Category: Recensies/Cultuur

  • Boekrecensie: ‘België – een geschiedenis van onderuit’

    Vorig jaar verscheen dit boek onder redactie van Jan Dumolyn en Tjen Mampaey. Het is een verzameling van teksten die aan de hand van historisch verifieerbare documenten het leven probeert te schetsen van de ‘kleine man’ gedurende de loop van de geschiedenis. Op de achterflap van het boek staat: ‘Luister naar de stem van de stemlozen. Want zij maakten onze geschiedenis’.

    Recensie door Anja Deschoemacker

    Wie een introductie wil in de geschiedenis en levensomstandigheden van de brede massa’s in onze contreien – als tegenwicht tegen de geschiedenis van de machthebbers die we allen als officiële geschiedenis opgelepeld hebben gekregen – kan bij dit boek terecht. De auteurs zijn erkende deskundigen in hun vakgebied. Ze belichten in zeven hoofdstukken diverse aspecten van het dagelijkse leven in de loop van de ontwikkeling: de levensstandaard en arbeidsomstandigheden in zowel steden als op het platteland, de sociale en politieke strijd van de brede volkslagen, de ontwikkeling van de positie van de leerkracht, volkscultuur en geloof.

    Het biedt de lezer hier en daar interessante stukken die een andere kijk op de geschiedenis toelaten, maar ieder onderwerp wordt slechts zeer kort behandeld, wat weinig ruimte voor verdieping en reëel begrip laat. Op het einde van het boek heb je dan ook het gevoel wel een reeks interessante weetjes te hebben opgedaan, maar zonder reëel begrip van de dynamiek van de geschiedenis, de ontwikkeling van de diverse klassen en hun klassenstrijd.

    De opdeling in verschillende hoofdstukken, die elk voor hun eigen onderwerp de geschiedenis in duiken, biedt eerder de indruk van een verzameling van essays over diverse onderwerpen dan een voldragen ‘geschiedenis van onderuit’. Het dreigt soms wat schools te worden in plaats van meeslepend. Als de achterflap de lezer uitnodigt om “de greep naar de macht” van de dertiende-eeuwse Damse handwerkers “mee te beleven”, biedt het boek echter slechts een korte uitleg over die (en andere) opstandige bewegingen en kan het daardoor enkel echt nuttig zijn als aanleiding tot meer onderzoek en studie om dit te kaderen. Dat de “kleine man” onze geschiedenis “maakte”, komt minder duidelijk uit de verf dan de achterflap doet aannemen.

    Dat wordt zeker duidelijk naarmate ieder stuk op zijn einde loopt in de huidige tijd. Als het de “kleine man” – vandaag in grote meerderheid de arbeidersklasse, die grote massa mensen die hun arbeidskracht moeten verkopen om te leven en die bij gebrek aan werk moeten terugvallen op sociale uitkeringen die door de werkende leden van hun klasse door harde en langdurige strijd zijn verworven, vandaag meer dan 80% van de bevolking in België – is die de geschiedenis maakt, dan maakt hij ook de toekomst. Maar waar de inleiding door Dumolyn eindigt met “Ze [de evoluties uit het verleden] kunnen op hun beurt interessant zijn voor al wie vandaag opkomt voor een rechtvaardiger maatschappij”, vinden we in het boek zelf weinig uitgesproken conclusies voor de strijd van de “kleine man” in de huidige samenleving.

    Zo eindigt het stuk over “levensstandaard, voedingspatroon en materiële leefwereld” met de vaststelling van een hoge levensstandaard die ruimte biedt voor niet-levensnoodzakelijke consumptieproducten. En dus niet met de nieuwe opkomst van armoede – en daarmee gepaard gaande dakloosheid en honger – in de laatste dertig jaar, waarin neoliberalisme de ene na de andere geslaagde aanval op de meerderheid van de bevolking heeft gevoerd, wat in de laatste jaren werd versneld door de ontwikkeling van de zwaarste crisis van het kapitalisme sinds de jaren ’30.

    Volgens het eerste Federaal Jaarboek Armoede, dat in januari 2021 werd voorgesteld, leeft net geen 15% van de bevolking onder de armoedegrens (op basis van cijfers van 2010, dus nog voor de monsterbesparingen van de regering Di Rupo). Vooral bij jongeren en ouderen is het armoederisico zeer hoog: bijna 20 procent van de 65-plussers is arm en hetzelfde geldt voor 18,5% van de jongeren tot 15 jaar. Voor kinderen tussen 0 en 2 loopt het cijfer zelfs op tot 22%. Het aantal mensen dat voedselhulp nodig heeft, neemt steeds verder toe.

    Bovendien verbergen deze algemene nationale cijfers de schrijnende toestand in een flink aantal wijken in de grote steden. Zo ging in 2012 in Antwerpen een nieuw platform Overleg Allochtonen in Armoede van start. “Volgens de betrokken organisaties is de toestand hallucinant: ruim 20 procent van de Antwerpse bevolking zou onder de armoedegrens zitten, maar in sommige buurten met veel allochtonen, zoals in Borgerhout en Antwerpen Noord, zou dat zelfs tot meer dan vijftig procent oplopen.” (website Knack, 2 mei 2012). De situatie in Griekenland of Spanje, landen die tot nu veel harder door de crisis zijn getroffen dan België, moet als waarschuwing gelden: indien de Belgische arbeidersklasse het lot wil ontlopen van haar Griekse of Spaanse collega’s, moet de strijd tegen de “oplossingen” van de heersende klasse – de meer en meer totale afbraak van de levenskwaliteit van de grote massa’s – stevig worden opgevoerd. De geschiedenis leert ons dat enkel de materiële mogelijkheid om iedereen in comfort te laten leven niet volstaat om dat ook waar te maken, maar dat een eengemaakte en vastberaden strijd van de onderdrukte bevolking nodig is om te voorkomen dat de toegenomen rijkdom volledig in de zakken van de heersende klasse verdwijnt.

    De zelfde opmerking kan worden gegeven over het stuk over het plattelandsleven. Er is wel een beschrijving van hoe moeilijk de voedselproducenten het hebben – de aangehouden protesten van bijvoorbeeld de Europese melkboeren herinneren er ons van tijd tot tijd aan dat velen van hen lange periodes zelfs onder de productieprijs moeten verkopen – maar zonder naar voor te brengen hoe enkel een strijd tegen het kapitalistische systeem hierin een fundamentele verandering kan brengen. Het stuk over de arbeidsomstandigheden eindigt dan wel met: “Er is nog werk aan de winkel om de verworvenheden te verdedigen en nieuwe verbeteringen te verkrijgen”, maar draagt niets bij aan de ontwikkeling van begrip over hoe de verworvenheden dan wel verdedigd en uitgebreid kunnen worden in een systeem dat de laatste 30 jaar enkel verworvenheden afbreekt i.p.v. ze op te bouwen. Met de laatste zin wordt minstens de indruk gewekt dat deze verworvenheden behouden kunnen worden binnen het kapitalisme, terwijl de realiteit aantoont dat een fundamentele verandering nodig is.

    Het is kortom wel een interessant boek voor wie meer wil weten over de ontwikkeling van de levensomstandigheden van de grote meerderheid van mensen die niet behoren tot de heersende klasse, maar het schiet tekort in de analyse van hoe die ‘kleine man en vrouw’ geschiedenis maken en vooral in het trekken van lessen hoe zij ook de toekomst zullen maken. Het is een geschiedenisboek, niet een boek dat expliciet de lessen uit de geschiedenis trekt om de huidige militanten uit de arbeidersbeweging, de armoedeorganisaties en de brede sociale beweging een wapen in handen te geven in hun strijd voor een betere toekomst voor allen.

    Meer info op de website van uitgeverij EPO


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • De politiek van het Hacktivisme
    • ‘De geëngageerde burger’ – Flauwe poging van liberalen om zichzelf heruit te vinden
    • Toespraak voor de natie: de taal van de macht. Interview met David Murgia
    • De mythe van de groene economie, een aanrader
    • Film/Docu. cRISEs UP – Van protest tot verzet
    • De doden worden nog geteld. Overlevenden van de onbekende oorlog in Sri Lanka
    • Mexicaanse koffer met foto’s van de Spaanse burgeroorlog
    • Geschiedenis. De Tweede Wereldoorlog om globale macht
    • Winsthonger. “The Secret Financial Life of Food”
    • Magnum Revolution: 65 years of fighting for freedom
    • Het Midden-Oosten. The times they are a-changin’
    • Zero Dark Thirty. Propagandafilm over de jacht op Bin Laden
    • Recensie. Leven rondom Tahrir
    • Macht, beeld en vrijheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
    • Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis

  • Toespraak voor de natie: de taal van de macht

    Interview met David Murgia

    David Murgia is een geëngageerde artiest die onder meer actief is als acteur en theatermaker. Hij speelde mee in bekende films als Rundskop (als de jonge Bruno Schepers). Naar aanleiding van zijn theaterstuk ‘Toespraak voor de natie’ (‘Discours à la Nation’) spraken we met hem over het stuk, maar ook over de positie van kunstenaars in de samenleving.

    Interview door Cécile (Brussel)

    In het Nationaal Theater in Brussel bracht je een interpretatie van een tekst van Ascanio Celestini, ‘Discours à la Nation’. In dat stuk plaats je je in de huid van politieke leiders en breng je hun discours met heel wat humor en poëzie. Celestini is afkomstig uit Italië en baseerde zich sterk op het politieke circus van Berlusconi en zijn kliek. Komt enkel de populistische rechterzijde aan bod in jouw toespraken?

    “Wat in de voorstelling aan bod komt, is de taal van de macht. Of het nu om politici, patroons, bankiers of voorzitters van raden van bestuur gaat, het zijn mensen van de heersende klasse die ronduit spreken en zich oprecht uiten op een directe en eerlijke manier. “En dan komen er meer intieme verhalen van gewone burgers. Zo is er iemand die vanuit het raam van zijn appartement kijkt zoals naar televisie wordt gekeken. Hij ziet beelden van miserie, barbaarse oorlogen, maar bevindt zich in de veiligheid van zijn salon. Hij voelt niets, maar is niet sadistisch. Alles wat hij ziet, is niet reëel voor hem. Het doet hem niets, hij is optimist.”

    Worden de verhalen gekenmerkt door cynisme en fictie?

    “Bij het brengen van de toespraken door de machthebbers, speel ik met een zekere onbeschaamdheid en brutaliteit. Ik gebruik die opstelling enkel om het idee van een natie of van een samenleving transparant te maken. We brengen een metafoor van een natie, die niet veel afwijkt van een natie vandaag, als een plaats waar de heersende klassen in een totaal andere realiteit leven als de onderdrukte klassen, een klein land waar de machtige patroons en hun leerlingen-tirannen het marxistische begrip van de klassenstrijd het beste hebben opgenomen. Het is dus niet slechts fictie. De crisis wordt uitgebeeld door de regen en in dit kleine land regent het altijd.

    “Oscar Wilde stelde ooit dat cynisme erin bestaat dat de zaken worden gezien zoals ze zijn en niet zozeer zoals ze zouden moeten zijn.”

    Dit stuk kent heel wat succes in kringen van theaterbezoekers en de gevestigde media. Hoe sta je daar tegenover?

    “Het stuk brengt eigenlijk niets nieuw, er worden enkel bestaande verhoudingen en mechanismen herontdekt. We laten het zien vanuit een ander oogpunt, buiten het ritme van het dagelijkse leven en met metaforen en poëzie.

    “De verhalen lijken me interessant als voorstelling van een wereld die bestaat uit sterke tegenstellingen tussen de klassen, tussen de heersende en de onderdrukte klassen. Door die interpretatie van de wereld te onderzoeken, publiek te brengen en te confronteren met andere visies op de wereld (zoals het standpunt dat er geen haalbaar alternatief op het kapitalisme zou bestaan), is het mogelijk om de realiteit opnieuw te definiëren of, anders gezegd, om de algemeen geldende interpretaties van onze samenleving te veranderen. Dat is mogelijk een verklaring voor het enthousiasme voor onze voorstelling.

    “De media waren erg positief voor dit project, zelfs indien dezelfde kranten soms andere vormen van sociale kritiek de kop proberen in te drukken. Daarbij denk ik in het bijzonder aan de wijze waarop soms over stakingen wordt bericht.”

    In een van de toespraken speel je een onschuldige dief die brood steelt. Er wordt vrij expliciet verwezen naar de diefstal door het patronaat, wat marxisten meerwaarde noemen. Een diefstal die niet bestraft wordt.

    “Er worden inderdaad een aantal marx-istische concepten, aangepast aan het theater, door het stuk geweven en er kan zo verwezen worden naar de economische en politieke actualiteit. Zo wordt ingegaan op meerwaarde, privaat bezit, burgerlijke democratie,…”

    Kunst wordt vaak gebruikt als middel tot contestatie. Recent herontdekten we – met het nodige plezier – de golf van kritiek op Thatcher bij pop- en rock-muzikanten in de Angelsaksische wereld. Wat denk je daarvan? Is dat ook hoe je het theater benadert?

    “Ik hoop dat theater ontspanning brengt maar ook aanzet tot reflectie. Een theater dat het ‘gewone kader van het leven’ door elkaar schudt. Het kan natuurlijk een middel tot contestatie zijn, maar ik wil theater niet enkel zo zien. Als het enkel contestatie is, vormt het geen theater meer. Dan is het enkel protest.

    “Theatermakers worden vaak gevraagd of ze ‘politiek theater’ brengen. Maar theater en politiek zijn twee verschillende zaken, twee verschillende talen. Aan politiek doen, vereist directe interactie met de realiteit. Het theater kan dat niet doen. Het theater kan verhalen brengen en het is vervolgens aan de toeschouwer om na te denken wat die verhalen betekenen voor de wereld.”

    Even terug naar de reële wereld. In november vorig jaar was er protest van de artistieke wereld. Er werd geprotesteerd aan het kabinet van de minister van cultuur van de Franstalige gemeenschap, Fadila Laanan (PS). Dat protest was gericht tegen de besparingen in de theatersector. Hoe staat het hier vandaag mee?

    “De werkgroep ‘Conseildead’, samengesteld uit enkele jonge theatermakers, heeft de dreiging van de minister aangegrepen om de volledige artistieke wereld bij elkaar te brengen. Op 29 mei is er een ontmoeting met de minister gepland om een aantal kwesties te bespreken rond het beheer van de theatersector. Een verslag van dit gesprek zal publiek gemaakt worden op conseildead.be

    “Terwijl alle kosten toenemen, zijn de middelen voor cultuur die amper 1% van de begroting van de Franstalige gemeenschap vertegenwoordigen al 12 jaar niet meer geïndexeerd. De volledige artistieke wereld is ongerust en vreest een afbouw van de culturele sector. We weten dat de cultuur in een economische dictatuur niet op een zelfde manier wordt gered als een bank.”

    Naar verluidt heb je net als veel collega’s problemen met de werkloosheidsdiensten. Worden artiesten niet erkend?

    “Er is geen echt statuut voor artiesten. Het weinige dat bestaat, dreigt bovendien snel te verdwijnen. Een aantal artiesten zijn erkend als werkzoekenden onder de zogenaamde ‘houthakkersregel’ die ook voor vissers geldt [met een soepele controle]. Het gebrek aan erkenning en de constante dreiging voor theatermakers, zowel jongeren als ouderen, leidt tot een ondraaglijke situatie. We zijn nog niet zo ver weg gezakt als onze collega’s in Griekenland, Spanje of Portugal, maar het begint wel die richting uit te gaan.”

    Een laatste vraagje. Je richt je regelmatig tot het publiek. Welke boodschap wil je aan hen meegeven? Wat hoop je dat het publiek van je stuk zal meedragen?

    “Ik hoop dat ook buiten de instellingen over het stuk zal gesproken worden, op publieke plaatsen of tijdens feesten. Lachen is een fundamenteel revolutionair wapen. We moeten zelf meesters en bezitters van ons eigen leven worden. Ik probeer een ander leven te beschrijven dat de moeite waard is om gespeeld te worden.”


    ‘Discours à la Nation’ zal in het Nationaal Theater van Brussel gespeeld worden van 26 november tot 14 december 2013. Reservaties via 02/2035303. Tekst en regie: Ascanio Celestini. Gespeeld door David Murgia. Muziek : Carmelo Prestigiacomo. (www.ascaniocelestini.it)

  • De mythe van de groene economie, een aanrader

    Anneleen Kenis en Matthias Lievens hebben met hun boek: De mythe van de groene economie, een heel waardevolle bijdrage geleverd aan het debat binnen de groene en rode beweging. In het boek wordt een sterke argumentatie ontwikkeld over hoe het kapitalisme de ecologische crisis gebruikt om nieuwe markten te creëren en een politiek van verdere liberalisering te bekomen. Het huidige milieubeleid en de positie van vele milieubewegingen worden kritisch onder de loep genomen met een conclusie die kan tellen. De ‘groene economie’ is een valsstrik.

    Artikel door Bart Vandersteene

    Lievens en Kenis gebruiken tal van voorbeelden om aan te tonen hoe het kapitalisme er in slaagt eigen voordeel te creëren uit de milieucrisis en de gewone bevolking laat opdraaien voor de gevolgen. Hoe deze groene economie in zijn werk gaat, wordt treffend geduid met volgend voorbeeld. “In het Schotse stadje Grangemouth stoot een olieraffinaderij die eigendom is van BP zwaveldioxide, stikstofoxide en fijn stof uit, waardoor de gezondheid van de omwonenden wordt aangetast. Het zijn vooral mensen uit lagere sociale klassen die rond de vervuilende fabriek wonen.

    Hetzelfde bedrijf compenseert tegelijk zijn uitstoot van broeikasgassen via de investering in eucalyptusplantages in Brazilië. Die plantages hebben een vernietigend effect op de biodiversiteit en op het grondwaterniveau, met alle gevolgen vandien voor de lokale bevolking. Twee lokale gemeenschappen zijn zo verbonden door één en dezelfde ongemeen complexe realiteit: emissiehandel, en de weigering om echte alternatieven te zoeken voor het fossiele-brandstoffensysteem”.

    De auteurs komen tot een treffende conclusie. “De ‘groene economie’ dreigt niets anders te zijn dan een (ver)groen(d) kapitalisme, dat de natuur verder tot koopwaar maakt, niet in staat is om de ecologische crisis te stoppen, maar wel tal van nieuwe sociale en ecologische problemen creëert. De ‘groene economie’ suggereert dat marktmechanismen het probleem kunnen oplossen. Maar is dat wel zo? Als de klimaatpolitiek wordt overgelaten aan economen, bankiers en multinationals, wees dan maar op je hoede.”

    Ze analyseren ook hoe de huidige milieubeweging sterk in de ban is van die ‘groene economie’. Hoe ze allianties aangaan met de vervuilers om toch maar iets van resultaat te kunnen boeken. Maar ook waarom deze strategie weinig resultaat zal boeken, integendeel. “Het is niet de eerste keer dat een ‘allemaal samen’-discours tegen de ‘alom bedreigende vijand’ wordt ingezet om de aandacht af te leiden van wat sommigen liever toegedekt houden: de sociale ongelijkheid, of de onhoudbaarheid van een sociaal-economisch systeem. De klimaatverandering dreigt op die manier te worden aangewend om het volk één te maken, tegen een vijand die wordt geëxternaliseerd: deze keer niet de Joden of de Islam, maar de ecologische apocalyps, of concreter, CO². Het resultaat is dat de sociale ongelijkheid, machtsverhoudingen en politiek-ideologische conflichten uit het blikveld verdwijnen. Er wordt ingezet op verandering maar met als doel dat er uiteindelijk niets echt hoeft te veranderen.”

    Kortom, een aanrader.


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Film/Docu. cRISEs UP – Van protest tot verzet
    • De doden worden nog geteld. Overlevenden van de onbekende oorlog in Sri Lanka
    • Mexicaanse koffer met foto’s van de Spaanse burgeroorlog
    • Geschiedenis. De Tweede Wereldoorlog om globale macht
    • Winsthonger. “The Secret Financial Life of Food”
    • Magnum Revolution: 65 years of fighting for freedom
    • Het Midden-Oosten. The times they are a-changin’
    • Zero Dark Thirty. Propagandafilm over de jacht op Bin Laden
    • Recensie. Leven rondom Tahrir
    • Macht, beeld en vrijheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
    • Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis
    • Nieuwe film van Steven Spielberg: ‘Lincoln’
    • ‘Rusland in de 21ste eeuw. Verhalen uit een ontketend land’
    • Wiens straten?
    • Vijftig tinten onzin?

  • Film/Docu. cRISEs UP – Van protest tot verzet

    Sociale, syndicale en politieke strijd van de afgelopen jaren liggen vervat in een nieuwe documentairefilm. In cRISEs UP brengt Victoria DeLuxe gesteund door de twee vakbonden LBC en BBTK een overzicht van betogingen en acties in België, gekoppeld aan de Indignadobeweging in Spanje, de Occupybeweging in de VS en de revolutie in Egypte. Man en vrouw op de straat (ook letterlijk) komen aan het woord en roepen op tot meer verzet en strijd.

    Recensie door Wouter Wanzeele

    Sinds het veruiterlijken van de crisis van het kapitalisme in 2008 kennen we een golf van bewegingen, revoluties en strijd wereldwijd. Soms lijkt het alsof deze golf aan België voorbij gaat. Niets is minder waar, want met deze documentairefilm wordt in beeld gebracht hoe de afgelopen jaren heel wat internationale, maar even goed regionale en nationale bewegingen plaats vonden in België. Wat maakt dat dit ook in België gebeurt?

    Doorheen de film worden heel wat werknemers aan het woord gelaten die geconfronteerd worden met jobverlies. Ze leggen uit hoe ze de speelbal zijn van hun werkgever en bijgevolg moeten inleveren en hun job verliezen. In België verloren tienduizenden mensen hun job de afgelopen jaren. Vakbondsafgevaardigden van grote bedrijven zoals Ford leggen uit hoe dit haaks staat op de gigantische winsten die de bedrijfsleiders en aandeelhouders incasseren. Ze roepen op tot meer strijd en verzet. Toenemende bestaansonzekerheid zet ook in België mensen aan om op straat te komen.

    De crisis van het kapitalisme veruiterlijkt zich vandaag in massawerkloosheid, bijvoorbeeld in Spanje waar jongeren en werknemers zich o.a. via de Indignadobeweging verzetten. Ze zijn verontwaardigd en vragen tegelijk een ander systeem. Waar soms wat twijfel bestaat ten opzichte van vakbonden en politieke partijen om hun strijd te versterken, geven mensen vanuit verschillende bewegingen aan dat een ééngemaakte strijd tussen armen, werklozen, werknemers, vakbonden en linkse politieke organisaties nodig is. De vraag naar democratie binnen de beweging wordt meermaals gepropageerd. We kunnen dan ook stellen dat de man en vrouw op de straat hier correcte conclusies trekken.

    Een vakbondsafgevaardigde van de NMBS benadrukt ook hoe de perceptie naar de brede laag van de bevolking dient te veranderen. Hun strijd wordt dikwijls als asociaal onderuit gehaald, terwijl die net gaat om veiligheid en goede dienstverlening voor iedereen. Daarenboven wordt het statuut van het personeel aangetast. De vakbondsman geeft aan dat er strijd van spoorwegmannen bestaat in vele landen. Dit zouden we volgens hem in de media moeten zien, in plaats van de gezaaide verdeeldhied tussen personeel en reiziger. Een internationale strijd wordt door hem en andere bezetters, stakers, betogers,… voorgesteld. Het kapitalisme kan enkel internationaal worden aangepakt.

    In de film wordt duidelijk dat mensen vandaag op zoek zijn naar een alternatief. Is er een gematigd kapitalisme mogelijk? Voor de meesten is het duidelijk dat anti-kapitalisme centraal staat in de strijd. Hoe een alternatief op dit systeem eruit ziet, maakt deel uit van het huidig discussieproces binnen vele bewegingen. Dit kunnen we alleen maar aanmoedigen. Deze film laat dit vraagstuk open en neemt vooral waar hoe verzet en strijd zich tot op vandaag ontwikkelden. Na een uur en half film voel je dat meer nodig is! Het is dan ook een mooie aanzet tot meer verzet tegen het kapitalisme en meer discussie over hoe een democratisch alternatief eruitziet. Sprekers geven aan dat jobs, gezondheid, onderwijs,… voor iedereen een garantie moeten zijn. Een economie ten dienste van de ‘99%’ is er één in publieke handen, één onder controle van die ‘99%’.

    De film heeft het potentieel om een eye-opener te zijn voor vele mensen: op straat, in de vakbonden, met of zonder job. cRISEs UP eindigt met ‘We are the 99%’ en vindt doorheen de film aansluiting bij de gekende internationale leuze: ‘Ontwaakt, verworpenen der aarde!’.

    Bekijk de trailer via: http://www.victoriadeluxe.be/cRISEs_UP


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • De doden worden nog geteld. Overlevenden van de onbekende oorlog in Sri Lanka
    • Mexicaanse koffer met foto’s van de Spaanse burgeroorlog
    • Geschiedenis. De Tweede Wereldoorlog om globale macht
    • Winsthonger. “The Secret Financial Life of Food”
    • Magnum Revolution: 65 years of fighting for freedom
    • Het Midden-Oosten. The times they are a-changin’
    • Zero Dark Thirty. Propagandafilm over de jacht op Bin Laden
    • Recensie. Leven rondom Tahrir
    • Macht, beeld en vrijheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
    • Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis
    • Nieuwe film van Steven Spielberg: ‘Lincoln’
    • ‘Rusland in de 21ste eeuw. Verhalen uit een ontketend land’
    • Wiens straten?
    • Vijftig tinten onzin?
    • “Stop deze depressie nu”. Welke uitweg uit de economische depressie?

  • Recensie. Mexicaanse koffer met foto’s van de Spaanse burgeroorlog

    De recent terug gevonden foto’s van de legendarische fotografen Robert Capa, Gerda Taro en David Seymour (alias Chim) zijn verwerkt in een tentoonstelling en een boek. In een koffer die in Mexico werd teruggevonden, werden maar liefst 4.000 nooit eerder vertoonde foto’s gevonden. Een deel ervan zit in een tentoonstelling die tot eind juni in Parijs loopt. Ook is er een boek over verschenen, dat afgeprijsd te vinden is via boekhandel De Slegte.

    Recensie door David Beale

    De titel van de tentoonstelling – de Mexicaanse koffer – verwijst naar de vondst van zowat 4.000 foto’s van de Spaanse burgeroorlog, foto’s genomen door de legendarische fotojournalisten Robert Capa, Gerda Taro en David Seymour. Het ging om twee koffers vol negatieven waar decennialang naar werd gezocht en die uiteindelijk in 2007 in Mexico stad werd gevonden. Dat leidde tot een boek in twee volumes, een tentoonstelling en een documentaire door Trsiha Ziff (‘La Maleta Mexicana’). Het boek vormt een uitstekend en gedetailleerd fotoverslag van de burgeroorlog. Het boek is jammer genoeg wel duur, de afgeprijsde versie kost nog steeds 25 euro. De film is zeker ook de moeite.

    Robert Capa, Gerda Taro en Chim vormden samen met Henri Cartier-Bresson echte pioniers van de fotojournalistiek in de 20ste eeuw. Hun werk werd mogelijk door de ontwikkeling in de jaren 1930 van 35 mm camera’s van goede kwaliteit en met verwisselbare lenzen, camera’s die je gemakkelijk kon meenemen. Deze technologische ontwikkeling zorgde voor een enorme ontwikkeling van de fotografie met immense mogelijkheden om snel kwaliteitsvolle foto’s te nemen, zowel op straat als pakweg aan het front.

    Robert Capa was snel gewonnen voor het potentieel van de nieuwe technologie. Hij was uit zijn geboorteland Hongarije verbannen wegens zijn linkse politieke activiteiten. Hij leefde in Berlijn. Zijn eerste bekende foto’s zijn er van Leon Trotski tijdens een bekende toespraak in Kopenhagen in 1932 met 2.000 aanwezigen naar aanleiding van de 15de verjaardag van de Oktoberrevolutie in Rusland. Capa verhuisde later naar Parijs waar hij Gerda Taro leerde kennen. Taro was een Duitse en net als Capa van Joodse afkomst met marxistische sympathieën die zich niet aan banden lieten leggen door de stalinistische partijlijn.

    Ze zagen beiden het politieke potentieel van de nieuwe foto-journalistiek die gepopulariseerd werd door kranten en tijdschriften waarin foto’s een belangrijke plaats in namen. Het ging onder meer om Life, Weekly Illustrated, Picture Post, London Illustrated News, het Franse Vu of pro-communistische publicaties als Regard en Arbeiter-Illustrierte Zeitung. Capa en Taro waren al gauw kameraden en geliefden.

    In 1936 was het fascisme al aan de macht in Italië en Duitsland. De Spaanse generaal Franco wilde hetzelfde bereiken en begon met een fascistische rebellie tegen de volksfrontregering in Spanje. Het leidde tot de Spaanse burgeroorlog. Capa, Taro en ook Chim volgde snel, trokken naar Spanje om hun volledige steun aan de republiek te betuigen. Ze brachten uitgebreide verslagen van de oorlog met tal van foto’s die verschenen in een brede waaier van gevestigde en communistische publicaties in Europa en Noord-Amerika. Ze trokken in het door de republiek gecontroleerde gebied rond en bevonden zich vaak aan het front, de meeste belangrijke veldslagen hebben ze gecoverd.

    De vele foto’s van Capa, Taro en Chim over de burgeroorlog die eerder verschenen, komen niet aan bod op de tentoonstelling die nadruk legt op het recent ontdekt materiaal. Er zijn uitzonderingen zoals de bekende foto van Chim van een vrouw die borstvoeding aan een baby geeft midden een groep mensen die omhoog kijken. Voorheen werd aangenomen dat de mensen keken naar aankomende bommenwerpers van de fascisten. Op de tentoonstelling wordt bewijs geleverd dat dit niet klopt. Er was een bijeenkomst om te discussiëren over de landhervorming. Het beeld van de foto krijgt hierdoor een andere en zelfs een revolutionaire betekenis: een inspirerende foto in plaats van een foto waarin de onmenselijke fascistische dreiging centraal staat. Het feit dat de nadruk ligt op een vrouw die deelneemt aan de discussie over de landhervorming terwijl ze borstvoeding aan een kind geeft, is ook symbolisch. Zeker in de context van de traditionele vrouwenonderdrukking in de Spaanse samenleving, niet in het minst onder invloed van de katholieke kerk die tijdens de burgeroorlog aan de kant van de fascisten stond. Net als Hitler, Mussolini en Franco wilde de katholieke kerk in Spanje de vrouwen herleiden tot brave huisvrouwen en moeders.

    In de tentoonstelling domineren de foto’s van Capa. Er zijn heel wat nooit eerder vertoonde beelden van het front die aangeven dat de fotograaf enorme risico’s nam om de foto’s te nemen. Ook blijkt uit de foto’s dat Capa een diepe politieke betrokkenheid had. De tentoonstelling biedt een fascinerend inzicht op hoe Capa met zijn werk omging, er wordt ook stilgestaan bij persoonlijke notities van de fotograaf. Capa zag de brutale realiteit van de oorlog en had al heel wat miserie gezien toen de fascisten de macht overnamen in Spanje. Het maakt zijn fotografische verwezenlijkingen tijdens de Tweede Wereldoorlog enkel nog indrukwekkender. Zijn beelden van de bloedige gevechten in Italië, de landing op D-Day en de daaropvolgende bevrijding door de geallieerde troepen zijn algemeen gekend en worden terecht geroemd. Los van de vraag of Capa genoot van de aandacht en de wereldwijde beroemdheid die hij hierdoor genoot, kan er geen twijfel zijn dat zijn antifascistische overtuigingen overeind bleven.

    Een van de meest interessante en belangrijke aspecten van de Mexicaanse Koffer is dat een nieuw licht wordt geworpen op het werk van Gerda Taro. Naast haar eigen bekende foto’s, is er bewijs dat aangeeft dat een aantal foto’s die aan ‘Capa’ of ‘Capa en Taro’ werden toegeschreven eigenlijk van haar waren. (Hierover verscheen het boek ‘Gerda Taro’ van Irme Schaber en Richard Whelan in 2009). Toen ik de tentoonstelling in New York zag, stelde een personeelslid dat de meer vrouwelijke toets nadrukkelijk aanwezig was in het werk van Taro. Maar haar werk heeft veel meer verdiensten. Het werk van Taro biedt een levendig beeld van de klassenstrijd en haalt een absoluut topniveau, terwijl ze tegelijk ook erg inspirerende foto’s nam van vrouwen en hun vastberadenheid om de ketenen van onderdrukking te breken.

    Een van de meest inspirerende foto’s in de tentoonstelling is die van drie vrouwen die aan de kant van de straat toekijken tijdens de begrafenis van de republikeinse generaal Lukacs in juni 1937. Ze staan met gebalde vuisten toe te kijken en brengen een revolutionaire groet. Ze doen dat vol vertrouwen, vol woede en ze laten zich door niemand intimideren, ook niet door de fascistische aanvallen. Het zijn trotse arbeidersbeelden. Het feit dat het om vrouwen gaat, die dubbel zo hard onderdrukt worden onder het kapitalisme, maakt deze foto des te sterker.

    Er zijn drie andere reeksen van foto’s van Taro die er bovenuit steken. Ten eerste zijn er de beelden die de militaire opleiding van de republikeinse troepen vergelijken voor en na hun reorganisatie door de Communistische Partij in een ‘Nieuw Volksleger’ in de lente en zomer van 1937. Deze beelden tonen aan hoe een standaard uniform werd ingevoerd en een hardere discipline, maar bijvoorbeeld ook een verbod op vrouwelijke soldaten in het republikeinse leger onder CP-controle. We zien enkele symptomen van de meedogenloze stalinistische interventie in het republikeinse kamp.

    Een tweede reeks brengt de gevolgen van een fascistisch bombardement in beeld. We zien verschrikkelijke foto’s van mensen die aanschuiven om in schuilplaatsen te geraken en daarna ongecensureerde beelden van bloed, vernielingen, verwonde lichamen van volwassen en kinderen – de gruwel van het fascisme. Deze foto’s zijn erger en brengen de gruwel sterker naar voor dan gelijk welke foto van Capa in de burgeroorlog. Ten derde is er een reeks foto’s van soldaten die helpen bij de graanoogst op een rustig moment aan het front. Het zijn belangrijke politieke beelden die de nauwe band tonen tussen de arbeiders in uniform en de boeren in de Spaanse republiek. De foto’s getuigen van een eerlijkheid en waardigheid die zo afwezig zijn in het ‘socialistisch realisme’ waar ook de fotografie onder het stalinisme onder leed.

    Ik denk dat Taro een enorme technische vaardigheid koppelde met een sterk fotografisch inzicht waardoor veel werken beter waren dan wat Capa op dat ogenblik bracht. Vooral de selectie van haar onderwerpen en het zien van wat Cartier-Bresson het ‘beslissende moment’ noemde, maken dat haar foto’s er uit springen in de tentoonstelling. Ze bieden ons een breder en diepgaander begrip van waar de burgeroorlog en de revolutionaire politiek over ging, over de complicaties, de nuances, de gruwel, de politieke wil, emoties en inspiratie.

    Gerda Taro werd overreden door een tank toen de republikeinse troepen zich overhaast moesten terugtrekken tijdens de slag om Brunete in 1937. Sommigen suggereren dat ze een bewust slachtoffer van de stalinistische repressie tegen de linkerzijde in Spanje was. Robert Capa kwam in 1954 om door een landmijn in Indochina. Chim overleed in Suez in 1956. Hun foto’s blijven wel doorleven.

    Tentoonstelling ‘La Valise Mexicaine’ tot 30 juni in Musée d’art et d’histoire du Judaïsme, Parijs

    The Mexican Suitcase, boek samengesteld door Cynthia Young en David Balsells, Steidl, 2010. (in het Engels)

    Boekhandel De Slegte biedt dit boek in een aantal vestigingen (voornamelijk in Nederland) aan voor 25 euro. Meer info


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Geschiedenis. De Tweede Wereldoorlog om globale macht
    • Winsthonger. “The Secret Financial Life of Food”
    • Magnum Revolution: 65 years of fighting for freedom
    • Het Midden-Oosten. The times they are a-changin’
    • Zero Dark Thirty. Propagandafilm over de jacht op Bin Laden
    • Recensie. Leven rondom Tahrir
    • Macht, beeld en vrijheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
    • Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis
    • Nieuwe film van Steven Spielberg: ‘Lincoln’
    • ‘Rusland in de 21ste eeuw. Verhalen uit een ontketend land’
    • Wiens straten?
    • Vijftig tinten onzin?
    • “Stop deze depressie nu”. Welke uitweg uit de economische depressie?
    • Heeft de wereldbevolking haar grenzen bereikt?
    • De Keizer van Oostende. Hoe de koningin der badsteden werd uitverkocht

  • Winsthonger. “The Secret Financial Life of Food”

    Het Engelstalige boek ‘The Secret Financial Life of Food’ brengt een beeld van de geschiedenis van handel en hoe speculatie op voedsel ontstond. Er wordt slechts terloops ingegaan op de economische krachten die verantwoordelijk zijn voor de groeiende handel en het feit dat bepaald voedsel meer gebruikt wordt dan andere. Er wordt ook niet uitgelegd hoe het voedsel uiteindelijk in de supermarkt terecht komt. Met de golf van speculatie na de droogte van vorig jaar in de VS en de voedselschandalen in Europa, blijkt de actualiteit van het thema.

    Recensie door Iain Dalton

    Kara Newman beschrijft hoe de financiële handel in voedsel uit de fysieke markt voortkwam. Toen Chicago een centraal verkooppunt voor vee werd, waren er negen slachthuizen langs verschillende spoorwegen naar de stad. Omwille van praktische redenen werd dit gecentraliseerd. Het vervoeren van vee van het ene slachthuis naar het andere op zoek naar kopers, was immers tijdrovend en zorgde ervoor dat het drukke verkeer verder vast liep. Maar de handelaars moesten dan wel voldoende vee kunnen garanderen voor hun slachthuis.

    De speculatie op Futures – toekomstige leveringen van goederen – gebeurde door dezelfde speculanten die verantwoordelijk waren voor de huidige crisis. Newman probeert aan te tonen dat de oorsprong van deze handel ook praktisch nut had. De verkoop van toekomstig te leveren producten liet de producenten en de kopers toe om hun product te beschermen en een specifieke prijs af te spreken voor een toekomstige levering van goederen. Dit liet toe om de risico’s van een grote prijsverandering tussen het aangaan van het contract en de effectieve levering te beperken.

    Voor een handel in toekomstige goederen is het nodig dat een bepaalde hoeveelheid in een specifieke periode kan geproduceerd worden. Voor voedsel werd dat pas een kwestie toen grotere opkopers en leveranciers begonnen te ontstaan, samen met de ontwikkeling van verbeterde opslag en transportmogelijkheden. Een aantal voedselwaren, zoals kruiden, zijn gemakkelijker te verhandelen en kenden al een wereldwijde verspreiding via handel in de jaren 1600. Voor vlees daarentegen is bijvoorbeeld nood aan koeling.

    Naarmate de markten groter werden, kwamen er ook speculatieve handelaars en die komen ook aan bod in het boek van Newman. De auteur brengt enthousiast het verhaal van enkele speculanten die hun weg op de markt zoeken en vinden. Deze verhalen maken duidelijk hoe zelfvernietigend de markt is als er rijkdom geaccumuleerd wordt in de handen van enkelingen die proberen om de prijzen te manipuleren.

    Op bepaalde ogenblikken was de voedselindustrie zo hard aangetast door speculatie dat de overheid moest tussenkomen om de handel in toekomstige producten aan banden te leggen of te verbieden. In 1955 bijvoorbeeld kregen twee handelaars de volledige markt van toekomstige ajuinleveringen in handen. De ajuinhandel was voorheen goed voor 20% van de handel op de beurs van Chicago. De twee handelaars verkochten hun positie en de prijs voor ajuinen zakte ineen. Het ging zo ver dat de zakken waarin de ajuinen zaten meer waard waren dan de ajuinen zelf.

    Newman legt ook uit hoe sociaal-economische krachten een rol spelen in het bepalen welke voedselproducten een grotere impact krijgen. De Amerikaanse teelt van sojabonen, het tweede meest verhandelde gewas na maïs, nam enorm toe op het ogenblik dat katoenplanten begin 20ste eeuw werden getroffen door epidemie. Voorheen werd olie op basis van katoenzaden veel gebruikt in de verfindustrie en de zaden werden ook gebruikt in diervoeder. Beiden werden vervangen door producten op basis van sojabonen die veel meer opbrachten als ze intensief werden geteeld.

    Een gevolg hiervan was dat er gezocht werd naar andere mogelijkheden om sojabonen te gebruiken om de toenemende productie in stand te houden. Er werd gekeken naar de mogelijkheid van vleesvervangende producten, lijm, kippenvoeder,… In de jaren 1940 bouwde Ford een wagen waarvan de lambrisering aan de buitenkant van soja werd gemaakt.

    Het zwakke punt van het boek is dat er weinig analyse wordt geboden over de huidige situatie. De auteur vermeldt dat de Commodities Futures Trading Commission een beslissing nam om de omvang van contracten voor toekomstige leveringen te beperken. Maar er wordt weinig meer over gezegd. De stijgende voedselprijzen vandaag worden door Newman toegeschreven aan de toenemende vraag vanuit de neokoloniale wereld, zonder erop te wijzen dat velen onvoldoende toegang tot degelijk voedsel hebben. Het boek brengt heel wat nuttige informatie, maar voor antwoorden op prangende vragen rond de impact van het kapitalisme op de voedselindustrie moet je elders zijn.


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Magnum Revolution: 65 years of fighting for freedom
    • Het Midden-Oosten. The times they are a-changin’
    • Zero Dark Thirty. Propagandafilm over de jacht op Bin Laden
    • Recensie. Leven rondom Tahrir
    • Macht, beeld en vrijheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
    • Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis
    • Nieuwe film van Steven Spielberg: ‘Lincoln’
    • ‘Rusland in de 21ste eeuw. Verhalen uit een ontketend land’
    • Wiens straten?
    • Vijftig tinten onzin?
    • “Stop deze depressie nu”. Welke uitweg uit de economische depressie?
    • Heeft de wereldbevolking haar grenzen bereikt?
    • De Keizer van Oostende. Hoe de koningin der badsteden werd uitverkocht
    • “Paria’s van de stad” door Loïc Wacquant
    • “The Hunger Games” als weerspiegeling van de huidige brutale wereld

  • Magnum Revolution: 65 years of fighting for freedom

    Je herinnert je een beroemde foto, maar je bent vergeten wie haar gemaakt heeft? De kans is groot dat het van een Magnum-fotograaf is. Che Guevara met sigaar in de mond, het Afghaans meisje van National Geographic, de Chinese jongeman voor een rij tanks, … allemaal Magnum. Een reeks Magnum-foto’s over burgeroorlog en revolutie is recent in boekvorm verschenen.

    Recensie door Thomas K (Gent)

    “Dit boek gaat over een tijd van revoluties. Beginnend bij de hedendaagse revoluties van het Twitter-tijdperk die de Arabische wereld in 2011 in beroering brachten, en eindigend bij het hoogtepunt van de Koude Oorlog met de Hongaarse opstand van 1956. In beeld gebracht door Magnum-leden en vergezeld van een beperkte keuze uit het werk van niet-leden uit de archieven van het agentschap. Het is overdonderend hoe veel de wereld is veranderd in een tijdspanne van een mensenleven, en ook hoe weinig.”

    De oprichters van Magnum (1947), onder wie de bekende fotograaf Robert Capa, hebben allen de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Hun talenten hebben zij, en hun opvolgers, veelvuldig aangewend om oorlog en revolutie vast te leggen en te verslaan. Onderzoeksjournalist Jon Lee Anderson is uitermate lovend over dat werk. “Dit boek is een getuigenis”, schrijft hij in zijn inleidend essay, “van een opmerkelijke periode in de menselijke geschiedenis. Eén die vastgelegd werd door een even opmerkelijke groep mannen en vrouwen. Het zou wel eens kunnen dat we zoiets nooit meer te zien krijgen.”

    Revolutie en vrijheid. Het zijn de kernbegrippen van het boek. Maar het is niet altijd even duidelijk wat zij betekenen en hoe de foto’s uit het boek er zich tot verhouden. De Magnum-fotografen hadden soms zo hun eigen reden om een conflict te verslaan. Anderson gaat er in zijn essay daarom dieper op in en elk hoofdstuk uit het boek wordt voorafgegaan door informatie en achtergrond van de hand van journalist Paul Watson. Interviews met de fotografen doorspekken het geheel.

    Revolutie

    “Dit boek toont dat wat wij als “revolutie” beschouwen niet echt veranderd is in de voorbije 65 jaar”, schrijft Anderson. Maar het boek biedt ook meer dan enkel een inkijk. “De geschiedenis van revoluties is zo oud als de mensheid; maar het is pas sinds de uitvinding van de fotografie dat we in staat geweest zijn de realiteit van deze conflicten in de tijd te doorgronden. Dit begeesterende en belangrijk boek biedt, voor de eerste maal, een collectief begrip van de universele droom van vrijheid en de onvermijdelijkheid van verandering.”

    Om te beschrijven wat een revolutie is, citeert Anderson twee zinnetjes van Che Guevara. Die zou ooit hebben gezegd dat een revolutionair geleid moet worden door een gevoel van liefde, maar ook getraind moet worden om te kunnen doden uit pure haat. Anderson noemt het de paradoxale essentie van revoluties: om haar doel te bereiken – of het nu gaat om de kwaliteit van het leven te behouden, te beschermen of te verbeteren –, moet de revolutie geregeld ook dood en vernieling zaaien.

    “We moeten besluiten, welke middelen we ook hebben om revolutie mee te voeren, over hoe veel digitale middelen we ook beschikken, wij zijn nog steeds mensen van vlees en bloed, en uiteindelijk is dat het materiaal waar de meeste revoluties, zij het nu goed of slecht, van gemaakt zijn.” Of “om de negentiende-eeuwse Franse auteur Alphonse Karr te citeren, ‘hoe meer de dingen veranderen, hoe meer ze hetzelfde blijven’.”

    Buiten het inleidend essay worden we niet veel wijzer van wat een revolutie betekent. De typisch Engelse journalistieke stijl van Anderson en Watson maakt het er ook niet beter op. Gemaakt om bondig te informeren en vlot te lezen, vergroot die stijl de kans dat de auteur kort door de bocht gaat. “Het simpele besluit de andere kaak niet meer te tonen, zou enkele Arabische dictaturen teisteren en miljoenen van de vrijheid doen proeven.” Zo schrijft Paul Watson over “de revolutie die Bou’azizi deed ontvlammen” in Tunesië in 2010.

    In realiteit was deze beslissing lang niet zo simpel. Uit wanhoop stak Bou’azizi zichzelf in brand. Hij overleed niet alleen, hij was bovendien niet de enige die dat ooit deed. Het was een samenloop van omstandigheden die er uiteindelijk voor zorgde dat zijn vonk wel oversloeg. De voorstelling van de uitkomst van de revolutie in Egypte valt ook te bekijken: “hetgeen waar velen van dachten dat het een revolutie was, begon meer en meer te lijken op een cynische georkestreerde militaire machtsgreep.” De foto’s uit het boek houden het bij 2012, maar de revolutie zelf is nog altijd gaande.

    Vrijheid

    Er wordt in veel mindere mate gerept over vrijheid. De titel suggereert dat het eerder gaat over de strijd om vrijheid, een synoniem voor revolutie. Anderson wijdt er in zijn essay weinig of geen woorden aan hoewel het woord geregeld valt. Vrijheid is dan een doel. Het hoeft zelfs geen uitkomst te zijn, zoals de burgeroorlog in Afghanistan toont. Watson geeft ons in zijn conflictbeschrijvingen en in zijn interviews met de fotografen wel een beeld van vrijheid. Al is het goed zoeken.

    Zo is vrijheid in de woorden van de Italiaanse fotograaf Alex Majoli een moment in de ontwikkeling van de revolutie. Het gaat om het hoogtepunt. Zo deed het meest pure moment van de revolutie in Egypte zich volgens Alex Majoli voor op het Tahrir-plein. Het was 11 februari 2011, de dag waarop dictator Hosni Moebarak aankondigde dat hij zijn macht zou afstaan. Voor een moment kon het volk de overwinning vieren. Kort daarna was de roes uit.

    Vrijheid als hoogtepunt van revolutie, het moment waarop de duizenden of zelfs miljoenen hun eerste (en laatste) overwinningen boeken, komt ook aan bod in het verslag van de revolutie in Praag vijftig jaar eerder. “Vluchtige momenten van een gedoemde opstand.” De foto’s van de Tsjech Josef Koudelka , we herinneren ons allemaal die beelden van de “Praagse Lente”. Brandende, achtergelaten tanks besmeurd met witte verf. Een jonge Tsjech die de nationale vlag zwaait bovenop zo’n tank.

    Watson beschrijft de ontwikkelingen rond het radiogebouw. Hun doel was de herovering ervan, maar de Sovjet-Russische soldaten wisten niet wat te doen toen betogers hun tanks omsingelden. Een prachtige foto die twee bladzijden uit het boek beslaat toont hoe drie soldaten hun besmeurde tank ontvluchten. Een van hen houdt een betoger onder schot die demonstratief zijn lederen jekker opent en zijn borstkas toont. “De stem van de vrijheid is bezig te worden stilgelegd.”

    Een tankscène die veel meer bekendheid geniet is die van Tienamen 1989. De beroemde foto van Stuart Franklin kon vanwege het leger zijn appartement niet meer uit. Toen hij vanop zijn balkon tanks dreigend richting het plein zag rijden, filmde hij dat. En toen plots vanuit het toekijkende publiek een jongeman de tanks tegemoet liep, was Franklin ontgoocheld. Hij wilde de kracht van het protest vastleggen, en vond dat hij door zijn grote afstand het gebeuren geen recht aandeed. Het werd niettemin iconisch.

    Wie er wel bij was, was de Franse fotograaf Patrick Zachmann. Hij toont ons massale volksvergaderingen, jongeren die op het plein overnachten, soldaten en betogers die met elkaar communiceren… Het plein lijkt een vrij forum. Voor even. De betogers wilden geen kapitalisme, noch de vernietiging van de communistische partij. Ze wilden “vrijheid”: echte sociale hervormingen die een einde zouden maken aan de corruptie en de uitbuiting die de verwezenlijkingen van de revolutie ondergroeven.

    Conclusie

    Als binnenlandse machten en buitenlandse mogendheden hun belangenconflicten door en onder de bevolking laten uitvechten, dan wordt revolutie een overlevingsstrijd. “Uiteindelijk kan een revolutie zich niet baseren op vendetta’s, kan het geen oude wrok settelen, en gaat het niet om de dingen draaien die een volksopstand enkel maar zouden vergiftigen.” Moises Saman richtte in 2011 en 2012 zijn lens op de ontwikkelingen in Egypte, Libië en Tunesië. Hij trok ook naar Syrië, waar hij zag hoe een regime alles uit de kast kan halen om de revolutie te ontwrichten.

    Vlees en bloed, inderdaad. In veel opzichten raakt het boek aan de essentie van wat revolutie is en hoe het zich kan ontwikkelen. Maar bloed hoeft niet enkel te vloeien. Dreiging en geweld – zij het door kogels en stenen of door massaprotest en wapenvertoon – kenmerken de revolutie niet alleen. Denkwerk, strategie en tactiek doen dat eveneens. Dat tonen is de verwezenlijking van Patrick Zachmann (Tienamen 1989), John Vink (Tsjecho-Slowakije en Hongarije 1989), Guy Le Querrec (Portugal 1974) en Bruno Barbey (Frankrijk 1968).

    Hun reeksen zijn de enige die dieper ingaan op deze rustiger en meer besloten facetten van revolutie: volksvergaderingen, congressen, debatten en discussies. Vrijheid, tonen deze foto’s, is niet enkel een kortstondig machtsvacuüm. En revolutie beperkt zich niet tot de meest explosieve, fotogenieke momenten. Vrijheid en revolutie zijn vooral een politiek middel waar al dan niet bewuste revolutionairen gebruik van maken om hun eisen te realiseren en de samenleving op nieuwe leest te schoeien.

    Als de aandacht voor geweld, dreiging en wapenvertoon een gebrek is, dan doet dat niet af aan het nalatenschap van Magnum. Zij deden het maar. Historische beelden maken ondanks de beperkte middelen van massamedia om te verslaan wat niet in hun verwachtingspatroon past. En ondanks alle moeilijkheden die autoritaire regimes opleggen om de verspreiding van informatie te voorkomen. Magnum Revolution vat enkele van de meest representatieve beelden samen van een opmerkelijke groep in een opmerkelijke tijd.

    Magnum Revolution: 65 years of fighting for freedom (Engels), 255 pagina’s, 30 x 25 cm

    Enkele fotoreeksen: Abbas: Afghanistan|| Stuart Franklin: Tienamen|| Moises Saman: Syrië|| Josef Koudelka: Tsjecho-Slowakije|| Bob Henriques: Cuba ||Magnum Revolution aan het woord op Youtube


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Het Midden-Oosten. The times they are a-changin’
    • Zero Dark Thirty. Propagandafilm over de jacht op Bin Laden
    • Recensie. Leven rondom Tahrir
    • Macht, beeld en vrijheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
    • Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis
    • Nieuwe film van Steven Spielberg: ‘Lincoln’
    • ‘Rusland in de 21ste eeuw. Verhalen uit een ontketend land’
    • Wiens straten?
    • Vijftig tinten onzin?
    • “Stop deze depressie nu”. Welke uitweg uit de economische depressie?
    • Heeft de wereldbevolking haar grenzen bereikt?
    • De Keizer van Oostende. Hoe de koningin der badsteden werd uitverkocht
    • “Paria’s van de stad” door Loïc Wacquant
    • “The Hunger Games” als weerspiegeling van de huidige brutale wereld
    • “De vloek van Osama”. Tien jaar na 11 september

  • Zero Dark Thirty. Propagandafilm over de jacht op Bin Laden

    Deze film is geregisseerd door Kathryn Bigelow en geschreven door Mark Boal. De film brengt het verhaal van de “grootste mensenjacht uit de geschiedenis” – zonder die jacht noodzakelijkerwijze goed te keuren aldus Bigelow. Het gaat om de jacht op Osama Bin Laden. Bigelow beweert dat er een artistieke neutraliteit is gerespecteerd, maar de film is in werkelijkheid een puur propagandastuk voor het Amerikaanse buitenlandse beleid na 11 september 2001 en voor het gebruik van marteltechnieken in het bijzonder.

    Recensie door Eddie McCabe

    We krijgen het verhaal van een jonge CIA-agent, Maya (Jessica Chastain), wiens vastberadenheid gedurende meer dan tien jaar de sleutel vormt om Bin Laden te vinden en zonder enige vorm van proces om te brengen, samen met tal van andere vrouwen en mannen die zich in hetzelfde huis bevonden.

    De film is dan wel genomineerd voor vijf Academy Awards maar blijkt toch erg saai. De beelden worden mooi gebracht en bieden een kijk op de operaties van de CIA, dit was enkel mogelijk dankzij de medewerking van de Amerikaanse regering zelf. Hierdoor krijgen we een accuraat beeld van marteltechnieken. Het verhaal is niet bepaald onvoorspelbaar maar wordt toch over twee en een half uur uitgesmeerd zonder dat de personages enige diepgang krijgen. Ook de hoofdfiguur Maya blijft beperkt tot een koude en genadeloze eenzaat die recht vanop school door de CIA werd gerecruteerd. Ze is eerder een robot dan een mens.

    Het is geen toeval dat de werktitel voor deze film ‘Voor God en Vaderland’ was, dat is een correcte titel voor de chauvinistische boodschap van de film. Er is een debat tussen critici en verdedigers van de film over de vraag of martelingen al dan niet worden goedgepraat.

    De film begint met beelden van de verschrikkelijke aanvallen op het World Trade Centre in New York op 11 september 2001. Daartussen worden ook beelden gevoegd van andere verwerpelijke zelfmoordaanslagen door groepen die met Al Qaida verbonden zijn. Hierna worden martelingen voorgesteld als onmiddellijk antwoord op deze verschrikkelijke misdaden. De informatie die zou leiden tot het vinden van Bin Laden en de bijhorende triomf voor Maya, de CIA en de Amerikaanse regering, was een rechtstreeks gevolg van martelpraktijken. In die zin wil deze film effectief het gebruik van technieken zoals water-boarding goedpraten.

    Het meest opvallende is nog wat er niet aan bod komt in de film. De invasie en aanhoudende bezetting van Afghanistan en Irak, met de afslachting van honderdduizenden onschuldige mensen door het VS-imperialisme, krijgen amper een vermelding. Ook de gevolgen van het buitenlandse beleid van de VS in het Midden Oosten voor 11 september wordt volledig buiten beschouwing gelaten. Het jaar 2001 is voor de filmmakers gelijk aan het jaar 0.

    Terwijl het regime van Obama door het establishment in de VS wordt geprezen voor het uitschakelen van Osama, wordt niet ingegaan op het feit dat de VS via de CIA vandaag gelijkaardige groeperingen als Al Qaida ondersteunt in Libië en Syrië, net zoals de steun aan Bin Laden zelf in de jaren 1980 hun belangen diende.


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Macht, beeld en vrijheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
    • Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis
    • Nieuwe film van Steven Spielberg: ‘Lincoln’
    • ‘Rusland in de 21ste eeuw. Verhalen uit een ontketend land’
    • Wiens straten?
    • Vijftig tinten onzin?
    • “Stop deze depressie nu”. Welke uitweg uit de economische depressie?
    • Heeft de wereldbevolking haar grenzen bereikt?
    • De Keizer van Oostende. Hoe de koningin der badsteden werd uitverkocht
    • “Paria’s van de stad” door Loïc Wacquant
    • “The Hunger Games” als weerspiegeling van de huidige brutale wereld
    • “De vloek van Osama”. Tien jaar na 11 september
    • Een eigenzinnige kijk op 100 jaar Boon
    • Opvolger voor controversiële documentaire over oorlogsmisdaden in Sri Lanka
    • ‘The Factory’, de revolutie door Arabische ogen

  • Recensie. Leven rondom Tahrir

    Beeld je de oude scooter met Che Guevara-sticker weg en je waant je zo in de middeleeuwen. Tal van vlijmscherpe breuklijnen lopen door het hedendaagse Caïro. Vier Belgische fotografen hebben ze in beeld gebracht maakten er een project van. Cairopolis: je ziet het niet in de krant of op tv.

    Thomas K (Gent). De foto hiernaast (van Filip Claus) maakt deel uit van de tentoonstelling

    Wie er beelden van de massa’s op Tahrir of de Sturm und Drang van de revolutie wil zien, die komt er bekaaid vanaf. De fototentoonstelling Caïropolis neemt Tahrirs pleinprotest niet als eindpunt maar als vertrekpunt. Letterlijk. Elk op hun eigen manier zijn vier fotografen van daaruit de metropool ingetrokken om er het Caïro te tonen dat we tot nog toe in de massamedia niet te zien hebben gekregen.

    Cairopolis wil alternatieve invalshoeken tonen voor de traditionele beeldvorming rond het revolutionaire Caïro. Inertie versus verandering, armoede versus weelde, mores buiten versus mores binnen,… Het gaat om de alledaagse spanningsvelden die, lange tijd afgedekt, recentelijk ten volle naar boven zijn gekomen. Samen een complexe voedingsbodem voor allerlei vormen van protest die in januari 2011, onder invloed van de val van Ben Ali in Tunesië, een gemeenschappelijk doelwit kregen.

    De Oriënt is al vaker vastgelegd door Harry Gruyaert, een Magnumfotograaf. Nu ging hij op zoek naar het publieke leven in de miljoenenstad. Illustratief zijn de beelden van reclamepanelen. Jonge, opgesmukte modellen met gekleurde shopping bags contrasteren met de eentonigheid van gesluierde vrouwen die grote pakken sleuren. De ongemakken van Photoshop en religie verdurend, combineren jonge meisjes het beste van de twee werelden.

    Megalomaan is de bouwwoede in de satellietsteden. Enkele foto’s tonen de impact van een metropoolregio dat wel twintig miljoen inwoners telt. Weet daar maar eens blijf mee. En hoewel Tahrir tot wel honderdduizenden betrok in de strijd tegen het regime, brachten velen onder die miljoenen hun tijd gewoon in de stad door. Waar en hoe toont Filip Claus. Zijn motief: de mens in de straten en langs de waterlopen. Commercie en het sociale leven zijn verbonden met de stoeptegel.

    Zaza Bertrand, foto-essayiste voor de Volkskrant, en Bieke Depoorter, genomineerd voor lidmaatschap van Magnum, hebben zich op het leven in de private sfeer toegelegd. Zaza maakt gebruik van het bruisende nachtleven om ons eerder een intiem beeld te brengen van de Egyptische jeugd. Dit zijn uitgaansbeurten in Tel-Aviv, zou je soms denken. Maar zoals sommige foto’s tonen, werken veel jongeren in Caïro ook ‘s nachts gewoon door. Onder straat-, lamp- en neonlicht zijn dit enkele van de meest geslaagde foto’s.

    De aanpak van Bieke Depoorter wijkt af van alle andere. Haar focus op het leven binnenskamers heeft haar ertoe gebracht de nacht door te brengen bij een gezin. We zien krappe kamertjes, grote gezinnen, gebarsten muren en een gebrek aan privacy. Permanent samenleven is voor veel gezinnen de norm. De woonkamer als middelpunt, het belang van familie- en trouwfoto’s, de zorg voor kinderen. Het zijn maar enkele uitingen daarvan.

    Nieuwsgierigheid is hun leidraad. De makers van het project dachten vooral vragen te moeten stellen. Wat gebeurt er achter de schermen? Hoe leeft deze stad? Wat van Tahrir stroomt door tot aan de randen deze stad? Antwoorden en eeuwige waarheden komen op de tweede plaats. Dat kan soms voor verwarring zorgen bij de bezoeker. Wat heeft dit nog met Tahrir te maken? Zien we dit ook niet buiten Caïro? De tentoonstelling biedt weinig context. Enkel de namen van de fotografen staan erbij.

    De wat te beperkte selectie uit hun werk is eigenlijk een voorproef van het gelijknamige fotoboek. Daarin verduidelijken initiatiefnemers Jan Beke en Pieter Verkinderen waarom de expositie voor een blik achter de schermen kiest. Onze persoonlijke beeldvorming valt namelijk snel in de val van de massamedia. Illustratief is, volgens hen, de analyse van politicoloog Paul Amar. Hij wist in de massamedia drie verhaallijnen te onderscheiden: het volk versus de dictator, het secularisme versus het islamisme, en de gefrustreerde jeugd versus de oude garde.

    Meer dan dat zien we nauwelijks. Beke en Verkinderen wijzen ook naar de Occupy-beweging die pleinen bezet in navolging van Tahrir. Maar de revolutie in Egypte was meer dan Tahrir. De vier fotografen gaan elk voorbij aan deze klassieke interpretatie(s). Ze brengen een in de massamedia onderbelicht verhaal dat toch onlosmakelijk verbonden is met wat we te zien krijgen van Tahrir.

    Cairopolis en dit betoog zijn op zich lovenswaardig. Het heeft een aantal mooie beelden opgebracht. Maar een aantal zaken blijft onderbelicht. Delen van de eigenlijke revolutie worden in massamedia nog altijd onderbelicht. Je zou het haast vergeten, maar de revolutie vond niet enkel op Tahrir plaats. Waar zijn de beelden van de strijd op de werkplaatsen bijvoorbeeld? En wat gebeurde er in de steden en dorpjes rondom Caïro waar politie en bestuur op de vlucht sloegen?

    Caïropolis bij Uitgeverij Snoeck telt 128 bladzijden en kost 28 euro. De fototentoonstelling loopt tot 20 mei in de Sint-Pietersabdij van gent. Alle tentoongestelde foto’s dateren uit de periodes november-december 2011 en februari-maart 2012.

  • Macht, beeld en vrijheid in het Midden-Oosten en Noord-Afrika

    Fotografie in het door revoluties en burgeroorlogen geteisterde Midden-Oosten en Noord-Afrika is nauw verweven met de kwestie van macht en invloed. Het FotoMuseum in Antwerpen stelt een bloemlezing van het werk van fotoartiesten ten toon en deed een greep uit het omvangrijke fotoarchief van Moammar Kadhafi.

    Thomas K (Gent)

    De Kadhafi-files

    Hij bouwt, hij plant, hij lacht en hij schouwt. Moammar Kadhafi heeft zich altijd beschouwd als de verpersoonlijking van Libië, de man aan wie alles te danken is, en hij genoot ervan dat op foto vast te kunnen leggen. Dat ontdekten enkele personeelsleden van Human Rights Watch wanneer zij in de zomer van 2011 de zwaar beschadigde Libische militaire inlichtingendienst betraden. Op dat moment zijn bij toeval de zo goed als enige onbeschadigde kamers volgestouwd met foto’s, filmrollen en portretten van Kadhafi.(1)

    Het regime trachtte om zich zowel in binnen- als buitenland zich in de kijker te werpen. Er zijn tientallen foto’s bij van topontmoetingen met de Egyptische president Gamal Abdel Nasser of met de Syrische president Hafez Al-Assad. Ook Sovjetleiders als Leonid Brezjnev hebben, vaak erg onwennig, met Kadhafi geposeerd. En steeds stond zijn onafscheidelijke zwager Abdullah al-Senussi, bijgenaamd “de slachter”, aan zijn zij. Prestige en repressie in één beeld verenigd.

    Deze rooskleurige zwart-witfoto’s – Kadhafi deed er alles om aan een positief beeld te creëren – heeft het FoMu aangevuld met enkele brutalere stukken uit de zogeheten Kadhafi-files: die over de executies. Volgens de samenstellers van de expositie was het bijvoorbeeld gebruikelijk onder Kadhafi om executies op televisie uit te zenden. Desnoods diende een programma daarvoor te worden onderbroken. Met beperkte middelen heeft het FoMu een Libische woonkamer nagebouwd waarin centraal de televisie staat. Op de muur achter de tv hangt het portret van de Libische leider. De tv vertoont de beelden van een in filmstudio’s opgenomen terdoodveroordeling. Alles is strak georkestreerd.

    Zijn laatste televisieoptreden deed Kadhafi al zittend in een auto, met paraplu in de hand. Dat werd in de Westerse wereld algauw erg komiek bevonden. Hij leek gehaast. Het had niks weg van orkestratie en op de achtergrond was duidelijk de ravage van een bombardement te zien. Moet dat de kijker overtuigen dat het regime zal overwinnen? Het FoMu publiceert de bijdrage van een blog dat echter gewag van een uitgekiemde propagandastunt vol symbolen. (2)

    Kadhafi is gezeten in een voertuig zonder bijzit. De boodschap? Niet alleen blijft de kolonel aan het roer in Libië, er is zelfs geen plaats voor iemand extra. En de ruïnes? Het gaat om zijn eigen complex in Bab Al Azizia in Tripoli, in 1987 gebombardeerd tijdens een Amerikaanse vergeldingsactie. Kadhafi liet zich enkele dagen niet zien, er werd gespeculeerd over zijn overlijden. Maar hij herrees en het complex werd als herinnering aan deze episode nooit helemaal heropgebouwd. De keuze voor dit complex is geen toeval. Herinner je 1987 nog? Zo zal het mij ook in 2011 vergaan.

    Van vergrendelde publieke ruimte…

    Kadhafi is lang niet de enige inspiratiebron voor de fototentoonstelling. Naast de Libische staatspropaganda heeft het FoMu oog voor de fotografie van wat de Arabische Lente is gaan heten. Aan de muren van de zaal hangen bloemlezingen van verschillende kunstenaars, actiegroepen en fotocollectieven. Zo is er Issa Touma, Syrisch fotograaf en organisator van het internationaal fotofestival van Aleppo. Hij stampte in 2012 het project Art Camping uit de grond.(3) Doordat de oorlog zijn stad naderde, kwam hij op het idee de kinderen van vluchtelingen bezig te houden met hun eigen creativiteit.(4)

    In winkels, in optochten, op minaretten of op drankautomaten. Aan stukken gescheurd of netjes geplastificeerd. Het portret van president Bashar Al-Assad is het eenheidsmotief van het verdeelde Syrië. Aan de hand van een beperkte selectie uit zijn werk door het FoMu benadrukt Touma de wederkerigheid en alomtegenwoordigheid van het portret van de Syrische president. We zien ofwel mensen die het portret van de dictator met zich meedragen, ofwel mensen die hun dagelijkse handelingen uitvoeren met het wakend oog van de president op de achtergrond.

    Een geestiger invulling van deze portretcultuur geeft de Belgische kunstenaar Joachim Ben Yakoub. In zijn fotomontage wisselen foto’s elkaar af waarop de beeltenissen van de Tunesische leider Ben-Ali te zien is. Aanvankelijk is Ben Alis beeltenis ongeschonden en alomtegenwoordig, hij staat nog aan het hoofd van het land en zijn macht is ongenaakbaar. Maar dan volgt de afrekening van de revolutie: het portret van de president verdwijnt, vervaagt of wordt geschonden en nieuwe afbeeldingen komen in de plaats.

    Opvallend is de originaliteit en de gelaagdheid waarmee Tunesische kunstenaars met de beeltenis van de dictator hebben afgerekend. Zo verschijnt in de montage een foto van een reclamebord waarop enkel nog het silhouet van de dictator staat, met daarin het opschrift “404 Not Found”. De makers van “Artocracy”, een andere te bezichtigen reeks, hingen enorme foto’s op plaatsen die voorheen gereserveerd waren voor het gezicht van de leider. Het gaat om honderden portretten van gewone Tunesiërs gemaakt door de Franse straatartiest JR en internationale kunstenaars van het INSIDE OUT-team.

    … tot artistieke vrijplaats

    Deze strijd om de artistieke invulling van de publieke ruimte politiseert, duidde Ben Yakoub vorig jaar in Rekto Verso.(5) Dictatoriale regimes sluiten die ruimte af; revoluties breken ze weer open. Dat valt niet simpel te vatten. Het gaat niet om esthetische rebellen versus pompeuze dictators, maar om processen. Ontwikkelingen in de maatschappij kennen momenten van versnelling en vertraging. Ze kunnen zich ongemerkt onderhuids opstapelen om dan aan de oppervlakte onverwachts los te barsten. Evolutie, revolutie en contrarevolutie. Kunst en beeldvorming zijn daar een uiting van.

    Een foto van Issa Touma toont een wat loshangende poster van Basher Al-Assad te zien die aan een cola-automaat kleeft. Het contrast tussen de beeltenis van de president en de moderne reclamebeelden van Pepsi is schril. De inspiratieloze achtergrond, de starre blik, het saaie snorretje. Al-Assads foto kon zo in de jaren vijftig geproduceerd zijn. Moderne reclametechnieken daarentegen flirten voortdurend met het beeld van de toekomst. Felle kleuren, silhouetten en contrasten. Commerciële bedrijven doen er alles aan om in het oog te springen.

    Terwijl politieke figuren als Assad in een verscheurde regio op brutale wijze orde brengen om investeringen en winstmaximalisatie mogelijk te maken, worden hun regimes geleidelijk aan ondergraven door de economische logica van dat systeem. Niet alleen steken de ouderwetse moraal en middelen van de staat scherp af tegen de moderne technieken en opleidingen waarmee nieuwe generaties jongeren vertrouwd zijn geraakt – generaties die de nederlagen van de arbeiders- en verzetsbewegingen uit het verleden niet hebben meegemaakt –, ze eroderen als gevolg van economische crisisverschijnselen.

    Regimes creëren zo de wapens voor hun eigen ondergraving. Dat ziet de bezoeker meteen als hij de expositiezaal binnenwandelt. Een foto van een anonieme graffiti-tekening uit Egypte toont ons een geweer en een camera die tegenover elkaar staan. Met daaronder de woorden: “hun wapens” versus “onze wapens”. En zij die geen wapens bezitten zoals geweren of media, voeren veeleer symbolische daden uit. Van de val van Saddam Hoessein tot de moord op Kadhafi: massaal vonden publieke schendingen van het portret van de leider plaats.

    Het meest nieuwe wapen in de strijd om de beeldvorming vormen de sociale media. Het FoMu toont enkele beelden van de projecten The Uprising of Women in the Arab World, en Tahrir Cinema van het mediacollectief Mosireen. Uprising of Women is een online campagne op Facebook tegen geweld op vrouwen en voor de erkenning en naleving van vrouwenrechten in de Arabische wereld.(6) Een kleine collectie toont jonge mensen, die bordjes en papier gebruiken om aan te geven dat ze geweld en discriminatie tegen vrouwen niet dulden.

    Mosireen beweert geboren te zijn uit een explosie van burgerjournalistiek tijdens de revolutie in Egypte.(7) Het FoMu stelt je in staat enkele korte reportages van het collectief te bekijken. De reportages worden voorafgegaan door twee foto’s van Cinema Tahrir, een filmvoorstelling die op het Tahrirplein plaatsvindt. Burgerjournalisten kunnen er hun beelden tonen aan een breed publiek. Breder dan op het internet, want niet iedereen in Caïro heeft internettoegang. Het is een uiting van een zeker democratisch bewustzijn dat bij deze jongeren aanwezig is.

    Revolutionaire kunst

    Power! Photos! Freedom! is een uiterst beperkte tentoonstelling, zowel wat beeldmateriaal als context betreft. Maar het toont ons dat er zoiets bestaat als revolutionaire kunst. Vandaag gaat het nog lang niet altijd om kunst over het thema revolutie. Veeleer om uitingen van de verschillende, vaak contradictorische processen die van een revolutie deel uitmaken. Die expressies staan nog in hun kinderschoenen, zo illustreert het massaal gebruik van eenvoudige kanalen als Youtube.

    “The revolution will not be televised”, zong de Amerikaanse muzikant Gil Scott-Heron in 1970. Hij had gelijk: Xerox zou toen nooit televisie-uitzendingen van de revolutie sponsoren als ze niet onderbroken konden worden voor reclame. Wanneer Scott-Heron in mei 2011 overleed, was de wereld echter grondig veranderd. Op datzelfde Youtube moet je beelden van de revolutie dulden met vervelende reclamebalkjes en commerciële boodschappen vooraf.

    Power! Photos! Freedom! is te bezichtigen in het FotoMuseum van 15 februari tot 9 juni. Waalse Kaai 47, 200 Antwerpen.


    Noten

    1. http://www.hrw.org/news/2011/10/20/qaddafi-files
    2. http://visualcultureblog.com/2011/02/i-am-in-tripoli-and-not-in-venezuela/
    3. https://www.facebook.com/ArtCamping/photos_stream
    4. Theo De Feyter, “Kunst en hoop in Aleppo”, in: NRC Handelsblad, 7 februari 2013
    5. http://www.rektoverso.be/artikel/het-artistieke-ontwaken-tunesi%C3%AB
    6. https://www.facebook.com/areenalgbaay
    7. http://mosireen.org/ Of bekijk: http://vimeo.com/37895234#

    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis
    • Nieuwe film van Steven Spielberg: ‘Lincoln’
    • ‘Rusland in de 21ste eeuw. Verhalen uit een ontketend land’
    • Wiens straten?
    • Vijftig tinten onzin?
    • “Stop deze depressie nu”. Welke uitweg uit de economische depressie?
    • Heeft de wereldbevolking haar grenzen bereikt?
    • De Keizer van Oostende. Hoe de koningin der badsteden werd uitverkocht
    • “Paria’s van de stad” door Loïc Wacquant
    • “The Hunger Games” als weerspiegeling van de huidige brutale wereld
    • “De vloek van Osama”. Tien jaar na 11 september
    • Een eigenzinnige kijk op 100 jaar Boon
    • Opvolger voor controversiële documentaire over oorlogsmisdaden in Sri Lanka
    • ‘The Factory’, de revolutie door Arabische ogen
    • “Hoe durven ze?”, terechte kritieken op een falend systeem

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop