Category: Recensies/Cultuur

  • Het zwijgen doorbreken om diegenen die willen vergeten de mond te snoeren!

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • “Moesson. De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten” door Robert D Kaplan
    • Film. ‘Inside Job’ brengt een beeld van de corrupte wereld van het financiekapitalisme
    • Film: “También la lluvia” (“Zelfs de regen”)
    • “Route Irish”, nieuwe film van Ken Loach
    • Een kritische blik op het nieuwe boek van Eric Hobsbawm, “How to change the World"
    • "Marx Reloaded": originele documentaire op ARTE
    • “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers
    • De eerste stappen van de Amerikaanse linkerzijde. “James P Cannon and the origins of the American revolutionary left, 1890-1928”
    • “Een reis door Pakistan. De lont aan de wereld”
    • “Uw sociale zekerheid in gevaar”
    • "Made in Dagenham." Vrolijke film over historische staking voor gelijke rechten
    • “It doesn’t have to be like this – women and the struggle for socialism” door Christine Thomas
    • David Rovics in concert in Hong Kong
    • 61ste Berlinale: hoe actueel is Bergman?
    • "Als een miljard Chinezen springen". Nieuw boek over ecologische ramp in China

    [/box]

    De Limburgse auteur Roger Rutten bracht met ‘Oorlog & Zwijgen. Kinderen van verzetsmensen vertellen’ een vervolg op zijn twee eerdere uitstekende boeken over dit thema. Rutten brengt het verhaal van de verzetsstrijders en hun kinderen. Dit boek komt net op tijd, op een ogenblik dat de laatste verzetsstrijders stilaan buiten strijd geraken en op een ogenblik dat sommigen er openlijk voor pleiten om alles te vergeten.

    Volgens Rutten hebben veel verzetsstrijders jarenlang gezwegen over wat ze meemaakten omdat deze ervaringen te traumatisch waren of om hun nakomelingen niet te moeten confronteren met deze zwarte bladzijden. Maar Rutten heeft gelijk als hij een oproep doet aan die verzetsstrijders die nog leven om hun verhaal wel te doen.

    Om de verschrikkingen van Wereldoorlog Twee nooit te laten vervagen en om de heldhaftige inzet van de verzetsstrijders naar waarde te kunnen schatten, is het van groot belang dat ze hun verhaal doen. Het boek van Rutten toont hoe tientallen gewone werkenden en hun gezinnen de strijd aangingen tegen het nazisme.

    Dit boek is een logisch vervolg op ’ Wit & zwart. Verzet en collaboratie in een Vlaams dorp’ en ‘Van Genk tot Mauthausen. Opmerkelijk verzet en collaboratie in Vlaanderen’. Bij het opzoekingswerk voor die boeken kwam de auteur in contact met heel wat nabestaanden en kinderen van verzetsstrijders. Bovendien zorgden de nieuwe boeken over het verzet in Limburg voor een hernieuwde discussie.

    Een discussie over het oorlogsverleden is belangrijk om een zicht te hebben op de strijd van de verzetshelden en om er zeker van te zijn dat we nooit zullen vergeten wat de nazi’s en hun collaborateurs hebben aangericht. Het boek van Rutten brengt tientallen getuigenissen met een rode draad: de enorme solidariteit onder gewone arbeiders en hun gezinnen. Het gaat om herkenbare mensen in een herkenbare omgeving en met een herkenbare inzet en solidariteit. Dat is een belangrijk argument tegenover diegenen die vandaag doen alsof het verzet bestond uit een zootje ongeregeld terwijl de collaborateurs die na de oorlog werden vervolgd de echte slachtoffers zouden zijn.

    Diegenen die er vandaag voor pleiten om te vergeten en te vergeven, gaan er aan voorbij dat de nabestaanden van slachtoffers en/of verzetsstrijders niet de luxe hebben om zomaar te vergeten. Het is pas de laatste jaren dat sommige van deze verzetsstrijders hun verhaal durven doen, jarenlang hebben ze stilzwijgend met hun trauma’s geleefd omdat ze hun omgeving er niet ‘lastig’ mee wilden vallen of om de ‘vrede’ te bewaren. Hopelijk vormt het boek van Rutten ook voor anderen een aanzet om het oorlogsverhaal publiek te brengen.

    ‘Oorlog & zwijgen’ brengt ook een concreet voorstel. Er wordt een oproep gedaan om een monument voor het verzet op te richten en straten naar verzetsstrijders te noemen. “Zolang er geen gerechtigheid geschiedt aan de vele getraumatiseerde (nabestaanden van) verzetsstrijders, kan dat dossier niet afgesloten worden.” Zwijgen is geen optie, zoniet overheerst de stem van diegenen die nog steeds naar de collaboratie verwijzen. Roger Rutten heeft met dit boek een stem en een gezicht gegeven aan de vele gewone mensen die zich actief hebben verzet tegen het fascisme.

  • Recensie. “Moesson. De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten” door Robert D Kaplan

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Film. ‘Inside Job’ brengt een beeld van de corrupte wereld van het financiekapitalisme
    • Film: “También la lluvia” (“Zelfs de regen”)
    • “Route Irish”, nieuwe film van Ken Loach
    • Een kritische blik op het nieuwe boek van Eric Hobsbawm, “How to change the World"
    • "Marx Reloaded": originele documentaire op ARTE
    • “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers
    • De eerste stappen van de Amerikaanse linkerzijde. “James P Cannon and the origins of the American revolutionary left, 1890-1928”
    • “Een reis door Pakistan. De lont aan de wereld”
    • “Uw sociale zekerheid in gevaar”
    • "Made in Dagenham." Vrolijke film over historische staking voor gelijke rechten
    • “It doesn’t have to be like this – women and the struggle for socialism” door Christine Thomas
    • David Rovics in concert in Hong Kong
    • 61ste Berlinale: hoe actueel is Bergman?
    • "Als een miljard Chinezen springen". Nieuw boek over ecologische ramp in China
    • “De eeuwige terugkeer van het fascisme”. Rob Riemen brengt enkel vaak weerkerende clichés

    [/box]

    De Amerikaanse journalist Robert D Kaplan doet in zijn boek “Moesson” een poging om de geopolitieke verschuivingen in het gebied rond de Indische Oceaan te kaderen. Daarbij is er uitgebreid aandacht voor de positie van regionale grootmachten zoals India en China. Het boek is soms lichtvoetig met informatie over de reizen die de auteur naar het gebied maakte om van daaruit aan dit boek te werken. De informatie is doorgaans interessant maar Robert D Kaplan schrijft als raadgever aan het VS-imperialisme.

    Geert Cool

    Robert D Kaplan heeft dit boek niet geschreven vanuit een anti-imperialistisch standpunt, maar eerder vanuit zijn positie als raadgever voor het buitenlandse beleid van de VS. Zijn centrale stelling is dat het gebied rond de Indische Oceaan de komende decennia een sleutelrol zal spelen op geopolitiek vlak waarbij China en India zich aan het herpositioneren zijn en mogelijk conflicten zullen kennen. De auteur raadt de VS-heersers aan om op een genuanceerde wijze om te gaan met de opmars van China en India, alsook met de mogelijke rivaliteiten in de regio.

    Dit boek dateert van 2010 maar verscheen nu pas in het Nederlands. Hierdoor ontbreekt een analyse van de revoltes die onder meer op het Arabische schiereiland plaatsvinden. Nochtans waarschuwt Robert D Kaplan hier reeds voor in zijn stuk over Oman, ook al doet hij moeite om het autoritaire regime in dat land de hemel in te prijzen. Het centrale uitgangspunt van het boek is dat de machtsevenwichten verschuiven naar de machten in het oosten, waarbij de VS geen moraliserende houding moet innemen op het vlak van democratische rechten. Ook autoritaire regimes kunnen efficiënt zijn, lijkt de boodschap van Robert D Kaplan te zijn.

    Die steun aan autoritaire regimes verdedigt hij als volgt: “Amerikanen hebben over het algemeen een te legalistische opvatting van democratie. (…) In andere delen van de wereld, en in het bijzonder in het Midden-Oosten, wordt bij democratie gedacht aan het informele overleg tussen vorst en ingezetenen. Waar zouden de VS in deze regio zijn zonder figuren als de koningen van Oman, Jordanië en Marokko, om nog maar te zwijgen van andere ondemocratische machthebbers die niettemin antiwesterse extremisten bestrijden? (…) Oman laat zien dat ook iets wat de Amerikanen als slecht beschouwen – de absolute monarchie – iets goed kan opleveren.” Het standpunt van Robert D Kaplan is dat van het VS-imperialisme en het verklaart ook waarom dat imperialisme het na jaren van campagnes rond ordewoorden als “strijd tegen terrorisme” en “oorlog voor democratie” plots een probleem heeft met revolutionaire opstanden tegen dictators die bondgenoten van de VS zijn. Dat is onder meer het geval in Oman en Jordanië.

    Er zijn historische banden tussen de Arabische wereld, westelijk Azië en zuid-oost Azië. Die banden staan centraal in dit boek en een belangrijk historisch element in deze banden was de moesson. Door de jaarlijkse moessonwinden en regens was het mogelijk om snel te reizen en handelsbanden te ontwikkelen over de Indische oceaan. De handel in specerijen en de kolonisatie speelden een belangrijke rol in de regio en zorgden voor een aantal kruisbestuivingen in verschillende landen. Dit bestaat vandaag nog steeds, zo werken veel Indiërs en Pakistanen in de Arabische landen en staatjes. Er wordt vanuit onder meer Dubai nog steeds een grote rol gespeeld in investeringen langs de Indische westkust. De historische banden kunnen ook in het geval van de verspreiding van de revolte in het Midden-Oosten een rol spelen, de regimes in India en China zijn alvast doodsbang van dergelijke bewegingen in eigen land.

    Volgens Robert D Kaplan probeert China een grotere regionale impact en controle op handelsroutes en energiebevoorrading te krijgen door een aantal havens te ontwikkelen, onder meer in Gwadar (in Pakistaans Beloetsjistan) en Hambantota (in Sri Lanka). Ook wil China de straat van Malaka ontlasten door een project voor een kanaal doorheen Thailand. Doorheen een groeiende betrokkenheid in Birma, ondanks het repressieve regime dat daar aan de macht is, zoekt China ook via die weg toegang tot de Golf van Bengalen. Het Chinese regime ontwikkelt deze regionale positionering niet door zich op te dringen of op basis van militaire veroveringen. Zo wordt de ontwikkeling van de haven in Gwadar aan het havenbedrijf van Singapore overgelaten. Robert D Kaplan heeft bewondering voor deze Chinese methode die hij interessanter vindt dan het brute militaire geweld in bijvoorbeeld Irak. De economische opmars van India en de strategische ligging van dit land (ook door de controle op eilandengroepen waarmee het de Golf van Bengalen en de Indische Oceaan bijna kan afsluiten) vormen een andere belangrijke regionale factor.

    Om deze algemene analyse verder in te vullen trok Robert D Kaplan naar een aantal sleutellanden in de regio om daar met eigen ogen de veranderingen te zien plaatsvinden. Dat biedt soms interessante vaststellingen, zo raakt de auteur na heel wat moeilijkheden in Gwadar om daar vast te stellen dat dit een achtergebleven vissersdorpje is waar de tijd al decennia en misschien zelfs eeuwen is blijven stilstaan maar waar tegelijk voorbereidingen worden getroffen om er een nieuw Dubai neer te planten.

    Het boek bevat een interessant hoofdstuk over het bezoek van de auteur aan de Indische deelstaat Gujarat waar hij met de controversiële deelstaatpremier Modi (BJP) ging praten over de sterke economische ontwikkeling in deze deelstaat maar ook over het door de BJP-regering van Modi getolereerde en wellicht mee georganiseerde geweld tegen moslims in 2002 waarbij duizenden doden vielen. Als mensenrechtenactivisten Modi en de knokploegen van de RSS “fascistisch” noemen, wil Robert D Kaplan niet zo ver gaan. Maar even verder in het boek aarzelt hij niet om de Tamil Tijgers in Sri Lanka zonder enige argumentatie fascistisch te noemen en de militaire overwinning van het Sri Lankese regime (dankzij de steun van China en India) als positief te omschrijven. Hij schrijft: “De zege is uiteraard beslist iets om te vieren. Prabakharan [de voorman van de Tamil Tijgers] heeft Sri Lanka 26 jaar lang veel meer ellende bezorgd dan Osama bin Laden de Verenigde Staten.” Het dictatoriale regime van Rajapakse in Sri Lanka of het semi-dictatoriale en autoritaire regime van Modi in Gujarat kunnen op veel krediet rekenen bij Robert D Kaplan. De positie van de gewone werkenden en arme boeren is geen onderdeel van de analyses van Kaplan.

    Het noord-oosten van India, Bangladesh en Birma vormt een knelpunt in de verhoudingen tussen de opkomende machten India en China. De Chinezen aarzelen niet om in Birma te investeren en vanuit delen van Bangladesh wordt gehoopt op een grotere band met China. Er wordt gefluisterd dat China steun biedt aan rebellenbewegingen in het noord-oosten van India, onder meer in Manipur waar de bevolking zich nooit echt als onderdeel van India heeft beschouwd. Dit vormt een bedreiging voor de stabiliteit in de regio. Maar de stabiliteit wordt ook door andere factoren bedreigd, onder meer de ecologische ramp die zich in Bangladesh ontwikkelt door de stijgende zeespiegel en de klimaatveranderingen die ook een impact hebben op de Moesson.

    Dit boek biedt doorheen de verschillende hoofdstukken interessante beschouwingen en informatie. Maar alles moet met een korrel zout worden genomen omwille van het uitgesproken pro-imperialistische standpunt ook al dompelt de auteur dat standpunt onder in een schijnbare tolerantie en oproep tot het respecteren van de verscheidenheid. De economische groei van China en India zorgt effectief voor een herpositionering van de geopolitieke verhoudingen en daar spelen ook havens, militaire bases en invloedssferen een belangrijke rol in. Maar wat de auteur niet in aanmerking neemt, is een einde van de economische groei in China en India. Wat is de impact van de wereldwijde economische crisis op deze groeilanden en wat zullen daar de geopolitieke gevolgen van zijn?

    “Moesson” is nuttig om een vollediger beeld op de regio te krijgen. Het feit dat dit wordt aangevuld met historische referenties en anekdotes van de reizen van de auteur in de regio, maken het geheel vlot leesbaar. De raadgevingen van dit lid van het Amerikaanse Defense Policy Board (een adviescomité van het ministerie van defensie in de VS) bieden een blik op hoe er vanuit het establishment over geopolitieke strategie wordt nagedacht. Laat ons deze kennis en informatie aanwenden om de strijd tegen het imperialisme en voor de werkenden en armen doorheen de hele regio rond de Indische Oceaan en wereldwijd te versterken.

    "Moesson. De Indische Oceaan en de toekomstige wereldmachten" door Robert D Kaplan (2010, Nederlandse vertaling: 2011). Uitgeverij Het Spectrum. 415 pagina’s. 24,99 euro.

  • Homens da Luta zorgt voor opschudding op Eurosong

    Het is niet van onze gewoonte om iets te schrijven over het Eurosongfestival. Dit jaar is er echter een opvallende inzending uit Portugal. "Homens da Luta" – De mannen van de strijd – brengen een nummer dat de draak steekt met het festival, en tegelijkertijd op een lichte wijze een politieke boodschap brengt. Een uitdrukking van het groeiende ongenoegen tegenover het besparingsbeleid en het establishment in het algemeen.

    Artikel door Jonas Van Vossole

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    De strijd is een feest

    (Vertaling van a luta é Alegria)

    Soms ben je depressief

    Soms ben je wantrouwig

    Soms ben je verontwaardigd

    Soms ben je wanhopig

    Of het nu nacht is of dag,

    de strijd is een feest

    Het volk gaat er slechts op vooruit,

    wanneer ze schreeuwen op straat

    Weinig zin heeft het om de riem steeds te laten spannen

    Weinig zin heeft het om te zeuren

    Weinig zin heeft het om zwaarmoedig te zijn

    Weinig zin heeft het om woest te zijn

    Of het nu nacht is of dag,

    de strijd is een feest

    Het volk gaat er slechts op vooruit,

    wanneer ze schreeuwen op straat

    En breng het brood, de kaas en de wijn

    En laat de ouderen en jongeren komen

    Kom feesten, we zullen zingen tegen de reactie

    Kom feesten, we zullen zingen tegen de reactie

    Er zijn er veel die zeggen van op te passen

    Er zijn er veel die zouden willen laten zwijgen

    Er zijn er velen die je doen wantrouwen

    Er zijn er veel die lucht verkopen

    Of het nu nacht is of dag,

    de strijd is een feest

    Het volk gaat er slechts op vooruit,

    wanneer ze schreeuwen op straat

    En breng het brood, de kaas en de wijn

    En laat de ouderen en jongeren komen

    Kom feesten, we zullen zingen tegen de reactie

    Kom feesten, we zullen zingen tegen de reactie

    De strijd gaat door…
    [/box]

    Homens da luta, Portugees voor "Mannen van de strijd", is een muzikaal project van twee Portugese stand-up comedians, Vasco en Nuno Duarte. Op een ludieke manier proberen zij via hun grappen en muziekteksten een gezicht te geven aan de tradities van de Portugese arbeidersbeweging en de klassenstrijd in het land. Niet toevallig is de titel van het nummer waarmee ze aan het songfestival deelnemen "A luta é alegria"of ‘de strijd is een feest’. De "socialistische village people", zo werd de Portugese inzending al eens omschreven.

    Hoewel de kledij van de groep vooral zinspeelt op de tradities van de Anjerrevolutie in april 1974, is het thema van de inzending vandaag bijzonder actueel. Portugal werd na de financiële crisis immers slachtoffer van speculatie op de internationale markten en het land werd daardoor geconfronteerd met massale besparingen. Sinds kort werd het land bovendien onder curatele van het IMF geplaatst.

    De politieke boodschap die de Homens da Luta brengen werd niet bepaald geapprecieerd door de politieke elite in het land. Vorig jaar deden de broers ook al mee aan de preselecties van Eurosong. Toen was dat met het nummer "Luta assim nao dá". De vertaling van refrein luidde toen:"Het zwijgend volk zal altijd misleid worden, daarom komt het volk op straat". Ondanks de populariteit van het nummer, werd het door de autoriteiten gediskwalificeerd wegens "te politiek".

    Ook vandaag was er uit allerhande hoeken misprijzen voor de groep, die de preselecties van de Portugese Eurosong won. Haar socialistische imago zou zogezegd wel eens een ‘slecht beeld’ kunnen geven van Portugal naar de buitenwereld. Daarnaast namen de Homens da Luta ook alle traditionele politici op de korrel. Zo maakten ze hun eigen interpretatie van het traditionele afscheidslied van de studenten over de universiteitsstad Coimbra. Daarbij vervingen ze de naam van de stad door die van de ontslagnemende premier van Portugal. De tekst werd daarmee: "José Socrates, lijkt op zijn mooiste, op het moment van het afscheid…", een regelrechte hit! De afgelopen weken werd bovendien ook een gelijkaardige versie over het IMF gebruikt.

    Ook de naar alle waarschijnlijkheid toekomstige premier Passos Coelho, van de liberaal-conservatieve PSD, kon al op een eigen satirisch lied rekenen. Naast hun optredens zijn de "Homens da Luta" ook regelmatig terug te vinden op acties en betogingen. Zo animeerden ze op 25 april nog betogingen ter ere van de april-revolutie, die in het teken stonden van het verzet tegen het IMF.

    Voor hun muziekstijl, laten de stand-up-comedians zich onder andere inspireren door de traditionele Portugese muziekstijlen, fado en rancho. Wat teksten betreft, zijn er dikwijls verwijzingen naar de legendarische Portugese protestzanger Zeca Afonso. Dit gaat samen met een kledingsstijl en taalgebruik die overdreven "ouvrieristisch" en "traditioneel revolutionair" zijn, wat op zich wel grappig is. Het oeuvre van de broers, tot nu toe, is een combinatie van zelfrelativering, satire en een politieke boodschap. Hoewel de inzending voor Eurosong één van hun muzikaal mindere nummers is, wordt het voor socialisten alvast een moment om naar uit te kijken als u toevallig naar het Eurosongfestival zou kijken natuurlijk.

    > Facebookgroep "WE VOTE FOR PORTUGAL"

  • Film: “También la lluvia” (“Zelfs de regen”)

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • “Route Irish”, nieuwe film van Ken Loach
    • Een kritische blik op het nieuwe boek van Eric Hobsbawm, “How to change the World"
    • "Marx Reloaded": originele documentaire op ARTE
    • “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers
    • De eerste stappen van de Amerikaanse linkerzijde. “James P Cannon and the origins of the American revolutionary left, 1890-1928”
    • “Een reis door Pakistan. De lont aan de wereld”
    • “Uw sociale zekerheid in gevaar”
    • "Made in Dagenham." Vrolijke film over historische staking voor gelijke rechten
    • “It doesn’t have to be like this – women and the struggle for socialism” door Christine Thomas
    • David Rovics in concert in Hong Kong
    • 61ste Berlinale: hoe actueel is Bergman?
    • "Als een miljard Chinezen springen". Nieuw boek over ecologische ramp in China
    • “De eeuwige terugkeer van het fascisme”. Rob Riemen brengt enkel vaak weerkerende clichés
    • “Het grote ontwerp”. Stephen Hawking en Leonard Mlodinow over het universum

    [/box]

    Het scenario voor deze film is van de hand van de vaste scenarist van Ken Loach, Paul Laverty. De film brengt het verhaal van Sebastian, een gedreven filmmaker, en Costa, zijn producent, die naar Bolivia trekken om er een film te draaien over Columbus. Het doel van de film is om aan te tonen dat de ‘ontdekking’ van Amerika door Columbus heeft geleid tot massale bloedbaden en het invoeren van slavernij, plunderingen en allerhande misdaden.

    Door Nicolas P (Brussel)

    Als Sebastian figuranten selecteert, valt hem de jonge Indiaan Daniel op. Die wordt onmiddellijk aangeworven om de rol van Hatuey te spelen, een Indiaanse leider die het verzet tegen de kolonisatie van de “nieuwe wereld” organiseert.

    De filmploeg botst al snel op de realiteit van de actuele politiek. De Boliviaanse regering (op dat ogenblik met harde hand geleid door Gonzalo Sánchez de Lozada) beslist om het water te privatiseren en te verkopen aan de multinational Bechtel. Dat betekent dat de bevolking honderden dollars per jaar moeten betalen om toegang te hebben tot water.

    Het verzet organiseert zich en Daniel wordt de leider van het volksprotest. Er is een harde repressie tegen de betogers, Daniel raakt meermaals in de gevangenis. De betogers besluiten om Cochabamba, de derde grootste stad van het land, te blokkeren. Tientallen, wellicht zelfs honderden, betogers worden vermoord door de regering. In de stad lijkt er een burgeroorlog plaats te vinden.

    Sebastian en de producent kunnen de film onmogelijk voortzetten. Ze willen enerzijds hun film over de wreedheden van de kolonisatie maken, maar worden anderzijds meegetrokken in de lokale revolte van de Boliviaanse arbeiders.

    Na enkele weken van intense strijd (tussen januari en april 2000) in wat de “wateroorlog” zou worden genoemd, moest de regering uiteindelijk inbinden. Aangezien dit op historische feiten is gebaseerd, kunnen we dat resultaat hier gerust al vermelden.

    De film is interessant om een beter beeld te hebben op het verleden van Bolivia maar tegelijk ook op de actuele strijd van de arbeiders en armen. Dit is een erg goede film, zeker een aanrader. Het is een gedreven film met sterke acteurs en, wat misschien nog het belangrijkste is, deze film zet aan tot verzet!

  • “Route Irish”, nieuwe film van Ken Loach

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • "Marx Reloaded": originele documentaire op ARTE
    • “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers
    • De eerste stappen van de Amerikaanse linkerzijde. “James P Cannon and the origins of the American revolutionary left, 1890-1928”
    • “Een reis door Pakistan. De lont aan de wereld”
    • “Uw sociale zekerheid in gevaar”
    • "Made in Dagenham." Vrolijke film over historische staking voor gelijke rechten
    • “It doesn’t have to be like this – women and the struggle for socialism” door Christine Thomas
    • David Rovics in concert in Hong Kong
    • 61ste Berlinale: hoe actueel is Bergman?
    • "Als een miljard Chinezen springen". Nieuw boek over ecologische ramp in China
    • “De eeuwige terugkeer van het fascisme”. Rob Riemen brengt enkel vaak weerkerende clichés
    • “Het grote ontwerp”. Stephen Hawking en Leonard Mlodinow over het universum
    • “De opstandige en revolutionaire algemene staking van de winter van ‘60-‘61” door Gustave Dache
    • Film: "Illégal". Een harde aanklacht, maar wat daarna?
    • Het verhaal van Max De Vries, partizaan voor het leven

    [/box]

    De bekende Britse filmmaker Ken Loach raakt in zijn nieuwe film eens te meer een gevoelig politiek thema aan. Hij heeft het over de oorlog in Irak en meer bepaald over de privatisering van het oorlogsvoeren waarbij “contractuelen”, eigenlijk private huurlingen, worden ingezet. Vorig jaar waren in Irak al evenveel huurlingen als soldaten. Het aantal onbestrafte misdrijven door huurlingen neemt sterk toe.

    Nicolas Croes

    De ontwikkeling van private legers neemt vandaag gigantische proporties aan. Het grootste dergelijke bedrijf, Xe Services (het vroegere Blackwater), stelt jaarlijks meer dan 30.000 agenten en soldaten tewerk en beschikt over een armada van geblindeerde wagens, gevechtshelikopters,… In Afghanistan zijn er momenteel meer huurlingen dan gewone soldaten (130.000 tegenover 120.000). De voordelen voor de regeringen zijn talrijk: door de oorlog te privatiseren, wordt ze weg gehouden van het publieke toneel en is er geen verantwoording verschuldigd.

    Zowel in Irak als in Afghanistan genieten deze huurlingen een immuniteit. Ze kunnen zo goed als ongestraft optreden en aarzelen daarbij niet om deel te nemen aan bloedige incidenten. “Route Irish” herinnert eraan dat de Voorlopige Autoriteit onder de Coalitie tussen 2003 en 2009 met haar Ordonnantie 17 immuniteit verleende aan alle buitenlandse agenten in het land. De scenarist van de film van Ken Loach, Paul Laverty, verklaarde in een interview: “Niemand is geïnteresseerd in het aantal burgerdoden en gewonden in Irak als gevolg van het optreden van private contractuelen, maar er is heel wat bewijsmateriaal dat aangeeft dat er veel misbruik is. Het bloedbad waarbij 17 burgers in het centrum van Bagdad werden omgebracht door agenten van Blackwater is het meest bekende incident, maar over andere incidenten werd gewoon niet bericht.”

    Dit thema komt in de film aan bod met het verhaal van een voormalige huurling wiens beste vriend in Irak is omgekomen terwijl hij in dienst van een privaat bedrijf was. Doorheen de film wordt de achtergrond van dit systeem van huurlingen aangeraakt, naar onze mening gebeurt dit nogal zwak. Er wordt aangegeven dat de huurlingen aangetrokken werden door het oorlogsgeld, en dat als uitweg voor een toekomst van onzekere en slecht betaalde baantjes. We zien de benarde situatie van soldaten die terugkeren uit de oorlog en natuurlijk ook de verschrikkingen in Irak. Maar de oorlog op zich wordt niet veroordeeld in de film, er wordt enkel op misbruiken ingegaan. De erg persoonlijke invalshoek zorgt voor een soms melancholische sfeer die zelfs enige gelijkenissen vertoont met eerder reactionaire Hollywoodfilms rond het thema van de goede soldaat die iets werd voorgelogen. Het wordt er niet beter op als het element van wraak centraler komt te staan in de vorm van een persoonlijke wraak met moord, ook al is het een moord ‘voor het goede doel’.

    Deze film is wat ontgoochelend, zeker omdat we van Ken Loach wel iets gewoon zijn. Hij heeft al meermaals erg moeilijke en zware thema’s op een subtiele wijze aan bod laten komen in zijn films. Zo viel hij met zijn film ‘The Wind that Shakes the Barley’ over de Ierse onafhankelijkheidsstrijd niet in de val van het nationalisme. Nu komt hij met een relatief zwak verhaal niet verder dan een melodramatische thriller zonder veel meer. Anderzijds blijft er wel het feit dat met deze film de aandacht wordt gevestigd op een aspect van het moderne imperialisme dat anders weinig wordt belicht. Alleen spijtig dat we daar meer over vernemen in de interviews dan in de film zelf.

  • “Marx Reloaded”: originele documentaire op ARTE

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    CULTUUR op SOCIALISME.be

    • “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers
    • De eerste stappen van de Amerikaanse linkerzijde. “James P Cannon and the origins of the American revolutionary left, 1890-1928”
    • “Een reis door Pakistan. De lont aan de wereld”
    • “Uw sociale zekerheid in gevaar”
    • "Made in Dagenham." Vrolijke film over historische staking voor gelijke rechten
    • “It doesn’t have to be like this – women and the struggle for socialism” door Christine Thomas
    • David Rovics in concert in Hong Kong
    • 61ste Berlinale: hoe actueel is Bergman?
    • "Als een miljard Chinezen springen". Nieuw boek over ecologische ramp in China
    • “De eeuwige terugkeer van het fascisme”. Rob Riemen brengt enkel vaak weerkerende clichés
    • “Het grote ontwerp”. Stephen Hawking en Leonard Mlodinow over het universum
    • “De opstandige en revolutionaire algemene staking van de winter van ‘60-‘61” door Gustave Dache
    • Film: "Illégal". Een harde aanklacht, maar wat daarna?
    • Het verhaal van Max De Vries, partizaan voor het leven

    [/box]

    Op 11 april 2011 bracht de cultuurzender ARTE voor het eerst de documentaire "Marx Reloaded" van Jason Barker op de buis. Het betreft een antikapitalistisch werkje dat tracht de oorzaken van de crisis na te gaan én dit wel op een vrij originele manier.

    Bart (Aalst)

    Interviews met vooraanstaande ‘marxistische critici’ (waar we het evenwel niet altijd mee eens zijn en dat is soms een understatement) worden afgewisseld met allerhande archiefbeelden én aaneengeregen met korte humoristische tekenfilms met een gereïncarneerde Karl Marx en Trotski in onvervalste Matrix-stijl. Trotski met coole zonnebril en in een lange mantel van het Rode Leger is de Morpheus van dienst …

    De Achilleshiel van de documentaire is echter het feit dat men zich beperkt tot interviews met “officiële intellectuelen”, m.a.w. mensen die vanuit hun comfortabele academische ivoren toren de gebeurtenissen becommentariëren. Voor de meesten onder hen staat het marxistisch principe van eenheid van theorie en praktijk ver van hun bed. Zolang de documentaire over de analyse van het kapitalisme gaat, is er geen of weinig vuiltje aan de lucht maar op het einde als men het alternatief op dat systeem aansnijdt, wordt het eerder “vangen met Marx.” Enkele interviews met marxistische activisten en vakbondsmensen, die als het ware tot aan hun nek in de klassenstrijd staan, had het zweverige einde met beide voeten op de aarde kunnen houden. Een vakbondsafgevaardigde uit bijvoorbeeld de chemie zou er niet zoveel woorden en poespas aan vuil maken.

    Ondanks deze niet-onbelangrijke kanttekening is de documentaire geslaagd als eerste kennismaking met het universum van het marxisme en het ietwat verwarrende einde kan alleen maar een aanzet zijn voor de geïnteresseerden om verder op zoek te gaan.

    Onder kan je een trailer van de documentaire bekijken. De documentaire zelf duurt 52 minuten. Spijtig genoeg kan je enkel kiezen tussen Frans of Duits (dat nét dat tikkeltje meer geeft). Veel kijkplezier!

    Officiële website: www.marxreloaded.com

  • Recensie. “Beulen van Breendonk”. Een portret van de nazi-beulen en hun handlangers

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    CULTUUR op SOCIALISME.be

    • De eerste stappen van de Amerikaanse linkerzijde. “James P Cannon and the origins of the American revolutionary left, 1890-1928”
    • “Een reis door Pakistan. De lont aan de wereld”
    • “Uw sociale zekerheid in gevaar”
    • "Made in Dagenham." Vrolijke film over historische staking voor gelijke rechten
    • “It doesn’t have to be like this – women and the struggle for socialism” door Christine Thomas
    • David Rovics in concert in Hong Kong
    • 61ste Berlinale: hoe actueel is Bergman?
    • "Als een miljard Chinezen springen". Nieuw boek over ecologische ramp in China
    • “De eeuwige terugkeer van het fascisme”. Rob Riemen brengt enkel vaak weerkerende clichés
    • “Het grote ontwerp”. Stephen Hawking en Leonard Mlodinow over het universum
    • “De opstandige en revolutionaire algemene staking van de winter van ‘60-‘61” door Gustave Dache
    • Film: "Illégal". Een harde aanklacht, maar wat daarna?
    • Het verhaal van Max De Vries, partizaan voor het leven
    • “Privacy”, boek van Rudie Kagie over de opmars van Big Brother
    • Militante hiphop uit de VS. Interview met Boots Riley van “The Coup”

    [/box]

    Het verhaal van het gevangenenkamp Breendonk is wellicht vrij goed gekend, een bezoek aan Breendonk blijft tot op vandaag een schokkende gebeurtenis. Over de folteringen en de verschrikkingen in dit kamp zijn al meerdere boeken geschreven. Het nieuwe boek “Beulen van Breendonk” brengt een minder bekend verhaal, dat van de achtergrond van de beulen en hun handlangers. Deze verdedigers van de Arische superioriteit blijken overigens stuk voor stuk ‘losers’ te zijn.

    Het boek brengt een overzicht van het kamppersoneel in Breendonk, de verantwoordelijken voor de behandeling van de gevangenen in wat officieel een doorgangskamp was. Ook wordt uitgebreid ingegaan op het proces waarop een groot deel van dat kamppersoneel werd veroordeeld. Een poging tot psychologische verklaring van waarom iemand beul wordt, vonden wij minder geslaagd. Het is nogal moeilijk om zoiets puur vanuit een psychologische kant te verklaren zonder rekening te houden met de sociale context van de opkomst van het nazisme, het breken van de arbeidersbeweging en de oorlogsijver van de nazi’s.

    Het fort van Breendonk werd eind augustus 1940 door de Duitsers overgenomen om er een doorgangskamp te vestigen. Het kamp is officieel geen concentratiekamp, maar de verschrikkingen zijn er daarom niet minder. Aanvankelijk zitten er vooral Joden, maar vanaf 1941 neemt het aandeel van de verzetsstrijders en de communisten fors toe. Heel wat communistische kopstukken hebben in Breendonk vastgezeten en zijn daar gefolterd en onderworpen aan het “normale” regime van ontbering met een dagelijkse rantsoenering van 225 gram boord, een paar tassen slappe koffie en iets dat op soep moest gelijken.

    De leiding van het kamp is in handen van de SS. Meer bepaald zijn Philip Schmitt en Arthur Prauss de kopstukken van het kamp. Van de Duitse beulen zullen er slechts een paar na de oorlog in ons land worden terecht gesteld, de meesten weten de dans te ontspringen. Hun Belgische handlangers worden wel veroordeeld in een geruchtmakend proces in 1946.

    De SS’ers die verantwoordelijk zijn voor het geweld en de ontbering in Breendonk hebben het voor de oorlog doorgaans niet ver geschopt in het leven. Philip Schmitt was begin jaren 1920 al even actief bij de nazi’s, maar de auteurs merken op: “De duur van dit eerste politieke engagement is even kortstondig als die van de talrijke baantjes die Schmitt tussen 1918 en 1933 uitoefent (…) en die afgewisseld worden met periodes van werkloosheid.” De man zou ook even aan het hoofd van de Dossinkazerne staan, maar daar kwam een einde aan nadat zijn zwarte handel in textiel uitkwam. De opvolger van Schmitt als kampcommandant was Karl Schönwetter, een tuinman die bij gebrek aan werk soldaat werd. Schönwetter zou na de oorlog quasi zonder problemen het normale leven in Oostenrijk terug opnemen.

    Schmitt en nadien Schönwetter werden bijgestaan door adjuncten, waarbij vooral Johann Kantschuster zich liet gelden als gewelddadig en brutaal. Kantschuster was in andere kampen weg gestuurd omdat er daar geen plaats was voor zo’n zatlap. Na de oorlog verdween hij spoorloos. Ook het naoorlogse lot van de nummer twee in Breendonk, Arthur Prauss, is onduidelijk. Van de Duitse SS’ers in Breendonk zouden er uiteindelijk slechts drie in ons land worden veroordeeld.

    Na de oorlog worden 23 Belgische handlangers van de beulen voor het gerecht gebracht. Onder hen enkele van de meest gewelddadige figuren uit het kamp: Wyss en De Bodt. De eerste werd ter dood veroordeeld wegens 11 moorden, 5 doodslagen en 167 vrijwillige slagen en verwondingen. De tweede werd bij versterk ter dood veroordeeld wegens 6 moorden, 4 doodslagen, 4 verklikkingen en 125 vrijwillige slagen en verwondingen. De Belgische SS’ers zijn doorgaans werklozen die zich zonder veel ideologische overpeinzingen bij de nazi’s aansloten toen die ons land binnen vielen.

    In Breendonk werd ook beroep gedaan om kameroversten om de andere gevangenen te controleren. De gevangenen zaten allen met een groep in aparte kamers, waarbij er per kamer door de SS-leiding een verantwoordelijke werd aangesteld. Die moest zijn medegevangenen controleren en verklikken. Sommigen gingen daar erg ver in en kozen de kant van de SS. Zeven van hen zouden na de oorlog worden veroordeeld voor deze collaboratie. Onder hen ex-communisten en zelfs Joodse gevangenen.

    Uiteindelijk zullen in ons land in totaal 2.940 collaborateurs tot de doodstraf worden veroordeeld, tussen 1944 en 1950 wordt die straf 242 keer effectief uitgevoerd. Daaronder ook 12 beulen uit Breendonk. Eén van hen, Eugène Raes, zweert zijn trouw aan Vlaanderen en haalt Cyriel Verschaeve aan voor hij wordt neergeschoten. Richard De Bodt is na de oorlog voortvluchtig en bij verstek ter dood veroordeeld. Hij wordt pas in 1951 gevat en kan zijn doodstraf laten omzetten in levenslange hechtenis, een straf die hij ook volledig heeft uitgezeten. Bij zijn dood in 1975 was hij de laatste nazi-collaborateur in de Belgische gevangenissen.

    Het boek “De beulen van Breendonk" brengt een degelijk uitgewerkt onderzoek naar de verantwoordelijken voor de hel van Breendonk. Het is een nuttige aanvulling op eerder uitgegeven boeken of op een bezoek aan het fort van Breendonk.

    ”Beulen van Breendonk. Schuld en boete”. Door Van den Wijngaert, Nefors, Van der Wilt, Jorissen en Roden, Standaard uitgeverij, 2010, 224 p., 19,95 euro

  • David Rovics in concert in Hong Kong

    Eind januari organiseerde Socialist Action, onze zusterorganisatie in Hong Kong, het eerste optreden van de Amerikaanse protestzanger David Rovics in Hong Kong. David Rovics is misschien niet zo bekend als andere protestzangers, maar zijn teksten zijn doorgaans wel veel directer. Rovics brengt een vage oproepen voor vrede. Hij aarzelt niet om wat fout loopt in de wereld te benoemen en ook in te gaan op wat er nodig is om dit te stoppen.

    JM Roy, Chinaworker.info

    In zijn teksten gaat Rovics in tegen de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden maar er wordt even goed ingegaan op de belangrijkste strijdbewegingen van de arbeiders. Hij roept steeds op tot actie om een einde te maken aan kapitalisme, oorlog en onderdrukking.

    De afgelopen jaren heeft Rovics zowat overal ter wereld opgetreden, van Japan over Canada (hij mocht een jaar het land niet meer binnen) tot Libanon of Ierland. Hij heeft opgetreden op benefietconcerten voor zowat alle belangrijke campagnes van het internationale verzet. Hij trad op voor Chavez, voerde campagne met de voormalige Guantanamo-gevangene Moazzam Begg,… Zijn muziek en gedichten scherpen het publiek aan en versterken dissidente stemmen doorheen de wereld.

    Het was niet evident om de man in Hong Kong te laten optreden, maar met Socialist Action zorgden we voor een bijna uitverkochte zaal in de Fringe Club. Hong Kong is dan wel een belangrijk bastion voor het kapitalisme, het is ook een regio met een enorme kloof tussen rijk en arm en een groot potentieel voor verzet. De reacties op het optreden maakten duidelijk dat de bevolking van Hong Kong politiek veel bewuster is dan soms wordt aangenomen.

    Tijdens zijn drie dagen in Hong Kong was er ruimte voor een live interview op de lokale televisie. Daar bracht hij ook zijn nieuwe lied ‘Song for Bradley Manning’ (de soldaat die aan de basis lag van de gelekte documenten op Wikileaks) voor het eerst live. Er was ook een uitgebreid interview in het magazine Ming Pao. Tijdens zijn optreden in de Fringe Club bracht hij onder meer hulde aan de Commune van Parijs, werd een emotioneel lied gebracht over de Israëlische aanval op het hulpkonvooi voor Gaza enige maanden geleden en er was ook een opvallend lied waarin de vrije meningsuiting werd verdedigd. De hele zaal zong het refrein van ‘Burn it Down’ mee waarin werd uitgehaald naar de ‘bedrijfsterroristen’ en hun projecten.

    Tijdens zijn optreden bracht hij ook zijn lied over Bradley Manning, de jonge soldaat die video’s en documenten bezorgde over de Amerikaanse oorlogsmisdaden in Irak. David gaf tussen zijn liederen uitleg aan het publiek. Hij stelde dat de media steeds meer onder controle staan van de grote bedrijven waardoor de bedrijven beslissen wat nieuws is en welke muziek we te horen krijgen. Wie naar de Amerikaanse radio luistert, kan daarvan meespreken: “Als je niet voor Jezus, American football of Rush Limbaugh bent, kan je de radio even goed buitengooien.”

    Het optreden werd afgesloten met een sterke versie van de International. David bleef achteraf discussiëren met muziekliefhebbers en activisten. Gezien het succes van dit optreden, zal Hong Kong wellicht een vaste tussenstop worden op zijn jaarlijkse wereldtournee. De muziek van David Rovics kan legaal worden gedownload van zijn eigen site: davidrovics.com

    Hieronder een youtube van ‘A Song for Bradley Manning’ op het concert in Hong Kong:

  • Cultuur. 61ste Berlinale: hoe actueel is Bergman?

    De afgelopen week werd het Berlijnse filmfestival Berlinale afgesloten. Op dit festival werd een retrospectieve gebracht van de films van de vier jaar geleden overleden Zweedse regisseur en filmmaker Ingmar Bergman (1918-2007). Alle 42 films die hij maakte, werden opnieuw getoond. Is Bergman nog actueel? Ongetwijfeld. Weinig filmmakers hebben zo weinig middelmatige films gemaakt. Bergman durfde heel wat risico’s nemen op het vlak van vorm en inhoud. Daarbij ging het ook meermaals fout.

    Artikel door Aron Amm vanuit Berlijn

    Bijna alle films van Bergman blijven de moeite waard. Willekeurig kan worden gewezen op gelijk welke film tussen zijn eerste uit 1945 (“Crisis”) of zijn laatste, “Sarabande”, uit 2003.

    Wie was Bergman? Hij is geboren in een autoritaire familie van geestelijken. Na zijn studies trok hij naar het theater. Hij nam al gauw zelf de leiding over van een theatergezelschap en werd de jongste intendant van Zweden. Zijn aandacht ging al snel naar de filmwereld en op 26-jarige leeftijd kreeg hij de kans om een eerste film te maken. Vanaf dan zou hij 50 jaar lang actief blijven, soms op het podium en dan weer achter de camera.

    Terug “loodzware tijden”

    Honore de Balzac was een van de favoriete auteurs van Karl Marx. Alhoewel Balzac een monarchist was, stelde Marx dat hij steeds opnieuw naar Balzac terug greep omdat niemand zo begrijpelijk en levendig de eerste helft van de 19e eeuw had beschreven. Dat was het tijdperk waarin Marx zelf opgroeide. Hetzelfde kan eigenlijk van Bergman worden gezegd. Zijn werk is een kroniek van de naoorlogse decennia.

    Toen in 1962/63 de film “Het Zwijgen” in de Duitse bioscopen kwam, leidde tot protest. De film brengt het drama van een haat-liefde verhouding van twee zusters die vast zitten in een vreemd land waarbij alles draait om de vraag of God bestaat. Het protest ging niet zozeer om het verhaal, maar wel om een drie minuten durende scène met seks en masturbatie. Een dagblad in München titelde dat artsen voor de film waarschuwden omdat heel wat toeschouwers achteraf medische begeleiding zouden nodig hebben. Er werd zelfs over een mogelijk verbod gesproken en dat kreeg meteen steun uit politieke hoek. Een conservatieve politicus stelde dat de film een zelfde mensbeeld bracht als het mensbeeld dat aan de basis lag van de concentratiekampen. Op de tentoonstelling tijdens de Berlinale werden kopies van dit soort krantenberichten getoond. De kwestie haalde zelfs het Duitse parlement waar in het vragenuurtje vragen kwamen over het “schandaal” van deze film.

    Bergman ging in tegen de reactionaire krachten die ook zijn opvoeding hadden bepaald. Hij keerde zich tegen de naoorlogse samenleving waarbij in veel West-Europese landen voormalige nazi’s en religieuze krachten een groot gewicht hadden. In zijn films haalt Bergman uit naar de beklemmende sfeer die hiermee gepaard ging. Dat komt al aan bod in zijn film “Het regent op onze liefde” uit 1946. Daarin proberen een ex-gevangene en een verstoten zwangere vrouw om hun eigen liefde te beleven, tegen de maatschappelijke druk in. In de film “Havenstad” (1948) brengt Bergman het verhaal van een jonge suïcidale vrouw die een moeilijke relatie aangaat met een zeeman.

    “De mens in opstand”

    Over het wondermooie “Zomer met Monika” (1952/53) schreef een Zweeds dagblad: “Gedurende drie kwart van de film kan je meeleven met Monika en ook met de film. Maar dan slaat de sympathie om en daarin ligt de cruciale fout van het script.” Zolang Monika en Harry zich neerleggen bij hun slecht betaalde jobs en niet omkijken naar het geweld in hun bestaan om weg van huis een idyllische zomer te beleven, was het allemaal geen probleem voor het Zweedse dagblad. Maar als Monika de somberheid van het dagelijkse leven met alle geldproblemen en alle beperkingen de rug toekeert en haar man laat zitten met hun kind, dan haken de journalisten af. Ook in burgerlijke kringen was echtscheiding niet uitzonderlijk, maar op het witte doek is een confrontatie met het echte leven niet altijd aangenaam.

    Bergman valt niet alleen op door de keuze van zijn thema’s. Ook de stijl van zijn verhalen was ongehoord. Bij de vertoning van “Zomer met Monika” stelde de aanwezige hoofdrolspeelster Harriet Andersson dat Bergman doorgaans weinig ruimte liet voor improvisatie. Maar op het einde van de productie van de film werd bij een scene in een café plots door Bergman naar Andersson geroepen zodat ze recht in de camera zou kijken om het publiek in de bioscoop recht in de ogen te kijken. “Dat was toen ongehoord, het was een revolutie.”

    Bergman was in deze periode beïnvloed door existentialisten als Albert Camus (“De mens in opstand”) waarvan hij stukken op het toneel bracht. Bergman had een grote invloed op de “nieuwe golf” die vanaf de late jaren 1950 zelf met een handcamera de straat op trok en daar experimenteerde en discussies over de samenleving en het systeem uitlokte. Dat was voor de revolte die zou uitmonden in de beweging van 1968. Jean-Luc Godard zou op dezelfde wijze Anna Karina de jukebox laten bedienen en laten dansen in het café.

    Een goddeloze wereld

    Bergman stelde ooit: “Ik geloof meer in Bach en Beethoven dan in God.” Dat standpunt zag hij als een bevrijding. Het was het eindpunt van een lang en moeizaam proces dat uitgebreid aan bod kwam in zijn films in de jaren 1950 tot begin jaren 1960. Vooral in de film “De zevende zegel” uit 1956/57 is dat een thema. Max van Sydow speelt daarin een ridder uit de veertiende eeuw die terugkeert van een kruistocht en thuis een wereld van oorlog, epidemieën en heksenverbrandingen aantreft. Overal wordt naar God gezocht, maar hiermee wordt overal de dood aangetroffen. Er volgt een onvergetelijk schaakspel tussen de ridder en de dood. Dat wordt gevolgd door een onvergetelijke dodendans op het strand, waarbij het silhouet van de dansers contrasteert met de hemel.

    De film “Licht in de winter” uit 1961-63 brengt het verhaal van een protestantse pastoor die ook begint te twijfelen. Deze film was het eerste deel van een “geloofstrilogie” met “Zoals in een spiegel” (60-61) en “Het zwijgen”.

    Is Bergman apolitiek?

    In het werk van Bergman is amper een verwijzing te vinden naar de grote politieke conflicten. Er wordt niet ingegaan op wat leeft op straat, in de bedrijven, universiteiten of in de parlementen. Bergman stelt in zijn boek “Laterna Magica” dat hij niets met politiek wil te maken hebben. Dat is een gevolg van zijn eigen ervaringen met het fascisme en dan vooral zijn eigen onkritische houding tegenover dat fascisme. In 1934 wordt hij als uitwisselingsstudent voor zes weken naar het Duitse Thüringen gestuurd. Het nazi-Duitsland van dat moment kon Bergman boeien. Hij luisterde naar toespraken van Hitler en stak daarbij zijn eigen rechterarm in de lucht. Deze steun hield jarenlang aan. De breuk kwam er pas tegen het einde van de oorlog, toen Bergman van de concentratiekampen hoorde.

    Het is vandaag moeilijk te begrijpen hoe Bergman jarenlang sympathie had voor het fascisme, zowel als jongere als op volwassen leeftijd. Zijn poging tot verklaring hiervoor is erg zwak: “De glans aan de oppervlakte heeft me verblind waardoor ik het donkere karakter ervan niet zag”. Dat stelt Bergman in zijn autobiografie. In zijn film “Slangenei” uit 1976/77 probeert hij het te verklaren met een weinig overtuigende parabel over de opkomst van het nazisme. In de Weimar-republiek van 1923 voert hij een circusartiest op die in een ziekenhuis de experimenten van een gekke dokter op het spoor komt.

    Bergman probeert de volledige loop van de geschiedenis uit zijn werk te houden. Maar toch biedt hij een prachtige kritiek op de burgerlijke moraal. Hij gaat in tegen de reactionaire rol van het gezin, tegen destructieve onderwijsmethoden (in “Fanny en Alexander”) en waarschuwt ook voor antisemitisme. James Joyce riep in Ulysses uit: “Steek alle ruimte in een notendop.” Het is alsof Bergman dit had gehoord, want hij brengt ogenschijnlijk kleine verhalen op een erg beperkte ruimte waarin wel belangrijke maatschappelijke discussies aan bod kwamen.

    Zo is er het scherpzinnige “Beelden van een huwelijk” uit 1972/73. Daarin kennen een advocate (Liv Ullmann) en een wetenschapper (Erland Josephson) een ogenschijnlijk “perfect huwelijk”. Geleidelijk aan valt dat beeld in duigen en blijkt dat de hemel op aarde een genadeloze hel is. Het is onwaarschijnlijk hoe deze film van achter naar voor wordt verteld. Zeker omdat doorheen de film blijkt hoe veel zaken in een relatie aanvankelijk onschuldig lijken maar na verloop van tijd gruwelijke problemen blijken te zijn.

    Bergman is ook briljant in zijn kritiek op de heersende hypocrisie. In “Het gezicht” (1958) keert hij zich tegen het establishment van de 19de eeuw. Dat establishment probeerde een goochelaar als charlatan te ontmaskeren, maar de goochelaar slaagt er in om de rijken te ontmaskeren. Maar ook hier zijn er beperkingen. Het beeld van Bergman is beperkt tot tegenstellingen tussen de kleine en de grote burgerij. Hij heeft geen oog voor de fundamentele tegenstellingen in de samenleving, deze tussen de verschillende klassen.

    Pionier

    In een interview stelde Orson Welles (“Citizen Kane”) ooit het volgende over het maken van films: “Hitchcock en ik hebben ooit eens volgende theorie ontwikkeld: om een groot succes in de bioscopen van de Angelsaksische wereld te kunnen hebben, moeten we een film maken zonder verhaal, in een niet bestaande taal en met slechte beelden, maar met veel ondertitels. We waren het er over eens dat de mensen dat fantastisch zouden vinden.” Welles speelde zelf een vernieuwende rol in de filmwereld, maar hier lacht hij met films waarin de maker ook een rol speelt. Bergman was op dat vlak een pionier. Hij produceerde niet alleen zijn films, maar werkte ook het thema uit en schreef het scenario. Zonder hem zou de “Nouvelle Vague” niet mogelijk geweest zijn. Na “Het zwijgen” en enkele soortgelijke films ontstonden ook de art-house bioscopen (alternatieve cinema’s).

    In zijn eerste films is Bergman nog wat op zoek naar een eigen stijl. In “Havenstad” uit 1948 gaat hij in de richting van het Italiaanse neorealisme. In “Gevangenis” uit 1948/49 is er een invloed van het Duitse expressionisme. Bergman experimenteerde veel, maar daarbij moest de vorm steeds aan de inhoud worden aangepast. Formele speelsheid was niet aan hem besteed. Dat is ook de reden waarom deze “intellectueel” miljoenen mensen heeft ontroerd of aangesproken. “Het zwijgen” haalde midden jaren 1960 elf miljoen kijkers in de Duitse bioscopen.

    Bergman schreef ook kortverhalen en toneelstukken. Hij regisseerde meer dan 130 stukken (van Shakespeare, Strindberg, Ibsen tot de “Toverfluit” van Mozart). Zijn toneelwerk is even belangrijk als zijn films. Net als andere grote kunstenaars zoals Shakespeare was Bergman op vele terreinen thuis. Harriet Andersson speelde in negen films, Liv Ullmann speelde in tien films mee. Ook Ingrid Thulin, Max van Sydow, Bibi Andersson en Erland Josephson behoorden tot zijn vaste ploeg, waarbij iedereen elkaar aanstak en beïnvloedde. Dat gebeurde ondanks het feit dat Bergman allesbehalve gemakkelijk was om mee samen te werken, hij wilde steeds het haantje de voorste zijn.

    De meeste klassiekers van Bergman zijn niet bepaalde licht verteerbare films, maar toch hebben ze vaak ook iets warm en vrolijk. Zelfs in het duistere drama “Gevangenis” zit er bij wijze van film-in-de-film een heuse slapstick waarbij hommage wordt gebracht aan de stomme film. In “De glimlach van een zomerse nacht” bracht hij naar het voorbeeld van Shakespeare’s “Een midzomernachtsdroom” een luchtige romantische komedie met op het einde nieuw samengestelde koppels. Na die film kreeg hij van de filmindustrie de vrije hand en maakte hij onvergetelijke films met niets anders dan louter beelden, “alsof het in steen gebeiteld is, maar toch licht blijft.” (Wim Wenders).

  • Recensie. “De eeuwige terugkeer van het fascisme”. Rob Riemen brengt enkel vaak weerkerende clichés

    De Nederlandse columnist Rob Riemen brengt met het boekje “De eeuwige terugkeer van het fascisme” een opvallende kritiek op rechtse populisten. De titel lijkt wat te choqueren, Wilders wordt zomaar een fascist genoemd. Benieuwd naar hoe Riemen het fascisme dan wel omschrijft en welke antwoorden hij erop brengt, lazen we zijn essay. Het resultaat was ergernis bij het lezen van zoveel clichés.

    Recensie door Geert Cool

    Het is geen toeval dat dit boek (64 pagina’s) positief werd onthaald in liberale kringen, zo publiceerde De Morgen (1.12) een volledige pagina waarin de liberale coming man Mathias De Clerq het boek bespreekt. In die bespreking valt geen kritische noot te lezen. In de eindejaarsvragen van Humo verwees ook VLD-voorzitter De Croo naar het boek. Dit is blijkbaar het soort argumentatie dat een liberaal anti-fascisme voedt. Wij hebben als linkse socialisten een ander uitgangspunt en kunnen ons niet herkennen in de liberale standpunten. Bij het lezen van dit boek wordt dat erg duidelijk.

    Als Wilders een fascist kan worden genoemd en het fascisme bijgevolg terug op de agenda staat, dan moet uiteraard een duidelijke definitie van fascisme worden gebracht. Daar wringt het schoentje al. Voor Riemen – en daartoe verwijst hij naar Camus – is het fascisme een soort pestbacil, dat “nooit uitsterft en nooit definitief verdwijnt.” Hij vervolgt: “Willen we hem adequaat kunnen bestrijden, dan zullen we allereerst moeten erkennen dat hij opnieuw actief is in ons maatschappelijk lichaam en benoemen wat hij is: fascisme.”

    Riemen heeft gelijk als hij stelt dat er geen taboe op termen moet worden gekleefd en het klopt dat de term “fascisme” vandaag niet evident is. Wij gebruiken de term “neo-fascisme” voor formaties als het Vlaams Belang, de NPD of de FPÖ. Deze partijen bouwen verder op de tradities van het fascisme en proberen een kader in deze ideologie te vormen, maar ze moeten tegelijk rekening houden met de gewijzigde objectieve voorwaarden waarin hun standpunten nog geen actieve massa-aanhang kunnen krijgen. Dat maakt dat neo-fascisten zich op de populistische methode moeten beroepen om electorale steun te verwerven. Tegelijk zijn ze niet in staat om op grote schaal de arbeidersbeweging fysiek onderuit te halen en te breken, zoals dit bij de klassieke fascisten in de jaren 1920 en 1930 het geval was. Omwille van die verschillen houden wij het op “neo-fascisme”. Iemand als Wilders zouden we niet in dezelfde categorie onderbrengen. Hij maakt gebruik van dezelfde populistische methode als de neo-fascisten, maar bij Wilders is er enkel de methode. De man staat moederziel alleen en slaagt er niet eens in een degelijke partij rond zich te verzamelen.

    Het probleem met het boek van Riemen is dat hij fascisme als iets moreel ziet. Hij stelt dat Mussolini en Hitler “vertegenwoordigers van de politisering van een geestesgesteldheid” waren. En die geestesteldheid “begon lang voor hun verschijnen op het toneel in Europa tot ontwikkeling te komen.” Niets klassenanalyse, niets van strijd en nederlagen die ruimte creëren van een uiterst reactionaire vorm van kapitalisme waarmee een deel van de burgerij wil experimenteren om de arbeidersbeweging een fundamentele nederlaag toe te brengen. Neen, dat alles komt niet aan bod bij Riemen die het fascisme ziet als een “geestesgesteldheid”. Met andere woorden: het is de schuld van de mensen zelf.

    Dat laatste laat Riemen met zoveel woorden zeggen door de Tocqueville in wat volgens Riemen een omschrijving van de eerder genoemde geestesgesteldheid is: “Ik zie een menigte van ontelbare mensen, allemaal gelijk en eender, die rusteloos door elkaar krioelen om zich de banale en vulgaire geneugten te verschaffen waarmee ze hun ziel verzadigen. Ieder van hen, teruggetrokken en geïsoleerd, is als een vreemde voor het lot van alle anderen.” Riemen verwijst naar een Spaanse filosoof die het had over de massamaatschappij. En de massa, daar zijn liberale filosofen uiteraard niet tuk op. De massamens vormt een bedreiging voor de waarden en de idealen van het humanisme. “De massamens wil niet geconfronteerd, laat staan belast worden met geestelijke waarden. Er is geen maat, waarde of waarheid die boven hem gesteld kan worden en die hem beperkingen zou kunnen opleggen. Voor de massamens dient het leven altijd gemakkelijk en overvloedig te zijn; de tragiek van het bestaan kent hij niet. Alles is geoorloofd, want beperkingen kent hij niet.”

    Hoe wordt de geestesgesteldheid van brede lagen van de bevolking bepaald? Op die vraag komt er geen enkel antwoord in het boek. Het blijft bij oppervlakkige clichés over de ‘massamens’. Dat is niet nieuw, toen het Vlaams Blok twintig jaar geleden begon op te komen, hadden intellectuelen het ook al over die domme VTM-kijkers. Dat klinkt misschien niet zo filosofisch en Ortega y Gasset heeft daar niets over gezegd, maar het is in essentie wel hetzelfde standpunt. De mensen zijn dom en laten zich meeslepen in een massahysterie waardoor het fascisme, als uitdrukking van een geestesgesteldheid, terug aan de orde van de dag is. Domheid is van alle tijden, het kan zich soms wat verbergen, maar het komt altijd terug bij de massamens. Van dat soort analyses krijgen wij het op onze heupen. Het ontbreekt immers aan gelijke welke materiële onderbouwing. Marx stelde dat het zijn in laatste instantie het bewustzijn bepaalt. Voor Riemen is dat omgekeerd: eerst is er een bewustzijn (hij zal het wel omschrijven als een gebrek aan bewustzijn, maar is ook dat geen vorm van bewustzijn?) en daarop kan een maatschappelijke uitdrukking (het zijn) groeien. En hoe wordt dat bewustzijn dan bepaald? Daar heeft Riemen net zoals alle andere filosofische idealisten geen enkel antwoord op.

    Riemen doet zijn best om de domme massa’s zoveel mogelijk te beledigen. “Angst en begeerte regeren het gedrag van de massa. En wanneer deze massa gaat regeren, wanneer de democratie een massademocratie is geworden, dan zal de democratie ophouden te bestaan.” Elitair, zei je? Riemen probeert te nuanceren. Hij is wel degelijk voorstander van gelijkheid. Maar ook dan gaat het voor hem om een geestesgesteldheid, met name: “het universele vermogen je ziel te verheffen, in waarheid te leven, recht te doen, schoonheid te scheppen.”En dat heeft niets te maken met de wijze waarop gelijkheid als iets materieel naar voor werd gebracht door de arbeidersbeweging. Dat zorgt voor het perverteren van alle waarden. Anders gezegd: “In deze maatschappelijke cultuur is er een voortdurende tendens naar het laagste punt, omdat daar altijd de grootste gemene deler van mensen ligt. Daarom zal het universitaire onderwijspeil ook zo sterk dalen dat ‘iedereen’ kan studeren – en een diploma halen. En voor de kunsten zal gelden dat zij voor iedereen toegankelijk moeten zijn, niet alleen in de betekenis van betaalbaar, maar ook in de betekenis van begrijpelijk. Want de grootste rancune is gericht op alles wat moeilijk is.” Bij het lezen van dat soort stellingen, stel je natuurlijk onmiddellijk de vraag waar Riemen zichzelf plaatst en hoe hij zich verhoudt tot de samenleving. Het lijkt er op dat hij zichzelf als onderdeel van de elite ziet en bijgevolg heel ver boven de domme massamens staat. De kritieken dienen om de collega’s van de elite wakker te schudden om de samenleving niet aan de nihilistische massamens over te laten. Die zijn immers toch maar ”bezeten door het triviale en ontvankelijk voor demagogie, vol van ressentiment en angst.” En dat is voor Riemen natuurlijk de basis voor Wilders, net zoals het eerder de opmars van Hitler mogelijk maakte. Samengevat: het is de schuld van de domheid van de VTM-kijkers.

    Beledigingen mogen nog erg mooi verpakt worden in citaten van toonaangevende filosofen, het blijven beledigingen die niemand overtuigen. Riemen maakt een aantal vaststellingen over hoe de samenleving een gebrek aan diepgang te bieden heeft, hoe eenzijdige massacultuur de bovenhand haalt,… Maar hij slaagt er niet in om dat te verklaren, tenzij door het beledigen van de “massamens”. Waar komt echter die tendens tot afvlakking en commercialisering vandaan? Heeft dat niets te maken met een kapitalistisch systeem waarin enkel de winsten van tel zijn en waar de werkende bevolking braaf moet worden gehouden door hen af en toe wat duur brood en slechte spelen aan te bieden?

    Volgens Riemen kon het fascisme in Italië en Duitsland ”op democratische wijze de politieke macht veroveren” en dit was “in hoge mate het gevolg van zowel de zelfoverschatting als de lafheid en het verraad van de maatschappelijke elites.” De massamens was al verloren, maar ook een deel van de elite heeft toegegeven aan het pestbacil. Eerder haalde Riemen Menno ter Braak aan die stelde dat een aantal intellectuelen een uitdrukking vormen van “half-beschaving: ze hebben veel boeken gelezen, maar de kritische geest is allang geweken.” Als er geen efficiënt verzet tegen Hitler was, dan “had dit alles te maken met de corrumpering van de elites die niet de moed konden opbrengen om hun principes en maatschappelijke verantwoordelijkheid trouw te blijven.” Als dit effectief de wijze zou zijn waarop de geschiedenis ontwikkelt, dan staan we er vandaag niet goed voor in ons land. De politieke elite rolt al vechten over straat. Veel “moed” – al was het maar vijf minuten politieke moed – moet er in die kringen niet worden gezocht. Als we de redering van Riemen volgen, staat het fascisme bij ons al in de deuropening.

    Gelukkig verloopt de geschiedenis in de reële wereld op een andere wijze. De geschiedenis totnogtoe blijft er een van klassenstrijd. Hitler en Mussolini konden aan de macht komen na zware nederlagen van de arbeidersbeweging en met de steun van een deel van het grootkapitaal dat de eigen positie wou veilig stellen en einde wou maken aan zowel de arbeidersbeweging als de politieke onstabiliteit. Vandaag is er geen sprake van zware nederlagen van de arbeidersbeweging, de strijd in Europa zit pas in een beginfase. Ondanks de onvermijdelijke tijdelijke terugvallen en pauzes in de ontwikkeling van die strijd, is er nog steeds een opgaande fase. Dat is een totaal andere situatie dan in het Italië van de jaren 1920 of het Duitsland van de jaren 1930 waar de arbeiders zware nederlagen achter de rug hadden in revolutionaire confrontaties.

    Voor Riemen is dit de definitie van fascisme: ”de politisering van de geestesgesteldheid van de rancuneuze massamens.” Hij voegt er aan toe: ”Het is een politiek van volksmenners die geen andere motieven meer kennen dan de handhaving en uitbreiding van hun macht, die daartoe ressentiment exploiteren, zondebokken aanwijzen, haat verspreiden, een intellectuele leegte verbergen achter uitgeschreeuwde slogans en gescheld, en met hun populisme het opportunisme in de politiek tot kunst verheffen.” De vraag werpt zich natuurlijk op welke traditionele politicus niet in de definitie valt? De voorbeelden van De Wever of Dedecker in ons land liggen misschien wat gevoelig omdat sommigen die onterecht als fascisten bestempelen. Maar als we ons tot de drie traditionele families beperken, kan toch ook worden vastgesteld dat deze hun eigen macht willen uitbreiden en niet aarzelen om daartoe op een verdeel-en-heerspolitiek in te spelen en handige slogans naar voor proberen te brengen (al dan niet op aangeven van reclamebureaus die betaald worden om te weten wat werkt bij de “massamens”…). Of meent Riemen sprankels van ideologie waar te nemen bij de traditionele politici? Hij schrijft zelf: ”Verkiezingen zijn gereduceerd tot een inhoudsloze kermis van trivialiteiten.” Zijn het dan allemaal fascisten?

    Tot slot nog een uitsmijter voor wie een korte beschrijving van filosofisch idealisme wil. ”Zelden of nooit is er een echte visie en wordt er blijk gegeven van het besef dat de essentie van onze crises een beschavingscrisis is, dat de financiële crisis de facto een morele crisis is die met meer toezicht niet wordt opgelost, dat we zonder de taal van de muzen nimmer onze diepste ervaringen en emoties kunnen peilen noch verwoorden, en dat al het geweld niet wordt uitgebannen met meer wetten en strengere straffen, maar alleen door de ontwikkeling van een geweten.” Verwittigt iemand de miljoenen nieuwe werklozen als gevolg van de crisis of de 15% armen in ons land dat ze met een ‘moreel’ probleem zitten?

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop