Your cart is currently empty!
Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika
-
Irak. VN-conferentie moet het imago van de VS oppoetsen
De recente conferentie van de Verenigde Naties over de toekomst van Irak, een conferentie gehouden in Stockholm, was een propagandastunt voor het VS-imperialisme en de regering in Bagdad. De boodschap was dat de veiligheid erop vooruit gegaan was. De miljoenen vluchtelingen zouden terugkeren en de grote bedrijven kunnen opnieuw zaken doen in Irak.
De premier van Irak, Nouri al-Maliki, kwam met zes ministers naar Stockholm. Hij beloofde dat de volgende VN-conferentie over Irak met 500 afgevaardigden uit 100 landen in Bagdad zal kunnen plaatsvinden. Dezelfde dag nog toonde de Zweedse televisie hoe al-Maliki zelf de “groene zone” van Bagdad moest ontvluchten in een konvooi met 30 identieke gepantserde wagens.
Geweld
Op de dag van de conferentie kwamen 32 Irakezen om en vielen er 65 gewonden. Dat is boven het gemiddelde aantal slachtoffers dit jaar en ongeveer de helft van het gemiddelde aantal vorig jaar. Maar het gemiddelde dit jaar blijft wel boven dat van 2005. De “surge” (het hernieuwde Irak-beleid) van George Bush in januari 2007 lijkt een zeker effect te hebben gehad. Zo kwam het op 11 mei in Sadr City, Bagdad, tot een akkoord na zeven weken van bloedige gevechten tussen Moqtada al-Sadr’s Mehdi Leger en de door de VS geleide Amerikaanse troepen. Bij de gevechten vielen honderden doden en werden delen van Sadr city verwoest toen de Amerikaanse troepen raketten, tanks en sterk bewapende helikopters. De zuidelijke delen van Sadr City werden afgesloten om de aanhoudende aanvallen op de groene zoen te stoppen. In die groene zone bevinden zich de Amerikaanse ambassade en de regering.
Het bestand is nog fragiel en leidde al tot kritiek van commandanten van het Mehdi Leger die protesteerden tegen de arrestatie van hun strijders door de regeringsgtroepen. Moqtada al-Sadr ging akkoord met het bestand, net zoals hij eerder een akkoord sloot in Basra in het zuiden van Irak in april van dit jaar. Het Mehdi Leger ging de strijd aan, maar trok zich terug voor een beslissend gevecht. Het Amerikaanse magazine Time stelde hierover: “Het Mehdi Leger kan net zoals Hezbollah in Libanon na de Israëlische invasie in 2006, de overwinning claimen door een aanval van het Iraakse leger uit te zitten.” Er zit ook een akkoord aan te komen waardoor Iran officieel de regering in Irak zou steunen met een oproep om de gewapende troepen te integreren in het leger van Irak. Hierdoor zouden troepen onder Iraanse invloed een officiële status hebben in Irak.
De Sjiiet al-Maliki wordt vreemd genoeg gesteund door zowel de VS als Iran. Als het Mehdi Leger het vredesbestand zou breken, zullen de confrontaties opnieuw vooral sjiieten tegenover andere sjiieten plaatsen. De Amerikanen hebben ook geprobeerd akkoorden te sluiten met lokale Soennitische leiders die werden omgekocht om zich te keren tegen groepen die al-Qaeda steunen. Deze akkoorden kunnen echter erg tijdelijk zijn. Al-Maliki is er ook niet in geslaagd om Soennitische leiders in de regering te krijgen.
Verbetering
De conferentie van 29 mei werd in Stockholm gehouden, wat niet echt in de buurt van Irak is. Er was een strikte veiligheidsoperatie met 1700 Zweedse agenten en honderden buitenlandse veiligheidsagenten. Er werd een nieuwe muur gebouwd om sluipschutters tegen te gaan. Achter die muur vonden verschillende leiders elkaar. Zo was er de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Condoleezza Rice, maar even goed haar Iraanse collega Manouchehr Mottaki. Dat is één van de meest brutale onderdrukkers van arbeiders, vrouwen en revolutionairen in Iran.
De pogingen om een rooskleurig beeld te geven van de situatie in Irak, botsten met de feiten:
- Sinds de Amerikaanse inval vijf jaar geleden kwamen meer dan 500.000 Irakezen om
- Meer dan 4,5 miljoen mensen sloegen op de vlucht – zowat één of de vijf in Irak
- Elektriciteit en water zijn nog steeds schaars, in Bagdad is er maar enkele uren per dag toegang tot elektriciteit en water
- Ook puur financieel is de oorlog een ramp. Nobelprijswinnaar Stiglitz schat de totale kost van de oorlog op meer dan 3000 miljard dollar
Grote bedrijven
De olieproductie in Irak bedraagt vandaag 2,6 miljoen vaten per dag, dat is nog steeds minder dan het niveau in 1990 toen 3,5 miljoen vaten per dag werden opgepompt. Met de huidige olieprijzen zou het inkomen van Irak dit jaar 70 miljard dollar bedragen. Dat geld was één van de centrale redenen waarom er een VN-conferentie werd gehouden.
Al-Maliki benadrukte: “Irak staat open voor alle Zweedse bedrijven die willen investeren in deze beloftevolle markt.” De (rechtse) Zweedse minister van handel, Eva Björling, gaf aan dat de handel van Zweden met het Midden-Oosten in januari en februari al toenam met zo’n 36%. De minister wil in de herfst op bezoek gaan in Irak met een delegatie van vertegenwoordigers van 22 Zweedse bedrijven, “om voordeel te halen uit de grote kansen voor een toename van de handel”.
Volvo en Scania staan voorop bij de Zweedse bedrijven. Zij willen trucks leveren. De Iraakse regering wil dat Scania haar assemblagebedrijf voor trucks heropstart in Irak. Voor de Golfoorlog van 1991 was er een dergelijke fabriek in Irak. Maar ook andere bedrijven kijken hoopvol uit naar de winsten die ze uit Irak kunnen halen.
Het belangrijkste argument voor de grote bedrijven is natuurlijk de aanwezigheid van olie. De arbeiders uit de oliesector hielden met protestacties een wet tegen die de olie zou uit handen geven aan bedrijven als Shell en Exxon. De Financial Times bracht een artikel waarin het beschreef dat Shell maandelijkse bijeenkomsten in Jordanië heeft met de Iraakse olieminister. Er zijn ook wekelijkse contacten met een videoverbinding. Het wetsvoorstel in Irak zou ertoe leiden dat dit land “één van de weinige landen in de regio wordt, waar het de bedrijven zijn die de beweerde reserves kunnen claimen.” (FT, 20 maart)
Vluchtelingen
Een ander aspect voor de VN-conferentie was de eis van Zweden en andere Westerse machten om niet langer vluchtelingen uit Irak te erkennen. Svenska Dagbladet stelde op 29 mei: “De Iraakse premier al-Maliki staat onder grote druk… De Verenigde Naties en verschillende regeringen, waaronder de Zweedse, hopen dat hij een terugkeer van Iraakse vluchtelingen zal helpen organiseren.”
In 2007 waren er 18.559 Iraakse vluchtelingen in Zweden, wat veel meer is dan in de VS (734) of Groot-Brittannië (1.260). Maar er zijn 1,3 miljoen vluchtelingen in Syrië, een half miljoen in Jordanië en meer dan 2,5 miljoen in Irak zelf. Voor de Zweedse migratieminister en de EU is het echter belangrijker dat er geen vluchtelingen meer naar Zweden en Europa komen. Daartoe was er afgelopen winter zelfs een bezoek van de migratieminister aan Bagdad.
De regering van Irak beloofde (of beter gezegd: moest beloven) om 200.000 dollar vrij te maken om de terugkeer van vluchtelingen te begeleiden. Nochtans stelde de VN-vertegenwoordiger Staffan de Mistura in Irak dat een terugkeer niet aangewezen is omwille van het tekort aan huisvesting en scholen. Bovendien is 200.000 dollar niet veel geld als je het vergelijkt met de 3,5 miljard die werd uitgegeven aan de afbetaling van rente op de overheidsschulden.
Welke toekomst?
Op dit ogenblik zijn er onderhandelingen over de aanwezigheid van de Amerikaanse troepen in Irak. Het bestaande VN-mandaat loopt af op 31 december. Wie er ook de Amerikaanse presidentsverkiezingen van november zal winnen, de bevolking rekent erop dat er Amerikaanse troepen zullen worden teruggetrokken. Vandaag zijn er 155.000 Amerikaanse soldaten in Irak. De andere landen hebben hun troepenaantal al beperkt tot 10.000 en nu beginnen ook Australië en Polen hun troepen terug te trekken.
De strategie van het Witte Huis was om in Irak te blijven met een aantal militaire bases om zo de controle te behouden over de olie en de regering. De enorme publieke tegenstand tegenover de bezetters in Irak, maken het voor al-Maliki moeilijk om zomaar in te stemmen met de Amerikaanse eisen. Er waren al tekenen dat de regering zich zou verzetten. Bovendien wordt door de regering ook rekening gehouden met de populariteit van Moqtada al-Sadr die vooral populair is door zijn verzet tegen de bezetting.
De propagandastunt van de conferentie heeft nieuwe mogelijkheden geopend voor de grote bedrijven en heeft moed gegeven aan de tegenstanders van vluchtelingen. De conferentie werd echter geleid door diegenen die verantwoordelijk waren voor de oorlog sinds 2003. Er werd niets beslist om de positie van de bevolking in Irak te verbeteren. En zelfs op het punt van de heropbouw en de winsten blijft de vraag bestaan of het gebrek aan veiligheid geen bedreiging vormt.
De onstabiliteit en onveiligheid in Irak en het volledige Midden-Oosten worden veroorzaakt door oorlog en uitbuiting door het kapitalisme en imperialisme. Om daar tegen in te gaan, is er nood aan massale strijd van de arbeiders waarin de verschillende etnische en religieuze groepen kunnen worden verenigd tegen de bezetters en de lokale heersers. Irak en het Midden-Oosten hebben nood aan democratische revolutionaire massale socialistische partijen.
Protestacties
Tijdens de VN-conferentie nam Rättvisepartiet Socialisterna (RS) deel aan twee protestacties. De eerste was een actie overdag. Er waren zo’n 100 aanwezigen, voornamelijk van Iraanse groepen in ballingschap. RS was uitgenodigd en had een spreker op de actie. ’s Avonds was er een grote betoging met 1500 aanwezigen in het centrum van Stockholm. We verkochten tijdens deze actiedag 110 exemplaren van ons weekblad.
-
Libanon. Burgeroorlog of heerschappij van krijgsheren. Akkoord zal geen oplossing bieden
Na twee weken van confrontaties en gevechten op straat tussen voorstanders van de regering en gewapende milities van de oppositie, hebben de Libanezen nu de keuze tussen ofwel een sectaire burgeroorlog ofwel een “vrede” onder controle van sectaire krijgsheren die het op economisch vlak wel grotendeels eens zijn met elkaar.
De leiders van de regering en de oppositiepartijen kwamen terug van een vijfsterrenhotel in Quatar waar onderhandelingen plaatsvonden. Ze brachten echter geen echt plan voor verandering mee terug. Ze beslisten over het resultaat van de presidentsverkiezingen nog voor deze plaatsvonden. Ze verdeelden de parlementszetels langs religieuze en sectaire lijnen. Ze gingen akkoord over het verdelen van de overheidsdiensten, waarbij elke partij een stukje krijgt. Ze besloten ook over de keuze van een nieuwe president, het hoofd van het Libanees leger, zonder enige economisch, sociaal of politiek programma over het moeras waarin de Libanese politiek zich bevindt.
De politici en media vertellen ons constant dat het leger neutraal is in het sectaire conflict in Libanon. Het leger zou boven de verdeeldheid staan. Toch zien we dat het leger vorig jaar nog betrokken was in een oorlog tegen het Palestijnse kamp Nahr El Bared waarbij het de strijd aanging met een reactionaire islamitische groep, “Fath el Islam”. Het leger verwoestte het kamp en veel inwoners ervan sloegen op de vlucht. Het leger is verantwoordelijk voor vijf doden tijdens de staking van Hay El Sellom in 2004 en van nog eens zeven andere doden in 2007 in Mar Mkhayel. Hun enige “misdaad” was dat ze protesteerden en opkwamen voor een verbetering van hun levensomstandigheden.
De Libanese politici besloten om alle postjes te verdelen vanuit een vijfsterrenhotel in Quatar. De arbeiders en armen zullen daar geen voordeel uit halen. De politici verzetten zich tegen een echte onafhankelijke arbeidersbeweging. Zo’n beweging kon de afgelopen jaren ontwikkelen, na onder meer een reeks van massale arbeidersprotesten tegen de stijgende levensduurte. Er waren startpunten van zelforganisatie door de arbeiders. Toen de arbeiders enkele weken geleden dreigden massaal in actie te komen, braken gewelddadige confrontaties uit tussen religieuze en sectaire milities. Dat wierp de situatie 30 jaar terug en zorgde ervoor dat de belangrijkste bekommernis voor arbeiders vandaag deze van de veiligheid is. Werkenden vragen zich af hoe ze voedsel kunnen stockeren voor het geval van een oorlog. Velen denken dat een nieuwe burgeroorlog het einde van het land zou kunnen betekenen, een groeiend aantal Libanezen wil daarom nu reeds het land ontvluchten. Terwijl de gewapende confrontaties op straat plaatsvonden, bleven ook de prijzen verder stijgen. Zowel voedsel als energie werden fors duurder.
Nieuwe president
De meeste Libanezen waren opgelucht toen er een akkoord was tussen de regering en de oppositiepartijen voor het presidentschap. Er werd overeengekomen dat er nieuwe verkiezingen zouden plaatsvinden in het parlement om de president aan te stellen. Die procedure is niet grondwettelijk en de bevolking heeft er bovendien niets aan te zeggen. Op 25 mei, de dag van “Verzet en bevrijding” – een dag die door de regering Seniora niet langer werd erkend als vakantiedag, werd de legerchef Michel Suleiman verkozen als de nieuwe president.
Er was geen democratisch aspect bij de verkiezingsprocedure. Hetzelfde geldt voor de parlementsverkiezingen van 2009. Het verkiezingssysteem daarbij zal zich baseren op de verkiezingswetgeving van 1960 dat er op gericht is om kleine “districten” te creëren zodat de Christenen een Christen en de Moslims een Moslim zouden verkiezen.
Wij komen op voor een kiessysteem dat wel democratisch is en zich niet baseert op sectaire en religieuze tellingen. Dat betekent regionale kiesomschrijvingen en mogelijk ook nationale omschrijvingen waarbij er een proportionele vertegenwoordiging is. Dat kan de deur openzetten voor een echte verkiezingscampagne en het zou ook mogelijkheden bieden voor niet-sectaire politieke krachten, zoals socialisten die zich boven de religieuze en etnische grenzen plaatsen.
Situatie van de arbeiders
Net zoals in het verleden krijgen de arbeiders enkel de “keuze” tussen het aanvaarden van de akkoorden tussen de religieuze politici met de illusie van vrede, ofwel een verdere escalatie van burgeroorlog indien ze zich niet neerleggen bij de actuele situatie. Dit maakt de strijd voor een alternatief moeilijker, maar tegelijk ook meer noodzakelijk. De arbeiders hebben nood aan een alternatief omdat enkel de kracht van de arbeiders en jongeren een uitweg kan bieden.
Er is een grote verantwoordelijkheid voor de linkerzijde om de massa’s te mobiliseren tegen de huidige elite. Het vertrouwen in alle traditionele partijen neemt af. Het is immers duidelijk dat ze zich allemaal richten tegen de verarmde lagen van de arbeiders en tegen de verworvenheden waar de arbeiders historisch voor hebben gevochten.
De arbeiders hebben nood aan een effectief verzet dat ingaat tegen de aanhoudende aanvallen van het imperialisme en tegen het economisch beleid van de Libanese regering. Het is in het belang van alle arbeiders in Libanon en de regio om zich te verzetten tegen sectarisme en de gewapende conflicten die worden gecreëerd door dit systeem. Dit verdeelt de arbeiders en verzwakt hun mogelijkheden om op te komen voor een beter leven.
Het CWI komt op voor massale arbeidersorganisaties die onafhankelijk georganiseerd worden en die gewapend zijn met een politiek en economisch programma dat ingaat tegen de grote patroons. De enige manier om het globale kapitalistische systeem – en haar gevolgen in de vorm van oorlog en armoede – te bestrijden, is op basis van eengemaakte en strijdbare vakbonden en massale partijen die opkomen voor democratisch socialisme en een arbeidersinternationale.
-
Egypte. Protestacties bij de verjaardag van president Moebarak
Op 4 mei, de 80ste verjaardag van president Hosni Moebarak, werd actie gevoerd door heel wat oppositie-activisten. De Egyptische president was 27 jaar aan de macht en regeert over een land waar mensen doodgaan terwijl ze in de rij staan om brood te kopen. De voedselprijzen schieten de hoogte in terwijl miljoenen in armoede leven. Voor de rijke elite rond Moebarak en zijn zoon Gamal, zijn er echter minder problemen op dat vlak.
Op 6 april 2008 was er een nieuwe ontwikkeling in de oppositie tegen het regime. Die dag was er een staking van de textielarbeiders van Mahalla. Die oproep voor een staking werd door politieke activisten overgenomen en werd breed verspreid op het internet. Zo kwam er een pagina op Facebook waarop werd ingeschreven door 73.000 mensen. Dit werd nog versterkt door het verspreiden van SMS-berichten. De regering zorgde onbewust voor meer publiciteit voor de staking door publiekelijk te waarschuwen tegen deelname aan de acties met het dreigement dat de wet zou worden ingeroepen tegen wie wel actie zou voeren.
De staking van de arbeiders van Mahalla werd op het laatste moment afgeblazen door een aantal leiders van de vorige stakingen. Ondanks de enorme veiligheidsmaatregelen, waren er toch duizenden arbeiders die in staking gingen. De straten van Caïro waren ongewoon rustig en heel wat ouders vroegen hun kinderen om thuis te blijven. Er waren betogingen aan verschillende universiteiten. De politie ging over tot het aanhouden van betogers en stakers in Mahalla, dat leidde tot confrontaties met verschillende doden en gewonden.
Dit jaar alleen al waren er zo’n 900 protestacties in Egypte. Op 6 april zagen we hoe dit kan ontwikkelen tot een bredere beweging tegen het regime. De vorige keer dat er een algemene beweging plaatsvond in het land, was tijdens de broodrellen van 1977. Die acties kwamen er na sterke prijsstijgingen voor voedsel. Het zorgde ervoor dat Moebarak’s voorganger, Anwar Sadat, bijna ten val kwam. Op 28 april kondigde Moebarak aan dat de werknemers van de openbare diensten een loonopslag van 15% zouden krijgen en hij riep de private werkgevers op om een zelfde verhoging toe te kennen. Moebarak was duidelijk bang voor een uitbreiding van de beweging.
Aangemoedigd door de sterke van de arbeidersbeweging op 6 april en de angst van het regime voor een brede stakingsbeweging waarin ook de studentenacties zouden betrokken worden, versterkte de oproep voor een algemene staking op de verjaardag van Moebarak. Er kwam opnieuw een pagina op Facebook, nu met 20.000 leden. Dat zijn wellicht vooral jongeren en meer middenklasse elementen. Het is echter opvallend dat zij uitkijken naar de kracht van de arbeidersklasse. Dat komt door de sterke stakingsbewegingen van de afgelopen jaren.
De beperkingen van de beweging werden echter ook al duidelijk. De actievoerders werden gevraagd om niet te gaan werken en zwarte kledij te dragen. Ze werden ook gevraagd om drie dagen lang niet te winkelen en om Egyptische vlaggen buiten te hangen. Er werd gehoopt dat op deze manier de brede steun voor de acties zou worden getoond, zonder een excuus te geven aan de veiligheidsdiensten om tussen te komen. Natuurlijk is het wel makkelijker om aan te sluiten bij een groep op Facebook (ook al heeft slechts 8% van de Egyptenaren internet) dan om ook effectief in actie te komen. Op 4 mei waren er relatief weinig acties. In tegenstelling tot 6 april was het druk op de straten van Caïro.
De arbeiders proberen eten te voorzien voor hun families en worden geconfronteerd met repressie. Tegen die achtergrond zullen ze niet makkelijk alles op het spel zetten na een oproep vanop het internet. Er is nood aan een duidelijke strategie en een gedetailleerde taktiek. Er is nood aan gerespecteerde en betrouwbare leiders op de werkvloer, die het vertrouwen kunnen geven dat zal worden geantwoord op het geweld van Moebarak en co. Er is nood aan democratische strijdcomités die verantwoording verschuldigd zijn aan de arbeiders, opgebouwd worden en voorstellen doen om stakers en hun leiders te verdedigen. Een arbeiderspartij moet de strijdbewegingen in verschillende bedrijven aan elkaar verbinden en een socialistisch programma naar voor brengen waarrond niet slechts enkele duizenden worden gemobiliseerd, maar miljoenen arbeiders die de macht van Moebarak en zijn rijke aanhangers in vraag stellen.
Moslim Broederschap
De belangrijkste politieke oppositie op dit ogenblik is nog steeds de Moslim Broederschap (MB), maar hun positie is verzwakt door de gebeurtenissen van de afgelopen maand. De MB weigerde de staking van 6 april te steunen. De leiding van deze formatie bestaat vooral uit kleine zakenmannen en mensen met vrije beroepen. Ze staan enerzijds onder druk van het kapitalisme tegen de arbeidersacties, maar anderzijds is er ook de druk van de jongere leden die beïnvloed zijn door de radicalisering van de middenklasse en aan de universiteiten. De afgelopen paar maanden waren er ook protestacties van dokters, tandartsen, advocaten en journalisten.
De leider van het parlementaire blok van de MB, Saad Al-Katatny, stelde op 22 april dat er vier voorwaarden zijn om deel te nemen aan protestacties. Hij verklaarde: "We zullen niet deelnemen aan protestacties tenzij deze vier condities vervuld zijn: akkoord onder alle politieke krachten op het protest, een eengemaakte agenda, een exacte timing en duidelijkheid over het resultaat van de protestacties. Dat is om het succes van gelijk welke nationale staking te garanderen zonder chaos of problemen."
De leiding van de MB was onder druk gekomen, vooral van de jongere leden aan de universiteiten, en stelde dat het de acties op 4 mei zou steunen. Tegelijk stelde de partij dat het een oproep deed aan de deelnemers van de staking om het vreedzaam protest niet te laten ontaarden in chaos. Een Egyptische commentator stelde: de MB slaapt als de mensen wakker zijn en wordt wakker als de mensen slapen.
Een nieuw boek (Inside Egypt: The Land of the Pharaohs on the Brink of a Revolution, door John Bradley) stelt dat de MB zo’n 500.000 leden telt en ook nog eens gesteund wordt door zo’n miljoen anderen, en dat op een bevolking van 78 miljoen. Dat kan niet onderschat worden, maar het lijkt er wel op dat Moebarak het belang van de MB bewust overdrijft om zijn geldschieters in de VS-regering angst aan te jagen.
De Iraanse revolutie heeft ons geleerd dat zelfs een machtige arbeidersklasse een nederlaag kan worden toegediend als het toelaat dat een religieuze beweging de politieke oppositie tegen het regime leidt. De Egyptische MB kan mogelijk splitsen langs klassenlijnen, maar toch is het aan de Egyptische arbeiders om de leiding van de beweging op te nemen. De jonge activisten zoeken naar manieren om de gehate regering van Moebarak omver te werpen. Ze moeten daarbij aansluiting zoeken bij de arbeiders.
-
Algemene staking in Libanon op 7 mei
Gisteren vond in Libanon een algemene staking plaats. We publiceren een artikel van onze kameraden in Libanon in de aanloop naar deze algemene staking. Het land kent een belangrijke politieke crisis en historische ontwikkelingen die een algemene beweging van de arbeiders complexer maken. Er waren verschillende burgeroorlogen, zoals in 1958 en 1975.
Na 14 februari 2005, de moord op voormalige premier Rafiq El Hariri en de Syrische terugtrekking, kwam er een nieuwe economische crisis die direct verbonden was met het sectaire geweld en het kapitalistische systeem. Vandaag zien we het begin van een massabeweging van de arbeiders en een toename van het klassenbewustzijn onder een laag van arbeiders, zoals bij de lerarenvakbond en andere vakbonden die zich beginnen te verenigen rond een gemeenschappelijk punt: de broodcrisis.
In de afgelopen periode was er een toename va bewegingen waarin vakbondsleiders, communisten en andere linkse groepen een beslissende rol speelden. Deze acties hebben het kapitalistisch systeem en de impact van het religieus sectarisme (met buitenlandse steun) duidelijker gemaakt. Uit verslagen van de grote bedrijven die de Libanese economie domineren, blijkt dat drie grote bedrijven vandaag zowat 50% van de economie controleren. De overheidsschulden zijn sterk toegenomen tot rond 45 miljard dollar.
De acties maakten ook duidelijk dat de regering, die gesteund wordt door de zogenaamde “internationale gemeenschap” (de wereldkapitalistische supermachten), niet bereid is om op te komen voor een verhoging van de minimumlonen. De regering wil de politiek voeren die de donorlanden uit het Westen willen: een bevriezing van de lonen in de openbare sector en het leger.
De regering probeert blijkbaar om de arbeiders in de openbare sector te dwingen tot het zoeken van andere jobs om rond te komen en een meer stabiele toekomst uit te bouwen. De acties van de arbeiders maakten ook duidelijk dat de oppositiepartijen soms wel kritiek geven op de economische plannen van de regering, maar anderzijds soms ook akkoord gaan met de aanvallen op de arbeiders. In het verleden hebben de oppositieleiders meermaals hun verzet getoond tegen de vakbonden en de arbeidersbeweging.
De Algemene Werkersbond (GWU) heeft opgeroepen tot een algemene staking op 7 mei. Ondanks verschillen tussen de vakbonden, linkse activisten,… steunen ze allemaal de oproep voor een algemene staking. De meeste linkse partijen en communistische groepen kondigden aan dat ze de acties zullen steunen.
De arbeiders in Libanon hebben nood aan een verenigde arbeidersbeweging die antwoorden kan bieden op de economische crisis die de arbeiders hard raakt. 30% van de families leeft onder de armoedegrens en 60% is op weg naar een situatie van diepe armoede. De banken en grote bedrijven bezitten alle rijkdom, terwijl de andere economische sectoren één voor één instorten. De vakbonden en linkse partijen moeten de mobilisatie organiseren en de arbeidersbeweging verenigen om een echte verandering van de samenleving te bekomen, een socialistische omvorming die een einde maakt aan oorlog en armoede.
> Engelstalig verslag van de algemene staking
-
5 jaar oorlog om olie en prestige
Vijf jaar oorlog in Irak en het is ondertussen geen geheim meer dat de geallieerde bezetter uit was op de olierijkdommen. Alles lijkt nu wel al gezegd. Is een debat over de oorlog nog nodig?
Ja, want niet alles is al gezegd. Ondanks de gruwelijke beelden op de televisie, ondanks een hele reeks onthullende films en documentaires, ondanks de continue stroom van rapporten, die treffend de daar heersende barbarij beschrijven, is nog niet alles gezegd. Deze oorlog is niet enkel een oorlog om olie. Staten belagen elkaar niet zomaar om goedkope grondstoffen. Waarom de chaos terwijl de VS de rijkste economie ter wereld is? Olie kopen van Sadam was toch goedkoper dan de honderden miljarden die nu in de oorlog worden gestopt. Waarom wordt deze oorlog anders uitgevochten dan de eerste Golfoorlog? Het probleem bevindt zich in de middelpuntvliedende kracht van het kapitalisme.
De Koude Oorlog hield de kapitalistische naties bijeen. De Sovjet-Unie was anders dan verwacht versterkt uit de oorlog gekomen. Weliswaar was het een reus op lemen voeten, toch kende het een enorm groot leger en kon het relatief snel deelnemen aan de wedloop in atoomwapens. Indien het Westen verdeeld zou hebben gereageerd, dan had het zwak gestaan tegenover de Sovjet-Unie.
De onderlinge samenwerking liep niet van een leien dakje. Heel wat afspraken liepen spaak en de crisis die zich aan het einde van de jaren ’60 begon te ontplooien, maakte het er niet bepaald gemakkelijker op. Denk maar aan mei ’68 en de crisis van de jaren ’70. De val van de muur was een welgekomen afleiding en het bood de VS de kans om zich opnieuw te profileren. Een snelle, succesvolle oorlog in een strategische regio als het Midden-Oosten was het ideale middel om de wereld te tonen dat de VS de enige supermacht van de wereld was.
Een opmars naar Bagdad tijdens deze Koeweitoorlog was zinloos. Het imperialisme, vertegenwoordigd door het Westerse bondgenootschap, zou nooit een regering op de been kunnen brengen die door de bevolking werd gesteund. Bovendien wilden de imperialisten geen kolonie, maar juist een statement maken. De oorlog was één grote show om de wereld duidelijk te maken wie de supermacht was.
Na de implosie van de Sovjet-Unie veranderde de situatie. De externe vijand viel weg. De middelpuntvliedende krachten, dus ieder voor zich in de concurrentiestrijd, dreven het oude Westerse bondgenootschap uiteen. Voortaan zouden de Europese Unie, de VS, Japan, China en wat later ook Rusland strijden om grondstoffen en markten.
Wat de situatie enkel maar erger maakte, was de acute dreiging van een recessie. De VS mag dan wel de sterkste economie hebben, ze heeft ook de grootste schuldenberg. De economische motor van de VS sputterde. Een nieuwe crisis diende zich aan. Deze sombere vooruitzichten waren in 2003 de beweegreden voor de conservatieven in de VS om ten oorlog te trekken. De gedachte dat Irak hen goedkoop de olie zou geven, die ze zo broodnodig hadden dat ze het niet meer wilden kopen, was elke prijs waard.
Deze prijs is 5 jaar oorlog in Irak. Deze oorlog zal wellicht 3.000 miljard dollar kosten (volgens Stiglitz, voormalig hoofeconoom van de Wereldbank). Er vielen minstens 700.000 Irakese doden (naast zo’n 4.000 Amerikaanse doden), 2 miljoen mensen zijn het land ontvlucht en ook in Irak zelf zijn er nog eens 2 miljoen vluchtelingen. In plaats van “democratie” en “stabiliteit” kwam er religieuze en etnische verdeeldheid.
Het alternatief ligt niet in een verkiezingsoverwinning voor de Democraten. Zij hebben zich nooit kunnen distantiëren van het imperialisme. Een partij die opkomt voor de gewone mens, daar ligt het alternatief. Een partij die durft breken met het oorlogszuchtige kapitalisme. En dit niet enkel voor de VS, maar voor alle landen waar zo’n partij ontbreekt.
-
Palestijnen komen massaal op straat om repressie tegen betoging 32 jaar geleden te herdenken
Op 30 maart waren er grote betogingen van Palestijnen om de gebeurtenissen van 30 maart 1976 te herdenken. Toen werden zes Israëlisch-Arabische burgers vermoord door de politie die met scherp schoot op een betoging. Als antwoord op deze repressie volgde een algemene staking en waren er rellen met solidariteitsacties op de Westelijke Jordaanoever tegen nieuwe regeringsplannen om Palestijnse grond op te eisen.
[box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]
Socialisme 2008
5 en 6 aprilZaterdag 5 april 15u30-18: In het Midden-Oosten leidt de politiek van het Westen tot een gevaarlijke onstabiele situatie.
Vele van de zogenaamd terroristische groepen die de VS vandaag bestrijdt, werden opgericht, opgeleid en/of gefinancierd door de VS. Nationalisme en religieus fanatisme werd gecreëerd en gebruikt tegen de bevolking. Door het ontbreken van een geloofwaardig socialistisch alternatief zoekt men in wanhoop naar antwoorden, ook in de religie. Welke houding nemen socialisten in zo’n situatie aan? Benjamin V was recent op bezoek bij onze zusterorganisatie in Israël en getuigt over onze werking en onze politiek. Reza is een Iraans vluchteling en zal spreken over de situatie in Iran en de nood aan een correct programma voor de linkerzijde. Jean Peltier zal ingaan op de algemene politieke situatie in het Midden-Oosten.
Meer info vind je op de volgende pagina: > Socialisme 2008
[/box]De acties in 1976 werden grotendeels geleid door de Communistische Partij. Ze werden brutaal neergeslagen door het Israëlische regime. De algemene staking en de protestacties in 1976 waren de eerste belangrijke acties van massaal verzet van de Palestijnen in Israël sinds de creatie van de Israëlische staat. De dag wordt ieder jaar herdacht met betogingen en het gebeurt vaak dat Palestijnse winkels in Israël die dag de deuren sluiten. De gebeurtenis stelt immers het Palestijnse nationaal verzet tegen het imperialisme en het Israëlisch militarisme voorop.
De eerste betoging dit jaar werd in Jaffa gehouden op 28 maart. Er was een betoging met zo’n 1000 aanwezigen. Het was de eerste keer dat de herdenkingsbetoging in Jaffa plaatsvond. Dat was opvallend aangezien in deze regio de Israëlisch-Palestijnse bevolking in het algemeen niet een zelfde radicaliteit kent als in het noorden van het land.
De betoging was vooral gericht op de strijd van de Israëlisch-Palestijnse inwoners van Jaffa tegen de pogingen van het lokale gemeentebestuur om de stad verder te “verjoodsen”. Families die hier al generaties wonen, moeten weg trekken omdat ze de huur niet meer kunnen betalen nu er steeds meer nieuwe en duurdere woningen worden gebouwd door vastgoedspeculanten. Veel van de families die moeten wegtrekken, komen uit sociale woningen. Dat is ook in het zuiden van Tel Aviv het geval. De publieke huisvestingsmaatschappij Amidar werkt samen met vastgoedspeculanten en lokale gemeentebesturen om sociale woningen te privatiseren en de oorspronkelijke bevolking te verdrijven.
Het is logisch dat de focus van de lokale bewoners, die vooral uit de Ajami wijk van Tel Aviv komen, op hun actuele strijd lag. Maar het is spijtig dat zelfs Hadash (een linkse, voormalig marxistische partij in Israël die zichzelf als Joods-Arabisch omschrijft) enkel op dit specifieke thema inging. Een parlementslid van de CP, Dov ‘Hanin, sprak enkel over deze actuele strijd in zijn toespraak op de betoging. Het monopolie op verzet tegen de imperialistische agressie en de toegenomen campagne tegen de Arabische bevolking werd overgelaten aan islamitische groepen en nationalisten.
Leden van Maavak Sozialisti, het CWI in Israël, namen deel aan de betoging met pamfletten in het Arabisch en het Hebreeuws. We riepen met ons blok in de betoging ook slogans zoals “Tegen verdeel-en-heers, publieke huisvesting voor iedereen”, “Geld voor onderwijs en jobs, niet voor bezetting en oorlog” of “Weg met de muur, we willen geen afscheiding”. Het was positief dat deze betoging plaats vond, maar er was jammer genoeg niet echt een militante sfeer en het was geen uitdrukking van een algemene sfeer onder de Israëlisch-Palestijnse bevolking.
-
Hoe strijden tegen het imperialisme?
Bijna nergens in de wereld – behalve dan in Afrika – vinden we zoveel ellende, armoede en oorlog terug als in het Midden-Oosten. 1 blik op dit deel van de wereld maakt duidelijk dat de politiek van het neoliberalisme enkel tot extreme armoede leidt. Bovendien heeft de militaire machine van het VS-imperialisme in haar oorlog om grondstoffen honderdduizenden doden gemaakt en chaos gebracht in landen als Irak en Afghanistan.
ALS-pamflet in Antwerpen
De oorlog in Irak zal de Amerikaanse belastingbetaler volgens de Amerikaanse voormalige Nobelprijswinnaar en hoofd van de Wereldbank in totaal 3 biljoen dollar kosten. Dit cijfer is des te schrijnender in het licht van de immobiliëncrisis in Amerika, waardoor honderdduizenden Amerikaanse arbeiders en hun gezinnen op straat zullen komen te staan. Net als in Irak, werd ook in Afghanistan geen stabiliteit gebracht: momenteel beheert de Taliban er terug 10% van het land en de centrale regering van Karzai 30%. De rest is in handen van diverse stammen, tribalisme dus, iets wat we tot voor kort enkel met lang vervlogen beschavingen associeerden. De bedoeling van dit VS-imperialisme is via militaire interventies marionettenregeringen te creëren en controle uit te oefenen op de grondstoffen in het Midden-Oosten. Het resultaat voor de lokale bevolking is oorlog, chaos en armoede.
In Israël/Palestina woedt de strijd om leefruimte en beperkte middelen (zoals het schaarse water) nog steeds verder. De Israëlische regering speelt in op de sectaire conflicten om haar machtsbasis verder uit te bouwen. Enkel door massale investeringen in openbare diensten, sociale zekerheid, onderwijs, gezondheidszorg, … kan de verdeeldheid tussen Israëli’s en Palestijnen overwonnen worden. Dit is echter geen optie in het kapitalisme: de winst primeert op de noden van de bevolking.
De gevolgen van de brutale en geflopte inmenging van het VS-imperialisme in de regio zijn niet te overzien. Eén van de belangrijkste elementen is waarschijnlijk de onstuitbare groei van de politieke islam, met vreselijke gevolgen voor vrouwenrechten, vervolging en terechtstelling van politieke activisten en onderdrukking van syndicale strijd. Eind vorig jaar nog werden 2 studenten in Iran gefolterd en vermoord omwille van hun politiek activisme.
Als Actief Linkse Studenten kanten we ons uiteraard tegen de imperialistische oorlogspolitiek van de VS die enkel door winsthonger gedreven wordt. Het is even vanzelfsprekend dat we ook de reactionaire politieke islam verwerpen, die verhindert dat mensen hun lot in eigen handen nemen en zich organiseren om te vechten voor een rechtvaardigere samenleving. Dit betekent een democratische controle van de bevolking over de grondstoffen, economie en het dagelijks leven, in de context van een socialistische federatie van het Midden-Oosten.
Op woensdag 16 april discussiëren we met Eric Byl (politiek secretaris van de Linkse Socialistische Partij) en Reza Ashraf (politieke activist uit Iran) over de politieke situatie in het Midden-Oosten en trachten we een marxistisch antwoord te formuleren.
Afspraak: woensdag 16 april, 19u30, R-010, stadscampus Universiteit Antwerpen
-
Hamas van binnenuit bekeken. Het verhaal van de militanten, martelaren en spionnen
De journalist Zaki Chehab schreef vorig jaar het boek “Inside Hamas”. Dat boek brengt een fascinerend beeld van Hamas, de Palestijnse islamitische beweging die de controle heeft over de Gazastrook. Als Palestijnse journalist heeft Chebab de opkomst van Hamas de afgelopen 20 jaar van nabij gevolgd. Vandaag is Hamas de belangrijkste rivaal van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) en Fatah (de organisatie van president Abbas).
[box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]
Socialisme 2008
5 en 6 aprilZaterdag 5 april 15u30-18u: In het Midden-Oosten leidt de politiek van het Westen tot een gevaarlijke onstabiele situatie. Vele van de zogenaamd terroristische groepen die de VS vandaag bestrijdt, werden opgericht, opgeleid en/of gefinancierd door de VS. Nationalisme en religieus fanatisme werd gecreëerd en gebruikt tegen de bevolking. Door het ontbreken van een geloofwaardig socialistisch alternatief zoekt men in wanhoop naar antwoorden, ook in de religie. Welke houding nemen socialisten in zo’n situatie aan? Benjamin V was recent op bezoek bij onze zusterorganisatie in Israël en getuigt over onze werking en onze politiek. Reza is een Iraans vluchteling en zal spreken over de situatie in Iran en de nood aan een correct programma voor de linkerzijde. Jean Peltier zal ingaan op de algemene politieke situatie in het Midden-Oosten.
> Socialisme 2008
[/box]Chehab begint bij de overwinning van Hamas in de verkiezingen voor de Palestijnse Wetgevende Raad op 25 januari 2006. Hamas won toen 74 van de 132 zetels, Fatah 45, het PFLP (Volksbevrijdingsfront Palestina) 3, DFLP en Derde Weg elk 2 en dan nog een aantal onafhankelijken.
Het resultaat kwam niet overeen met wat in de peilingen werd voorspeld. Ook de Israëlische geheime dienst had een ander resultaat verwacht. Dat leidde tot enig ongenoegen in de Israëlische media: “Als ze niet weten wat er gaande is in de Palestijnse gebieden, hoe kunnen we hen dan vertrouwen om te weten wat er in Iran gebeurt?”, vroeg het dagblad Yedioth Ahronoth. Het onderzoek van de geheime diensten had vooral bestaan uit het bekijken van het internet.
Hamas had de vorige verkiezingen van 1996 geboycot als protest tegen de vredesakkoorden van Oslo die waren ondertekend door de PLO en de Israëlische regering in 93 en 94. Nu besloot Hamas echter negen maanden op voorhand om toch op te komen bij de verkiezingen. De electorale naam die werd gebruikt door Hamas kan vertaald worden als “Voor verandering en hervorming”. Hamas legde nadruk op het falen van Fatah in haar aanpak van armoede, werkloosheid en corruptie. Volgens Chehab verwijderde Hamas alle verwijzingen naar de doelstelling om Israël te vernietigen, en was er zelfs een opening voor enige toenadering. Hamas staat dan wel voor de invoering van de sharia wetgeving en de vernietiging van de Israëlische staat, maar dat staat tussentijdse akkoorden blijkbaar niet in de weg.
Op 26 januari 2006 waren er overal in Gaza stad groene vlaggen met als opschrift: “islam is de oplossing”. De nieuwe regering werd koel onthaald door de VS en binnen de twee maanden had de Israëlische staat reeds tien ministers van Hamas opgepakt, naast 24 parlementsleden en verschillende gemeenteraadsleden.
De leiding van Hamas aanvaardde het idee van een coalitieregering met Fatah. Er kwam een document met 18 punten (geschreven door gevangenen) waarbij de Palestijnse Autoriteit een mandaat kreeg om te onderhandelen. Het document werd op 26 mei 2006 ondertekend door gevangen genomen leiders van Fatah, Hamas, PFLP, DFLP en het islamitische Jihad. In het document werd opgeroepen tot de vorming van een onafhankelijke Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever, Gaza en Oost-Jeruzalem en voor het recht op terugkeer van alle vluchtelingen. De bedoeling was om de militaire fracties te verenigen onder één koepel. Er was ook een voorzichtige vermelding van het bestaansrecht van Israël.
Het akkoord tussen Hamas en Fatah hield niet lang stand. Er kwamen snel confrontaties tussen de gewapende vleugels van beide groepen. De Gazastrook werd overgenomen door Hamas en wordt momenteel economisch, diplomatiek en militair belegerd door de Israëlische staat en de “internationale gemeenschap” onder leiding van de VS. Fatah controleert de Westelijke Jordaanoever en onderhandelt met de Israëlische regering.
Het verhaal van de opkomst van Hamas is opvallend. Het is een verhaal van armoede, wanhoop, onderdrukking, vastberadenheid, organisatie en charismatische leiders. De belangrijkste leider va Hamas was Sjeik Ahmed Yassin. Die was geboren in 1938 en moest in 1948 verhuizen naar een vluchtelingenkamp in de buurt van Gaza stad. Tegen de jaren 1960 had hij een grote aanhang die wekelijks kwam luisteren naar zijn preken.
Op dat ogenblik stond Gaza onder Egyptische controle. In 1966 werd Yassin samen met anderen opgepakt in een operatie tegen het Moslim Broederschap. Omwille van zijn zwakke gezondheid werd Yassin onder huisarrest geplaatst met de voorwaarde dat hij geen preken mocht houden. Yassin brak die voorwaarde onmiddellijk.
De Zesdaagse oorlog in juni 1967 leidde ertoe dat Israël de controle over de Gazastrook overnam van Egypte, de Westelijke Jordaanoever van Jordanië en tevens werd de Golan hoogte bezet (voorheen was dat Syrisch grondgebied). De PLO groepeerde verschillende organisaties die militaire operaties uitvoerden tegen de Israëlische staat en Joodse kolonisten. De PLO beschikte over trainingskampen in Syrië en Jordanië.
De belangrijkste invloed op Yassin en vele andere islamisten kwam van de Moslim Broederschap, een groepering die in 1928 was opgezet in Egypte door Hassan al-Banna die zich wou organiseren tegen de opkomst van seculiere opvattingen en tegen de verwestering van Egypte na de val van het Ottomaanse rijk. Het werd in 1936 een politieke organisatie met groepen in Palestina, Jordanië en Syrië. Onder het regime van Gamal Nasser in Egypte werden duizenden activisten van de Moslim Broederschap gevangen genomen en vermoord. De beweging moest ondergronds gaan. In de jaren 1950 en 1960 stonden, volgens Chehab, vooral de Arabische nationalisten, communisten en andere linkse stromingen sterk.
Er waren heel wat elementen die hiertoe hadden geleid. Na de tweede wereldoorlog waren er massabewegingen in heel de wereld: van Cuba tot Algerije, Frankrijk en Tsjechoslovakije, Vietnam en Mozambique. Er was een algemene aanvaarding van het feit dat er een geloofwaardig alternatief bestond op het kapitalisme, het socialisme. Zelfs indien de enige bestaande modellen zich baseerden op de stalinistische voormalige Sovjetunie. Ondanks de repressie en het economisch mismanagement door de top-down bureaucratische ‘planning’, stonden de stalinistische staten ver op het vlak van gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur. De Sovjetunie wierp zich op van arme afhankelijke staat tot een supermacht.
In de periode na de oorlog was er een linkse radicalisering onder de arbeiders en armen. Deze bewegingen slaagden er echter niet in om het leven van de massa’s fundamenteel te verbeteren. Dit zorgde voor een vruchtbare voedingsbodem voor een latere opkomst van de rechtse politieke islam. De regimes werden steeds meer autoritair en de leef- en werkomstandigheden gingen er op achteruit. Toen het stalinisme ten val kwam eind jaren 1990 werd het einde van het socialisme uitgeroepen. Het is in dat politieke vacuüm dat de islamisten konden groeien.
Yassin zette in 1976 een islamitische organisatie op als onderdeel van een koepel waarvan hij voorzitter was tussen 1978 en 83 (toen hij gevangen werd genomen). Chehab maakt duidelijk hoe de Israëlische staat mee verantwoordelijk was voor de groei van Hamas: “De Israëlische regering dacht dat haar belangrijkste vijand de nationalistische en seculiere PLO was. Door islamitische rivalen te laten opkomen, dacht Israël dat de Palestijnse groepen elkaar zouden bestrijden zonder actieve Israëlische betrokkenheid”.
Tegen begin jaren 1980 waren de islamisten de grootste organisatie in Gaza. Bij het begin van de eerste intifada in december 1987 stonden de groepen die Hamas zouden vormen al vrij sterk. De intifada brak uit in het vluchtelingenkamp Jabaliya waar zo’n 60.000 mensen leefden in een stedelijk gebied ten noorden van Gaza stad. Op 8 december was er een begrafenis van vier Arabische arbeiders. Dit leidde tot een confrontatie met de Israëlische veiligheidstroepen (IDF). De verschillende Palestijnse groepen beweren dat zij de intifada begonnen, maar in feite begon het als een spontane opstand.
Hamas werd opgezet op 8/9 december op een noodbijeenkomst waar de situatie werd besproken. De eerste verklaring van Hamas kwam er op 14 december met een oproep om de acties uit te breiden over heel de Gazastrook. De groep kreeg de naam “Islamitische Verzetsbeweging” (Harakat al Mokawama al Islamiya).
Hamas telt verschillende vleugels: politiek, communicatie, veiligheid, jongeren, intifada, gevangenen,… De jongerenvleugel bestaat vooral uit jonge mannen onder de 18 jaar. Deze mobiliseren voor betogingen, plaatsen graffiti, organiseren onderwijs voor uitgesloten studenten,… De voorloper voor de militaire vleugel (die nu bekend staat als de al-Qassam brigades) werd opgezet door Yassin en staat onder leiding van Salah Shehada.
Yassin werd opnieuw opgepakt op 18 mei 1989 en er volgde een proces dat een jaar duurde en een immense publiciteit opleverde voor Hamas. Yassin werd ervan beschuldigd een mujahedeen organisatie te hebben opgezet die als doel had om Israël van de kaart te vegen en te vervangen door een islamitische natie. Yassin werd veroordeeld tot levenslange opsluiting, maar hij kwam vrij op 1 oktober 1997 in ruil voor twee agenten van Mossad (de Israëlische geheime diensten) die betrokken waren bij een moordpoging op een andere leider van Hamas, Khalid Mishal.
De eerste zelfmoordenaar, Raed Zakarneh, sloeg toe op 6 april 1994. Daarbij kwamen acht Israëli’s om bij een bushalte. Deze aanslag was een reactie op een aanslag door Baruch Goldstein die 29 gelovigen had vermoord in de al-Ibrahimi moskee in Hebron.
Tegen oktober 1994 was Hamas’ explosievenexpert Yehia Ayyash reeds verantwoordelijk voor het ombrengen van 70 Israëlis en 400 gewonden. Zijn familieleden werden vervolgd en gemarteld. De elektriciteit in zijn dorp werd afgesloten als vorm van collectieve straf. Ayyash werd vermoord met explosieven in zijn GSM op 5 januari 1996. Kamal Hammad, een informant die de Israëli’s naar Ayyash bracht, kreeg naar verluidt een miljoen dollar en een nieuwe identiteit en veilige woning in Israël.
Salah Shehada werd vermoord toen een Israëlische F16 een “slimme” bom dropte op het appartement waar hij zich bevond. Er vielen zestien burgerslachtoffers, waaronder negen kinderen. De toenmalige premier, Sharon, beschouwde dit als een succes. Yassin zelf kwam om bij een aanslag met camerageleide raketten op 22 maart 2004. Hij werd vervangen door Abdoel Aziz al-Rantisi, een dokter die opgroeide in een vluchtelingenkamp in Gaza. Hij lag mee aan de basis van de islamitische beweging op Gaza en stond in 1981 onder huisarrest omdat hij weigerde belastingen te betalen en de dokters opriep om te staken. De Israëlische staat verkocht zijn gereedschap en medicijnen. In 1986 werd het hem verboden om nog langer als dokter te werken omwille van zijn politieke activiteiten.
Rantisi was de eerste Hamas-leider die werd opgepakt op 15 januari 1988. Hij werd gedurende 21 dagen gevangen gezet omdat hij de IDF-soldaten probeerde tegen te houden toen ze zijn appartement binnen vielen. Op 4 maart begon hij aan zijn 2,5 jaar durende gevangenisstraf die hem werd opgelegd omdat hij Hamas mee had opgericht en de eerste publieke verklaring van de groep had geschreven. Hij werd vrijgelaten op 4 september 1990 maar drie maanden later werd hij opnieuw opgepakt en een jaar gevangen gezet. In december 92 werd hij gedeporteerd naar Libanon waar hij de coördinatie verzorgde tussen de ballingen en de aanhangers van Hamas in Gaza.
Rantisi werd op 17 april 2004 vermoord toen zijn wagen geraakt werd door raketten van een Israëlische helikopter. Khalid Mishal, voorzitter van het politiek bureau van Hamas in Damascus, nam de controle over.
Het uitwijzingsbeleid van Israël heeft de invloed van Hamas helpen verspreiden. Vanaf eind 1999 werden zowat 500 Hamasleden uitgewezen naar zuid-Libanon. Chehab stelde vast dat de situatie in de kampen veranderde: “Voorheen werd de PLO bewonderd omdat het veel geld besteedde aan gemeenschapsprojecten, maar na de eerste Golfoorlog (toen Irak Koeweit binnenviel) werd de PLO door de Golfstaten gestraft voor haar steun aan Irak. De PLO kreeg niet langer de financiële middelen waarover het beschikte sinds de jaren 1960. Islamitische liefddadigheidsgroepen in de Golf begonnen hun financiële steun meer te richten op Hamas.”
Het was niet makkelijk om de cohesie in de beweging te behouden, zeker niet op een ogenblik dat de internationale gemeenschap heel wat druk zette. Toen Yassin in 1997 werd vrijgelaten, begon hij onmiddellijk aan een tournee langs de Verenigde Arabische Emiraten, Egypte, Iran, Koeweit, Saoedi-Arabië, Zuid-Afrika, Soedan, Syrië en Jemen.
Hamas haalde voordeel uit de wrijvingen tussen het Iraanse regime van Ayatollah Khomeini en Arafat. De PLO probeerde tussen te komen in de gijzelingscrisis in de VS-ambassade in Teheran in november 1979. Nadien steunde de PLO Irak in de oorlog tussen Iran en Irak, een oorlog die uitbarstte op 22 september 1980. In november 1994 was er in Teheran een betoging voor de Palestijnse ambassade waarbij de Iraanse Revolutionaire Garde het gebouw binnenviel om te eisen dat de PLO-personeelsleden zouden worden vervangen door aanhangers van Hamas. De Iraanse media omschrijft de PLO als “agenten van Israël en de VS”. De PLO verloor ook alle contacten met het Syrische regime, op een ogenblik dat Hamas een bureau opende in Damascus.
De banden tussen Hamas en de Moslim Broederschap vertroebelden wel de verhoudingen met het regime in Egypte. Jordanië probeert een moeilijk evenwicht te vinden tussen akkoorden met Israël, geografische, culturele en economische banden met de Westelijke Jordaanoever en tegelijk goede banden met de Moslim Broederschap dat het regime mee had verdedigd tegen een poging van linkse Palestijnen om de monarchie omver te werpen in de jaren 1970.
Het boek van Chehab eindigt met een samenvatting van zijn benadering: “De feiten op het terrein geven aan dat, welke politieke koers het ook vaart, Hamas niet zomaar naar de achtergrond zal verdwijnen. Ook militaire acties zullen niet volstaan om het te bestrijden. Hamas is geen vreemde guerrilla kracht. Het wordt gevormd door iemands broer, buur of man die geld geeft aan het onderwijs van je kinderen. Zolang deze mensen de Palestijnse bevolking vertegenwoordigen na verkiezingen, zullen het westen en gelijk welke Palestijnse Autoriteit dit moeten aanvaarden en onderhandelingen starten met Hamas.”
Dat kan een normaal en redelijk standpunt lijken, maar er is een onoverbrugbare kloof tussen de door de VS gesteunde Israëlische staat en Hamas. De enige betekenisvolle discussies zullen pas plaatsvinden als de Palestijnse en Israëlische arbeiders samenkomen om de kwesties van economische ontwikkeling aan te pakken naast het bespreken van de grondstoffen en de grenzen.
Dat staat jammer genoeg ver af van de realiteit op dit ogenblik. Er zou massa-actie en democratische controle op de beweging nodig zijn, wat niet het geval is met kleinschalige terroristische aanslagen zoals zelfmoordacties. Dit soort acties versterkt de greep van de Israëlische staat op haar eigen inwoners en het geeft een excuus om huizen te verwoesten en burgers te vermoorden. Er is nood aan een klassenstandpunt om in te gaan tegen armoede en uitbuiting.
De wanhopige situatie van de Palestijnen wordt weerspiegeld in hun strijd. Zij zagen vredesakkoorden komen en gaan. De vraag is niet zo zeer of ze volledig achter Hamas staan, maar wel welk alternatief er is? Het beleid van de Israëlische staat is gericht op aanhoudende vernederingen en criminalisering van de Palestijnse bevolking. Chehab vat de huidige impasse goed samen: de pogingen van Israël om de Palestijnen in getto’s terug te dringen, doet de bevolking radicaliseren. De wil tot wraak en de daaruit volgende bloedige cyclus, is een ideale voedingsbodem voor Hamas.
-
Prison Break op de Gazastrook
Honderdduizenden Palestijnen probeerden vanuit de Gazastrook naar Egypte te trekken. Ze wilden daar basisgoederen kopen aangezien deze niet meer beschikbaar zijn in Gaza. In een aantal gevallen wilden ze hun familie voor het eerst in decennia terugzien.
In Egypte werd geprobeerd om alles op te kopen: van voedsel tot cement. Alles dat te vinden was, werd opgekocht om mee te brengen naar Gaza. De door de Israël gecontroleerde grensovergang leek op een parkeerterrein van een immens groot shoppingcenter.
De Israëlische en Egyptische grensbewakers waren niet in staat om de massa tegen te houden. Ze waren verrast door de massale omvang van het aantal kooplustigen. De Israëlische blokkade werd hierdoor tijdelijk doorbroken.
Dit was een vernedering voor het Israëlische regime dat probeert de Gazastrook hermetisch af te sluiten. De bewaking van de grenzen was zo strikt dat er amper iemand in staat bleek om over de grens te raken. Zowat alle handel was stopgezet en de inwoners van Gaza konden hun gebied niet verlaten of bezoek van buiten Gaza ontvangen. Zelfs de humanitaire basishulp en brandstof voor Gaza werd op een laag pitje gezet. De energietoevoer werd eveneens beperkt.
Dit maakte de reeds moeilijke omstandigheden compleet ondraaglijk. Er is een probleem van honger en in de ziekenhuizen is er zelfs geen stroom meer voor levensnoodzakelijke machines.
De horror voor de opeengepakte 1,5 miljoen inwoners op de kleine Gazastrook blijft duren. In de feiten zitten ze gevangen in hun dorpen, terwijl er bombardementen zijn door Israëlische helicopters en tanks. In de eerste maand van 2008 vielen er minstens 45 Palestijnse doden bij dergelijke aanvallen. Dat leidt tot een groot ongenoegen en verontwaardiging, ook in de naburige Arabische landen.
Door delen van de zes meter hoge metalen grensafsluiting te bombarderen – er wordt beweerd dat Hamas hier achter zat – werd een doorgang geforceerd met een tijdelijke ontsnapping uit de gevangenis van Gaza. Er was een menselijke stroom naar de Egyptische dorpen over de grens.
De Egyptische president Moebarak moest de toevloed van de Palestijnen tolereren omwille van de brede steun onder de Egyptische bevolking. Zo waren er grote betogingen tegen de afsluiting van Gaza. Hij zette uiteindelijk toch het waterkannon in om de vernielingen aan het grenshekken te kunnen laten herstellen. Toen er een nieuwe doorgang werd geforceerd, liet de Egyptische regering de bevoorrading van winkels nabij de grens platleggen. Het Israëlische regime had daarop aangedrongen.
De gewone bevolking is het niet eens met dat akkoord tussen de Egyptische en Israëlische regeringen. Een Palestijnse taxichauffeur werd aangehaald in een krant. Hij stelde over het doorbreken van de grens: “Ik weet niet wie dit heeft gedaan, maar dit is een akkoord tussen twee volkeren, niet tussen regeringen”. Verschillende regeringen ruziën nu over wie de controle kan uitoefenen over de grensposten.
Het doorbreken van de grens was slechts een tijdelijk fenomeen. De meeste inwoners van de Gazastrook hadden bovendien te weinig middelen om er veel voordeel uit te halen. Het gaf wel een idee van de potentiële impact van een samenwerking van een grote groep mensen.
De Palestijnse arbeiders hebben jammer genoeg op dit ogenblik geen leiding die in staat is om die kracht te mobiliseren tegen de heersende klassen in de regio. Zowel de leiders van Hamas in Gaza als van Fatah op de Westelijke Jordaanoever stappen niet buiten het kader van het kapitalisme en sommigen van hen zijn zelf kapitalisten (of willen het worden).
De Israëlische heersende klasse wil niet toegeven aan de vestiging van een Palestijnse staat, dat zou op zich overigens niet volstaan om meer veiligheid te brengen in Israël. De primitieve raketten vanuit Gaza zouden nog steeds afgevuurd worden op dorpen als Sderot in Israël. De regering-Olmert probeerde de problemen op te lossen door de grenzen volledig af te sluiten met de belofte dat een beperkte hoeveel hulp en brandstof zou worden doorgelaten naar Gaza. De regering-Olmert kent echter enorme problemen. Naast de problemen in Gaza, was er ook een rapport over de oorlog in Libanon dat niet bepaald gunstig was voor de regering.
Enkel als de Palestijnse massa’s, samen met de Egyptische arbeiders en ook de Israëlische arbeiders hun eigen lot in handen nemen en bouwen aan socialistische krachten, zal het mogelijk zijn om tot een degelijke levensstandaard te komen en een einde te maken aan het bloedbad in het Midden-Oosten. Dat kan enkel op basis van een socialistische confederatie in het Midden-Oosten waarbij de huidige kapitalistische grenzen onder de controle van de arbeiders staan.
-
Gevechten in vluchtelingenkamp in Noord-Libanon
Op 25 mei kwamen militaire vliegtuigen van de VS met hulp voor het Libanese leger aan op de luchthaven van Beiroet. Dit gebeurde na een oproep van de regering naar aanleiding van zware gevechten tegen islamistische krachten in het vluchtelingenkamp Nahr al-Bared in het noorden van Libanon. Duizenden mensen zijn het kamp ontvlucht, er vielen reeds meer dan 50 doden onder de soldaten en wellicht meer dan 100 burgerslachtoffers.
Artikel door Aysha Zaki vanuit Beiroet
Het conflict begon vorige week toen Libanese troepen een gebouw bestormden in het naburige Tripoli naar aanleiding van een bankoverval. De krachten van Fatah al-Islam vielen hierop legerposten aan in de buurt van het kamp Nahr al-Bared. Resultaat: het Libanese leger bombardeert het vluchtelingenkamp.
Libanon bevindt zich in een diepe politieke crisis: de huidige premier Fouad Siniora blijft aan de macht met zijn coalitie die werd gevormd na de moord op ex-premier Hariri twee jaar geleden. De regering krijgt de steun van het Westen. Hezbollah en de Vrije Patriottische Beweging eisen dat de regering aftreedt.
Bij de intense gevechten tussen het Libanese leger en Fatah El Islam, een netwerk zoals Al Qaeda, heeft geleid tot een dodentol van zowat 100 mensen en er vielen honderden andere gewonden. Heel wat onschuldige Palestijnse vrouwen, kinderen en ouderen kwamen in het vuurgevecht terecht.
De Soennietische islamitische terreurgroep viel het Libanese leger aan vanuit het Palestijns vluchtelingenkamp Nahr al-Bared (in de buurt van Tripoli). Er wordt beweerd dat de groep Palestijnse vluchtelingen gebruikt als “menselijke schilden”. Het leger versterkt haar posities rond het kamp met zwaarder materieel en het bombardeert meer vermeende schuilplaatsen van aanhangers van Fatah al-Islam. Er kwam een beperkte opening toen de Palestijnse regering ging discussiëren met premier Siniora in Beiroet om humanitaire organisaties toe te laten om de gewonden te evacueren.
Het is geen toeval dat deze Soennitisch Islamistische groep haar basis heeft in een Palestijns kamp in de buurt van het door Soennieten gedomineerde Tripoli. In deze regio vind je de eerste economische en sociale omstandigheden van Libanon. De Palestijnen in Libanon, met een meerderheid onder hen die hier al de tweede of derde generatie vormen, hebben geen basisrechten zoals het recht om te werken of om privaat bezit te hebben. Ze moeten apart leven in overbevolkte en armzalige kampen.
In het kamp Nahr al-Bared bevinden zich naar schatting 40.000 vluchtelingen. Sinds het begin van de gevechten zijn duizenden Palestijnen gevlucht. In andere kampen waren er al protestacties om een onmiddellijke wapenstilstand te eisen en humanitaire hulp met de voorziening van water, elektriciteit,… Dat is sinds het begin van de gevechten immers allemaal afgesloten. Volgens bepaalde verslagen zouden inwoners uit de buurt van het kamp mee de wapens hebben opgenomen om samen met het leger te vechten.
Fatah al-Islam vecht terug met machinegeweren en granaten. De groep dreigt ermee om haar aanvallen op te drijven als het leger verdergaat met haar aanvallen op het kamp. Er wordt zelfs gedreigd dat hierdoor Tripoli en Beiroet in vuur en vlam zouden kunnen staan. Fatah al-Islam heeft wellicht zo’n 200 leden in Nahr al-Bared, maar de groep heeft banden met andere groepen in andere vluchtelingenkampen. Eén van de militanten die omkwam bij de gevechten in het kamp was Saddam Hajj Dib, een verdachte bij de plannen om een aanslag te plegen in Duitsland vorige zomer. Een andere militant die omkwam was Abu Yazan die verdacht werd van betrokkenheid bij een aanslag op een bus in Ain Alaq in februari van dit jaar. Bij die aanslag vielen er drie doden en 20 gewonden. Fatah al-Islam zou ook in Irak gevochten hebben tegen de Amerikaanse troepen en er zouden voormalige soldaten uit het Jordaanse en Syrische leger haar rangen vervoegd hebben.
Woede in de vluchtelingenkampen
Er wordt gevreesd dat de gevechten in Nahr al-Bared navolging zullen krijgen in andere Palestijnse kampen. Leden van de Jund al-Sham groep in het kamp Ain al-Hilweh in Sidon toonden enkele dagen geleden nog hun gewapende kracht aan het Libanese leger. Militanten van die groep gingen een confrontatie aan met leden van Fatah op 7 mei, daarbij kwamen twee Fatah-leden om.
Vertegenwoordigers van de belangrijkste Palestijnse fracties bieden hun steun aan voor de strijdende islamisten, maar ze zien zich tegelijk verplicht om hun bezorgdheid te uiten over onschuldige burgerslachtoffers. De Libanese regering overweegt inmiddels om het leger ook in het vluchtelingenkamp Nahr al-Bared te sturen. Die mogelijkheid is alleszins sterk toegenomen.
De kwestie van de Palestijnse vluchtelingen staat alleszins terug op de politieke agenda. Er kwam daarbij ook kritiek op het akkoord van Caïro uit 1969 waarin werd bepaald dat de Libanese veiligheidstroepen niet in de kampen mochten optreden en waarin het bewapenen van Palestijnse groepen werd aanvaard. Commentatoren wijzen erop dat gelijkaardige confrontaties in 1975 uiteindelijk mee hebben geleid tot de 15 jaar durende burgeroorlog. Een vertegenwoordiger van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) in Libanon, Abbas Zaki, stelde dat de “gewone” Palestijnen niet in deze discussie moeten worden betrokken aangezien ook zij Fatah al-Islam zien als een gevaarlijke terroristische groep.
Michael Aoun, de leider van de Vrije Patriottische Beweging (samen met Hezbollah de belangrijkste oppositiekracht), stelde dat de regering van Siniora verantwoordelijk is voor de gevechten. Hij stelde dat de gevechten kunnen uitbreiden naar andere delen van het land met een toename van terroristische aanslagen tegen burgers. Aoun beschuldigde de regering van “schuldig verzuim” en van “totale incompetentie”. Aoun verklaarde dat niet het leger, maar de regering moet verantwoordelijk gesteld worden. Die kritiek werd door anderen gevolgd en er kwam het verwijt aan de regering dat wel werd opgeroepen aan de Sjiietische verzetsgroep Hezbollah werd gevraagd om te ontwapenen, maar niet aan de Soennietische groepen. Een dergelijke verdeeldheid is natuurlijk in het belang van de VS.
In Libanon wordt steeds vaker gesproken over een zogenaamde “Irakisering” van het land. Zeker na de recente bomaanslagen in Beiroet duikt die term vaak op. De dieper wordende crisis en de chaos worden langs beide kanten gebruikt om verdeeldheid te zaaien en op die basis de eigen positie te versterken. De regering van Siniora beschuldigt Syrië dat het Soennietische gewapende groepen toelaat om de grens over te steken. Een aantal regeringsvertegenwoordigers gaat zelfs zo ver dat ze Syrië ervan beschuldigen gewapende groepen te financieren en te bewapenen. Delen van de oppositie beschuldigen de regering ervan de gewapende groepen te financieren om de Amerikaanse belangen te dienen. Er wordt ook gespeculeerd over de mogelijkheid van een staatsgreep door het Libanese leger.
Alleszins is het duidelijk dat de situatie niet meer onder controle wordt gehouden. Zowel de regering als de oppositie proberen daar gebruik van te maken. Nochtans zijn het in heel het land onschuldige Palestijnen en Libanezen die de hoogste prijs betalen voor het conflict. Op het ogenblik dat deze verdeeldheid wordt versterkt, blijft bovendien de Israëlische oorlogsdreiging bestaan.
Arbeiders hebben nood aan verenigde beweging
Er is nood aan een verenigde arbeidersbeweging om in te gaan tegen het conflict en om over religieuze grenzen heen voor de belangen van de werkenden op te komen. Socialisten verzetten zich tegen de willekeurige legeraanvallen van het leger op het vluchtelingenkamp Nahr el-Bared waarbij veel burgerslachtoffers vallen. We eisen een einde aan de imperialistische bemoeienissen in het land en de regio en we verzetten ons ook tegen een interventie van het onderdrukkende Syrische regime.
We verzetten ons tegen de standpunten en de methoden van Fatah al-Islam en andere soortgelijke groepen. De politieke islam en het terrorisme verdelen de arbeidersklasse en vormen geen antwoord op de problemen van de arme Palestijnen en Libanezen.
De werkende bevolking in dit land heeft nood aan een eigen krachtige stem in het verzet tegen de heersende partijen. Hezbollah heeft na de oorlog met Israël vorig jaar heel wat steun gewonnen, maar dit is geen beweging die de arbeiders en armen over de religieuze grenzen heen kan verenigen. Deze groep komt ook niet op voor een breuk met het kapitalisme.
De huidige crisis maakt het moeilijk voor de arbeidersklasse. Er is een sterk verzet tegen de corrupte pro-kapitalistische partijen en hun neoliberaal beleid. De arbeidersklasse moet zich verzetten tegen een versterking van de sectaire en religieuze conflicten. Verkozen arbeiderscomités op de werkvloer en in de wijken kunnen een stap vormen in de ontwikkeling van onafhankelijke arbeidersorganisaties. Dat is nodig als antwoord op de corrupte elite en om een einde te maken aan de omstandigheden waarin religieuze en sectaire verdeeldheid en terreur kan opleven.