Category: Recensies/Cultuur

  • ‘Voor wat hoort wat’: pak de armen aan in plaats van de armoede

    Om zich te positioneren voor de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen van volgend jaar, heeft sp.a-burgemeester Patrick Janssens een boek uitgebracht. Daarin behandelt hij samen met de academici en ex-politici Bea Cantillon en Frank Vandenbroucke een aantal kenmerken van de ‘actieve welvaartsstaat’ en legt hij uit hoe het Antwerpse stadsbestuur daar in de afgelopen legislatuur concreet naar gehandeld heeft. Met een titel als ‘Voor wat hoort wat’ is het al niet moeilijk om te raden wat voor discours er in het boek aangetroffen zal worden.

    Recensie door Jarmo (Antwerpen)

    In de inleiding vermeldt Janssens al meteen wat volgens hem het fundamentele probleem is: de welvaartsstaat wordt door mensen die er beroep op doen als ‘vanzelfsprekend’ beschouwd. Over het algemeen vindt hij dat sociale voorzieningen te veel als een recht gezien worden waar niet veel tegenover staat, terwijl ze volgens hem eerder gunstmaatregelen zijn waar op verschillende vlakken voor betaald moet worden. Deze visie op de welvaartsstaat leent zich onder andere perfect om een jacht op werklozen te rechtvaardigen zonder het structurele probleem van stijgende werkloosheid bij de horens te vatten, iets dat Janssens dan ook verder in zijn boek propageert. Het hele boek is doordrongen van het idee dat te veel werklozen niet ‘arbeidsbereid’ zijn; ook op vlak van inburgering, onderwijs en andere zaken komt deze visie steeds terug.

    Op het vlak van inburgering stelt Janssens bijvoorbeeld dat de Vlaamse aanwezigheidsnorm voor inburgerings- en taalcursussen 50% à 80% bedraagt, maar dat hij dat in Antwerpen naar 100% wil optrekken. Hij redeneert daarbij dat een werkgever ook niet tevreden is met een aanwezigheid van 80%. Daarbij wordt wel vergeten dat nieuwkomers in België zich in een moeilijke situatie bevinden: het leefloon dat ze krijgen is onvoldoende om van te leven en dus moeten ze vaak bijklussen (vaak in het zwart) en is het dus niet altijd evident om altijd op de cursussen aanwezig te zijn. De oplossingen van Janssens gaan ook hier voorbij aan de sociale realiteit in Antwerpen.

    Ook op vlak van onderwijs krijgen we enkel te horen hoe de burgemeester het repressieve beleid inzake spijbelen verder wil opvoeren. Over de oorzaken van spijbelgedrag (een zeer beperkt perspectief op een toekomst, onvoldoende middelen om jongeren bij het onderwijs te kunnen betrekken, enzovoort) klinkt enkel een oorverdovende stilte. Inzake sociaal woningbeleid lezen we een hele reeks van maatregelen die de sociale verhuurmaatschappijen in staat moeten stellen om bewoners die zich misdragen uit te sluiten; over het acuut gebrek aan sociale woningen in Antwerpen, de stijgende prijzen en dalende bereikbaarheid ervan: geen woord. Hetzelfde geldt voor jeugddelinquentie; boetes gebruiken als stok onder de deur, een meer gerichte repressieve aanpak, de wet op privacy versoepelen om persoonlijke gegevens beter te kunnen uitwisselen (en wellicht ook meer camera’s te kunnen plaatsen): dat zijn de oplossingen die Patrick Janssens naar voor schuift. Antwerpenaars vinden dat waarschijnlijk niet verwonderlijk. Zij hebben zelf al ervaren hoe Janssens het criminaliteitsprobleem in Antwerpen-Noord probeerde op te lossen door er een avondklok in te voeren voor de cafés waar veel allochtonen komen. Ook het algemeen hoofddoekenverbod op secundaire scholen behoort tot de maatregelen waarvoor dit stadsbestuur verantwoordelijk is. Zijn dit de oplossingen voor de sociale problemen die onder de oppervlakte borrelen?

    De Linkse Socialistische Partij denkt van niet. Wij denken dat een consequent socialistisch stadsbestuur de zaken bij de wortels zou aanpakken en werk zou maken van de torenhoge werkloosheid, het gebrek aan sociale woningen en recreatiemogelijkheden, het terugschroeven van racistische en verdelende maatregelen,… enkel zo kan ook de criminaliteit in Antwerpen een halt toegeroepen worden. Patrick Janssens heeft echter al lang geleden het idee van een socialistisch stadsbestuur verworpen. Dat verklaart waarom hij voor elk probleem dat hij in zijn boek aankaart, de verantwoordelijkheid bij de slachtoffers legt in plaats van bij de schuldigen. Wie socialistische oplossingen voor de huidige stedelijke problematiek in Antwerpen zoekt, kan dit boek beter aan de kant laten liggen; en wie bij de komende gemeenteraadsverkiezingen voor een links, sociaal beleid wil kiezen, kan maar beter ook verder kijken dan de sp.a van Patrick Janssens die inhoudelijk amper verschilt van zijn coalitiepartner N-VA van Bart De Wever.

  • “Macht en terreur”. Recensie van bundeling van essays door Noam Chomsky

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • “Kapitalisme zonder remmen”: vlotte inleiding tot elementen van de kapitalistische crisis
    • ‘Straf de armen’
    • ‘Red capitalism’. China tussen kapitalisme en planeconomie
    • “Waarom Marx gelijk had.” Recensie van het nieuwe boek van Terry Eagleton
    • India. ‘Bhimayana’ – de onaanraakbaren doorheen de geschiedenis
    • ‘De toekomst van het sociaal overleg’
    • The Miners’ Hymns
    • Seksisme bediscussieerd in Italiaanse documentaire ‘Il Corpo delle donne’
    • "Oorlog & zwijgen". Het zwijgen doorbreken om diegenen die willen vergeten de mond te snoeren!
    • “Moesson. De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten” door Robert D Kaplan
    • Film. ‘Inside Job’ brengt een beeld van de corrupte wereld van het financiekapitalisme
    • Film: “También la lluvia” (“Zelfs de regen”)
    • “Route Irish”, nieuwe film van Ken Loach
    • Een kritische blik op het nieuwe boek van Eric Hobsbawm, “How to change the World"
    • "Marx Reloaded": originele documentaire op ARTE

    [/box]

    “Macht en terreur” is een bundeling van essays, interviews en toespraken van de gekende linkse Amerikaanse academicus Noam Chomsky. In het Engels verscheen een opvolging van het eerder ook in het Nederlands verschenen “Macht en terreur”, waarbij ook wordt stilgestaan op wat gebeurde in de tien jaar na 11 september 2001. Deze nieuwe editie is (nog?) niet in het Nederlands verschenen. Het boek is een interessant onderdeel van het debat over de veranderde wereldsituatie de afgelopen tien jaar.

    Matt Dobson

    Als antwoord op de aanslagen van 11 september 2001 ging de neoconservatieve regering-Bush over tot een grootschalige militaire operatie in Afghanistan en Irak. Daarmee werd de schijnbaar ongenaakbare macht van de VS getoond. Auteurs en commentatoren kwamen met boeken en artikels waarin de aanhef van een “nieuwe wereldorde” werd aangekondigd. Sommigen stelden dat de Amerikaanse elite zoals het Romeinse Rijk decennialang een wereldwijde hegemonie zou kennen. Vandaag ziet de wereld er anders uit.

    De verzameling van essays, interviews en toespraken van Chomsky maakt duidelijk hoeveel er kan veranderen op tien jaar tijd. Chomsky benadrukt de verandering in de krachtsverhoudingen binnen de inter-imperialistische verhoudingen. Het Amerikaanse rijk kent nu een neergang. De VS-troepen in Irak en Afghanistan zijn belegerde eenheden. Maar Chomsky legt nooit volledig uit wat er is veranderd in de wereldsituatie en in het imperialistische beleid van de Amerikaanse heersende klasse.

    Wij stelden de afgelopen tien jaar dat de Amerikaanse heersende klasse er nooit in zou slagen om de wereld te blijven domineren. We stelden dat er verzet zou komen en wezen daarbij op het voorbeeld van het conflict in Vietnam. Dit verzet moest onvermijdelijk opnieuw naar voor komen gezien de tegenstellingen die het Amerikaanse beleid met zich mee bracht of versterkte.

    Chomsky brengt een uitmuntende beschrijving van het brutale karakter van het imperialisme. Voor hem is het imperialisme een uitdrukking van morele hypocrisie van machtige regimes die “macht en terreur en de kracht van geweld” gebruiken om hun politieke en economische belangen te dienen. Dat kan niet betwist worden, maar voor socialisten is er meer aan de hand.

    Zoals Lenin uitlegde, gaat de kapitalistische klasse ook over tot een imperialistische politiek onder druk van de tegenstellingen van het eigen systeem en als uitweg uit de beperkingen van de natiestaat. De kapitalisten zijn door de dreiging van hun rivalen verplicht om nieuwe markten te zoeken en een dominantie over gebieden te behouden.

    De Amerikaanse heersende klasse roept luid dat haar autoriteit niet wordt betwist en intussen wordt haar honger naar prestige gevoed. Maar het zijn evenzeer de onhoudbare economische problemen, die aan de oppervlakte kwamen in 2007-08, die de VS hadden aangezet tot imperialistische avonturen.

    Een groot deel van de argumenten van Chomsky zijn gericht tegen de hypocrisie van liberale intellectuelen die kritische steun verleenden aan de imperialistische strategie van de neo-conservatieven. Dit heeft Chomsky overigens in een isolement geplaatst tegenover de mainstream discussies in de VS.

    Chomsky gaat in tegen de wreedheden van het VS-imperialisme en gebruikt een ‘morele autoriteit’ om het imperialisme te veroordelen. Maar hij brengt op geen enkel ogenblik een oplossing of een strategie om het imperialisme te verslagen naar voor. In deze teksten toont Chomsky ook zijn eigen beperkingen. Een discussie over “hoe moeten we reageren?” wordt beperkt tot wat Westerse burgers kunnen doen om in te gaan tegen het imperialistische beleid van ‘hun’ regeringen. Het enige concrete idee is dat van een individuele boycot van wapenbedrijven.

    De recente revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten waren massale bewegingen waarbij arbeiders en armen in strijd gingen en schijnbaar machtige dictaturen ten val brachten of minstens ernstig verzwakten. Het ging om dictaturen die in het zadel werden gehouden door imperialistische mogendheden. Deze nieuwe ontwikkelingen maken dat de opvattingen van Chomsky achterhaald overkomen.

    Het boek is interessante lectuur, maar de analyses van Chomsky en het feit dat hij zich beperkt tot individuele morele oplossingen tonen enorme beperkingen. Wie vandaag de strijd tegen het imperialisme en het kapitalisme wil aangaan, moet beroep doen op een collectieve strategie gebaseerd op massale actie.

    Lees ook:

  • Recensie. “Kapitalisme zonder remmen”: vlotte inleiding tot elementen van de kapitalistische crisis

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • ‘Straf de armen’
    • ‘Red capitalism’. China tussen kapitalisme en planeconomie
    • “Waarom Marx gelijk had.” Recensie van het nieuwe boek van Terry Eagleton
    • India. ‘Bhimayana’ – de onaanraakbaren doorheen de geschiedenis
    • ‘De toekomst van het sociaal overleg’
    • The Miners’ Hymns
    • Seksisme bediscussieerd in Italiaanse documentaire ‘Il Corpo delle donne’
    • "Oorlog & zwijgen". Het zwijgen doorbreken om diegenen die willen vergeten de mond te snoeren!
    • “Moesson. De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten” door Robert D Kaplan
    • Film. ‘Inside Job’ brengt een beeld van de corrupte wereld van het financiekapitalisme
    • Film: “También la lluvia” (“Zelfs de regen”)
    • “Route Irish”, nieuwe film van Ken Loach
    • Een kritische blik op het nieuwe boek van Eric Hobsbawm, “How to change the World"
    • "Marx Reloaded": originele documentaire op ARTE
    • “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers

    [/box]

    De historicus en hoogleraar Maarten van Rossem is vrij bekend in de Nederlandse media. Met zijn boekje “Kapitalisme zonder remmen” probeert hij de “opkomst en ondergang van het marktfundamentalisme” te beschrijven. Het is nuttig om het beeld van een historicus over de economische crisis te lezen. Dat vermijdt een al te gespecialiseerde benadering en het biedt het potentieel van een vlotte en bredere historische en ideologische kijk op de crisis.

    Geert Cool

    Het gaat effectief om een vlot geschreven en toegankelijk boekje van 120 pagina’s. Ook wordt een interessant beeld gegeven van de opmars van het neoliberalisme en het financiekapitaal. Waar het, zoals vaker, aan ontbreekt, is zowel een grondige analyse van waarom het fout loopt alsook van een alternatief op het kapitalisme in crisis. Op dat laatste vlak komt Van Rossem niet veel verder dan de eis van een sterkere regulering van de financiële sector. Het is geen toeval dat de auteur in 2010 kandideerde op een lijst van de sociaal-democratische PvdA in Utrecht.

    Uitgangspunt van het boek is het faillissement van Lehman Brothers in 2008 en de bijhorende kredietcrisis die ook de reële economie besmette. Voor Van Rossem was het barsten van de zeepbel in grote mate het resultaat van de systematische deregulering van de Amerikaanse financiële sector sinds de vroege jaren 1980, op zich het resultaat van de “wereldwijde honger naar solide investeringsinstrumenten met een behoorlijk rendement.” Deze systematische deregulering was volgens Van Rossem de uitdrukking van een onderliggende ideologie, “het marktfundamentalisme”, die onder meer werd gedragen door figuren als Alan Greenspan (voorzitter van de Amerikaanse Fed van 1987 tot 2006). De opmars van het neoliberalisme kwam na het falen van de “Keynesiaanse Consensus”in de jaren 1970. De kredietcrisis heeft op zijn beurt een aantal marktfundamentalisten aan het twijfelen gebracht.

    Waar Van Rossem een beeld probeert te brengen van de ontwikkeling van het marktfundamentalisme, weet hij niet altijd waar de klepel hangt. Het historische overzicht is nuttig om alles in perspectief te plaatsen, maar een uitleg waarom het kapitalisme in crisis raakt, krijgen we niet. Als klassieke idealistische historicus schat Van Rossem het belang van ideeën en personen soms buitenmatig hoog in. Een voorbeeld: “Er is weleens gespeculeerd dat de hele kredietcrisis zich niet zou hebben voorgedaan als Volcker even lang was blijven zitten als voorzitter van de Fed als zijn opvolger.” Paul Volcker was volgens Van Rossem geen aanhanger van een verdere deregulering van de financiële wereld. Marxisten zijn aanhangers van het historisch materialisme. Ze ontkennen de rol van personaliteiten in de geschiedenis niet, maar plaatsen dit in het specifieke historische kader waarin ze hun specifieke rol kunnen spelen.

    De na-oorlogse periode werd volgens Van Rossem gekenmerkt door het “Grote Compromis tussen overheid, kapitaal en arbeid”. Dit ging gepaard met meerdere of mindere mate van Keynesiaanse maatregelen om de economie te stimuleren door middel van sociale zekerheid en andere overheidstussenkomsten. Volgens de auteur was de na-oorlogse groei het resultaat van dit grote compromis: “de wereldhandel verdubbelde na 1950 elke tien jaar en de productie van de rijke landen verdrievoudigde tussen 1948 en 1973.” Natuurlijk heeft die groei ook veel te maken met de vernietiging van de productiemiddelen in de Tweede Wereldoorlog en de versnelde modernisering als gevolg van die vernietigingen. De toegevingen aan de arbeidersklasse in de vorm van sociale zekerheid waren grotendeels afgedwongen door de sterke organisatie van de arbeidersbeweging en de dreiging die daarvan – mee tegen de achtergrond van het bestaan van de Sovjetunie – uitging.

    De bloei van de na-oorlogse periode kwam onvermijdelijk ten einde. Van Rossem legt ons niet uit waarom het kapitalisme in crisis kwam, hij beperkt zich tot het beschrijven van de crisis in de jaren 1970 met een sterke inflatie (gemiddeld 10% in het hele decennium) en economische stagnatie. Een politiek van overheidsinvesteringen en van een verzorgingsstaat botsten met de mogelijkheden van een kapitalisme in crisis. Daar ligt de reden voor de overgang naar een neoliberale retoriek en bijhorend beleid van besparingen op de lonen, uitkeringen,… alsook van de opkomst van het financiekapitaal dat de winsten op peil moest houden op een ogenblik dat de traditionele industrie met een overproductiecrisis werd geconfronteerd.

    Terecht stelt Van Rossem vast dat het Amerikaanse neoliberalisme niet van start ging met president Reagan maar met diens Democratische voorganger Jimmy Carter. Die liberaliseerde de transportsector, waaronder het luchtverkeer (wat van belang bleek bij de belangrijke staking van de luchtverkeerleiders in 1981 onder Reagan), en begon met de deregulering van de financiële sector. Het beleid werd volledig gericht op de bestrijding van de inflatie, waarbij dit gepaard ging met aanvallen op de lonen en een daling van de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking terwijl er voor de rijksten belastingsverlagingen waren vanuit het foutieve idee dat dit tot meer investeringen zou leiden. De realiteit was anders: de 1% rijksten in de VS waren in 1974 goed voor een inkomen van 8% van het bbp, in 2007 was dat 18%. Tussen 2001 en 2006 ging van de totale groei van het gezinsinkomen 56% naar de rijkste 1%!

    In zijn boek brengt Van Rossem een kort beeld van de economische grondleggers van het neoliberalisme: Friedrich Hayek en Milton Friedman. Zij kregen respectievelijk de Nobelprijs voor economie in 1974 en 1976, “een duidelijk signaal dat de ideologische kentering was begonnen”. De economische crisis vereiste vanuit kapitalistisch oogpunt een koerswending en daarbij werd inderdaad gezocht naar theoretici van het nieuwe neoliberale model. Dit model ging gepaard met een opmars van de financiële sector die ook nieuwe instrumenten, “diverse exotische nieuwe beleggingsvormen”. Het neoliberale beleid kende in Thatcher en Reagan haar boegbeelden, maar pakweg Blair of Clinton waren even trouwe aanhangers van het ‘marktfundamentalisme’. Van Rossem stelt vast: “Tot veel meer dan marginale correcties waren zij niet in staat.”

    De opmars van de financiële sector die niets in de weg werd gelegd door de neoliberalen, leidde tot de creatie van enorme zeepbellen die ooit tot barsten moesten komen. Zo veranderde de hypotheekmarkt in de VS “in een wildwestscène” met dubieuze hypotheken en leningen. “Het was een roekeloos en gewetenloos circus geworden”, aldus Van Rossem. De zeepbellen moesten wel barsten en dat was de aanzet tot de huidige crisis.

    De auteur stelt vast dat het neoliberalisme niet meer was dan “de begeleidende ideologie van een boom-fase”. Maar zijn alternatief er op is beperkt: het West-Europese model van een sterke sociale zekerheid ofte het Rijnlandmodel. Van Rossem pleit voor elementen van sociale zekerheid in de VS (onder meer op vlak van gezondheidszorg) naast maatregelen als een belastingsverhoging voor de allerrijksten. Hiermee sluit hij aan bij wat gerenommeerde economen vandaag stellen, maar er moet meteen worden vastgesteld dat dit politiek wellicht niet haalbaar is en bovendien stelt de vraag zich of dergelijke maatregelen wel zouden volstaan om de systeemcrisis te stoppen. In tegenstelling tot wat Van Rossem denkt, is deze crisis er immers geen van het ‘marktfundamentalisme’ maar van het kapitalistische systeem op zich. Dat betekent dat oplapmiddeltjes niet zullen volstaan. Ofwel slagen de kapitalisten er in om hun systeem overeind te houden door de arbeiders en armen ervoor te laten opdraaien, ofwel zullen de arbeiders en armen een einde maken aan dit systeem. “Socialisme of barbarij”, dat is de keuze waar we voor staan.

  • Wat na Pukkelpop?

    Eventuele kritiek op de organisatie en de instanties verstomde al gauw, want los van enkele communicatieproblemen, maakten beelden van de storm al gauw duidelijk hoe extreem de situatie was. De intensiteit van het onweer was nooit gezien en trok een spoor van vernieling zonder precedenten.

    Marc (Gent)

    Maar wat nu? Hoewel de kans dat zo’n fenomeen opnieuw gebeurt bijzonder klein is, hebben we toch te maken met een nieuwe mogelijkheid op grote massafestivals: de natuurramp. Omdat het net een primeur is, kan Pukkelpop niet verweten worden onvoorbereid geweest te zijn, net zoals andere festivals die plaats vonden en plaats zullen vinden eveneens kwetsbaar zijn voor dit soort omstandigheden.

    Op Roskilde 2000 kwamen negen mensen om door gedrang voor het hoofdpodium tijdens een optreden van Pearl Jam. Het optreden werd stilgelegd toen mensen uitgleden in de modder, maar een gebrek aan veiligheidsgangen zorgde ervoor dat velen vertrappeld werden in de paniek. Een banaal, doch tragisch accident dat één iets zeer goed duidelijk maakte: dit kon overal gebeuren, want in 2000 had geen enkel groot festival voldoende veiligheidsgangen.

    ANDERS

    Het jaar nadien werden deze massaal ingevoerd en sinds dien moest nergens een dode betreurd worden als gevolg van gedrang. Toch liep het vorig jaar mis op een compleet andere schaal: Duisburg. Toen was de organisatie mank en bleek er sprake te zijn van nalatigheid, slechte planning en het laten primeren van commerciële belangen boven veiligheid. Duisburg was geen tragische les, maar onopzettelijke doodslag. Het luidde het einde in van het grootste gratis evenement ter wereld en schroefde de ambities terug van gelijkaardige festivals overal elders.

    De tragedie van Pukkelpop is in die optiek anders: de schaal van de ramp is ongezien. Er vielen weliswaar minder doden dan in eerdere rampen, maar er was sprake van een ‘total system faillure’ van infrastructuur op elke hoek van het terrein, waardoor het festival dan ook afgelast moest worden. Zelfs zonder het menselijke leed betekent zo’n scenario dus hoe dan ook het einde van een festival.

    Niet verrassend stelt Dourorganisator Carlo Di Antonio zich dan ook de vraag hoe een festival beter voorbereid kan worden tegenover dit soort omstandigheden. Er zal vergaderd worden en er komen ongetwijfeld ook onderzoeken naar verbetering van veiligheid in geval van noodweer. De vraag is echter of daarbij de juiste vragen gesteld worden. Anders gezegd: zal het gaan om symptoombestrijding of preventie?

    EXPANSIE

    Velen twijfelen of Pukkelpop nog een toekomst heeft. Dat is een pessimistische visie. Roskilde wist na de ramp in 2000 terug te veren en is nu het veiligste massafestival op aarde. Als vijfmalig bezoeker durf ik stellen dat Roskilde een zware storm aankan. Als zevenmalig bezoeker van Pukkelpop weet ik ook hoe het festival een commercieel gebeuren is geworden en een enorme expansie kende. In een decennium verdubbelde het aantal bezoekers.

    Dergelijke expansie kan overal teruggevonden worden in ons festivallandschap. Nergens onstaan en groeien festivals zo snel als in België. De industrie boomt hier al jaren, en Live Nation, sponsors, lokale politici en andere spelers pikken hun deel van de koek mee.

    Dat er veel festivals zijn is leuk, maar anderzijds is het doel, het concept van wat een festival is of moet zijn, compleet verschoven. En dat geldt nog niet zo sterk voor veel buitenlandse festivals die ooit een voorbeeld waren voor Pukkelpop, Dour of Werchter. Ondertussen worden deze festivals in veel gevallen ingehaald door hun Belgische evenknieën.

    TOEKOMST

    Spectaculaire groei en snelle commercialisering gaan normaliter gepaard met professionalisering, maar ook met groeipijnen. Dat een scenario als dat wat plaats vond op de noodlottige donderdagavond niet voorzien was, is deels ook daaraan te wijten. De snelle groei betekent immers ook dat het Amerikaanse spreekwoord ‘like drinking water from a firehose’ van toepassing is als het gaat om veiligheid, comfort, de plaats van de muziek, en ga zo maar door.

    Deze ramp kon -nogmaals- niet voorkomen worden, maar we kunnen wel nog voorkomen om de foute vragen te stellen nadien. Het gaat niet enkel om ‘sterkere festivaltenten’, ‘buienradars’ of ‘betere communicatie’. Het gaat ook om het in vraag stellen van hoe grote festivals vandaag hun invulling krijgen.

    Want natuurlijk is er een toekomst voor Pukkelpop! Het kan kleinschaliger en meer gedistingeerd zijn. Het kan op basis van een meer unieke profilering een internationaal evenement worden waar mensen vanop de hele aardbol op afkomen. Nog meer dan dit nu al het geval was.

    LANGETERMIJNVISIE

    Maar daarvoor zal het bepaalde zaken moeten opgeven. Het expansie- en winstprincipe, bijvoorbeeld. En dat geldt bij uitbreiding voor de andere grote festivals van bij ons. De juiste vragen die men zich nu kan stellen zijn: “Moeten we blijven uitbreiden, duurder worden, in aantal toenemen en elkaar kapot concurreren?” en “Kunnen we toegenomen veiligheid inplanten als het gevolg van een nieuwe benadering, in plaats van als het gevolg van een gebeurtenis?”

    Indien er onvoldoende in deze richting wordt gedacht -namelijk wat zijn festivals nu en wat moet hun doelstelling zijn- dan leert men niet uit fouten. Donderstormen als op Pukkelpop zullen dan wel zeldzaam blijven, nieuwe -misschien nog onbekende- gevaren en uitdagingen loeren altijd. Indien er geen temporisering komt in de ontwikkeling van festivals, indien er niet in een alternatieve richting gedacht wordt, blijft men groeien en groot worden zonder dat er echt nog tijd is om tijd te besteden aan het verbeteren van alle aspecten die eventuele rampen kunnen voorkomen.

    Want wie denkt dat Roskilde het veiligste festival ter wereld is geworden door die ene ramp, heeft het mis. Het kon enkel zo veilig worden omwille van een andere benadering, namelijk een festival gebaseerd op tienduizenden vrijwilligers dat in de afgelopen decennia vooral is verbeterd in plaats van enkel gegroeid.

    Zo’n benadering is niet enkel een zegen voor de veiligheid, maar ook voor het voortbestaan van een festival zélf.

    Zoiets heeft een naam: langetermijnvisie.

  • Recensie. Straf de armen

    De gevangenis en de staat krijgen terug hun oorspronkelijke functie toebedeeld: een weerspannige bevolking doen plooien naar de heersende economische en morele orde. Wacquant beschrijft in zijn boek “Straf de armen” hoe het neoliberalisme gepaard gaat met een criminalisering van de zwaarst getroffenen in de arbeidersklasse. De strijd tegen de criminaliteit wordt het scherm waarachter de nieuwe sociale kwestie wordt verhuld: de veralgemening van onzekere loonarbeid en de impact daarvan op de leefruimte en op de overlevingsstrategieën van het stadsproletariaat.

    Artikel door Benoit, eerder gepubliceerd op de site van LSP-Gent

    In 1975 telde de Verenigde Staten voor tienduizend “index-misdaden” 21 gevangenen; dertig jaar later is dat gestegen naar 125 per tienduizend misdaden. Het betekent dat het systeem zes maal zo bestraffend is geworden. Het liberale idee van een kleine staat is wat betreft de repressieve functie van de staat onder het neoliberalisme je reinste onzin gebleken.

    In het boek wordt onder andere een tweevoudige verschuiving beschreven. De klemtoon binnen het bureaucratische veld verschuift van een beschermende naar een bestraffende functie. De tweevoudige verschuiving, betreft enerzijds de afbraak van de maatschappelijke welzijnssector van de staat. Anderzijds de opbouw van zijn concurrent, zijn penale, bestraffende arm. Deze twee bewegingen zijn functioneel met elkaar verbonden.

    De oorsprong van welvaart en criminele rechtvaardigheid zijn daarenboven twee aspecten van het beleid ten aanzien van armen. Historisch ontstonden armenhulp en de strafgevangenis op gelijkaardige wijze. Beiden ontstonden in West-Europa om vagebonden te disciplineren in de overgang van het feodalisme naar het kapitalisme en hen de ethiek van de loonarbeid bij te brengen.

    De ommeslag in het strafrechtelijk beleid, aldus Wacquant, biedt een antwoord op de sociale onzekerheid die veroorzaakt werd door de fragmentarisering van de loonarbeid en het wegvallen van traditionele ethnoraciale hiërarchieën. In die context werd in de jaren ‘90 het recht op ‘welfare’ in de V.S. vervangen door de plicht tot ‘workfare’. Met workfare wordt gedoeld op de disciplinering van de arbeidskracht, die verplicht wordt akkoord te gaan met de slechtste arbeidscontracten aan de bodem van de arbeidsmarkt.

    In Europa is er een gelijkaardige evolutie, hoewel de ‘welvaartsstaat’ hier langer standhield en sommige welvaartsfuncties wel versterkt werden. Toch herkennen we de roep om disciplinering en de installering van uitermate slechte arbeidscontracten en condities. Het is de verdienste van het boek dat het een duidelijke link legt tussen de rest van de economie en de rol die staat speelt door te beantwoorden aan de noden van de burgerij.

    In België is het vanwege de sterkte van de arbeidersklasse, en de verankering van heel wat rechten, nog niet zo ver gekomen als in de VS. Toch is ook hier een gelijkaardige evolutie merkbaar. De werklozen dienen geactiveerd te worden en ook de nota van Di Rupo maakte gewag van een agressieve responsabilisering van langdurig werklozen.

    Jongeren worden vanwege alle slechte contracten en statuten geresponsabiliseerd. Indien je niet verantwoordelijk bent, lig je gegarandeerd buiten. Verder wordt ook in het sociaal werk steeds meer een repressieve functie beoogd. Straathoekwerkers worden vervangen door jeugdinspecteurs, die dan ook de mogelijkheid hebben om pv’s op te stellen.

    Voor mensen die kritisch zijn ten aanzien van de kapitalistische staat is dit boek een aanrader. De veiligheidsmolen is voor de misdaad wat pornografie is voor de liefde: een spiegel die de dingen grotesk vervormt. Delinquent gedrag wordt immers kunstmatig weggerukt uit het raamwerk van de sociale verhoudingen waarin het zijn oorsprong vindt en waarin het thuishoort. Men kijkt opzettelijk naast oorzaken en betekenis ervan. Uiteindelijk verandert het veiligheidsspektakel de strijd tegen de misdaad in een wervelend theater met een bureaucratie in de hoofdrol.

    Loïc Wacquant, Straf de armen. 400 pagina’s, 28,5 €. Uitgegeven door EPO

  • Hou de commerce weg van onze festivals!

    Artikel uit de zomereditie van ‘De Linkse Socialist’

    In 2005 kostte een ticket voor Rock Werchter 120 euro of 59 euro voor een dagticket. Dit jaar is dat al opgelopen tot 195 euro of 76 euro voor een dag. Daarnaast moet je nog de kosten voor eten en drinken tellen. Dat wordt er ook niet goedkoper op en bovendien is er een verbod om zelf iets mee te brengen om te eten, zelfs een flesje water mag niet. In 1995 kostte een ticket omgerekend 31 euro. Wat is er aan de hand?

    Muziekfestivals zijn nog nooit zo duur geweest. Tegelijk gaat de kwaliteit of de variatie van de muziek er niet bepaald op vooruit. Het doel is om zoveel mogelijk te consumeren en de agressieve reclamepropaganda te verwerken. De zomerfestivals moeten een moment van ontspanning vormen en geen bijkomende zorgen opleveren om de zakken van de multinationals te vullen. Gratis festivals (zoals Fiesta du Rock in Flemalle) zijn stilaan aan het verdwijnen.

    Tussen de 80 en de 90% van de pop-en rockevenementen in ons land hebben banden met de multinational Live Nation (de opvolger van Clear Channel, een bedrijf dat bekend werd met zijn steun aan Bush en de oorlog in Irak). Dit bedrijf streek begin deze eeuw in ons land neer. Nu controleert Live Nation onder meer Werchter, Pukkelpop, Francofolies, I love techno, ticketbedrijf Go for Music, verschillende optredens in het Sportpaleis in Antwerpen en in Vorst-Nationaal. Alle mogelijke concurrentie, zoals destijds Beach Rock, is van de kaart geveegd. Live Nation laat geen ruimte voor andere initiatieven.

    De grote aandeelhouders van Live Nation zijn de winnaars, maar wie verliest? In de eerste plaats de vele jongeren die wekenlang moeten werken om naar een paar festivals te kunnen gaan.

    Cultuur en muziek mogen geen koopwaar zijn, artiesten zijn geen beursgenoteerde waarden die meer winst moeten opleveren. Muziek en festivals zouden als doel moeten hebben dat jongeren (en uiteraard ook diegenen die nog jong van geest zijn) zich kunnen amuseren en genieten van hun favoriete muziek.

    Er zijn tal van organisatoren en artiesten die een alternatief proberen te bieden en hun talenten op een toegankelijke manier aan een publiek willen aanbieden. De gevolgen van de crisis laten zich voelen, cultuur en subsidies zijn een gemakkelijk doelwit. Voor nieuwe initiatieven is er al helemaal geen ruimte. Wat is dan het alternatief? Sponsors zoeken en reclame toelaten zodat enkele grote bedrijven het beeld van het evenement bepalen met vaak platte seksistische reclame (denk maar aan Coca Cola). Binnen het kader van dit kapitalistische systeem is het onmogelijk om een blijvende oplossing te vinden. Dit systeem maakt van alles handelswaar: muziek, het lichaam van mensen,…

    Wij zullen aanwezig zijn op verschillende festivals om er onze campagnes voor te stellen, maar ook om op te komen voor aangename, kwaliteitsvolle festivals die toegankelijk zijn voor iedereen en waar de artiesten en de festivalgangers op een respectvolle manier worden behandeld. Daartoe moeten we ons organiseren en ingaan tegen het systeem.

  • Kazachstan. Sting zegt concert af om stakende olie-arbeiders te steunen

    “Hongerstakingen, arbeiders in de gevangenis en tienduizenden stakers vormen een virtuele stakingspost waar ik niet langs wil”, stelde de Britse zanger Sting in een verklaring op het internet. Hij zegde een concert in Kazachstan af omwille van de aanhoudende acties van de olie-arbeiders in dat land.

    In het westen van Kazachstan zijn arbeiders begonnen aan hun tweede stakingsmaand. In een poging om de mediastilte te doorbreken en hun lot bekend te maken, trok een delegatie van stakers vorige week naar Moskou. Ze waren daartoe uitgenodigd door de Russische afdeling van het CWI. In Moskou waren er ontmoetingen met vakbondsmilitanten en journalisten.

    In juni berichtten wij reeds over onder meer de acties van de olie-arbeiders in Kazachstan en de bijhorende repressie tegen strijdbare vakbondsleiders (Lees hier ons artikel van 22 juni). We stuurden ook reeds protestberichten rond. Verder was er eind juni een poging om de mediastilte vanuit Moskou te doorbreken, het CWI betuigde daarbij haar solidariteit met de arbeiders. Hier kan je een Engelstalig artikel daaromtrent lezen.

    De campagne van de olie-arbeiders kreeg deze week opvallende steun vanwege de bekende Britse artiest Sting. Hij verklaarde niet in Kazachstan te willen optreden komende maandag. Dat optreden was in het kader van de verjaardag van president Nazarbajev. Ainur Kurmanov van de Socialist Movement Kazachstan verklaarde ook dat Sting een bijdrage heeft gestort aan het stakersfonds van de olie-arbeiders.

    “De olie- en gasarbeiders uit Kazachstan en hun gezinnen hebben onze steun en de internationale media-aandacht nodig”, verklaarde Sting. De overheden in Kazachstan stelden dat het concert niet zal doorgaan omwille van “technische redenen.”

    Meer hierover kan je lezen in volgende artikels:

    • Moscow News: Sting cancels Kazakh gig, donates to striking workers
    • New York Times (website): “Sting Cancels Concert in Kazakhstan After Crackdown on Strikers”

    Als je zelf ook wil protesteren, stuur dan een solidariteitsbericht naar solidar@socialismkz.info met kopie aan Robert.cwi@gmail.com en alex@socdeistvie.info. Stuur je bericht ook naar de ambassade van Kazachstan: kazakstan.embassy@linkline.be

  • Recensie. ‘De toekomst van het sociaal overleg’

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • The Miners’ Hymns
    • Seksisme bediscussieerd in Italiaanse documentaire ‘Il Corpo delle donne’
    • "Oorlog & zwijgen". Het zwijgen doorbreken om diegenen die willen vergeten de mond te snoeren!
    • “Moesson. De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten” door Robert D Kaplan
    • Film. ‘Inside Job’ brengt een beeld van de corrupte wereld van het financiekapitalisme
    • Film: “También la lluvia” (“Zelfs de regen”)
    • “Route Irish”, nieuwe film van Ken Loach
    • Een kritische blik op het nieuwe boek van Eric Hobsbawm, “How to change the World"
    • "Marx Reloaded": originele documentaire op ARTE
    • “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers
    • De eerste stappen van de Amerikaanse linkerzijde. “James P Cannon and the origins of the American revolutionary left, 1890-1928”
    • “Een reis door Pakistan. De lont aan de wereld”
    • “Uw sociale zekerheid in gevaar”
    • "Made in Dagenham." Vrolijke film over historische staking voor gelijke rechten
    • “It doesn’t have to be like this – women and the struggle for socialism” door Christine Thomas

    [/box]

    Het boek ‘De toekomst van het sociaal overleg’ is voortgekomen uit een studiedag georganiseerd door de faculteiten politieke wetenschappen en sociaal recht van de Gentse universiteit. Het resultaat is een nuttig boek dat soms onder de academische inslag gebukt gaat, maar tegelijk een aantal interessante bijdragen bevat. Een jaar voor de sociale verkiezingen en na een bewogen IPA-onderhandelingsronde is het goed om een breder beeld op het sociaal overleg te hebben.

    Recensie door Geert Cool

    Het boek is samengesteld door Carl Devos, Manu Mus en Patrick Humblet van de UGent. Het omvat bijdragen van verschillende auteurs in drie delen. Er wordt begonnen met algemene beschouwingen, vervolgens worden enkele specifieke punten besproken en tenslotte komen vertegenwoordigers van vakbonden en patroonsorganisaties aan bod. Een aantal bijdragen zijn minder to the point en eerder theoretische beschouwingen (onder meer over het Europese of het regionale niveau). Maar andere bijdragen zijn zeer de moeite: het historische overzicht van het federale overleg in België, de praktische “polaroid van het sociaal overleg (voor dummies)”, het hoofdstuk over de juridisering van het sociaal overleg en de bijdrage van ACV’er Chris Serroyen over de individualisering en flexibilisering.

    Het boek wil een beeld brengen van de wijze waarop aan conflictbeheer wordt gedaan op sociaal-economisch vlak. Er wordt terecht vastgesteld dat ons land gekenmerkt wordt door enkele traditionele scheidingslijnen: arbeid versus kapitaal, katholiek versus niet-katholiek en Nederlandstalig versus Franstalig. Het is niet omdat deze laatste breuklijn momenteel sterk naar voor wordt geschoven dat dit betekent dat de tegenstelling arbeid-kapitaal niet meer zou bestaan. Integendeel, alle peilingen naar wat kiezers belangrijk vinden brengen steeds opnieuw sociaal-economische thema’s naar voor. Het “sociaal-economische conflictbeheer” krijgt vorm in het sociaal overlegmodel dat vaak wordt geroemd maar dat ook een aantal problemen kent. Over de belangrijkste uitdaging voor de komende jaren, de gevolgen van de economische crisis die leiden tot een grotere tegenstelling en hardere confrontatie tussen arbeid en kapitaal, wordt niet ingegaan.

    Overleg en strijd

    Een interessant hoofdstuk is dat over de historiek van het federale sociaal overleg. Daaruit blijkt hoe strijdbewegingen organen van collectief overleg hebben afgedwongen, maar tegelijk hoe die organen werden gebruikt om strijd te stoppen of af te remmen. Er kwam een doorbraak na de Eerste Wereldoorlog op basis van de radicalisering binnen de arbeidersbeweging. Om die radicalisering binnen de perken te houden, kwamen er heel wat collectieve overeenkomsten waarbij onder meer een vorm van indexering van de lonen werd overeengekomen. De paritaire comités zagen het levenslicht na de stakingsacties van 1918, een nationaal overlegorgaan volgde na de algemene staking van 1936. De radicalisering na de Tweede Wereldoorlog werd opgevangen met het Sociaal Pact waarin elementen van sociale zekerheid verder werden uitgewerkt, maar waarbij ook ‘sociale vrede’ werd geëist.

    Auteur Dirk Luyten (SOMA/Ugent) wijst er terecht op dat het neoliberalisme het sociaal overleg onder druk heeft gezet: het patronaat stelt haar eisen en wil steeds verder gaan in de sociale afbraak. In de plaats van sociaal overleg om strijd af te remmen door middel van beperkte toegevingen, wordt het stilaan een instrument om de sociale afbraak een beetje af te remmen.

    Doorgaans wordt een onderscheid gemaakt tussen strijdsyndicalisme en overlegsyndicalisme. Uiteraard is de keuze niet eenduidig het ene en dus tegen het andere, op basis van strijd kan door middel van overleg tot toegevingen worden gekomen. De vraag is welk element doorweegt en waarop vertrouwen wordt gesteld. Vanuit de arbeidersbeweging kan dat enkel de eigen kracht zijn, de strijd van de arbeiders en hun gezinnen. De neoliberale vloedgolf van de afgelopen jaren heeft het karakter van het sociaal overleg veranderd, een groot deel van de vakbondsleiding is amper bestand tegen deze vloedgolf en stapt mee in de logica van sociale afbraak. Dat ondermijnt de positie van de vakbondsleiders die steeds meer worden gezien als deel van het establishment. Dit leidt tot nieuwe uitdagingen voor strijdbare syndicalisten die een aantal basistradities van syndicale strijd opnieuw moeten vestigen in een complexe context.

    Polaroid van het sociaal overleg

    Het hoofdstuk onder de titel “Een polaroid van het sociaal overleg (voor dummies)” door Guy Cox, Patrick Humblet en Marc Rigaux biedt een overzicht in vogelvlucht van de organen van het sociaal overleg: van de nationale arbeidsraad over de paritiaire comités tot de ondernemingsraad en het CPBW (Comité Preventie en Bescherming op het Werk) alsook de vakbondsafvaardiging. Dit hoofdstuk is vrij juridisch opgebouwd maar het blijft kernachtig en leesbaar voor wie al enige kennis ter zake heeft. En een goede voorbereiding voor wie wil deelnemen aan de sociale verkiezingen.

    Enkele interessante cijfers: bij de sociale verkiezingen van 2008 werden CPBW’s verkozen in 6500 bedrijven (of technische bedrijfseenheden) die samen goed zijn voor 1.113.000 werknemers en in 3.300 bedrijven werd een ondernemingsraad verkozen die 992.000 werknemers vertegenwoordigen. Het ACV haalde 53,4% van de stemmen (en 59,5% van de zetels), het ABVV 36,7% van de stemmen (34,3% van de zetels) en het ACLVB 9,8% (6,2% van de zetels).

    Op het einde van dit hoofdstuk pleiten de auteurs voor een hertekening van de sociale dialoog op bedrijfsniveau met een voorstel om Ondernemingsraad, Comité PBW en vakbondsafvaardiging te versmelten in één orgaan. Bovendien wordt ervoor gepleit om de zetelverdeling niet via sociale verkiezingen te doen maar op basis van het aantal aangeslotenen per organisatie. Hier zijn wij het niet mee eens. Het afschaffen van de verkiezing van afgevaardigden maakt het moeilijker voor strijdbare delegees om hun autoriteit op te bouwen en tot uiting te laten komen bij verkiezingen. Het vergroot de macht van de secretarissen die zouden bepalen wie delegee is en wie niet. De vakbondsafvaardiging is een apart orgaan en dat blijft ook best zo, zelfs indien verkozenen in de ondernemingsraad en het comité vaak ook in de afvaardiging zitten. De vakbondsafvaardiging staat los van de structuur van het bedrijf en is een orgaan om de vakbondswerking te bediscussiëren en te organiseren. Dat omvat meer dan enkel het werknemersstandpunt in de ondernemingsraad of het comité bepalen!

    Neen aan de inmenging van rechters in collectieve verhoudingen

    Het hoofdstuk ‘De juridisering van het sociaal overleg. Kan de klok nog worden teruggedraaid?’ door Patrick Humblet (Ugent) en André Leurs (ACV) brengt een interessant beeld van de opmars van gerechtelijke tussenkomsten in de collectieve arbeidsverhoudingen. Stakingsacties krijgen te maken met deurwaarders die op basis van eenzijdige verzoekschriften met dwangsommen afkomen.

    Dit kan niet enkel worden verklaard door de grote economische belangen of de grotere omvang van multinationale bedrijven en bijhorende structuren. Het kan ook niet enkel worden verklaard door de rol van de magistratuur, advocatuur en de media. Het is een uitdrukking van een hardere confrontatie tussen arbeid en kapitaal. Tenzij vanuit de arbeidersbeweging voldoende antwoord wordt geboden op iedere aanval vanuit het patronaat om via rechtbanken collectieve acties onmogelijk te maken of het stakingsrecht de facto te beperken, zullen de werkgevers uiteraard steeds verder proberen te gaan. Rond deze kwestie is een nationaal offensief vanuit de vakbonden noodzakelijk.

    Een slordigheid in het boek: er wordt verwezen naar de “staking” bij Inbev begin 2010 terwijl het eigenlijk technisch gezien niet om een stakingsactie ging. Er was een poortblokkade waardoor niet kon worden geproduceerd, maar het personeel was niet in staking.

    Neen aan het Duitse model van sociale dumping

    Het hoofdstuk “Knelt het sociaal overleg? Over individualisering en flexibilisering’ door Chris Serroyen (ACV) biedt een interessante analyse van wat stilaan algemeen bekend staat als het Duitse model van lage lonen, mini-jobs en bijhorende individualisering van de arbeidsverhoudingen. Dit laatste element gaat vrij ver in Duitsland: in 2005 waren 67% van de West-Duitse arbeiders door een cao gedekt tegenover 76% in 1998. In Oost-Duitsland nam dit af van 63% tot 53%. De syndicalisatiegraad nam evenzeer af: tot 21,2% in het westen en 17,8% in het oosten (in 1990 was dat nog 30,8% en 50,1%).

    De cijfers van wat het Duitse model betekenen inzake lage lonen en armoede blijven schokkend: tussen 2005 en 2009 nam het aantal personen met risico op armoede in Duitsland met 26,4% toe! In ons land ging het in dezelfde periode om een stijging met 1,2%. Vandaar dat sommige politici de achterstand tegenover Duitsland willen inlopen?

    Welke toekomst voor het sociaal overleg?

    Het boek wordt afgesloten met bijdragen van verschillende kopstukken van werkgevers- en werknemersorganisaties. Dat is interessant om vast te stellen hoe weinig ideologisch de bijdragen van de vakbondsleiders zijn. Er worden uiteraard sociale klemtonen gelegd en er wordt op een aantal terechte eisen gewezen. Maar hoe de vakbondsleiders denken te antwoorden op de wereldwijde crisis van het kapitalistische systeem en de bijhorende poging van de werkgevers om de meerderheid van de bevolking (de werkende klasse) te laten opdraaien voor die crisis, die vraag wordt niet beantwoord.

    Uit het historisch overzicht van het sociaal overleg bleek hoe periodes van intensieve strijd werden gevolgd door pogingen om strijd aan te banden te leggen door het overleg te institutionaliseren op verschillende niveau’s. Dat kan een tijdlang standhouden, maar het komt onder druk te staan als de tegenstelling tussen arbeid en kapitaal opnieuw scherper wordt. De toekomst van het sociaal overleg zal uiteindelijk bepaald worden en vorm krijgen op basis van de strijd die van onderuit wordt gevoerd.

    ‘De toekomst van het sociaal overleg’ door Carl Devos, Manu Mus en Patrick Humblet (red.). Academia Press. 2011. 164 pagina’s. 18 euro

  • Liberalisering van de televisie

    Artikel door Geert Cool uit de juni-editie van ‘De Linkse Socialist’

    De overname van VT4 en Vijf TV door het moederbedrijf van productiehuis Woestijnvis leidt tot een herschikking van het medialandschap. Een opvallende tendens van de afgelopen 20 jaar is de steile opmars van private productiehuizen die uit de openbare omroep voortkomen. Woestijnvis en Studio 100 zijn de bekendste voorbeelden.

    Private productiehuizen maken programma’s in opdracht van een televisiezender. Er wordt met contractueel personeel gewerkt met doorgaans slechtere arbeids- en loonsvoorwaarden, behalve voor de ‘sterren’ natuurlijk. Die verdienen goed hun boterham bij de productiehuizen.

    Ook bij de openbare omroep werd de afgelopen jaren steeds meer met private productiehuizen gewerkt om zo het eigen personeelsbestand af te bouwen. Als er vandaag machtige bedrijven als Woestijnvis en Studio 100 bestaan, dan is dat het resultaat van het liberaliseringsbeleid waarbij de openbare omroep afhankelijk werd van contracten met voormalige medewerkers die extern waren gaan werken. Terwijl managers bespaarden op het personeel van de VRT, gaven ze grote sommen overheidsgeld aan de productiehuizen. De afgelopen jaren kreeg Woestijnvis naar schatting een kwart miljard euro van de VRT. Zowat alle sterkhouders van Woestijnvis werkten voorheen voor de VRT.

    Terwijl de VRT 2.557 voltijdse tewerkgestelde equivalenten telt, waren er in de productiehuizen in 2006 ruim 1.100 mensen tewerkgesteld en daar is er een jaarlijkse groei met bijna 20%. De grote productiehuizen zien hun winsten stijgen, maar een tendens van de afgelopen jaren is dat productiehuizen meer programma’s moeten leveren voor minder geld. In de harde concurrentiestrijd wordt commercieel succes nagestreefd.

    Ook Woestijnvis is een privaat bedrijf waarin winst maken het centrale doel is. Met een jaarlijkse nettowinst van zowat 5 miljoen euro lijkt dat ook aardig te lukken. Bovendien zorgt de directie ervoor dat het op verschillende terreinen actief is. Het controleert een groot aantal wielerwedstrijden met als resultaat dat in de aanloop naar de ‘Ronde van Vlaanderen’ (eigendom van Woestijnvis) met een prestigieuze televisiereeks ‘De Ronde’ (door Woestijnvis gemaakt) werd uitgepakt met de nodige promotie hiervoor in Woestijnvis-blad Humo. Het doel daarbij was niet om het volkse element van het sportieve gebeuren te stimuleren, maar wel degelijk om de VIP’s meer te laten betalen tijdens de wielerwedstrijd.

    De commercialisering van alle media en de bijhorende ondermijning van de arbeids- en loonsvoorwaarden van het personeel hebben niets te maken met “creativiteit” en het aanbieden van kwaliteitsvolle programma’s maar alles met de winst. De liberalisering van de openbare omroep heeft mee geleid tot het ontstaan van machtige mediabedrijven rond figuren die in ons land stilaan een zelfde positie opbouwen als pakweg Berlusconi in Italië. Misschien een idee voor een succesvolle format op onze commerciële televisie: “Land zkt regering”?

  • Recensie. The Miners’ Hymns

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Seksisme bediscussieerd in Italiaanse documentaire ‘Il Corpo delle donne’
    • "Oorlog & zwijgen". Het zwijgen doorbreken om diegenen die willen vergeten de mond te snoeren!
    • “Moesson. De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten” door Robert D Kaplan
    • Film. ‘Inside Job’ brengt een beeld van de corrupte wereld van het financiekapitalisme
    • Film: “También la lluvia” (“Zelfs de regen”)
    • “Route Irish”, nieuwe film van Ken Loach
    • Een kritische blik op het nieuwe boek van Eric Hobsbawm, “How to change the World"
    • "Marx Reloaded": originele documentaire op ARTE
    • “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers
    • De eerste stappen van de Amerikaanse linkerzijde. “James P Cannon and the origins of the American revolutionary left, 1890-1928”
    • “Een reis door Pakistan. De lont aan de wereld”
    • “Uw sociale zekerheid in gevaar”
    • "Made in Dagenham." Vrolijke film over historische staking voor gelijke rechten
    • “It doesn’t have to be like this – women and the struggle for socialism” door Christine Thomas
    • David Rovics in concert in Hong Kong

    [/box]

    De arbeiders in de mijnen van het Verenigde Koninkrijk hebben de brandstoffen gedolven die een wereldrijk mogelijk maakten, maar ontvingen geen deel van deze rijkdommen. Het was een industrie, in gevaar gelijk aan de frontlinie, en waar meer levens gelaten werden dan in eender welke andere industrie. Toch waren zij de eersten om de andere segmenten van de arbeidersklasse bij te staan, en hadden zij de meest strijdbare vakbond die het eiland ooit gekend heeft.

    Recensie door Jente (Antwerpen). Meer over de mijnwerkersstaking van 1984, vind je hier.

    In 1984 keerde het establishment zich tegen de mijnwerkers, en ontstond er een bittere strijd tussen de arbeiders en heersende klasse. Na een jaar van strijd werden de arbeiders verslagen, waarna er ongeveer 250.000 banen verloren. Dat was een neoliberale dankbetuiging en beloning voor generaties van ontbering onder de grond.

    Toch blijft de mijnwerkerscultuur voortleven met initiatieven zoals het “Brass Durham International Festival”, een internationaal festival dat voortvloeit uit de mijnwerkerstradities waarbij elke gemeenschap zijn eigen brassband had (en eigen socialistisch vaandel). Het is voor dit festival dat filmmaker Bill Morrison een samenwerking aanging met Johann Johannsson om een film te maken over de mijnwerkersgeschiedenis in noord-oost Engeland, genaamd “The Miners’ Hymns”.

    We hadden het op deze site al eerder over Johann Johannsson naar aanleiding van zijn kritiek op de destructieve effecten van urbanisatie op mens en natuur. (Lees hier dit artikel). Het werk van Johannsson uit zich steeds meer op politieke wijze. Diegenen die recent het liveconcert van Johannsson hebben bijgewoond in de AB werden o.a. getrakteerd op een aantal composities van “The Miners’ Hymns” evenals een videoprojectie van de protestacties in Griekenland waarbij een pankarte met de woorden “Animal Farm” centraal in beeld stond.

    Het is de hoop van producer David Metcalfe dat deze film over de strijd van de mijnwerkers in 1984 voor de kijker een duidelijk verband zal leggen tussen de strijd toen en de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, Noord Afrika, en zelfs Winsconsin vandaag. Morrison en Metcalfe aarzelen niet om het verband te leggen tussen de strijd in 1984 van de mijnwerkers en de arbeidersklasse in zijn geheel; die neergeslagen werden door “The Iron Lady”, en het neoliberale tijdperk dat hieruit voortvloeide. Alsook de lessen die we moeten leren uit de ervaringen van toen in de strijd van vandaag, die onder andere recent een uitdrukking kende in de massale vakbondsbetoging te Londen. Metcalfe is zeer hoopvol en stelt in een recent interview dat we een ons in een nieuw stadium van klassenstrijd bevinden: “Ik denk dat we met de bankencrisis in 2008 het einde van een cyclus zien.”

    De titel van de film en soundtrack komen van een arbeiderslied dat opgedragen werd aan de slachtoffers van de mijnramp van Gresford in 1934, waarbij 266 arbeiders het leven lieten. Een ongeluk waarbij arbeiders zo jong als 12 jaar oud om het leven kwamen. Werkend in een hitte zo fel, dat men gaten boorde in klompen om het zweet er uit te kunnen laten. Gestorven omdat er bespaard werd op veiligheidsmaatregelen, ter bevordering van de winst. Een scenario dat zich recent herhaalde in de Golf van Mexico of Fukushima. Zeer toepasselijk koos Johannsson als titel voor één van zijn composities voor “The Cause of Labour is the Hope of The World.” Daar kunnen we het enkel mee eens zijn.

    Het is inderdaad de strijd van de arbeidersklasse voor het socialisme dat zulke rampen uit de wereld kan verhelpen. Mochten de arbeiders in Gresford succesvol geweest zijn in het afdwingen van betere werkomstandigheden, dan zou men in één instantie 266 vaders en zonen gered hebben. Zouden de 11 arbeiders die op de Deepwater Horizon het leven lieten een veiligere werkomgeving genoten hebben, dan was er nooit sprake geweest van de desastreuze ramp die vorig jaar plaats vond in de Golf van Mexico.

    Het beeldmateriaal dat Morrison gebruikt heeft voor deze film, werd uit oude archieven van alle tijden gehaald en samengevoegd met zelf gefilmde beelden van vandaag de dag. Veelal zwart-wit beelden dus, begeleid door muziek uitgevoerd in samenwerking met “The Pelton Fell Methodist Band”, een mijnwerkersband opgericht in 1877. Enkel de muziek wordt aan het woord gelaten, gecomponeerd door Johannsson die zijn eigen interpretatie van de typerende arbeidersmuziek brengt. Dat is een muziekstijl die hij eerst leerde kennen door zijn vader die actief was in een brassband die onder andere op één mei muziek maakte tijdens de acties. Nu is dat herwerkt in het minimalisme dat Johannsson typeert.

    “The Miners’ Hymns” brengt de geschiedenis in beeld van een belangrijk onderdeel van de arbeidersbeweging en de belangrijke mijnwerkersstaking van 1984-85, waarin ook de linkse socialisten rond het blad Militant erg actief waren. Deze mijnwerkersstaking ging in tegen het idee dat er geen alternatief mogelijk was, een idee dat door Margaret Thatcher naar voor werd gebracht. Samen met de nederlaag van de staking van de Amerikaanse luchtverkeerleiders in 1981, was het neerslaan van de Britse mijnwerkersstaking in 1984-85 een belangrijk keerpunt in het opleggen van een neoliberaal beleid.

    De verdediging van de mijnwerkers opnemen, betekent niet dat we alles op dergelijke energie willen zetten. Geen enkele arbeider zou bezwaar hebben gehad tegen de afbouw van vervuilende industrieën om groenere duurzame alternatieven op te bouwen. Maar deze optie werd niet aangeboden door de heersende klasse. Vandaag wordt er voor de energiebehoeften op grote diepten naar olie geboord of wordt op kernenergie gerekend, waarbij energie in handen is van bedrijven die winst willen maken en daartoe besparen op veiligheid. Wij moeten daar tegen blijven vechten en een alternatief naar voren brengen door te strijden voor socialisme, net zoals tal van mijnwerkersgemeenschappen dit doorheen de geschiedenis hebben gedaan.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop