Category: Dossier

  • Zij lag aan de basis van 8 maart: Clara Zetkin, internationalistisch socialistische feministe

    Clara Zetkin blijft een inspirerende figuur uit de geschiedenis van het socialisme en de strijd voor de emancipatie van de vrouwen. Ze leefde van het midden van de 19e eeuw tot de jaren 1930 en nam deel aan belangrijke historische en politieke gebeurtenissen. Ze trotseerde sociale en politieke verboden om vrouwen uit de arbeidersklasse te stimuleren om politiek actief te worden en zich te organiseren. Ze is ook één van de initiatiefneemsters van de Internationale Vrouwendag op 8 maart.

    door Laura (Brussel)

    Clara werd in 1857 in Duitsland geboren in een welgestelde familie. Ze woonde in een streek waar er heel wat textielindustrie was. Hierdoor werd ze al gauw geconfronteerd met de ellende van de vrouwen in zowel de industrie als op het platteland. Ze ging zich interesseren voor de levensomstandigheden van vrouwen en voor de sociale strijd. Clara studeerde om leerkracht te worden en woonde bijeenkomsten bij van vrouwen die opkwamen voor onderwijs en stemrecht voor vrouwen.

    Later ontdekte ze de ideeën van het marxisme en werd ze actief in socialistische arbeiderskringen. Het is daar dat ze haar eerste partner, Ossip Zetkin, ontmoette. In 1878 werd Clara lid van de Duitse Socialistische Arbeiderspartij, hoewel de ‘socialistenwetten’ op dat ogenblik nog alle socialistische politieke activiteiten verboden. De socialistische beweging moest ondergronds werken en Clara Zetkin leverde bijdragen met geëngageerde feministische en socialistische publicaties. Hierdoor werd ze al gauw een invloedrijke figuur onder de werkende vrouwen in Duitsland.

    Ze volgde haar partner die uit Duitsland werd verbannen naar Parijs, waar ze twee kinderen kregen. Het gezin leefde in armoede en Clara ondervond de last van de dubbele werkdag die veel vrouwen kenden. In 1889 stierf haar partner en stond ze er alleen voor met twee jonge kinderen. Clara Zetkin moest nu verschillende jobs combineren met het huishoudelijk werk. 

    Strijd voor financiële onafhankelijkheid

    Deze ervaring versterkte de overtuiging van Clara Zetkin dat betaald werk voor vrouwen belangrijk was. Ze plaatste de kwestie van economische onafhankelijkheid centraal in de strijd voor vrouwenemancipatie. Hoewel dit reeds door Marx naar voren geschoven was, bleef het idee toen nog controversieel binnen linkse organisaties. Velen zagen vrouwenarbeid als concurrentie voor de jobs en arbeidsvoorwaarden van mannen, wat zou leiden tot lagere lonen en slechtere omstandigheden.

    Clara Zetkin deed er alles aan om de arbeidersorganisaties te overtuigen van de noodzaak om vrouwen te betrekken in vakbonden en politieke organisaties en om samen te strijden voor degelijke lonen en goede arbeidsvoorwaarden. In 1889 schreef ze: “Het is ontoelaatbaar dat wie opkomt voor de bevrijding van de volledige mensheid, de helft van die mensheid veroordeelt tot politieke en sociale slavernij door economische afhankelijkheid.”

    Vrouwen organiseren, de plaats van de vrouw is in de strijd!

    Ondanks weerstand in de leiding van de arbeidersorganisaties, ontwikkelde Clara Zetkin specifieke strategieën om vrouwen binnen de socialistische beweging te organiseren. Op het oprichtingscongres van de Tweede Internationale (1889) verdedigde ze haar standpunt: “De emancipatie van de vrouw impliceert een volledige verandering van haar maatschappelijke positie, een revolutie in haar rol in het economische leven.” In de overtuiging dat de bevrijding van de vrouw alleen mogelijk was met de opbouw van een socialistische maatschappij, verdedigde Clara Zetkin ook het idee dat het socialisme niet kon bestaan zonder de deelname van vrouwen aan de strijd. 

    Terug in Duitsland, na de afschaffing van de ‘socialistenwetten’, richtte ze een krant op onder de naam ‘Gelijkheid’. Het was vrouwen in Duitsland verboden om lid te worden van een politieke partij. Om dat te omzeilen, bouwde Clara alternatieve structuren rond de partij op om socialistische vrouwen te organiseren. 

    Haar strijd beperkte zich niet tot Duitsland. Vanaf 1907 organiseerde Zetkin Internationale Vrouwenconferenties voorafgaand aan de congressen van de Socialistische Internationale, die haar in staat stelden eisen en strategieën te ontwikkelen voor de opbouw van socialistische organisaties onder vrouwen. Zo werd de eis van algemeen kiesrecht – ook voor vrouwen – op de agenda van de socialistische beweging geplaatst, evenals de organisatie van een internationale dag van strijd voor vrouwenrechten. 

    Socialistisch feminisme: geen alliantie met burgerlijk feminisme mogelijk

    Clara Zetkin pleitte niet voor de eenheid van vrouwen tegen mannen. Voor haar was er geen bondgenootschap mogelijk met burgerlijk feministische organisaties. Die waren er vooral op uit om dezelfde rechten te verkrijgen als de mannen van hun sociale klasse. Voor Zetkin maakte de kwestie van vrouwenemancipatie integraal deel uit van het sociale vraagstuk en was de bevrijding van de werkende vrouwen alleen mogelijk door een fundamentele verandering van de maatschappij. Zetkin was een overtuigde socialiste en wilde de arbeidersklasse verenigen om deze verandering te bewerkstelligen. 

    De oorsprong van 8 maart

    De oorsprong van 8 maart is vandaag weinig bekend. De dag heeft zijn wortels in de socialistische feministische beweging. Op de 2e Internationale Conferentie van Socialistische Vrouwen in 1910 namen Zetkin en de andere deelneemsters een resolutie aan over de jaarlijkse organisatie van een Internationale Vrouwendag, met als doel de invloed van het socialistisch feminisme te vergroten. Ze kozen 8 maart als datum, naar aanleiding van een massabetoging van textielarbeidsters in New York op 8 maart 1908. De eerste internationale vrouwendag werd in 1911 georganiseerd ter ere van de stakingsbewegingen van textielarbeidsters in de VS, die opkwamen voor kortere werktijden en betere arbeidsomstandigheden, de afschaffing van kinderarbeid, gelijke beloning en voor stemrecht. 

    Vechten tegen oorlog en fascisme

    In 1915, toen verschillende socialistische partijen hun internationalistische standpunten hadden laten varen om hun burgerij te steunen in de Eerste Wereldoorlog, organiseerde Clara Zetkin een Internationale Vrouwenconferentie om zich tegen de oorlog te verzetten. De meeste leiders van de socialistische beweging steunden de oorlog. Clara Zetkin sloot zich daarop aan bij Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht om een nieuwe revolutionaire organisatie in Duitsland op te richten, die later de Duitse Communistische Partij (KPD) zou worden. Na de Russische revolutie van 1917 nam Zetkin deel aan de opbouw van de Derde Internationale, met name in het Internationaal Vrouwen Secretariaat. 

    Zetkin wijdde het einde van haar leven aan de strijd tegen het fascisme. Ondanks een groeiende afstand tot de stalinistische leiders, stelde ze zich in de verkiezingen van 1933 kandidaat voor de KPD. Ze werd verkozen en mocht als 75-jarige ouderdomsdeken de zitting van het parlement openen. Daarin riep ze op tot de eenheid van alle werkende mannen en vrouwen tegen het fascisme. Clara Zetkin overleed op 20 juni 1933. 

    Clara Zetkin, een inspiratie voor de strijd van vandaag

    Haar onvermoeibare inzet om de strijd voor de emancipatie van de vrouw te verbinden met de sociale strijd van de hele arbeidersklasse blijft voor ons een voorbeeld om te volgen. Net als Clara Zetkin denken wij dat er geen werkelijke emancipatie van vrouwen kan zijn in een kapitalistisch systeem dat de winsten van een minderheid bevoordeelt boven de belangen van de meerderheid van de bevolking. 

    Daarom trekken we op 8 maart de straat op om deze traditie van strijd opnieuw op te bouwen en ons programma te verdedigen: een combinatie van sociale en feministische eisen, voor de emancipatie van vrouwen en de hele arbeidersklasse. We voeren actie om alle vormen van discriminatie en onderdrukking aan te klagen en om in te gaan tegen alle pogingen om de meerderheid van de bevolking te verdelen ten voordele van de machtigsten. We verdedigen de noodzaak van een samenleving die gebaseerd is op de behoeften en capaciteiten van iedereen: een socialistische samenleving.

  • Hoe de bolsjewieken met de nationale kwestie omgingen

    In zijn toespraak om de invasie van Oekraïne goed te praten, haalde Poetin hard uit naar de Bolsjewieken onder Lenin. Hij verweet hen de erkenning van het recht op zelfbeschikking voor onder meer Oekraïne. Poetin stelde zich op de positie van Stalin die voorstander was van een gecentraliseerde Russische federatie in plaats van een samenwerking tussen socialistische republieken. De aanval op de bolsjewistische benadering over de nationale kwestie, is een gelegenheid om deze eens gedetailleerder toe te lichten. In onderstaand dossier uit onze archieven doet Rob Jones van ISA in Rusland dit. 

    Meer dan een eeuw na de Oktoberrevolutie blijft de aanpak van de Bolsjewieken rond de nationale kwestie een lichtend voorbeeld van wat er mogelijk is inzake het oplossen van nationale conflicten als echte socialistische regeringen aan de macht komen.

    Dit is zeker van belang in de 21e eeuw, op een ogenblik dat het kapitalistisch bewind leidt tot moorddadige conflicten in Darfoer, Congo of het Midden-Oosten. De nationale kwesties blijven bovendien onopgelost in onder meer Catalonië, Schotland, Ierland, België en elders. Het wakkerde brutale conflicten aan in de Balkan, Kaukasus, Centraal-Azië en Oekraïne.

    Twee bloedige oorlogen in Tsjetsjenië en de behandeling van nationale minderheden tonen hoe de heersende elite in het moderne kapitalistische Rusland helemaal niets gemeen heeft met de bolsjewieken. Een recente aanval in Surgut, een Siberische oliestad, waarbij een jonge moslim met een mes in een winkelcentrum rondliep, was duidelijk het gevolg van het racistische beleid en de acties van extreemrechts. Onlangs nog viel de oproerpolitie een café in de stad binnen en dwong het alle aanwezigen om hun baard af te scheren. Dit gebeurde onder het excuus dat de aanwezigen mogelijk Wahhabisten waren.

    De bolsjewieken onder leiding van Lenin hebben daarentegen steeds de rechten van nationale en etnische minderheden gesteund. Lenin was zijn tijd ver vooruit en bekritiseerde zelfs het gebruik in de alledaagse taal van nationale stereotypen zoals het woord ‘Khokhol’ om Oekraïners te beschrijven. Niet alleen wordt dit woord nog steeds op grote schaal gebruikt, het werd onlangs nog aangevuld met officiële Russische propaganda die Oekraïne als een fascistische staat voorstelde.

    De taalkwestie

    De bolsjewieken waren zeer gevoelig voor de taalkwestie en ondernamen bewuste stappen om het gebruik van minderheidstalen te ondersteunen. Lenin sprak zich uit tegen de erkenning van specifieke talen als ‘staatstalen’, vooral wanneer dat betekende dat belangrijke taalminderheden werden gediscrimineerd. Toch hebben de pogingen van de nieuwe kapitalistische regeringen om het gebruik van de Russische taal te beperken in de jaren negentig van de vorige eeuw geleid tot ernstige etnische conflicten in Moldavië en tot ernstige spanningen in de Baltische staten, wat lijnrecht tegenover de benadering van de bolsjewieken stond.

    Onder president Nazarbayev werd in Kazachstan bij elk sociaal conflict, bijvoorbeeld tijdens de staking van de oliearbeiders van Zhenaozen, beroep gedaan op zogenaamde ‘Nationaal-patriotten’ en ‘Nationaal-democraten’ (rechtse nationalisten) om beperkingen op te leggen aan de Russische taal. De dreiging van een beperking van het gebruik van het Russisch in Oekraïne volstond om de spanningen, die tot het conflict in Oost-Oekraïne hebben geleid, op te voeren. De regering van Poetin heeft op hypocriete wijze de aanval op de rechten van Russischtaligen in Oekraïne gebruikt om in te grijpen in Oost-Oekraïne, maar nu kondigde dezelfde regering aan dat de financiering van het onderwijs in de vele minderheidstalen van Rusland wordt stopgezet. Dit leidt tot ontevredenheid in republieken als Tatarstan.

    Verklaring over de rechten van de volkeren van Rusland*

    De bolsjewieken waren principiële voorstanders van het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. Binnen enkele dagen na de Oktoberrevolutie werd de Verklaring over de Rechten van de Volkeren van Rusland gepubliceerd. In tegenstelling tot de benadering van de moderne diplomatie, waarin verschillende partijen hun werkelijke intentie verbergen en verhullen voor de bevolking, werd in deze revolutionaire verklaring op een duidelijke, transparante en beknopte manier gesteld dat, gezien de geschiedenis van repressie en wanbeheer, er onmiddellijk een einde moet komen aan de ‘vrijheid’ van pogroms, slavernij en aanvallen. Er moet sprake zijn van gelijkheid en soevereiniteit van de Russische nationaliteiten, het recht van de Russische volkeren op zelfbeschikking tot en met het recht om een eigen staat te vormen, de afschaffing van alle nationale en religieuze voorrechten en beperkingen. Dit alles moest de vrije ontwikkeling van nationale minderheden en etnische groepen die Russisch grondgebied bevolkten mogelijk maken.

    (*In de Russische taal zijn er twee woorden voor Russisch. ‘Russisch’ verwijst naar de etniciteit Russisch, terwijl ‘Rossiskiy’ verwijst naar iedereen die in Rusland woont. Onder de tsaar was het land het ‘Russische rijk’, onder de bolsjewieken was het de ‘Rossiskaya Sovjet Federatie van Socialistische Republieken’. De ‘volkeren van Rusland’ verwijst naar alle nationaliteiten die in Rusland leven)

    De Voorlopige Regering

    Op zich was dit een reëel contrast met het standpunt van de verschillende regeringen die Rusland na de revolutie van februari 1917 hebben geregeerd. De spontane volksopstand die het tsaristische autoritarisme in februari omverwierp, werd gedreven door de arbeiders-, soldaats- en boerenmassa’s die geloofden dat er als gevolg daarvan een vrije en democratische samenleving in Rusland zou ontstaan – velen geloofden dat dit zou leiden tot een socialistische samenleving. Maar de realiteit was heel anders.

    De nieuwe burgerlijke coalitie weigerde niet alleen de deelname van Rusland aan de Eerste Wereldoorlog te beëindigen of de boerenbevolking land te schenken, maar weigerde ook de talrijke volkeren en naties van het voormalige tsaristische rijk vrijheid te verlenen. Zo stuurde ze al in maart een bevel naar Finland om zijn status als onderdeel van het Russische rijk, zoals gedefinieerd door de voormalige tsaar in de 18e eeuw, te bevestigen. Toen de Finse Sejm (parlement) in juli een resolutie aannam waarin stond dat zij alleen “beslist, bevestigt en decreteert over de uitvoering van alle Finse wetten, waaronder die over financiën, belastingen en gewoonten”, stuurde de Voorlopige Regering troepen om het parlement te ontbinden. De Voorlopige Regering verordende dat alle kwesties van de rechten van de Russische volkeren zouden beslist worden door de Grondwetgevende Vergadering. Maar toen de Voorlopige Regering uiteindelijk een standpunt publiceerde over de rechten van de naties om dit aan de grondwetgevende vergadering voor te stellen, verklaarde zij heel duidelijk dat zij de “Russische staat als één en ondeelbaar” beschouwde.

    Bolsjewieken kennen recht op zelfbeschikking toe

    Terwijl de “burgerlijke democratie” die Rusland van februari tot oktober regeerde, suggereerde dat de nieuwe “democratie” vrijheid voor de verschillende naties en volkeren zou omvatten, maar haar beloften niet nakwam, ging de nieuwe Sovjetregering onder leiding van de bolsjewieken niet alleen over tot verklaringen, maar werd alles in het werk gesteld om het recht op zelfbeschikking effectief uit te voeren. Het duurde minder dan een week voordat de nieuwe Sovjetregering het recht op onafhankelijkheid van Finland erkende. Dit werd snel gevolgd door steun voor de onafhankelijkheid van Oekraïne, Moldavië, Litouwen, Estland, Transkaukasië, Wit-Rusland, Polen en Letland. Ondanks alle complicaties en moeilijkheden, en ondanks het feit dat deze nieuwe onafhankelijke landen in het algemeen burgerlijk-nationalistisch waren in plaats van Sovjet-gezind, respecteerde de bolsjewistische regering deze rechten.

    Centraal-Azië, de focus van het imperialistische “Grote Spel” was in 1917 nauwelijks uit een vorm van feodalisme voortgekomen. Hoewel het deel uitmaakte van het tsaristische rijk, werd het geregeerd door een reeks feodale Khans zonder geconsolideerde naties. Een arbeidersklasse bestond nauwelijks, in het beste geval bestond deze uit de spoorweg- en infrastructuurwerkers, waarvan de meesten Russen waren en Russisch spraken. De lokale elites waren gedurende vele tientallen jaren gedwongen zich te onderwerpen aan de tsaristische dictaten, gesteund door het leger, zodat ze de revolutie zagen als een kans om te ontsnappen aan de Russische overheersing. De bolsjewieken stelden alles in het werk om de ontwikkeling van een socialistisch bewustzijn en een sovjetdemocratie in deze regio te bevorderen, maar tegelijk erkenden ze de realiteit. De bolsjewieken stelden zich terughoudend op om een goede wil te tonen aan de verschillende nationaliteiten.

    De Khan van Khorezm (in een gebied dat nu onder Turkmenistan valt) bleef aan de macht tot in 1920, toen hij werd omvergeworpen door een volksopstand die werd gesteund door de troepen van het Rode Leger. De nieuwe Russische Socialistische Federatie erkende de Sovjet-Republiek Khorezm als een onafhankelijke staat – die publiekelijk afstand deed van alle aanspraken op grondgebied en een vrijwillige economische en militaire unie met de nieuwe staat aanbood. Alle eigendommen en grond die ooit aan de Russische staat toebehoorden, evenals de administratieve structuren, werden aan de nieuwe regering overgedragen zonder dat er een vergoeding werd geëist. Er werd financiële steun verleend om scholen te bouwen, campagne te voeren om een einde te maken aan het analfabetisme en om kanalen, wegen en een telegraafsysteem aan te leggen.

    Polen

    Aan het andere eind van het grote voormalige tsaristische rijk lag Polen. Meer dan honderd jaar voor 1917 was het verdeeld onder het Oostenrijkse, Pruisische en Russische rijk. Toen deze rijken aan het einde van de oorlog ineenstortten en de Russische revolutie zich over alle gebieden van het voormalige tsaristische rijk verspreidde, bevond Polen zich in een nieuwe situatie – in staat om zich te verenigen en de onafhankelijkheid op te eisen. De bolsjewistische regering erkende het Poolse Nationale Comité als vertegenwoordiger van Polen.

    De nieuwe Poolse voorlopige regering onder leiding van Pilsudski – toen nog leider van de Poolse Socialistische Partij – introduceerde onder druk van de massa’s de 8-urige werkdag, stemrecht voor vrouwen en gratis onderwijs. Pilsudski kondigde echter aan dat hij “uit de socialistische bus stapte bij de halte genaamd onafhankelijkheid”.

    De nieuwe regering trad op tegen de opkomende sovjets en arbeidersraden, arresteerde de communisten en maakte gebruik van de gelegenheid van de burgeroorlog in Rusland om het Poolse grondgebied uit te breiden. Poolse troepen vielen Litouwen binnen en vormden, gesteund door de westerse mogendheden, een bondgenootschap met de Oekraïense nationalist Petlura en trokken naar Oekraïne, waarbij ze uiteindelijk Kiev veroverden. Er was een beslissende tegenaanval nodig van het Rode Leger om hen terug te dwingen naar Warschau.

    Desondanks benadrukte Lenin tijdens de vredesonderhandelingen met Polen dat “het beleid van de Russische Socialistische Federatie van Sovjet-Republieken (RSFSR) ten aanzien van Polen niet gebaseerd is op tijdelijke militaire of diplomatieke voordelen, maar op het absolute en onbreekbare recht op zelfbeschikking. De RSFSR erkent onvoorwaardelijk de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Republiek Polen, en erkent dit vanaf het moment dat de Poolse staat werd opgericht.”

    De strijd van Lenin

    Lenin heeft er hard voor gevochten dat het “recht van naties op zelfbeschikking” in het programma van de bolsjewistische partij werd opgenomen. Zijn meningsverschillen met Rosa Luxemburg, die geloofde dat een dergelijke eis de aandacht zou afleiden van de klassenstrijd, zijn bekend. Haar argumenten werden gedeeld door vooraanstaande bolsjewieken als Karl Radek, Georgi Pjatakov en Nikolaj Boecharin.

    Als onderdeel van de polemiek over deze kwestie moedigde Lenin Stalin aan om zijn pamflet over de nationale kwestie te schrijven, hoewel hij het nodig vond om zich al in dit vroege stadium te verzetten tegen elementen van Stalin’s aanpak. Hij was het niet eens met Stalins rigide definitie van een natie als “historisch gevormde, stabiele gemeenschap van mensen, gevormd op basis van een gemeenschappelijke taal, territorium, economisch leven en psychologische samenstelling die zich manifesteert in een gemeenschappelijke cultuur”, wat de rechten van veel volkeren, met name de Joden, zou hebben uitgesloten. Lenin was het ook niet eens met het standpunt dat Stalin en Boecharin in 1919 voorstelden om de arbeidersklasse van elke natie het recht op zelfbeschikking te geven. Hij stelde dat, zoals veel van de volkeren in het Russische rijk – waaronder de Kuvash, Bashkir, Turkmenen, Kirgizië en Oezbeekse volkeren – leefden in gebieden die nog sociaal en economisch onontwikkeld waren, zij tot nu toe geen kans hadden om zelfs klassen te ontwikkelen, laat staan klassenbewustzijn. Toch betoogde Stalin al in 1918 dat “de slogan van zelfbeschikking achterhaald is en ondergeschikt moet worden gemaakt aan de principes van het socialisme.” Tegen oktober 1920 zei hij dat oproepen tot afscheiding van de grensregio’s van Rusland “verworpen moesten worden, niet alleen omdat ze in strijd zijn met de formulering van de kwestie van de oprichting van een unie tussen het centrum en de grensregio’s, maar vooral omdat ze fundamenteel in strijd zijn met de belangen van de massa van de mensen in zowel het centrum als de grensregio’s.”

    Oekraïne

    Helaas was Stalin niet de enige die deze dit standpunt innam. Toen de Februarirevolutie uitbrak, waren er in Kiev, de hoofdstad en het industriële centrum van Oekraïne, slechts 200 bolsjewieken, en ze waren nauwelijks georganiseerd. In oktober bedroeg hun aantal 800. In reactie op februari richtten de leiders van de Oekraïense burgerij de Tsentralnaya rada (Centrale Sovjet) op als “een regering van alle Oekraïners” en eisten het recht op zelfbeschikking op.

    De leiders van de bolsjewieken in Kiev erkenden niet het belang van de nationale kwestie en zeiden dat deze ondergeschikt was aan die van de klassenstrijd. Terwijl ze deelnamen aan de algemene volledig Russische strijd tegen de voorlopige regering in Petrograd, verlieten ze de Tsentralnaya rada om de opbouw van de natie voort te zetten – met inbegrip van de oprichting van overheidsstructuren en strijdkrachten.

    Na oktober namen zij deel aan een blok samen met de mensjewieken en de aanhangers van de Bund, die de “Tsentralnaya rada” erkenden als de legitieme regering en verklaarden dat elke oppositie tegen deze rada “uitsluitend van vreedzame aard” moest zijn. Zij verwierpen het standpunt van andere Oekraïense bolsjewieken die stelden dat het “noodzakelijk was om een compromisloze strijd tegen de rada te voeren en in geen geval om er afspraken mee te maken.” Als gevolg daarvan behield de Tsentralnaya rada een sterke positie als regering in Oekraïne en werd de Sovjetovername vertraagd en aanzienlijk verzwakt – waardoor de burgeroorlog in Oekraïne veel complexer en langduriger werd dan het geval zou zijn geweest als de bolsjewieken in Kiev daadkrachtig hadden gehandeld.

    Nationale kwestie en het Rode Leger

    Ondanks de moeilijkheden in Oekraïne speelde de aanpak van Lenin een cruciale rol in het verzekeren van de overwinning van de Sovjets in de burgeroorlog, niet in het minst omdat de meeste Witte Legers tegen elke vorm van zelfbeschikking waren. In de Kaukasus maakte de Witte Generaal Deniken duidelijk dat hij zich verzette tegen nationale rechten omdat “Rusland één en ondeelbaar moet zijn.” Zelfs nationalistische groeperingen die tegen de bolsjewieken in het algemeen waren, zagen de belofte van zelfbeschikking als een goede reden om op zijn minst de neutraliteit te handhaven. In veel gevallen was de belofte voldoende om hele nationaliteiten voor zich te winnen.

    Een kritische beslissing had betrekking op de beslissing om het Rode Leger te baseren op territoriale eenheden op basis van “je dient waar je woont”. Het oude tsaristische leger was Russisch – in die gevallen waarin leden van nationale minderheden dienden, werden ze, met uitzondering van de Kozakken, in reguliere eenheden weggestuurd ver weg van huis, en werd van hen verwacht dat ze Russisch spraken. Maar het Rode leger onder Trotski had een andere aanpak. Hele eenheden van het Rode Leger waren gebaseerd op de verschillende nationaliteiten in hun eigen taal en met veel militaire publicaties in niet-Russische talen. Dit hielp het Rode Leger om de bevolking van die gebieden te veroveren waar andere nationaliteiten de overhand hadden. Veel joodse groepen richtten hun eigen eenheden op tegen de pogroms die door generaal Kolchak en anderen werden opgezet. In Kazan, de hoofdstad van Tatarstan, werd zelfs een school van islamitische officieren van het Rode Leger opgericht. In 1919 sloot het hele nationale leger van Bashkiria, een islamitische regio die zich uitstrekt van de Wolga tot de Oeral, zich aan bij het Rode Leger en richtte de Sovjet Socialistische Republiek Bashkir op.

    Overal waar ze werden opgericht, kregen deze nationale formaties enorme materiële steun op het gebied van onderwijs en gezondheid, met name in de campagne om een einde te maken aan het analfabetisme. Ondanks de burgeroorlog groeide het aantal universiteiten in het nieuwe socialistische land van 63 in 1917 tot 248 in 1923. Terwijl een frontale botsing met voorstanders van de moslimreligie werd vermeden, werd actief geageerd tegen polygamie, de verkoop van bruiden en de praktijk dat echtscheidingen enkel werden toegestaan als de man ermee instemde. Helaas was deze aanpak een van de slachtoffers van de opkomst van het stalinisme, dat in de jaren dertig van de vorige eeuw de Russische taal opnieuw invoerde als voertaal en werden militaire publicaties in andere talen gestopt.

    Er zijn fouten gemaakt

    Om een gevoelige en flexibele benadering tegenover de verschillende nationaliteiten te behouden, waren er veel discussies nodig en vaak ook directe interventies van Lenin of zijn aanhangers om fouten te corrigeren. Terwijl de bolsjewieken voorstander waren van de vrijwillige collectivisering van land, waarschuwde Lenin dat het in regio’s als Centraal-Azië en de Kaukasus voorbarig zou zijn om dit door te drukken. Hij pleitte zelfs tegen de nationalisatie van de olie-industrie in Azerbeidzjan, omdat hij vreesde dat de arbeidersklasse nog niet voldoende ontwikkeld was en dit zou leiden tot een verstoring van de bevoorrading tijdens de burgeroorlog.

    In sommige gebieden werden de nationaliteiten, ondanks Lenin’s aanpak, onhandig behandeld. De bolsjewistische revolutie had nauwelijks Centraal-Azië bereikt toen lokale intellectuelen en nationale elites de kans zagen om autonomie of zelfs nieuwe nationale republieken te ontwikkelen. Maar de revolutie kwam via de spoorwegarbeiders en ontbond de troepen, die bijna allemaal Russisch spraken. Zij richtten de Tashkentse Sovjet van Arbeiders en Soldaten op en verklaarden zich tot ‘Sovjetmacht’. Zij stelden dat moslims geen posities in de nieuwe staten mochten innemen en dat het niet nodig was om boeren in de Sovjet-Unie op te nemen vanwege hun ‘achterlijkheid’. Hierdoor raakte de Sovjet-Unie geïsoleerd van 95% van de lokale bevolking. De poging om met militair geweld de nieuwe regering-Kokland omver te werpen, die pleitte voor de oprichting van een “democratische federale republiek Turkestan als onderdeel van de Russische Federatie”, liep stuk op het feit dat velen dit als een militaire bezetting zagen.

    De flexibele benadering van Lenin

    De houding van het ministerie van nationaliteiten van Stalin was aanvankelijk dat dit een lokale aangelegenheid was. Naarmate de Witte Legers in de regio werden verslagen, werd de vraag hoe de Sovjetmacht tot stand moest komen dringender. Frunze, die aan het hoofd stond van de opmars van het Rode Leger, stelde oorspronkelijk voor om de regio op te breken om het makkelijker te maken om te regeren. Dit stuitte op verzet van de lokale communisten, van wie velen de basisprincipes van het bolsjewistische beleid nauwelijks begrepen. Maar ze waren nog meer van streek toen Stalin aan het hoofd stond van een commissie die de oprichting van een verenigd Turkestaans Autonoom gebied als onderdeel van de Russische Federatie voorstelde.

    Uiteindelijk moest Lenin ingrijpen en het in te nemen standpunt herdefiniëren: er moest voor worden gezorgd dat het landbezit van de Russen gelijk werd gesteld aan dat van de lokale bevolking, terwijl de invloed van de Russische koelakken moest worden verminderd; er moest voor worden gezorgd dat alle centrale beslissingen die over Turkestan werden genomen alleen met toestemming van de lokale leiders werden genomen; er moest systematisch – “geleidelijk maar gestaag” – voorbereidingen worden getroffen voor de overdracht van de macht aan de lokale Sovjets van de werkende mensen met de algemene taak die wordt gedefinieerd als “niet het communisme, maar de omverwerping van het feodalisme.” Elke beslissing, zei hij, over “de kwestie van de verdeling van de Republiek in drie delen moet niet voortijdig worden genomen.”

    Korenisatie

    Andere vragen die veel tijd en energie kostten hadden betrekking op de “korenisatie” (“koren” betekent wortel), het principe dat de bolsjewieken zich in de nieuwe republieken en etnische gebieden hebben geworteld door lokale leiders te ontwikkelen in plaats van te vertrouwen op afgezanten uit het centrum.

    Bijzondere aandacht werd besteed aan de ontwikkeling van de nationale culturen, met name de talen. Lenin werd behoorlijk boos als hij hoorde dat sovjetambtenaren Russisch bleven gebruiken in die gebieden waar Russisch niet de lokale taal was: “De Sovjetmacht verschilt van elke burgerlijke en monarchale macht in die zin, dat zij de werkelijke dagelijkse belangen van de arbeidsmassa’s volledig vertegenwoordigt, maar dat is alleen mogelijk op voorwaarde dat de sovjetinstellingen in de moedertalen werken.”

    Helaas was een van de ergste belemmeringen voor de ontwikkeling van de nationale talen het ministerie van Nationaliteiten zelf, waarvan de ambtenaren vaak beweerden dat het voldoende was om alleen maar te vertalen vanuit het Russisch naar de lokale talen. Lenin antwoordde dat het juist de taak was om ervoor te zorgen dat de onderwijsautoriteiten leerkrachten zocht die vertrouwd zijn met de moedertalen en -culturen en dat ze moedertaalboeken ter beschikking stelden. Op een congres waar deze kwestie werd besproken, betoogde een van de sprekers dat “een internationale geest niet wordt bereikt door kinderen die elkaar niet kunnen begrijpen op één hoop te gooien, maar door de geest van de wereldrevolutie in de moedertaal te introduceren.”

    Om te helpen bij het opbouwen van draagvlak in de niet-Russische gebieden hebben de bolsjewieken een bewust beleid gevoerd om met linkse revolutionaire organisaties samen te werken en te proberen ze voor zich te winnen. In Oekraïne werd veel moeite gedaan en was veel geduld nodig om samen te werken met de “Borotba”-organisatie, in wezen een linkse sociaal-revolutionaire groepering met wortels op het platteland. Christian Rakovskii, een oude vriend en bondgenoot van Trotski, speelde een sleutelrol in dit werk. Tegelijkertijd werden tien nieuwe “communistische universiteiten” opgericht om nationale bolsjewistische kaders op te leiden. Even belangrijk was de enorme investering in het openstellen van het openbaar onderwijs voor onderricht in de nationale talen. In 1921 werden tien miljoen roebel toegewezen aan het onderwijs in de Wit-Russische en Oekraïense talen. Dit proces werd snel voltooid voor grote nationaliteiten zoals de Armeense, Georgische en Azerbeidzjaanse. Kleinere nationaliteiten deden er langer over. Maar de taak werd serieus genomen. In 1923 waren er 67 scholen die les gaven in het Mari, 57 in Kabardi, 159 in Komi, 51 in Kalmyk, 100 in Kirgizisch, 303 in Buriat en meer dan 2500 in de Tatarentaal. In Centraal-Azië bereikte het aantal nationale scholen, dat net voor de revolutie 300 bedroeg, tegen het einde van 1920 2100. Dit is van bijzonder belang omdat veel van de talen/dialecten in deze regio tot aan de revolutie ongeschreven waren. De invoering van nieuwe alfabetten, vaak gelatiniseerd, en de modernisering van het Russische alfabet droegen bij aan deze taak.

    Deze prestatie is des te indrukwekkender omdat de burgeroorlog het grootste deel van deze periode heeft gewoed. Vaak betekende dit een gebrek aan middelen. Scholen werden gebruikt om troepen in te kwartieren. En omdat veel gewillige leerkrachten betrokken waren bij de oorlogsinspanning, was het vaak moeilijk om er genoeg te vinden om les te geven. In Oekraïne waren er in 1917 zeer weinig Oekraïense taalonderwijzers, en hoewel er in 1923 al 45.000 waren, waren er twee keer zoveel nodig. De situatie verbeterde drastisch na het einde van de burgeroorlog.

    Kaukasië

    Zonder Lenins gevoelige en flexibele benadering van het nationale vraagstuk zou het veel moeilijker zijn geweest om de burgeroorlog te winnen. Helaas werd deze aanpak een van de eerste slachtoffers van de bureaucratische ontaarding van de revolutie die begin jaren twintig op gang kwam, waarbij de kwestie in de Kaukasus op de spits werd gedreven.

    De Kaukasische regio’s, voornamelijk Georgië, Azerbeidzjan en Armenië, wachtten tevergeefs op de Februarirevolutie om de zelfbeschikking te erkennen en toen de Oktoberrevolutie plaatsvond, werden ze bezet door een combinatie van Duitse en Turkse legers. Na de Duitse nederlaag in 1918 werd hun plaats ingenomen door het Britse en Denikin’s Witte Leger. Door de ondertekening van de vrede in Brest-Litovsk gaven de bolsjewieken niet alleen de controle over de Baltische staten en belangrijke delen van Oekraïne en Wit-Rusland op, maar accepteerden ze ook dat een belangrijk deel van de Kaukasus aan de Ottomaanse Turken werd overgedragen.

    Naarmate de burgeroorlog vorderde en de troepen van Denikin uiteindelijk werden teruggedrongen naar de Krim, werd de vraag gesteld wie de Kaukasus moest regeren. De bolsjewieken hadden aanzienlijke steun in de grote steden, zoals Bakoe in Azerbeidzjan, Tbilisi in Georgië, Groznii in Tsjetsjenië. In wezen bereikte de revolutie de regio door de militaire overwinning van het Rode Leger. In Azerbeidzjan en Armenië werden Sovjetrepublieken opgericht.

    Georgië was echter het bolwerk van een mensjewistisch regering, wat uiteraard gebruikt werd door de Tweede Internationale. Ondanks politieke polemieken met de Georgische leiders, van wie er verschillende betrokken waren geweest bij de Voorlopige regering in Sint-Petersburg in 1917, was Lenin voorstander van een verzoenende opstelling. Ook Trotski pleitte tegen militair ingrijpen – de taak om de Georgische regering omver te werpen zou volgens hem door het Georgische volk moeten worden uitgevoerd. Hij was daarom voorstander van “een bepaalde voorbereidingsperiode in Georgië om de opstand te ontwikkelen en later te helpen.” In mei 1920 tekende de Russische Sovjetregering een verdrag dat de onafhankelijkheid erkende en een niet-aanvalsverdrag sloot.

    Stalin’s inflexibiliteit

    De belangrijkste vertegenwoordiger van de bolsjewieken in de regio, Sergej Ordzjonikdze, een hechte kameraad van Stalin (het waren beiden Georgiërs), dacht er anders over. Na de oprichting van een Sovjet-Azerbeidzjan en Sovjet-Armenië pleitte hij voor de onmiddellijke sovjetisering van Georgië. Stalin steunde deze positie. Zonder rekening te houden met de aanbevelingen van Lenin en de Russische regering, gebruikten ze eenheden van het Rode Leger om confrontaties aan de Georgische grens uit te lokken. Het Centraal Comité, dat voor een voldongen feit werd gesteld, werd gedwongen een resolutie aan te nemen waarin werd gezegd dat het “geneigd was het elfde leger toe te staan de opstand in Georgië actief te steunen en Tiflis te bezetten, op voorwaarde dat de internationale normen worden nageleefd en dat alle leden van de Militaire Revolutionaire Raad van het elfde Leger, na een grondige herziening van alle informatie, garant staan voor succes. We waarschuwen dat we bij gebrek aan vervoer zonder brood moeten gaan en dat we daarom geen enkele locomotief of treinspoor zullen toestaan. We zijn gedwongen om niets anders dan graan en olie uit de Kaukasus te vervoeren.” Deze informatie werd geheim gehouden voor Trotski, toen in de Oeral. Bij zijn terugkeer in Moskou was hij woedend toen hij ontdekte wat er was gebeurd. Hij eiste dat een onderzoekscommissie zou nagaan waarom het Rode Leger op deze manier had ingegrepen.

    De interventie wekte natuurlijk weerstand op bij de lokale bevolking en een aanzienlijke laag van Georgische bolsjewieken. Maar in plaats van de nationale gevoeligheden in de regio te erkennen, waarin er duidelijk drie gevestigde nationale identiteiten waren, bouwde Ordzjonikidze met de steun van Stalin, aan een “Transkaukasische Sovjetrepubliek”, die deel zou uitmaken van de RSFSR en het algemene gezag zou hebben over de drie nieuwe Sovjetrepublieken. Naast de mogelijkheid om te regeren over Georgische binnenlandse aangelegenheden, probeerde het ook een muntunie op te richten, waartegen de Georgiërs zich verzetten, omdat ze dachten dat een dergelijke unie hun relatief sterkere economie zou ondermijnen. Gezien deze aanpak bij de oprichting van de Transkaukasische Sovjetrepubliek gingen velen er ook van uit dat de economie zich zou ontwikkelen door de invoer van een Russische beroepsbevolking, wat gezien werd als een voortzetting van de vroegere tsaristische praktijken.

    Natuurlijk heeft de hardhandige aanpak van Ordzjonikidze, waarbij hij vaak beslissingen nam zonder de lokale leiders te raadplegen, zijn gebruik van harde repressieve maatregelen tegen de tegenstanders en zijn extravagante levensstijl, waaronder het berijden van een groot wit paard, weinig bijgedragen aan het verminderen van de spanningen.

    Oprichting van de Sovjet-Unie

    De discussie rond de Transkaukasische Sovjetrepubliek maakte deel uit van de bredere vraag rond de toekomst van de nieuwe Sovjetstaat. Tegen die tijd was duidelijk geworden dat de standpunten van Lenin en Stalin over de nationale kwestie lijnrecht tegenover elkaar stonden. De eerste was voor de vorming van een unie van vrije en gelijke Sovjetstaten als een middel om de steun voor de revolutie onder de verschillende nationaliteiten te consolideren en als een basis om toekomstige Sovjetstaten, zoals Duitsland, toe te staan een bondgenootschap te sluiten met Rusland zonder dat de ene macht de andere zou domineren. Stalin was echter van mening dat de nationale kwestie van ondergeschikt belang was en dat de revolutie zich niet zou verspreiden en dat het socialisme alleen in Rusland zou moeten worden opgebouwd. Voor hem was het bestaan van republieken, zoals de Transkaukasische republiek, bedoeld voor het administratieve gemak. De kwestie kwam aan het licht met de discussie over de vorming van de Sovjet-Unie.

    Als commissaris voor de Nationaliteiten stelde Stalin het oorspronkelijke document op dat de betrekkingen tussen de nieuwe Sovjetrepublieken moest bepalen. In het ontwerp stelde hij voor om de onafhankelijke Sovjetrepublieken Oekraïne, Wit-Rusland, Georgië, Azerbeidzjan en Armenië als autonome regio’s binnen de Russische Federatie op te nemen, over de status van Bukhara, Khorezm en het Verre Oosten zou later beslist worden. Voor alle belangrijke functies, zoals economie, begroting, buitenlandse en militaire zaken, zouden de besluiten worden genomen door de Russische ministeries. Alleen relatief beperkte zaken als cultuur, justitie, gezondheidszorg en land zouden onder de verantwoordelijkheid van de “autonome” regio’s blijven vallen. Alle republieken, met uitzondering van Azerbeidzjan, maakten luidkeels bezwaar tegen dit plan. Toch duwde Stalin zijn plan door alvorens het aan de regering voor te leggen.

    Maar hij had nog een obstakel te overwinnen: Lenin. Hij kreeg het voorstel te zien terwijl hij herstelde van de gevolgen van een beroerte. Lenin was ziedend en stond erop dat het hele idee van ‘autonomie’ zoals door Stalin voorgesteld werd geschrapt. Hij wilde dat de Federatie van Socialistische Sovjet-Republieken werd opgericht als federatie van gelijke republieken. Hoewel Stalin gedwongen werd om op dit punt toe te geven, vocht hij om ervoor te zorgen dat de nieuwe Sovjet-Unie niet zo ver zou gaan in het waarborgen van de nationale rechten als Lenin wilde. Hij kwam terug op zijn eerdere verzet tegen een tweeledige machtsstructuur voor de nieuwe Unie. Dat deed hij door op te komen voor een nieuwe “Raad van nationaliteiten” die boven de wetgevende macht stond. Hij heeft deze Raad volgestouwd met zijn eigen aanhangers. En om de schade te vergroten, stelde hij voor om de Transkaukasische Sovjet-republiek in de Unie op te nemen waarbij de drie republieken zich bij dit orgaan zouden onderwerpen. Het leidde tot grote woede van de Georgiërs.

    Lenin’s woede

    Lenin was te ziek om de vergadering van het Centraal Comité bij te wonen die deze voorstellen in februari 1923 besprak. Toen hij uiteindelijk een rapport ontving, bereikte Lenins woede het kookpunt. Hij schreef naar Trotski: “Kameraad Trotski! Ik wil u vragen om de verdediging van de Georgische zaak op te nemen in het Centraal Comité van de partij. De zaak wordt nu ‘vervolgd’ door Stalin en Derzjinskii, op wiens objectiviteit ik niet kan vertrouwen.”

    Lenin wilde hier verder op ingaan, maar zijn gezondheid ging snel achteruit. Hij was niet in staat om de besloten vergadering van het Centraal Comité in juni bij te wonen, die gewijd was aan een volledige bespreking van de nationale kwestie. De tegenstrijdige standpunten die de sprekers op deze vergadering naar voren brachten, lieten duidelijk de zich ontwikkelende tegenstrijdigheden zien tussen degenen die Lenin’s benadering van de nationaliteiten steunden en degenen rond Stalin die alle hoofdprincipes van het bolsjewistische standpunt verwierpen. Helaas werd het voorstel van Lenin om de Sovjet-Unie op te richten weliswaar aangenomen, maar werd de uitvoering ervan overgelaten aan de snel uitkristalliserende bureaucratische kaste rond Stalin.

    Misdaden van het stalinisme

    De stalinistische bureaucratie voltrok de politieke contrarevolutie in de Sovjet-Unie na de dood van Lenin. Helaas werd daarbij ook de aanpak van Lenin en de bolsjewieken rond het nationale vraagstuk op zijn kop gezet. De schade veroorzaakt door het Groot-Russische chauvinisme, dat Lenin zo bitter bekritiseerde, in combinatie met het antisemitisme en de racistische vooroordelen van de bureaucratie, werd nog verergerd door de criminele politiek van gedwongen collectivisering die leidde tot hongersnood in grote delen van Rusland, Oekraïne en Centraal-Azië. Hierdoor kunnen de huidige reactionaire nationalisten beweren dat er een bewuste politiek van genocide was, die zij “holodomor” tegen de nationaliteiten noemen, waarbij zij de schuld geven aan het ‘bolsjewisme’. Het gebruik van de Baltische staten als pionnen in de onderhandelingen met Hitler, de deportatie van hele naties, waaronder de Tsjetsjenen en de Krim naar Kazachstan tijdens de Tweede Wereldoorlog, het gebruik van het Sovjetleger om opstanden in het voormalige Oost-Duitsland, Hongarije en Tsjecho-Slowakije neer te slaan en de weigering om de rechten van naties te erkennen tijdens de periode van de “perestrojka” hadden absoluut niets gemeen met het beleid van Lenin en de Bolsjewieken rond de nationale kwestie.

    Honderd jaar later is het beleid van Lenin ten aanzien van de nationale kwestie zelfs nog relevanter dan voorheen. Het is een fatale vergissing om, zoals sommige van de moderne linkse formaties dit doen, het standpunt van Stalin aan te nemen en te stellen dat “de slogan van zelfbeschikking achterhaald is en ondergeschikt is aan de principes van het socialisme.” Zolang het kapitalisme bestaat, kan geen enkele natie werkelijk onafhankelijk worden, aangezien het altijd zal worden gedomineerd door de belangen van de multinationals en de verschillende imperialistische belangen, en is het ook niet in staat om echte democratische en nationale rechten voor iedereen te garanderen. Om het kapitalistische systeem omver te werpen is een krachtige, verenigde strijd van de arbeidersklasse met een socialistische leiding nodig. De opbouw hiervan is alleen mogelijk met een duidelijk standpunt over het nationale vraagstuk.

  • Neen tegen oorlog in Oekraïne! Bouw aan een massale beweging tegen oorlog en imperialisme!

    Verklaring van International Socialist Alternative

    Er dreigt een groot gewapend conflict in Europa nu het Kremlin overgaat tot grootschalige aanvallen op Oekraïne.

    ISA betuigt haar volledige solidariteit met het volk van Oekraïne, dat al lijdt onder uitbuiting, onderdrukking, corruptie en toenemende armoede, en nu geconfronteerd wordt met de verschrikking van oorlog en bloedvergieten.

    Terwijl Russische troepen en tanks de grens met Oekraïne zijn overgestoken, zijn de eerste mensen al gedood. Raketaanvallen hebben militaire bases en vliegvelden getroffen, ook in Kiev. Er zijn al berichten over beschietingen in woonwijken van Kharkiv, de tweede grootste stad van Oekraïne in het noordoosten van het land.

    De Russische troepen moeten onmiddellijk uit Oekraïne worden teruggetrokken.

    De erkenning van de Volksrepublieken Loegansk en Donetsk door de Russische Doema en de daaropvolgende goedkeuring van deze erkenning door Poetin, gevolgd door het verzoek van beide republieken om Russische bijstand, vormden het onmiddellijke voorwendsel voor de invasie. De vijandelijkheden hebben een nieuw en huiveringwekkend hoogtepunt bereikt na weken van escalerend wapengekletter tussen Rusland aan de ene kant en de NAVO en de VS aan de andere kant.

    Hierdoor dreigt een groot gewapend conflict in Europa. Het conflict is nauw verbonden met de vele geopolitieke tegenstellingen in dit nieuwe tijdperk van wanorde. Socialisten moeten wereldwijd hun inspanningen opvoeren en zich voorbereiden om stelling te nemen tegen imperialistische oorlogen en voor het internationalisme van de arbeidersklasse. We staan voor principieel verzet tegen alle vormen van imperialisme.

    Imperialistische belangen

    Rusland beweert dat zijn veiligheid wordt bedreigd door de oostwaartse uitbreiding van de NAVO met wapens en troepen langs zijn grenzen. Maar nu beweert president Poetin dat de Russische aanval tot doel heeft Oekraïne te “demilitariseren” en “denazificeren”. Zijn aanvallen zullen het Oekraïense volk echter alleen maar bozer maken. Velen zullen de wapens opnemen om zich tegen de Russische troepen te verzetten.

    Poetin heeft zijn aanval gerechtvaardigd door te beweren dat de onafhankelijkheid van Oekraïne slechts een gevolg is van de Russische Revolutie en de politiek van de bolsjewieken om onderdrukte naties het recht op zelfbeschikking te geven, een politiek waartegen Stalin en het bureaucratische regime waaruit Poetin zelf is voortgekomen, zich verzetten. Dit is een belangrijke les. Onafhankelijkheid kan niet worden bereikt door een beroep te doen op de NAVO of de EU, maar alleen in een gezamenlijke strijd tegen de nieuwe tsaar en zijn oorlog.

    De bevolking die het meest te lijden zal hebben van een oorlog, zij die hun leven riskeren, het leven van hun zonen en dochters, moeders en vaders, hun huizen en inkomens – de mensen uit de arbeidersklasse die in Oekraïne wonen – zijn gereduceerd tot toeschouwers wier lot wordt bepaald door krachten die buiten hun macht liggen.

    De huidige Oekraïense leiders, het kapitalistische establishment, wier enige zorg altijd de verdediging van de belangen van de oligarchen is geweest en die het land sinds zijn onafhankelijkheid van crisis naar crisis hebben geloodst, hebben zichzelf in het vorige decennium aan het westen verkocht. Op die manier hoopten zij bescherming van de NAVO te krijgen en economisch voordeel te behalen door dichter bij Europa te komen. Zij hebben op alle fronten gefaald: het gemiddelde gezinsinkomen ligt nu 20% onder het niveau van 2013 en de bescherming door de NAVO zal niet afhangen van het belang van het Oekraïense volk, maar van de economische en geopolitieke belangen van de VS en de NAVO-bondgenoten.

    Ook de economische schokken van de oorlog zullen in de hele wereld voelbaar zijn. Nu al reageren de beurzen: de Russische markt daalde met 40% voordat hij werd opgeschort. De energieprijzen en de voedselprijzen zullen escaleren, waardoor de toch al sterke inflatiedruk in de wereldeconomie nog zal toenemen. En toekomstige generaties in Oekraïne en Rusland, die nu al leven met lage inkomens en slechte gezondheidszorg, zullen de kosten van de oorlog moeten betalen.

    Deze oorlog heeft de vingerafdrukken van het conflict tussen de VS en China om de wereldheerschappij. De regering Biden verklaarde openlijk dat China haar “voornaamste concurrent” is en Rusland “de gevaarlijkste”. Binnen de NAVO zet de VS zijn Europese bondgenoten al jaren onder druk om hun oorlogsbudgetten te verhogen. Oorlog is de voortzetting van politiek met andere middelen. Eén van de huidige motieven van de VS is het versterken van de banden tussen het Amerikaanse en het Europese imperialisme als voorwendsel voor toekomstige conflicten met China. Dit alles gaat momenteel ten koste van het Oekraïense volk.

    De NAVO heeft haar aanwezigheid in Oost-Europa opgevoerd en heeft nu bases in Polen, Roemenië en de drie Baltische staten, die allen aan de voormalige Sovjet-Unie grenzen. De NAVO-landen hebben Oekraïne tot de tanden bewapend. Biden en zijn oorlogszuchtige bondgenoten roepen al wekenlang dat een oorlog op til is en voorspelden tal van ‘false flag’-operaties van de Russen als voorwendsel om binnen te vallen. Ze hebben daarmee bijgedragen aan een zichzelf vervullende profetie. Ongeacht de mate van directe betrokkenheid van de NAVO bij de oorlog die zich ontvouwt, is het westerse imperialisme medeverantwoordelijk voor het aanwakkeren van een conflict waarbij gezinnen uit de arbeidersklasse zullen rouwen om hun omgekomen familieleden en de zwaarste prijs betalen voor de oorlogsinspanningen en de economische gevolgen daarvan.

    Zwak Russisch imperialisme in het offensief

    Het Russische imperialisme heeft berekend dat nu het moment is aangebroken om een beslissende stap te zetten om zijn belangen te verdedigen. Het VS-imperialisme is verzwakt, de Europese Unie worstelt met interne verdeeldheid en China wordt de grootste zorg van de VS bij de herschikking van de wereldorde. Poetin schendt het recht op zelfbeschikking van de Oekraïners, hij beschouwt Oekraïne als een integraal deel van Rusland, vergelijkbaar met Xi’s aanspraken op Taiwan.

    Het belang van wat in Oekraïne gebeurt, reikt veel verder dan de grenzen van Oekraïne. Economische crisis, golven van reactionair nationalisme en mogelijk miljoenen vluchtelingen zullen meer wereldwijde crises veroorzaken, net nu het leek dat de pandemie een nieuwe, beter beheersbare fase inging.

    Hoewel het regime autoritair is, moet het er toch rekening mee houden of de Russen een oorlog om Oekraïne zullen aanvaarden. 2022 is niet 2014, toen een massale patriottische golf de overname van de Krim begeleidde. De meeste Russen zijn niet te vinden voor een oorlog tegen Oekraïne, maar worstelen met een lagere levensstandaard, escalerende inflatie en, tijdens de pandemie, meer dan een miljoen ‘extra doden’. Volgens een opiniepeiling (23/02/2022) is 40% van de Russische bevolking, vooral de jongeren en de stedelijke bevolking, tegen de erkenning van de republieken, die als voorwendsel is gebruikt om de oorlog te beginnen.

    Rusland is een militaire reus, maar zijn economie is slechts ongeveer 6% van de economieën van de NAVO samen. Zijn BBP is kleiner dan dat van Italië. Zware sancties en een oorlogsinspanning kunnen de economie zeer veel schade toebrengen en in combinatie met Russische oorlogsslachtoffers het groeiende wantrouwen in alles wat de regering zegt, nog verder verdiepen. Poetin mag dan blij zijn dat hij de steun heeft van Beijing, maar als een langdurige oorlog de economische middelen opslokt, zou hij Xi wel eens moeten vragen om hem uit de brand te helpen.

    Het zijn de arbeidersklasse en de armen die betalen. De 500 grootste oligarchen in Rusland zagen hun rijkdom tijdens de pandemie met 45% toenemen tot 640 miljard dollar. Voor hen zal het verschil van een paar miljard dollar op bevroren bankrekeningen geen groot verschil maken.

    Deze oorlog heeft weinig of niets te maken met de bescherming van één van de betrokken bevolkingsgroepen. De NAVO had en heeft geen problemen met dictators wanneer het hun uitkomt, en Poetin steunt de meest rechtse partijen in Europa – tot zover het “antifascisme” of het “verdedigen van democratische rechten”. Oorlog zal verschrikkelijk menselijk lijden betekenen, zal worden betaald in levens die zullen worden verspild, economische ontberingen, meer vluchtelingen en zal geen van de bestaande problemen en inter-imperialistische spanningen oplossen. Ondanks beweringen van het tegendeel is de oorlog niet in het belang van de arbeidersklasse en de gewone bevolking in de betrokken landen.

    We kunnen op geen enkele van de betrokken imperialistische machten of oorlogsmachines vertrouwen om vrede, laat staan welvaart te creëren. Jarenlang heeft Oekraïne om echte hulp van de NAVO en het Westen gevraagd, zonder dit te krijgen. We moeten geen vertrouwen hebben in deze imperialistische instanties. Elke ‘diplomatieke oplossing’ die tussen hen wordt overeengekomen, zou aanvankelijk door de mensen overal ter wereld worden toegejuicht, maar zal uiteindelijk ten koste gaan van de gewone mensen en slechts de weg bereiden voor verdere spanningen en confrontaties. Deze machten zijn niet in staat gebleken de gezondheids- en klimaatcrisis waarvoor zij verantwoordelijk zijn aan te pakken, zijn niet bereid de stijgende kosten van levensonderhoud voor gewone mensen te bestrijden en nu zal hun oorlog de zaken nog erger maken.

    De enige kracht die in staat is om oorlog en vernietiging te stoppen, is de verenigde arbeidersklasse. ISA roept de arbeidersbeweging wereldwijd op om een massale internationale mobilisatie tegen oorlog en imperialisme op gang te brengen, inclusief weigering van de productie en het transport van wapens en inclusief stakingen, terwijl ook sociale eisen naar voren worden gebracht die een echte uitweg kunnen bieden voor de meerderheid. Dit zou een verenigde actie kunnen inhouden van de werknemers van multinationale ondernemingen die in verschillende rechtstreeks betrokken landen werkzaam zijn.

    Dit zal geen gemakkelijke kwestie zijn. We zullen het moeten opnemen tegen massale propagandamachines aan alle kanten, en het zal tijd en helaas lijden kosten, voordat de omstandigheden de propaganda zullen ontmaskeren en de echte problemen naar voren brengen. Oorlog is echter de vroedvrouw van de revolutie, zij legt de tegenstellingen op de meest zichtbare en tastbare manier bloot. Tijdige en moedige initiatieven in de beginfase van oorlogen zijn van doorslaggevend belang om de aard en het programma te bepalen wanneer een beweging aan kracht wint.

    Deze oorlog is niet in het belang van arbeiders en jongeren, waar ze ook wonen. Het gaat om geopolitieke en economische imperialistische ambities. ISA zal zich verzetten tegen de oorlog waar we ook actief zijn, in Rusland, de VS, Oekraïne en elders. In het bijzonder staan we achter de jongeren en arbeiders in Rusland in hun oproepen om de oorlog te bestrijden door een anti-oorlogsbeweging op te bouwen in de werkplaatsen en universiteiten, voor solidariteit tegen de oorlogsstokers, en voor een oorlog tegen armoede, en niet tegen andere volkeren.

    Wij zeggen:

    • Neen tegen oorlog in Oekraïne! Voor het recht van de Oekraïners om over hun eigen toekomst te beslissen, inclusief het recht op zelfbeschikking voor minderheden!
    • Voor de terugkeer van de Russische troepen naar de kazernes in Rusland en de terugtrekking van alle NAVO-troepen uit Oost-Europa.
    • Geen vertrouwen in gelijk welke van de betrokken ‘vredeshandhavende’ imperialistische troepen
    • Geen illusies in diplomatie van de oorlogszuchtigen. Bouw een massale beweging tegen oorlog en imperialisme die de werkenden en jongeren over de grenzen heen met elkaar verbindt
    • De werkende klasse heeft nood aan een internationalistisch socialistisch alternatief voor kapitalistische conflicten die leiden tot oorlog en vernietiging
  • Wat zal er nu gebeuren in Oekraïne?

    President Poetin kondigde aan dat Rusland de onafhankelijkheid van de twee betwiste regio’s in Oekraïne – Donetsk en Loehansk – zal erkennen. Hij heeft de Russische troepen opgedragen als ‘vredeshandhavers’ op te treden. Dit is een nieuwe, uiterst gevaarlijke fase in wat wel eens de ergste oorlog in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog kan worden.

    Analyse door Sotsialisticheskaya Alternativa (ISA in Rusland)

    De oorlogstrom weerklinkt nu al meer dan drie maanden steeds luider. Westerse mogendheden kondigden aan dat de Russische bezetting van Oekraïne op 16 februari om 3 uur plaatselijke tijd zou beginnen. Naarmate de deadline naderde, werd steeds meer nadruk op het gevaar gelegd en ontstond er een zekere mate van paniek in Oekraïne. De regering kondigde de mobilisatie van troepen en reservisten aan. Luchtvaartmaatschappijen staakten hun vluchten, terwijl de prijs voor zitplaatsen op de nog actieve vluchten vervijfvoudigden – oorlog is immers altijd winstgevend voor sommigen! Veertig landen kondigden aan dat zij gezinnen van diplomaten uit Kiev zouden evacueren, sommige naar de West-Oekraïense stad Lviv. Twintig gecharterde vluchten werden georganiseerd om VIP’s, oligarchen en hun gezinnen te laten vluchten, terwijl militaire hulp en materieel Oekraïne binnenstroomden.

    Ondertussen werd de bevolking gevraagd “niet te panikeren”!

    Toen de deadline verstreek, merkte een Russische krant cynisch op: “de oorlog is uitgesteld.” Veel Oekraïners slaakten ongetwijfeld een zucht van opluchting toen ze woensdag wakker werden. Woordvoerster Maria Zakharova van het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken noemde de Amerikaanse beweringen over een op handen zijnde aanval ‘beschamend’. Ze vroeg de media haar te informeren over toekomstige data van een Russische aanval op Oekraïne, zodat ze haar vakantie kon plannen. Het Kremlin sprak op 16 februari over het verslaan van “de opgeklopte berichten die wereldwijd verspreid worden en niets anders zijn dan een ongekende informatiecampagne om de spanningen in Europa te provoceren en op te drijven.3

    Toch bleven de spanningen escaleren. Het Witte Huis beweerde dat de invasie van Oekraïne op handen was. Boris Johnson verklaarde dat het Kremlin het hele land zou overnemen, en de Britse minister van Buitenlandse Zaken Liz Truss stelde dat Rusland Oost-Europa zal overnemen.

    Het Kremlin sprak deze beweringen tegen en ontkende dat het plannen heeft om binnen te vallen. Het Russische ministerie van Defensie verspreidde video’s waarop te zien was hoe troepen en uitrusting terugkeerden naar de kazernes. Maar in plaats van de Russische troepen terug te sturen naar Wit-Rusland “voor gezamenlijke oefeningen”, werd aangekondigd dat zij voorgoed zouden blijven. Het Russische wapengekletter ging door met nieuwe oorlogsspelletjes in het weekeinde waarbij hypersonische ballistische raketten werden getest.

    Gevechten nemen toe in Oost-Oekraïne

    In het weekend deden zich verontrustende nieuwe tekenen voor. Vrijdagochtend begon met artillerie-uitwisselingen langs de grens tussen het door Kiev gecontroleerde gebied en de betwiste Oost-Oekraïense republieken – Donetsk en Loehansk (DNR/LNR). Zoals lokale bewoners aangeven, was dit niet echt nieuw aangezien de oorlog al 8 jaar aan de gang is, waarbij meer dan 14.000 mensen om het leven zijn gekomen, maar dit was een dramatische toename. Waarnemers van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) melden dat ze op meer dan 30 plaatsen plaatsvonden. Later op de dag werd de jeep van het hoofd van de politie van Donetsk voor zijn kantoor opgeblazen, hoewel een plaatselijke inwoner opmerkte dat hij nog nooit zulke hoge officieren in zo’n goedkope auto had zien rijden.

    Op maandag vond een duidelijk geënsceneerde televisiebijeenkomst van de Russische Veiligheidsraad plaats. De ene na de andere hooggeplaatste riep op tot de erkenning van de twee betwiste republieken Donetsk en Loehansk. Toen de procureur-generaal zijn boekje te buiten ging door te zeggen dat hij de oproep tot toetreding van de DNR/LNR tot de Russische Federatie steunt, werd hij gecorrigeerd door Poetin, die zei dat daarover niet wordt gesproken: het gaat enkel om de erkenning van de onafhankelijkheid van de twee republieken.

    Later op de avond verscheen Poetin op de televisie om “de natie toe te spreken.” In een half uur durende excursie door de geschiedenis, die terugging tot de 9e eeuw, legde hij uit hoe Oekraïne een deel van Rusland was. In een belangrijk deel van zijn toespraak viel hij Lenin en de bolsjewieken aan, omdat zij volgens Poetin “het moderne Oekraïne hebben gecreëerd, op basis van zeer wrede methoden ten opzichte van Rusland zelf door afscheiding, door een deel van zijn historische grondgebied weg te scheuren.” Volgens Poetin was het Stalin die Oekraïne terug met de Sovjet-Unie “verenigde aan de vooravond van en na de ‘Grote Patriottische Oorlog’ [Wereldoorlog Twee].” Vervolgens steunde hij de stalinistische benadering van de nationale kwestie na de revolutie, toen Stalin probeerde de Russische Socialistische Federatie op te zetten met Oekraïne als ondergeschikt deel van Rusland, in tegenstelling tot Lenins vorming van de USSR met Oekraïne als gelijkwaardige partner.

    Vervolgens beschreef hij de golf van corruptie die Oekraïne in zijn greep had, het gebrek aan democratie en, wat hij omschreef als de door het Westen geïnspireerde staatsgreep die in 2014 de macht had gegrepen. Hij beklaagde zich erover dat de machthebbers intimidatie, echte terreur organiseerden tegen degenen die zich tegen deze “ongrondwettelijke acties” verzetten. Politici, journalisten, sociale activisten worden bespot en publiekelijk vernederd. Oekraïense steden worden getroffen door een golf van pogroms en geweld, een reeks openlijke en onbestrafte moorden. Velen die deze toespraak volgen, vroegen zich ongetwijfeld af of Poetin het niet over Rusland zelf had…

    Tot slot kondigde hij aan dat Rusland nu officieel de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de republieken Donetsk en Loehansk zal erkennen. Russische troepen zijn als ‘vredeshandhavers’ naar de twee republieken gestuurd. Binnen enkele uren werd al gemeld dat Russische tanks zich in Donetsk bevinden.

    Dit is een uiterst gevaarlijke zet. Een “hooggeplaatste VS-diplomaat” suggereerde gisteren dat “Russische troepen die naar de Donbas-regio trekken niet nieuw zouden zijn.” Maar dit is opmerkelijk naïef. Het is nu al duidelijk dat er een conflict zal ontstaan over waar de grenzen van de ‘onafhankelijke republieken’ liggen.

    De republieken Donetsk en Loehansk omvatten niet het geheel van de voormalige regio’s met dezelfde naam. Aanzienlijke delen van de regio blijven onder de controle van Kiev: in het geval van Donetsk meer dan 40% van de 4 miljoen inwoners en tweederde van het grondgebied. Leonid Kalasjnikov, een hooggeplaatst lid van de Russische Doema en van de ‘communistische’ partij, heeft de troepen opgeroepen om de twee regio’s in hun geheel over te nemen. Indien de rol van de “vredeshandhavers” erin bestaat de Oekraïense troepen aan de huidige frontlinie te confronteren om deze regio’s in hun geheel over te nemen, bestaat er een zeer reëel gevaar dat de oorlog op dramatische wijze uit de hand loopt.

    Is er nog hoop voor diplomatie?

    Na de Veiligheidsconferentie van München van dit weekend kunnen de diplomatieke onderhandelingen worden voortgezet, maar het is nu vrijwel zeker te laat om nog enig verschil te maken. De eerste reactie van Macron en Scholz op de aankondiging van Poetin was het uiten van teleurstelling, maar de hoop dat de onderhandelingen kunnen worden voortgezet.

    Tijdens de conferentie in München uitte Zelenski zijn ongenoegen over de westerse passiviteit. De VS hebben vanaf het begin geprobeerd om samen met de EU één front te vormen tegen Rusland. Zij hebben de Duitse weerstand tegen de dreiging van sancties tegen de Nord Stream 2 pijplijn moeten overwinnen. Tijdens de conferentie prees de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken de Duitse minister van Buitenlandse Zaken en lid van de groene partij Annalena Baerbock voor haar gecoördineerde en complementaire optreden. Bondskanselier Scholz stelde dat Duitsland “vliegtuigen nodig heeft die vliegen, schepen die de zee op kunnen, soldaten die optimaal zijn uitgerust voor hun gevaarlijke taken – dat zijn dingen die een land van onze omvang, dat binnen Europa een zeer bijzondere verantwoordelijkheid draagt, zich moet kunnen veroorloven. Dat zijn we ook verplicht aan onze bondgenoten in de NAVO.” Achter de bloeddorstige toespraken van mensen als Johnson, viel Zelenski’s oproep voor ‘preventieve sancties’ tegen Rusland echter in dovemansoren.

    Vervolgens verschoof de aandacht naar de Franse president Emmanuel Macron. Tijdens de Conferentie van München kondigde hij aan dat hij “persoonlijke garanties” van president Poetin had gekregen. Het is natuurlijk niet de eerste keer dat een wereldleider van een conferentie in München terugkeert met een dergelijke verzekering, zoals de voormalige Britse premier Neville Chamberlain in 1938 deed na een ontmoeting met Hitler. De Britse minister van Defensie sprak over de “zweem van München”, waarmee hij impliceerde dat het resultaat een herhaling was van de “verzoening” van voor WO II. Macron zwaaide in ieder geval niet met een stuk papier. Niettemin was de volgende geplande fase een terugkeer naar het “Normandische formaat” – onderhandelingen tussen Frankrijk, Duitsland, Oekraïne en Rusland over de uitvoering van Minsk 2 en de status van DNR/LNR. Als er nu ook maar de geringste kans is op een diplomatieke overeenkomst, dan zal het in deze richting gaan.

    Het zal verre van gemakkelijk zijn om tot een akkoord te komen. Rusland zal de feitelijke bezetting van de twee republieken gebruiken om grote druk uit te oefenen op Kiev, zelfs indien het niet verder het land binnendringt. Zelenski zal echter onder enorme druk komen te staan om niet toe te geven. Maar alleen al het bestaan van de republieken DNR/LNR zal verhinderen dat Oekraïne ooit lid wordt van de NAVO of de EU: staten die hun eigen grenzen niet kunnen garanderen worden niet aanvaard.

    Het lijden in Oost-Oekraïne

    De inwoners van de republieken DNR/LNR worden momenteel het zwaarst getroffen door de crisis. In het weekend kondigden de pro-Russische krijgsheren aan dat zij hun strijdkrachten zouden mobiliseren en dat vrouwen, kinderen en bejaarden naar Rusland zouden worden geëvacueerd. Tienduizenden zijn ‘s nachts gevlucht, maar werden achtergelaten om in verouderde bussen te slapen bij temperaturen onder het vriespunt. Velen hebben het gevoel dat zij onnodig in paniek zijn gebracht – een moeder vertelde hoe zij was overgehaald om met haar kinderen te vertrekken, zonder zelfs tijd te hebben gehad om het haar man te vertellen.

    Ondertussen zijn de Russische politici cynisch ongevoelig. Terwijl de Russische televisie verslag doet van de aankomst van busladingen vluchtelingenkinderen en oma’s in tranen uit Oost-Oekraïne, stellen parlementsleden voor dat ze worden ondergebracht in de flats van degenen die door Covid zijn omgekomen… Anderen stellen voor dat de ambtenaren hun 13e maandloon (een eindejaarsuitkering om de lage lonen te compenseren) inleveren om dit te betalen. Patiënten die herstellen van een ernstige ziekte worden het ziekenhuis uitgezet en studentenhotels worden overgenomen om vluchtelingen te huisvesten.

    Uit vele berichten van binnen de republieken DNR/LNR blijkt dat er grote scepsis bestaat ten aanzien van de autoriteiten. Mensen die anoniem met de pers spreken, zeggen dat de aanvallen worden overdreven, klagen dat zij niet openlijk per telefoon kunnen spreken, wetende dat zij worden afgeluisterd. Zoals iemand opmerkte: “De welgestelden, de zakenlui, de bankiers en de bandieten – ze zijn allemaal gevlucht in 2014.” Anderen zeggen dat de oorlog wordt aangewakkerd door de politici.

    Belangen van Oekraïense bevolking worden opgeofferd

    Oekraïne zal waarschijnlijk nog maanden, zo niet jaren, last hebben van de gevolgen. Buitenlandse bedrijven zijn gevlucht en er is een uitstroom van kapitaal van 15 miljard dollar als gevolg van de verhoogde oorlogskoorts, een bedrag dat de net iets meer dan 2 miljard dollar aan financiële hulp die de VS en de EU de afgelopen week hebben toegezegd, in de schaduw stelt.

    Dit kwam tot uiting in een toespraak van Zelenski tijdens de conferentie in München dit weekend. Hij sprak over Oekraïne als het “schild van Europa”, maar klaagde dat sinds 2014 zowel de NAVO als de EU geweigerd hebben Oekraïne als lid te aanvaarden. Hij waarschuwde dat het “Boedapest-formaat” [de overeenkomst uit 1994 waarbij Oekraïne kernwapens opgaf in ruil voor veiligheidsgaranties] het land had achtergelaten zonder wapens en zonder veiligheid. In dat geval, zei hij “zullen wij vrij zijn van onze verplichtingen.” Hij ging verder: “Als we elke dag te horen krijgen dat er morgen oorlog zal uitbreken, wat zal er dan in het land gebeuren behalve paniek? Wat zal er van onze economie terechtkomen? U zegt ons: voer hervormingen door, verbeter uw beheer, bestrijd de corruptie – en dan zullen wij u helpen. Maar aan onze grenzen zijn er 150.000 troepen. Misschien moet u daar eerst iets aan doen voordat u eist dat wij iets doen?”

    Een nieuwe koude oorlog

    De huidige situatie maakt deel uit van de zich ontwikkelende polarisatie en herschikking van de wereld tussen de imperialistische belangen van de VS en China. De NAVO heeft haar aanwezigheid in Oost-Europa opgevoerd en heeft nu bases in Polen, Roemenië en de drie Baltische staten, die allen aan de voormalige Sovjet-Unie grenzen. 12.000 NAVO-troepen ondersteunen het kwart miljoen lokale troepen in die landen. Sinds 2016 heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie militaire hulp ter waarde van 1,65 miljard dollar naar Oekraïne gestuurd, terwijl het Verenigd Koninkrijk sinds 2020 1,7 miljard dollar heeft gestuurd. Andere NAVO-mogendheden zoals Canada, Frankrijk en Turkije, evenals de Baltische staten, hebben ook geholpen, zij het op veel kleinere schaal. Tijdens de huidige spanningen heeft de NAVO snel meer eenheden en materieel naar Oekraïne en zijn buurlanden gestuurd. Dit is een reëel gevolg van het harde beleid van de regering-Biden, die China als de “voornaamste concurrent” en Rusland als “de gevaarlijkste” noemt.

    De pogingen van Biden om Duitsland en Frankrijk ertoe te bewegen één front te vormen, druisen in tegen hun belangen. Niet in de laatste plaats zal een totale oorlog leiden tot een economische crisis en een massale vluchtelingenstroom. Duitsland is voor zijn energievoorziening afhankelijk van Rusland, met name voor gas, en sancties tegen Rusland zullen leiden tot energietekorten en een verdere prijsstijging voor de consumenten in de EU. Dit is een van de redenen waarom de VS druk uitoefenen op de EU om haar energieleveranciers te diversifiëren, zodat zij niet zo afhankelijk is van Rusland. Duitsland is onder druk gezet om zijn steun voor Nord Stream 2 in te trekken, dat wacht op de definitieve certificering om in bedrijf te worden genomen.

    In deze context hebben de VS onverwacht hun steun ingetrokken voor de Oost-mediterrane pijpleiding, die de rechtstreekse doorvoer van energie van Israël en het Midden-Oosten naar Europa mogelijk zou hebben gemaakt. Het lijkt erop dat dit is gedaan om Turkije te paaien, aangezien Erdogan openlijk zijn steun heeft betuigd aan Oekraïne in deze crisis, en een achterdeur biedt om wapens over te brengen naar Kiev. In Kiev is er al een fabriek gereed om Turkse drones te bouwen.

    Het Witte Huis roept al wekenlang dat een oorlog op til is en voorspelde tal van ‘false flag’-operaties van de Russen als voorwendsel om binnen te vallen. De militaire strategie van het Kremlin omvat het voeren van een “hybride oorlog”: het gecombineerde gebruik van elektronische oorlogsvoering, ontkenbare middelen (huurlingen), politieke inmenging en provocaties. Het staat hierin niet alleen. De VS, Britten, Fransen en andere imperialistische machten passen dergelijke methoden al lang toe. Hun gebruik in de duistere onderwereld maakt het echter moeilijk te analyseren wie, wanneer en waar wat exact heeft gedaan. De gevaarlijke mix van westerse oorlogszucht en Russische cyberoorlog heeft een situatie geschapen die binnenkort niet meer te beheersen zal zijn.

    Russisch imperialisme

    Ook het beleid van het Kremlin is de afgelopen tien jaar verhard. Wanneer het nu klaagt over de uitbreiding van de NAVO in Oost-Europa, vergeet het dat het in de eerste tien jaar van Poetins ambtsperiode “samenwerkte” met de NAVO, die zelfs toestemming kreeg om een luchtmachtbasis in Rusland te gebruiken als tussenstation naar Afghanistan. Toen Poetin voor het eerst werd verkozen, sprak hij zelfs over de mogelijkheid dat Rusland lid zou worden van de NAVO! In 2019 was het echter een directe concurrent. Na zijn positie in Syrië en Centraal-Afrika te hebben versterkt, heeft Rusland zijn invloed in Wit-Rusland en Kazachstan vergroot. Het meest verontrustend voor het VS-imperialisme is dat de Chinees-Russische samenwerking toeneemt. Tijdens de winterspelen in Beijing ondertekenden Xi en Poetin een nieuwe overeenkomst waarbij Rusland de energieleveringen aan China zal opvoeren in ruil voor gezamenlijk verzet tegen nieuwe ‘kleurenrevoluties’.

    Indicatief voor de sfeer waarin het Kremlin nu zijn besluiten neemt, zijn de foto’s van Poetins lange tafelgesprekken, eerst met Macron, en later met minister van Buitenlandse Zaken Sergej Lavrov en minister van Defensie Sergej Sjoigu aan het eind van een nog langere tafel! Sinds het begin van de pandemie is Poetin geïsoleerd van de samenleving en de adviezen die hij wel krijgt, zijn steeds onevenwichtiger. Lavrov legde tijdens zijn ontmoeting verantwoording af over de besprekingen met Macron en anderen. Zijn commentaar was dat er weliswaar geen vooruitgang was geboekt met betrekking tot de belangrijkste eisen van Rusland, waaronder het terugtrekken van de NAVO tot de grenzen van 1997, maar dat er interessante ontwikkelingen waren op andere gebieden. Lavrov zei dat er nog ruimte was voor diplomatie, maar als Poetin dat wilde, moest hij doorgaan met de erkenning van DNR/LNR.

    Een formeel besluit om de twee republieken te erkennen is in de Doema aangenomen, op initiatief van de reactionaire communistische partij. Hoewel veel afgevaardigden van de regeringspartij voor de resolutie stemden, was het standpunt van het Kremlin om nota te nemen van het besluit met de suggestie dat de afgevaardigden van de Doema de publieke opinie weerspiegelden, maar dat het aan Poetin toekwam om te bepalen wanneer het voorstel echt zou ondertekend worden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken verklaarde ook gekant te zijn tegen de onmiddellijke erkenning van de republieken.

    Hoewel het regime autoritair is, moet het er toch rekening mee houden of de Russen een oorlog om Oekraïne zullen aanvaarden. 2022 is niet 2014, toen een massale patriottische golf de overname van de Krim begeleidde. De meeste Russen zijn niet te vinden voor een oorlog tegen Oekraïne, maar worstelen met een lagere levensstandaard, escalerende inflatie en, tijdens de pandemie, meer dan een miljoen ‘extra doden’. Het wantrouwen in alles wat de regering zegt, groeit. Er zijn berichten over verzet tegen een volledige invasie, zelfs binnen de gelederen van het leger en de speciale diensten.

    Poetin mag dan blij zijn dat hij de steun heeft van Beijing, maar als een langdurige oorlog de economische middelen opslokt, zou hij Xi wel eens moeten vragen om hem uit de brand te helpen.

    Een socialistisch standpunt

    Deze situatie toont aan wat we dertig jaar geleden al zeiden, toen de Sovjet-Unie instortte: noch de economieën, noch de nationale en democratische rechten van de mensen in de regio zouden worden beschermd met het herstel van het kapitalisme.

    Socialisten moeten geen partij kiezen tussen de verschillende imperialistische machten. Het is niet onze taak te oordelen over beweringen van de Russen dat het Oekraïense leger met de artilleriebeschietingen is begonnen, of van Kiev (herhaald door het Witte Huis) dat de strijdkrachten van de betwiste republieken verantwoordelijk waren, en dat het om door Rusland geïnspireerde “false flag”-operaties ging om een invasie te rechtvaardigen. Het is ook mogelijk dat de aanvallen niet door het Kremlin werden gesteund, maar door de reactionaire leiders van de twee republieken werden georganiseerd om Rusland tot een interventie te dwingen.

    Belangrijk is echter het recht van Oekraïne om een onafhankelijke staat te zijn. ISA spreekt zich onvoorwaardelijk uit voor dat recht. Alle imperialistische troepen, zowel die van Rusland als die van de NAVO, moeten onmiddellijk worden teruggetrokken uit Oekraïne en Oost-Europa. Om de spanningen te verminderen, moeten de Russische troepen die momenteel langs de grens staan, naar hun kazernes terugkeren.

    Sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie, toen Oekraïne onafhankelijk werd, hebben de heersende elite en de oligarchen die hen steunen het land verwikkeld in het conflict tussen de economische machten van de wereld. De natuurlijke grondstoffen van het land, de banken en de grote ondernemingen moeten uit de handen van de oligarchen en multinationals worden genomen en in handen van de overheid komen, onder democratische controle van de werknemers.

    Tegelijkertijd moet Oekraïne de rechten van zijn eigen minderheden en regio’s eerbiedigen. Er moet aan herinnerd worden dat de regering na Maidan pogingen ondernam om de rechten inzake de Russische taal in te perken. Bovendien was er angst onder een deel van de bevolking voor toenemende invloed van extreemrechts. Het Russische regime speelde daarop in. De taalrechten moeten worden gerespecteerd. Als een minderheid of regio autonomie wil, of zich zelfs wil afscheiden, moet zij het recht hebben dat te doen. Maar elk besluit moet worden genomen zonder militaire aanwezigheid, en in democratische stemmingen, gecontroleerd door de plaatselijke bevolking.

    We kunnen geen vertrouwen hebben in de imperialistische mogendheden. Het Westen heeft keer op keer – in Irak, Syrië, Servië, Libië en elders – laten zien dat het niet garant staat voor democratie of soevereiniteit. Het verdedigt de belangen van de kapitalistische klasse die het vertegenwoordigt. Ook Rusland is zeker geen ‘verdediger van het Slavische volk’ dat het beweert te zijn, het eigen optreden tegen de Russische bevolking zelf bewijst dat. De Russische staat handelt om de belangen van de Russische oligarchie te steunen, net zoals het Westen dat doet. De Russische ‘vredestroepen’ zijn niet in Oekraïne om “de vrede te bewaren” maar om de economische en politieke belangen van de Russische heersende elite te verdedigen.

    Socialisten moeten hun stem verheffen en oproepen tot een massale anti-oorlogs- en anti-imperialistische beweging. Dit is misschien niet de gemakkelijkste taak, aangezien velen die tegen imperialistische aanvallen op landen als Irak waren nu verdeeld zijn. Sommigen steunen Rusland en China in hun verzet tegen het VS-imperialisme, anderen verzetten zich tegen de Russische agressie en geven hun volledige steun aan Oekraïne en zijn imperialistische geldschieters.

    Als socialisten kunnen wij echter niet de ene of de andere imperialistische mogendheid steunen in hun gekibbel over het lot van Oekraïne. Het lot van Oekraïne als een onafhankelijk land zonder inmenging van buitenaf kan niet worden toevertrouwd aan de heersende elite van het westerse of Russische kapitaal. Alleen een verenigde strijd van de arbeidersklasse tegen alle oorlogszuchtigen kan een situatie creëren waarin Oekraïne werkelijk onafhankelijk is.

    De Oekraïense arbeidersklasse moet hierbij een belangrijke rol spelen. Als zij zich zou organiseren om huizen en jobs te verdedigen tegen militaire aanvallen, als zij ervoor zou zorgen dat de strijd niet wordt afgeleid langs nationalistische of pro-kapitalistische lijnen door een verenigde strijd te voeren van alle arbeiders in Oekraïne, ongeacht nationaliteit of taal, zou zij een krachtige oproep tot solidariteit kunnen doen aan arbeiders in Rusland, Europa en de VS. Op die manier verenigd kunnen de arbeidersklasse en de jongeren een einde maken aan de nachtmerrie van de oorlog, het recht op zelfbeschikking garanderen en de weg openen naar een nieuwe, democratische en socialistische maatschappij.

  • Begrijpen waar het inflatiemonster vandaan komt om het omlaag te brengen

    Begrijpen waar het inflatiemonster vandaan komt om het omlaag te brengen

    +5% in de Europese Unie, +7% in de Verenigde Staten. Sinds enkele maanden galoppeert de inflatie stevig op een niveau dat sinds decennia niet meer voorkwam. In de traditionele media lezen we soms dat het de stijging van de energieprijzen is die dit fenomeen veroorzaakt, omdat energie een invloed heeft op de volledige productieketen. Deze factor is reëel, maar de realiteit is complexer.

    Artikel door Clément (Luik) uit maandblad De Linkse Socialist

    Chaos in de toeleveringsketens

    Nadat 2020 gekenmerkt werd door lockdowns, beperkende maatregelen, een dalende consumptie en een daling van het bbp met 3,2%, moest 2021 het jaar worden van de grote opleving en het economisch herstel. De economische activiteit trok inderdaad aan, maar werd onmiddellijk geconfronteerd met een reeks moeilijkheden. Eén daarvan is de kwetsbaarheid van de toeleveringsketens, die niet kan worden herleid tot de onevenredige gevolgen van toevallige scheepsongelukken, zoals de blokkering van het Suezkanaal (waar 10% van de wereldhandel doorheen gaat) door het containerschip Ever Given in maart 2021.

    In oktober hadden 77% van de commerciële havens wereldwijd te kampen met abnormaal lange lostijden. Elektronische chips, bouwmaterialen, grondstoffen voor de industrie, enz.: op alle niveaus stapelen de tekorten zich op en vertragen of onderbreken zij zelfs tijdelijk de activiteit van de bedrijven. De kapitalistische klasse was niet bereid te reageren op de stijging van de vraag die gepaard ging met de heropening van de economie. Tot op zekere hoogte maakte zij van de gelegenheid gebruik om haar prijzen te verhogen als compensatie voor de hogere materiaalprijzen en de Covid-verliezen en tegelijk om de winsten te verhogen.

    Opeenvolgende lockdowns en de effecten van Covid speelden uiteraard een belangrijke rol in de tekorten, vooral omdat de nationale economieën niet in hetzelfde tempo heropenen en sluiten. Door de circulatie van het virus in ontwikkelingslanden met een slechte toegang tot vaccins en het ontstaan van nieuwe varianten, kan deze factor blijven bestaan.

    Meer fundamenteel illustreert deze bevoorradingscrisis de zwakte van het just-in-time productiemodel. Dit model, dat in de jaren 1980 algemeen ingang vond nadat het in de naoorlogse periode door Toyota was ontwikkeld, is erop gericht de opslagkosten drastisch te verlagen om de winst te verhogen door ervoor te zorgen dat onderdelen worden geleverd juist wanneer zij nodig zijn. Tussen 1981 en 2000 hebben de Amerikaanse bedrijven hun voorraden met gemiddeld 2% per jaar verminderd. Onder deze omstandigheden kan het kleinste zandkorreltje in de machine enorme gevolgen hebben. In het kader van een hoge internationale arbeidsdeling vereist een dergelijke werkwijze politieke stabiliteit. Met de toenemende inter-imperialistische spanningen en economische concurrentie, in het bijzonder tussen China en de VS, blijkt die stabiliteit erg broos te zijn.

    Zijn de lonen verantwoordelijk voor inflatie?

    De stijging van de prijzen van consumptiegoederen zorgt in ons land voor discussie over de loonindexering. De patroonsorganisaties VBO en VOKA hadden het al over de nood aan een nieuwe indexsprong of toch minstens een aanpassing van de index. Ze doen dit met het traditionele argument van de ‘concurrentiekracht’ en voegen daar nu het risico van een loon-prijsspiraal aan toe. De kern van het betoog van Pieter Timmermans (VBO) is dat een verhoging van de lonen leidt tot een automatische verhoging van de prijzen, die op hun beurt via indexering de lonen doen stijgen, wat zou leiden tot een eindeloze cyclus.  

    De lonen zijn de laatste jaren meermaals aangevallen, onder meer met de indexsprong van de regering-Michel in 2015, wat neerkomt op een loonverlies van 27.000 euro over een volledige loopbaan, alsook de verlaging van de sociale werkgeversbijdragen (ons indirect loon) van 32 naar 25%, d.w.z. een daling van de arbeidsbeloning met 5,3%. Dit alles heeft niet geleid tot een daling van de prijzen, maar wel tot een daling van het aandeel van de lonen in het bbp ten voordele van de winst (-2,3% ten opzichte van de periode 2006-2014 volgens Eurostat). Deze tendens is niet tot België beperkt, maar bestaat in de meeste geavanceerde kapitalistische landen.

    Timmermans stelt loon voor als één van de kosten in het productieproces. Hij concludeert dat indien deze kost even sterk stijgt als de prijzen van grondstoffen en energie, dit wel moet leiden tot een stijging van de prijs van de geproduceerde goederen. Deze redenering wordt echter zelfs door de Nationale Bank van België (NBB) betwist: “De externe kostendruk zal in de loop van 2022 matigen”, stelt de NBB.. Belangrijker nog: “de sterke loonkostengroei wordt in belangrijke mate gecompenseerd door dalende winstmarges van ondernemingen.”

    De kern van het probleem in de redenering van Timmermans is dat arbeid geen kostenpost is, maar juist de bron van waarde. Of het nu gaat om machines en gereedschap, materialen of grondstoffen, als je hoger in de productieketen komt, overal vind je arbeid. Zoals Marx reeds uiteenzette, vertegenwoordigt het loon niet de waarde van de gedurende een bepaalde periode verrichte arbeid, maar slechts een fractie daarvan: het product dat nodig is om de arbeidskrachten opnieuw samen te stellen, zodat de arbeider de volgende dag weer aan het werk kan. De rest wordt door de baas toegeëigend, wat de enorme winsten verklaart. In 2022 zou 2.000 miljard dollar worden uitgekeerd aan de aandeelhouders, 18% meer dan in 2019 (IHS Markit). Om het probleem van de prijsstijgingen aan te pakken, moet niet naar de vaak reeds ontoereikende lonen gekeken worden maar naar de indrukwekkende winsten.

    De zwakte van de productieve investeringen drijft ook de prijzen op

    Onder normale omstandigheden heeft de kapitalistische klasse de neiging haar meerwaarde te herinvesteren in nieuwe machines en technologieën, om zo een productiviteitsvoordeel te hebben tegenover de concurrenten. Het gevolg is dat er minder arbeidskrachten nodig zijn voor de productie, waardoor ook de prijs van goederen en diensten de neiging vertoont om te dalen.

    In de huidige situatie wordt echter slechts een klein deel van het geld waarover de kapitalisten beschikken daadwerkelijk opnieuw in de productie geïnvesteerd. Gedreven door het streven naar kortetermijnwinst investeren ze massaal in financiële aandelen of in onroerend goed, die op korte termijn rendabeler zijn. Ondanks de enorme hoeveelheden geld die in de economie worden gepompt, neemt het aandeel van de waarde van de activa in het BBP dus toe, terwijl het aandeel van de winst uit de productie stagneert. Uit een studie van McKinsey blijkt bijvoorbeeld dat sinds 2011 in een selectie van 10 landen het aandeel van de waarde van de financiële activa in het bbp met 61% is gestegen, terwijl het aandeel van de winst uit productie (die de basis zou moeten vormen voor de financiële activa) met 1% is gedaald. Het in omloop brengen van grote hoeveelheden geld voor speculatieve doeleinden, in een context van stagnerende productiviteit, kan aldus prijsstijgingen in de hand werken.

    Explosief potentieel

    Achter de indicatoren van +5% (EU) en +7% (VS) inflatie gaan veel schokkender realiteiten schuil. De stijging van de elektriciteitsfactuur in België is daar een voorbeeld van, maar het is lang niet het enige. Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties zijn de prijzen van basisvoedingsmiddelen het afgelopen jaar drastisch gestegen, met een gemiddelde stijging van 28% voor alle voedingsmiddelen samen. Deze stijging is nog niet volledig in de consumptieprijzen doorberekend, maar het proces is begonnen. Het tijdschrift Forbes meldt een stijging van 21% op de kassatickets in de VS in het vierde kwartaal van 2021.

    In het afgelopen decennium hebben prijsstijgingen een cruciale rol gespeeld bij het op gang brengen van massabewegingen, met name in de golf van 2019. Indien de inflatie aanhoudt, zich uitbreidt en in de consumptiegoederen toeneemt, zouden in sommige landen nieuwe, brede bewegingen rond aan de orde van de dag kunnen zijn, met het explosieve karakter dat kenmerkend is voor dit ‘tijdperk van wanorde’.

    Tegen de prijsstijgingen moeten we opkomen voor eisen als de afschaffing van BTW op primaire levensbehoeften, het herstel van de volledige indexering van de lonen en uitkeringen zoals die bestond voor de manipulatie van de ‘gezondheidsindex’, de verhoging van lonen en uitkeringen (in het bijzonder het minimumloon) … Comités van werkenden, vakbonden en consumentengroepen, kunnen opgezet worden om toezicht te houden op de prijzen en om de reële stijging van de levenskosten van werknemers te meten. Dit zijn slechts enkele elementen, maar om het inflatiemonster helemaal te verslaan moet de uitbuiting en dus het privaat bezit van de productiemiddelen betwist worden. Er is nood aan een geplande economie onder democratische controle en beheer van de gemeenschap om een einde te maken aan de kapitalistische chaos in de productie.

  • Angst voor rechtse regering stuwt Portugese Socialistische Partij naar nieuwe meerderheid

    Dossier vanuit Portugal door ISA-lid Pedro

    De Portugese verkiezingen van 30 januari kwamen na het einde van de zesjarige alliantie tussen de linkse reformistische partijen Bloco de Esquerda (Links Blok) en de Partido Comunista Português (Portugese Communistische Partij) met de pro-kapitalistische Socialistische Partij. De radicale linkerzijde kwam verzwakt uit de verkiezingen. De PS behaalde in haar eentje een meerderheid. Ondertussen zijn de extreemrechtse partij Chega en het ultraliberale Iniciativa Liberal (Liberaal Initiatief) aanzienlijk vooruit gegaan. Nu de kapitalisten nieuwe aanvallen voorbereiden op de levensomstandigheden van de arbeiders, moet de arbeidersbeweging in het offensief gaan voor echte verbeteringen voor de arbeiders en de armen.

    Sociale crisis

    De gematigde economische groei in Portugal in de jaren voorafgaand aan de pandemie was gebaseerd op toerisme, lage lonen, flexibele contracten, huizenspeculatie en onderinvestering in openbare diensten, wat leidde tot groei in de particuliere dienstensector. Hoewel het minimumloon is gestegen, heeft het gemiddelde loon niet dezelfde tendens gevolgd, omdat het is ingehaald door de inflatie, vooral van de huizenprijzen. Precariteit, lage lonen, verloedering van de openbare diensten en hoge huurprijzen waren al vóór de pandemie verwoestend voor het leven van de werkende klasse. In feite zijn de huizenprijzen in Portugal de afgelopen tien jaar 4,5 keer meer gestegen dan de lonen, voornamelijk als gevolg van de liberalisering van de huizenmarkt en de toename van het toerisme. De huisvestingscrisis is vooral acuut in de stedelijke centra, waardoor werkende gezinnen uit hun huizen worden verdreven en in overbevolkte flats met slechtere levensomstandigheden terechtkomen.

    Zoals overal het geval is, komt daar nog het effect van de pandemie bij. Door het relatief kwetsbare en afhankelijke karakter van de Portugese economie en het belang van het toerisme is deze bijzonder hard getroffen door de Covid-beperkingen en de consumptiedaling van de afgelopen twee jaar, met een officieel verlies van 173.000 jobs, een daling van het bbp met 8,4% in 2020 en een geraamd herstel van slechts 4,9% in 2021. Het ‘afvloeiingsbeleid’, waarbij slechts twee derde van het loon wordt gegarandeerd bij bedrijven die als gevolg van de pandemie hun activiteiten moesten stopzetten of afbouwen, zorgde voor een brutale daling van het inkomen van de werkenden.

    Veel bazen hebben van de crisis geprofiteerd om personeel te ontslaan of te vervangen door goedkopere arbeidskrachten. Volgens de laatste officiële gegevens loopt 19,8% van de bevolking (op een totale bevolking van ongeveer 10 miljoen) het risico op armoede of sociale uitsluiting; 500.000 van hen zijn actieve werknemers. De index voor de ongelijkheid van de inkomensverdeling is gestegen van 8,1 in 2019 tot 9,8 in 2020. Naast de economische gevolgen hebben de arbeidersgezinnen het meest te lijden gehad onder de sluiting van scholen en het gebrek aan maatregelen ter bescherming van de gezondheid op de werkplek, in het openbaar vervoer en in verpleeghuizen. Bovendien hebben de beperkingen van de pandemie ervoor gezorgd dat de werkenden al deze problemen over het algemeen op een geïsoleerde manier hebben aangepakt, zonder collectief verzet.

    Portugal boekte een relatief succes met hoge COVID-vaccinatiepercentages in 2021 (89% van de bevolking is volledig gevaccineerd), wat wordt toegeschreven aan het grote vertrouwen dat de Portugese bevolking nog steeds heeft in de openbare gezondheidszorg en de gezondheidswetenschap. Dit succes komt de populariteit van de regering en van premier Costa ten goede. Dit wijst echter geenszins op een goed beheer van de pandemie door de kapitalisten en hun regering of op een robuuste gezondheidszorg. In feite had Portugal, vóór de massale vaccinatie, in de winter van 2020-21 één van de hoogste COVID-sterftecijfers ter wereld, met tot 300 COVID-doden per dag in een land met slechts 10 miljoen inwoners, wat ook verband houdt met de brandstof- en energiearmoede in het land (voornamelijk te wijten aan het gebrek aan thermische isolatie en verwarming thuis) die elke winter duizenden slachtoffers eist.

    De regering is niet in staat gebleken de openbare gezondheidszorg (SNS) systematisch te versterken en heeft in plaats daarvan de gezondheidswerkers alleen maar meer laten werken zonder betere voorwaarden of een consequent opleidings- en aanwervingsbeleid. Als gevolg daarvan zien we, naast de langdurige problemen van verloedering van de openbare dienstverlening, een acute crisis in de nationale gezondheidsdienst met grote aantallen artsen die de openbare dienst verlaten ten gunste van jobs met betere voorwaarden in de private sector. Dit proces maakt deel uit van de groei van de private gezondheidsdiensten en leidt vooral tot een afnemende kwaliteit van de gezondheidsdiensten voor degenen die over de minste middelen beschikken.

    De “Contraptie” en zijn politieke crisis: de gevolgen van klassencollaboratie

    Al het bovenstaande heeft plaatsgevonden ondanks het feit dat het land sinds 2015 een regering heeft die geleid wordt door de PS (‘Socialistische’ Partij, de pro-kapitalistische sociaaldemocratische partij). De PS had echter geen parlementaire meerderheid en was in het parlement afhankelijk van steun van de linkse partijen: het BE (Linkse Blok) en de PCP (Portugese Communistische Partij). Deze regeling wordt de “Contraptie” (“Geringonça” in het Portugees) genoemd. Het werd gevormd na de brute besparingen van de trojka (Internationaal Monetair Fonds, Europese Centrale Bank en Europese Commissie) en de rechtse regering die vóór 2015 aan de macht was.

    Voor de leiders van de linkse partijen had de vorming van de Contraptie als eerste doel de voortzetting van een rechtse regering te voorkomen en een deel van de besparingen terug te draaien. Enkele concessies aan links waren mogelijk door de lagere werkloosheidscijfers en de betere economische situatie in 2015-2019 dan in de jaren daarvoor: het minimumloon werd verhoogd van 485 euro/maand in 2014 tot 705 euro/maand in 2022, de tarieven voor het openbaar vervoer werden verlaagd, evenals de elektriciteitsfactuur voor de armste gezinnen. Een aanzienlijk deel van de arbeidersklasse en de middenlagen heeft dus sympathie voor de Contraptie en verkiest momenteel een PS-regering boven de rechtse partijen die de levensomstandigheden tussen 2011 en 2015 brutaal hebben aangevallen.

    Tegelijkertijd heeft de Contraptie nooit de kapitalistische belangen in gevaar gebracht, en is zij in feite een garantie van stabiliteit gebleken voor de kapitalistische accumulatie, door na de besparingsjaren verzoening tussen de klassen te bevorderen. Ondanks het feit dat de PS samen met de linkse partijen de jaarlijkse overheidsbegrotingen goedkeurde, heeft zij zich bij tal van gelegenheden aan de rechterzijde geschaard om de kapitalistische belangen veilig te stellen: onder meer voor de injectie van miljarden in private banken of voor de handhaving van de arbeidswet en de woninghuurwetten van de trojka-jaren. De privatiseringen van de vorige regeringen zijn niet teruggedraaid. Precariteit is nog steeds wijdverbreid, openbare diensten zijn zwaar ondergefinancierd gebleven met tragische gevolgen voor de werking van de gezondheidszorg en scholen, terwijl loonsverhogingen zijn opgeslokt door prijsstijgingen.

    Geconfronteerd met de gezondheidscrisis heeft de regering bij elke gelegenheid kapitalistisch winstbejag laten prevaleren boven de volksgezondheid en het leven van de massa’s. Zowel de overheidsbegroting als de sociale zekerheid zijn gebruikt om bedrijven direct en indirect met miljoenen euro’s te financieren, terwijl werknemers minder betaald kregen in het kader van het ‘afvloeiingsbeleid’. Dit betekent een enorme overdracht van inkomsten van arbeid naar kapitaal, terwijl tegelijkertijd de stabiliteit van het socialezekerheidsstelsel in gevaar wordt gebracht door de reserves ervan uit te putten, waardoor de mogelijke toekomstige privatisering ervan wordt voorbereid. Terwijl de openbare gezondheidszorg als gevolg van de pandemie onder enorme druk stond, heeft de private gezondheidszorg van de situatie kunnen profiteren door recordwinsten binnen te harken en haar marktaandeel te vergroten, terwijl de massa’s werden gedupeerd.

    Voor de pandemie was er al een toename van strijd en stakingen. Dit was onder meer het geval in 2019, toen de regering met geweld stakingen onderdrukte op een wijze die sinds het einde van de dictatuur in 1974 niet meer voorkwam. Er werden allerhande vuile trucs toegepast, van verplichte minimumdiensten die op 100% werden vastgesteld tot het inzetten van agenten en soldaten om stakersposten te breken en gerechtelijke aanvallen op vakbonden en stakers.

    Al die tijd bleven BE en PCP zich inzetten voor de stabiliteit van de regering. Nog opvallender is dat deze partijen zich beperkten tot parlementaire werkzaamheden en zelfs nooit het idee opperden van massale acties om de minderheidsregering onder druk te zetten en overwinningen te behalen. Met name de PCP gebruikte haar invloed op de belangrijkste vakcentrale (CGTP) om een rem te zetten op de ontwikkeling van de strijd.

    Zelfs het stakingsrecht is niet naar behoren verdedigd en is soms aangevallen door leiders van deze partijen, zoals toen een bekend BE-lid de luidste stem liet horen tegen de stakingen in de Volkswagenfabriek of toen de leiders van de PCP en de CGTP de vakbond van vrachtwagenchauffeurs aanvielen. De inzet van de leiders van zowel BE als PCP voor de stabiliteit van de PS-regering is gebaseerd op illusies over hoe ‘het kapitalisme beter kan worden beheerd’. Hun beleid van klassenverzoening heeft hen op het pad van verraad van arbeiders en jongeren gebracht. In het proces hebben ze zelfs alle systemische kritiek op de terugbetaling van de staatsschuld, de euro en de EU laten vallen, waardoor ze elke aantrekkingskracht als ‘anti-establishment’ verliezen en elke systemische oppositie tegen het beleid van de regering overlaten aan rechts en in het bijzonder aan opkomend extreemrechts.

    De leiders van deze partijen verwachtten via de Contraptie beloond te worden voor hun parlementaire invloed op de PS-regering en verwachtten dus dat die invloed zou groeien, en hoopten zelfs deel te kunnen uitmaken van de regering, zoals Unidas Podemos in de Spaanse staat heeft gedaan. Het tegendeel gebeurde. Aangezien BE en PCP er niet in geslaagd zijn zich van de PS te onderscheiden, hebben velen de weinige voordelen van de Contraptie toegeschreven aan de partij die aan de macht was, wat de populariteit van de PS en premier Costa ten goede kwam. Velen voelen zich teleurgesteld door BE en PCP en wenden zich tot demoralisatie en onthouding, reeds voelbaar bij elke verkiezing sinds 2015.

    Het opgeven van de klassenstrijd door deze partijen heeft zich vertaald in een zekere demoralisatie van activisten en vakbondsmensen die hun politieke referentiepunt zijn kwijtgeraakt. In sommige gevallen zijn arbeiders zich buiten de traditionele structuren gaan organiseren en hebben ze nieuwe strijdbare vakbonden opgericht, ook al is dat soms met elementen van verwarring en vallen ze ten prooi aan opportunistische leiders, zoals in het geval van de rechtse (lid van de PSD) leider van de Orde van Verpleegkundigen of de burgerlijke advocaat die de vakbond van vrachtwagenchauffeurs leidde.

    Deze gestage afname van invloed en electorale steun was de belangrijkste factor die BE en PCP ertoe bracht de begroting van de PS-regering voor 2022 te verwerpen, waardoor de regering ten val kwam en er vervroegde verkiezingen werden gehouden. Zoals we in 2019 hebben geanalyseerd, was de schijnbare stabiliteit van de PS-minderheidsregering slechts oppervlakkig (https://internationalsocialist.net/en/2019/10/elections-in-portugal). Een andere factor was de heropleving van de arbeidersstrijd in de herfst van 2021, na de onderbreking door de pandemie, met inbegrip van belangrijke stakingen in de vervoersector. Als zodanig heeft de druk van de massa’s de leiders van deze partijen doen inzien dat hun bestaan en invloed ernstig gevaar lopen als hun positie in de Contraptie gehandhaafd blijft. Tegelijkertijd toonde de PS bij de onderhandelingen over de begroting voor 2022 geen enkele bereidheid om toegevingen te doen aan links over wijzigingen in de arbeidswetgeving of over investeringen in de openbare gezondheidszorg.

    Uiteindelijk beseften BE en PCP dat hun invloed en parlementair bestaan ernstig in gevaar waren en maakten van de gelegenheid gebruik om de begroting voor het eerst in 6 jaar te verwerpen, wat een politieke crisis uitlokte. Zij braken de Contraptie in de wetenschap dat zij waarschijnlijk op korte termijn stemmen zouden verliezen, maar in de hoop dat ofwel nieuwe verkiezingen Costa, leider van de PS, ervan zouden overtuigen hen in de regering op te nemen, zoals zij met aandrang hadden gevraagd, ofwel dat zij in de toekomst de verloren stemmen en invloed als linkse oppositie zouden kunnen terugwinnen.

    Costa had kunnen proberen de begroting goedgekeurd te krijgen met steun van de belangrijkste rechtse oppositiepartij PSD, maar gaf de voorkeur aan nieuwe verkiezingen. Ook al voldeed de Contraptie tot op zekere hoogte aan de belangen van de kapitalistische klasse – winstaccumulatie onder sociale stabiliteit gedurende 6 jaar was mogelijk – toch wilden zij meer hervormingen en minder invloed van links. Een geslaagde gok: de PS behaalde een parlementaire meerderheid met 41,50% en 119 parlementsleden (op een totaal van 230), en won daarmee veel stemmen van de BE en de PCP.

    Reorganisatie van rechts

    Bij de parlementsverkiezingen van 30 januari is de opkomst gestegen van 48,57% in 2019 tot 52,19%. Het is echter vooral parlementair rechts (PSD+CDS+IL+Chega) dat zijn stemmenaantal heeft verhoogd en in iets meer dan twee jaar tijd meer dan 500.000 stemmen heeft veroverd, ook al ligt het nog steeds 650.000 stemmen achter op parlementair ‘links’. Over het geheel genomen heeft rechts deze stemmen weggekaapt bij de PS, bij nieuwe kiezers en bij mensen die eerder niet stemden.

    De traditionele rechtse partijen (de belangrijkste kapitalistische partij PSD en de katholieke conservatieve CDS-PP) verkeren eigenlijk al sinds het einde van hun bezuinigingsregering in 2015 in een diepe crisis. De Contraptie handhaafde het meest structurele beleid van de vorige rechtse regering, zoals de arbeidswet en de wet op de woninghuur, waarbij de PS-regering zorgvuldig waakte over de kapitalistische belangen. Maar omdat nieuwe tegenhervormingen van besparingen en liberalisering door de herinnering aan hun vorige regering bij een meerderheid van de arbeidersklasse en de middenlagen bijzonder onpopulair zouden zijn, zijn PSD en CDS er niet in geslaagd om een consistent politiek alternatief voor de PS-regering te vormen.

    CDS-PP heeft zijn steun zien dalen tot slechts 1,61% en heeft voor het eerst sinds 1975, toen de parlementaire democratie in Portugal van start ging, geen parlementsleden meer verkozen gekregen. Het is dus een irrelevante partij geworden. De crisis van de PSD is minder gemakkelijk te begrijpen, omdat zij nog steeds de voorkeurspartij van de burgerij is wanneer het tijd is om contrahervormingen door te voeren. In de laatste twee weken van de verkiezingscampagne hadden de kapitalistische media duidelijk een standpunt ingenomen ter ondersteuning van de PSD en haar leider Rio tegen de PS en Costa. Dit heeft de PSD er misschien toe gebracht enkele stemmen van “centristische” PS-kiezers te winnen.

    Rio opende echter de deur voor steun aan een mogelijke minderheidsregering van de PS, gericht op een stabiele uitvoering van contrahervormingen, waardoor hij stemmen verloor aan zijn rechterflank. Aan de andere kant viel hij de sociale verworvenheden van de voorgaande jaren aan, zoals de verhoging van het minimumloon, en zette hij de deur open om te regeren met de steun van de twee meer recentelijk opgekomen rechtse partijen: de ultra-liberale IL (Liberaal Initiatief) en zelfs het extreemrechtse Chega. Deze dreiging van een rechtse regering met extreemrechts mobiliseerde de steun voor de PS, terwijl de stemmen voor de PSD slechts marginaal stegen en de partij zelfs een zetel in het parlement verloor, waardoor het aantal parlementsleden daalde tot 78.

    Rechts en zijn reactionaire doelstellingen zijn echter niet dood. Nu de wereldwijde kapitalistische crisis die Portugal treft tot verdere sociale polarisatie leidt, zien sommige sectoren van de kleinburgerij elk recht van de arbeiders en elke overwinning van de arbeidersklasse, vooral die van de afgelopen jaren, zoals de verhoging van het minimumloon, als een obstakel voor hun sociale positie en winsten. Bij gebrek aan een alternatief van de arbeidersbeweging en links wenden zij zich tot de meest reactionaire ideeën en voeden zij de opkomst van extreemrechts, dat meestal wordt gepromoot door een vleugel van de kapitalistische klasse. Door steun te verlenen aan het beheer van het kapitalisme door de PS heeft de strategie van de linkse partijen BE en PCP bijgedragen tot deze opkomst van rechts en de mogelijkheid van een toekomstige reactionaire en autoritaire regering.

    De extreemrechtse partij Chega (wat “Genoeg!” betekent in het Portugees) behaalde in 2019 slechts 1 parlementslid, maar heeft deze positie gebruikt om de meest reactionaire ideeën uit te dragen, de arbeidersklasse te verdelen en haar aandacht af te leiden van de klassenstrijd en om de zwaksten in de samenleving aan te vallen. Partijleider Ventura geeft stem aan de nationalistische, racistische en seksistische standpunten van sommige delen in de samenleving. Het programma van Chega bestaat uit aanvallen op lonen en andere democratische en arbeidsrechten, aanvallen op de armste leden van de arbeidersklasse die sociale subsidies ontvangen en onderdrukking van arbeiders.

    In de afgelopen twee jaar heeft Ventura weerzinwekkende eisen als segregatie van de Roma, het afhakken van de handen van overvallers en de castratie van pedofielen in het publieke debat gebracht. Tegelijkertijd heeft Chega zich tijdens de gezondheidscrisis op sommige momenten kunnen opwerpen als vertegenwoordiger van een deel van de kleinburgerij, wier belangen zijn geschaad door de lockdown-beperkingen. Ondanks enkele antifascistische acties en de gretigheid van de massa’s tijdens de antiracistische betoging van juni 2020, is extreemrechts nog steeds niet teruggedrongen door massamobilisatie en eenheid, omdat de linkse leiders geweigerd hebben zich met dat doel te organiseren.

    Als gevolg daarvan heeft Chega haar electorale steun verhoogd tot 7,15%, met de verkiezing van 12 parlementsleden, waardoor zij de op twee na grootste partij in het parlement is geworden! Ongetwijfeld zal Chega haar versterkte positie gebruiken om haar reactionaire ideeën verder uit te dragen en zich voor te bereiden op de gewelddadige verdediging van kapitalistische belangen. Tegelijkertijd heeft extreemrechts nog steeds geen significante inplanting onder de arbeidersklasse in Portugal, aangezien de meeste stemmen van Chega afkomstig zijn van de meest reactionaire lagen van de burgerij en de kleinburgerij, voorheen niet stemden of PSD of CDS steunden, vooral in plattelandsgebieden. Als het pro-kapitalistische beleid van de PS-regering echter zonder tegenkanting wordt voortgezet, kan de invloed van Chega nog toenemen.

    De andere nieuwe en opkomende rechtse partij is IL (Liberaal Initiatief). Gezien het onvermogen van de PSD om massale steun te verwerven voor neoliberale hervormingen, heeft de kapitalistische klasse een nieuwe partij opgericht, die kleiner is maar meer durf toont in haar voorstellen. In tegenstelling tot de andere rechtse partijen, en om jongeren aan te trekken, heeft IL de traditionele katholieke standpunten over abortus en LGBT+ rechten laten vallen. In plaats daarvan verdedigt zij openlijk de egoïstische belangen van de rijksten in de samenleving, en heeft zij zich toegelegd op het promoten van neoliberale ideeën zoals een vlaktaks, drastische besparingen op de overheidsuitgaven en het aantal ambtenaren, de volledige privatisering van de gezondheids- en onderwijssector, geen beperkingen op de arbeidstijd, de verlaging van het minimumloon en een versoepeling van de milieubescherming. Het is gestegen van 1 verkozen parlementslid naar 8, meer dan de BE of de PCP hebben overgehouden. De meeste van deze stemmen komen uit de rijkste steden en buurten van het land, meestal van welgestelde stedelijke jongeren, die voorheen niet stemden of de PSD of de CDS steunden.

    IL en Chega staan beide voor een radicalisering en reorganisatie van rechts, nu de meest egoïstische en reactionaire lagen in de samenleving zich steeds meer organiseren. Verwacht mag worden dat dit proces zich in de nabije toekomst nog zal verdiepen.

    Afbrokkeling van parlementair links en nieuwe PS-meerderheid

    De groeiende radicalisering ter linkerzijde ontbeert nog grotendeels politieke vertegenwoordiging. De linkse en zogenaamd ‘linkse’ partijen (PS, BE, PCP, Pan, Livre) haalden 3,001 miljoen stemmen van kiezers die het gevaar van een rechtse regering met invloed van IL en Chega wilden vermijden. Het onvermogen van BE en PCP om een alternatief voor de PS-regering te presenteren, leidde tot een ‘nuttige stem’ voor de PS.

    Zonder een sterk politiek programma heeft Costa’s populariteit geprofiteerd van de concessies aan links van de afgelopen jaren, de relatieve economische stabiliteit en het laagste werkloosheidscijfer van de afgelopen 10 jaar. Daarnaast heeft hij geprofiteerd van het feit dat hij de zittende macht was tijdens de pandemie, aangezien veel kiezers de voorkeur geven aan stabiliteit in noodsituaties, alsmede van de radicalisering van rechts en de zwakte van parlementair links. Hij heeft zelfs geprofiteerd van de politieke crisis, aangezien de kapitalistische media BE en de PCP prompt de schuld hebben gegeven. De PS behaalde 2,3 miljoen stemmen, een stijging van 436.000 stemmen ten opzichte van 2019.

    De BE en de PCP verloren samen 164.000 stemmen tussen 2015 en 2019 en 340.000 stemmen in de laatste twee jaar. Het Links Blok is gedaald van 19 parlementsleden in 2015 tot 5 nu en de PCP van 17 tot 6, ook al heeft de BE nog steeds iets meer stemmen. Ondanks het feit dat zij het begrotingsvoorstel van de regering hebben verworpen en hebben aangedrongen op een nieuwe arbeidswet en meer investeringen in de openbare gezondheidszorg, hebben BE en de PCP hun verkiezingscampagne gebruikt om de PS te vragen om verdere parlementaire akkoorden en zelfs om hun opname in de regering, zonder aan te tonen hoe dit beter zou zijn dan de afgelopen 6 jaar. Zij hebben nooit campagne gevoerd als een alternatief voor de PS-regering met een strijdbaar verenigd front van links en een onafhankelijk programma ter verdediging van de arbeidersklasse. Als gevolg daarvan was er geen perspectief om zichzelf op te bouwen als massale arbeiderspartij of als socialistisch alternatief in deze verkiezingen.

    Zonder de steun van links en geconfronteerd met meer rechtse propaganda in het parlement, kan worden verwacht dat het beleid van de PS-regering nog rechtser zal worden. De bankiers en de voorzitters van de grote werkgeversfederaties vieren openlijk de nieuwe PS-meerderheid, omdat zij verwachten dat deze in de komende vier jaar tegenhervormingen zal doorvoeren die de arbeidersklasse laat opdraaien voor de kapitalistische crisis die door de pandemie is veroorzaakt en stabiele winsten op lange termijn garandeert. Gedeeltelijke privatiseringen in de gezondheidszorg, onderwijs en pensioenfondsen liggen op tafel, samen met fiscale hervormingen die investeringen en winsten ten goede komen.

    Van de massa’s mag echter geen passiviteit worden verwacht. De sociale onvrede neemt duidelijk toe en de arbeidersstrijd heeft afgelopen najaar al een comeback gemaakt. Nu BE en de PCP zich uit de regering hebben teruggetrokken, zullen sommige vakbonden die door deze partijen worden geleid, wellicht ook weer actiever worden. De PS-regering staat nu voor de uitdaging om het kapitalistische beleid uit te voeren en tegelijkertijd de massamobilisaties binnen de perken te houden in een periode van verwachte economische en sociale crisis. Eén instrument dat zij tot haar beschikking heeft is het EU-fonds “Europese faciliteit voor herstel en veerkracht”, dat tussen 2021 en 2026 zal worden toegepast en dat volgens de huidige planning zal bestaan uit 5 miljard euro voor private bedrijven (gericht op een digitale transitie en een klimaattransitie) en 11 miljard euro voor overheidsinvesteringen. Maar dit zal bij lange na niet genoeg zijn om de tegenstrijdigheden van het kapitalisme op te lossen.

    De arbeidersbeweging moet in het offensief gaan

    De verzoeningsstrategie van de leiders van BE en PCP heeft gefaald. De problemen van de massa’s zijn niet opgelost door hun parlementaire invloed en de opkomst van extreemrechts gaat door. De kapitalisten moeten hun winsten nauwgezet beschermen en zullen geen belangrijke toegevingen doen tenzij ze daartoe gedwongen worden door de arbeidersklasse. Daarom kunnen links en de arbeidersbeweging niet alleen maar streven naar het verwerven van invloed binnen de kapitalistische staat. De organisaties van de arbeidersklasse moeten een weg wijzen door strijd tegen het kapitalisme, hun inspanningen richten op massamobilisatie en -organisatie en wijzen op de enige oplossing voor de problemen van de massa’s: socialisme, een democratisch geplande economie die de belangen dient van de immense meerderheid en het milieu.

    De recente mislukking van BE en de PCP om zichzelf te bewijzen als een echt alternatief voor het establishment betekent dat er misschien wat tijd en ervaring nodig is om de strijdbare linkerzijde opnieuw op te bouwen en een massaal politiek alternatief vanuit de werkende klasse te ontwikkelen voor de komende strijd. Velen aan de linkerzijde zullen echter conclusies kunnen trekken over de problemen van het reformisme en de noodzaak van een socialistisch programma voor de arbeidersklasse.

    Omdat de strijd van de arbeiders zal blijven toenemen, moeten de vakbonden en linkse partijen instrumenten worden om de belangen van de arbeiders in deze strijd tot uitdrukking te brengen en een programma te formuleren dat hun eisen verenigt, ingaat tegen het kapitalisme en stappen aangeeft die naar een overwinning leiden. Een politiek alternatief van de arbeidersklasse moet ook een programma en richting geven aan de strijd van vrouwen, antiracisme en het milieu, die de laatste jaren in Portugal en de rest van de wereld is ontstaan.

    Een socialistisch programma voor een alternatief van arbeiders en jongeren zou moeten omvatten:

    • Loonsverhogingen boven de inflatie en om de koopkracht terug te winnen die verloren is gegaan door besparingen, vooral gezien de energieprijzen en de huurverhogingen.
    • Het minimumloon (en minimumpensioen) moet leefbaar zijn: minstens 1000 netto/maand.
    • Maximale 35-urige werkweek voor alle werknemers. De arbeidstijd moet verdeeld worden onder alle beschikbare werknemers om een einde te maken aan de werkloosheid, zonder verlies van loon.
    • Strijd tegen onzekerheid en ontslag! Strijd voor collectieve contracten! Overuren moeten een uitzondering zijn, geen regel!
    • Voor een nieuwe arbeidswet die alle aanvallen op de rechten van de werkenden schrap, collectieve contracten invoert en werknemers beschermt, collectieve contracten invoert en de werkenden respect betuigt.
    • Stop de speculatie op de huizenprijzen! Nationalisering van de woningfondsen. Massale ontwikkeling van openbare huisvesting met hoge kwaliteit, isolatie en betaalbare huurprijzen. Nationalisatie onder arbeiderscontrole van de bouwmaatschappijen. Controle van de huurders over het onderhoud en de ontwikkeling van hun wijken.
    • Onze gezondheid is geen bedrijf! Nationalisering en integratie in het SNS (openbare gezondheidsstelsel) van private gezondheidsbedrijven. Het SNS moet gratis en van hoge kwaliteit zijn en gecontroleerd worden door zijn werknemers en patiënten. Massale overheidsinvesteringen in de infrastructuur van het SNS en in de opleiding, aanwerving en lonen van gezondheidswerkers.
    • Bouw van een openbaar netwerk van verpleeghuizen van hoge kwaliteit tegen toegankelijke prijzen voor wie er behoefte aan heeft. Bouw van een openbaar en gratis netwerk van kwalitatief hoogstaande crèches, kleuterscholen en kantines om werkende mensen en gezinnen te bevrijden van buitensporig huishoudelijk werk.
    • Onderwijs moet universeel en inclusief zijn! Nationalisering van de private onderwijssector. Garanderen van kwaliteitsvol en gratis onderwijs voor alle kinderen en jongeren.
    • We hebben een stevig netwerk van openbaar vervoer nodig! Onteigening van de collectieve vervoersmaatschappijen en integratie in een openbaar netwerk onder democratische controle van werknemers en gebruikers. Gratis toegang tot goed georganiseerd openbaar vervoer is essentieel voor de levenskwaliteit en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
    • Voor toegang tot energie en een versnelling van de energietransitie! Nationalisering van de energiesector onder controle van de werknemers. Voor onderzoek en technologische ontwikkeling om sociale en milieubehoeften te vervullen, niet om winst te maken!
    • Duurzame planning van bossen, landbouw en veeteelt! Onteigening van grote landgoederen onder arbeiderscontrole. Kleine landgoederen helpen om duurzame planning toe te passen.
    • Nationalisatie van de hele banksector is nodig om de noodzakelijke investeringen te financieren om aan de behoeften van velen en het milieu te voldoen.
    • Internationale samenwerking is essentieel voor socialistische planning. Voor internationale arbeiderssolidariteit! Vecht voor een socialistische wereld!
  • Een tegenargument doorprikt. Maakt de menselijke natuur dat socialisme niet kan werken?

    Door Eddie McCabe (Socialist Party – ISA in Ierland)

    In de kapitalistische maatschappij wordt het begrip “menselijke natuur” gebruikt om allerlei kwaden – geweld, racisme, ongelijkheid – te verklaren. Socialisme is een maatschappij gebaseerd op samenwerking, echte participerende democratie en gemeenschappelijk eigendom (en planmatig gebruik) van alle rijkdom, grondstoffen en industrie. Dat wordt vaak als onmogelijk voorgesteld omdat het onverenigbaar zou zijn met de menselijke natuur.

    Dit is een handig argument dat de tegenstanders van socialisme vaak gebruiken. Er is echter niets van aan. Het is een ideologische list om de verantwoordelijkheid voor alle gruwelen en problemen in de wereld af te schuiven van het systeem, met name de specifieke manier waarop de maatschappij is georganiseerd in het belang van de miljardairs. De verantwoordelijkheid wordt gemakshalve doorgeschoven naar alle mensen, inclusief de miljarden die uitgebuit en onderdrukt worden.

    Niet gemakkelijk te definiëren

    Om te beginnen is het begrip “menselijke aard” niet gemakkelijk te definiëren. Meestal wordt er de natuurlijke instincten van de mens mee bedoeld, die ten grondslag liggen aan onze moraal en uiteindelijk aan ons gedrag. Voor de tegenstanders van het socialisme worden hebzucht, agressiviteit en luiheid gewoonlijk beschouwd als de dominante menselijke instincten. Vandaar het kapitalisme: hebzucht is goed en de agressievere mensen hebben gewoon een streepje voor op de luiere mensen, zo gaat het verhaal.

    Natuurlijk zijn er in alle menselijke samenlevingen voorbeelden van deze negatieve eigenschappen te vinden. Maar dat geldt ook voor hun tegendeel: vrijgevigheid, kameraadschap, solidariteit. En de realiteit is dat de instincten, de moraal en het gedrag van mensen grotendeels worden bepaald door het soort samenleving waarin zij leven. Dus in een maatschappij als het kapitalisme – die meedogenloos eigenbelang aanmoedigt om vooruit te komen – zou men kunnen stellen dat het voortbestaan van dergelijke sociale instincten, ondanks het overduidelijk ‘onsociale’ systeem, bewijst dat de ‘menselijke natuur’ eigenlijk tegengesteld is aan het kapitalisme, en beter geschikt is voor het socialisme.

    Complexe wezens

    Bovendien bestaat, wat de menselijke geschiedenis betreft, het kapitalisme pas zo’n 250 jaar en andere klassensamenlevingen pas zo’n 5-10.000 jaar. In feite leefden wij gedurende het grootste deel van de 200.000 jaar van de evolutie van de mensheid voornamelijk in egalitaire gemeenschappen van veehoeders. Dit was uit noodzaak (om te overleven moesten mensen collectief werken en gemeenschappelijk leven), niet uit vrije keuze, maar het is zeker in tegenspraak met elke notie van een inherent individualistische menselijke aard.

    De waarheid is dat mensen complexere wezens zijn dan het argument over menselijk egoïsme suggereert. De mens is niet van nature ‘goed’ of ‘slecht’, de mens is afhankelijk van de omstandigheden tot beide in staat.

    Collectieve inspanningen

    Wat mensen onder de menselijke natuur verstaan, is in de loop der tijden veranderd, omdat samenlevingen ingrijpend zijn veranderd en de mensen daarin ook. Duizenden jaren lang werd slavernij beschouwd als een deel van de menselijke natuur, maar vandaag zou het ongehoord zijn om dat te beweren. Slavernij werd afgeschaft en het algemene concept van de “menselijke natuur” veranderde, waarbij slavernij er niet langer deel van uitmaakte. Dat is op zich veelzeggend: als het een vaststaand deel van onze natuur is, zou het niet kunnen veranderen.

    Als er één karaktertrek van de mens is, die inherent is aan onze natuur, dan is het wel de basiswens om te leven – en goed te leven. De hele menselijke geschiedenis leert ons dat, ongeacht de omstandigheden, dit het best wordt bereikt door mensen die samenwerken (en strijden) voor collectieve sociale vooruitgang, die op zijn beurt de volledige ontwikkeling van elk individu mogelijk maakt.

    Dit betekent dat socialistische beginselen van sociale en economische democratie, gelijkheid, vrijheid … volkomen in overeenstemming zijn met dit meest elementaire kenmerk van de menselijke natuur.

  • Neen aan een oorlog in Oekraïne! Stop de oorlogsstokers

    Eenheid van werkende klasse in hele wereld essentieel om oorlogsdreiging te bestrijden

    Dossier door Sotsialisticheskaya Alternativa (ISA in Rusland)

    Er komen wereldwijd politieke en economische schokken nu het Amerikaanse en Chinese imperialisme overgaan van samenwerking naar openlijke concurrentie. Als deze krachten botsen, brengt dit in de hele wereld schokgolven teweeg. Het verandert de verhoudingen tussen de verschillende imperialistische machten, met een enorme ontwrichting. Het epicentrum van deze ontwrichting bevindt zich momenteel in Oekraïne.

    Hoewel beide partijen beweren dat zij geen conflict willen, staan het Amerikaanse en Russische imperialisme tegenover elkaar en slaan ze zo hard op de oorlogstrom dat dit wel eens als gevolg kan hebben dat er effectief een oorlog van komt, een oorlog waarvan de potentiële omvang in Europa niet meer gezien is sinds de Tweede Wereldoorlog. Ondertussen wordt de Oekraïense bevolking behandeld als pionnen. Over hun lot wordt beslist door krachten die buiten hun macht liggen. Het zijn nochtans de arbeiders en armen van Oekraïne en de imperialistische landen die hun leven, huizen en bestaansmiddelen dreigen te verliezen als gevolg van deze onnodige oorlog.

    International Socialist Alternative is volledig gekant tegen de plannen van de imperialistische aasgieren en roept op tot een massale anti-oorlogsbeweging, gebaseerd op solidariteit tussen de werkende klasse van Oekraïne, de VS en Rusland.

    In Oekraïne zelf benadrukken de oorlogszuchtigen dat een invasie op handen is. Het voormalige hoofd van de speciale strijdkrachten van Oekraïne, Sergej Krivonos, beweerde op de nationale televise dat er plannen worden gemaakt om duizenden Russische parachutisten naar vliegvelden rond Kiev te vliegen om de stad in te nemen. Voormalig president Porosjenko rekent erop dat de aanval zal bestaan uit ‘Iskander’ ballistische raketten die vanuit zee en over de grens worden afgevuurd om belangrijke Oekraïense doelwitten te vernietigen. President Zelenski ziet de indringers met tanks door Charkov rijden. Ooggetuigen melden dat het aantal vluchten op Oekraïense vrachtluchthavens enorm toeneemt, terwijl in stadsparken vrijwilligerstroepen worden opgeleid om te vechten.

    De laatste dagen, misschien om de bevolking te kalmeren, zijn er in Kiev nuchtere stemmen opgegaan. Na de in brede kring bekendgemaakte evacuatie van de gezinnen van Amerikaanse, Britse en Australische diplomaten uit Kiev, werd een spoedvergadering belegd van de Oekraïense Raad voor Nationale Veiligheid en Defensie. Tijdens de persconferentie verklaarde secretaris Aleksej Danilov: “We zien vandaag geen basis voor de bevestiging van een grootschalige invasie. Het is zelfs fysiek onmogelijk dat dit gebeurt… Vandaag kunnen we [aan de grenzen van Oekraïne] ongeveer 109.000 troepen zien. We zien ongeveer 10-11.000 zogenaamde konvooien, begeleidingstroepen. Als onze partners denken dat dit een grote toename van het aantal troepen is, is dit voor ons niets nieuws. Een toename van 2-3.000 is niet kritiek.”

    Ook op ICTV zei de Oekraïense minister van Defensie Aleksej Reznikov: “Op dit moment is er nog geen enkele aanvalsmacht van de strijdkrachten van de Russische Federatie gevormd, wat bevestigt dat ze geen op handen zijnde aanval plannen.”

    Hij vergeleek de situatie met die van april jongstleden en voegde eraan toe dat hij de suggestie dat op 20 februari een aanval zou plaatsvinden, niet hoog inschatte.

    Nee tegen imperialistische interventie

    Buitenlandse mogendheden blijven de gemoederen echter verhitten. Vanuit het westen vliegen de Baltische Staten, Groot-Brittannië, Canada en Turkije wapens en kleine troepencontingenten over voor ‘oefeningen’. Het Pentagon heeft volgens de New York Times plannen om tot 50.000 manschappen naar Oost-Europa te sturen, en vandaag wordt gemeld dat 8.500 manschappen in ‘verhoogde staat van paraatheid’ zijn gebracht.

    In Rusland is het moeilijker om aan informatie te komen. Het is duidelijk dat er een aanzienlijke toename is van militaire activiteiten. Er wordt wapenarsenaal verplaatst, op 40 kilometer van de Oekraïense grens worden gezamenlijke Russisch-Wit-Russische oefeningen gehouden met gebruikmaking van echte artillerie. Er zijn marine-oefeningen aangekondigd met 140 schepen – in alle zeeën rond Rusland, van de Stille tot de Zwarte Zee. Schepen van de westerse mogendheden en van Rusland rukken op naar de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

    Onderhandelingen in allerlei verschillende formaten gaan door, hoewel er tot nu toe nog geen doorbraak is bereikt.

    Mogelijke scenario’s

    Een volledige invasie van Oekraïne door Rusland is in deze situatie de minst waarschijnlijke optie. Dit weerhoudt westerse oorlogsstokers er niet van te praten alsof zo’n invasie al aanstaande is. Het Institute for the Study of War, dat zichzelf presenteert als een “onpartijdige onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk” en die zich inzet om de Verenigde Staten te helpen bij het bereiken van hun strategische doelstellingen, heeft zijn kaart van “Mogelijke plannen voor een volledige invasie van Oekraïne” wijd verspreid.

    Volgens deze kaart zal Rusland aanvallen vanuit de Krim en de niet-erkende republieken Donetsk en Loegansk (DNR/LNR) om de Oekraïense strijdkrachten af te leiden. Gemechaniseerde troepen zullen dan vanuit het noordoosten binnendringen om Kiev, Dnipro en Kharkiv te omsingelen – drie steden met een gezamenlijke bevolking van meer dan 5 miljoen. Vervolgens zullen zeestrijdkrachten, of troepen die naar de Moldavische afgescheiden republiek Trans-Dnjestrië zijn gevlogen, vanuit het westen binnenvallen om Odessa en de Zwarte Zeekust te veroveren. Meer troepen zullen vanuit Wit-Rusland in het noorden binnenvallen en daarbij de radioactieve woestenij rond Tsjernobyl doorkruisen.

    Als Rusland op deze manier zou binnenvallen, zouden de humanitaire kosten ondenkbaar zijn. Met een bevolking die tweemaal zo groot is als die van het voormalige Joegoslavië, dat in het begin van de jaren negentig door interetnische oorlogen uiteenviel en 140.000 doden en 4 miljoen vluchtelingen opleverde, zou een bezetting van Oekraïne honderdduizenden doden en vele miljoenen vluchtelingen tot gevolg kunnen hebben. Naar alle waarschijnlijkheid zou een dergelijk conflict ook de naburige Baltische staten en Polen meeslepen.

    Is dit een waarschijnlijk scenario?

    Gezien de onstabiliteit van de regio, met recente volksopstanden in Wit-Rusland en Kazachstan, oorlog in Nagorno-Karabach en massaprotesten in Rusland, Georgië en Armenië, het agressieve buitenlandse beleid van de regering-Biden en het autoritaire, expansionistische beleid van het Kremlin, valt niets uit te sluiten. Maar zoals Clausewitz al zei: “Oorlog is de verderzetting van politiek met andere middelen.” Wat de gebeurtenissen zal bepalen, is de uitkomst van de politieke strijd – tussen de imperialistische machten, maar ook binnen de betrokken landen.

    Het conflict mag dan gaan over het lot van Oekraïne, maar het toont het toppunt van cynisme van de imperialistische mogendheden dat in de eerste week van de onderhandelingen, die van start gingen met Amerikaanse en Russische diplomaten in Genève, Oekraïne niet eens was uitgenodigd. Ondertussen zijn we aan de derde week van onderhandelingen, maar er is nog geen oplossing gevonden.

    De Russische Federatie houdt vast aan wat zij haar rode lijnen noemt: De NAVO mag zich niet verder over Oost-Europa uitbreiden, Oekraïne en Georgië mogen nooit worden toegelaten, en NAVO-wapens mogen zich niet aan Russische grenzen bevinden.

    De VS van hun kant houden arrogant vol dat elk land dat dat wil, kan toetreden. Sindsdien hebben verschillende NAVO-landen wapens naar Oekraïne gestuurd, terwijl de NAVO zelf extra schepen en gevechtsvliegtuigen naar Oost-Europa stuurt. Oekraïne wordt opgeofferd als het toneel van een proxy-oorlog tussen de imperialistische mogendheden.

    Het hele proces gaat gepaard met gevaarlijk dreigementen. Het westerse imperialisme kent daarbij geen grenzen, wat trouw wordt gevolgd in de gevestigde media. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Blinken merkte voor zijn ontmoeting met de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergei Lavrov op dat Rusland een “lange geschiedenis van agressief gedrag heeft. Dit omvatte een aanval op Georgië in 2008 en de annexatie van de Krim in 2014, en het trainen, bewapenen en leiden van een separatistische opstand in Oost-Oekraïne.”

    Hij liet natuurlijk na te vermelden dat de VS in de afgelopen twee decennia Belgrado hebben gebombardeerd, Afghanistan en Irak zijn binnengevallen, talrijke interventies hebben uitgevoerd in Syrië, Libië, Jemen, en talrijke delen van Afrika.

    Hoewel relatief bescheiden in vergelijking met de extreme propaganda tijdens de overname van de Krim acht jaar geleden, zijn er in de Russische media regelmatig berichten over provocaties die door Oekraïense troepen worden gepland tegen DNR/LNR. Traditiegetrouw is het de ‘Communistische’ Partij die het luidst zingt in het koor van de oorlogsstokers. Zij roept de Doema op om DNR/LNR officieel te erkennen. Zelfs de woordvoerder van het Kremlin waarschuwt dat dit zou worden gezien als de agressie waar het Westen voor waarschuwt. Biden zegt immers dat elke poging van Russische troepen om de grens over te steken zal worden gezien als “een invasie”. Door de goedkeuring van het voorstel te vertragen, suggereren pro-Kremlin figuren dat het hun Plan B ondermijnt – wat Plan A is zeggen ze niet, maar er wordt gesuggereerd dat dit de succesvolle afronding van de onderhandelingen betekent.

    NAVO-expansie

    Poetin verwijst vaak naar de belofte van het VS-imperialisme aan de voormalige Sovjetleider Michail Gorbatsjov in februari 1990, dat als het Sovjetleger zich uit Oost-Duitsland zou terugtrekken, en het de facto deel zou gaan uitmaken van de NAVO in het nieuwe verenigde Duitsland, de NAVO zich niet verder naar het oosten zou uitbreiden. Sindsdien is de NAVO met meer dan 800 km uitgebreid tot aan de grens tussen Rusland en de Baltische Staten. De enclave Kaliningrad, die deel uitmaakt van Rusland, wordt aan al haar landgrenzen omringd door NAVO-landen. In 2008 is de NAVO op de top van Boekarest overeengekomen een bondgenootschap aan te gaan met Georgië en Oekraïne, met het uiteindelijke doel hen te laten toetreden. Als zij toetreden, zou dat betekenen dat de NAVO-strijdkrachten zich zouden uitstrekken over meer dan 4000 kilometer van de grens met Rusland.

    Bij de nu jaarlijks terugkerende ‘Defender Europe’-oefeningen waren in 2021 28.000 manschappen betrokken. Zij werden volgens het hoofd van het Amerikaanse leger in Europa en Afrika generaal Chris Cavoli gemobiliseerd “naar operationele gebieden in heel Europa, waaronder Duitsland, Polen, de Baltische staten, andere Oost-Europese naties, Scandinavische landen en Georgië.” Deze oefeningen zijn slechts een deel van de activiteiten van de westerse mogendheden in de regio. 5.000 manschappen, 32 schepen en 40 vliegtuigen namen afgelopen zomer deel aan de ‘Sea Breeze’-oefeningen in de Zwarte Zee.

    Dit is een onderdeel van de voortdurende polarisatie tussen de verschillende imperialistische belangen. De regering-Biden ziet China zeker als de grootste concurrent van de VS en is vastbesloten allianties aan te gaan en zich voor te bereiden op een wereldwijde uitdaging. Tegelijkertijd noemt hij Rusland “de grootste bedreiging”, vanwege de manier waarop het zijn militaire macht gebruikt om de expansie van de belangen van de VS elders te dwarsbomen, en door te helpen verdeeldheid te zaaien tussen de bondgenoten van de VS. Rusland heeft de plannen van de VS om Assad in Syrië te verdrijven gedwarsboomd en is tussenbeide gekomen in Libië. De westerse belangen in de Centraal-Afrikaanse Republiek en Mali zijn teruggedrongen en vervangen door Russische huurlingen.

    Europese Unie buitenspel gezet

    Door deze gebeurtenissen hebben de VS hun betrekkingen met Europa opnieuw naar een lager plan getild. De oprichting van de AUKUS-alliantie en het plotselinge vertrek uit Afghanistan hadden, zoals een commentator opmerkte, bevestigd dat “de China-mensen in het Witte Huis de bus besturen. En zij zien de EU niet als een nuttige partner voor zaken die voor de VS van belang zijn.” De EU was ook niet uitgenodigd voor de besprekingen van vorige week, behalve als individuele leden van de NAVO.

    Voor een deel weerspiegelt dit de verdeeldheid binnen de EU zelf. Het Kremlin probeert al jaren steun te krijgen van rechts-populistische krachten, met name in Italië, Frankrijk en Oostenrijk, terwijl na de crisis van 2014, toen Rusland de Krim veroverde en de DNR/LNR werden opgericht, Frankrijk en Duitsland de gelederen braken en probeerden de kwestie op te lossen in wat bekend werd als het Normandië-formaat, verantwoordelijk voor de besprekingen in Minsk. Ook Polen, dat reeds in conflict is met Brussel over de vraag of EU-wetten voorrang hebben op de Poolse grondwet, is ongelukkig dat de EU in dit conflict niet krachtdadig optreedt.

    De VS willen een eensgezinde aanpak met de EU om sancties op te leggen. Er lijkt overeenstemming te zijn over sancties tegen leidende figuren in het Russische regime, waaronder nu mogelijk ook tegen Poetin zelf. Maar Frankrijk heeft net voor zes maanden het voorzitterschap van de EU overgenomen. Macron heeft expliciet verklaard dat sancties tegen Rusland niet werken, terwijl andere EU-leden het niet eens zijn over wat de sancties eigenlijk moeten inhouden. De sanctie die op brede steun lijkt te kunnen rekenen, is het afsluiten van de Russische economie van het SWIFT-bankinformatiesysteem.

    Meer omstreden is het lot van de Nord Stream 2 pijpleiding. Verwacht wordt dat de productie van aardgas uit Groot-Brittannië, Nederland en Noorwegen de komende jaren zal dalen, juist op het moment dat de vraag naar aardgas naar verwachting zal stijgen, omdat het als een ‘schonere’ energiebron wordt beschouwd. Om dit probleem aan te pakken heeft Rusland de nieuwe Nord Stream 2 pijpleiding onder de Oostzee aangelegd, waardoor het gas rechtstreeks naar Duitsland kan gaan. Dit heeft als bijkomend voordeel dat Oekraïne zijn inkomsten uit de doorvoer van gas kwijtraakt.

    De pijpleiding is eind december gevuld met het eerste gas en wacht nu op de definitieve certificering door de Duitse autoriteiten, zodat zij in gebruik kan worden genomen. Een kwart van de olie en meer dan 40% van het gas van de EU komt momenteel uit Rusland, en er wordt aangenomen dat Nord Stream 2 alleen al de capaciteit heeft om in een derde van de toekomstige gasbehoeften van de EU te voorzien. Sancties tegen Nord Stream 2 zouden een ernstige ondermijning van de economie betekenen, vooral nu de energieprijzen de pan uit rijzen.

    Dit is de reden waarom de VS op weerstand is gestuit bij het blokkeren van Nord Stream 2. De pas gevormde Duitse coalitie is in haar eerste grote crisis over deze kwestie beland. Bondskanselier Olaf Scholz van de sociaaldemocratische partij verzet zich openlijk tegen sancties tegen Nord Stream 2, een weerspiegeling van de belangen van de Duitse zakenelite. Merkel steunde het project, en voormalig kanselier Gerhard Schröder is voorzitter van het aandeelhouderscomité van Nord Stream 2. Minister van Buitenlandse Zaken Annalena Baerbock, een lid van de Groenen, roept echter op tot sancties. Zij legt uit dat dit een “feministisch buitenlands beleid” is. Als het leidt tot sancties en oorlog zou dit nochtans een zware tegenslag zijn voor vrouwen in Oekraïne en Rusland.

    Een andere speler in dit gevaarlijke oorlogsspel is Turkije, ook een NAVO-lid. Erdogan heeft gesuggereerd dat hij als gastheer kan optreden voor onderhandelingen tussen Rusland en Oekraïne, waarbij hij duidelijk de ironie miste toen hij Rusland bekritiseerde door te zeggen: “Je kunt dit soort dingen niet afhandelen door te zeggen ‘ik zal iets binnenvallen, ik zal het innemen’.”

    Turkije en Rusland hebben een relatie die het best kan worden omschreven als coöperatieve rivaliteit, waarbij ze het soms eens zijn wanneer ze de VS bekritiseren, en dan weer in conflict zijn, zoals in Syrië. Na de recente oorlog in Nagorno-Karabach, toen Azerbeidzjan veel steun kreeg van Turkije, steunde Erdogan openlijk de claim van Kiev op de Krim. Een fabriek in de buurt van Kiev is begonnen met de productie van door Turkije ontworpen drones, die reeds zijn gebruikt in Oost-Oekraïne.

    De betrekkingen tussen de VS en Turkije bevinden zich op een historisch dieptepunt. Erdogans aankoop van raketten uit Rusland in 2019 leidde tot sancties van de VS. Nu wil het land Amerikaanse gevechtsvliegtuigen kopen om zijn luchtmacht te moderniseren. Een deel van de Amerikaanse elite ziet Ankara nog steeds als een potentiële bondgenoot tegen Rusland. Het sluit de ogen voor het gevaar van een ineenstorting van de Turkse economie, de groei van het autoritarisme en eerdere meningsverschillen uit angst om de betrekkingen helemaal af te snijden en Turkije veel dichter bij de zich ontwikkelende as China-Rusland te laten.

    De plannen van het Kremlin

    Biden is zich ervan bewust dat de zich ontwikkelende koude oorlog het Kremlin naar alle waarschijnlijkheid dichter bij het Chinese regime zal brengen, en heeft er belang bij deze belangrijke militaire macht te verzwakken door het een bloedneus te bezorgen voordat een dergelijke unie te veel voet aan de grond krijgt. De beweringen van het Witte Huis dat dit ter ondersteuning is van zijn beleid van “collectieve wereldwijde actie ter bevordering van de democratie” zijn door de haast om de wrede acties van het Kazachse regime te steunen, onderuit gehaald.

    In een merkwaardig essay dat medio 2019 door het Kremlin werd gepubliceerd, rechtvaardigt Poetin zijn overtuiging dat Oekraïne deel uitmaakt van Rusland door onder meer te verwijzen naar: “De spirituele keuze van St. Vladimir… de troon van Kiev [die] een dominante positie innam in het oude Rusland… het gebruik sinds het einde van de 9e eeuw… het Verhaal van Vergane Jaren… de woorden van Oleg de Profeet over Kiev: ‘Laat het de moeder van alle Russische steden zijn’.”

    Toen hij de moderne tijd naderde, viel hij de bolsjewieken van Lenin aan omdat ze het Oekraïense volk zelf over hun lot lieten beslissen, zeggende: “Het recht van de republieken om zich vrijelijk af te scheiden van de Unie was opgenomen in de tekst van de Verklaring over de oprichting van de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken en vervolgens in de grondwet van de USSR van 1924. Daarmee plantten de opstellers in het fundament van onze staat de gevaarlijkste tijdbom, die ontplofte op het moment dat het veiligheidsmechanisme dat de leidende rol van de CPSU bood, wegviel…”

    Deze citaten alleen al logenstraffen elke suggestie dat Poetin de Sovjet-Unie in ere wil herstellen, of zoals sommige linkse figuren doen, om steun aan Rusland als progressiever regime te rechtvaardigen. Hij laat zich inspireren door het vroegere Russische rijk en spreekt consequent over een unie, met gebruikmaking van de oude tsaristische terminologie, van Byelorossia, Malorussia (Noord- en West-Oekraïne), Novorossiya (Zuid-Oekraïne tot Moldavië) en de Krim.

    Noch in dit artikel, noch in de onlangs gepubliceerde Nationale Veiligheidsstrategie stelt het Kremlin een directe interventie voor om een van deze gebieden in te nemen. Maar commentatoren hebben het over ‘zwarte zwanen’ – onverwachte gebeurtenissen die kansen bieden voor actie. In 2014 maakte het Kremlin gebruik van de gebeurtenissen rond ‘Euromaidan’ om de Krim in te nemen, en een positie te verwerven in Oost-Oekraïne. Sindsdien is het militaire conflict doorgegaan, dat tot nu toe 14.000 levens heeft gekost.

    In de afgelopen twee jaar zijn er andere ‘zwarte zwanen’ opgedoken. De opstand in Wit-Rusland, die door de liberale oppositie tot een nederlaag werd gevoerd, heeft het Wit-Russische regime weer in de baan van het Kremlin getrokken. Door de oorlog in Nagorno-Karabach heeft Turkije ten koste van Rusland zijn invloed in Azerbeidzjan vergroot, maar heeft het Kremlin ook meer greep gekregen op Armenië. Door de opstand in Kazachstan heeft het regime aldaar afstand genomen van Nazarbajevs strategie van balanceren tussen Rusland, China en de VS, nu Sakajev afhankelijk is geworden van Russische troepen om zijn regime te steunen.

    De nieuwe ‘Nationale Veiligheidsstrategie’ die vorig jaar werd gepubliceerd, is echter veel assertiever. Volgens de directeur van het Carnegie Moscow Center had de vorige strategie, geschreven in 2015, betrekking op een ander tijdperk: “Toen waren de betrekkingen met het Westen al sterk verslechterd als gevolg van de Oekraïne-crisis, maar werden ze nog redbaar geacht; veel van de liberale fraseologie geërfd uit de jaren negentig was nog in gebruik; en de wereld zag er nog min of meer verenigd uit. De huidige versie …is een manifest voor een ander tijdperk: een tijdperk dat wordt bepaald door de steeds intensievere confrontatie met de Verenigde Staten en zijn bondgenoten; een terugkeer naar traditionele Russische waarden.”

    Het is ongetwijfeld waar dat de toon en de ultimatums van het Kremlin veel agressiever zijn geworden.

    Hoe moet dit in de praktijk worden gerealiseerd? ‘Plan A’ lijkt inderdaad de voortzetting te zijn van de onderhandelingen om de uitbreiding van de NAVO in oostelijke richting te beperken. Maar het Witte Huis lijkt niet bereid tot compromissen op dit punt. Hoe meer het Kremlin de inzet verhoogt met zijn troepenbewegingen en oorlogsspelletjes om het Westen onder druk te zetten, hoe meer het Westen wapens naar Oekraïne verplaatst en de oorlogsdreiging opzweept, hoe groter het risico van een onbedoelde escalatie. ‘Plan B’ lijkt dichterbij te komen nu de onderhandelingen vastlopen. Een officieel besluit van het Russische parlement en de Russische regering om de twee republieken te erkennen zou dan het proces bevestigen, waarbij Rusland is begonnen met de massale uitgifte van Russische paspoorten en de opening van handelsbetrekkingen. Russische troepen zouden dan naar de twee republieken trekken.

    Een verdere escalatie, indien NAVO-raketten in Oekraïne worden geplaatst, zou de verplaatsing van Russische raketten naar andere landen kunnen zijn – Cuba en Venezuela worden genoemd. Een andere mogelijkheid is een snelle interventie in het grootste deel van het land om het Oekraïense leger een slag toe te brengen, alvorens het terug te trekken, zoals gebeurde in de oorlog tegen Georgië in 2008, toen het Russische leger de stad Gori aanviel.

    Een escalatie dieper in Oekraïne lijkt problematisch – in 2014 verhinderden bittere gevechten dat de pro-Russische kant de corridor in het zuiden rond de stad Mariupol kon openen. Poetin moest zijn aanvankelijke doel om heel ‘Novorossiya’ over te nemen, laten vallen. Vandaag is het Oekraïense leger beter getraind en uitgerust, maar het belangrijkste is dat de Oekraïense bevolking een dergelijke aanval als een invasie zal opvatten, en zich hevig zal verzetten.

    In tegenstelling tot toen, toen een patriottische razernij na de overname van de Krim toesloeg, staat de Russische bevolking vandaag veel wantrouwiger tegenover het Kremlin. Omikron heeft de grotendeels ongevaccineerde bevolking getroffen, terwijl de economische situatie en de dramatische versterking van het autoritarisme de steun voor het regime hebben ondermijnd. Uit een deze week gepubliceerde opiniepeiling blijkt dat nog steeds de meerderheid van de Russen niet gelooft dat er een oorlog zal uitbreken, hoewel een meerderheid die wel vreest, en de situatie niet ziet als een conflict met Oekraïne maar met Amerika, waarin “Oekraïne een eenvoudige pion is in het grotere spel dat door Amerika wordt gespeeld… het is het spel van de VS, met westerse landen en de NAVO, die Oekraïne gebruiken om Rusland onder druk te zetten.”

    Het is veelzeggend dat ook het grootkapitaal weinig enthousiast is voor een oorlog. De recente beurscrash heeft 150 miljard dollar van de waarde van topbedrijven weggevaagd en de roebel is aan het dalen. Op dit moment spreekt het bedrijfsleven zich niet uit. Zoals een anonieme investeringsbankier opmerkt: “Hoewel niemand oorlog wil, moet je niet verwachten dat grote bedrijven opstaan en hun stem laten horen. We zijn passagiers geworden. Het bedrijfsleven bespreekt oorlog alleen in de eigen keuken. In het openbaar zal iedereen zijn mond houden.”

    Deze opmerking legt echter een reëel gevaar bloot. Sinds 2014 is de sociale basis van de Kremlin-autocratie steeds smaller geworden. Poetin is steeds meer geïsoleerd geraakt, nog verergerd door zijn angst voor het coronavirus. Bezoekers van zijn residentie moeten zich twee weken in quarantaine houden, voordat ze door een speciaal gefabriceerde ‘desinfectietunnel’ gaan. Dit maakt de situatie zeer gevaarlijk, want er zijn weinig controles meer, geen waarschuwende woorden die het Kremlin kunnen beletten desastreuze beslissingen te nemen.

    Oekraïne in crisis

    Oppervlakkig gezien, en vooral als je luistert naar de toespraken van president Volodymyr Zelenski, is 2021 een goed jaar geweest voor Oekraïne. Het bbp daalde in 2020 met 4% tijdens de pandemie, het is erin geslaagd om in 2021 met 3,1% te groeien. Het ministerie van Economische Zaken en Zelenski zelf gaan er prat op dat het bbp van het land met 200 miljard dollar nu het hoogste post-Sovjetniveau heeft bereikt. Deze bewering houdt echter geen steek – volgens hetzelfde ministerie bedroeg het bbp in 2020 slechts 156 miljard dollar. In 2008 was dat 180 dollar en in 2013 183 dollar. (minfin.com.ua)

    Andere statistieken tonen de werkelijke situatie aan. De inkomens van de huishoudens liggen 20% lager dan in 2013, de inflatie bedraagt officieel ongeveer 10% en de werkloosheid is opgelopen tot 9,7%. Toen hij werd verkozen, beloofde Zelenski dat het bbp in 5 jaar met 40% zou stijgen, dat hij zou aandringen op toetreding van Oekraïne tot de EU en dat hij het conflict in Oost-Oekraïne zou oplossen door onderhandelingen met Rusland. Hij heeft op al deze punten gefaald.

    Gezien deze mislukkingen zijn de opiniepeilingen van Zelenski gedaald. Op populistische wijze voerde hij vorig jaar een wet in die de rechten van de oligarchen om bedrijven en de media te bezitten moest inperken, en voerde hij een campagne tegen “corruptie”. De eerste daarvan werd sterk gezien als een aanval op de oligarchen die pro-Russisch waren, hetgeen de toorn van het Kremlin heeft gewekt. Wat de maatregelen tegen corruptie betreft, verwoordde een commentator het als volgt: “Tot nu toe heeft nog niet één van de corrupte topfiguren daar iets van ondervonden. Er is daar een concrete reden voor: samenwerking met het kabinet van de president.” Naarmate de kritiek in eigen kring toenam, is Zelenski nu opgetreden tegen enkele van zijn eigen vroegere medestanders, door bijvoorbeeld de voorzitter van de Rada, het parlement, Dmytro Razumkov, te ontslaan.

    Deze maatregelen hebben niet geholpen om zijn rating te herstellen. Uit een opiniepeiling in december bleek dat 67% van de bevolking vindt dat het de verkeerde kant opgaat met het land, tegenover 36% twee jaar geleden. Slechts 5% van de ondervraagden verklaarde dat hun materiële situatie de afgelopen twee jaar was verbeterd, terwijl het militaire conflict, de stijging van de prijzen van nutsvoorzieningen en de lage lonen door meer dan 60% van de ondervraagden werden genoemd als de “ernstigste problemen”.

    Het is tegen deze achtergrond dat in Oekraïne de stemming voor oorlog wordt aangewakkerd. In december kondigde Zelenski aan dat er een pro-Russische staatsgreep op handen was. Dit complot lijkt te zijn overgenomen door het ministerie van Buitenlandse Zaken van Boris Johnson, dat deze week beweerde een complot te hebben ontdekt om een pro-Russische regering in Kiev te installeren. De suggestie wordt in Kiev met hoongelach ontvangen. Een voormalige woordvoerder van het Oekraïense ministerie van Buitenlandse Zaken reageerde met de volgende woorden: “Dit scenario zou alleen werken met een volwaardige invasie die Kiev overneemt. De stad zou worden gedecimeerd, het land zou worden platgebrand en een miljoen mensen zouden op de vlucht slaan. We hebben 100.000 mensen in de hoofdstad met wapens, die zullen vechten … Er kan een plan zijn, maar het is onzin.”

    Deze laatste bewering van Johnsons regering geeft een andere wending aan de verdeeldheid in Europa. Ongetwijfeld in een poging om de aandacht af te leiden van de existentiële crisis waarmee zijn eigen regering wordt geconfronteerd, heeft Johnson verklaard dat het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken de activiteiten opvoert om de eenheid van de NAVO te versterken onder leiding van de VS, terwijl hij kritiek uit op Macrons suggestie dat het nu tijd is om een Europese defensiestructuur op te zetten, en op de aarzelende houding van de Duitse regering ten aanzien van de sancties tegen Nord Stream 2.

    In Oekraïne daalt het aantal mensen dat nu denkt dat een oorlog door onderhandelingen kan worden vermeden. Een minderheid denkt dat Rusland een grootschalige invasie voorbereidt. Veel waarschijnlijker is volgens velen een invasie en verhoogde militaire activiteit in de conflictzone tussen de niet-erkende republieken en de rest van Oekraïne. Uit een half december gehouden opiniepeiling bleek dat een meerderheid van de inwoners van Oekraïne zich tegen een invasie door Rusland zou verzetten, 33% zou daarvoor de wapens opnemen.

    De situatie wordt nog gecompliceerder door het gevoel dat zij door het Westen in de steek zijn gelaten. Er heerst een groeiende anti-NAVO-stemming met opmerkingen als “Het is alsof ze ons in de steek hebben gelaten. Alleen Groot-Brittannië, de Baltische staten en Polen doen het goed. En in de VS is de president slecht, een dweil, maar er zijn daar ook goede mensen, die zouden moeten opstaan om zich tegen de president te verzetten.”

    De zich ontwikkelende polarisatie in de wereld verandert de verhouding tussen Rusland en China. Nog niet zo lang geleden wedijverden zij om invloed. Nu groeien ze naar elkaar toe. Beide landen hebben rechtse autoritaire regimes, zijn bang voor hun eigen bevolking en gebruiken de agressie van de VS in de zich ontwikkelende koude oorlog om hun landen voor te stellen als geconfronteerd met een buitenlandse aanval. Beiden steunden de staatsgreep in Myanmar, Loekasjenko in Wit-Rusland en het regime in Kazachstan.

    China ziet de situatie in Oekraïne als een ander voorbeeld van agressie van de VS. Er is echter een belangrijke nuance. Het heeft Poetin gevraagd geen oorlog in Oekraïne te beginnen voordat de Olympische Winterspelen voorbij zijn. Poetin is van plan de opening van de spelen bij te wonen en zal ongetwijfeld testen hoeveel steun hij van Peking kan verwachten, terwijl als de situatie in Oekraïne escaleert, dit een precedent zal scheppen voor het optreden van China in de Zuid-Chinese Zee en Taiwan.

    Kan een oorlog worden vermeden?

    De verschillende partijen zijn misschien niet van plan om het conflict te laten escaleren. Maar met hun oorlogszucht en ultimatums, hun gevestigde, nationale/imperialistische belangen kan de situatie gemakkelijk uit de hand lopen. Zelfs als er nu geen oorlog uitbreekt, is het, gezien de toenemende polarisatie in de wereld tussen verschillende imperialistische belangen, slechts een kwestie van tijd voordat zich hier, of elders, nieuwe “proxy”-conflicten ontwikkelen. Dit maakt het noodzakelijk een massale anti-oorlogsbeweging op te bouwen. Op welke basis?

    Er kan geen vertrouwen zijn in vredesonderhandelingen die door de imperialistische mogendheden worden gevoerd. Het is het conflict tussen de belangen van de verschillende imperialistische mogendheden dat de voorwaarden schept voor het ontstaan van dergelijke oorlogen. De strijdkrachten en het materieel van alle imperialistische machten – Rusland en de NAVO – moeten worden teruggetrokken uit Oekraïne en Oost-Europa.

    Oekraïne heeft het recht zichzelf te verdedigen, de vraag is in wiens belang en op welke manier. De heersende elite zal oproepen tot nationale eenheid, wat in werkelijkheid neerkomt op het verdedigen van de heerschappij van de oligarchen, die Oekraïne sinds de onafhankelijkheid van de ene crisis in de andere heeft doen belanden terwijl de rijken alleen maar rijker en rijker werden. Extreemrechts en oorlogsstokers zullen reactionaire nationalistische stemmingen aanwakkeren, waardoor de Oekraïners in hun eentje zullen blijven vechten, en in plaats van een einde te maken aan het conflict de haat zal aanwakkeren en het conflict zal verlengen.

    Maar oorlog is niet in het belang van de arbeidersklasse. Een georganiseerde arbeidersklasse zou haar huizen en werkplekken verdedigen, en verenigd in een sterke anti-oorlogsbeweging in Oekraïne zou zij een krachtige klassenoproep doen aan arbeiders in Rusland en elders om actie te ondernemen om de oorlog te stoppen.

    Om de oorlog daadwerkelijk te stoppen is echter een internationale beweging nodig, massabetogingen en zelfs stakingen in de VS, Rusland en de NAVO-landen. Maar zoals eerdere anti-oorlogsbewegingen hebben laten zien, waren zelfs de enorme wereldwijde protesten tegen de invasie van Irak, waarbij miljoenen mensen betrokken waren, niet genoeg om de oorlog te stoppen. ISA steunt de oproep van Sotsialisticheskaya Alternativa in Rusland en Oekraïne om zich te verzetten tegen de oorlog: “Socialisten roepen alle bewuste arbeiders en studenten op om te beginnen met het opbouwen van een sterke, internationale anti-oorlogsbeweging, die zich keert tegen iedereen die probeert een oorlog tussen volkeren te ontketenen. Wij strijden niet voor abstract pacifisme, maar staan voor een verenigde strijd tegen het systeem dat oorlog, armoede, klimaat- en ecologische catastrofe, pandemieën en autoritarisme veroorzaakt.”

    Dit vereist de opbouw van krachtige politieke bewegingen om ons te verzetten tegen de kapitalistische heersende elites die van oorlog profiteren, om de olie- en gasbedrijven en andere grondstoffen die in handen zijn van de oligarchen in democratisch publiek bezit te nemen, en om een einde te maken aan de heerschappij van de imperialistische oorlogsstokers door het echte recht op zelfbeschikking te waarborgen en de opbouw van een werkelijk democratische, socialistische federatie van Europa en de wereld.

  • Dossier. De inflatiedreiging: wat het is en hoe te bestrijden?

    Afbeelding: Nick Youngson CC BY-SA 3.0 Via Pix4free

    “De decennialange cyclus van stagnatie, voorspoed, overproductie en crisis, die van 1825 tot 1867 steeds terugkeerde, schijnt inderdaad haar beloop te hebben gehad, doch slechts om ons te doen belanden in het moeras van moedeloosheid van een permanente en chronische depressie. De verwachte periode van voorspoed zal niet komen; zo vaak als we de eerste symptomen ervan schijnen waar te nemen, zo vaak verdwijnen ze weer.” – F. Engels, Voorwoord bij de Engelse editie van Het Kapitaal, 1886.

    Nog voordat de Delta Covid-variant nieuwe beperkingen oplegde, waaronder lockdowns, en de nieuwste Omikron-variant uitbrak, maakten de euforische verwachtingen over een sterk economisch herstel na de pandemie, gebaseerd op de verwachte consumentenbestedingen en bedrijfsinvesteringen, plaats voor grote bezorgdheid. In veel landen worden consumenten geconfronteerd met de scherpste prijsstijgingen sinds decennia, vooral voor voedsel, energie en huisvesting, de grootste uitgavenposten van de arbeidersklasse en arme gezinnen. De levensstandaard krijgt zware klappen, maar de stemmen die opgaan om het verlies aan koopkracht te compenseren, worden overstemd door de roep om loonmatiging om de zogenaamde ‘loon prijsspiraal’ af te wenden.

    Dossier door Eric Byl – geschreven eind december

    Er zijn veel factoren die de prijsstijgingen veroorzaken. Eén daarvan bestaat uit verstoringen van het aanbod. In de mainstream-pers worden die vooral uitgelegd als het gevolg van de beperkingen in het kader van de pandemie en dus als tijdelijk of van voorbijgaande aard, zoals Fed-voorzitter Powell ze placht te noemen, tot zelfs hij die term moest laten vallen. De beperkende maatregelen dragen er ongetwijfeld in belangrijke mate toe bij, maar er is meer aan de hand en dat al langer dan de pandemie. De globalisering stagneerde sinds de Grote Recessie van 2008/9. Tegen de historische trend naar een grotere internationale arbeidsverdeling in,  wonnen de ontkoppeling van de wereldwijde geïntegreerde toeleveringsketen in de richting van diversificatie, verplaatsing en in mindere mate zelfs ‘reshoring’ (terughalen) van de productie aan belang sinds de groei van China niet langer als een kans maar als een bedreiging wordt gezien, vooral door de gevestigde orde in de VS. Dit proces is onder het presidentschap van Trump in een stroomversnelling geraakt en heeft sindsdien een nieuw hoogtepunt bereikt met de komst van de pandemie, waarbij er minder stabiele regionale bevoorradingsketens ontstaan.

    De verstoringen van de bevoorrading leggen de kwetsbaarheid van de “just in time”-productie bloot. Dergelijke productie vereist stabiele internationale betrekkingen, maar deze worden ernstig geschaad door toenemende internationale spanningen, in het bijzonder de toenemende koude oorlog tussen de VS en China over de wereldhegemonie die overal binnendringt. Er is geen redelijk vooruitzicht dat deze spanningen zullen afnemen, eerder een versnellende toename ervan, waarbij de kwestie Taiwan gevaarlijk opwarmt. Hoewel de bevoorradingsketens dus op een bepaald moment nieuwe, minder veilige evenwichten zullen bereiken – de grote havens beginnen minder vol te raken – zullen zij hardnekkiger blijken te zijn en naar verwachting veel langer duren dan de algemene consensus van medio 2022.

    Just-in-time-productie betekent minder voorraden om de kosten te drukken. Toen de pandemie de grote economieën tot lockdowns dwong, werd de prijs van ruwe olie zelfs negatief door een gebrek aan opslagcapaciteit, waardoor het inkomen van sommige zwakkere olieproducerende economieën, zoals Venezuela en andere, ernstig werd aangetast. De inflatie daalde begin 2021 tot nul. Maar toen de economieën weer open gingen, mensen hun uitgestelde aankopen deden en auto’s en vrachtwagens weer op de weg kwamen, waren de kapitalisten niet voorbereid om aan de vraag te voldoen en grepen zij de kans om de prijzen te verhogen, hetzij om de verliezen tijdens de lockdowns te compenseren, hetzij gewoon omdat de gelegenheid zich voordeed. De prijs van staal steeg met 60 tot 70%, die van koper met 50%, hout met 80% en de energieprijzen, brandstof, benzine, gas en elektriciteit rezen de pan uit tijdens de winter op het noordelijk halfrond.

    Daar komt nog bij dat de heropening van de economieën niet gelijktijdig plaatsvond, maar met regelmatige terugvallen die onevenwichtigheden en onderbrekingen van de productie veroorzaakten. We zagen dat schepen geladen met vloeibaar gas op de verkeerde plaats lagen, dat het gebrek aan containers en chips voor de autoproductie leidden tot prijsstijgingen van 20-30% en voor tweedehandswagens zelfs met een hoger percentage. Het uitbreken van nieuwe varianten van het coronavirus, mede als gevolg van de ongelijke verdeling van vaccins, waarbij meer dan 66% van de bevolking in de G20 dubbel is gevaccineerd, maar slechts 6% in Afrika, wat terecht vaccinnationalisme of vaccinimperialisme wordt genoemd, kan worden verwacht dat dit de komende jaren een terugkerend fenomeen zal worden. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat het nog enkele weken zal duren voordat er voldoende bekend is over de nieuwe Omikron-variant. Als blijkt dat het resistenter is voor het vaccin en nieuwe beperkende maatregelen oplegt, zal dit gebeuren in een situatie waarin de overheidsschuld en de tekorten al torenhoog zijn. Of het meer inflatie zal uitlokken als gevolg van nieuwe onderbrekingen van de bevoorrading of minder, omdat reizen beperkt zal worden en toerisme en horeca stilgelegd kunnen worden, is nog onduidelijk. Sommigen speculeren zelfs dat, omdat het aantal mensen dat ernstig ziek wordt van Omikron op dit moment laag lijkt, deze variant misschien een minder schadelijke maar zeer besmettelijke variant is die minder besmettelijke maar schadelijkere varianten overstemt.

    Overvloed aan geld

    In reactie op de Grote Recessie van 2008/9 verlaagden de centrale banken de rentetarieven tot nul of negatief, waarna tijdens de pandemie het gemakkelijke geld werd aangevuld met enorme fiscale stimuleringsmaatregelen. Het grootste deel daarvan kwam niet terecht in de productieve economie, maar belandde in vastgoed- en financiële activa-bubbels. Twee derde van het mondiale vermogen is feitelijk opgeslagen in onroerend goed en slechts 20% in andere vaste activa. Dit houdt verband met de langere trend van lage winstgevendheid in de productieve sectoren als gevolg van overaccumulatie van kapitaal. Winsten op basis van investeringen in fabrieken, machines, onderzoek en arbeidskrachten zijn minder aantrekkelijk geworden voor investeerders die meer geld kunnen verdienen met “kapitaalwinsten”: winsten uit stijgingen van aandelen- en vastgoedprijzen.

    Volgens Mc Kinsey Global Institute was minder dan een derde van de nettogroei sinds het begin van de eeuw gebaseerd op nieuwe investeringen, terwijl bijna driekwart werd aangedreven door prijsstijgingen, wat betekent dat er zeer speculatief potentieel “fictief” geld werd verdiend met geld in plaats van met uitbuiting van arbeid. Sinds 2011 is in een selectie van tien landen de waarde van de bedrijfsactiva met 61% gegroeid ten opzichte van het bbp, maar de waarde die daaraan ten grondslag zou moeten liggen, de bedrijfswinsten, is met 1% gedaald ten opzichte van het mondiale bbp. McKinsey maakt zich terecht zorgen en wijst op een mogelijke ineenstorting van de financiële sector en de vastgoedsector.

    Nochtans zijn er wereldwijd duidelijk grote tekorten zijn in de gezondheidszorg, het onderwijs, de sociale dienstverlening, betaalbare huisvesting en er noodzakelijke investeringen moeten worden gedaan in infrastructuur, de transitie naar groene energie, enz. De enige manier waarop de economie overeind wordt gehouden is door er gigantische hoeveelheden extra geld in te pompen. De gecombineerde balans van de FED, ECB, BOJ (Japan) en PBOC (China) was $5trn voordat het verdubbelde tijdens de Grote Recessie van 2008/9, daarna bleef het groeien tot $20trn, versnelde opnieuw tijdens de pandemische depressie om vandaag een duizelingwekkende omvang van $31trn te bereiken. Het saldo van de FED, historisch gelijk aan 6% van het bbp, nadert nu 40%, een niveau dat vergelijkbaar is met dat van de PBOC. De ECB heeft 60% bereikt en de BOJ 130%.

    Op langere termijn is dit onhoudbaar. Het betekent dat elk economisch herstel het gevaar van oververhitting met zich meebrengt, tenzij een consistent groeipad vergelijkbaar met de naoorlogse boom goederen en diensten in staat stelt deze geldstroom te absorberen. Een dergelijke groei is uitgesloten in het huidige kapitalisme, ook voor het staatskapitalistische China. De dreigende implosie van Evergrande is slechts een eerste waarschuwing voor een mogelijke ineenstorting van China’s gigantische, door schulden gevoede vastgoedzeepbel van $5 triljoen, de belangrijkste groeimotor van het land in de afgelopen tien jaar. Zelfs als Peking een ongecontroleerde ineenstorting van Evergrande kan vermijden, dan nog zal dit China’s groeipad drastisch inperken, mogelijk tot een recessie leiden en in elk geval enorme wereldwijde repercussies hebben.

    In de westerse geavanceerde kapitalistische landen heeft de vloed van goedkoop geld activa- en kredietzeepbellen gevoed met hoge koers-winstverhoudingen, lage risicopremies omdat goedkoop geld in overvloed beschikbaar was en opgeblazen tech-activa. Het heeft ook irrationele crypto-manie, torenhoge bedrijfsschulden, meme-aandelen, enz. gestimuleerd. Durfkapitaal, gebruikt om ondernemingen met een hoog risico te financieren, is exponentieel gegroeid met jaarlijkse rendementen van 17% in het afgelopen decennium. Amerikaanse durfkapitaalfondsen hebben bedrijven opgericht met een waarde van minstens 18 miljard dollar. In het verleden was dit een Amerikaanse aangelegenheid voor exclusieve fondsen, maar nu is het een internationale aangelegenheid geworden en zijn er gewone financiële ondernemingen bij betrokken. De risico’s zijn onverantwoord, van het buitensporig verbrassen van cash – gebaseerd op torenhoge waarderingen en een overvloedige instroom van kapitaal – tot het verkwisten van pensioenfondsen. Van de 100 grootste beursgenoteerde ondernemingen in 2021 staan er 54 in het rood met cumulatieve verliezen van 71 miljard dollar!

    In het staatskapitalistische China is vastgoed, en niet de aandelenmarkt, de belangrijkste bron van speculatie: het vertegenwoordigt nu 27% van het BBP, tegen 14 à 18% in de VS. Dit betekent niet dat speculatie met onroerend goed een specifiek Chinese aangelegenheid zou zijn. In de afgelopen 40 jaar is de gemiddelde huizenprijs in de VS met 420% gestegen, nog versterkt door het feit dat de laatste twee decennia de bouw van nieuwe woningen met 5 à 7 miljoen eenheden achterbleef in vergelijking met de drie voorgaande decennia. Met de pandemie zijn de huizenprijzen nog sterker gestegen, alleen al in 2021 met 16%, deels omdat de kosten van bouwmateriaal en energie tot dusver in 2021 met 14,5% zijn gestegen, maar ook omdat de wake-up call van de pandemie en de uitbreiding van thuiswerken degenen die dat kunnen, ertoe heeft aangezet uit de stadscentra te verhuizen naar grotere en groenere locaties. Projectontwikkelaars maken volop gebruik van deze kans. Hogere prijzen voor woningen leiden onvermijdelijk tot meer huurders en hogere huurprijzen. Huisvestingskosten zijn verantwoordelijk voor tot een derde van de inflatie in de VS.

    Ook de voedselprijzen lopen voor op de algemene inflatie. In het derde kwartaal van 2021 steeg de landbouwgrondstoffenprijsindex met 33% op jaarbasis, waarbij de prijzen voor maïs en tarwe respectievelijk 44% en 38% hoger lagen dan vóór de pandemie. Net als huisvesting en energie weegt voedsel veel zwaarder door in de uitgaven van gezinnen uit de arbeidersklasse en arme gezinnen, laat staan in middeninkomenslanden en arme landen. De Wereldbank bevestigt dat Covid 19 het aantal mensen dat met acute voedselonzekerheid te kampen heeft, dramatisch deed toenemen. In het waarschijnlijke scenario van een financiële crash of een vastgoedcrisis kunnen we verwachten dat speculanten de markt voor toekomstige oogsten massaal zullen overspoelen, vergelijkbaar met wat meer dan een decennium geleden gebeurde en een belangrijk element werd in de zogenaamde Arabische lente. Een herhaling van een dergelijk scenario, vooral in een periode van schaarste die veel speculatieve mogelijkheden creëert, is perfect denkbaar, maar de gevolgen ervan zouden nog desastreuzer zijn in de context van klimaatrampen, overgewaardeerde financiële markten en een nog steeds ontwikkelende pandemie. Voedseltekorten en prijsstijgingen waren reeds belangrijke elementen in de bewegingen en rellen in Libanon, Soedan, Algerije, Zuid-Afrika, Madagaskar en onlangs op de Salomonseilanden.

    Het schuldenprobleem

    Elk groot land heeft een begrotingstekort, in de VS tot 14% van het BBP, hoger dan in enig ander G7-land, maar het is een algemeen kenmerk. Fiscale stimulering is een noodzakelijk instrument geworden om het systeem overeind te houden en massale sociale explosies tegen te gaan. Als gevolg daarvan is de wereldwijde overheidsschuld gestegen tot 88 miljard dollar, bijna 100 procent van het mondiale bbp. De kosten daarvan zijn nu nog relatief laag door de historisch lage rentetarieven, maar op langere termijn zal dit moeten worden aangepakt voordat de rentetarieven stijgen en de herfinanciering van die schulden een ondraaglijke last wordt die in een schuldensneeuwbal eindigt.

    Sterkere economieën zullen proberen geleidelijk aan te besparen in de hoop hun economieën niet opnieuw in een recessie te storten. De FED heeft besloten haar maandelijkse aankopen van schatkistpapier ter waarde van 80 miljard dollar met 10 miljard dollar te verminderen en haar aankopen van door hypotheek gedekte waardepapieren ter waarde van 40 miljard dollar met 5 miljard dollar. De Bank Of England (VK) suggereert dat het zijn basisrente in de komende maanden zal verhogen van 0,1% tot 0,5%. De discussies binnen de ECB over tapering worden nog intensiever nu de inflatie in de eurozone in november van dit jaar is opgelopen tot 4,9%, het hoogste niveau sinds het begin van de metingen in 1997, en 6% in Duitsland.

    Zwakkere economieën hebben deze luxe niet en zijn genoodzaakt krachtdadiger op te treden. Van de 38 centrale banken die door de Bank voor Internationale Betalingen worden gevolgd, hebben er al 13 hun belangrijkste rentetarief ten minste één keer verhoogd en er zullen er nog meer volgen. Zo heeft de Chileense centrale bank vorige maand haar rentetarief met 1,25 verhoogd tot 2,75%, de grootste renteverhoging in 20 jaar. Ook Peru en Colombia hebben hun monetaire beleid verkrapt, evenals Sri Lanka, Rusland, Noorwegen en vele andere landen. De opmerkelijke uitzondering is Turkije, waar Erdogan tegen elke logica in aandringt op renteplafonds in een situatie waar de inflatie al dicht bij 20% ligt. Sinds het begin van 2021 verloor de Turkse lira 40% ten opzichte van de dollar. Het leidt tot grote sociale onrust terwijl de populariteit van Erdogan afneemt. Hogere rentetarieven zullen echter de herfinanciering van schulden bemoeilijken, vooral in armere landen. Het kan leiden tot een keten van wanbetalingen die enkele van de belangrijkste particuliere kredietverstrekkers meesleept en verdere inter-imperialistische spanningen uitlokken over wie het verlies zal dragen. Het zou ook het goedkope krediet doorkruisen, de risicopremies opdrijven, de dreiging van een kredietschaarste opwerpen, de investeringen ondermijnen en de economieën opnieuw in een recessie doen belanden.

    De totale mondiale schuld – publieke, particuliere en bedrijfsschulden – is opgelopen tot een recordbedrag van 296 miljard dollar. Aan het begin van de eeuw werd 11% van de bedrijven wereldwijd als zombiebedrijven beschouwd, onrendabele bedrijven die alleen door goedkoop krediet konden overleven. De kans dat zij zombie zouden blijven, werd geschat op 50%; thans is 16% zombie en de kans dat dit zo blijft ligt dicht bij 90%. Uit een studie van twee Argentijnse economen blijkt voorts dat de voornaamste oorzaak van deze stijging niet de omvang van hun schulden is, maar veeleer hun lage winstmarge uit de productie, waardoor zij gedwongen zijn te lenen. Als de herfinanciering van schulden duurder wordt, zal een keten van faillissementen andere bedrijven, die vandaag als gezond worden beschouwd, met inbegrip van banken, met zich meetrekken. Daarom is de kwestie van het afbouwen van de kwantitatieve versoepeling en het verhogen van de rentevoeten als dansen op een dunne koord.

    Klassenstrijd

    De crisis is van dien aard dat symptoombestrijding niet zal volstaan. Het kapitalisme is in een zodanige situatie beland dat elke maatregel die wordt genomen nieuwe problemen dreigt uit te lokken of oude problemen nieuw leven in kan blazen. Als het beleid van geldverspilling wordt voortgezet, kan het uitlopen op een inflatie met dubbele cijfers, in sommige landen zelfs hyperinflatie, en eindigen in stagflatie. Gebeurt dit niet, dan kan de economie in de moeder aller recessies terechtkomen. De realiteit is dat deze crisis, een perfecte storm, al tientallen jaren in voorbereiding is.

    Het kapitalisme heeft zichzelf gevoed ten koste van de menselijke arbeid en de natuur, waardoor wat Marx de metabole kloof tussen mens en milieu noemde, een gapende afgrond is geworden. Het heeft onze gezondheidsstelsels ondergefinancierd, ze gereduceerd tot een minimum dat niet in staat is de onvermijdelijke komende crises het hoofd te bieden. Het heeft hetzelfde gedaan met alle nooddiensten, van brandweerdiensten tot civiele bescherming over alle soorten sociale diensten. Het veranderde onderwijs, gezondheidszorg en andere diensten in bedrijven die winst maken, ten koste van kwaliteit, prijs en arbeidsomstandigheden. Het heeft de productie van alle buffers ontdaan, de voorraden tot het absolute minimum teruggebracht, een ondraaglijke flexibiliteit in de werktijden en arbeidscontracten ingevoerd om elke fractie van de bestede arbeidstijd uit te buiten. Het maakt van alles louter handelswaar die op de ‘vrije’ markt kan worden verhandeld. Hoewel kapitalisten dit vanuit menselijk oogpunt allemaal veroordelende klappen in het gezicht vinden, zegt de hele logica van hun systeem, de werking ervan, de ideologische kijk erop hen dit alles terzijde te schuiven en in de eerste plaats “investeringskansen” te zien.

    Big Pharma verdient miljarden aan de coronapandemie, net als energiebedrijven, projectontwikkelaars enz. De voorspelde inkomsten van Pfizer van 2021, 80 miljard dollar, vormen een record voor elke medicijnfabrikant. De wereldwijde dividenduitkeringen aan houders van activa van grote beursgenoteerde bedrijven zullen in 2021 met 16% stijgen en een record van $1460 miljard bereiken, maar de grote zorg van het establishment is dat inflatie zal leiden tot hogere looneisen, waarop kapitalisten de prijzen zullen verhogen om de gestegen arbeidskosten te compenseren. Dit wordt voorgesteld als een soort natuurwet, maar in werkelijkheid gaat het om een klassenstrijd over wie de lasten zal dragen, de arbeiders met hun loon of de bazen met hun winst. Al tientallen jaren is het aandeel van de lonen in het BBP in alle geavanceerde kapitalistische landen aan het afnemen. Geschat wordt dat als het aandeel van de lonen in het BBP van de VS op het niveau van de jaren ’60 zou zijn gebleven, de arbeiders in de VS nu elk jaar 1 miljard dollar extra te besteden zouden hebben. Gemiddeld is in de geavanceerde kapitalistische landen het aandeel van de lonen, dat in de jaren 1960 60 tot 65% van het BBP bedroeg, na een stijging tot 65-70% in het midden van de jaren 1970, tijdens het neoliberale tijdperk drastisch gedaald tot 50-55% van het BBP vandaag.

    Met uitzondering van enkele sectoren en bedrijven blijven de lonen sterk achter bij de inflatie. Volgens gegevens van ‘The Conference Board’ zullen de mediane lonen in de VS dit jaar met 3% stijgen, terwijl de inflatie over de gehele linie 6,2% bedraagt. Inflatiecijfers houden echter rekening met de prijzen van een hele reeks goederen en diensten. Die stijgen niet allemaal even snel. Wie, zoals de meerderheid, aan de onderkant van het inkomensspectrum zit, geeft verhoudingsgewijs meer uit aan voedsel, energie en huisvesting met prijsstijgingen die ver boven het gemiddelde liggen en zal de gevoelsinflatie is bijgevolg veel hoger dan het officiële cijfer. Tijdens het neoliberale tijdperk werden werknemers, helaas vaak met de hulp van de zogenaamde arbeiders- en vakbondsleiders, monddood gemaakt. Het resulteerde in groeiende sectoren met lage lonen, extreme flexibiliteitseisen, onzekere arbeidscontracten en een onhoudbaar werkritme. Het ondermijnde ook het geloof in collectieve actie, maar ook al lijkt collectieve actie ver weg, concrete omstandigheden dwingen arbeiders toch om een uitweg te zoeken.

    Arbeidsomstandigheden, lage lonen, vervreemding en een gebrek aan perspectieven in combinatie met het post-pandemische herstel helpen verklaren waarom in september een recordaantal van 3% van de Amerikaanse beroepsbevolking zijn job opgaf. Dit kreeg de naam “het grote ontslag”, waarmee wordt uitgedrukt hoe bezorgd de bazen hierover zijn, omdat zij bang zijn dat zij meer zullen moeten betalen en betere voorwaarden moeten bieden om te voorkomen dat zij zonder arbeidskrachten komen te zitten. In zekere zin stelt het hun macht om personeel aan te nemen en te ontslaan in vraag. In Groot-Brittannië zorgde het fenomeen van ontslagnames door werkenden in het derde kwartaal van 2021 voor recordaantal job-naar-job verplaatsingen. Verslechterende omstandigheden worden gewoon niet meer gepikt. Als reactie op het tekort aan vrachtwagenchauffeurs heeft de Britse regering het rijexamen vereenvoudigd, maar het zijn de lonen en de arbeidsvoorwaarden die het tekort veroorzaken.

    Hoewel de pandemie de arbeidersbeweging kortstondig verlamde, maakte zij in eerste instantie de arbeiders in essentiële jobs – en vervolgens in bredere zin iedereen die voor zijn brood werkt – bewust van de rampzalige aanpak van de pandemie door de heersende klassen en hun politieke en ideologische woordvoerders. Dit leidde onvermijdelijk tot eisen inzake lonen, contracten en extra personeel, terwijl tegelijkertijd de bereidheid van de werknemers om terug te vechten toen bedrijven probeerden de kosten te drukken ten koste van banen en omstandigheden, ook toenam. In vele landen leidde dit reeds tot collectieve actie, aanvankelijk vooral door gezondheidswerkers en leraren, maar het verspreidde zich snel. In de VS, Spanje en India, om er enkele te noemen, ontstaan stakingsgolven, soms met overwinningen. Werknemers aanvaarden niet de last van de crisis te dragen.

    De bereidheid om te strijden op zich is echter onvoldoende. De kapitalisten bereiden zich voortdurend voor op een confrontatie. Ze gebruiken verdeel-en-heers tactieken om arbeiders en armen te verzwakken. Vandaag wordt dit aangevuld met voortdurende repressieve maatregelen van de staat, soms op een bedekte manier ingevoerd, soms open en bot. Het is geen toeval dat we de laatste jaren in een groeiend aantal landen meer autoritaire figuren aan de macht zien komen. Tegelijkertijd hebben monopolistische multinationals aanzienlijke macht vergaard en gebruiken die om hun eigen agenda op te leggen.

    Om het ideologische spervuur en de regelrechte aanvallen te weerstaan, hebben arbeiders en armen hun eigen verenigende democratische structuren, discussies, activiteiten, kranten en sociale media nodig. Zij hebben democratische en strijdbare vakbonden nodig, zo nodig aangevuld met ad hoc organisaties om hun strijd te verbreden en te versterken. Zij hebben democratisch gekozen leiders nodig, die bereid zijn te mobiliseren en initiatieven te nemen die overeenkomen met de uitdagingen die voor hen liggen. Aangezien vandaag de algemene oriëntatie van de maatschappij op nationaal en internationaal niveau wordt bepaald, hebben zij ook hun eigen internationale politieke organisaties nodig met democratisch gekozen vertegenwoordigers die zelf de omstandigheden en de lonen van arbeiders en armen delen. Maar eerst en vooral hebben zij een programma nodig dat werkelijk een uitweg kan bieden, dat onze onmiddellijke eisen koppelt aan de noodzaak van socialistische verandering en dat programma vertaalt in concrete actie en mobilisatie. Als de arbeidersklasse hier niet in slaagt, zwak is in haar organisatie, acties en programma, zullen rechtse populisten en extreemrechtse groeperingen de massale woede over de ondraaglijke omstandigheden in de samenleving uitbuiten om de arbeiders en armen verder te verdelen en te verzwakken en uiteindelijk het vertrouwen te winnen om de arbeidersorganisaties openlijk aan te vallen, zoals onlangs gebeurde in Rome, waar het hoofdkantoor van de vakbonden, de CGIL, werd aangevallen door een extreemrechtse bende.

    Dit zijn enkele voorstellen voor een offensief programma van arbeiders en armen tegen de inflatie:

    • Als eerste stap in de strijd tegen de inflatie moeten comités worden opgericht, waarvan vakbonden en consumentengroepen deel uitmaken, om de prijzen in de gaten te houden en de reële stijging van de kosten van levensonderhoud voor de werkende bevolking te meten. In geval van schaarste en rantsoenering moeten dergelijke comités de distributie overzien en organiseren.
    • Bedrijven moeten hun boeken openen, vooral de grote bedrijven en de bedrijven die zich tijdens de crisis hebben verrijkt, om hun werkelijke kosten, winsten, beloningen van directieleden en dividenduitkeringen vast te stellen. Bedrijven die belastingen ontduiken moeten onmiddellijk onder toezicht van werknemerscomités worden geplaatst, bedrijven die betrokken zijn bij belastingfraude moeten worden onteigend en onder overheidstoezicht worden geplaatst.
    • Onmiddellijke invoering van een glijdende loonschaal om werknemers automatisch te compenseren voor de gestegen kosten van levensonderhoud, op basis van een mand van goederen en diensten die de reële uitgaven weerspiegelen, gecontroleerd en overeengekomen door comités van werknemers en vertegenwoordigers van de gemeenschap.
    • Onmiddellijke afschaffing van de BTW op essentiële goederen.
    • Een onmiddellijke verhoging van de lage lonen en uitkeringen tot het niveau van wat comités van werknemers en gemeenschappen als een leefbaar loon beschouwen, geen ondermijning van de brutolonen.
    • Een onmiddellijke ‘meevallersbelasting’ op bedrijven die enorme winsten maken door de pandemie of prijsstijgingen. Dit slechts als eerste stap naar de nationalisatie van de bezittingen van de grote farmaceutische en nutsbedrijven, om deze te runnen als openbare bedrijven onder controle en beheer van de arbeiders, om te voorzien in de behoeften van de meerderheid van de samenleving.
    • Een massaal programma van overheidsinvesteringen in openbare koolstofneutrale sociale huisvesting om de huizenprijzen tot een betaalbaar niveau terug te brengen en de kwaliteit te verbeteren, met inbegrip van de uitdagingen op milieugebied.
    • Een grootschalig plan van openbare werken om verwaarloosde infrastructuur te verbeteren en verspilling door gebrek aan onderhoud en reparatie te verminderen.
    • Gratis en kwalitatief openbaar vervoer als onderdeel van een nationaal plan van energietransitie en vervanging van verspillende en giftige productie. Massale creatie van groene banen die even goed betaald worden als vorige contracten.
    • Om aangepast te zijn aan de uitdagingen die voor ons liggen, moeten banken en financiële instellingen worden genationaliseerd en verenigd in één openbaar financieel instrument dat in staat is goedkoop krediet te verstrekken voor de geplande ontwikkeling van de industrie en de dienstensector, een groene transitie, alsook goedkoop krediet te verstrekken voor huisvesting en kleine bedrijven.
    • Nationalisatie moet gebeuren zonder compensatie, tenzij op basis van bewezen noodzaak
    • Voor internationale mobilisatie en samenwerking van arbeidersorganisaties over de grenzen heen ter voorbereiding van vrijwillige confederaties van socialistische arbeidersstaten gebaseerd op democratische economische en ecologische planning volgens behoeften in tegenstelling tot de door winst gedomineerde chaos van het kapitalisme

     

  • Over de Rif-oorlog 100 jaar geleden: een geschiedenis van koloniale barbarij en verzet

    De koloniale oorlogen van Spanje en Frankrijk tegen de opstandelingen van de Rif in Marokko zijn goed gedocumenteerd. Het zijn historische feiten die aanwezig zijn in het collectieve bewustzijn van de volkeren van Noord-Afrika, alsook in dat van de vermelde imperialistische landen. Het is echter een veel minder bekend verhaal in onder meer Duitsland, waar het gifgas werd vervaardigd dat in de jaren twintig tienduizenden burgers in Marokko doodde. Dit chemische wapen werd gebruikt door het Spaanse leger onder Generaal Franco. Bijna tien jaar later zou hij dezelfde wreedheid ‘aan het thuisfront’ loslaten op de arbeiders van Spanje.

    Door Marcus Hesse (SAV – ISA in Duitsland)

    Aan het einde van de 19e eeuw verdeelden de koloniale mogendheden de wereld onder elkaar. Frankrijk was de op één na grootste koloniale macht in de wereld. Terzelfder tijd was Spanje, eens de grootste koloniale macht, na al zijn koloniën in Amerika en op de Filippijnen te hebben verloren, een schim van zijn vroegere zelf. Maar de Spaanse monarchie en burgerij waren des te vastberadener om hun koloniale bezittingen veilig te stellen en uit te breiden. Het huidige Marokko was verdeeld in ‘invloedszones’: Frankrijk kreeg het zuiden en Spanje het noorden, bewoond door Kabylische stammen. Toen in Marokko grondstoffen werden ontdekt, haastten verschillende mogendheden zich om hun rechten te doen gelden. De inwoners, voornamelijk boeren en herders, werden met geweld verdreven. In 1904-06 en opnieuw in 1911 brak er bijna een oorlog uit tussen Duitsland en Frankrijk.

    Om hun doelen te bereiken vertrouwden de koloniale machten op de oude feodale elites en enkele corrupte stamhoofden. De Sultan werkte samen met de koloniale machten, die de boeren en landarbeiders ondergeschikt hielden. Het verzet van de stammen was echter bijzonder sterk in het noorden in het Atlasgebergte. Spanje voerde daar tweemaal oorlog tegen de 39 Rif-stammen. De eerste Rif-oorlog in 1893 eindigde in een vredesverdrag. De oorlog van Melilla in 1909 (Tweede Rifoorlog) eindigde in een pijnlijke en vernederende nederlaag voor de Spaanse troepen. Terwijl de Spaanse kapitalistische klasse en het leger hun invloed over deze buitenlandse gebieden wilden veiligstellen, verzetten de Spaanse arbeiders zich tegen deze oorlog met stakingen en betogingen. Zij wilden niet gestuurd worden om de belangen van de rijken te verdedigen!(1) De ruzies van de grote mogendheden over Marokko eindigden in 1912 met de verdeling van het land. Duitsland gaf de directe controle op in ruil voor territoriale concessies in Centraal-Afrika. Ondanks de nederlaag van 1909 was de Spaanse staat in staat de Spaans-Marokkaanse regio, die in 1912 officieel tot kolonie werd uitgeroepen, met een massale militaire aanwezigheid te beveiligen.

    Oprichting van de Rif-republiek

    De Spaanse koloniale overheersing in Marokko was uiterst wreed. De Spaanse schrijver Arturo Barea beschreef het Rifgebied als een “mengeling van een slagveld, bordeel en taverne”. Het verzet van de stammen, die guerrillatactieken gebruikten, werd door het Spaanse leger met harde hand onderdrukt. Als afschrikmiddel werden gevangen genomen rebellen vermoord en bruut verminkt. Op foto’s voor hun familie poseerden leden van het koloniale leger met afgehakte hoofden als macabere trofeeën. Onder de generaals die de Riffijnen met deze terroristische maatregelen bestreden, bevonden zich de toekomstige militaire dictators Primo de Rivera en Francisco Franco.

    Eén van de rebellenleiders die de confrontatie met de koloniale macht aanging, was Mohammed Abdelkrim. Afkomstig uit een eerder bescheiden milieu, geloofde hij aanvankelijk in samenwerking met Spanje om het land te moderniseren. Hij studeerde in Madrid, maar sloot zich aan bij het antikoloniale verzet tijdens de Eerste Wereldoorlog. Hij bleek consequenter te zijn dan andere leiders van de Kabylische stammen en vanaf 1920 ontstond er rond hem een opstand tegen het Spaanse kolonialisme. Als rebellenleider riep Abdelkrim de onafhankelijkheid uit van een deel van de regio.

    Vanaf 1921 begon de Spaanse staat een oorlog tegen het onafhankelijke Rif-gebied. Deze derde Rif-oorlog was de langste en bloedigste van allemaal. In feite was dit Rif-gebied de eerste onafhankelijke republiek in Noord-Afrika en de Arabische wereld die uit een antikoloniale opstand ontstond. Albdelkrim was geen socialist, maar beschouwde zichzelf als een ‘nationale revolutionaire’ in de zin van Mustafa Kemal. De Rif-republiek voerde progressieve hervormingen door, verbeterde de rechten van de vrouw, verzekerde het recht op gratis onderwijs en beperkte de invloed van feodale stamhoofden. Tegelijkertijd oriënteerde hij de wet in de richting van een gematigde interpretatie van de sharia en propageerde hij een ‘jihad’ tegen de koloniale machten. Abdelkrim was een democratisch burgerlijk leider in een land waar er nauwelijks sprake was van een burgerij als zodanig. Veel conservatieve stamhoofden wezen hem af vanwege zijn nederige afkomst en wat zij beschouwden als zijn progressieve ideeën. Sommige van deze stamhoofden traden in dienst van het koloniale leger.

    Er moet opgemerkt worden dat de Rif-republiek door geen enkel land ter wereld werd erkend, behalve door de Sovjet-Unie, waarvan de regering openlijk haar steun betuigde. Helaas was het voor de Sovjet-Unie onmogelijk om de jonge staat financiële of zelfs militaire hulp te bieden.

    De Volkenbond, de organisatie die aan de VN voorafging en die door Lenin werd omschreven als een imperialistisch “hol van dieven” en een “praatbarak”, beschouwde de oprichting van de Rif-republiek als een aanval op de “legitieme rechten” van de koloniale mogendheden. Alle koloniale mogendheden waren het erover eens dat de Rif-republiek bestreden moest worden. Maar het leger van Abdelkrim bracht het Spaanse leger in de slag bij Anoual in 1921 een verpletterende nederlaag toe. Spanje verloor ongeveer 10.000 soldaten. Dit zette de Spaanse heersende klasse alleen maar aan tot nog meer wreedheid. Opnieuw verzetten de Spaanse arbeiders zich tegen de oorlog door middel van massabetogingen en stakingen. In 1925 kwam Frankrijk in de oorlog aan de zijde van Spanje. De Rif-republiek was nu blootgesteld aan een oorlog op twee fronten tegen twee goed bewapende legers. Pan-Arabische groeperingen en de Franse Communistische Partij toonden zich solidair en zamelden geld in voor de Rif-republiek. De oorlog kreeg veel aandacht, vooral in de communistische pers. In de Communistische Internationale van het midden van de jaren twintig bestond grote hoop dat de Rif-oorlog een golf van anti-koloniale revoluties in Noord-Afrika en de Arabische wereld op gang zou brengen. Maar de steun aan de strijdkrachten was voornamelijk moreel en propagandistisch van aard : oproepen tot donaties brachten niet genoeg op om de geconcentreerde militaire macht van de koloniale mogendheden tegen te gaan. Voor het burgerlijk establishment en de westerse pers waren de volgelingen van Abdelkrim niets anders dan “misdadigers”.

    Imperialistische oorlogsmisdaden

    De Spaanse staat nam al snel zijn toevlucht tot een massale terreuroorlog tegen de burgerbevolking van de kleine Rif-republiek (die slechts 150.000 inwoners telde). Het Spaanse leger kocht mosterdgas en fosgeen van de firma Hugo Stolzenberg in Hamburg. Deze chemische strijdmiddelen werden ten minste vanaf 1923 systematisch gebruikt. Vanaf 1924 werd de burgerbevolking zonder onderscheid doelwit van chemische luchtaanvallen. Hierbij vielen ongeveer 10.000 directe doden, voornamelijk onder niet-strijders. Velen stierven pas na maanden van doodsangst. Tot het einde van de oorlog werden ongeveer 10.000 containers (meer dan 500 ton) gifgas op de regio gedropt. Na bijna een eeuw veroorzaken deze wapens nog steeds ziektes. Het kankerpercentage in de getroffen gebieden ligt een pak hoger dan elders in het land. (2)

    In 1921, na de ramp in Anoual, schreef de Spaanse Hoge Commissaris in Marokko, Dámaso Berenguer Fusté, in een telegram aan de Minister van Oorlog dat hij “met veel genoegen gifgas tegen de inheemse volkeren had gebruikt.” (El Mundo, 18 maart 2001). Tegelijkertijd viel de hoge officier van de Britse luchtmacht Sir Arthur Travers Harris, alias ‘Bomber Harris’, ook de burgerbevolking aan, met name in Irak. Ook hier werd willekeurige terreur vanuit de lucht ingezet tegen antikoloniale opstanden. In 1930 rechtvaardigde Harris zichzelf door te zeggen dat “het enige wat de Arabier begrijpt de harde hand is.” Het is geen verrassing dat Britse en Franse diplomaten even sympathiek stonden tegenover Spanje, dat met de hulp van Duitse gifgasfabrikanten internationaal verboden wapens in Marokko gebruikte en daarbij de voorschriften van het Verdrag van Versailles omzeilde. De vertegenwoordiger van Spanje in Genève beschreef de actie tegen de Rif-republiek als een “verdediging van de vrede” en van de naoorlogse Europese orde. Hij kreeg zelfs de goedkeuring van de winnaars van de Eerste Wereldoorlog, Frankrijk en Groot-Brittannië. Dit was ook de mening van de zogenaamde ‘democratische’ koloniale mogendheden, de steunpilaren van de Volkenbond!

    Na zes jaar van hevig verzet moest de Rif-republiek toegeven aan de geconcentreerde terreur van het Spaanse en Franse imperialisme. Abdelkrim moest in ballingschap gaan. De Franse regering toonde de gevangene als een trofee in het journaal. Dit vergrootte het prestige van Abdelkrim in Arabische en Afrikaanse landen, waar hij ondanks zijn nederlaag lange tijd werd beschouwd als een symbool van antikoloniaal verzet. Hij stierf in 1963 en werd plechtig begraven in Caïro.

    De moordenaars richtten ook vernielingen aan in Europa

    Het extreme geweld dat de koloniale machten, ook de zogenaamde ‘democratische’ onder hen, de ‘inboorlingen’ aandeden, bleef niet beperkt tot de kolonies. Het werd later teruggebracht naar het ‘thuisfront’ van het Spaanse ‘vaderland’ en vond uitdrukking in de burgeroorlog en in de klassenstrijd. De koloniale strijder van 1893, Primo der Rivera, werd in 1923 dictator van de Spaanse staat. Hij onderdrukte de Spaanse arbeidersbeweging en probeerde de Catalaanse cultuur uit te roeien. In 1934 werd de koloniale generaal Francisco Franco door de republikeinse regering uitgestuurd om de mijnwerkersopstand in Asturië militair neer te slaan. Hij liet er marxistische en anarcho-syndicalistische arbeiders afslachten, zoals hij in het verleden had gedaan met de Kabyles van het Rif. Het koloniale leger in Marokko was één van de steunpilaren van de nationalistische staatsgreep van juli 1936, die de aanzet gaf tot de Spaanse burgeroorlog (1936-1939). Tegen de Spaanse arbeidersklasse zette Franco bij voorkeur buitenlandse huurlingen in, moslims uit Marokko. Sommigen van hen behoorden tot de Kabyle-stammen die aan de zijde van de koloniale macht tegen de Rif-republiek hadden gevochten. Anderen waren echter kinderen van ongeletterde boeren of herders uit de rebellengebieden. Dit was hun kans om wraak te nemen op de ‘Spanjaarden’ voor de wreedheden begaan door hun koloniale leger. In een verraderlijke ironie was het ditzelfde koloniale leger dat hen op een veldtocht stuurde tegen de Spaanse arbeidersklasse. Tijdens de Spaanse burgeroorlog werd de taak van de fascisten onnodig gemakkelijk gemaakt door de Spaanse Volksfrontregering. Deze regering bestond uit de ‘progressieve’ burgerij, Catalaanse nationalisten, sociaaldemocraten en stalinisten. Ze weigerde de onafhankelijkheid van Marokko uit te roepen om de westerse ‘democratieën’, met name Frankrijk en Engeland, niet tegen zich in het harnas te jagen. Bovendien namen zij in hun propaganda soms hun toevlucht tot racistische vooroordelen tegen Franco’s Marokkaanse troepen, de ‘Moros’ (‘Moren’).

    Frankrijks centrale bevelhebber in de koloniale strijd van de Rif-oorlog zou nadien opnieuw opduiken. Het ging om maarschalk Pétain, een ‘oorlogsheld’ uit de Eerste Wereldoorlog die de troepen leidde tegen Abdelkrim en in 1940 hoofd werd van de Vichy-regering die collaboreerde met nazi-Duitsland. Het hield Emmanual Macron niet tegen om Pétain te eren. (3)

    De troepen die naar de kolonies gestuurd werden, internaliseerden de mentaliteit van het ‘superieure ras’ en een brutale opstelling in hun strijd tegen de ‘kleurlingen’. Thuis werd hun militaire kennis gericht tegen de ‘interne vijand’, tegen opstand, tegen de georganiseerde arbeidersklasse. Dit was ook het geval in Duitsland, waar een aanzienlijk deel van de troepen van de Freikorpser en de Reichswehr voormalige koloniale strijders waren. Van 1918 tot 1923 vermoordden deze huurlingen Duitse arbeiders in opdracht van de ‘helden van de democratie’ en SPD-toplui als Ebert en Noske. Een treffend voorbeeld was generaal Georg Maercker, die zich kon beroepen op zijn ervaring in Tanzania en Namibië (“Duits Zuid-Oost-Afrika” en “Duits Zuid-West-Afrika”). Vanaf 1919 bleek hij een geduchte ‘veroveraar van steden’ te zijn, die het opnam tegen revolutionaire arbeiders in Berlijn, Saksen, Braunschweig, Erfurt, Weimar, Gotha, Eisenach, Halle, Helmstedt, Leipzig en Maagdenburg. Zoals veel van zijn collega’s zag hij deze activiteit als een logische voortzetting van zijn vroegere werk…

    Hetzelfde systeem dat uitbuiting en geweld in de kolonies verdedigde, trof ook de Europese arbeidersklasse – de daders van deze misdaden waren vaak dezelfde.

     

    Voetnoten

    1. Onder meer met de ‘Tragische Week’ in Barcelona in 1909. Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Tragische_week
    2. TAZ.de, 26 januari 2002. Zie: https://taz.de/!1128814/
    3. Der Spiegel, 7 november 2018
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop