maken, met alle verspilling, armoede, tekorten en maatschappelijke complicaties van dien. Er is geen institutionele ontsnapping aan dit systeem, de tegenstrijdigheden ervan zullen altijd naar voren komen.

    Er is geen binnenweg: we moeten de grondslagen van dit systeem onder ogen zien en ons voorbereiden op een confrontatie met het kapitalisme. Onze kracht is de eenheid en solidariteit van de werkende klasse doorheen strijd, niet de eenheid van een natiestaat. Zoals David Pestieau in ‘We Are One’ terecht opmerkt, is het door arbeidersstrijd dat onze sociale zekerheid en andere verworvenheden afgedwongen zijn. Het zal eveneens door mobilisatie en eengemaakte strijd zijn dat we onze levensomstandigheden verdedigen en nieuwe sociale verworvenheden kunnen afdwingen. Die eenheid versterken we door te vertrekken van de noden van de werkende klasse, niet door wellicht vruchteloos te zoeken naar elementen waarrond een brede klassenoverstijgende ‘nationale eenheid’ mogelijk is. Die laatste zoektocht levert in het boek gemeenplaatsen op over het volkse België van Jacques Brel over frieten tot geuze. Daar is de werkende klasse niet veel mee in de strijd voor jobs, arbeidsomstandigheden, openbare diensten, betaalbare huisvesting …

    Wij hangen geen enkel nationalisme aan en beoordelen elk voorstel op basis van de vraag of het de arbeidersbeweging vooruit helpt of stappen terug doet nemen. Wat voor ons van belang is, is de eenheid van de Belgische arbeidersklasse, niet de eenheid van België. We hechten geen geloof aan institutionele oplossingen, niet als ze een verdere regionalisering invoeren, maar ook niet als het om een herfederalisering gaat. Binnen het kader van het kapitalisme is een fundamentele oplossing van de nationale kwestie niet mogelijk, enkel machtsverschuivingen tussen de samenstellende delen.  

    De werkende klasse is doorheen eengemaakte strijd in staat om het economische systeem omver te werpen en te bouwen aan een samenleving waarin alle rijkdom wordt geproduceerd en verdeeld naar behoefte, door middel van een democratisch geplande economie. De strijd voor maatschappijverandering start nationaal, maar moet internationalistisch gevoerd worden om het kapitalisme effectief omver te werpen. Een internationaal democratisch geplande economie, dat is het socialisme waar wij voor vechten.

     

     

    Wie wil het einde van België?

    In het boek ‘We are one’ wordt beschreven hoe het Vlaams Belang en de N-VA elk met hun eigen strategie, maar met een zelfde doel, opkomen voor het einde van België. Het doel is om het sociale weefsel te breken en van het land een paradijs voor de bazen te maken.

    Er dringt zich een nuancering op. N-VA geeft toe dat het voor VOKA rijdt, maar dit betekent niet dat de belangen van de burgerij eenduidig zijn op communautair vlak. De burgerij is steeds georganiseerd op basis van de natiestaat, België is daarin geen uitzondering. De laag in de Vlaamse werkgeversfederatie die het communautaire debat aanwakkert, wordt vooral gedomineerd door kleinere bazen die een hardere opstelling tegen de arbeidersbeweging willen. 

    Dit is niet onbelangrijk: een groot deel van de Belgische burgerij staat niet zo welwillend tegenover de communautaire agitatie van de kleine bazen uit Vlaanderen. Soms komt het de volledige burgerij uit als ze daardoor kan profiteren van de sociale achteruitgang die N-VA organiseert. Maar op andere ogenblikken versterkt de burgerij de natiestaat als hefboom om haar economische en politieke dominantie te consolideren. Wellicht zal de burgerij vandaag eerst op federaal vlak nieuwe economische beleidskeuzes doorvoeren. De meeste traditionele partijen gaan daarin mee als verdedigers van de belangen van de Belgische burgerij.

  • Geschiedenis. Oekraïne tussen imperialisme, revolutie en zelfbeschikking

    Als nationaliteit met een eigen taal en cultuur stonden de Oekraïners tot aan de Russische Revolutie onder de buitenlandse heerschappij van de Russische tsaren en in West-Oekraïne (waar zij “Roethenen” werden genoemd) onder Oostenrijk-Hongarije. Oekraïens was vooral een boerentaal. Tegen het einde van de 19e eeuw kwam een nationale beweging op, vooral in het westen van Oekraïne.

    Dossier door Marcus Hesse (SAV, ISA in Duitsland)

    In het tsaristische Rusland werden de Oekraïense taal en cultuur onderdrukt. Het doel was assimilatie in de Russische natie. De arbeidersbeweging in Oekraïne was hoofdzakelijk gevestigd in de industriële regio Donbas en in de grote steden, waar Russisch de overheersende taal was. Na de Eerste Wereldoorlog en tijdens de revolutie van 1917 ontstond de mogelijkheid om een onafhankelijke Oekraïense staat te stichten. De bolsjewieken steunden deze inspanningen omdat ze het einde van de suprematie van Groot-Rusland en het recht op zelfbeschikking van de onderdrukte volkeren als voorwaarden zagen voor een vrijwillige unie van volkeren.

    Revolutie en burgeroorlog

    In 1917 werd een onafhankelijke Oekraïense Volksrepubliek uitgeroepen. In tegenstelling tot de situatie in Rusland waren de burgerlijke nationalistische krachten politiek dominant. Tegelijkertijd vormde de arbeidersklasse lokale Sovjetrepublieken. Het centrum van de eerste grote Sovjetrepubliek in Oekraïne was de stad Charkov. Aanvankelijk kon de Sovjetmacht slechts korte tijd standhouden in Kiev. Tegelijkertijd werd het westelijke deel van Oekraïne rond de regio Lviv deel van de nieuwe Poolse nationale staat. De Poolse regering nam uiterst repressieve maatregelen tegen elke poging tot autonomie.

    De Russische burgeroorlog woedde in Centraal- en Oost-Oekraïne. In de loop van drie jaar werd de regio één van de bloedigste en meest chaotische oorlogstheaters. In de herfst van 1918 bezetten Duitsland en Oostenrijk-Hongarije een groot deel van het land, waarbij zij hun plunderingen combineerden met steun aan Oekraïense nationalistische groeperingen. Tegelijkertijd vochten contrarevolutionaire ‘witte’ troepen tegen het Rode Leger. Ook de anarchisten onder leiding van Nestor Makhno beheersten een deel van het land. Tussen 1917 en 1920 veranderde de stad Kiev 14 keer van ‘eigenaar’.

    Op het grondgebied van het Witte Leger van generaal Denikin en onder dat van de nationalist Petljoera vonden pogroms plaats tegen de Joodse bevolking, die ongeveer 100.000 doden en een massale uittocht van Joden tot gevolg hadden. Uiteindelijk kon het Rode Leger zich tegen hoge kosten doen gelden tegen de verschillende reactionaire krachten.

    Sovjetmacht en zelfbeschikking

    De eerste Sovjetregering was van korte duur en steunde hoofdzakelijk op Russischtalige stedelijke arbeiders. Pas in 1920/21 slaagden de bolsjewieken erin heel Oekraïne definitief in handen te krijgen. De laatste ‘witte troepen’ werden verslagen op de Krim in 1920. Een wijziging van het beleid ten aanzien van kleine en middelgrote landbouwers heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. Door samen te werken met de Borotbisten, de Oekraïense sociaal-revolutionairen, konden de bolsjewieken hun invloed vergroten. Gedurende enige tijd bestonden er twee communistische partijen, een Oekraïense en een Russischtalige, naast elkaar totdat er een gemeenschappelijke partij werd gevormd. In de jaren twintig werd door Lenin en Trotski een politiek van oriëntatie op Oekraïense autonomie ingevoerd, met gerichte bevordering van de Oekraïense taal en cultuur. De naam van dit nationaliteitsbeleid was ‘Korenizacija’.

    Op deze manier kon Sovjet-Oekraïne ook een beroep doen op de westelijke regio’s van Oekraïne, waar de Oekraïners nog steeds onder nationale onderdrukking te lijden hadden. Daar ontwikkelde zich een sterke nationale beweging, die zich spoedig opsplitste in een linkse, pro-Sovjet-vleugel en een rechtse. De latere fascist, oorlogsmisdadiger en nazi-collaborateur Stepan Bandera, die nu in sommige delen van Oekraïne als een nationale held wordt beschouwd, kwam uit deze laatste traditie voort.

    Tijdens de bureaucratisering onder Stalin werd de autonomie opnieuw ingeperkt door de centrale macht in Moskou. Zo werden in de jaren dertig leiders van de Oekraïense CP uit hun functie ontheven vanwege hun vermeende Oekraïense nationalisme en steun aan oppositionele stromingen.

    Gedwongen collectivisatie en hongersnood

    Nadat Stalin jarenlang had gepleit voor toegevingen aan de rijke boeren (koelakken), leidde een graancrisis vanaf 1928 tot een gewelddadige ommekeer. De regering van Stalin richtte zich op versnelde industrialisatie en collectivisatie van de landbouw. De volgende jaren stonden in het teken van de gedwongen collectivisering van de landbouw. Dit leidde tot nieuwe burgeroorlogachtige conflicten tussen de staat en de boerenstand. In 1932-33 leidde dit beleid, in combinatie met slechte oogsten, tot hongersnood in grote delen van de Sovjet-Unie. Tot vijf miljoen mensen stierven. Oekraïne werd bijzonder hard getroffen, evenals Zuid-Rusland, Siberië en Kazachstan.

    Sinds de ineenstorting van de USSR is de hongersnood van 1932-33 een centraal referentiepunt geworden voor het Oekraïense nationale bewustzijn. Rechtse tendensen hebben de term “Holodomor” (“dood door verhongering”) bedacht. Het is geen toeval dat deze term de nazi-holocaust oproept. Deze assimilatie is opzettelijk en is geleidelijk standaard geworden in het huidige taalgebruik. De bedoeling is te suggereren dat de stalinistische leiding de hongersnood opzettelijk creëerde om de Oekraïense natie te treffen. De Oekraïense en Amerikaanse regeringen spreken van genocide.

    Historisch gezien is de stelling dat de hongersnood opzettelijk werd uitgelokt, niet houdbaar. Hoewel de honger vooral de door Oekraïners bewoonde gebieden trof, raakte zij ook de etnische Russen. Het lijdt geen twijfel dat de politiek van gedwongen collectivisatie tot de catastrofe heeft bijgedragen. Bijzonder misdadig was de politiek van Stalin om het bestaan van de hongersnood officieel te ontkennen en te verbergen. Hieruit blijkt het verschil met de politiek van Lenin en Trotski. Tijdens de hongersnood van 1921/22, die volgde op de burgeroorlog, zwegen zij niet maar deden ze integendeel beroep op de wereld voor humanitaire hulp.

    Nazi invasie, collaboratie en partizanenstrijd

    De hongersnood en de zuiveringen van de jaren dertig tastten de populariteit van de Sovjetstaat aan. Vanaf de jaren dertig pleitte Trotski, in ballingschap, voor het recht van Oekraïne op nationale afscheiding. Toen de Sovjet-Unie in de herfst van 1939 het westen van het Poolse Oekraïne annexeerde – als onderdeel van het pact tussen Hitler en Stalin – kwamen miljoenen Oekraïners die voordien deel hadden uitgemaakt van Polen, onder Sovjetcontrole. Maar in juni 1941 viel de Wehrmacht deze nieuw verworven Sovjetgebieden binnen. De fascistische ‘rassenoorlog’, een vernietigingsoorlog, begon in volle hevigheid. Oekraïne werd het centrale toneel van de geplande uitroeiing van de Joden. Het bloedbad in de Babyn Yar-vallei bij Kiev werd het symbool van deze vernietigingscampagne. In het grootste bloedbad van de Tweede Wereldoorlog slachtte de Duitse Wehrmacht in slechts twee dagen meer dan 33.000 Joden af.

    Oekraïense nationalisten, maar ook veel gewone boeren, verwelkomden de Wehrmacht aanvankelijk als ‘bevrijders’. Onder Bandera ontstond een collaboratiebeweging, die een actief onderdeel werd van de vernietigingsmachinerie van de nazi’s. Net als in de Russische burgeroorlog gingen antisemitisme en anticommunisme hand in hand. Uiteindelijk kwam Bandera’s beweging in conflict met de nazi’s, omdat de nazi’s in geen geval een onafhankelijke Oekraïense staat wilden toestaan. Dit pleit Bandera’s volgelingen echter niet vrij van hun historische misdaden. Vooral omdat hun streven naar een etnisch zuivere Oekraïense staat hen ook in conflict bracht met de Poolse minderheid in West-Oekraïne. In Wolynië en Oost-Galicië slachtten zij tot 100.000 Poolse burgers af. Duizenden Oekraïense burgers werden gedood bij Poolse represailles.

    De Duitse fascistische bezetters oefenden een schrikbewind uit over de etnische Oekraïners en het land werd systematisch geplunderd. Tijdens de oorlog werden twee miljoen Oekraïners naar Duitsland gedeporteerd als dwangarbeiders. Een partizanenbeweging vormde zich tegen het naziregime en bevrijdde na jaren van bloedige gevechten het land aan de zijde van het Rode Leger. Stalins rol hierbij was allesbehalve glorieus: hij reageerde op de collaboratie van ongeveer 22.000 Krim-Tataarse nationalisten met de Duitsers door de hele etnische moslimgroep, 180.000 mensen in totaal, naar Centraal-Azië te deporteren.

    Van de oorlog tot het einde van de Sovjet-Unie

    Tussen 1945 en de dood van Stalin waren er opnieuw grote golven van zuiveringen, die vele voormalige strijders tegen het fascisme troffen. Na 1945 vluchtten veel Oekraïense collaborateurs naar het buitenland. München werd een belangrijke plaats van ballingschap omdat het conservatieve Beierse establishment een gunstig politiek klimaat voor deze krachten creëerde. Desondanks werd de oorlogsmisdadiger Bandera in 1959 door KGB-agenten doodgeschoten. Na 1991 werd hij de ‘held’ van de nieuwe Oekraïense nationalisten.

    In 1954 besloot Chroesjtsjov de Russischtalige Krim, die bij Rusland hoorde, af te staan aan de Oekraïense Sovjetrepubliek zonder de mening van de bevolking te vragen. De terugkeer naar de Krim voor alle Krim-Tataren die door Stalin zijn gedeporteerd, werd pas in 1988 toegestaan. Hun nakomelingen zijn de grootste tegenstanders van de Russische annexatie van de Krim in 2014, wat heeft geleid tot etnische spanningen op het schiereiland.

    De nationale conflicten namen af tot de ineenstorting van de Sovjet-Unie. Maar vanaf 1991, met de vorming van Oekraïne als natiestaat en de herinvoering van het kapitalisme met al zijn gevolgen (armoede, werkloosheid, sociale ongelijkheid), kwamen zij weer aan de oppervlakte. Met de huidige conflicten komen ze op de voorgrond.

  • Stijgende prijzen zetten onze koopkracht onder druk: sociale strijd opvoeren!

    Afbeelding: Pixabay

    De snel stijgende inflatie wordt door de bazen aangegrepen om in naam van hun concurrentiepositie een aanval in te zetten op onze lonen. Dat is het excuus dat ze gebruiken om de klassenstrijd op te voeren om hun winsten te vergroten. 

    door Jeremy (Namen) uit maandblad De Linkse Socialist

    In de vorige editie van De Linkse Socialist publiceerden we een artikel over de oorzaken van de inflatie. Die gaan veel verder dan enkel de energiecrisis. De internationale toeleveringsketens lopen vast door de gevolgen van de pandemie, maar ook door de politieke instabiliteit en de toenemende inter-imperialistische spanningen, in het bijzonder de economische concurrentie en de nieuwe koude oorlog tussen de VS en China. De inflatie zal niet zomaar verdwijnen en dreigt te zorgen voor een enorme schuldencrisis, een aaneenschakeling van wanbetalingen en faillissementen en zelfs een diepe economische recessie. 

    Zorgt concurrentie voor de redding?

    De Amerikaanse president Joe Biden zei afgelopen juli: “Ik ben een trotse kapitalist. Het grootste deel van mijn loopbaan heb ik besteed aan het vertegenwoordigen van de ondernemingsgezinde staat Delaware. Maar laat me heel duidelijk zijn: kapitalisme zonder concurrentie is geen kapitalisme, het is uitbuiting. Zonder gezonde concurrentie kunnen de grote spelers vragen wat ze willen en je behandelen zoals ze willen. Dat betekent een slechte deal aanvaarden voor dingen waar je niet zonder kunt.” De oplossing lijkt voor de hand te liggen: meer concurrentie. 

    Dit soort slecht toneel is niet nieuw. We zagen eerder hoe het gebruikt werd om de openbare diensten af te breken. Vandaag blijkt nochtans heel duidelijk dat de concurrentie tussen energieleveranciers niet zorgt voor een daling van de prijzen. 

    Begin februari maakte de CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas) bekend dat de gascentrales in ons land samen goed waren voor een bedrijfswinst van 353 miljoen euro, de grootste winst in 15 jaar. Die privébedrijven grepen de sterke stijging van de gasprijzen aan om hun voorraden duur te verkopen in plaats van er elektriciteit mee op te wekken. Daarna werd met de opbrengst van die verkoop elektriciteit gekocht bij andere leveranciers, wat een opwaartse druk zet op de elektriciteitsprijzen. Kortom, de marktlogica versterkt de prijsstijgingen. 

    Onvermijdelijke sociale onrust

    Perioden van hoge inflatie zorgen historisch steeds voor scherpe klassenstrijd. Dit jaar begon bijvoorbeeld met een massale opstand in Kazachstan die bloedig werd neergedrukt, met de hulp van het Russisch imperialisme. De opstand ontstond na forse prijsstijgingen. Het nieuwe tijdperk van wanorde dat we zijn binnengetreden, kan sociale bewegingen voortbrengen die het protest van de gele hesjes in Frankrijk in 2018 in de schaduw plaatsen. 

    In 2008 leidden de stijgende voedselprijzen (vooral door speculatie als gevolg van de economische crisis) tot een hele reeks ‘voedselrellen’ in Afrika, Haïti, Azië (Indonesië, Filippijnen, enz.) en Latijns-Amerika (Peru, Bolivia, enz.). Een dergelijk scenario kan zich opnieuw voordoen, zeker in een periode van schaarste die veel speculatieve mogelijkheden schept. Stijgende prijzen speelden ook een sleutelrol in de golf van massamobilisaties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten in 2010-2011, die begon met de revoluties die een einde maakten aan het bewind van de dictators Ben Ali in Tunesië en Moebarak in Egypte. In 2019 lagen stijgende prijzen mee aan de basis van massale opstanden in onder meer Ecuador en Soedan. 

    Het is dan ook met enige wanhoop dat liberale economen via alle kanalen van de gevestigde media herhalen dat we vooral geen loonsverhogingen mogen eisen omdat dit tot meer inflatie zou leiden. Dat is niet correct. Als een kapitalistisch bedrijf onder druk staat om de lonen te verhogen, zijn prijsverhogingen niet de enige optie. Het is ook mogelijk om de winsten te verlagen. Ondanks records inzake winstmarges bij de grote bedrijven, lijkt het verlagen van de winsten echter een ondenkbaar taboe te zijn. 

    Opgelet: koopkracht onder vuur

    Op het niveau van de maatschappij in haar geheel zou dit betekenen dat een groter deel van de geproduceerde rijkdom naar de werkende klasse gaat in plaats van naar de kapitalisten. Het betekent ook meer middelen voor de sociale zekerheid via sociale bijdragen op de lonen. 

    De klassenstrijd om de lonen speelt mee bij het voorstel om de btw op elektriciteit tijdelijk te verlagen van 21% naar 6%. Een verbruiksbelasting die gelijk is voor alle inkomensniveaus is uiteraard bijzonder asociaal. De tijdelijke btw-verlaging is echter niet ingegeven door een gevoel van rechtvaardigheid, laat staan door vrijgevigheid. Begin februari berekende de econoom Philippe Defeyt (Ecolo) van het Instituut voor Duurzame Ontwikkeling dat de btw-verlaging ervoor zorgt dat de tweede indexverhoging van 2022 later valt. “Dat is zes maanden koopkrachtverlies voor de gezinnen die van het indexeringsmechanisme genieten. Zij zouden meer geld overhouden met een hogere elektriciteitsfactuur.” (Le Soir, 7 februari) 

    De bazen werpen het idee van een indexsprong op. Pieter Timmermans van de werkgeversfederatie VBO schreef onlangs: “De indexering wordt niet door Sinterklaas betaald, maar door de bedrijven die de kost moeten dragen door nog meer te presteren of prijsstijgingen door te voeren. Daarom (…) moeten we ons strikt aan de Wet van 96 houden.” Hij voegde eraan toe: “Als we vandaag niet ingrijpen, wordt België opnieuw de zieke man van Europa.” Dat vat perfect samen hoe de bazen de concurrentie gebruiken om de lonen te ondermijnen.

    In zijn tijd sprak Karl Marx al over inflatie op een bijeenkomst van de Internationale Arbeidersassociatie, de Eerste Internationale. Zijn bijdrage werd nadien gepubliceerd als het boek ‘Loon, Prijs en Winst’. Het toont op briljante wijze aan dat het niet de lonen zijn die de prijzen opdrijven. Loonsverhogingen zijn het resultaat van harde strijd van de werkenden om te krijgen wat hen toekomt: een groter deel van de door hen geproduceerde rijkdom. De automatische indexering – in Trotski’s Overgangsprogramma omschreven als de “glijdende loonschalen” – is een doorn in het oog van de kapitalisten. De verdediging ervan is essentieel voor de werkende klasse.

    Een socialistisch antwoord 

    De arbeidersklasse moet reageren met een offensief programma. De automatische loonindexering moet worden gehandhaafd met een herstel van de index zoals die voor 1994 bestond (toen de ‘gezondheidsindex’ werd ingevoerd, waardoor onder meer de motorbrandstofprijs niet langer in rekenschap wordt gebracht). Naast de afschaffing van btw op eerste levensbehoeften is het de hoogste tijd om een minimumloon van 14 euro per uur in te voeren. De loonwet van 1996 moet onmiddellijk weg, zodat er echte onderhandelingen kunnen plaatsvinden in alle bedrijfstakken die tijdens de crisis winst hebben gemaakt. Dit houdt onder meer in dat de boeken van alle ondernemingen worden geopend voor hun werknemers en dat een belasting wordt geheven op crisisprofiteurs om herinvesteringen in productieve sectoren te financieren.

    Om de explosie van de energieprijzen een halt toe te roepen, volstaat een tijdelijke BTW-verlaging niet. De nationalisatie van de hele sector zonder compensatie is nodig. De gecombineerde crisis van de inflatie en het coronavirus geeft een voorproefje van wat ons te wachten staat als we de ecologische crises als gevolg van de opwarming van de aarde overlaten aan de marktmechanismen. Om de uitdagingen aan te pakken, moet de volledige financiële sector genationaliseerd worden zodat een rechtvaardige en duurzame energietransitie kan betaald worden, met de creatie van stabiele en goedbetaalde jobs voor isolatie van gebouwen, massale investeringen in openbare diensten en toegang tot goedkoop krediet voor huisvesting en duurzame bedrijven. 

    Inflatie is niet vreemd aan het kapitalisme, maar is er een natuurlijk gevolg van. Net zoals het bestaan van privé-monopolies dat is. De kapitalistische klasse als geheel zweert weliswaar bij de deugden van concurrentie als remedie, maar op het niveau van hun individuele ondernemingen haten kapitalisten concurrentie! Protectionisme, exclusieve exploitatierechten en patenten op uitvindingen en geneesmiddelen zijn allemaal wettelijke middelen om concurrentie te vermijden. Zodra zij de markt betreden, streven individuele kapitalisten ernaar monopolist te worden door kleinere concurrerende bedrijven op te kopen. Om voor eens en voor altijd van de schadelijke gevolgen van het kapitalisme af te komen, is er een andere productiewijze nodig: een socialistische en democratische planning van de economie. 

    De grote problemen waarmee we worden geconfronteerd en die onoplosbaar zijn binnen het kader van de kapitalistische samenleving, zullen de zoektocht naar radicalere oplossingen stimuleren. Rechts-populistische krachten proberen dit verschijnsel uit te buiten. Het is een illusie te denken dat reformisme of links ‘populisme’ een antwoord bieden. Alleen een omvattende klassenanalyse, perspectief, programma en organisatie kunnen een internationalistische socialistische uitweg bieden uit het verval van het kapitalisme.

  • Het verband tussen kapitalisme en oorlog

    Oorlog draagt alle slechtste aspecten van de samenleving met zich mee, maar juist daardoor wordt tegelijk de basis gelegd voor verandering en revolutie.

    Door Kevin McLoughlin

    In de vroege ontwikkeling van het kapitalisme hielden veel oorlogen verband met de ontwikkeling en eenwording van naties, zoals de oorlogen die de eenwording van Italië in de jaren 1850 tot stand brachten. Vanaf 1870 groeide het kapitalisme echter enorm tot het een mondiaal systeem van monopolistisch of imperialistisch kapitalisme werd, wat resulteerde in een intense concurrentie tussen de grootmachten om markten en grondstoffen. Deze concurrentie legde uiteindelijk de basis voor de Eerste Wereldoorlog in 1914.

    De Tweede Wereldoorlog was een voortzetting van de eerste en de vernietiging als gevolg van die oorlog hielp de basis te leggen voor de naoorlogse hoogconjunctuur die halverwege de jaren zeventig eindigde. Dat was ook een tijd van nationale bevrijdingsoorlogen, waarbij mensen in landen in Afrika en Azië vochten om zich te bevrijden van koloniale overheersing.

    Het winstsysteem

    Wanneer kapitalistische mogendheden met hevige concurrentie worden geconfronteerd, worden zij door de logica van het winstsysteem “gedwongen” om te proberen meer uit hun werknemers te persen, maar ook om markten en grondstoffen van hun kapitalistische rivalen te veroveren of af te pakken. Ongeacht wat hun propaganda zegt, zolang er kapitalisme is, zal er oorlog zijn. Op dit moment zijn er bijna 40 verschillende conflicten of oorlogen gaande.

    Het massale anti-oorlogssentiment in de wereld is zeer progressief. Maar pacifisme, hoe oprecht ook, is niet echt een effectief antwoord op oorlog. Als mensen door een vreemde mogendheid worden aangevallen, hebben zij het recht zichzelf te verdedigen en georganiseerd, onafhankelijk verzet van de arbeidersklasse tegen oorlog kan krachtig zijn. Pacifisme, of alleen maar vrede zoeken, werkt uiteindelijk niet omdat het kapitalistische systeem dan in stand blijft.

    Oorlog gaat altijd gepaard met beweringen en propaganda. Elke oorlog moet individueel beoordeeld worden. Er is geen gids of handleiding die telkens gelijkloopt. De belangrijkste kwesties zijn wie er bij een oorlog betrokken is, welke motieven en belangen zij vertegenwoordigen, en hoe het de mensen van de arbeidersklasse zal treffen.

    Inter-imperialistische oorlogen

    De Eerste Wereldoorlog werd zogenaamd uitgevochten om de rechten van kleine naties te verdedigen, maar men had zich ertegen moeten verzetten, want de waarheid is dat het een volslagen reactionair inter-imperialistisch conflict was tussen verschillende kapitalistische mogendheden over wie de baas zou worden op deze planeet.

    De Tweede Wereldoorlog was eveneens een inter-imperialistisch conflict en er had geen steun mogen worden gegeven aan de verschillende kapitalistische mogendheden die eraan deelnamen. Het fascistische karakter van de Duitse en Italiaanse regimes was echter een extra factor waarmee rekening moest worden gehouden. Begrijpelijkerwijs was de arbeidersklasse niet enthousiast voor de oorlog, maar verzette zij zich tegen het afschuwelijk antidemocratische en tegen de arbeidersklasse gerichte fascisme. De regimes in Italië en Duitsland maakten een einde aan alle democratische rechten in de samenleving en aan elke vorm van onafhankelijke organisatie van de werkende klasse, zoals vakbonden en partijen. Er kon echter geen vertrouwen worden gegeven aan de heersende klassen in de VS, Groot-Brittannië of Frankrijk in hun oorlogsinspanningen, die allen steun of bewondering voor Hitler hadden getoond voordat hij hun overheersing begon aan te vechten.

    Revolutionair socialist Leon Trotski vatte de aanpak samen die arbeiders en socialisten zouden moeten kiezen: “Het gevoel van de massa’s is dat het nodig is om zichzelf te verdedigen. We moeten zeggen: ‘Roosevelt en Wilkie [de toenmalige president van de Verenigde Staten en zijn Republikeinse tegenstander] zeggen dat het nodig is het land te verdedigen; goed! Alleen moet het ons land zijn, niet dat van de zestig families en hun Wall Street.” Trotski schetste een programma over hoe de arbeidersklasse de macht kon grijpen en hun eigen oorlog tegen het nazisme kon voeren: “Laten we opkomen voor een vredesprogramma, zal de arbeider antwoorden, maar Hitler wil geen vrede. Daarom zeggen wij: we zullen de Verenigde Staten verdedigen met een arbeidersleger, met arbeidersofficieren, met een arbeidersregering.” Dezelfde benadering werd gehanteerd door revolutionaire socialisten bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Groot-Brittannië.

    In die tijd betoogde Trotski, zonder op enigerlei wijze het stalinistische dictatoriale regime te steunen, ook terecht dat arbeiders en socialisten zich moesten verzetten tegen een oorlog tegen de Sovjet-Unie door welke kapitalistische mogendheid dan ook en zich moesten inzetten voor de verdediging van de Sovjet-Unie. Het doel van zo’n oorlog zou immers bestaan uit de vernietiging van de nog bestaande gesocialiseerde en geplande economie, wat voor de kapitalisten een bedreiging vormde voor het voortbestaan van hun eigen systeem. Trotski zei: “Wij zullen de taak om Stalin omver te werpen niet aan Hitler overlaten, dat is onze taak.”

    Oorlogen van nationale bevrijding

    Tussen 1954 en 1962 voerde het Algerijnse volk een succesvolle en heldhaftige oorlog om het onderdrukkende Franse imperialisme uit het land te verdrijven. Dergelijke oorlogen van nationale bevrijding moeten gesteund worden door arbeiders en socialisten, zonder steun te geven aan de kapitalistische krachten in het onderdrukte land, die steevast in hun eigen belang wilden regeren.

    De noodzaak van een onafhankelijk standpunt van de arbeidersklasse dat strijdt voor socialistische verandering als kernonderdeel van elke anti-imperialistische of anti-oorlogsstrijd is gebleken uit het feit dat de kapitalistische ‘onafhankelijkheid’ van het imperialisme voor de meerderheid van de bevolking in deze landen geen verandering bracht in het feit dat ze moesten worstelen om te overleven. Bovendien is de greep van het imperialisme op deze landen nu groter dan ooit, zij wordt alleen niet meer gevoerd via directe militaire en politieke bezetting, maar via controle over economische macht en grondstoffen.

    Een systeem dat zijn grenzen heeft bereikt

    Helaas staat oorlog op de agenda omdat het kapitalistische systeem opnieuw zijn grenzen heeft bereikt. Er kunnen inter-imperialistische conflicten ontstaan; oorlogen tussen imperialistische mogendheden en minder kapitalistische mogendheden; oorlogen tussen kapitalistische staten die met elkaar concurreren; of een mengeling van deze, en alle zullen hun eigen bijzondere facetten hebben, inclusief die welke verband houden met historische en nationale vraagstukken.

    Geen van de kapitalistische staten vertegenwoordigt een weg vooruit en het heeft geen zin de kant te kiezen van het imperialisme of kapitalisme dat zogezegd een ‘minder kwaad’ is, als ze allemaal staan voor een afbouw van de rechten en perspectieven van de meerderheid van de bevolking. Meegaan in de kapitalistische logica betekent concurreren met mensen in andere landen in een doodlopende ‘race naar de bodem’ voor de werkende klasse. Er is een alternatief nodig voor het kapitalisme en de oorlogen die het voortbrengt. Er is niet alleen behoefte aan socialistische verandering op internationaal niveau, de materiële basis voor zo’n beweging van onderaf wordt steeds groter.

  • Oorlog toont het falen van het kapitalisme. Socialisten hebben een alternatief

    Oorlog is de verderzetting van politiek met andere middelen. De tegenstellingen van het kapitalisme leiden tot oorlog. Die kan je niet zomaar weg onderhandelen. Ze verdwijnen evenmin door een verdere militaire escalatie. Oorlogen eindigen doorgaans door uitputting, nederlagen en vernietiging, of door massaal protest die een verderzetting ervan onmogelijk maakt.

    Door Geert Cool 

    De arbeidersklasse heeft er alle belang bij dat het door massabewegingen en revoluties is dat de oorlog gestopt wordt en niet door vernietiging waar de klasse het grootste slachtoffer van is. Een revolutionaire benadering is dan ook essentieel voor marxisten. Zoals Trotski opmerkte in zijn ‘Oorlog en de Internationale’: “Tegenover de oorlog als methode van oplossing voor de onoplosbare tegenstrijdigheden van het kapitalisme op de tegenwoordige hoogte van de ontwikkeling moet de arbeidersklasse haar methode stellen — de methode van de sociale revolutie.”[1]

    “Kapitalisme draagt oorlog in zich, zoals donkere wolken regen”

    Net als bij vorige oorlogen is de huidige in Oekraïne gericht op markten en invloed, in het bijzonder in het tijdperk van nieuwe koude oorlog en deglobalisering. In ‘Oorlog en de Internationale’ merkte Trotski op: “De verdere ontwikkeling van de wereldhuishouding op kapitalistische grondslag betekent een onafgebroken strijd van de wereldmachten om nieuwe en altijd weer nieuwe gebieden van dezelfde aarde om tot voorwerp van kapitalistische uitbuiting te kunnen dienen. De economische na-ijver in het teken van het militarisme wordt afgewisseld door roof en verwoesting, die alle elementaire grondslagen van menselijke huishouding teniet doen.”[2] De Franse socialist Jean Jaurès, die aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werd vermoord, vatte het als volgt samen: “Kapitalisme draagt oorlog in zich, zoals donkere wolken regen.”

    De horror van oorlog kan het perspectief van klassenstrijd voor een socialistische samenleving naar de achtergrond drukken. De nationalistische golf bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog overspoelde zelfs de numeriek sterkste arbeiderspartijen van dat ogenblik. Het socialistisch programma, waaronder het internationalisme, werd overboord gegooid. Karl Kautsky, de grootste autoriteit binnen de socialistische beweging op dat ogenblik, verklaarde dat de internationale in tijden van oorlog “geen doeltreffend instrument” kon zijn. Waar voorheen algemeen erkend werd dat kapitalisme tot oorlog leidde en dat enkel de internationaal verenigde arbeidersbeweging deze kon stoppen, werd bij het uitbreken van die oorlog het socialisme als antwoord van tafel geveegd. Dit verraad was het politieke einde van “het rottende lijk” van de Tweede Internationale.

    Internationalisten discussiëren over socialistisch antwoord op de oorlog

    Het verraad van zowat alle oude socialistische partijen bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam als een schok. Het anti-oorlogsprotest maakte bij het uitbreken van de oorlog plaats voor verwarring, angst en een meer zichtbare enthousiaste steun voor de oorlogvoerende burgerij gekoppeld aan hoop op een snelle overwinning. De internationalisten stonden geïsoleerd, maar ondernamen stappen om zich te verenigen.

    In 1915 waren er de eerste internationale anti-oorlogsconferenties. In maart 1915 was er een bijeenkomst van 29 socialistische vrouwen uit 8 landen in Bern, op initiatief van de Duitse marxiste Clara Zetkin en de Russische Bolsjewieke Inessa Armand. Rosa Luxemburg was van plan om aan de bijeenkomst deel te nemen, maar werd op het laatste nippertje voor haar afreis gearresteerd.[3] Enkele dagen later volgde een internationale jongerenbijeenkomst in Zwitserland. Op beide conferenties stemden de Russische bolsjewieken tegen de slotresolutie omdat deze zich beperkte tot een algemene oproep voor vrede, zonder de noodzaak van systeemverandering en revolutionaire strijd tegen het kapitalisme te verdedigen.

    In september 1915 volgde een bijeenkomst van 38 socialistische afgevaardigden uit 10 landen en daarnaast 4 Zwitserse activisten in Zimmerwald. Na het verraad van de socialistische partijen en leiders die allen voor de oorlogskredieten stemden, was er discussie over antwoorden op de oorlog. Lenin schreef de resolutie van de linkerzijde op Zimmerwald die concludeerde: “Het is de plicht van de socialisten om het revolutionaire bewustzijn van de arbeiders te ontwikkelen, hen te verenigen in de internationale revolutionaire strijd, elke revolutionaire actie te bevorderen en aan te moedigen, en alles in het werk te stellen om de imperialistische oorlog tussen de volkeren te veranderen in een burgeroorlog van de onderdrukte klassen tegen hun onderdrukkers, een oorlog voor de onteigening van de klasse van kapitalisten, voor de verovering van de politieke macht door de arbeidersklasse, en de verwezenlijking van het socialisme.”[4]

    Omwille van het belang van een internationalistische anti-oorlogsverklaring vanuit de arbeidersbeweging stemde de linkerzijde uiteindelijk mee met een compromis, geschreven door Trotski, dat een scherpe aanklacht van de oorlog was en het verband maakte tussen oorlog en kapitalisme, maar niet opriep tot een revolutionaire omverwerping van het systeem. Lenin en de Bolsjewieken zagen in Zimmerwald het embryo van de nieuwe Internationale die nodig was na het verraad van de oude.

    De Russische revoluties van 1917 en de golf van revolutionaire bewegingen die daarop volgde, bevestigde in de praktijk het standpunt van de linkerzijde van Zimmerwald.

    Revoluties stoppen de oorlog

    Het was niet door diplomatie dat er een einde kwam aan de oorlog, maar door revolutie. Op de internationale vrouwendag 1917 gaven de textielarbeidsters in Sint-Petersburg startschot voor de revolutie die de tsaar omver wierp. Met de slogan ‘Land, Brood en Vrede’ wisten de Bolsjewieken uitdrukking te geven aan de voornaamste bekommernissen van de werkende klasse, de soldaten en de boeren. De oktoberrevolutie in 1917 zorgde voor een breuk met het kapitalisme en opende een nieuw tijdperk waarin de werkenden en arme boeren hun eigen lot zelf in handen namen. Dit had een enorm effect op soldaten en werkenden in alle landen over de loopgraven heen. De Russische revolutie werd gevolgd door een golf van opstanden en massabewegingen. De start van de Duitse revolutie in november 1918 gaf de genadeslag aan de oorlog.

    Het enthousiasme van bij het begin van de oorlog had plaats gemaakt voor ongenoegen tegenover de tekorten, oorlogsmoeheid en het besef dat de oorlog niet in het belang van de werkende klasse was. De heersende klasse van alle landen was bang voor revolutie en voor de eerste aanzetten in die richting, met name onderlinge solidariteit onder soldaten op klassenbasis. Dat element was al vrij snel aanwezig toen bleek dat de oorlog geen kortstondige operatie was. Op kerstmis 1914 kwamen de soldaten uit de loopgraven om samen te voetballen. De ‘kleine vrede’ in de ‘grote oorlog’ toonde de solidariteit van onderuit tegenover het imperialistische wapengekletter van bovenaf. De legerleiding kon de soldaten niet snel genoeg terug in de loopgraven krijgen om een verdere ontwikkeling van die solidariteit af te blokken.

    In deze omstandigheden was het mogelijk om zelfs vanuit een geïsoleerde positie een socialistisch anti-oorlogsstandpunt te verdedigen. Dat betekende in de eerste plaats een oproep tot collectief verzet, zoals door Karl Liebknecht op heldhaftige wijze gedaan werd op 1 mei 1916 toen hij in zijn soldatenuniform samen met Rosa Luxemburg en andere aanhangers met een rode vlag in de hand riep: ‘Weg met de regering, weg met de oorlog’. Het proces tegen Liebknecht zou aanleiding geven tot de eerste stakingen. Na geweld tegen een solidariteitsbetoging op 27 juni 1916, de dag dat het vonnis in eerste aanleg werd uitgesproken, staakten een dag later 55.000 arbeiders in de munitie-industrie.[5]

    Die benadering om de soldaten en de werkende klasse tot strijd op te roepen, was essentieel. Het was veel efficiënter dan bijvoorbeeld de methode die de Oostenrijkse socialist Friedrich Adler propageerde, die van het individuele terrorisme. Vanuit een afkeer tegenover het verraad van de socialistische partij, mee geleid door zijn eigen vader Victor Adler, besloot Friedrich Adler om tot in zijn ogen radicale daden over te gaan. In oktober 1916 schoot hij minister-president Stürgkh neer. Het leverde hem net als Liebknecht een zware gevangenisstraf op, maar de benadering van Liebknecht gaf een aanzet tot een beginnende anti-oorlogsbeweging. Trotski merkte op: “Friedrich Adler is een scepticus tot in het diepst van zijn wezen: hij gelooft niet in de massa’s of in hun vermogen tot actie. Terwijl Karl Liebknecht, in het uur van de grootste triomf van het Duitse militarisme, naar het Potsdamplein ging om de verpletterde massa’s op te roepen tot openlijke strijd, ging Friedrich Adler een bourgeois restaurant binnen om de Oostenrijkse minister-president te vermoorden. Met zijn geïsoleerde daad probeerde Friedrich Adler tevergeefs te breken met zijn eigen scepticisme.”[6]

    De sleutel tot verandering ligt in vertrouwen in de massa’s en hun vermogen tot actie. Dat was de leidraad van revolutionaire marxisten doorheen de eerste wereldoorlog. Tijdens de oorlog herhaalde Lenin het steeds weer: enkel een arbeidersrevolutie kan een einde maken aan de oorlog. Wat in 1914 utopisch gedroom leek voor velen, werd in 1917-18 de realiteit. De oorlog werd opnieuw de vroedvrouw van de revolutie. In Rusland was die succesvol omdat er een sterk georganiseerde revolutionaire partij was met een marxistisch programma en een inplanting in de klasse. Die revolutionaire partij koos niet de historische omstandigheden waarin ze actief was, maar greep wel elke kans en mogelijkheid die zich aanbood.

    Massabewegingen vandaag

    Sceptische lezers zullen denken: ja, maar dat is meer dan een eeuw geleden. Vandaag ziet oorlogsvoering er helemaal anders uit en zijn de omstandigheden minder gunstig. Er zijn om te beginnen recentere voorbeelden van massabewegingen die oorlogen gestopt hebben. In 1973 zag de Amerikaanse president Richard Nixon geen andere mogelijkheid dan het terugtrekken van de troepen uit Vietnam. Die oorlog verderzetten dreigde te leiden tot een oncontroleerbare sociale revolte in de VS zelf. Het was niet in het kader van oorlog, maar de revolutionaire golf in 2011 in het Midden-Oosten en Noord-Afrika slaagde er eveneens in om dictators als Ben Ali en Moebarak aan de kant te schuiven.

    Dat massaprotest best gekoppeld wordt aan een alternatief, is een les uit veel bewegingen. Onduidelijkheid over het alternatief is een zwakte die meedogenloos uitgespeeld wordt door dictators en oorlogszuchtige ‘leiders’. Dat was de voornaamste reden waarom de contrarevolutie in Tunesië en Egypte terug op de voorgrond kon treden. Het was ook de reden waarom de massale anti-oorlogsbeweging van 2003 met miljoenen betogers in heel de wereld uiteindelijk de invasie van Irak niet kon stoppen. Zonder een breed gedragen steun voor systeemverandering, waarbij het kapitalisme zelf als oorzaak van oorlogen wordt erkend en socialisme als alternatief ervoor wordt verdedigd, werd in 2003 geen beslissende stap gezet naar stakingen en arbeidersacties om de havens, de wapenindustrie en elke stap richting oorlog plat te leggen. Wij deden er alles aan om die anti-oorlogsbeweging te versterken en voorstellen van arbeidersacties te populariseren, onder meer door zelf initiatieven te nemen voor scholieren- en studentenstakingen op Dag X, de dag waarop de oorlog begon. Het protest tegen de oorlog in Irak toonde dat een massabeweging niet volstaat, er is nood aan een marxistisch programma en bijhorende revolutionaire benadering.

    Socialisten scheppen ook vandaag niet het historische toneel waarop ze actief zijn, maar moeten handelen op het terrein dat de geschiedenis voor hen heeft geschapen. Dit betekent dat we niet moeten wachten of als commentatoren vanop de zijlijn toekijken. Elke mogelijkheid om het verzet van de werkende klasse tegen oorlog en barbarij te versterken, moet aangegrepen worden. Oorlogen lossen de sociale kwestie niet op, “maar verscherpen haar omdat ze de kapitalistische wereld voor twee mogelijkheden stellen: permanente oorlogen of revolutie.”[7]

    De oorlogspropaganda zal ongetwijfeld een effect hebben, maar toch staan de internationalisten vandaag niet geïsoleerd. Voor deze oorlog is er weinig enthousiasme en dat nog vooraleer de hopeloosheid ervan en de tol voor de werkende klasse algemeen zichtbaar zijn. Na het falen in de aanpak van de pandemie tonen de kapitalistische leiders nu dat ze niet in staat zijn  om de mensheid een betere toekomst aan te bieden. Het zijn hun aanpak en politiek die door de kanonnen aan flarden worden geschoten. Marxisten zijn hoopvol: het falen van het oude systeem kunnen we aangrijpen om het enthousiasme voor een nieuw systeem te vestigen. Ons programma in de anti-oorlogsprotesten is daarbij nog steeds dat van de linkerzijde van Zimmerwald: de oorlog stoppen door een revolutionaire massabeweging tegen het kapitalistische systeem dat oorlog voortbrengt.

     

    [1] ‘1914-1918: socialistische kijk op de grote oorlog. Met teksten door Leon Trotski over de Eerste Wereldoorlog’. Marxisme.be, 2018, p.48

    [2] Idem, p.45-46

    [3] Henriette Roland-Holst Van der Schalk, ‘Rosa Luxemburg’, 1935, p.182

    [4]  Lenin, The Draft Resolution of the Left Wing at Zimmerwald, https://www.marxists.org/archive/lenin/works/1915/aug/20.htm

    [5] Henriette Roland-Holst Van der Schalk, p. 199

    [6] Leon Trotsky, ‘Terrorism and Communism’, https://www.marxists.org/archive/trotsky/1920/terrcomm/ch09.htm

    [7] Trotski, ‘Oorlog en Internationale’, in ‘1914-1918: socialistische kijk op de grote oorlog’, p. 112

  • Hoe arbeidersstrijd in 1905 vrede afdwong tussen Zweden en Noorwegen

    “Weg met de wapens!” Met deze slogan voerde de socialistische jeugdbeweging in Zweden een massacampagne die in 1905 de vrede met Noorwegen veiligstelde. De socialistische jeugdbeweging riep op tot een algemene staking om een oorlog te voorkomen en verklaarde dat elke mobilisatie beantwoord moet worden met een weigering om bevelen op te volgen en dat “wapens – als ze al op iemand gericht moeten worden – niet op de Noren gericht moeten worden.”

    Door Per Olsson (Rättvisepartiet Socialisterna, ISA in Zweden)

    De campagne en de steun van de Zweedse arbeiders voor het vanzelfsprekende recht van Noorwegen op nationale zelfbeschikking maakten een vreedzame ontbinding van de zogenaamde Unie tussen Zweden en Noorwegen in 1905 mogelijk. Het was een overwinning voor de solidariteit van de arbeiders en de socialistische vredesstrijd die internationaal weerklank vond.

    Het jaar 1905 begon met de opstand van het Russische volk. Voor Zweden was het een jaar vol confrontaties – die allemaal eindigden in een overwinning voor de arbeidersbeweging, aldus Kalle Holmqvist in het voorwoord van zijn boek, Fred med Norge [Vrede met Noorwegen] (Murbruk, 2015). Eén van deze belangrijke overwinningen was de vreedzame ontbinding van de Unie tussen Zweden en Noorwegen.

    De klassenstrijd van 1905 markeerde een nieuw hoofdstuk in de Zweedse geschiedenis. Niet in de laatste plaats droeg de ontbinding van de Unie bij aan de doorbraak van de socialistische arbeidersbeweging in het algemeen en van de socialistische jeugdbeweging in het bijzonder.

    Achtergrond: de onafhankelijkheidsstrijd van Noorwegen

    Op 7 juni 1905 werd de Unie tussen Zweden en Noorwegen formeel ontbonden. De Unie was ontstaan in 1814 nadat Zweden Noorwegen als oorlogsbuit had gekregen bij het Verdrag van Kiel in januari van datzelfde jaar. “Ten tijde van de napoleontische oorlogen werd Noorwegen door de monarchen aan Zweden uitgeleverd tegen de wil van de Noren, en de Zweden moesten troepen naar Noorwegen sturen om het te onderwerpen,” schreef de Russische revolutionaire leider Lenin in zijn boek ‘Over het recht der naties op zelfbeschikking’ uit 1914.

    Maar de inwoners van Noorwegen, die voordien onder Deense soevereiniteit hadden gestaan, wilden iets anders en riepen een vrij Noorwegen uit. Op 17 mei 1814 (officieel de nationale feestdag van Noorwegen in 1836) werd in Eidsvoll een grondwetgevende vergadering bijeengeroepen, een koning gekozen en een grondwet aangenomen die “ongewoon democratisch was voor die tijd,” vooral in vergelijking met het Zweedse parlement. Maar de doorbraak van de democratie was nog lang niet in zicht. Vrouwen hadden helemaal geen stemrecht. Slechts de helft van de mannen mocht stemmen.

    De Noorse onafhankelijkheid werd echter verslagen door het Zweedse leger en na een korte oorlog werd in augustus een akkoord bereikt waarbij de Zweedse koning heerser werd over beide landen. Maar Noorwegen mocht zijn leger, zijn Storting [parlement] en zijn nieuwe grondwet behouden. De twee landen zouden echter een gemeenschappelijk handels- en buitenlands beleid voeren.

    Het was een regeling vol tegenstrijdigheden. De expansie van het kapitalisme en de groeiende roep van de opkomende burgerij om democratische vrijheden en rechten in zowel Noorwegen als Zweden zouden onvermijdelijk in conflict komen met de monarchie die de Unie bijeen moest houden en de grote Zweedse droom dat Noorwegen deel zou gaan uitmaken van het Zweedse Koninkrijk – net zoals Finland dat tot 1809 was geweest.

    Het recht van alle volkeren op nationale zelfbeschikking, met inbegrip van de vorming van een eigen staat, is een democratische eis die vanaf het begin deel uitmaakte van het politieke programma van de socialistische arbeidersbeweging. Door zich op te werpen als de belangrijkste voorvechters van democratie en nationale zelfbeschikking onder de vlag van het revolutionaire socialisme, waren de arbeidersorganisaties in staat de arbeiders te verenigen tegen nationalisme en een rode lijn te trekken tegen de burgerlijke krachten die zichzelf probeerden af te schilderen als compromisloze strijders voor democratie.

    Vanaf het einde van de jaren 1800 leidden deze spanningen tot voortdurende conflicten en oorlogsdreigingen. Met tegenzin moest het hoofd van de zogenaamde dubbelmonarchie, koning Oscar II, aanvaarden dat de Noorse autonomie vanaf het midden van de jaren 1880 werd uitgebreid. De enige uitzondering was het buitenlands beleid, dat nog steeds door Stockholm werd bepaald door de Koning en zijn regering.

    Begin van het einde voor de Unie

    Maar reeds in 1895 brak er een ernstige crisis uit nadat Venstre [de Liberale Partij] de verkiezingen had gewonnen en een regering zou vormen, waar Koning Oscar II zich volledig tegen verzette. Er werden plannen gemaakt voor een militaire interventie in Noorwegen en de defensie-uitgaven werden verdubbeld.

    De burgerlijk-liberale partij Venstre, de oudste partij van Noorwegen, werd ook snel de grootste partij van het land. De partij kreeg steun van de boeren en van wat de middenklasse werd genoemd, alsmede van delen van de kapitalistische klasse. De partij sprak ook de arbeiders aan, maar kreeg al snel concurrentie van de Sociaaldemocratische Partij, die in 1887 was opgericht en vanaf 1891 de Arbeiderspartij werd.

    Ook Noors rechts had zijn partij, Høyre, die het deel van de bovenklasse en de bureaucratie verenigde dat vreesde dat democratie en onafhankelijkheid de poort zouden zijn naar een republiek en sociale bevrijding.

    In Zweden werd de stemming na de verkiezingsoverwinning van de Liberale Partij “puur oorlogszuchtig”, aldus Börje Isaksson in zijn uitstekende boek over het revolutiejaar 1905. De sociaaldemocratische partij in Zweden, die in 1889 was opgericht, reageerde op de oorlogspropaganda met bijeenkomsten en demonstraties ter ondersteuning van Noorwegen.

    De sociaaldemocraten van toen waren een heel andere partij dan vandaag. Het was een arbeiderspartij die de socialisten van die tijd verenigde. De partij bood plaats aan zowel revolutionairen als aan hen die sterk beïnvloed waren door het reformisme, dat later in de leidende kringen van de partij dominant zou worden in de sociaaldemocratie.

    Op 1 mei 1895 waarschuwde de leider van de sociaaldemocraten, Hjalmar Branting, dat als de heersende klasse een oorlog tegen Noorwegen zou beginnen, zij moest verwachten dat de soldaten hun wapens tegen de machthebbers zouden richten. Brantings waarschuwing deed de burgerij uit haar dak gaan en oproepen tot hardere maatregelen tegen “de socialistische ketterijen.” Branting werd vervolgd en met aanzienlijke boetes afgeserveerd.

    Later in het najaar van 1895 werd echter een akkoord bereikt tussen de koning en de Storting en werd een nieuwe coalitieregering gevormd. De oorlogsdreiging was niet meer onmiddellijk aanwezig, maar de dagen van de Unie waren geteld.

    De eis dat Noorwegen een eigen buitenlandse vertegenwoordiging, een consulaire dienst, zou hebben, vormde een keerpunt. De Noorse burgerij wilde eigen diplomaten die tot taak hadden de handel en scheepvaart van het land te bevorderen, want Noorwegen had toen de op twee na grootste koopvaardijvloot ter wereld. Maar de Zweedse monarchie zei botweg nee.

    Terwijl alle pogingen om tot een akkoord te komen over de consulaatkwestie mislukten, nam de democratische voorsprong van Noorwegen op Zweden toe. In Noorwegen werd in 1899 algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd en twee jaar later kregen vrouwen gemeentelijk kiesrecht. In Zweden had op dat ogenblik 94% van de volwassen bevolking geen stemrecht.

    Opleving van strijd en groei van de arbeidersbeweging

    “In het voorjaar van 1905 wordt Zweden omringd door opstanden. In het oosten de stakingen van Russische arbeiders, die zich al snel uitbreiden naar Polen, de Baltische staten en Finland. In het westen groeit de Noorse consensus dat het zelfbestuur moet worden uitgebreid. In maart krijgt Noorwegen een nieuwe coalitieregering, die tot doel heeft een eigen Noorse consulaire dienst op te richten,” schrijft Kalle Holmqvist.

    In eigen land werd op vele fronten strijd geleverd. De regering was van plan een nieuwe anti-stakingswet in te voeren, die een stakingsverbod voor ambtenaren en gemeentepersoneel inhield. Hieraan moet worden toegevoegd dat de werkgevers, onder leiding van Verkstadsföreningen, van plan waren om te proberen de vakbonden te vermorzelen met behulp van een grootschalige lock-out.

    De vakbonden in Zweden waren in een ongekend tempo gegroeid. Tussen 1900 en 1907 steeg het aantal georganiseerde werknemers van 68.500 tot 230.700. Gemeten naar het aantal georganiseerde werknemers was de Zweedse vakbeweging de sterkste ter wereld. Maar het was nog steeds in wezen een mannelijke arbeidersbeweging en vrouwen moesten niet alleen vechten tegen de werkgevers, maar ook tegen mannelijke vakbondsleiders die op zijn zachtst gezegd lauw stonden tegenover het openstellen van vakbonden voor vrouwen en de strijd voor vrouwenkiesrecht.

    Ook de sociaaldemocraten en de twee jeugdbonden, de Sociaaldemocratische Jeugdbond en de Jonge Socialisten, groeiden in aantal. De Sociaaldemocratische Jeugdbond, de grootste van de twee socialistische jeugdorganisaties, werd in 1903 opgericht en telde in 1905 maar liefst 5.000 leden en 89 lokale afdelingen. Het weekblad van de Sociaaldemocratische Jeugdbond had een grote oplage van 20.000 exemplaren.

    De strijd in Zweden in 1905 kreeg ook impulsen van buitenaf, vooral van de Russische revolutie aan het begin van het jaar. In april wierp het verzet tegen de nieuwe anti-stakingswet zijn vruchten af. Het voorstel werd verworpen in de rechtstreeks verkozen tweede kamer van het parlement, waar vier sociaaldemocraten zitting hadden. Het was een enorm succes voor de arbeidersbeweging.

    Een paar weken later, op 18 mei, nam het Noorse parlement een wetsvoorstel aan over de eigen consulaten. Koning Oscars antwoord luidde: “Ik accepteer het besluit van de Storting niet,” waarop de Noorse regering aftrad. Oscar II weigerde het aftreden te aanvaarden en het was nu de Unie die viel. Op 7 juni nam de Storting het formele besluit om de Unie te ontbinden en de koning af te zetten.

    De sociaaldemocraten en Branting, die tot dan toe voortdurend hadden geaarzeld over de vraag of de Unie al dan niet moest worden ontbonden, gaven onmiddellijk hun volledige steun aan het besluit van Noorwegen. De Zweedse rechterzijde daarentegen maakte er geen geheim van dat het bereid was militair op te treden tegen wat de ‘staatsgreep’ of de ‘revolutie’ in Kristiania (Oslo) werd genoemd. Voor de Zweedse kapitalistische klasse en de aristocratie stonden ook hun prestige en internationale reputatie op het spel.

    Eenheid van arbeiders vs. chauvinisme van de heersende klasse

    Terwijl rechts en de heersende klasse alles in het werk stelden om een chauvinistische en oorlogszuchtige stemming op te wekken met bijeenkomsten voor hun ‘vereerde, oude Unie-monarch’, deden zij een beroep op de autoriteiten om de “onpatriottische” sympathieën van de sociaaldemocratie voor het revolutionaire Noorwegen de kop in te drukken.

    In de voorhoede van het verzet van de socialistische beweging tegen het oorlogsopbod en het Groot-Zweedse revanchisme stond de Sociaaldemocratische Jeugdbond, die 100.000 exemplaren van hun manifest, “Weg met de wapens – Vrede met Noorwegen”, drukte en verspreidde. De jeugdbond riep de jongeren op orders te weigeren in geval van een algemene mobilisatie en stelde de eis van een grote staking als de oorlogsplannen werden uitgevoerd. De Jonge Socialisten, die beïnvloed waren door anarchistische ideeën, riepen ook op tot een staking en een weigering om bevelen op te volgen.

    De strijd van de jongeren zette de sociaaldemocratische partij ertoe aan zich niet alleen uit te spreken, maar ook tot daden over te gaan. In Göteborg kwamen tienduizenden bijeen op een betoging die de volgende groet aan de Noorse Arbeiderspartij bracht: “Het was de eenheid van de heersende klasse die brak. De eenheid van de werkende klasse is vandaag sterker dan ooit.”

    De massabeweging die ontstond en die zich ook uitbreidde naar de ‘kameraden in uniformen’ [d.w.z. soldaten] verdeelde en verzwakte zowel de Zweedse autoriteiten. Het koningshuis werd verlamd. Uiteindelijk werd de rechterzijde gedwongen het idee op te geven om door het uitvaardigen van ultimatums een excuus te krijgen voor een invasie in Noorwegen.

    Een andere belangrijke reden voor de breuk aan de top was dat de werkgevers (Verkstadsföreningen) in juni 18.000 werknemers in 100 machinefabrieken hadden buitengesloten. Het was het grootste arbeidsconflict tot dan toe in Zweden. Uit vrees voor een oorlog op twee fronten hadden de rechtse kranten een beroep gedaan op Verkstadsföreningen om de grote lock-out met minstens twee weken uit te stellen. De werkgevers verwachtten echter dat de stakingskas snel uitgeput zou zijn en dat de arbeiders na een paar weken zouden breken. Maar het tegendeel gebeurde.

    De vakbonden kregen veel steun in Zweden en daarbuiten. Als een uiting van echte solidariteit begonnen bijvoorbeeld Noorse arbeiders geld in te zamelen voor hun Zweedse kameraden. “De Noorse vakbondsfederatie besluit op 16 juni dat alle vakbonden een extra wekelijkse bijdrage van ten minste 25 öre per lid moeten vragen. Het geld gaat rechtstreeks naar de Zweedse metaalarbeiders,” aldus ‘Fred med Norge’. In plaats van de vakbonden te breken, waren het de werkgevers die “gekweld” werden, een uitdrukking die één van hen later gebruikte.

    Na enkele maanden werd de gekrenkte Verkstadsföreningen gedwongen zowel het recht van vereniging als delen van de looneisen van de arbeiders te aanvaarden. Voordien hadden de koning en de regering zich genoodzaakt gevoeld onderhandelingen aan te knopen met de Noorse regering op voorwaarde dat er een Noors referendum zou worden gehouden. De Zweedse eis voor een referendum werd gezien als een onbeschaamde provocatie en werd met woede ontvangen in Noorwegen, waar het heel duidelijk was wat de inwoners wilden: een vrij land.

    “Machtig zonder manoeuvreerruimte,” is Kalle Holmqvist’s treffende omschrijving van de positie waarin de monarchie en de machthebbers terecht waren gekomen. De dag voor het referendum waren er grote betogingen ter ondersteuning van de Storting. Het referendum van 13 augustus eindigde in wat wel de grootste ja-zege in de geschiedenis moet worden genoemd. De opkomst bedroeg 85 procent. Van de 371.911 mensen die deelnamen, stemden 368.208 voor de ontbinding van de Unie en 184 tegen. Alleen mannen mochten deelnemen, omdat de door de burgerij geleide Storting zich terughoudend opstelde en voortdurend aarzelde om oude gewoonten en gebruiken af te schaffen. Dit was ook de reden waarom zij wilden dat Noorwegen een monarchie werd en geen republiek.

    Noorse vrouwenorganisaties hielden in plaats daarvan hun eigen petities en kregen een ongelooflijke 280.000 namen ter ondersteuning van het besluit op 7 juni. Geen wonder dat één van de rechtse parlementsleden berustend verklaarde dat ze Noorwegen konden veroveren, maar niet behouden. De meest rechtlijnige leden van de Zweedse burgerij konden hun ogen niet sluiten voor de toestand van de publieke opinie in Noorwegen, zelfs niet in eigen land. “De publieke opinie was beslist tegen de oorlog,” aldus parlementslid Hjalmar Palmstierna, geciteerd in Fred med Norge.

    De onderhandelingen die in het najaar van 1905 volgden over wat zou gelden na de ontbinding van de Unie, werden aanvankelijk omgeven door troepen aan de grens en een oorlogsmobilisatie. Maar tijdens de onderhandelingen trokken de troepen zich terug en de Zweedse heersende klasse, die er het meest op uit was haar gezicht te redden, moest op 23 september 1905 een overeenkomst ondertekenen.

    De eenheid van de werkende klasse van onderaf had gezorgd voor een vreedzame scheiding, waarvan er in de geschiedenis maar weinig voorbeelden zijn. De overwinningen in 1905 werden een doorbraak voor de socialistische organisaties in zowel Zweden als Noorwegen, wat niet mogelijk zou zijn geweest zonder de arbeiderseenheid van onderuit voor de vrede met Noorwegen.

    Of zoals Lenin schreef in ‘Over het recht der naties op zelfbeschikking’: “Door deze erkenning van de kant der Zweedse arbeiders van het recht der Noren op afscheiding heeft het nauwe bondgenootschap van de Noorse en Zweedse arbeiders, hun hechte broederlijke klassensolidariteit alleen maar gewonnen. Want de Noorse arbeiders hebben zich ervan kunnen overtuigen dat de Zweedse arbeiders niet besmet zijn met Zweeds nationalisme en dat zij het broederlijke verbond met de Noorse arbeiders hoger stellen dan de privileges van de Zweedse burgerij en aristocratie. De Zweedse arbeiders hebben bewezen dat zij onder alle wisselvalligheden van de burgerlijke politiek de volledig gelijke rechten en de klassensolidariteit van de arbeiders van beide naties in de strijd zowel tegen de Zweedse als de Noorse burgerij zullen weten te handhaven en te verdedigen.”

  • Een oorlog die de wereld verandert. Keerpunt in de wereldgeschiedenis

    Tien dagen na de start van de bloedige oorlog van het Russische imperialisme tegen Oekraïne zijn er al duizenden doden. Te midden van tegenstrijdige berichten en cijfers, die onvermijdelijk variëren in oorlogsscenario’s, schatte Reuters op 4 maart het dodental op 10.000.

    Door Danny Byrne (International Socialist Alternative)

    In dit cijfer zijn grote aantallen Russische soldaten begrepen, die in heel Oekraïne op gewapend verzet zijn gestuit. Zelfs de Russische autoriteiten erkennen momenteel dat meer dan 600 soldaten zijn omgekomen, onder wie een generaal.

    Volgens de VN bedroeg het aantal vluchtelingen uit Oekraïne op 5 maart meer dan 1,2 miljoen, en dit aantal neemt snel toe.

    Ondanks zijn beweringen van het tegendeel is deze oorlog tot dusver zeker niet volgens Poetins plan verlopen. Het duurde meer dan een week voordat het overweldigende Russische leger één grote Oekraïense stad (Kherson) onder controle had, en op het moment van schrijven hebben de Oekraïense strijdkrachten de hoofdstad Kiev nog steeds in handen.

    Als antwoord neemt Poetin zijn toevlucht tot nog meer wreedheid. De Russische aanval is een fase ingegaan van willekeurige beschietingen en belegeringen van steden. In sommige steden zijn naar verluidt 80% van alle woongebouwen verwoest.

    Poetin heeft zelfs gedreigd met een nucleair conflict en heeft het nucleaire alarmniveau van het Russische leger verhoogd. Hoewel dit hopelijk een geval is van driftig dreigen met wapengekletter, maakt het de situatie niet minder gevaarlijk.

    Op vrijdagochtend (4 maart) werden mensen over de hele wereld wakker met groot alarm na de Russische beschieting van Europa’s grootste kerncentrale in Zaporizja. Voordat de centrale werd veroverd, waren de Russische troepen dagenlang tegengehouden door mensenmassa’s van gemobiliseerde arbeiders en buurtbewoners die hun weg versperden.

    De reactie van de arbeidersklasse en jongeren over de hele wereld, die wordt gekenmerkt door enorme woede, solidariteit en angst, heeft zich alleen maar verdiept in reactie op deze verharding van de oorlogsvoering. Dit begint zich reeds te vertalen in een nieuwe massale internationale anti-oorlogsbeweging, in dit stadium vooral in Europa. Dit is het proces waar socialisten – die deel uitmaken van de beweging om deze oorlog te stoppen en de terugtrekking van de Russische troepen te eisen – op wijzen als bron van hoop en weg naar een echte oplossing, gebaseerd op het internationalisme van de arbeidersklasse.

    Naast het afschuwelijke menselijke lijden in Oekraïne heeft dit conflict de wereld verder in een spiraal van inter-imperialistische conflicten en rivaliteit gestort. Naarmate de oorlog verscherpt, neemt ook het imperialistisch oorlogsopbod toe, en de reële dreiging van bredere en nog verwoestender gewapende conflicten in de toekomst.

    De gruwel van de oorlog komt bovenop de pandemie, de existentiële klimaatcrisis en de andere vormen van ellende die het kapitalisme van 2020 de mensheid aandoet. Degenen die dit nu al begrijpen moeten hun inspanningen opvoeren om een socialistisch alternatief voor kapitalisme en imperialisme op te bouwen.

    Een ‘voor en na’-moment in de wereldgeschiedenis

    Deze oorlog heeft alle belangrijke reeds bestaande geopolitieke en economische tendensen in een stroomversnelling gebracht. Nu de Russische economie steeds meer is afgesneden van westerse netwerken en toeleveringsketens, is het idee van “ontkoppeling” een veel concretere realiteit geworden.

    De inflatiedruk in de wereldeconomie wordt opgevoerd doordat de voorheen al ongunstige economische prognoses verder naar beneden worden bijgesteld. De stijgende olieprijzen volgen het patroon dat gewoonlijk aan wereldwijde recessies voorafgaat, nu centrale banken over de hele wereld zich voorbereiden op een renteverhoging.

    Ongeacht hoe de oorlog zich nu ontwikkelt, is er reeds een historische golf van verdere militarisering van de wereld aan de gang. Duitsland, de belangrijkste mogendheid van Europa, heeft zijn militaire doctrine abrupt gewijzigd en zijn geplande uitgaven verdrievoudigd. De beurskoersen van ‘defensiebedrijven’ (eigenlijk: oorlogsbedrijven) zijn sterk gestegen nu de markten zich voorbereiden op een zeer winstgevende versnelling van de wapenwedloop, waarvoor de arbeidersklasse uiteindelijk betaalt.

    Oorlog en de oorlogsindustrie zijn ook klimaatdoders. Terwijl cynische EU-politici ongenadig proberen hun afhankelijkheid van Russisch gas voor energie op te geven, sommigen met een “groene” retoriek, wijzen alle tekenen erop dat hun oplossing op de korte termijn bestaat uit het opvoeren van steenkool, vloeibaar gas en kernenergie.

    Deze oorlog is ook een belangrijk keerpunt in de Nieuwe Koude Oorlog, in wezen tussen het imperialisme van de VS en China, de centrale as voor de mondiale geopolitiek van vandaag. Voorlopig althans heeft het westerse imperialisme zijn positie versterkt. In tegenstelling tot Poetins hoop op een grotere verdeeldheid tussen de EU en de VS over hoe te reageren, heeft de invasie van Rusland geleid tot het ‘sluiten van de rangen’ onder de westerse kapitalistische mogendheden. Hun sancties – die vele onschuldige arbeiders meer zullen treffen dan oligarchen – gaan kwalitatief verder dan voorheen. De oorlog veroorzaakt verschuivingen in de publieke opinie, wat aangegrepen wordt voor een mogelijke verdere uitbreiding van de NAVO in Europa, onder meer in Finland en Zweden.

    Terwijl het Chinese imperialisme aanvankelijk van de situatie wilde profiteren om de plaats van Rusland in zijn Koude Oorlogskoers te verstevigen, probeert het zich nu gedeeltelijk te distantiëren van Poetins oorlog, die het als een buitensporige bedreiging voor de stabiliteit beschouwt. Het bewind van Xi Jinping vreest ook economische gevolgen van de secundaire impact van de sancties tegen Rusland op zijn eigen economie.

    Geen vertrouwen in de NAVO! Socialisten verzetten zich tegen Westerse militaire interventie

    In ware ‘shock doctrine’-stijl gebruikt het Westerse imperialisme deze historische gebeurtenis om belangrijke politieke ‘overwinningen’ te behalen, zoals hierboven beschreven, voor de agenda van de NAVO voor een bredere en versterkte militaire afstemming achter het VS imperialisme.

    Deze oorlog heeft het Westerse imperialisme niet alleen in staat gesteld om politieke successen te boeken, maar ook om – met enig succes – te trachten de geloofwaardigheid van zijn Koude-Oorlogsverhaal bij de massa van de bevolking te vergroten.

    Zij trachten hun naakte belangen bij het najagen van winst, macht en prestige, in concurrentie met rivaliserende roversbendes, te verhullen als een nobele kruistocht voor democratie en humanisme tegen het autoritarisme en de wreedheid van ‘de andere kant’. Dit volgt op decennia van breed gedragen wantrouwen tegen het westerse imperialisme onder miljoenen mensen uit de arbeidersklasse, met name na de in diskrediet geraakte interventies in Irak en Afghanistan en ‘oorlog tegen het terrorisme’.

    Terwijl de ogen van de wereld nu terecht zijn gericht op de misdadige agressie van Poetin, hebben de werkende mensen over de hele wereld gezien hoe het Westerse imperialisme eerder bereid was om even bloedig en brutaal te zijn bij het verdedigen van zijn ambities.

    Het is in deze context dat socialisten de discussie moeten zien die gaande is over de mogelijkheid van verdere westerse militaire steun aan Oekraïne. Aangemoedigd door een koor van kapitalistische media zijn veel mensen in de wereld, niet in de laatste plaats in de regio zelf, die de oorlog met afschuw gadeslaan en begrijpelijkerwijs wanhopig op zoek naar een “pragmatisch” antwoord. Dit creëert momenteel steun voor militaire hulp.

    Dit werd aangegrepen voor discussies over een snelle toelating van Oekraïne tot de NAVO, meer wapentransporten, een ‘no fly zone’ en andere opties. De afgelopen dagen heeft de Oekraïense regering van Zelenski de druk opgevoerd voor een ‘no fly zone’. Op zaterdag 5 maart verklaarde hij, in reactie op de afwijzing van het voorstel door de NAVO: “Alle mensen die vanaf deze dag sterven, zullen ook sterven vanwege jullie [NAVO], vanwege jullie zwakte, vanwege jullie gebrek aan eenheid.”

    Hoewel het VS-imperialisme momenteel niet warm loopt voor een directe interventie en zich hoofdzakelijk beperkt tot een economische oorlog tegen Rusland, beginnen enkele westerse politici en militairen luider op de oorlogstrommels te slaan. Tobias Ellwood, Tory-parlementslid en voorzitter van de Britse defensiecommissie in het parlement, is één van de gevestigde Britse politici die voorstander is van een vliegverbod. De vrees dat een verdere militaire betrokkenheid tot een derde wereldoorlog kan leiden, doet hij af als ‘defaitistisch’. Ellwood stelt dat er nood is aan “meer vertrouwen in het beheer van deze scenario’s met hoge inzet in de koude oorlog.”

    De voormalige opperbevelhebber van de NAVO in Europa, de gepensioneerde Amerikaanse generaal Philip Breedlove, is ook een voorstander van een interventie, hoewel hij openlijk toegeeft dat dit een “oorlogshandeling” tegen Rusland zou zijn.

    Socialisten zijn tegen elke vorm van westerse militaire interventie, niet omdat ze niet overtuigd zijn van de noodzaak om Poetin te bestrijden en de invasie te verslaan, maar omdat ze er vast van overtuigd zijn dat de NAVO en het VS-imperialisme valse vrienden zijn van het Oekraïense volk.

    De NAVO is geen ‘verdedigingsverbond’, maar een oorlogsverbond dat in 1949 door het VS-imperialisme werd opgericht met als doel “de Amerikanen binnen (in Europa), de Russen (buiten) en de Duitsers klein (te) houden,” zoals de eerste secretaris-generaal van de NAVO, de Britse generaal Lord Lionel Hastings Ismay, het cynisch uitlegde.

    Een NAVO-interventie zou geen enkel democratisch of humanitair doel hebben. Bovendien wijzen we op de recente ervaring van het Koerdische volk in Syrië, waarvan de leiders Amerikaanse bommen verwelkomden in hun conflict met ISIS, om vervolgens onaangekondigd in de steek te worden gelaten, en aan hun eigen lot werden overgelaten toen het Turkse leger van Erdogan binnenviel en hun ‘verdediging’ niet langer strookte met de kortetermijndoelstellingen van het Amerikaanse imperialisme.

    Socialisten moeten de arbeidersklasse herinneren aan het grotere plaatje en aan haar eigen geschiedenis. Vertrouwen stellen in ‘onze eigen’ nationale heersende elite, of welke andere fractie van kapitalisme en imperialisme dan ook, is nog nooit in het voordeel geweest van de arbeidersklasse of van onderdrukte mensen.

    Bouw aan onafhankelijke arbeidersverdediging en verzet tegen de invasie

    In Oekraïne is er duidelijk een belangrijke basis voor vastberaden massaverzet tegen de invasie, die de opmars van Poetin al ernstig heeft bemoeilijkt. Socialisten steunen massaal verzet tegen de bezetting en het recht op gewapende zelfverdediging.

    Om echter het volledige potentieel van het volksverzet in het land te ontketenen, moet de zelfverdediging worden georganiseerd op een werkelijk massale, democratische basis, onafhankelijk van de politieke controle en het gecentraliseerde commando van de regering in Kiev. Comités voor zelfverdediging moeten worden verbonden met de organisaties van de arbeidersklasse – structuren zoals de vakbonden die nog maar enkele maanden geleden door de regering-Zelenski werden aangevallen.

    Volkszelfverdediging en volksverzet moeten ook worden georganiseerd langs multi-etnische lijnen, als afspiegeling van de nationale en culturele verscheidenheid van de bevolking en onder de vlag van het recht op zelfbeschikking voor alle nationale volkeren, met inbegrip van de minderheden in Oekraïne zelf.

    Comités van de arbeidersklasse en de volksverdediging moeten ook aansluiting zoeken bij het vreedzame verzet van de arbeidersklasse tegen de oorlog op internationaal niveau, vooral in Rusland en Wit-Rusland. Dat verzet versterken is een bijzonder cruciale strategische taak bij het opbouwen van een massabeweging die zo snel mogelijk een eind aan de oorlog kan maken.

    Het Russische regime in de beklaagdenbank. Steun de protesten, vecht voor een nieuwe Russische Revolutie

    Het regime van Poetin heeft in deze crisis nooit uit kracht gehandeld, alleen maar uit zwakte. In een wanhopige poging om drie decennia van versneld Russisch imperialistisch verval sinds het herstel van het kapitalisme te doorbreken, wordt zijn regime ook gemotiveerd door angst voor omverwerping. Dit volgt op de recente periode waarin autoritaire regimes in de regio door opstanden werden uitgedaagd, en op de herhaalde golven van crisis en anti-regime protesten in eigen land.

    Vanaf het begin van de invasie is de massale oppositie in Rusland voelbaar geweest, met duizenden heldhaftige arbeiders en jongeren die bereid waren onmiddellijke arrestatie te riskeren door spontaan te protesteren. Terwijl de oorlog zich voortsleept en de lijkzakken van de Russische soldaten zich opstapelen, terwijl de Russische economie in een crisis wordt gestort door de gevolgen van de sancties en de Russische arbeiders te horen krijgen dat ze nog meer ellende moeten slikken in naam van Poetins misdadige ‘speciale operatie’, kunnen de ingrediënten voor een brede volksopstand tegen het regime rijper worden. Poetin en zijn trawanten beseffen dat.

    Dat is de reden waarom het regime nog hardere maatregelen van censuur en repressie oplegt. Er is in allerijl nieuwe wetgeving opgesteld om draconische gevangenisstraffen op te leggen aan al wie zich verzet tegen de oorlog of die de ‘misdaad’ begaat om de waarheid erover te vertellen. Er zijn zelfs geruchten dat het regime van plan is de staat van beleg in te voeren, wat in zekere zin neerkomt als een oorlogsverklaring aan de eigen bevolking. De toegang tot een groot deel van het internet, waaronder Facebook, Twitter en YouTube, is geblokkeerd.

    Of en hoe lang deze repressie de enorme tegenstellingen die zich in het diepst van de Russische samenleving aftekenen, kan tegenhouden, valt nog te bezien.

    Voor alle socialisten en anti-oorlogsactivisten in de hele wereld is het een cruciale taak om de strijd van de Russische arbeiders en jongeren met alle mogelijke middelen te steunen en solidariteit te betuigen. Een nieuwe Russische revolutie, om het Poetin-regime omver te werpen en het niet te vervangen door een pro-NAVO marionettenregime maar door een arbeidersregering met socialistisch beleid, zou de situatie in de wereld veranderen, een snel einde van de oorlog mogelijk maken en een nieuwe wereldwijde golf van revolutionaire bewegingen, in zowel het Oosten als het Westen, tegen oorlogszuchtige regeringen en heersende klassen mogelijk maken.

    Er is hoop. Bouw een internationale beweging van de werkende klasse tegen oorlog en imperialisme

    De belangrijkste taak van de arbeidersklasse en de jongeren die zich tegen de oorlog verzetten is het opbouwen van massabewegingen tegen de oorlog in onze landen. Daarbij moeten organisaties van de arbeidersklasse en sociale bewegingen bewust de druk vermijden om een houding van ‘nationale eenheid’ aan te nemen met Westerse regeringen en hun holle en hypocriete anti-oorlogsretoriek.

    Onze beweging moet zich baseren op de organisatie en massamobilisatie van de mensen van de arbeidersklasse op internationaal niveau. Massale straatprotesten – die zich al beginnen te ontwikkelen, met honderdduizenden die de afgelopen dagen de straten van Duitse steden zijn opgegaan en tienduizenden in heel Europa – zijn een cruciale eerste stap. Met een programma vanuit de werkende klasse en het uitoefenen van onze macht als arbeiders zullen we het meest efficiënt zijn in het opvoeren van werkelijke druk om oorlog en militarisme te stoppen.

    We hebben al kleine voorbeelden gezien van arbeidersacties tegen de oorlog, waarop in de komende periode kan worden voortgebouwd. Op 3 maart dwongen dokwerkers in Kent, Groot-Brittannië, de omleiding af van een Russische gastanker van een oligarch, die op het punt stond aan te meren. Vervolgens hebben vakbondswerkers op het Schotse eiland Orkney toegezegd hetzelfde te zullen doen met Russische olietankers die daar volgende week zouden aanmeren.

    Dergelijke voorbeelden van gerichte acties van de arbeidersklasse tegen de oorlog, die onafhankelijk moet zijn van regeringen en hun imperialistische agenda’s, moeten internationaal worden verspreid en veralgemeend, op weg naar gecoördineerde arbeidersactie, in combinatie met een escalerende beweging van straatprotesten over de hele wereld, van Moskou tot Mexico.

    De groeiende anti-oorlogsbeweging, die voortbouwt op bewegingen en golven van protest en opstanden de afgelopen jaren, kan het noodzakelijke tegengif vormen voor de wanhoop en angst die deze imperialistische slachting onder miljoenen mensen veroorzaakt. Nu het aftakelende kapitalistische systeem zijn voornemen kenbaar maakt om de mensheid de komende tijd nog meer bloedige oorlogen op te leggen, samen met ontelbare andere uitingen van ellende, kan de internationale arbeidersklasse zich ontpoppen tot een machtige sociale kracht.

    Over nationale en etnische verdeeldheden heen en met een programma dat de mensen en de planeet centraal stelt, kan de arbeidersklasse een strijd leiden om een einde te maken aan oorlog en imperialisme, en een nieuw tijdperk van arbeiderseenheid en socialisme inluiden. ISA strijdt over de hele wereld om steun op te bouwen voor een dergelijke strijd, als integraal onderdeel van de arbeidersklasse en sociale bewegingen. Sluit bij ons aan!

    Wij zeggen

    • Stop oorlog in Oekraïne! Voor het recht van de Oekraïners om over hun eigen toekomst te beslissen, inclusief het recht op zelfbeschikking voor minderheden!
    • Trek de Russische troepen nu terug!
    • Nee tegen het imperialisme en militarisme van de VS/NAVO
    • Nee tegen het racistische vluchtelingenbeleid van de EU! Open veilige en legale routes voor alle vluchtelingen. Toegang tot fatsoenlijke huisvesting, gezondheidszorg en werk of uitkeringen voor iedereen!
    • Geen illusies in de diplomatie van de oorlogszuchtigen. Bouw een massale anti-oorlogs- en anti-imperialistische beweging die arbeiders en jongeren over de grenzen heen met elkaar verbindt.
    • Voor een internationalistisch socialistisch alternatief voor kapitalistische conflicten die leiden tot oorlog en vernietiging.
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop