Category: Recensies/Cultuur

  • Interview met Pat Thetic van muziekgroep Anti-Flag

    Anti-Flag is een geëngageerde punkgroep die met haar muziek een strijdbare boodschap van verzet brengt. Afgelopen week speelde de groep een concert in Brugge. Enkele LSP-leden waren van de partij en hadden in de marge van het concert een gesprek met Pat Thetic, de drummer van de groep. We hadden het onder meer over revolutie, verandering en Occupy. Anti-Flag speelde eerder in Duitsland, waar het ook een benefietconcert hield voor Pussy Riot. Het concert is in het kader van een nieuwe CD, ‘The General Strike’.

    De vorige keer dat we met leden van Anti-Flag discussieerden, was bij hun optreden in Antwerpen in 2009. Sindsdien is er veel veranderd, zo waren er de revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Ook Pat Thetic van Anti-Flag is onder de indruk van die bewegingen. Hij stelde dat het nodig is om ons te organiseren, dat dit de enige manier is om de kracht van onderuit tot uiting te laten komen. “Door massa’s bijeen te brengen, is het mogelijk om heel het systeem op een vreedzame wijze plat te leggen.”

    Pat Thetic benadrukte daarmee het vreedzame karakter van massa-actie en plaatst dit tegenover gewapende strijd van een kleinere groep, waarbij hij naar Syrië verwees. Het klopt dat de aanvankelijke massabeweging daar grotendeels werd gekaapt door kleine nationalistische of religieuze groeperingen die met buitenlandse steun een gewapende strijd voeren. We delen het standpunt van Pat Thetic dat een massale mobilisatie alles plat kan leggen, maar een dergelijke mobilisatie moet zich ook niet laten doen en zichzelf verdedigen met democratisch georganiseerde en gecontroleerde comités.

    Ook in de VS is verandering mogelijk. “Er is een geschiedenis van stakingsacties in de VS, zelfs indien dit de afgelopen jaren beperkt was. Een algemene staking zou het meest krachtige wapen zijn om met de gewone bevolking tot verandering te komen.” Pat Thetic ziet ook elementen van verandering, de Occupybeweging noemt hij een “nieuwe wind” die geen eenmalig gebeuren is. “De Occupybeweging is een stap in het proces van verandering, waarbij verschillende bewegingen die doorheen de jaren opgebouwd zijn samenkomen.” Pat Thetic merkte ook op dat ze tijdens hun tournee zowat overal ter wereld Occupy-acties hebben gezien, van de sterke acties in Californië tot acties in Indonesië of Maleisië.

    Volgens Pat Thetic is het protest op straat een belangrijke inspiratiebron voor Anti-Flag en hij is blij als de muziek van de groep ook een inspiratie vormt voor activisten. “Het klopt dat muziek op zich niets zal veranderen, maar iedere sociale beweging heeft haar eigen soundtrack.” De muziek van Anti-Flag speelde eerder al een rol in de anti-oorlogsbeweging, wij vinden het positief dat de groep ook aansluiting vindt bij een meer globale anti-kapitalistische kritiek en daarmee bijdraagt aan het leveren van een soundtrack voor de Occupybeweging. Met ‘The General Strike’ wordt de oriëntatie op de arbeidersbeweging versterkt.

    Als afsluiter ‘The Ranks of The Masses Rising’ uit het nieuwe album ‘The general strike’:

  • Nieuwe Batmanfilm ‘The Dark Knight Rises’. Hoe de rijken uit Hollywood pleiten voor een status-quo

    “Er komt een storm aan”, waarschuwt Selina Kyle (Anne Hathaway) de miljardair Bruce Wayne (Christian Bale) in ‘The Dark Knight Rises’. “Jij en je vrienden kunnen de lat maar beter wat lager leggen. Want als de storm toeslaat, zullen jullie allemaal de vraag stellen hoe het mogelijk was dat jullie dachten van op zo’n grote voet te leven en zo weinig over te laten aan de rest van ons.”

    Laura Fitzgerald

    Dat is een straffe uitspraak in een film die meer wil zijn dan de doordeweekse actiefilm. De film is ook straffer dan vele andere in hetzelfde genre, met onder meer een adembenemende openingsscène en complexe karakters zoals Wayne met zijn innerlijke onrust. Maar het uitgangspunt van de film blijft doordeweekse reactionaire moraal.

    Batman – eigenlijk een waakzame miljardair – brengt steeds een conservatieve boodschap. Deze film bevestigt en versterkt deze boodschap. De centrale slechterik is Bane die de toekomst van Gotham bedreigt met een vorm van revolutionaire volksbeweging. Er zijn zijn beelden van hoe Wall Street en de beurzen worden overgenomen. Een volksrechtbank gaat over tot het willekeurig veroordelen van bankiers en miljardairs die al hun rijkdom en macht verliezen.

    Ook de rijkdom van Bruce Wayne is verdwenen. Hij leeft acht jaar in depressie en wanhoop, waardoor zijn bedrijf eveneens in de problemen komt. Batman keert terug om in te gaan tegen Bane. Blijkbaar gaan de makers van de film ervan uit dat er hoop moet worden geboden voor de nasleep van de kapitalistische crisis van de afgelopen jaren. De centrale boodschap is dat anarchie, chaos en geweld het resultaat zijn als de macht en de rijkdom van de elite in vraag wordt gesteld. De rijken uit Hollywood aanbidden het behoud van alles zoals het vandaag is. De mogelijkheid van verandering wordt afgeschreven, het status-quo is waar Hollywood voor gaat.


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Heeft de wereldbevolking haar grenzen bereikt?
    • "Planning for the Planet". Klimaatveranderingen. Socialistische planning is nodig!
    • De Keizer van Oostende. Hoe de koningin der badsteden werd uitverkocht
    • “Paria’s van de stad” door Loïc Wacquant
    • “The Hunger Games” als weerspiegeling van de huidige brutale wereld
    • “De vloek van Osama”. Tien jaar na 11 september
    • Een eigenzinnige kijk op 100 jaar Boon
    • Opvolger voor controversiële documentaire over oorlogsmisdaden in Sri Lanka
    • ‘The Factory’, de revolutie door Arabische ogen
    • “Hoe durven ze?”, terechte kritieken op een falend systeem
    • Opstandland, de achtergrond van het conflict in Afghanistan, Pakistan en Kasjmir
    • Film over Thatcher leidt tot ophef in Groot-Brittannië
    • “Just do it. Het verhaal van moderne outlaws”. Documentaire over nieuwe generatie activisten
    • De bakermat van de beurs: hoe in het 17de eeuwse Amsterdam de moderne aandelenhandel ontstond
    • “The Cage”. Boek over de slachtpartij in Sri Lanka

  • Heeft de wereldbevolking haar grenzen bereikt?

    Onder ecologisten is er een grote verdeeldheid over de kwestie van bevolking en meer bepaald ‘overbevolking’. Velen stellen dat het teveel aan mensen een belangrijke oorzaak van schade aan het milieu vormt. De Britse Royal Society kwam onlangs met een rapport ‘People and the Planet’ waarin het stelt dat de wereldbevolking moet gestabiliseerd worden om “een neerwaartse spiraal van economische en ecologische problemen” te vermijden. In het boek ‘Too Many People’ gaan Ian Angus en Simon Butler na wat er van die stelling aan is.

    Recensie door Bill Hopwood, gepubliceerd in ‘Socialism Today’ (juni 2012). We vroegen een aanhanger van de overbevolkingstheorie om een reactie en zullen dit volgende week samen met eventuele andere reacties publiceren. Wil je ook reageren: stuur je tekst naar redactie@socialisme.be

    Op het eerste gezicht klinkt het argument logisch. Als al de rest gelijk blijft, betekent meer mensen dat er meer voedsel wordt geconsumeerd, dat er meer onderdak nodig is en dat er meer afval wordt geproduceerd. De wereldbevolking groeit snel aan, van twee miljard in 1927 tot zeven miljard in 2012. Tegelijk nam ook de ecologische schade enorm toe. Het argument is dan ook eenvoudig: teveel mensen leidt tot een toename van ecologische problemen.

    Een van de meest invloedrijke boeken over de ‘overbevolking’ is ‘The Population Bomb’ van Paul en Anne Ehrlich uit 1968. Zij beweerden dat er een massale hongersnood zou ontstaan omdat de wereld niet genoeg voedsel kon produceren voor de snel toenemende bevolking. Ze stelden dat steeds meer mensen zouden omkomen als gevolg van milieuproblemen. Beide elementen konden volgens Paul en Anne Ehrlich herleid worden tot het feit dat er teveel mensen zouden zijn.

    De wereldbevolking neemt effectief snel toe, ook al is het groeiritme aan het afnemen. Een sleutelfactor in die groei is de totale fertiliteitsgraad, het aantal kinderen per vrouw. Volgens de CIA zullen zowel Europa, China, de VS, Canada, Japan, Australië als bijna de volledige voormalige Sovjetunie in 2012 een fertiliteitsgraad kennen die onder het vervangingsaantal ligt. Het duurt een tijdje vooraleer een bevolkingsaantal stabiliseert of afneemt, maar verschillende Europese landen, Japen en Rusland kennen nu al een dalend bevolkingsaantal. De wereldbevolking groeit nog aan, maar het groeiritme is sinds de jaren 1950 gehalveerd.

    Butler en Angus onderzoeken de bewering dat het de bevolking is die verantwoordelijk is voor milieuschade. Wereldwijd kan het overkomen alsof een groeiende bevolking instaat voor een toename van CO2-uitstoot. Maar landen met lage inkomens zijn goed voor 52% van de bevolkingsgroei, terwijl ze slechts 13% van de toename van CO2-uitstoot voor hun rekening nemen. De landen met hogere inkomens nemen 7% van de bevolkingsgroei voor hun rekening en 29% van de toename van CO2-uitstoot. De bewering dat een bevolkingsgroei de oorzaak van ecologische schade is, wordt niet ondersteund door de feiten. Het is een simplistische visie.

    Er zijn verschillende stromingen onder de aanhangers van de overbevolkingstheorie. Het gaat van openlijke racisten tot diegenen die hun standpunt van bevolkingscontrole koppelen aan bredere sociale thema’s en vrouwenrechten. Maar het onderliggende element bij al deze stromingen is dat de verantwoordelijkheid bij de armen zelf wordt gelegd, terwijl dat net de grootste slachtoffers van ecologische schade zijn. Paul Ehrlich erkent dat het idee van overbevolking bij hem voor het eerst opkwam in New Dehli, terwijl er in New York een veel grotere bevolkingsdichtheid is.

    David Foreman, een van de oprichters van Earth First, stelde dat iedereen in de VS die meer dan twee kinderen krijgt de toegang tot de sociale zekerheid moet ontzegd worden. Zijn standpunt over de hongersnood van 1986 in Ethiopië was dat “de natuur haar evenwicht moet vinden” en dat de mensen dus maar “moesten sterven.” James Lovelock, auteur van de Gaia-theorie, stelt dat de aarde een “bevolkingsplaag” kent en dat er actie moet worden genomen om “die delen van de aarde die het minste zullen getroffen worden door klimaatveranderingen voor te bereiden om dienst te doen als veilige havens voor een beschaafde mensheid.” Daarbij stelde hij voor om met de marine op te treden tegen vluchtelingen, een vreemde manier van “beschaafd” optreden.

    Garrett Hardin, auteur van veel aangehaalde artikels, omschrijft vervuiling als het resultaat van een te groot aantal mensen die “gemeenschapsplaatsen gebruiken als storthoop”. Hij stelde dat het onwaarschijnlijk is dat “de beschaving en waardigheid overal zal overleven”, maar “beter in enkele plaatsen dan nergens.” “Bevoorrechte minderheden moeten optreden als de hoeders van de beschaving.” Hij suggereert dat dit kan worden gedaan door voedselhulp aan armen buiten de VS te weigeren en door migratie naar de eilanden van beschaving te stoppen.

    Meer gematigde aanhangers van de overbevolkingstheorie pleiten voor vrijwillige bevolkingscontrole naast sociale acties, in het bijzonder op vlak van vrouwenrechten en onderwijs. Dat kan redelijk klinken, maar het legt nog steeds de verantwoordelijkheid bij de armen. Het negeert bovendien de goede redenen om kinderen te hebben. Deze stroming brengt vaak tegenstrijdige boodschappen van bevolkingscontrole enerzijds en sociale actie anderzijds. De meeste ‘vrijwillige’ programma’s van bevolkingscontrole vereisen een element van dwang om tot resultaten te komen. Geld geven aan de allerarmsten helpt evenmin. Pogingen om maatregelen van bevolkingscontrole in te voeren, hebben er al toe geleid dat er 100 miljoen vrouwen minder zijn, door selectieve abortus maar ook door kindermoord. Echt vrouwvriendelijk is dat niet.

    De beste wijze om het aantal kinderen te beperken, als dat al het gewenste doel is, is door nadruk te leggen op vrouwenrechten, onderwijs, een betere levensstandaard en degelijke sociale zekerheid met een leefbaar pensioen. Kleinere gezinnen zijn een resultaat van dergelijke maatregelen. Maar vandaag nemen regeringen wereldwijd, onder druk van de grote financiële instellingen, net maatregelen die in de omgekeerde richting gaan.

    Een veel gebruikte manier om de ecologische schade te beschrijven, is de formule I=PAT (Impact= population x affluence x technology. Impact = bevolking maal rijkdom maal technologie). Het lijkt op een formule, het is eenvoudig en het lijkt redelijk te zijn. Maar het is dat niet. Er is geen wetenschappelijke basis voor en er zijn geen meetbare eenheden om deze beschrijving te volgen.

    Deze beschrijving gaat voorbij aan de vraag welke technologie wordt ontwikkeld en hoe het wordt aangewend, wat er wordt geproduceerd en hoe dit gebeurt, en wie de macht heeft om iets te veranderen. Er wordt van uitgegaan dat alle consumenten in een bepaald land een gelijke rol spelen in de ecologische schade. Greenpeace legde de schuld voor de ramp met de Exxon Valdez bij alle Amerikaanse automobilisten. Nochtans hebben consumenten geen controle op militaire vervuiling, de technologie die wordt gebruikt om voedsel te produceren, ingebouwde verslijting of de consumptiepatronen van de rijken.

    De Wereldbank stelt dat de 1% rijksten ter wereld goed zijn voor de consumptie van 25% van de middelen op de wereld. De 10% rijksten consumeren 59% van de middelen. De beschrijving I=PAT gaat daar compleet aan voorbij, net zoals de meeste aanhangers van de overbevolkingstheorie. Dit is de kern van de fout in hun redeneringen: ze gaan voorbij aan klassenverschillen.

    Zelfs indien het mogelijk zou zijn om de bevolking om democratische wijze af te bouwen, dan nog zou het ongeveer 30 jaar duren vooraleer een dergelijke maatregel effect zou hebben. Dat is te lang om iets te doen aan de klimaatveranderingen. De meest bescheiden hypothesen gaan ervan uit dat de CO2-uitstoot tegen het midden van de eeuw moet terug gebracht worden tot 50% van de uitstoot in 1990. Geen enkele aanhanger van de overbevolkingstheorie kan ernstig menen dat het bevolkingsaantal op 40 jaar tijd kan verminderd worden tot drie miljard (de helft van het aantal in 1990). En dan wordt er nog van uit gegaan dat een vermindering van de bevolking met de helft overeenkomt met een afname van de vervuiling met de helft. Dat gaat voorbij aan de consumptie door de rijken, de militaire en de industriële vervuiling. Een groot deel van de ecologische schade in de arme landen – houtkap, voedselteelt voor export, ontginnen van grondstoffen – wordt niet gecontroleerd door de bevolking ter plaatse en het levert hen doorgaans weinig of niets op. Aanhangers van de overbevolkingstheorie leggen de verantwoordelijkheden bij de foute oorzaken. En zelfs indien hun doelstellingen zouden bereikt worden, dan zou dit niet het verhoopte resultaat teweeg brengen.

    Door de armen de schuld voor overbevolking te geven en de werkende bevolking in de rijkere landen voor consumptie, worden de verkeerde oorzaken aangeklaagd. Hierdoor moet het kapitalistische systeem zelf niet in vraag worden gesteld. Bovendien maken ze de bondgenootschappen die nodig zijn om tot echte verandering te komen moeilijker.

    Heel wat strijdbewegingen op het vlak van milieu vinden plaats in de armste landen waarbij arme mensen in actie komen. Door hen verantwoordelijk te stellen voor de problemen van milieuschade, zullen ze zich niet snel verbonden voelen met de ecologisten uit de rijkere landen. De meeste werkende mensen in de rijkere landen gaan al decennia gebukt onder een stagnerende levensstandaard en nu wordt er massaal bespaard op werkgelegenheid, lonen en openbare diensten. Door hen verantwoordelijk te stellen, zullen het geen bondgenoten worden.

    Het antwoord op milieuschade ligt niet bij het aantal mensen. Het ligt bij hoe de productie wordt georganiseerd, welke technologie wordt gebruikt, hoe beslissingen worden genomen en door wie, hoe rijkdom en goederen worden verdeeld. Als alle beschikbare duurzame technologie zou ingezet worden, dan zouden vervuiling en CO2-uitstoot al drastisch verminderen. Samen met het aanpakken van de excessieve consumptie door de 1% rijksten en de militaire vervuiling, zouden we al een heel eind verder staan. Daarnaast zou er een brede steun zijn voor een beleid om degelijke jobs en openbare diensten aan te bieden. Dat zou een antwoord bieden op de schade die het kapitalisme vandaag aanbrengt aan mens en milieu.

    De meeste aanhangers van de overbevolkingstheorie en heel wat ecologisten gaan echter niet in tegen het kapitalisme of geloven niet dat het mogelijk is om tot een ander systeem te komen. In plaats daarvan kiezen ze voor het doodlopend straatje van bevolkingscontrole terwijl de oorzaken van ecologische vernietiging gerust gelaten worden.

    De auteurs brengen een reeks terechte argumenten over de gebreken en gevaren van een politiek van bevolkingscontrole. Socialisten moeten daarop voortbouwen en een programma ontwikkelen en koppelen aan campagnes waarmee we diegenen die het meeste bezorgd zijn om het milieu overtuigen om een gezamenlijke strijd met de armen en de arbeidersklasse te voeren om wereldwijd een einde te maken aan het kapitalisme en te bouwen aan een samenleving dat het welzijn van mensheid en van de planeet centraal stelt.

  • Klimaatveranderingen. Socialistische planning is nodig!

    Twintig jaar na de eerste milieutop van de Verenigde Naties in Rio de Janeiro blijven klimaatveranderingen een ernstige bedreiging voor de toekomst van de planeet. De uitstoot van schadelijke gassen blijft toenemen tot een rampzalig niveau. De kloof tussen de groene retoriek van regeringen in de geïndustrialiseerde kapitalistische landen en hun gebrek aan maatregelen neemt toe.

    Artikel door Pete Dickenson uit de zomereditie van ‘De Linkse Socialist’

    De vernietigende overstromingen in Pakistan in 2010 en de orkaan Katrina in de VS in 2005 toonden hoe de klimaatveranderingen leiden tot extreme weeromstandigheden. Het doorbreekt de idee dat de gevolgen van de klimaatveranderingen enkel voor de komende generaties een probleem zullen vormen. Meteoroloog Jeff Masters stelde: “Het is goed mogelijk dat 2010 het jaar met het meest extreme weer sinds 1816 was.”

    Sommigen denken dat het om geïsoleerde gebeurtenissen ging die op geen enkele wijze verbonden zijn met klimaatveranderingen. Onderzoek na Katrina weerlegt dit. Het opwarmen van de oceaan leidt tot meer ernstige orkanen. Klimatologen gaan ervan uit dat extreem weer wel degelijk verbonden is met de klimaatveranderingen.

    Er zijn heel wat uiteenlopende voorspellingen over mogelijke temperatuurveranderingen als gevolg van de klimaatveranderingen. De hoogste voorspellingen, een stijging met 13,3 graden celsius, houden in dat het moeilijk wordt om het leven op aarde in stand te houden. Een dergelijke ontwikkeling is statistisch gezien weinig waarschijnlijk, maar als ernstige waarschuwing kan het tellen. Ook een beperktere globale opwarming – specialisten hebben het over een stijging met 4 graden tegen 2055 – zou vernietigende gevolgen hebben met meer droogtes en overstromingen.

    Ontbossing en het oprukken van de woestijnen bedreigen het leven van de armsten. Naast globale opwarming is er ook het gevaar van nucleair afval en andere vormen van vervuiling. De ramp van Fukushima was de ergste sinds Tsjernobyl. Pas negen maanden na de ramp kon de Japanse regering aankondigen dat alle lekken gedicht waren. Het zal nog 40 jaar duren om alles op te ruimen. Kernafval blijft 100.000 jaar radioactief en er is nog steeds geen volledig veilige methode voor het opbergen ervan.

    De wereldleiders houden het op topbijeenkomsten steeds bij voornemens, bij de laatste VN-conferentie in Durban werd er geen eensgezindheid gevonden om het Kyoto-akkoord op te volgen. Dat akkoord loopt eind dit jaar af, een nieuw akkoord komt er wellicht ten vroegste tegen 2020. De kapitalisten zijn niet in staat om het klimaatprobleem ernstig aan te pakken. De wereldwijde economische en financiële crisis zal het niet gemakkelijker maken om zelfs tot beperkte akkoorden zoals Kyoto te komen.

    Socialistisch antwoord

    Socialisten stellen vast dat de technologische kennis om grote stappen vooruit te zetten vandaag aanwezig is. Het is mogelijk om snel over te gaan naar een groter gebruik van hernieuwbare energie, een grote uitbreiding van het openbaar vervoer, de ontwikkeling van snelle treinverbindingen om korte vliegreizen overbodig te maken of om minstens een deel van de noodlijdende automobielindustrie om te vormen tot centra voor onderzoek en ontwikkeling van milieuvriendelijke transportmogelijkheden.

    De winsthonger van de ‘vrije’ markt maakt het onmogelijk om de milieuproblemen aan te pakken. Strijden voor de toekomst van mens en milieu, betekent ingaan tegen het huidige systeem en opkomen voor een andere organisatie van de productie. Een rationele democratische planning is noodzakelijk en heeft heel wat voordelen op de markt. Zo wordt onnodige verspilling vermeden en wordt bij de productie steeds rekening gehouden met de ecologische behoeften van de meerderheid van de bevolking.

    De uitdagingen zijn groot en dringend. Daartoe moeten we onder meer overgaan tot het herbewapenen van de arbeidersbeweging met een socialistisch programma. Als eerste stap is er nood aan brede politieke formaties die de belangen van de werkende bevolking verdedigen en een politiek verlengstuk voor strijd vormen. Op de gevestigde partijen, de politieke vertegenwoordigers van het kapitalistische marktsysteem, moeten we immers niet rekenen. Zij zullen de geschiedenis ingaan als medeverantwoordelijk voor een van de grootste misdaden van het kapitalisme. Verandering is enkel mogelijk als het uit de hoek van de arbeidersbeweging komt en waarbij het kapitalisme wordt vervangen door een democratisch socialistisch systeem.


    Planning for the planet – How Socialism Could Save the Environment

    Dat is de titel van een nieuw boek door Pete Dickenson, een academicus en lid van de Socialist Party (zusterpartij van LSP in Engeland/Wales). Het boek is via LSP verkrijgbaar aan 12 euro + verzendingskosten.

  • Kunst is leven

    Tot 12 augustus loopt er in de Barbican Art Gallery in Londen een tentoonstelling over de Bauhaus, een bekende Duitse kunststroming die na de Eerste Wereldoorlog ontstond en uiteindelijk de kop werd ingedrukt door de nazi’s in 1933. Gedurende 14 jaar bracht Bauhaus verschillende artistieke producties en cultuur bijeen met als doel om kunst en technologie met elkaar te verenigen. Dat omvatte meteen ook standpunten over politiek en samenleving.

    Recensie door Niall Mulholland

    De tentoonstelling in de uitgebreide galerijen van de Barbican brengt dit allemaal op een uitstekende wijze. Er is een rijke collectie van schilderijen, beelden, design, architectuur, keramiek, theater en installaties. De collectie omvat werken van de ‘meesters van de Bauhaus’ zoals Wassily Kandinsky, Paul Klee en Laszlo Moholy-Nagy.

    De school van de Bauhaus maakte komaf met de ‘burgerlijke esthetiek’ die plaats moest ruimen voor eenvoudige geometrische vormen, afzonderlijke duidelijke lijnen en een modernistische esthetische klaarheid. De Bauhaus had een grote invloed. Afgeleide versies van de stalen stoelen met armleuningen die door de Bauhaus midden jaren 1920 werden ontwikkeld, zijn tot op vandaag aanwezig in tal van huizen en kantoren. De tentoonstelling toont de levendige samenwerking die zo eigen is aan Bauhaus. Verschillende belangrijke artiesten van toen werden samen met vaklui aangetrokken tot de beweging en ze werkten samen als onderdeel van het ‘creatieve spel’ van de Bauhaus. Studenten werden aangemoedigd om te discussiëren en problemen van vorm, vertegenwoordiging en compositie in vraag te stellen.

    Waar de tentoonstelling voor het overige uitstekend is, ontbreekt het wel aan uitwerking van de politieke en sociale context. De meer exotische elementen van de school komen wel uitgebreid aan bod. Zo wordt ingegaan op de mystieke ideeën van de schilder Johannes Itten, wiens ideeën door studenten werden opgenomen door zich kaal te scheren, jurken te versieren of een bizar dieet te volgen. Maar de sterke socialistische invloeden op Bauhaus komen jammer genoeg minder aan bod.

    Bauhaus werd in april 1919 opgezet door de radicale architect Walter Gropius in Weimar, in de staat Thüringen. Uit afkeer tegen de oorlog die hem ook radicaliseerde – Gropius deed dienst aan het westelijke front – werd hij een voorman in de Arbeidsrat für Kunst (Arbeidersraad voor kunst) tijdens de revolutie van november 1918 in Duitsland. Net zoals zijn inspiratiebronnen John Ruskin en William Morris, belangrijke vaklui en artiesten uit de 19de eeuw, kwam de eerste voorzitter van de Bauhaus op voor een nieuwe samenleving en voor het opheffen van het onderscheid tussen kunst en technologie. Er kwam een radicale nieuwe benadering van architectuur en design. Gropius dacht dat dit zou leiden tot de “eenmaking van kunst onder de vleugels van grote architectuur”. Hij was voor kunst voor het volk en voor sociale vooruitgang.

    De Bauhaus kwam tot stand op een ogenblik van intensieve economische en politieke crisis in Duitsland en doorheen Europa. De massale slachtpartij van de imperialistische Eerste Wereldoorlog leidde mee tot de Oktoberrevolutie in Rusland in 1917. Het feit dat de arbeiders- en soldatensovjets in Rusland aan de macht kwamen onder leiding van de Bolsjewieken was een inspiratiebron voor de Duitse revolutie van 1918. De Spartakistenliga onder leiding van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg stond aan het hoofd van een revolutionaire beweging van arbeiders en soldaten. Maar de revolutionaire beweging en de twee uitgesproken leiders ervan werden de kop ingedrukt door de krachten van de kapitalistische reactie die daarin werd bijgestaan door de leiders van de Sociaal Democratische Partij.

    Tijdens de Eerste Wereldoorlog namen artistieke stromingen meer openlijk politieke standpunten in. Dat was onder meer het geval met de Dadaïsten, een ietwat nihilistische rebellie tegen de burgerlijke samenleving. De Oktoberrevolutie vormde een krachtige impuls voor artistieke en intellectuele ontwikkelingen, zowel in de jonge Sovjetunie als in de rest van de wereld. Bauhaus kwam voort uit deze culturele, politieke en sociale basis.

    De tentoonstelling in het Barbican begint met het Manifest van Bauhaus door Gropius. Het manifest wordt geïllustreerd met expressionistische houtsculpturen door Lyonel Feininger. Er is onder meer een sculptuur van een gebouw dat drie verdiepingen hoog is met stralend licht en een hemelboog, Gropius noemde het een “kathedraal van het socialisme”. Begin jaren 1920 legde Gropius nadruk op standpunten over het ‘standaardiseren’ en de ‘samenwerking’ met de industrie. Heel wat publicaties die in de tentoonstelling voorkomen, promoten nieuwe design en architectuur. Deze publicaties blijven de aandacht trekken met levendige en creatieve foto’s, beelden en typografie.

    In februari 1924 verloren de sociaaldemocraten de controle over het deelstaatparlement van Thüringen. Ze moesten plaats maken voor de rechtse nationalisten die vijandig stonden tegenover de progressieve artistieke idealen van de Bauhaus. De financiële steun werd ingetrokken, waarop Gropius beslist om Bauhaus te verhuizen naar een industriële site in de buurt van Dessau. Dat gebeurde in 1926. Gropius tekende een nieuw gebouw voor de Bauhaus uit, een belangrijk voorbeeld van modernisme. Er waren ook werkplaatsen in het gebouw. In de buurt bevonden zich ook het directeurshuis van Gropius en huizen voor artiesten van Bauhaus. In deze periode maakte Gropius plannen voor een vernieuwende arbeiderswijk aan de rand van Dessau.

    Tegen 1928 zorgden de erger wordende economische problemen en de groeiende dreiging van extreemrechts ervoor dat Gropius besloot om zich terug met zijn architectenpraktijk in Berlijn bezig te houden. Hannes Meyer, een communist en architectuurprofessor, werd de nieuwe directeur van Bauhaus. Na twee jaar werd hij opgevolgd door Mie Van der Rohe. Na de lokale machtsovername in Dessau door de nazi’s en het afsluiten van iedere financiële ondersteuning voor Bauhaus, moest de school in 1932 de deuren sluiten. Dat was slechts een voorbode voor een veel grotere ramp die zou volgen. Een jaar later leed de Duitse arbeidersklasse een zware nederlaag. De Communistische Partij, onder invloed van Stalin, en de sociaaldemocraten slaagden er niet in om een eenheidsfront te vormen om Hitler van de macht te houden.

    De Bauhaus trok zich kortstondig in Berlijn terug, maar op 11 april 1933 kwam er een einde aan op bevel van het nieuwe naziregime. Hitler slaagde er in om de school van “ontaarde kunst” te sluiten. Gropius en heel wat andere voormalige Bauhaus-artiesten moesten een vervolging ontvluchten. Paradoxaal genoeg zorgde die gedwongen emigratie voor een verspreiding van de reputatie en invloed van Bauhaus doorheen Europa, de VS en de rest van de wereld. De verspreiding van de voormalige personeelsleden en studenten van de Bauhaus, hun politieke desoriëntatie en hun persoonlijke en financiële problemen zetten de creatieve verwezenlijkingen echter onder druk. Maar de stroming had een blijvende impact, niet in het minst op het kunstonderwijs en in de architectuur.

    De huidige onrustige periode van crisis in de Eurozone en een dieper wordende economische, politieke en sociale crisis in Europa en de rest van de wereld doet denken aan de tumultueuze periode waarin de Bauhaus ontstond. Het leidt meteen tot de volgende vraag: waar blijft een gelijkaardig krachtig artistiek, cultureel en creatief antwoord op de kapitalistische crisis en de burgerlijke culturele afbouw?

  • ACTA is dood, leve CISPA?

    Eerder legden we uit hoe ACTA een gevaar betekent voor onze democratische rechten (zie dit artikel). Ondertussen waren er tal van mobilisaties en er zijn er nog gepland zolang het project niet volledig is ingetrokken. Er zijn ook pogingen om via nieuwe voorstellen hetzelfde doel te bekomen: het slot op het internet leggen.

    Artikel door Jean L, Luxemburg

    ACTA was een internationaal verdrag dat het zogezegd opnam voor de intellectuele eigendom en de auteursrechten. Het verdrag ging uit van het principe dat een niet toegelaten kopie van een beschermd werk een misdrijf vormt. Op legaal gekochte DVD’s moet je telkens een filmpje met die boodschap ondergaan. ACTA laat de autoriteiten toe om alle internetcommunicatie te controleren en inlichtingen te krijgen over de gebruikers.

    Het is een poging om het Franse HADOPI (regels ter bestrijding van illegale kopies) op internationaal vlak door te voeren. De internetaanbieders zouden alle nodige gegevens om ‘verdachten’ te identificeren aan de autoriteiten moeten doorgeven zodra er een eenvoudige klacht is.

    De tekst van het ACTA-verdrag is erg vaag en vatbaar voor interpretatie. We moeten verder kijken om de ware bedoelingen ervan te kennen. Nog los van de vraag of de strijd tegen illegale downloads legitiem is, zijn enkele kanttekeningen nodig:

    • mensen die muziek of films downloaden, geven gemiddeld meer dan anderen uit aan culturele producten,
    • er onstaan steeds meer commerciële mogelijkheden onder ‘globale licentie’ waardoor illegaal downloaden minder interessant wordt,
    • er is een opmars van ‘vrije licenties’ waarbij de auteur aangeeft wat met zijn of haar creatie mag gedaan worden (zie kader).

    Tegen deze achtergrond is het vreemd dat de industrie zich zo vastbijt in pogingen om steeds repressievere regels op te leggen in de strijd tegen niet toegelaten kopies. Die regels zullen erg snel achterhaald en zonder effect zijn. Het gaat hier wellicht om een achterhoedegevecht van een deel van de amusementsindustrie die een steeds groter deel van de koek wil, zowel op directe als op indirecte wijze (denk maar aan de dure concertprijzen). Gezien hun enorme winsten de afgelopen decennia hebben ze ook de middelen om intensief te lobbyen.

    De politici volgden de industriële lobby zonder daar veel vragen bij te stellen. Maar onder druk van het verzet tegen ACTA begonnen ze wel te aarzelen. Na verschillende mobilisaties tegen ACTA begonnen de opstellers van de verdragstekst zelf hun kar te keren. Zo stelde Eurocommissaris De Gucht voor om de tekst aan het Europese Hof van Justitie voor te leggen. Dat is een poging om ervan af te geraken zonder zelf al te veel gezichtsverlies te lijden.

    Verschillende landen kondigden al aan dat ze het verdrag niet zullen ondertekenen. Na de Zwitserse afwijzing helt ook Luxemburg over naar het neen-kamp. Minister van economie Etienne Schneider had nochtans gesteld dat ACTA niets zou veranderen aan de Luxemburgse wetgeving… Dat is vreemd, waartoe dient het verdrag dan wel? Maar de christendemocraten lijken een goedkeuring van het verdrag nu toch af te wijzen.

    Ook in het Europees Parlement ziet het er naar uit dat op een volledige afwijzing van de tekst wordt afgestevend. Het feit dat de tekst aan het Europese Hof van Justitie wordt voorgelegd, betekent voorlopig enkel dat de kwestie “in de frigo” wordt gestoken in afwachting van wat meer rust in deze kwestie. We weten echter dat iets wat te lang in de frigo steekt, er met een onfris geurtje terug uit komt…

    Het ziet er naar uit dat ACTA het niet zal halen. Dat betekent echter niet dat de strijd gestreden is. Er worden al nieuwe even giftige projecten opgezet. Zo is er het Amerikaanse wetsvoorstel CISPA dat gericht is tegen “cyberdreigingen”. Na de mislukkingen met PIPA en SOPA is dit een nieuwe poging om tot een groter toezicht op het internet te komen in de VS. Dat gebeurt met de steun van de grote bedrijven in de sector. Net zoals dit bij ACTA het geval was, is de tekst van CISPA vaag en kan het tot diverse interpretaties leiden. CISPA omvat het officialiseren van systematische informatie-uitwisseling tussen de aanbieders van internet en de autoriteiten. De Kamer keurde het voorstel al goed waardoor het nu naar de Senaat gaat. Mogelijk zal de Democratische meerderheid het voorstel daar tegenhouden. Maar als we daarop moeten vertrouwen, dan is het resultaat wel heel onzeker. Er zal druk van onderuit moeten komen om een overwinning te bekomen tegen alle nefaste projecten die onze rechten en vrijheden beperken.


    Piraten… aan bakboord of stuurboord?

    De Piratenpartijen kennen een opgang in Europa. Zij maken van de strijd tegen ACTA een centraal punt. De piraten gaan terecht in tegen de gevaren van ACTA voor onze individuele en collectieve rechten. Het politieke programma van de Piratenpartijen gaat vooral over de rechten van burgers in de context van een ‘digitale’ samenleving. Het gaat om een beperkt actieterrein, maar wel een terrein dat de afgelopen jaren aan belang won. De toegang tot cultuur en het delen van kennis zijn belangrijke zaken. Zeker nu de grote bedrijven alles willen privatiseren en controleren.

    De piraten gaan in zekere zin in tegen de ontsporingen van het kapitalisme, maar ze doen dit zonder duidelijke ideologische koers. Er staan zeker progressieve elementen in hun programma, maar sommige piraten hebben een asociaal mes tussen de tanden zitten. Zo is er de oprichter van de Zweedse Piratenpartij, Rickard Falkvinge, die verklaarde: “De conservatieven zijn niet voor een puur kapitalisme. Ze zijn een mengvorm van sociaal-liberalen (…) Zelf ben ik een ultrakapitalist (…) De strijd gaat over de rechten van burgers, dat staat centraal. Het is belangrijker dan discussies over gezondheidszorg, onderwijs, kernenergie, defensie en dat soort vervelende thema’s waarover al 40 jaar wordt gediscussieerd.” Kortom, niet alle piraten zijn onze bondgenoten…


    ‘Vrije licenties’. Copyleft versus copyright

    Vrije licenties vormen een alternatief op het copyright. Het traditionele copyright gaat gepaard met de melding “alle rechten voorbehouden.” Dat houdt in dat er toelating nodig is voor ieder gebruik van het werk (bvb een muziekstuk). Een werk met een vrije licentie vermeldt “bepaalde rechten voorbehouden”, waarbij de maker ervan slechts aanspraak maakt op bepaalde rechten. Zo kan de auteur een kopie voor niet-commerciële of zelfs voor commerciële doeleinden toelaten, een aanpassing van het werk toelaten of niet toelaten en uiteraard kan de maker zijn morele rechten beschermen door een verwijzing te eisen bij ieder gebruik van het werk.

    Dergelijke licenties worden voorgesteld door ‘creative commons’ en worden al gebruikt door duizenden artiesten die zich verenigen op platformen voor legaal downloaden. Deze artiesten worden vergoed op basis van giften van fans en door vergoedingen die ze krijgen bij commerciële verspreiding van hun werken. Vreemd genoeg komen dergelijke artiest nooit aan bod op de radio of op televisie. Bij ‘vrije licenties’ wordt ook wel gesproken over ‘copyleft’.

  • Recensie. “The Hunger Games” als weerspiegeling van de huidige brutale wereld

    Dit is niet de eerste film over een totaal ontspoorde samenleving. Vorig jaar was er ‘Never let me go’ met Kiera Knightly en Carey Mulligan. Er is ook de herontdekking van ‘V for Vendetta’ (2006) door de indignado’s en Occupy-activisten. De film ‘The Hunger Games’ is een bewerking van het eerste deel van een succesvolle trilogie door Suzanne Collins. Het thema is dan misschien niet uitzonderlijk, de betoverende aantrekkingskracht van de heldin Katniss Everdeen, subtiel gespeeld door Jennifer Lawrence, en de wijze waarop extreme ongelijkheid, gebrek aan democratie, de ontaarding van de roddelmedia en realiteitstelevisie aan bod komen, zorgen ervoor dat ‘Hunger Games’ een opvallende en geslaagde film is.

    Recensie door Laura Fitzgerald

    Het verhaal vindt plaats in de toekomst in een verschrikkelijke wereld. Het land is opgedeeld in 12 districten waarbij de heersende elite jaarlijks ‘hongerspelen’ organiseert met twee jongeren uit elk district die in een afgrijselijke televisiestrijd elkaar moeten afmaken. De laatste overlevende wint. De prijs voor de winnaar is rijkdom en prestige. Katniss wordt door de kracht van haar aangeboren menselijkheid een symbool voor de mogelijkheid van iets anders. Het begint met Katniss die een poging doet om haar zuster uit de ‘hongerspelen’ weg te houden en daarom de allereerste vrijwilliger ooit is die aan de strijd meedoet.

    Als dochter van een mijnwerker uit een bijzonder arm district komt Katniss enkele dagen terecht onder de meer begoede lagen in de steden terwijl de deelnemers aan de hongerspelen zich voorbereiden op een harde strijd waarin maar één van hen zal overleven. Katniss staat perplex. Ze laat haar lichaam en wenkbrauwen waxen en bleken als voorbereiding op een interview met een presentator van het televisiespel. Het is geen toeval dat de natuurlijke schoonheid van Katniss het beste tot uiting komt als ze niet geschilderd of gepolijst is in opdracht van een geënsceneerde en voyeuristische camera.

    De vader van Katniss kwam om bij een mijnongeval waarna zij voor haar familie moest zorgen. Ze heeft leren te overleven. Haar vindingrijkheid en de talenten die ze ontplooit tijdens de hongerspelen worden gecombineerd met een menselijke solidariteit die aan bod komt in de vriendschap die ze ontwikkelt met een andere jonge zwarte kandidate.

    Het voorkomen speelt een symbolische rol in de film. De rijkeluisjongeren in de stad gaan getooid in ostentatieve kledij met een bijna clowneske make-up. Dat versterkt de tegenstelling tussen extreme rijkdom en armoede. De rijken komen kleurrijk maar belachelijk over, terwijl de arme bevolking in slordige grijze en bruine kledij wel menselijk en benaderbaar overkomen. De ‘elk voor zich’-mentaliteit van de heersende elite is de basis voor de ‘Hongerspelen’. Het kan ook gezien worden als een parodie op de huidige wereld die wordt gedomineerd door een kapitalistisch systeem in crisis dat op brutale wijze een besparingsbeleid oplegt zonder rekening te houden met de menselijke tol van dit beleid.

    De film laat uitschijnen dat het verschrikkelijke dictatoriale bewind aan de macht kwam nadat een opstand de kop werd ingedrukt. De deelname van Katniss aan de Hongerspelen geeft de bevolking nieuwe hoop. Het feit dat Katniss moet meestappen in een geveinsde romantische relatie om het systeem te bestrijden, belemmert haar enorm. Ook dit kan gezien worden als een weerspiegeling van de vele moeilijkheden die jongeren kennen om echt zichzelf te kunnen zijn en zich te kunnen ontwikkelen op basis van positieve menselijke verhoudingen in een kapitalistische wereld die wordt gedomineerd door media vanuit de bedrijfswereld die rigide opvattingen over schoonheid, genderrol,… opleggen. Er broeit echter iets. Maar kan Katniss de basis leggen voor een opstand? Ontdek dit zelf in de film of het boek.

    <video poster="http://api.kewego.com/video/getHTML5Thumbnail/?playerKey=25e1a69bf7eb&sig=b71671f2d6cs" height="100%" width="100%" preload="none" controls="controls"><script src="http://sa.kewego.com/embed/assets/kplayer-standalone.js"><script defer="defer">kitd.html5loader("flash_kplayer_b71671f2d6cs");

    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • “De vloek van Osama”. Tien jaar na 11 september
    • Een eigenzinnige kijk op 100 jaar Boon
    • Opvolger voor controversiële documentaire over oorlogsmisdaden in Sri Lanka
    • ‘The Factory’, de revolutie door Arabische ogen
    • “Hoe durven ze?”, terechte kritieken op een falend systeem
    • Opstandland, de achtergrond van het conflict in Afghanistan, Pakistan en Kasjmir
    • Film over Thatcher leidt tot ophef in Groot-Brittannië
    • “Just do it. Het verhaal van moderne outlaws”. Documentaire over nieuwe generatie activisten
    • De bakermat van de beurs: hoe in het 17de eeuwse Amsterdam de moderne aandelenhandel ontstond
    • “The Cage”. Boek over de slachtpartij in Sri Lanka
    • Het spook van de vergrijzing verdreven
    • Breaking News: journalistiek die breekt, maar niet met de commerciële logica
    • “De tuin van Tito”. Is er sprake van verzoening in ex-Joegoslavië?
    • "23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme"
    • Film. Tinker, Tailor, Soldier, Spy

  • “De vloek van Osama”. Tien jaar na 11 september

    VRT-journalist Rudi Vranckx brengt in het boek “De vloek van Osama” verslag van hoe de wereld is veranderd sinds de aanslagen van 11 september 2001. Hij doet dit aan de hand van gesprekken met zowel prominenten als gewone mensen. De journalist aarzelt niet om een eigen standpunt in te nemen: de oorlogen zijn uitzichtloos en vormen geen stap vooruit, als er een lichtpunt is komt dit van de bewegingen van de vele duizenden gewone mensen zoals in Egypte. In mei 2011 kwam Bin Laden om het leven, maar “politiek is Osama Bin Laden al eens gestorven op het Tahrirplein”.

    Recensie door Geert Cool

    Dit boek is geen vluchtig geschreven document, maar het resultaat van tien jaar journalistieke betrokkenheid. Rudi Vranckx trok onder meer naar Afghanistan, Pakistan, Irak, Groot-Brittannië en de VS om er te spreken met zowel prominente figuren als gewone mensen. Tien jaar geleden vormden de aanslagen op de WTC-Torens in de VS een keerpunt in de geschiedenis. Het leidde tot uitzichtloze oorlogen in Afghanistan en nadien Irak. Intussen zonk Pakistan dieper weg in de chaos. De reactionaire fundamentalisten van Taliban en Al Qaeda vonden zelfs aanhang in het Westen.

    Toch is Vranckx hoopvol. “De moed van de mensen in de Arabische wereld die na tientallen jaren eindelijk opstaan tegen de beulen die hen kwellen en vernederen, roept bij mij grenzeloze bewondering op. Het lijkt wel dat, wanneer een bepaalde barrière van angst en onderdrukking eenmaal doorbroken is, alles kan.” Deze beweging heeft ook een impact in landen als Irak waar Vranckx in een theehuis sprak met jongeren die actief voor verandering opkomen en zich daarin gesteund weten door bredere lagen van de bevolking. Terecht meent Vranckx dat ook 11 februari 2011, de dag dat Moebarak viel, de geschiedenis zal ingaan als een keerpunt.

    Tien jaar na het begin van de oorlog in Afghanistan is de situatie in dat land nog steeds uitzichtloos. Intussen kent Vranckx zijn weg in het land. Vooral zijn gesprekken met gewone Afghanen zijn beklijvend. Dat verhaal kwam voorheen amper aan bod. Vranckx moet erkennen dat hij zich aanvankelijk liet meeslepen in de oorlogsroes en nu tien jaar later op zoek moet naar een antwoord op de vraag waar het fout is gelopen.

    Hij krijgt daar deels een antwoord op in gesprekken met gewone Afghanen. Zo trokken drie mannen urenlang door de bergen om met Vranckx te spreken. Het ging om drie overlevenden van een aanval op een bruiloftsfeest in 2008. “De oude mannen praten met horten en stoten. ‘Het zijn onze vijanden, de Amerikanen. Wie vrouwen en kinderen bombardeert, dat zijn onze vijanden. Hoe kunnen ze nog langer in dit land blijven? Ze hebben verloren.’ Ik vraag me af hoeveel nieuwe vijanden het Westen maakt bij elke nieuwe ‘misser’. (…) Haat en zijn verwoestende kracht heb ik al vaker meegemaakt, maar nog nooit eerder heb ik een Afghaanse man zien huilen.”

    Vranckx beschouwt het ‘Westen’ blijkbaar als een eengemaakt oorlogsgezind blok waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen diegenen die voordeel halen uit oorlog en diegenen die er vooral slachtoffer van zijn. Door gewone Afghanen aan het woord te laten, doorprikt Vranckx wel het beeld van het Oosten als een eengemaakt Talibangezind blok. Een dergelijk onderscheid is van fundamenteel belang om te verklaren hoe verandering mogelijk is: de tienduizenden die in Tunesië en Egypte op straat kwamen hebben fundamenteel andere belangen dan de dictators die er aan de macht waren. In het Westen is dat niet anders. Dat ervaart Vranckx overigens zelfs als hij naar de VS trekt. Daar wordt hij zelf tegengewerkt door de autoriteiten en spreekt hij met zowel haatverspreidende figuren als activisten die zich tegen de oorlog keren.

    In het hoofdstuk over Irak brengt Vranckx tal van getuigenissen van oorlogsmisdaden. Zo zijn er in Fallujah vier keer meer kankers bij volwassenen en twaalf keer meer bij kinderen. Het sterftecijfer bij kinderen ligt er viermaal hoger dan in buurland Jordanië. Als Vranckx het ziekenhuis van Fallujah wil bezoeken, blijkt dit verboden terrein te zijn. In Irak werd de oorlog ook erg persoonlijk, zijn tolk en goede vriend kwam in 2006 om het leven bij een aanslag.

    Doorheen het boek brengt Vranckx verslag uit van hoe journalisten te werk gaan. Dat blijkt niet altijd zonder gevaren te zijn. Een journalist die enkele dagen na Vranckx vanuit Jalalabad naar Kaboel trok, werd omgebracht. De tolk van Vranckx in Bagdad werd vermoord, een andere medewerker moest het land ontvluchten. Journalisten die bijna als soldaten mee oprukken met het leger om het standpunt van dat leger de wereld in te sturen bij wijze van propaganda, kunnen niet op het begrip van Vranckx rekenen. “Journalistieke hersendood” is dit met journalisten die “verslag over de oorlog uitbrengen alsof het een sportgebeurtenis is waar zij de exclusieve rechten van gekocht hebben.”

    “De vloek van Osama” leidde tot oorlog in Afghanistan en Irak, maar ook tot geweld en terreur in de rest van de wereld. Onder moslims in Groot-Brittannië is er een laag van jongeren die sympathie heeft voor Bin Laden. Vranckx spreekt zowel met moslimfundamentalisten als met extreemrechts, hij ontmoet toplui van de English Defence League. De journalist stelt vast dat beiden heel wat met elkaar gemeen hebben. In de VS spreekt hij met Koranverbrander Terry Jones, een gesprek dat pas kon plaatsvinden na heel wat problemen door bemoeienissen van de politie. Dit soort figuren moet niet onderdoen voor de mullahs die Bin Laden steunden. Bij het afscheid met Jones moest Vranckx aan een uitspraak van Heinrich Heine denken: “Daar waar men boeken verbrandt, verbrandt men uiteindelijk ook mensen”. Hij voegt er aan toe: “Hij schreef dit over een Koranverbranding in Granada, na de overwinning van Andalusië op de islam in de vijftiende eeuw. En toen was er nog geen sprake van de nazi’s.” Vranckx moet toegeven dat figuren als Terry Jones uit hun proportie worden geblazen door de media-aandacht die ze krijgen. Maar intussen doet hij er zelf aan mee. Het doet wat denken aan ‘sportjournalisten’ die enkel oog hebben voor de hooligans.

    Een aantal van de Britse extremisten trekt naar madrassa’s in Pakistan, moslimscholen waar fundamentalisten de plak zwaaien. Het Pakistaanse regime heeft de opkomst van dergelijke scholen steeds gesteund. Vranckx stelt: “Oud-dictator Zia Ul-Haq wou bewust de samenleving islamiseren als cement voor de natie. Maar ook de politieke elite en de landeigenaars dragen een grote schuld. Ze hebben nooit omgekeken naar het volk. Hun eigen kinderen gaan naar elitescholen in Groot-Brittannië of de VS. Het zijn de zondagskinderen van Cambridge en Oxford, de politici en bedrijfsleiders van morgen die leven in afgeschermde villawijken.” De steun aan moslimscholen en fundamentalisten werd door de rechtse dictator Zia Ul-Haq ook gebruikt om de kracht van de arbeidersbeweging en de linkerzijde te breken. Het heeft de situatie erg complex gemaakt: het leger, de echte machthebber in Pakistan, zit gewrongen tussen steun aan (en van) de VS en de fundamentalisten.

    Tien jaar na de aanslagen in de VS komt er een einde aan de ‘vloek van Osama’ (correcter zou zijn: ‘de vloek van Osama en George W.’). Er staat een nieuw protest op in de vorm van revolutionaire bewegingen in Tunesië en Egypte. Dat gaat niet enkel om “jongeren die de stap naar de moderne wereld willen zetten”, zoals Vranckx het omschrijft. Het gaat om bewegingen gesteund door brede lagen van de bevolking die na jarenlang neoliberaal beleid het recht op een toekomst opeisen.


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Een eigenzinnige kijk op 100 jaar Boon
    • Opvolger voor controversiële documentaire over oorlogsmisdaden in Sri Lanka
    • ‘The Factory’, de revolutie door Arabische ogen
    • “Hoe durven ze?”, terechte kritieken op een falend systeem
    • Opstandland, de achtergrond van het conflict in Afghanistan, Pakistan en Kasjmir
    • Film over Thatcher leidt tot ophef in Groot-Brittannië
    • “Just do it. Het verhaal van moderne outlaws”. Documentaire over nieuwe generatie activisten
    • De bakermat van de beurs: hoe in het 17de eeuwse Amsterdam de moderne aandelenhandel ontstond
    • “The Cage”. Boek over de slachtpartij in Sri Lanka
    • Het spook van de vergrijzing verdreven
    • Breaking News: journalistiek die breekt, maar niet met de commerciële logica
    • “De tuin van Tito”. Is er sprake van verzoening in ex-Joegoslavië?
    • "23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme"
    • Dashiell Hammett. Hardgekookte schrijver, communistische voorvechter
    • Film. Tinker, Tailor, Soldier, Spy

  • Essay ‘Gesluierde vrouwen’ wint Emile Zolaprijs

    Op zaterdag 11 maart kende de jury van de Emile Zola wedstrijd de tweejaarlijkse prijs van het beste essay toe aan ‘Gesluierde Vrouwen’. Dat essay vormt een aanklacht tegen het boerkaverbod. We spraken met Laura, de schrijfster van het essay en lid van LSP in Gent.

    Hannes (Antwerpen)

    Eerst en vooral: proficiat! Kan je kort even uitleggen wat deze wedstrijd inhoudt?

    “De Emile Zola wedstrijd wordt georganiseerd door het tijdschrift Samenleving en Politiek en reikt tweejaarlijks een prijs uit voor het beste politieke essay, geschreven door iemand jonger dan 28 jaar. De jury verwacht een goed onderbouwde en messcherpe aanklacht tegen een maatschappelijk relevant thema, zoals Emile Zola ooit zijn essay “J’accuse” schreef ter verdediging van Alfred Dreyfus.”

    Hoe ben je ertoe gekomen om een betoog tegen het boerkaverbod te schrijven?

    “Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in diversiteit en de interculturele samenleving. Ik was al heel verontwaardigd na het hoofddoekenverbod in scholen en aan de Antwerpse loketten, maar toen het boerkaverbod gestemd werd, maakte mij dat gewoon kwaad. Het zogenaamde “boerkaverbod” verbiedt mensen hun gezicht te bedekken in de openbare ruimte. De beleidsmakers doen alsof ze de “onderdrukte” vrouwen willen helpen, maar in feite vind ik het niets méér dan onversneden paternalisme.

    “In tegenstelling tot wat velen denken, zijn er wel degelijk vrouwen die vrijwillig een niqaab dragen. Maar hun mening wordt nooit gevraagd; alsof ze niet zelfstandig kunnen denken. De niqaab is voor hen een essentieel onderdeel van hun identiteit en religiebeleving. Ze berokkenen er niemand schade mee; waarom laten we mensen niet de vrije keuze?! En voor de vrouwen die worden gedwongen een niqaab te dragen, betekent deze wet dat ze nu helemáál niet meer kunnen buiten komen. Hoe kunnen ze dan ooit betrokken geraken bij de samenleving? Overigens zie ik niet in hoe deze vrouwen na het betalen van een boete plots niet meer onderdrukt worden…”

    Welke rol kan de maatschappij dan spelen ten aanzien van onderdrukte vrouwen?

    “Om te beginnen zouden we iets kunnen doen aan de huidige discriminatie. Gesluierde vrouwen worden op verschillende niveaus benadeeld: omdat ze van een ander origine zijn, omdat ze een niqaab dragen én omdat ze vrouw zijn. Zo is geweten dat de meeste interimkantoren discrimineren op basis van etnische afkomst. Verder is er ook nog de loonkloof (22%) en de dubbele dagtaak, waar ook niet-moslimvrouwen mee af te rekenen hebben.

    “Naast het aanpakken van het racisme, pleit ik ook voor gratis sociale voorzieningen die de dubbele dagtaak van de vrouw kunnen wegwerken: onderwijs, kinderopvang, openbaar vervoer, diensten die huishoudelijke taken verrichten,… Op die manier hebben vrouwen de mogelijkheid om te gaan werken, om zo financieel onafhankelijk te worden van hun partner en een slechte huiselijke situatie te ontvluchten.”


    Meer weten? Lees het volledige essay (pdf)

  • Een eigenzinnige kijk op 100 jaar Boon

    Artikel door Bart Van der Biest (Aalst)

    Wie met de trein in Aalst passeert, kan er niet naast kijken: een gigantisch spandoek siert een hoge graansilo van het voormalige Amylum. Louis Paul Boon, de rebelse schrijver, zou dit jaar een eeuwling worden.

    Reden genoeg om er veel tralala rond te maken? Het gestileerde gezicht van Boon op het rode spandoek doet sommigen onwillekeurig denken aan de iconische afbeelding van een andere eeuwige rebel: Che Guevara. Ondertussen weten we wat er met iconen zoals Che gebeurt: ze verschijnen als marketingtruck op sigarettenpakjes, colaflesjes , schoenen, ijsjes… Men kan het zo gek niet bedenken of toch wel: zélfs Dexia dacht enkele jaren geleden met Che hun bankproducten vlotter bij het jonge volkje te kunnen slijten.

    Ter gelegenheid van het Boonjaar worden er in Aalst en omstreken heel wat activiteiten gepland. De officiële aftrap gebeurde op 15 maart in het cultureel centrum De Werf. Dimitri Verhulst, door menig criticus aangeduid als literaire erfgenaam van Boon, stuurde overtuigd zijn kat omdat hij vond dat het ganse gedoe te veel naar “citymarketing” ruikt… en gelijk heeft hij.

    Naar aanleiding van de verjaardag wordt elke hond met een hoed op met wat BV-status gevraagd naar hun mening over Boon. Sommigen schamen zich niet om de schrijver woorden in de mond te leggen “mocht hij nu nog leven.” Sorry mensen, laat hem gerust; Boon is klotdood, amen en uit. Het is een beetje pervers dat juist diegenen waar Boon niet hoog mee opliep (om het nog proper uit te drukken) de eigenzinnige schrijver voor hun kar trachten te spannen. We hebben het dan over de vertegenwoordigers van het establishment en hun politieke pijphonden. Als je de namen van het “Beschermcomité Boon! 2012” leest, riskeer je als socialistische fan spontaan braakneigingen. Klap op de vuurpijl was dé vergissing in die beruchte lijst: Karim Van Overmeire, de bekeerde (?) zwartzak wiens lidkaart sneller verandert dan zijn schaduw. Als reactie hierop ontstond al gauw het “Volkscomité Boon” om wat tegengas te geven. De heiligenverering van Boon door sommigen uit de SPa-stal daarentegen is er eerlijk gezegd een beetje over. Zijn het immers niet diegenen die medeplichtig zijn aan het verval van het socialisme? De notabelen van de blauwgepokte partij van progressieve managers wagen hoogstens nog 1 keer per jaar (op 1 mei) met een slap geheven vuistje de internationale te zingen. Het kleine Charleroi aan de Dender is niet meer wat het geweest is…

    Als ik aan mijn vader, die destijds wijkagent was, vraag wat hem van Boon het meest bijgebleven is dan is dat het beeld van de schrijver thuis in zijn keuken met een pintje bier in zijn handen voor zijn Leuvense stoof. Op de vraag of Boon aanwezig was op de gouden bruiloft van mijn grootouders waarvoor een gesigneerd exemplaar van het boek “Pieter Daens” overhandigd werd, blijven mijn ouders het antwoord schuldig. Het bezoek van het socialistisch trommelkorps met al zijn toeters en bellen maakte kennelijk meer indruk dan de eventuele aanwezigheid van de beroemde schrijver. In de familie-archieven liggen er ook nog verkiezingsaffiches van de Belgische Socialistische Partij voor de gemeenteraadsverkiezingen in Erembodegem met foto’s van Boon en mijn grootvader samen met andere socialistische pioniers … vergeelde affiches in een eigenaardig formaat maar mét heldere socialistische eisen … iets waar men vandaag de dag tevergeefs naar zoekt bij de socialen.

    De literaire bespiegelingen bij het werk van Boon laat ik over aan de specialisten; de betere gazetten staan er vol van. En dat hij ne viezen tist was… so what? Dat zijn dan ook de weinige woorden die ik aan zijn Fenomenale Feminateek (een collectie van 22.000 prentjes van blote madammen) wil besteden. Voor kunstenaars, culturisten en (pseudo) intellectuelen misschien stof om urenlang het blauw van de hemel te zwetsen maar dat laten we, zoals al eerder gezegd, over aan… de specialisten.

    Louis Paul Boon was het product van zijn tijd en zijn omgeving. Een verschrikkelijke dooddoener maar het IS wel zo. Hij groeide op in een gewoon arbeidersgezin in het industriële stadje Aalst waar allerhande tegenstellingen het politieke toneel danig zouden kleuren. Aalst is de stad van “de bokken”, de knokploeg van de katholieke patroons in de tijd van Daens, fascisme avant la lettre maar ook de geboorteplek van de christelijke arbeidersbeweging én net na WO 2 een communistisch bastion. Tijdens de eerste verkiezingen na de oorlog stuurde Vlaanderen slechts 2 parlementsleden van de KPB naar het parlement: 1 voor Antwerpen en 1 voor Aalst: Bert Van Hoorick. Boon zou nog voor de Rode Vaan (dagblad van de KP) en vervolgens voor de socialistische Vooruit schrijven. In 1956 zou Bert Van Hoorick de KP vaarwel zeggen om zijn plaats in te nemen als socialistisch voorman. Dat werd echter niet door iedereen geapprecieerd: in onze familie-archieven liggen er nog boze brieven van socialisten die Bert omschrijven als “een communistische wolf in schapenvacht.” Met de combinatie van het werk van Boon en Van Hoorick krijg je een kleurrijk overzicht van de geschiedenis van de Aalsterse arbeidersbeweging: de anarchisten, de opkomst van de socialisten en de daensisten. Het autobiografisch boek van Bert Van Hoorick “In Tegenstroom” volgt hier mooi op. Dit boek behandelt de opkomst van de communisten in Aalst en eindigt in 1956 (Hongarije) toen Bert overliep naar de BSP. Naar verluidt zouden Van Hoorick en Boon plannen gehad hebben om samen iets te schrijven maar daar trok het overlijden van Boon in 1979 een dikke streep door. Van Hoorick sprak dan ook de grafrede uit want zoals Boon opviel door zijn schrijverstalent zo blonk Bert uit als redenaar.

    Louis Paul Boon was een uniek schrijver die de nodige erkenning verdient maar dan zonder er al te veel pensen aan te hangen of te veel tralala rond te verkopen. Iemand uit het gewone volk die schreef over het gewone volk en niet zoals de meeste schrijvers over koning, keizer, admiraal…

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop