Category: Recensies/Cultuur

  • Recensie. “The Lacuna”. Prijswinnende roman van Barbara Kingsolver

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Trotski-fan kopieert zijn idool. Canadese film: “The Trotsky”
    • Een terugblik op “Arbeid in de Ierse geschiedenis” van James Connolly
    • “Vrede zij met u zuster” of het verhaal van een westerse zelfmoordterroriste
    • “Eigen belang eerst”. Boek van Tom Cochez over de “vuile oorlog” in het VB
    • De tragedie van de Chinese revolutie door Harold Isaacs
    • "Gebakken lucht". Een vernietigende kritiek op traditionele media
    • Na het boek, de film: "De Shockdoctrine" van Naomi Klein
    • Een terugblik op “De weg naar Wigan” van George Orwell
    • “Luisten naar sprinkhanen” door Arundhati Roy
    • "Why not Socialism?" door G.A. Cohen
    • “Van Genk tot Mauthausen. Opmerkelijk verzet en collaboratie in Vlaanderen” door Roger Rutten

    [/box]

    Het boek “The Lacuna” is geschreven als het dagboek van een alleenstaande jonge man, Harrison Shepherd, die uiteindelijk gaat werken als kok voor de Mexicaanse artiest Diego Rivera en de Russische leider in ballingschap Leon Trotski. Dit boek wond de Orange Fiction Prize voor Engelse literatuur. Het is effectief ook een aanrader, we kijken al uit naar een Nederlandstalige vertaling.

    Recensie door Hannah Sell

    Kingsolver schreef al eerder over arbeidersstrijd, in het bijzonder in haar non-fictieboek “Holding the Line” dat ging over de rol van vrouwen in de mijnwerkersstaking van Arizona in de jaren 1980. Het boek “The Lacuna” is fictie, maar het biedt wel een interessant beeld op een periode die veel gelijkenissen kende met de actuele periode.

    Shepherd observeert en neemt slechts terughoudend deel aan gebeurtenissen. Hij is een schooljongen in de VS tijdens de Grote Depressie en is ooggetuige van het bloedbad van het uitgehongerde Bonus Army (een mars van voormalige soldaten uit Wereldoorlog 1 die in 1932 van de regering eisten dat de beloofde compensaties zouden worden uitbetaald).

    Shepherd kwam op directe wijze in aanraking met de activiteiten van het Comité voor on-Amerikaanse activiteiten, een voorloper van de repressie onder McCarthy.

    The Lacuna verwijst naar echt bestaande personages, maar het blijft fictie en geen geschiedenis. Het boek gaat niet in op de ideeën van Trotski. Maar het kan buitenstaanders een beter beeld geven van wie Trotski was, mogelijk zelfs een beter beeld dan het “wetenschappelijke” boek van Robert Service waarin Trotski’s leven en opvattingen onder vuur worden genomen.

    Barbara Kingsolver heeft begrepen dat er wordt geprobeerd om Trotski’s opvattingen onder een berg laster onder te dompelen. Het boek gaat onder meer in op de wijze waarop de kapitalistische media leugens verkondigde over deze revolutionaire leider, zo werd er zelfs beweerd dat Stalins agenten die Trotski wilden vermoorden eigenlijk door Trotski waren ingehuurd om publiciteit te krijgen.

    Als Shepherd later als succesvolle schrijver naar de VS terugkeert, wordt hij door de media onder vuur genomen wegens zijn vermeende communistische opvattingen. Hij denkt terug aan wat Trotski hem ooit had verteld over “twee soorten kranten, de ene soort die iedere dag liegt en de andere soort die de leugens opspaart voor speciale campagnes, waardoor er een groter effect is.”

    Dit is niet gewoon een roman over het verleden. Het maakt duidelijk hoe Kingsolver staat tegenover de wijze waarop kunst wordt gebruikt in de VS. Op een bepaald ogenblik stelt een vriendin en medewerker van Shepherd, Violet Brown, dat zijn historische Mexicaanse pottenbakkers kunnen ingaan op thema’s als onrechtvaardigheid en dat dit aanvaardbaar blijft omdat het over een ver verleden en een ver land gaat.

    Op het einde van het boek gaat Brown over tot het verbergen van de dagboeken van Shepherd gedurende 50 jaar met het idee dat ze nadien kunnen worden gepubliceerd en dan een gehoor zullen vinden.

    “The Lacuna” is geschreven in dagboekvorm. Ongetwijfeld hoopt Barbara Kingsolver dat de lezers gelijkenissen zullen zien met de actuele situatie – de propaganda rond de “oorlog tegen het terrorisme” of de kloof tussen rijk en arm die in de VS doet denken aan de tegenstellingen die in de jaren 1930 bestonden.

  • Trotski-fan kopieert zijn idool. Canadese film: “The Trotsky”

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Een terugblik op “Arbeid in de Ierse geschiedenis” van James Connolly
    • “Vrede zij met u zuster” of het verhaal van een westerse zelfmoordterroriste
    • “Eigen belang eerst”. Boek van Tom Cochez over de “vuile oorlog” in het VB
    • De tragedie van de Chinese revolutie door Harold Isaacs
    • "Gebakken lucht". Een vernietigende kritiek op traditionele media
    • Na het boek, de film: "De Shockdoctrine" van Naomi Klein
    • Een terugblik op “De weg naar Wigan” van George Orwell
    • “Luisten naar sprinkhanen” door Arundhati Roy
    • "Why not Socialism?" door G.A. Cohen
    • “Van Genk tot Mauthausen. Opmerkelijk verzet en collaboratie in Vlaanderen” door Roger Rutten
    • "Un amour à taire": vervolging van holebi’s, vroeger & nu

    [/box]

    “Een, twee, drie, vier, sluit je bij de vakbond aan”. Dat zingen in het rood geklede cheerleaders aan een supermarkt. Het is de openingsscène van de film “The Trotsky” van de Canadese regisseur Jacob Tierney. De film is een komedie waarin het verhaal wordt gebracht van een tiener die naar de naam Leon Bronstein luistert en denkt dat hij de reïncarnatie van Trotski is.

    Recensie door Suzanne Beishon

    Deze film komt er op een ogenblik dat er vanuit academische hoek enige aandacht is voor Trotski, maar dan wel om zijn ideeën aan te vallen. Dat was onder meer het geval in een nieuw boek van Robert Service. De film “The Trotsky” handelt echter niet bepaald over het leven van Trotski. Het is een komedie waarbij wel rekening wordt gehouden met de opvattingen van Tierney met betrekking tot Trotski: “Ik had het voor Trotski toen ik een tiener was”. Hij stelde dat hij “een film wou maken over jongeren die bezig zijn met politiek.”

    Aanvankelijk kan je de indruk krijgen dat Leon Bronstein (dat was ook de echte naam van Trotski) wordt voorgesteld als een idealistische idioot die het misschien wel goed bedoeld. Naarmate de film verder gaat, krijg je meer sympathie voor Leon en zijn idealen. Ook de omgeving van Leon krijgt steeds meer sympathie voor hem.

    Leon Bronstein zit op een privéschool en is de zoon van de eigenaar van een supermarkt. Hij organiseert een staking voor langere pauzes en betere arbeidsomstandigheden voor het personeel in de supermarkt van zijn vader. Hij wordt naar een staatsschool gestuurd, net zoals Trotski, waardoor hij kan leven zoals zijn held. Als reïncarnatie van Trotski stelt hij enkele doelstellingen voor zichzelf op: “1. Begin met het fundament voor de revolutie. 2. Trouw met een oudere vrouw, liefst met de naam Alexandra” en zo gaat het lijstje nog even verder. We zien hoe Bronstein probeert om zijn doelstellingen te realiseren op basis van de tijdslijn van het leven van Trotski.

    De film gaat in op de studentenvakbond die amper nog functioneert en vooral fuiven organiseert. De eerste actie van Leon op zijn nieuwe school is het voorstel om een “Sociale rechtvaardigheidsfuif” te houden waarbij er een groot spandoek “Vrede, Brood en Grond” wordt gemaakt.

    Dat volstaat niet. Leon wil een echte studentenvakbond opzetten om de belangen van de scholieren te verdedigen, net zoals de leraars een eigen vakbond hebben. Er is een kleine groep die hem volgt en hij organiseert een staking voor het recht om een vakbond op te zetten.

    De staking heeft weinig succes bij de jongeren die de actie eerder zien als een dagje vrijaf, “dit zou verdomd een revolutie moeten zijn”, roept Leon uit.

    "Zijn ze verveeld of apathisch?", vraagt de directeur van de school die denkt dat de staking geen succes werd omdat de studenten apathisch zijn. Leon denkt dat de jongeren in slaap gewiegd zijn en geleerd hebben om zich van niets iets aan te trekken. Hij besluit hen wakker te schudden. In een amusante scène zoekt hij manieren om zijn opvattingen aan een bredere laag van jongeren bekend te maken: "school sucks?", "Ja, maar waarom zou dat zo moeten zijn?".

    In de film wordt niet geaarzeld om de draak te steken met het centrale uitgangspunt: reïncarnatie. "Voor een marxist zou je nog een goede Hindoe kunnen zijn." Het is er allemaal een beetje over, maar lachen doe je wel met deze film. En het is eens iets anders: een komedie over jongeren waarbij er wordt gerefereerd naar Trotski’s boek "Mijn leven", de film "Land and Freedom" van Ken Loach, "Boerderij der dieren" van Orwell, het bloedbad op Tien an Men en de film "Battleship Potemkin"? De film eindigt als Bronstein in ballingschap gaat om Lenin te zoeken. Grappig en mooi gemaakt.

  • Een homofobe artiest op Dour – ALS protesteert

    Enkele weken geleden zagen de organisatoren van Couleur Café zich genoodzaakt om het optreden van Beenie Man te annuleren. Die artiest stond gekend voor zijn homofobe standpunten. Hij staat op dat vlak niet alleen. Capleton laat zich graat “de profeet” noemen en staat alom gekend voor zijn afkeer tegenover holebi’s. In zijn muziek roept hij zelfs op om homo’s in de fik te steken. Op 18 juli tradt Capleton op Dour op. ALS verzet zich tegen homofobie, ook op de festivals.

    Door Pablo V, Brussel

    Weinig geloofwaardige ontkenningen

    Verschillende holebi-organisaties trokken naar de organisatoren van het festival om de aanwezigheid van Capleton aan te klagen. Ze wezen er op dat Capleton onder druk van eerdere afzeggingen van concerten wegens zijn homofobie (in 2005 in Lille, Toulouse, Reims, in Zwitserland en in San Francisco, New Orleans en West Hollywood) om het even welk contract zou ondertekenen. Na die annulaties stelde hij dat hij het betreurde dat zijn liedjes slecht kunnen worden geïnterpreteerd. Maar tegelijk aarzelde hij niet om in december op een concert in Jamaïca opnieuw naar buiten te treden met homofobe opmerkingen. Toen Virgin Records in 2004 een officieel excuus in naam van Beenie Man verspreidde vooraleer die op tournee naar de VS zou vertrekken, kwam er op de radio in Jamaica quasi onmiddellijk een ontkenning van deze excuses door de agent van Beenie Man. Officiële berichten en excuses dienen enkel om de eigen commerciële belangen te dienen, geloofwaardig zijn ze niet.

    Homofobie

    Capleton schreef de afgelopen 14 jaar maar liefst 29 homofobe songs waarin soms openlijk wordt opgeroepen tot het vermoorden van homo’s. In 2001 had Capleton een hit met “Bun Out Di Chi Chi”, het refrein ging als volgt: “Hak ze in stukken met een machete of knipmes, steek of schiet ze neer”. Of nog in “Hang Dem Up”: “Homoseksualiteit is tegen de mensheid. Steek de homo’s in de fik. Verbrand ze. Ik schiet op abnormalen en pedofielen. Weet dat Capleton de abnormalen in de fik steekt. Hetzelfde vuur kan voor de lesbiennes worden gebruikt. Wurg de abnormalen, hang ze op. Moeder Aarde zegt dat niemand van hen moet overleven.”

    Dit soort oproepen heeft een impact in Jamaica. Een homo getuigde voor Amnesty International over de moord op zijn partner in 2003: “Het was rond 2 uur ’s ochtends en mijn vriend was in een café. Hij amuseerde zich en danste. Op een bepaald ogenblik kreeg hij een slag op het achterhoofd. Hij draaide zich om en de agressors schoten drie keer in zijn gezicht. Toen hij rechtstond, werd verder op hem geschoten. Ze zeiden me toen dat ik de volgende zou zijn en ze voegden er aan toe: ‘jullie moeten allemaal dood’.” In 2004 werd Brian Williamson, de oprichter van een holebigroep, brutaal vermoord in zijn huis. De autopsie maakte duidelijk dat hij werd omgebracht met 77 machete steken. Hij werd meermaals in het gezicht gestoken. In december 2005 verdronk een jonge homo in de haven van Kingston toen hij een aanval probeerde te ontlopen. In Jamaica is er nog steeds een strafrechterlijke bepaling (die dateert uit 1864) die een straf tot 10 jaar oplegt voor mannen die seksuele contacten hebben met andere mannen.

    ‘‘Out of the Closets and into the Streets !’’

    Op een week tijd werd door 2.700 mensen geprotesteerd tegen de komst van Capleton op Dour. Er werden voor het begin van het concert massaal badges verspreid tegen homofobie. Jammer genoeg werd geen gevolg gegeven aan de oproep van verschillende holebigroepen en mensenrechtenorganisaties (Arc-en-ciel, Tjenbé Rèd, Stop Murder Music, Amnesty…) om geen ruimte te laten aan homofobie op het festival.

    De organisator van het festival, Carlo Antonio (tevens verkozene voor de CDH), weigerde om Capleton af te zeggen. Het festival werd gesponsord door tal van grote bedrijven (Dexia, Belgacom, Coca-Cola, RedBull, Jupiler,…) en politici (zoals PS-minister Eliane Tillieux). De commerciële belangen wogen eens te meer zwaarder door dan het bestrijden van homofobie.

    In een samenleving met steeds meer tekorten wordt steeds meer gewezen op elementen die ons kunnen verdelen. Homofobie is daar net als racisme en seksisme een voorbeeld van. Uiteraard kunnen we dat niet bestrijden door gewoon met de vinger te wijzen naar homofobe uitspraken. We moeten ons verzetten tegen iedere vorm van discriminatie en voor gelijke rechten, wat enkel kan door op te komen tegen deze samenleving en voor een socialistisch alternatief.

    > Lees ook deze opinietekst over reggae en holebirechten uit 2004

  • Love Parade. Deze ramp kon worden vermeden

    Het leek alsof het op voorhand voorspeld was dat er bij de Love Parade in Duisburg problemen zouden ontstaan. De officiële informatie is erg beperkt, maar het is evident dat de veiligheidsmaatregelen en infrastructuur te wensen overlieten. Het resultaat: 19 doden en meer dan 300 gewonden.

    Eerste reactie door Jan Röder van onze Duitse zusterorganisatie in het Ruhr-gebied

    Een lezer schreef op 7 juni reeds op het nieuwskanaal derwesten.de: “Heb ik het goed als ik vaststel dat 1 miljoen mensen door één tunnelkoker moeten om tot het terrein voor het evenement te geraken? Dat is volgens mij onverantwoord, dit kan nooit goed gaan. Wie er in Essen en Dortmund bij was, weet hoe groot het gedrang wordt zelfs op brede toegangswegen. Het was toen al rampzalig en nu zou iedereen door een tunnelkoker moeten? Ik kan het niet geloven. Dat kan tot doden leiden als na het einde van het feest iedereen op hetzelfde ogenblik het terrein wil verlaten.”

    De organisator van de eerste Love Parade, Motte, stelde: “De organisatoren hebben een flagrante fout gemaakt. Hoe is het mogelijk dat iedereen door slechts één doorgang naar het terrein moet. Dat is een schandaal. De organisatoren dragen hiervoor de verantwoordelijkheid. Ze wisten toch dat het terrein zou vollopen? Hekkens en security konden niets veranderen als er maar één toegang was.” Motte distantieerde zich in 2006 van de Love Parade omdat het evenement te commercieel en inhoudsloos was geworden.

    Deze Love Parade vond plaats in het kader van de Europese Culturele Hoofdstad, dit jaar werd die titel aan de Ruhr toegekend. Het doel hiervan is om het prestige van de regio te vergroten. Energiereus RWE en andere grote bedrijven hebben de grote middelen boven gehaald als sponsors van de evenementen. De “gewone bevolking” daarentegen moet het doen met de massale besparingen in de gemeenten waarbij culturele centra en scholen de deuren sluiten. De gewone bevolking haalt geen voordeel uit die titel van culturele hoofdstad.

    De patroon van het fitness-bedrijf McFit en hoofd van de organisatie van deze Love Parade, Rainer Schaller, wou kost wat kost deze locatie voor het evenement. Wellicht is er door verantwoordelijken van onder meer de brandweer gewezen op de gevaren. Alle waarschuwingen werden genegeerd. Er waren bij het ontstaan van de massapaniek beelden voorhanden voor de veiligheidsdiensten, maar daar werd geen gebruik van gemaakt om de verdere ontwikkeling van de paniek tegen te gaan. Het kan de aanwezigen niet kwalijk worden genomen dat ze in de chaos de controle over zichzelf verloren waardoor het tot doden en gewonden kwam. De organisatoren hadden voorzorgsmaatregelen moeten treffen opdat het niet zo ver zou komen.

    De lokale burgemeester van Duisburg, Adolf Sauerland (CDU), stelde: “We hebben op voorhand met de organisatoren en alle betrokken partners een goed veiligheidsconcept uitgewerkt.” Mensen die de politie op het ontstaan van massapaniek wezen, werden weg gestuurd en sommigen werden zelfs van antwoord gediend: “Zal jij het hier eens komen organiseren? Dat laat je beter aan ons over.”

    De genadeloze winstzucht komt al langer in de plaats van feestvreugde. Dat geldt overigens ook voor de Gay Pride in Duitsland. Ook daar is het verspreiden van politiek materiaal verboden terwijl de officiële sponsors de aanwezigen overrompelen met publiciteit en gadgets. Discotheken zijn erg duur en ook festivals vragen steeds meer voor de inkom en consumpties. Grote muziekbedrijven zien cultuur in termen van winst. In Duisburg is het “cultuur-kapitalisme” zelfs over lijken gegaan.

  • Recensie. “Vrede zij met u zuster” of het verhaal van een westerse zelfmoordterroriste

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • “Eigen belang eerst”. Boek van Tom Cochez over de “vuile oorlog” in het VB
    • De tragedie van de Chinese revolutie door Harold Isaacs
    • "Gebakken lucht". Een vernietigende kritiek op traditionele media
    • Na het boek, de film: "De Shockdoctrine" van Naomi Klein
    • Een terugblik op “De weg naar Wigan” van George Orwell
    • “Luisten naar sprinkhanen” door Arundhati Roy
    • "Why not Socialism?" door G.A. Cohen
    • “Van Genk tot Mauthausen. Opmerkelijk verzet en collaboratie in Vlaanderen” door Roger Rutten
    • "Un amour à taire": vervolging van holebi’s, vroeger & nu
    • "Blackwater, opkomst van ‘s werelds machtigste huurlingenleger" door Jeremy Scahill

    [/box]

    Auteur Chris De Stoop heeft een reputatie op het vlak van grondige journalistiek waarbij hij geen enkel taboe uit de weg gaat in de thema’s die hij aanbrengt. Zijn boek “Ze zijn zo lief meneer” over mensenhandel was schokkend. Ook zijn laatste boek, “Vrede zij met u, zuster”, is in zekere zin schokkend. Niet dat De Stoop sensatie op zoekt, hij beperkt zich tot feiten en grondig onderzoek.

    Het verhaal van dit boek is eenvoudig samen te vatten: het is een soort roadtrip van een meisje uit Henegouwen naar Fallujah in Irak. Hoe kom je er bij om in de hel van Irak te willen sterven? Die vraag wordt open gelaten in het boek dat enkel het verhaal van zelfmoordterroriste Muriel Degauque brengt.

    Ronduit schokkend in het boek is het feit dat het grootste deel zich gewoon bij ons afspeelt terwijl het een wereld is die we niet kennen. Het feit dat in grote steden een groeiende groep jongeren totaal vervreemd raakt van een samenleving die hen geen werk of toekomst aan te bieden heeft, is natuurlijk wel gekend. Maar hoe een kleine groep daarbij tot fundamentalistische standpunten komt en wat deze opvattingen eigenlijkheid inhouden, is veel minder geweten. Wie kent de salafistische interpretatie van de islam?

    Muriel groeide op in de wanhoop van Henegouwen en vond na omzwervingen uiteindelijk de “islam” als alternatief. Ze stortte zich op deze religie of althans de specifieke interpretatie die ze daaraan gaf. Ze begon een boerka te dragen en zich op te sluiten bij haar man die gekend stond voor zijn hijama, een vorm van “profetische geneeskunde”. Ook haar man was eerst op het slechte pad terecht gekomen en had afstand genomen van zijn verleden van drank en drugs door zich op de godsdienst te storten.

    Muriel en haar man Issam waren actief binnen een kleine kring van radicale islamisten in Sint-Joost-Ten-Node (Brussel). In die kringen werd gediscussieerd over interpretaties van de koran maar ook over de wereldpolitiek en vooral over de Amerikaanse inval in Irak. De aanslagen van 11 september 2001 in de VS en daaropvolgende oorlogen in Afghanistan en Irak zorgden voor een polarisatie rond de islam. Dit werd vanuit neoconservatieve kringen in de VS gestimuleerd door een vijandsbeeld op te hangen rond deze godsdienst. Maar het had ook gevolgen bij kleine groepen in onder meer Brussel die steeds verder gingen in hun strijd.

    Het boek van De Stoop brengt het verhaal van verschillende Brusselse jongeren die naar Syrië trekken om er te gaan strijden als vrijwilligers in Irak. Ze komen terecht in het netwerk van Aboe Mazen. Alles is weinig professioneel georganiseerd en Aboe Mazen blijkt vooral geïnteresseerd te zijn in een vrouw. Terwijl de mannen in Syrië zitten te wachten op een martelaarsdood (of een vrouw), moeten hun vrienden vanuit België geld opsturen en in hun plaats stempelen. Hier worden alle mensen van vreemde origine toch over één kam geschoren door de autoriteiten. De Stoop stelt enkel vast, hij laat in het midden of je nu moet geschokt zijn door het misbruik, het onderhuids racisme of door beide.

    Muriel en Issam nemen uiteindelijk het besluit om alles achter te laten. Ze nemen hun auto, een witte Mercedes, en trekken naar Irak. Ze rijden dwars door Italië, nemen de boot naar Turkije en rijden verder naar Syrië. Van daaruit gaan ze verder naar Irak. Aboe Mazen laat niets meer van zich weten, maar er komen contacten met andere strijders in Irak. Regelmatig zijn er contacten met het thuisfront waar de trots groot is. Voor Muriel en Issam is dit geen roadtrip naar Fallujah, maar naar het paradijs. Ze hopen te sterven en nadien in het paradijs binnen te treden.

    Zoals wel te verwachten viel, komen ze ook effectief om het leven. Muriel pleegde een zelfmoordaanslag met de Mercedes waarmee ze naar Irak was gereden. De aanslag is weinig succesvol, het enige dodelijke slachtoffer is Muriel zelf. Issam kwam om het leven bij een inval waarbij werd gezocht naar zelfmoordterroristen.

    Dit boek is op zich misschien weinig politiek maar het is wel een nuttige kennismaking met een wereld die amper bekend is bij ons. Het nieuws van een Belgische zelfmoordterroriste kon niet op eenzelfde soort steekvlamjournalistiek rekenen als andere minder opvallende feiten. Ook is er zelden enige aandacht voor het verhaal van de mensen achter dergelijke terroristen.

    Dit boek maakt duidelijk dat het terrorisme geen culturele kwestie is, het wordt ook duidelijk dat het weinig met religie op zich te maken heeft. Deze samenleving creëert op basis van miserie en wanhoop wandelende tijdbommen. Indien er geen ernstig collectief antwoord komt op dit systeem (een antwoord dat enkel vanuit de georganiseerde arbeidersbeweging kan komen), dan uit de vervreemding en radicalisering zich op andere wijzen.

  • Hou onze festivals commercie-vrij

    Alles wat winst kan opleveren, wordt uitgemolken. Dat is de logica van het kapitalistisch systeem waarmee ook lelijk wordt huis gehouden op onze festivals. Rustig (of minder rustig) genieten van een festival wordt in heel wat gevallen een erg kostelijke aangelegenheid. De prijzen voor zowel inkom als catering swingen de pan uit.

    Heel wat festivals in ons land zijn in handen van Live Nation, een bedrijf dat voortkomt uit Clear Channel maar van naam veranderde omwille van het negatieve imago dat rond het bedrijf hing. Live Nation telt 4.700 voltijdse en 15.900 deeltijdse personeelsleden. Het bedrijf maakte in 2007 11,94 miljoen euro winst als organisator van meer dan 22.000 evenementen. Live Nation is eigenaar van 117 zalen en heeft verschillende grote artiesten onder contract (Madonna, U2,…). Als U2 in september naar ons land komt, hebben de toeschouwers 30 tot 150 euro betaald voor hun ticket. Live Nation verzorgt ook de merchandise en sponsering van de groep. Het contract tussen U2 en Live Nation was naar schatting 100 miljoen dollar waard!

    Live Nation is gefusioneerd met ticketverkoper Ticketmaster. Dit moest de winst verder opdrijven en een einde maken aan concurrentie. Zal dit betekenen dat de tickets goedkoper worden? Niet als het van de top van Live Nation afhangt. Toen de resultaten voor het eerste kwartaal van 2010 werden bekend gemaakt, kondigde topman Michael Rapino in de Amerikaanse media aan dat er beter met flexibelere prijzen zou worden gewerkt. Goede plaatsen zouden bijvoorbeeld veel duurder kunnen verkocht worden, de topman had het over prijzen tot 400 dollar! Rapino wil een groter verschil in prijs tussen verschillende zitjes. Er werd op gewezen dat sommige tickets sowieso aan dergelijke prijzen worden doorverkocht en dat het organiserend bedrijf dan ook ineens dat bedrag kan vragen.

    Ticketmaster heeft overigens een slechte reputatie op het vlak van het organiseren van de verkoop op de zwarte markt. Het bedrijf kocht TicketsNow op dat tickets aanbiedt op het internet. Ticketmaster organiseerde hierdoor zowel de officiële verkoop als de verdere informele verkoop op het internet (aan duurdere prijzen). Bij een aantal concerten was de officiële voorraad tickets opvallend snel “uitverkocht” waardoor enkel de duurdere tickets nog konden worden aangekocht. Onder meer Bruce Springsteen haalde fel uit naar Ticketmaster en Live Nation omwille van deze wantoestanden.

    Wij vinden dat cultuur en muziek geen koopwaar zijn waar enkel de winsten van multinationals van belang zijn. Het recht op ontspanning en de mogelijkheden van artiesten om hun ding te doen, moeten centraal staan. Dat betekent toegankelijke festivals, ook op het vlak van de inkomprijs! Om onze ontspanningsmogelijkheden te vrijwaren, moeten we ons verzetten tegen de logica van het kapitalistische systeem.

  • Portugal neemt afscheid van Saramago

    Op 18 juni overleed Jose Saramago. Saramago ontving in 1998 de Nobelprijs voor de Literatuur. Met zijn dood verliest de arbeidersbeweging een grote intellectueel die steeds aan haar zijde heeft gestreden. Terwijl allerhande presidenten en politici hun ‘respect’ uitbrachten, bracht een menigte op zijn begrafenis hem een échte laatste eer. Allen riepen ze in koor: "Saramago, de strijd gaat door!"

    Artikel door Jonas Van Vossole

    Saramago is internationaal vooral bekend als schrijver en poëet maar hij was ook een politiek criticus en noemde zichzelf marxist. Sinds 1968 was hij lid van de Communistische Partij van Portugal, die toen nog illegaal was onder de fascistische dictatuur, en slechts enkele honderden leden telde. Hij was zelfs ooit kandidaat voor de Europese verkiezingen voor de PCP.

    Toch stond hij niet kritiekloos tegenover de rol die de partijtop speelde, of liever de rol van leiding voor de arbeidersbeweging, die ze vaak niet speelde wanneer dat nodig was. Zo schreef hij in een stuk uit oktober 2008: “Ik, die ondertussen tot het besef was gekomen dat Marx nog nooit zoveel gelijk had gehad als vandaag, verbeelde me dat, wanneer de zeepbel van de Amerikaanse hypothekenmarkt uiteenspatte, dat de linkerzijde, waar ze ook was, als ze nog leefde eindelijk haar mond zou opendoen. Maar de linkerzijde denkt blijkbaar niet meer, ze gaat niet over tot de daad, ze neemt geen risisco’s, en tot op vandaag doet ze het nog steeds niet.”

    Cynisch, zoals zovele anderen op late leeftijd, is hij ondanks de politieke tegenslagen niet geworden. Zo bleef hij tot een jaar voor zijn dood schrijven aan pamfletten en politieke commentaren. Op 24 februari van vorig jaar schreef Saramago in een verkiezingspamflet voor Izquierda Unida in Baskenland: “Links, we hebben gelijk. Het gelijk van zij die vechten voor een betere wereld voor het te laat is”.

    De huidige crisis toonde volgens Saramago het ultieme failliet van het kapitalisme als systeem, en hij bleef ook tegenstander van een hervorming tot een nieuw kapitalisme. Dat er na zijn dood eer wordt betuigd door heel wat hoogwaardigheidsbekleders zou hij op een sarcastische wijze verworpen hebben. Tot aan zijn dood is hij steeds een fervent criticus geweest van conservatieve politici als Aznar, Rajoy, Cavaco Silva, Sarcozy en Bush, waarvan er vandaag een aantal zijn literair werk de hoogte inprijzen maar zijn politieke standpunten verzwijgen. De enige eer die hem, als zoon van arme dagloners, echt waardig is, is die van de menigte die met honderden tegelijk bij zijn crematie kwamen roepen. “Saramago, a luta continua.”

  • “Gebakken lucht”. Een vernietigende kritiek op traditionele media

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Na het boek, de film: "De Shockdoctrine" van Naomi Klein
    • Een terugblik op “De weg naar Wigan” van George Orwell
    • “Luisten naar sprinkhanen” door Arundhati Roy
    • "Why not Socialism?" door G.A. Cohen
    • “Van Genk tot Mauthausen. Opmerkelijk verzet en collaboratie in Vlaanderen” door Roger Rutten
    • "Un amour à taire": vervolging van holebi’s, vroeger & nu
    • "Blackwater, opkomst van ‘s werelds machtigste huurlingenleger" door Jeremy Scahill
    • "De rode vlag" door David Priestland
    • "Dokter in overall" door Karel Van Bever
    • Which side are you on?
    • "Het islamdebat" door Sami Zemni
    • Varmints: boek, film en CD
    • "Onze kant van het bed" door Marc Reynebeau
    • Tentoonstelling: Frida Kahlo in Bozar
    • “Jean-Marie Dedecker. De buffel” door Raf Sauviller

    [/box]

    De Britse journalist Nick Davies verklaart in “Gebakken lucht” dat hij geschokt was door wat hij ontdekte tijdens het schrijven van dit boek. Als topjournalist wist hij al langer hoe het er aan toe ging in de mediawereld, maar met dit boek analyseert hij de verschraling van de media op een wel bijzonder scherpe wijze.

    Recensie door Geert Cool uit het meinummer van De Linkse Socialist

    Davies stelt vast dat heel wat “platte wereldverhalen” het nieuws halen, daarmee bedoelt hij verhalen die misschien door iedereen worden aangenomen maar daarom niet waar zijn. Het traditionele nieuws – zowel op televisie, in geschreven media als op het internet – beperkt zich steeds meer tot het brengen van reeds voorgekauwd nieuws dat vooral spectaculair en eenvoudig moet zijn. De reden daarvoor is de wijze waarop de nieuwsindustrie de afgelopen jaren is ontwikkeld.

    Nieuws brengen is big business en het moet opbrengen. De impact van de aandeelhouders van de mediabedrijven uit zich misschien niet steeds in directe bemoeienissen over de redactionele lijn, maar des te meer in het productieproces van het nieuws. Davies stelt vast dat het aantal journalisten de afgelopen jaren drastisch achteruit is gegaan. Er zijn in Groot-Brittannië meer mensen tewerk gesteld in “public relations” (47.800) dan in journalistiek (45.000). De PR-mensen maken berichten om hun bedrijf in een goed daglicht te stellen. Het gebrek aan journalisten maakt dat makkelijker. Tijd om een verhaal te controleren of zelf te maken, is er toch niet meer. Hun rol wordt ingenomen door PR-mensen, tussen ‘79 en ‘99 verelfvoudigde hun aantal bij de grote bedrijven.

    Overdreven denk je? Onderzoek naar teksten in Britse kwaliteitskranten toonde aan dat 60% hoofdzakelijk of volledig bestond uit materiaal dat van persbureaus of PR-bedrijven werd overgenomen. Nog eens 20% was sterk gebaseerd op dergelijk materiaal. Bij 8% was er onzekerheid. Slechts 12% van het materiaal kwam van de verslaggevers zelf. En dat gaat om de zogenaamde “kwaliteitskranten”.

    Persbureaus bepalen steeds meer de agenda, maar ook daar moeten aan de lopende band verhalen worden aangeleverd. Zaken die makkelijker en sneller kunnen verkocht worden, genieten de voorkeur. Aangezien er zowel aan de mediabedrijven als aan andere bedrijven wordt verkocht, zal de berichtgeving daaraan worden aangepast. Iets als arbeidersstrijd is minder interessant dan het laatste showbizznieuws of nieuws over de aandelenkoersen.

    De macht van de persbureaus is groot. Associated Press (AP) is het grootste en levert in de VS alleen aan 1700 bladen en 5000 radio en tv-zenders. Elders zijn er nog 500 tv- en radiozenders in 121 landen klant, net als zo’n 8.000 andere mediaorganen. Reuters levert aan meer dan 1.000 kranten. Resultaat: we krijgen hetzelfde nieuws in een andere vorm in alle kranten. Bij Reuters moet een verslaggever gemiddeld zo’n vijf verhalen per dag afleveren. Er wordt gejaagd op snel en makkelijk nieuws, dat verkoopt ook beter. Landen waar AP en Reuters afwezig zijn (in zowat 40% van de landen is dat het geval) zullen minder snel in het nieuws komen. Vandaar het gebrek aan aandacht voor de oorlog in Congo of de situatie in pakweg Soedan. Ook wordt minder snel ingegaan op controversiële onderwerpen en er wordt ook geen achtergrond aangeboden.

    Davies verwijst naar een onderzoek naar Britse televisiereportages over het conflict in Israël-Palestina, waarbij de uitgeschreven tekst van de reportages uit de steekproef 3500 regels omvatte. Daarvan gingen er welgeteld 17 over de geschiedenis van het conflict. Uit een bijhorende enquête onder kijkers bleek dat velen dachten dat de Palestijnen degenen waren die de bezette gebieden bezet hielden.

    Ook op het internet rukt de verschraling op. In 2001 werd 68% van de tekst op nieuwssites letterlijk overgenomen van de persbureaus, in 2006 was dat al 85%. Op televisie moeten de items steeds korter en amusanter.

    Het nieuws dat de traditionele media ons voorschotelen, wordt op ernstige wijze verdraaid. Niet alleen door enkel de woordvoerders van dit systeem aan het woord te laten. Ook door hetgeen niet wordt gezegd. “Weglating is de belangrijkste bron van verdraaiing”, aldus Davies. Beide elementen gaan natuurlijk samen.

    Nieuws is onderdeel van het kapitalisme waar de heersende ideologie steeds deze van de heersende klasse is. Zowel de boodschap als de structuur van de nieuwsmarkt worden bepaald door het kapitalisme. Zo is er ook hier een sterke concentratie. Davies wijst op een studie uit de VS over het aantal ondernemingen dat kranten, tijdschriften, radio, televisie en films produceren. In 1984 werd die markt gedomineerd door een 50-tal bedrijven, in 1987 waren dat er nog 26 en in 1993 20. In 2004 waren er nog vijf grote bedrijven. Het aantal personeelsleden bij de kranten daalde tussen 1990 en 2004 met 18%. De gemiddelde winstmarge van de media-ondernemingen was in 2004 20,5%.

    Om te antwoorden op de macht van de nieuwsindustrie moeten we het kapitalistisch systeem van antwoord dienen en er een alternatief op formuleren. De grote bedrijven en regeringen beschikken over hun media, die bestookt worden met hun standpunten waarbij journalisten al dan niet bewust dienst doen als hun spreekbuis. De arbeiders en hun gezinnen hebben nood aan hun eigen media en moeten zich daarvoor baseren op hun eigen organisaties en betrokkenheid bij actie. Dat is waar het bij arbeidersmedia zoals deze krant om gaat: met weinig middelen een spreekbuis vormen voor de gewone werkmens en tegelijk ideeën aanbieden over hoe we stappen vooruit kunnen zetten bij de verdediging van onze belangen.

    Dat is een onderdeel van de strijd voor een socialistisch alternatief waarin de arbeiders en hun gezinnen zelf de touwtjes van de samenleving in handen nemen met een democratische controle en beheer van de sleutelsectoren van de economie (met inbegrip van de media). De Russische revolutionair Trotski stelde 70 jaar geleden al: “De taken van een arbeidersstaat bestaan niet uit het controleren van de publieke opinie, maar in het bevrijden ervan van het juk van het kapitaal. Dat kan enkel door de productiemiddelen – waaronder de productie van informatie – in de handen van de volledige samenleving te plaatsen.”

  • Na het boek, binnenkort de film: “De Shockdoctrine” van Naomi Klein

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Een terugblik op “De weg naar Wigan” van George Orwell
    • “Luisten naar sprinkhanen” door Arundhati Roy
    • "Why not Socialism?" door G.A. Cohen
    • “Van Genk tot Mauthausen. Opmerkelijk verzet en collaboratie in Vlaanderen” door Roger Rutten
    • "Un amour à taire": vervolging van holebi’s, vroeger & nu
    • "Blackwater, opkomst van ‘s werelds machtigste huurlingenleger" door Jeremy Scahill
    • "De rode vlag" door David Priestland
    • "Dokter in overall" door Karel Van Bever
    • Which side are you on?
    • "Het islamdebat" door Sami Zemni
    • Varmints: boek, film en CD
    • "Onze kant van het bed" door Marc Reynebeau
    • Tentoonstelling: Frida Kahlo in Bozar
    • “Jean-Marie Dedecker. De buffel” door Raf Sauviller
    • “Cuba na Castro, een eiland in omwenteling" door Lode Delputte

    [/box]

    Vanaf 2 juni komt de film "De Shockdoctrine" ook in de Belgische bioscopen. Deze documentaire is een verfilming die verder bouwt op het gelijknamige boek van Naomi Klein. Klein werd bekend met het boek "No Logo" waarmee ze een spreekbuis werd van de antiglobaliseringsbeweging. "De Shockdoctrine" biedt een sterke analyse van het neoliberalisme en de aanpak van rampen en oorlogen door het neoliberalisme. Het boek was reeds een aanrader en nu volgt een film.

    De documentaire werd in première getoond op het Leuvense Docville. De reacties op de documentaire waren erg positief. Net als het boek wordt een scherpe analyse gebracht die goed in elkaar wordt gestoken.

    Deze documentaire is een opvolger voor "The Take" waarin nadruk lag op de zoektocht naar alternatieven op het kapitalisme met het voorbeeld van coöperatieven die werden opgezet door Argentijnse arbeiders na de financiële crash van 2001. “De shockdoctrine” biedt een historisch overzicht van het neoliberalisme en het effect ervan op de massa’s in Latijns-Amerika, Azië en Oost-Europa. Heel wat aspecten die in het boek en de documentaire aan bod komen, zijn al vrij goed geweten. Maar heel wat details zijn zeker nieuw.

    Klein stelt dat de huidige fase van het kapitalisme gebruik maakt van “schokken” om pro-kapitalistische hervormingen op te leggen aan de slachtoffers van het beleid van het IMF en de Wereldbank. Ze vergelijkt de doctrine van het geven van schokken met het rampzalige gebruik van elektroschokken aan patiënten in de jaren 1940 en 1950. Het gebruik van die therapie leidde tot geheugenverlies bij de patiënten en Klein vergelijkt het met martelpraktijken.

    Vandaag worden ook schokken gebruikt door het kapitalisme om zo een neoliberale economische en sociale agenda te versterken in landen waar niemand ooit had gekozen voor een dergelijk beleid. Deze schokken kunnen de vorm aannemen van economische ineenstortingen, natuurrampen, regimeverandering, in feite alles wat zorgt voor genoeg publieke desoriëntatie opdat de heersers van het land vrijspel zouden krijgen om te doen wat ze willen. Klein’s idee van de “shockdoctrine” is in feite een andere naam voor het neoliberalisme. Op heel wat vlakken zijn er voorlopers vanaf de jaren 1950 toen commentatoren begonnen te spreken over een “militair-industrieel complex” in plaats van over het kapitalisme in de VS.

    Klein is het scherpst als ze gedetailleerd ingaat op de misdaden van het kapitalisme. Haar relaas van Chili midden jaren 1970 en de doorvoering van het neoliberalisme nadat Allende was omvergeworpen door een staatsgreep die de steun kreeg van de CIA, is bijzonder scherp en goed gebracht. De rol van de zogenaamde “economische adviseurs” die hun opleiding hadden genoten in Chicago onder de begeleiding van Milton Friedman, komt in het boek goed aan bod. Deze “adviseurs” werden ingezet in Chili maar ook in andere delen van Latijns-Amerika. Tot op vandaag spelen ze een rol in China. Klein geeft ook een beeld van de gevolgen van het kapitalistisch herstel in Oost-Europa en Azië, maar evengoed ook van de strijd om grond in Sri Lanka en andere Aziatische landen na de tsunami. Klein heeft geen duidelijke visie over de nationale kwestie, maar over NGO’s en hoe deze gezien worden in sommige neo-koloniale landen is ze wel duidelijk. Daar leveren sommige NGO’s hand- en spandiensten aan voor de Westerse regeringen, het IMF en de Wereldbank.

    De stukken over Zuid-Afrika en de ineenstorting van het apartheidsregime daar begin jaren 1990 zijn erg informatief. De rol van Thabo Mbeki in de economische onderhandelingen van de regering van FW De Klerk met het ANC was interessant. Bij die onderhandelingen verkocht Mbeki in feite alle hoop van de zwarte massa’s op echte verandering uit. Het “Peoples Charter” van het ANC werd overboord gegooid en hij beloofde om niet te raken aan de economie. In de plaats daarvan zou het kapitalisme op volle toeren draaien na het einde van de apartheid. Ook de details over de vakbond Solidariteit in Polen en de catastrofale gevolgen van de herinvoering van het kapitalisme in dat land stonden in een schril contrast met de hoop op verandering en verbetering onder de Poolse arbeiders en hun gezinnen.

    De politieke conclusies die Klein trekt, zijn erg beperkt. Ze denkt dat we moeten opkomen voor een “terugkeer” naar een “beter kapitalisme”, een kapitalisme zoals het in de jaren 1950 en 1960 bestond met een sterkere sociale zekerheid en welvaartstaat. Klein is geen marxiste, maar doorheen het boek blijkt toch een optimisme in de arbeiders en armen die initiatieven nemen en de kracht hebben om de strijd aan te gaan tegen het neoliberalisme om zelf de touwtjes in handen te nemen.

    Dit boek en deze documentaire bieden feiten en argumenten over de misdaden en catastrofes waarvoor het kapitalisme verantwoordelijk is. Voor iedere jongere of arbeider die politiek actief wordt, zal dit boek heel wat argumenten aanbieden tegenover de dagelijkse stroom van burgerlijke standpunten waarmee we worden geconfronteerd. Het succes van het boek was een uitdrukking van het feit dat een bredere laag van de bevolking de wereld rond hen en het kapitalistische systeem in vraag durven stellen.

  • Een terugblik op “De weg naar Wigan” van George Orwell

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    RECENSIES op SOCIALISME.be

    • “Luisten naar sprinkhanen” door Arundhati Roy
    • "Why not Socialism?" door G.A. Cohen
    • “Van Genk tot Mauthausen. Opmerkelijk verzet en collaboratie in Vlaanderen” door Roger Rutten
    • "Un amour à taire": vervolging van holebi’s, vroeger & nu
    • "Blackwater, opkomst van ‘s werelds machtigste huurlingenleger" door Jeremy Scahill
    • "De rode vlag" door David Priestland
    • "Dokter in overall" door Karel Van Bever
    • Which side are you on?
    • "Het islamdebat" door Sami Zemni
    • Varmints: boek, film en CD
    • "Onze kant van het bed" door Marc Reynebeau
    • Tentoonstelling: Frida Kahlo in Bozar
    • “Jean-Marie Dedecker. De buffel” door Raf Sauviller
    • “Cuba na Castro, een eiland in omwenteling" door Lode Delputte
    • Avatar. Als de aandeelhouders de wereld verslinden

    [/box]

    75 jaar geleden gaf uitgever Victor Gallancz groen licht aan George Orwell om een boek te schrijven over de gevolgen van de massale werkloosheid in het noorden van Engeland. We blikken terug op één van Orwells minder bekende werken die vandaag bijzonder relevant is tegen de achtergrond van de nieuwe opstoot van kapitalistische crisis.

    Artikel door Peter Taaffe

    George Orwell was wellicht de meest gekende socialistische Engelse schrijver van de jaren 1930 en 1940. Hij staat nog steeds bekend voor zijn boeken als “Hommage aan Catalonië” of “Boerderij der dieren” en “1984”. Een minder bekend werk voor de nieuwe generatie is “Weg naar Wigan”. Dat boek verdient het nochtans om beter gekend te zijn en dat niet alleen omwille van de analyse en krachtige veroordeling van het Britse kapitalisme in de jaren 1930. Het boek komt vandaag erg krachtig over omwille van de evidente vergelijking met de huidige economische crisis en de gevolgen van die crisis op de voorwaarden waarin werkende mensen leven. Orwell brengt enkele opvallende inzichten over klasse, armoede en het socialistische “project”.

    Er was geen pier meer in Wigan toen Orwell zijn boek schreef. Zijn “Road to Wigan Pier” was een metafoor voor de aftakeling van de Britse samenleving als gevolg van de kapitalistische ineenstorting. Wat zou hij vandaag overigens gezegd hebben van de nog grootschaliger desindustrialisatie die onder Thatcher plaats vond en nog steeds verder gaat? Recent nog werd de Corus staalfabriek in Teesside in het noorden van Engeland stop gezet. In de vroegere “werkplaats van de wereld” is de industrie vandaag nog slechts goed voor 12% van het bruto binnenlands product.

    Orwell brengt op een eenvoudige en begrijpelijke wijze een krachtig literair beeld van de verschrikkelijke omstandigheden waarin de arbeidersklasse in plaatsen als Wigan in het noorden van Engeland leefde. Zijn beschrijvingen van de gevolgen van de werkloosheid zijn treffend, zeker tegen de achtergrond van de sterk oplopende werkloosheid vandaag. Hij schreef: “Een ambtenaar vertelde me dat het echte aantal mensen dat werkloos is kan berekend worden door het officiële cijfer te vermenigvuldigen met meer dan drie. Dat betekent dat het aantal werklozen zowat zes miljoen bedraagt.” Die vermenigvuldiging was onder meer nodig omdat een werkloze vaak nog moest instaan voor familieleden die niet in de cijfers voorkwamen.

    In het boek wordt ook ingegaan op de “working poor”, werkende armen. Als die groep werd meegerekend met de werklozen, kwam je tot een totale arme bevolking van meer dan tien miljoen mensen. Een voedselexpert plaatste het aantal armen zelfs op 20 miljoen.

    Er zijn natuurlijk een aantal zaken veranderd sinds de jaren 1930. Steeds minder families zijn afhankelijk van één inkomen, er werken meer vrouwen. Anderzijds is er geen verandering in het feit dat de officiële cijfers slechts een beperkt beeld van de realiteit geven. De Britse werkloosheid staat officieel op 2,5 miljoen mensen, maar wellicht ligt het reële cijfer een pak hoger. Het is niet uitgesloten dat we in totaal tot een cijfer komen in de buurt komt van wat Orwell beschreef over de jaren 1930.

    De armoede is ook veel sterker verspreid dan wat de statistieken aangeven. De wanhoop van arbeiders die door Orwell werd beschreven, is ook vandaag aanwezig. Zo was er eind vorig jaar een jonge vrouw in Hackney (Londen) die van een flatgebouw sprong en daarbij zichzelf en haar vijf maanden oud kind om het leven bracht omdat ze geen werk had, geen inkomen en geen onderdak.

    De beschrijvingen van het leven van arbeiders zoals de mijnwerkers – een groep die nu zo goed als verdwenen is als gevolg van de desindustrialisatie en de nederlagen van de jaren 1980 en 1990 – zijn onvergetelijk. Orwell bekent: “Ik ben geen handarbeider en hopelijk zal ik er nooit een worden, maar er zijn vormen van handenarbeid die ik zou kunnen uitvoeren als het moet… maar met geen enkele denkbare hoeveelheid werk of opleiding zou ik een mijnwerker kunnen worden, ik zou binnen de paar weken ten onder gaan.”

    Orwell beschrijft de kleine ruimte waarin een mijnwerker soms moet werken, de lange tocht naar de werkplaats, de zware inspanningen die nodig zijn om het steenkool te ontginnen en de erg beperkte lonen. Dat zou de meeste mensen overtuigen om nooit een voet in een mijn te zetten, laat staan om de enorme inspanningen van een mijnwerker te verrichten. De grote rijkdommen van de bezittende klasse en de Britse samenleving is op deze harde arbeid opgebouwd.

    Orwell legt uit: “Als ik ooit zestig word, zal ik misschien dertig boeken hebben geschreven. Dat is voldoende om twee schappen van een boekenkast te vullen. In dezelfde periode zal een gemiddelde mijnwerker 8400 ton kool hebben omhoog gebracht, dat is genoeg om Trafalgar Square twee voet diep te plaveien met steenkool. Het is ook genoeg om zeven grote families meer dan honderd jaar te laten verwarmen.”

    De mijnwerkers zijn misschien verdwenen, maar de arbeidersklasse telt nog steeds hard werkende mensen die soms even intensief bezig zijn. Er zijn de moderne tegenhangers van de mijnwerkers in China bijvoorbeeld of andere “sweatshops”. Als Orwell de armoede beschrijft, doet hij dat steeds met respect voor de arbeiders en door te wijzen op het feit dat ze onder dit systeem gebukt gaan.

    We lezen over een mijnwerker die het over de veel te kleine behuizing heeft, als kind sliep hij met zijn tien gezinsleden in één kamer en daar werd niet bij stilgestaan. Als volwassene leefde deze mijnwerker met zijn vrouw in een klein achterhuisje waarbij je enkele honderden meter moest wandelen naar het toilet en daar vaak ook nog eens moest wachten omdat het sanitair werd gedeeld met 36 andere mensen. Dit soort omstandigheden zijn vandaag misschien niet meer aanwezig bij ons, maar het blijft wel aanwezig in het geheugen van de oudere generatie van werkenden.

    Orwell is niet helemaal eenzijdig in zijn betoog. Hij beschrijft ook de positieve gemeenschapsgevoelens en de pogingen om iets te doen aan de moeilijke omstandigheden. Hij heeft het over herinneringen aan huiskamers bij arbeidersgezinnen die hem eraan herinneren dat we uiteindelijk niet in zo’n slechte periode leven. Toch brengt hij een scherpe veroordeling van de gevolgen van het Britse imperialisme dat heeft geleid tot “sloppenwijken en donkere achterkamers met zieke, oude mensen die opeengestapeld zitten. Het is een soort plicht om af en toe dergelijke plaatsen te zien en te ruiken, om zeker niet te vergeten dat ze bestaan, maar je blijft er best niet te lang.”

    Het boek bestaat in essentie uit een gedetailleerde bijna forensische analyse van het klassensysteem. In de jaren 1930 werd het bestaan op zich van dit klassensysteem in vraag gesteld. Orwell beschrijft niet alleen het benarde lot van de arbeidersklasse maar ook de aftakelende omstandigheden waarin de middenklasse leefde. Hij sabelt het snobisme neer van wat uiteindelijk zijn eigen klasse is, de middenklasse. Daar is iedere kost een nachtmerrie en iedere luxe, zelfs een glas bier, een extravagante uitgave. “Het hele gezinsinkomen dient om de schijn hoog te houden.”

    Orwell stelt dat hij zelf is geboren in de “lagere hoge middenklasse” of “eerder sub-kaste”. Hij is erg eerlijk over zijn vroegere vooroordelen, zijn afkomst,… Hij schrijft: “Toen ik veertien of vijftien was, was ik een verfoeilijke snob.” Tegelijk beschrijft hij de periode na de Eerste Wereldoorlog: “Engeland stond dichter bij revolutie dan wat sindsdien ooit het geval was of wat in de eeuw ervoor het geval was.” Deze radicalisering trof ook de middenklasse, zoals Orwell beschrijft aan de hand van zijn ervaringen op een (private) school. Toen zijn klasgenoten de vraag kregen wie voor hen de tien belangrijkste levende historische figuren waren, vermeldden er vijftien van de zestien Lenin. Orwell beschrijft ook hoe het boek “The people of the Abyss” van Jack London een grote indruk op hem maakte en een socialistische overtuiging meegaf.

    Orwell pleit voor duidelijke en eenvoudige taal. Hij verkiest het woord “dieven” als hij het over de bazen heeft. Hij gaat er wel te ver in als hij zich verzet tegen het gebruik van het woord “kameraad” in de arbeidersbeweging. Dat is een goede term, ook al klinkt het misschien wat vreemd voor wie pas in aanraking komt met socialistische ideeën. Het legt immers de nadruk op het feit dat we samen opkomen voor socialisme. Orwell doet ook wat minachtend tegenover socialistische theorie en andere schrijvers.

    Er zijn ook andere zwakkere elementen in het boek, het belangrijkste is wellicht de onderschatting van het bewustzijn en de actiebereidheid van de arbeiders. Orwell bekritiseert de “passiviteit” die hij zag in Wigan en elders. Hij onderschat de gevolgen van de nederlaag van de algemene staking van 1926 en de gevolgen van de massale werkloosheid, maar vooral ook het onbreken van een efficiënte leiding van de arbeidersklasse. Dergelijke problemen doen zich vandaag overigens ook voor in de arbeidersbeweging.

    Hij is onverbiddelijk in zijn veroordeling van wat hij omschrijft als “champagne socialisten”: “Een sombere tak van hooggeplaatste vrouwen en sandalendragers, bebaarde fruitsapdrinkers die op de geur van vooruitgang afkomen als bromvliegen op een dode kat.” Dergelijk taalgebruik zou vandaag volledig misplaatst zijn. Zaken als vegetarisme, yoga of het dragen van sandalen is immers niet langer het voorrecht van de middenklasse.

    Het soort leiders of pseudoleiders waar Orwell zich tegen afzet, vind je anderzijds wel nog steeds in de arbeidersbeweging. Er zijn ook nog steeds carrièristen. Orwell is gepassioneerd door het socialisme en de noodzaak ervan, hij probeert het uit te leggen op een eenvoudige – soms simplistische – wijze. In zijn essay “De leeuw en de eenhoorn” schrijft hij bijvoorbeeld: “Engeland is een familie waarin de foute familieleden het voor het zeggen hebben.”

    De literaire kritiek op radicale schrijvers is erg scherp en niet altijd accuraat als hij deze schrijvers en zichzelf omschrijft als “een snob en een revolutionair”. Hij brengt ook een eenzijdige aanval op de industrialisatie. Maar los daarvan wijst hij op een aantal elementen die essentieel zijn voor een menselijke benadering van werk. De vernietigende gevolgen van werkloosheid wordt vandaag even sterk gevoeld als in de tijd van Orwell, wie zijn job verliest heeft geen belang meer in deze samenleving. Het is schandalig dat er vandaag opnieuw een miljoen Britse jongeren zonder werk zitten en bijgevolg geen toekomst hebben.

    Het antwoord van Orwell is terecht en duidelijk: de situatie kan niet recht worden gezet “indien we geen efficiënte socialistische partij hebben. Dat moet een partij zijn met oprechte revolutionaire doelstellingen en ze zal numeriek sterk genoeg moeten zijn om te handelen.” Een dergelijke taak staat ook vandaag voor ons.

    Deze woorden zijn nog steeds erg raak. Dat geldt des te meer omdat de huidige periode heel wat gelijkenissen kent met de periode die werd beschreven door Orwell. “Het moet nauwelijks opgemerkt worden dat we op dit ogenblik een ernstige puinhoop kennen, zo ernstig dat zelfs de saaiste idioot het moeilijk kan ontkennen.” Dat klinkt bekend in de oren. Hij vervolgt: “Voor grote groepen arbeiders zijn de levensvoorwaarden zoals ik ze heb beschreven in de eerste hoofdstukken van dit boek en er ze zien geen kans op fundamentele verbetering. Zelfs de middenklasse voelt de problemen.”

    Zijn conclusie? “Terwijl iedereen die wat nadenkt weet dat socialisme als wereldsysteem en indien volledig doorgevoerd een uitweg vormt. Socialisme is zo’n elementair gezond verstand dat ik er soms van versteld sta dat het nog niet tot stand is gekomen. De wereld heeft het potentieel om in alle behoeften van iedereen te voorzien, het idee dat we moeten samenwerken en dat iedereen zijn deel van het werk moet doen om een deel van de voorzieningen te krijgen, lijkt zo evident dat het moeilijk is om te zien wie dit niet zou aanvaarden tenzij er belangen zijn om vast te houden aan het huidige systeem.”

    Dat is eenvoudig gesteld maar het klopt wel. In andere commentaren over de moeilijkheden om voor socialisme te pleiten, haalt hij uit naar het stalinisme (zonder dat bij naam te noemen) en de rechtse verkozenen van de Labour Party. Hij bekritiseert ook die schrijvers die geen aandacht hebben voor de problemen en strijd van de arbeiders. Het boek “De weg naar Wigan” is heel goed en het is de moeite om het opnieuw van onder het stof te halen, zeker voor de nieuwe generatie die naar oplossingen zoekt voor de chaos van het kapitalisme zoals dit door Orwell wordt beschreven.

    We zouden vandaag ook mensen als Orwell moeten hebben die een beeld brengen van het leven, werk en problemen van de arbeiders en tegelijk ook enthousiast deelnemen aan de strijdbewegingen van de arbeidersbeweging en opkomen voor een socialistische wereld. Zij zouden een artistieke uitdrukking kunnen geven in een meer complexe wereld en een veranderde arbeidersklasse om zo de strijd die er zit aan te komen te versterken met hun boeken en kunstwerken.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop