Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika

  • Libië. Massabeweging botst op harde repressie

    De opstand van de Libische massa’s botst momenteel op een harde repressie. De reactie van het regime is ongekend in de golf van revolutionaire opstanden die momenteel plaats vindt in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Het overleven van het regime is nochtans allesbehalve zeker. Het oosten van het land staat niet langer onder de controle van Khadaffi en ook in het westen zijn vele steden en dorpen al gevallen. Het leger heeft zich in grote delen van het land ofwel terug getrokken of is aangesloten bij de opstand.

    Artikel door Christian (Leuven)

    De ontbinding van het staatsapparaat blijkt ook uit het vertrek van tal van diplomaten en andere figuren die dicht bij de macht stonden. Er zijn ook ministers vertrokken en zelfs het hoofd van het protocol van de dictator heeft eieren voor zijn geld gekozen. Deze individuen verklaren nu plots dat ze zich distantiëren van het verschrikkelijke geweld. Wellicht hopen ze vooral om het eigen vel te redden en ook om hun carrière te kunnen voortzetten. In Tunesië en Egypte zien we immers hoe de ‘nieuwe’ regimes nog steeds worden gedomineerd door figuren uit de kliek rond het oude regime.

    De Westerse leiders hebben zich ook uitgesproken tegen de dictatuur van Khadaffi, die net terug in de armen van de imperialisten was gesloten als betrouwbare partner met wie uitstekende zaken kunnen worden gedaan. De afgelopen maanden was er geen enkel bezorgdheid om het dictatoriale karakter van het regime van Khadaffi. De hypocrisie van de Westerse leiders is enorm. Sommigen, zoals Berlusconi, hadden zelfs heel wat tijd nodig om zich neer te leggen bij het ineenstorten van het bevriende regime. Italië heeft als imperialistisch land overigens het meeste te verliezen bij de huidige ontwikkelingen. Het land heeft belangrijke belangen in de Libische oliesector, maar kan bovendien ook geconfronteerd worden met een golf van politieke en economische vluchtelingen uit Libië. Sommigen schatten dat er tot 300.000 vluchtelingen zullen zijn. Bovendien kan worden aangenomen dat Berlusconi gezien zijn eigen positie wel sympathie heeft met autoritaire leiders die hun land leegplunderen.

    Jammer genoeg moeten de vrienden van Khadaffi niet enkel bij de heersende klassen van de imperialistische landen worden gezocht. Een deel van de linkerzijde in Latijns-Amerika heeft de fout gemaakt om een zekere steun aan Khadaffi te verlenen. Dat heeft te maken met de geschiedenis van de dekolonisatie en het karakter van de linkse regimes in Latijns-Amerika. In de strijd voor de dekolonisatie en tot aan de ineenstorting van het stalinisme in de Sovjetunie deden verschillende burgerlijke regimes in de neokoloniale landen beroep op termen als socialisme en werd onder druk van een radicalisering overgegaan tot de nationalisatie van delen van de economie.

    Dat was ook het geval onder Habib Bourguiba, de voorganger van Ben Ali in Tunesië. Dat is de basis waarop de RCD, de oude partij van zowel Bourguiba als Ben Ali, nog steeds deel uitmaakte van de zogenaamde ‘Tweede Internationale’ dat de sociaal-democratische partijen groepeert. Dit heeft het regime uiteraard niet gehinderd in het voeren van een neoliberaal beleid. De sociaal-democraten in de Westerse landen hebben overigens hetzelfde gedaan. Een kleine kliek rond de president heeft zich enorm verrijkt en alle macht naar zich toe getrokken.

    Het Tunesische regime stond steeds erg dicht bij de imperialistische machten. Khadaffi daarentegen heeft lange tijd geprobeerd om de rol van anti-imperialistische leider te spelen. In de jaren 1970 baseerde hij zich op het Panarabische socialisme en ging hij over tot de nationalisatie van de oliesector, de belangrijkste bron van rijkdom in het land. In de eerste jaren van zijn regime probeerde hij de bonapartistische politiek van Nasser in Egypte te kopiëren. Nasser was het grote voorbeeld voor Khadaffi. Hij verborg zich achter een anti-imperialistische politiek om de macht in eigen land volledig naar zich toe te trekken. Khadaffi aarzelde daarbij ook niet om terreuraanslagen en militaire avonturen in Afrika te ondersteunen. Dat leidde tot een isolement en economische sancties, waarop het regime tot een verzoening met het imperialisme probeerde te komen. De ergste avonturen werden achterwege gelaten in ruil voor buitenlandse investeringen. Het zorgde er meteen voor dat de internationale burgerij de Libische elite omarmde, deze banden waren immers nuttig om de eigen zakken te vullen met de Libische oliewinsten.

    De sympathie van linkse regimes in Latijns-Amerika voor de Libische dictator kan de steun voor socialistische ideeën discrediteren. Het Libische regime zet huurlingen en luchtaanvallen in tegen de eigen bevolking. Er werd even een gerucht verspreid dat Khadaffi naar Venezuela zou zijn gevlucht. Dat werd snel ontkend, maar het maakte meteen duidelijk hoe de internationale allianties van Chavez gemakkelijk kunnen worden gebruikt door het imperialisme en de burgerlijke propaganda om het Venezolaanse regime te discrediteren.

    De Venezolaanse regering heeft het geweld in Libië veroordeeld, maar het bleef een ambigue opstelling. Chavez stelde op Twitter: “Leve Libië en zijn onafhankelijkheid. Khadaffi geconfronteerd met burgeroorlog”. Dat laat ruimte voor steun aan het regime van Khadaffi. Wij hebben eerder al kritiek gegeven op de banden tussen Chavez en reactionaire dictators zoals Ahmadinejad en Khadaffi. (zie bijvoorbeeld dit uitgebreide artikel uit 2009). Marxisten vertrekken niet van de redenering dat “de vijand van mijn vijand mijn vriend” is. Wij vertrekken steeds van de belangen van de arbeidersklasse en de arme boeren.

    Steun verlenen aan dictators die beweren ‘anti-imperialistisch’ te zijn maar intussen een dictatoriaal regime in eigen land voeren, is verraad plegen aan de belangen van de arbeidersklasse. Het is in die zin niet verrassend dat Ortega (nadat hij weigerde in de revolutionaire beweging in Nicaragua tot de logische conclusies te gaan en vervolgens terugkeerde als democratisch verkozen neoliberale politicus met een zacht-linkse retoriek) al verklaarde dat hij Khadaffi tot op het einde zal blijven steunen in de “grote strijd” die hij voert voor zijn land. Fidel Castro heeft opgeroepen om niet te snel te oordelen over Khadaffi en suggereerde dat de VS op ieder moment Libië kan binnenvallen. Dit standpunt komt voort uit een poging om op internationaal vlak eerder pragmatische standpunten in te nemen in de plaats van te vertrekken vanuit een revolutionair socialistisch standpunt. Dat was overigens ook de reden voor het stilzwijgen van Castro bij het bloedbad in Praag in 1968 of het bloedbad tegen de Mexicaanse studenten in 1968 in Tlatelolco.

    Het regime van Khadaffi hangt in de touwen, maar de situatie in het land blijft onzeker. Het is moeilijker om een volledig beeld op de situatie te krijgen door de zwakke positie van de georganiseerde arbeidersbeweging en het feit dat er amper journalisten aanwezig zijn. De rol van de arbeidersklasse in de Libische opstand is moeilijk in te schatten. Het lijkt er op dat de economische activiteit in Tripoli grotendeels plat ligt, niet zozeer door stakingsacties maar wel omdat niemand nog durft buiten te komen. In het oosten van het land zijn er comités opgezet om de situatie te beheersen, maar het is onduidelijk hoe deze comités zijn samengesteld en welke politieke programma’s er naar voor worden gebracht.

  • Regionale opstand in Noord-Afrika en Midden-Oosten

    De Britse krant The Guardian had het over “Tien dagen die de wereld schokten”. Van Tunesië over Egypte, Bahrein, Libië, Jemen tot in Djibouti en Marokko verspreidde de revolutionaire golf zich. Deze beweging is nog volop bezig. Het bloedige optreden van het wanhopige regime van Khadaffi in Libië maakt dit duidelijk. Met een grote meerderheid van de bevolking die zich tegen het regime keert, maakt de eenzijdige burgeroorlog van het regime weinig kans. Wat we zien, is een regionale revolutie.

    Artikel door Peter Taaffe

    De uitgebuite en arme arbeiders en boeren hebben zich gekeerd tegen de dictatoriale regimes van verschillende strekkingen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen koningen of ‘gewone’ dictators. Net zoals de massa’s in de Franse revolutie twee eeuwen geleden, gaan de massa’s de tirannen te lijf met hun aantal.

    De vader van een slachtoffer in Bahrein werd op de BBC gevraagd of de moord op zijn zoon nodig was om het regime neer te brengen. De man stelde: “Ja, en als het nodig is wil ik zelf samen met mijn vier andere zonen ook het leven laten indien dit de toekomstige generaties ten goede komt.” Net zoals in alle revoluties hebben de massa’s hun angst verloren, zelfs tegenover de meest brutale dictaturen. Als zoiets gebeurt, kan geen enkele repressie het verdere verloop van de geschiedenis tegenhouden.

    Dit wordt erg duidelijk door de opstand in Libië die het leger verdeelt. Het ziet er naar uit dat zelfs een aantal stammen, de belangrijkste steunbasis voor het regime van Khadaffi, overstappen naar de kant van de revolutionairen.

    Het klopt natuurlijk dat de situatie in de verschillende landen erg divers is. Maar zijn gemeenschappelijke elementen in de sociale omstandigheden, het gebrek aan democratische rechten en het bijhorende gevoel van ondraaglijk en onaanvaardbare vernedering. Dat is in alle landen van de regio aanwezig en het vormt een belangrijke motor van verzet.

    Doorheen de verschillende bewegingen blijken een aantal terugkerende patronen in het verloop van de revolutie en de contrarevolutie. De dictaturen – met inbegrip van de regimes die ten onrechte als minder ‘autoritair’ worden omschreven – reageren op het massale protest op straat met een enorme repressie. Dit vuurt de revolutie enkel verder aan en het stuwt de revolutie vooruit. Iedere aanval door de reactie verdiept de crisis en versterkt het protest en de aantallen die betrokken zijn bij de revolutie.

    In Bahrein trekt de monarchie de 30% soennieten in het land voor, er is een discriminatie tegenover de 70% sjiieten. Aanvankelijk was er terughoudendheid om samen te protesteren. Maar na het bloedbad in de hoofdstad Manama schoot het aantal betogers drastisch de hoogte in. Dat leidde tot de bezetting van het Tahrirplein. Een betoger stelde: “Het doet ons niet, ze mogen nog 5.000 betogers afslachten, het regime moet weg.”

    De betogers reageerden instinctief op sectaire tegenstellingen. Bij de eerste repressie vielen vooral Sjiietische slachtoffers, maar de betogers trokken de straat op met slogans als: “We zijn geen soenniet, geen sjiiet, maar Bahreini! Weg met Khalifa!” De situatie in Bahrein is bijzonder gespannen als gevolg van het feodale en semifeodale karakter van het regime. Dat wordt aangevuld met repressie en een afhankelijkheid van buitenlandse huurlingen.

    In Libië ligt het 42 jaren durende regime van Khadaffi onder vuur. Ook daar wordt gebruik gemaakt van buitenlandse huurlingen uit Tsjaad en andere landen. Dat zal niet volstaan om Khadaffi en zijn zoon te redden. Ze dreigen met burgeroorlog indien het protest blijft duren. Maar de beweging is al te ver ontwikkeld. Het protest blijft niet beperkt to Benghazi, ook in Tripoli zijn er acties. Ook daar zijn de betogers hun angst verloren. Het brutale regime ligt virtueel in de touwen, maar probeert zich alsnog hard op te stellen waarbij niet wordt geaarzeld om op iedereen te schieten.

    De ‘besmetting’ van de revolutionaire golf van verzet heeft zowat alle regimes in de regio aangetast. In Algerije zette het regime 30.000 agenten in om betogingen in de hoofdstad Algiers te stoppen. De bloedige burgeroorlog van 14 jaar geleden weegt nog zwaar door in het bewustzijn van de massa’s. Maar ook hier ligt het regime van president Bouteflika onder vuur. In Marokko stelde koning Mohamed dat het regime stabieler was omwille van de democratie die er heerst, maar ook in Marokko is er intussen protest. Maar liefst 18% van de jongeren die afstuderen, zijn werkloos. Het analfabetisme is toegenomen tot intussen 44% van de bevolking.

    Het proces van revolutie zal blijven duren, in een aantal landen kan dit mogelijk met wat vertraging het geval zijn. Deze beweging heeft het zelfvertrouwen van de Palestijnse bevolking versterkt en de positie van de heersende klasse in Israël ondermijnd net zoals de broodheren in Washington en Londen.

    De Britse minister van buitenlandse zaken, William Hague, probeerde afstand te nemen van de regimes in Libië en Bahrein, maar intussen worden wel Britse wapens ingezet tegen de betogers. De Palestijnse Autoriteit heeft meegewerkt aan de bezetting en belegering van de Palestijnse gebieden. De steun aan Moebarak zal de leiders van de Palestijnse Autoriteit zuur opbreken. De druk van de massa’s op de Westelijke Jordaanoever en in andere Palestijnse gebieden zal de komende periode sterk toenemen.

    Het Jordaanse regime staat evenzeer onder zware druk, ook al wordt het regime van koning Abdullah ‘liberaal’ genoemd. Net zoals in de rest van de regio is corruptie hier schering en inslag. De corruptie is overal aanwezig, ook in het koningshuis. Er is een groeiend ongenoegen dat zich organiseert in de roep naar fundamentele verandering. Dit kan het voortbestaan van de monarchie in Jordanië bedreigen.

    Het Syrische regime lijkt voorlopig nog niet met georganiseerd protest te moeten afrekenen. Maar het regime is niet zeker dat het aan de revolutionaire golf kan ontsnappen. In het verleden kon het regime beroep doen op massale terreur om de bevolking in de pas te doen lopen. In 1979 werden tienduizend leden van de Moslimbroederschap vermoord in de stad Aleppo. Dat leeft nog steeds sterk onder de bevolking.

    Maar net zoals in Egypte, Bahrein en Libië duidelijk werd gemaakt, zal terreur en geweld niet volstaan om de gewijzigde situatie in de regio te stoppen. Dit is een beweging voor democratische rechten, maar ook voor een verandering van de leefomstandigheden van de arbeiders en arme boeren in het bijzonder alsook van de middenklassen die ideologisch en materieel van het keurslijf van de dictaturen af willen geraken.

    In Bahrein verklaarde een Soennitische leider van de seculiere linkerzijde van de partij Wa’ad: “Er zullen zeker nog betogingen komen en ik ben er zeker van dat er een algemene staking komt.” De Financial Times stelde al: “Bahrein zal niet meer hetzelfde zijn als voorheen.”

    Het repressieve Iraanse regime zit evenmin in een comfortabele positie. Aanvankelijk werd geprobeerd om de beweging voor te stellen als een echo van de Iraanse revolutie van 1979. Maar als de Iraanse massa’s betogen tegen de dictatuur in hun land, krijgen ze te maken met dezelfde repressie zoals deze door andere regimes wordt toegepast. Parlementsleden van het regime riepen al op tot de executie van oppositieleiders. De regering en de revolutionaire garde hebben materiële belangen bij het behoud van dit regime. Zij haalden enorme voordelen uit de massale privatiseringen en ze zullen samen met Ahmadinejad strijden om dit te behouden. Mogelijk is er onder delen van de bevolking vandaag nog wat terughoudendheid tegenover het protest omdat ze vrezen voor een terugkeer van de krachten die door het Westerse imperialisme worden ondersteund.

    Maar ook het Egyptische leger had sterke banden met de eigenaars van de industrie en de banken. Het regime van Moebarak had hier en daar nog wat steun, maar dat volstond niet om in te gaan tegen de meerderheid van de bevolking die vastberaden was om verandering af te dwingen.

    De revolutie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika verbaast en moedigt ons aan. Het is een inspiratie voor alle werkenden en armen. De sterke beweging van Amerikaanse arbeiders in Wisconsin haalde eveneens inspiratie uit de Egyptische en andere revoluties.

    Het omverwerpen van de dictaturen is maar een eerste stap. Het afdwingen van democratische rechten zou een belangrijke stap vooruit zijn. Maar overblijfselen van de oude regimes blijven intussen overeind, in het bijzonder in het vroegere staatsapparaat. Dat blijkt uit de blijvende invloed en de repressie van politie en leger in Egypte en Tunesië.

    De revolutie zal enkel volledig geslaagd zijn indien het voorbij het kader van het kapitalisme en grootgrondbezit gaat. Dat stelt sociale thema’s zoals de uitroeiing van werkloosheid, de strijd tegen alle vormen van corruptie, het afdwingen van democratische rechten,… Deze elementen zijn pas mogelijk doorheen een socialistische confederatie van het Midden-Oosten.

    Deze beweging is een internationale inspiratiebron, ook daar waar er geen openlijke dictatuur aan de macht is. In Europa hebben we vaak te maken met ‘verkozen dictaturen’. Bovendien is er een groeiend bewustzijn rond het bestaan van een ‘dictatuur van het patronaat’. Deze dictators voeren eveneens een offensief tegen de arbeidersklasse en er wordt evenzeer ingegaan tegen de vakbonden waarbij dit offensief wordt ondersteund door het gerechtelijk apparaat en desnoods met repressie.

    We moeten er alles aan doen om de heroïsche strijd van de arbeiders en boeren in het Midden-Oosten te ondersteunen om de fundamentele veranderingen die ze willen ook effectief te realiseren. We moeten hetzelfde bij ons doen om samen een einde te maken aan het kapitalistische systeem dat een meerderheid van de bevolking geen toekomst kan aanbieden.

  • Vrijdag ook acties gepland in Irak. Protestbeweging in Koerdistan blijft aanhouden

    Komende vrijdag zullen er opnieuw massale betogingen zijn in Irak. In het deel van Koerdistan dat door Irak wordt bezet, zullen er grote acties zijn ondanks de pogingen van de lokale regering om het protest te stoppen door op de betogers te schieten. Daarbij kwamen al vier actievoerders om.

    Abbas Sdiq, vluchteling in Zweden

    Maandag waren er zowat 2.000 betogers in Sulaymaniyah. Het personeel van het ziekenhuis in de stad legde het werk neer na een personeelsvergadering. “We steunen het protest en sluiten er bij aan”, stelde dokter Kawa Sabah. Ook personeelsleden van de universiteit sloten zich aan bij het protest dat volgde op de dodelijke repressie.

    Het protest kent uitbreiding in andere steden van het Koerdisch gebied in Irak. Er waren maandag betogingen in Kalar, Dervendishan en Halabja. De komende dagen zijn er nog acties gepland. Bij de betogingen in Kral en Dervendishan waren er telkens zowat 200 aanwezigen en er vielen heel wat arrestaties.

    Op maandag werd de 17-jarige Sherko Mohamed vermoord door de politie omdat hij protesteerde in Sulayminyah. Een andere actievoerder overleed in het ziekenhuis nadat hij vorige week werd geraakt door een politiekogel. Maandag vielen er 47 gewonden.

    De heersende partijen in Het Irakese gedeelte van Koerdistan, de KDP en de PUK, beweren dat ze onderhandelingen willen met de oppositieleiders. Maar zelfs de gevestigde oppositiepartij Gorran (verandering) weigert onderhandelingen en eist het ontslag van de regering. De partij nam een voorzichtige houding aan en speelde geen actieve rol in de protestacties. Het initiatief voor de acties komt van onderuit door jongeren.

    De KDP heeft zoals andere regimes in de regio enkel maar gedreigd met meer geweld. Fazel Mirani, een leider van de partij, stelde dat iedereen die het partijsecretariaat van de KDP aanvalt, op een reactie kan rekenen: “We zullen zijn handen afhakken”. Actievoerders reageerden op de betogingen met de stelling dat ze Mirani’s arm zullen afhakken.

    Samenwerking met VS-imperialisme

    De KDP en de PUK controleren samen het Irakese deel van Koerdistan sinds de Amerikaanse invasie in 991. Enkel tussen 1994 en 1996 was dit niet het geval omwille van een burgeroorlog tussen beide partijen. De nauwe samenwerking met het Amerikaanse imperialisme en de relatieve rust in het Koerdisch gebied betekent echter niet dat er een fundamenteel verschil is tussen het leven van de Koerdische bevolking en dat van de andere Irakezen. Er is slechts 10 uur per dag elektriciteit en amper schoon water. Armoede en werkloosheid zijn alomtegenwoordig. Vaak zijn de enige beschikbare jobs te vinden bij de politie of het leger. De heersende partijen hebben een groot veiligheidsapparaat opgebouwd.

    De woede richt zich momenteel vooral tegen KDP-president Barzani en de enorme corruptie. De actievoerders hebben echter ook sociale eisen en protesteren tegen de armoede en de werkloosheid.

    De protestbeweging in Irak is groter aan het worden en voelt zich gesterkt door de revolutionaire bewegingen in de rest van de regio. Het protest moet voort gaan en vereist een actieve georganiseerde tussenkomst van de arbeidersbeweging. Egypte en Tunesië hebben aangetoond dat dictators omver kunnen worden geworpen, maar ook dat de strijd moet doorgaan en zich moet richten tegen het volledige kapitalistische systeem.

  • Jemen. Groeiende oppositiebeweging. “President wil van het volk af geraken”

    Op maandag 21 februari was er de 11de dag van massale strijd in Jemen. De beweging wordt groter en is steeds meer eengemaakt. Vrijdag 18 februari werd uitgeroepen tot “startdag” doorheen het land. Daarmee wordt bedoeld dat de beweging niet zal stoppen tot president Ali Abdullah Saleh en zijn regime zijn verdwenen.

    Door een Jemenitische socialist

    Op 17 februari hebben alle ex-leiders van het zuiden van Jemen de “zuidelijke beweging” opgeroepen om zich bij het protest aan te sluiten in de oproep om het regime neer te halen. De beweging groeide hierna snel aan in Aden. Tijdens de eerste dagen van protest was dit nog anders. Dan waren er in Aden twee massabetogingen met een afzonderlijke betoging van diegenen die opkomen voor het zelfbeschikkingsrecht van het zuiden. De groeiende eenheid in de protestbeweging bleek onder meer uit de toespraak van een soldaat in de hoofdstad Sanaa. De soldaat had zich bij de beweging aangesloten en sprak op maandag een massabijeenkomst toe: “Ik zal niet meer dienen onder een regime dat ons doet vechten in een zinloze oorlog met zes burgeroorlogen op zes jaar tijd. Mijn broeders in het leger staan klaar om zich bij jullie te voegen.”

    In Taiz, de derde grootste stad van Jemen, waren er zowat 10.000 betogers die op het Vrijheidsplein zijn gebleven en daar dag en nacht actie voeren. Ze doen dit intussen al elf dagen. Op zaterdag zijn de actievoerders in Taiz aangevallen vanuit een wagen van de gouverneur. Dat is een rijke zakenman en een parlementslid van de partij van president Saleh. Na de aanval organiseerden duizenden actievoerders zich in verdedigingscomités.

    In Aden vielen er op 16 februari twee doden, 18 gewonden en honderden mensen werden opgepakt. Dat was een poging om de beweging de kop in te drukken. Er werden gewapende voertuigen en tanks de stad in gestuurd om controleposten op te zetten. Ondanks de repressie op woensdag, was er op vrijdag toch opnieuw een grote actie na het vrijdaggebed. Dat ging de hele nacht door. Op zaterdag was de blokkade van de stad door het leger compleet. Niemand kon nog in of uit de stad.

    In Shiehk Othman, een voorstad van Aden, kwam de bevolking in opstand. Twee gemeenteraadsleden namen ontslag om zich bij de beweging aan te sluiten. Een politiekantoor en een lokaal kantoor van de partij van de president gingen in vlammen op. Het leger reageerde hard, families werden uit hun huizen gezet en werden als menselijke schilden gebruikt. Er werden scherpschutters ingezet die op de betogers schoten. Daarbij kwamen vier mensen op. Journalisten worden niet toegelaten tot de ziekenhuizen van Aden waardoor het aantal gewonden onbekend is.

    Op dezelfde avond organiseerde de partij van de president een “festival van de loyaliteit” in Sanaa. Er waren eerst een aantal propagandisten die spraken en daarna volgde een toespraak van de president. Die had niet echt als bedoeling om de steun van de bevolking te krijgen. Hij verontschuldigde zich voor de doden in Aden en in Taiz en voor de student die omkwam in Sanaa. Vervolgens beloofde de president “fundamentele verandering”. Hij stelde: “We moeten dit oplossen doorheen een grondwettelijke dialoog”, waarmee hij bedoelt dat hij de protestbeweging onder controle wil krijgen door de discussie in het parlement te voeren in de plaats van op straat. De bevolking antwoordde op de betoging met de stelling dat het lijkt alsof de president “van de bevolking wil af geraken”.

    De enorme sterkte van deze groeiende beweging wordt duidelijk als we kijken naar de standpunten van de moslimleiders. Tijdens de eerste dagen van het protest verklaarden die nog dat de actievoerders in de hel zouden terechtkomen. Nu zeggen ze dat diegenen die de vreedzame betogers aanvallen naar de hel zullen gaan. Burgerlijke leiders passen zich ook aan en proberen een positie uit te bouwen door voedsel en tenten aan de betogers te bezorgen via allerhande NGO’s. Dergelijke burgerlijke figuren proberen wel een voet in beide kampen te behouden, ze zijn niet zeker van het uiteindelijke resultaat van de straat. Hussein al-Ahmar, een gekende stammenleider, stelde dat hij de actievoerders wel wil beschermen, maar enkel indien de regering de veiligheid van de actievoerders niet kan garanderen.

    De beweging in Jemen wordt verder aangevuurd door het nieuws van de protestacties in Bahrein, Oman en Djibouti. Er is echter ook de vrees voor een actieve rol van Saoedi-Arabië en de VS. De beweging blijft groeien, intussen zijn er acties in alle 22 de provincies. Het regime staat aan de afgrond en kan ineenstorten. Het is echter noodzakelijk om de massa’s te organiseren met duidelijke standpunten over de strijd tegen feodalisme, kapitalisme en imperialisme. Er kunnen heel wat lessen worden getrokken uit Tunesië en Egypte, waar de arbeidersklasse een beslissende rol speelde in het omverwerpen van de dictators. Maar er kunnen ook lessen worden getrokken over het gevaar van contra-revolutie en de rol van “oppositieleiders” die de beweging op een zijspoor zetten. Er is dringend nood aan een massapartij van de werkenden en de armen om de macht te nemen en de democratische en sociale eisen in te vullen.

    Lees ook:

    > Jemen. Armsten onder de armen komen in beweging (15 februari)

  • Nu ook massaal protest in Iran

    Op 14 februari (25 Bahman) waren er massale betogingen in Iran. Er waren honderdduizenden betogers in Teheran en andere steden. De betogers waren duidelijk: “Weg met de dictatuur” en “Na Ben Ali, nu Sayed Ali [Khamenei]”! De pogingen van het Iraanse regime om het Egyptische protest voor te stellen als een strijd voor een islamistisch bewind naar Iraans model waren doorzichtig. Egypte volgt niet het Iraanse pad, het is eerder omgekeerd.

    Artikel door Hamid Azar

    Er werd via Facebook een oproep gedaan om te protesteren. Er waren zowat 50.000 mensen die de oproep ook effectief volgden. De officiële oppositieleiders, Mehdi Karroubi en Mirhossein Mousavi, hadden eerder in een brief aan het ministerie van binnenlandse zaken om toelating gevraagd voor een betoging ter ondersteuning van de revolutie in Egypte.

    Het regime was goed voorbereid op het protest, er werden massaal veel agenten in burger, militieleden en agenten ingezet. De betogers werden aangevallen vanop bromfietsen, er werd traangas gebruikt en er werd op de betogers geschoten. Er vielen twee jonge doden, waaronder een student aan de universiteit. Er waren ook gewonden en in Teheran alleen werden 1500 mensen opgepakt.

    Jongeren en vrouwen speelden een belangrijke rol in het protest. Moeders die deelnamen aan het protest in het Lale Park in Teheran brachten foto’s mee van hun kinderen die omkwamen bij eerdere protestacties. Er waren veel jongeren en studenten, maar ook activisten uit de bedrijven. De gekende strijdbare vakbondsleider Mansour Ossanlou van de vakbond van buschauffeurs steunde de betoging.

    Deze gebeurtenissen maken duidelijk dat het volledige Midden-Oosten een vulkaan vormt, ook in Iran is er een groot potentieel voor strijd. Alle dictators zijn bang. Dit werd nog eens bevestigd in het ‘parlement’ van Iran toen enkele parlementsleden na de acties de doodstraf eisten voor Mousavi en Karroubi.

    Het regime van Teheran voert haar terreurcampagne op en ging sinds de massale protestacties in 2009 over tot het executeren van honderden arbeiders en activisten van de oppositie. Dit volstond niet om het protest van afgelopen maandag te vermijden.

    De nieuwe acties maken duidelijk dat een nieuwe periode van massale bewegingen in Iran is aangebroken. Mousavi en Karroubi zijn echter pro-kapitalistische politici. Als de arbeidersklasse een actieve rol speelt in de strijd tegen het regime is het mogelijk om dat regime omver te werpen. Maar daarbij mag geen vertrouwen worden gesteld in pro-kapitalistische figuren. Het is nodig om de oppositie te organiseren op de werkvloer om de strijd aan te gaan voor echte democratische rechten en een fundamentele verandering van de sociale omstandigheden.

  • Egypte. De revolutie moet verder gaan

    Moebarak is naar de afvalbak van de geschiedenis verwezen. Hij werd omver geblazen door een van de grootste massabewegingen uit de geschiedenis. De 18 dagen durende uitbarsting bracht in totaal zes miljoen mensen op de been. Moebarak kon niet anders dan de aftocht blazen.

    Edito van ‘The Socialist’, weekblad van de Socialist Party

    Moebarak had de situatie duidelijk verkeerd ingeschat toen hij op donderdagavond 10 februari in zijn televisietoespraak probeerde aan de macht te blijven vasthouden. De Amerikaanse minister van defensie, Robert Gates, werkte nauw samen met de Egyptische legerleiding om de dictator aan te manen om te vertrekken naar Sharm el Sheikh.

    Het regime was immers bang van de massale opstand die mogelijk ook de volledige basis voor het regime zou bedreigen. De woede was zo sterk ontwikkeld dat de massa’s zich niet langer beperkten tot het Tahrirplein. Ze begonnen op te trekken naar het presidentieel paleis, groepen betogers omsingelden het parlement, de televisiestudio’s en andere machtscentra van het regime. Een voortzetting van deze beweging zou verregaande gevolgen hebben voor de heersende klassen.

    Het meest verontrustende element voor de generaals, de macht achter Moebarak, was dat hun eigen basis in het leger steeds meer aangestoken was door het “virus van de revolutie”. Legerofficiers van lagere rang begonnen deel te nemen aan de acties van de revolutie. De staatsmachine begon uit elkaar te vallen. Ook van groot belang – zeker voor de toekomst van de revolutie – was het feit dat de arbeidersklasse op massale wijze op het toneel verscheen.

    Alle onderdrukte woede van de uitgebetuite massa’s kwam tot uitbarsten. Er waren eisen rond loonsverhogingen, onafhankelijke vakbonden,… Wat we tot nu toe hebben gezien in Egypte is een machtig onderdeel van een politieke revolutie. Dit heeft geleid tot het ontslag van de dictator van dit regime. Maar we hadden nog geen “tweede revolutie”, een sociale beweging van de arbeidersklasse in het bijzonder om de macht van de grootgrondbezitters en de kapitalisten omver te werpen. Dat is de enige manier om de Egyptische revolutie op succesvolle wijze tot haar conclusies te laten komen.

    Op ogenblikken van hoogspanning, wat in een revolutie het geval is, vormt ‘wishful thinking’ een dodelijke fout. Er was een grote vreugde toen de dictator zijn ontslag aankondigde, maar de sociale thema’s die aan de basis van de revolutie lagen zijn niet opgelost. De fundamentele basis van het regime – in het bijzonder het monopolie van het regime op de staatsmacht – blijft intact. De generaals gaven enkele dagen na het vertrek van Moebarak al een beeld van hoe ze hun macht willen blijven uitoefenen.

    Het zou een enorme fout zijn als de massa’s vertrouwen stellen in deze nieuwe ‘democraten’, in het bijzonder in het staatsapparaat van de legergeneraals, de grote bedrijven en de grootgrondbezitters. Zij vormden de fundamenten van het oude regime. Deze krachten kunnen mogelijk opteren voor een ‘gecontroleerde’ democratie, een beetje naar het model van het regime van Erdogan in Turkije. Maar het leger heeft vooralsnog een ‘zachte staatsgreep’ gepleegd na het ontslag van Moebarak. Er werden nieuwe verkiezingen beloofd binnen zes maanden, nadat het leger een nieuwe grondwet heeft ‘goedgekeurd’. Er mag geen enkel vertrouwen worden gesteld in de legerleiding. De onafhankelijke macht van de massa’s moet worden opgebouwd om de nodige druk te kunnen uitoefenen.

    Onder het mom van een terugkeer van de normale gang van zaken, was er een poging om het Tahrirplein te ontruimen. Dit was een openlijke poging om het recht op acties aan banden te leggen. Er wordt gehoopt dat alles terug naar de situatie voor de beweging zou gaan en dat op een ogenblik dat de lava van deze vulkaanuitbarsting nog niet is afgekoeld.

    We mogen niet vergeten dat het leger en zeker de top rond figuren als veldmaarschalk Tantawi met handen en voeten gebonden is aan het rotte Egyptische regime dat zich baseert op grootgrondbezit en kapitalisme. Zoals hun collega’s in het Pakistaanse leger bezitten ook de Egyptische legerleiders grote delen van de overheidsindustrie toen deze werden geprivatiseerd door Moebarak.

    De legerleiding heeft materiële belangen bij het behoud van het huidige regime. Velen van hen hopen ongetwijfeld op een terugkeer van het Moebarak-regime (ook al is het zonder Moebarak) waarbij de macht in hun handen is of wordt uitgeoefend door hun vertegenwoordiger in de vorm van een Bonapartistische president. De legerleiders bezitten private golfterreinen en grote omheinde en bewaakte villa’s. Zij leven in een totaal andere wereld en kennen de miserie en ontbering van de werklozen en armen in de sloppenwijken niet. De leefwereld van de arbeiders en armen is niet die van de legerleiders.

    De enige garantie voor een consolidatie van echte democratie is het aanhouden van de massabeweging en het opvoeren van de druk om te komen tot de opbouw van een nieuw Egypte. Ten eerste is er het cruciale element van de opbouw van onafhankelijke vakbonden zodat de massa’s hun wil tot verandering kunnen uitdrukken. Het is geen toeval dat het leger nu al pogingen onderneemt om de uitbouw van vakbonden te beperken of moeilijker te maken. De officiële vakbonden worden geleid door lakeien van Moebarak, die leiding moet worden afgezet en vervangen door arbeiders die worden verkozen.

    Maar dit is niet genoeg. Democratische actiecomités op de werkvloer – comités die embryonaal al aanwezig zijn in de bezettingen die de afgelopen dagen plaatsvonden in een aantal fabrieken – moeten dringend worden uitgebouwd. Deze comités moeten zich verbinden met de comités in de wijken, zeker in de armste arbeidersbuurten. Dat kan de basis vormen om een echt parlement van de massa’s van onderuit op te bouwen. In alle echte revoluties bouwen de arbeiders en arme boeren – de echte motoren van gelijk welke massale opstand – aan hun eigen onafhankelijke organen en acties.

    De massa’s hebben de afgelopen decennia geen rechten gekend. Het opbouwen van democratie wordt daarom gezien als een essentiële stap in het afdwingen van verandering. Daarom moeten de Egyptische massa’s de eis voor echte democratie verdedigen, dat kan met de eis voor een grondwetgevende vergadering die niet enkel de regels voor verkiezingen bepaalt, maar ook het programma voor verandering van het dagelijkse leven van de massa’s. Opdat het parlement de meerderheid van de bevolking zou vertegenwoordigen, is het noodzakelijk dat het parlement wordt verkozen op basis van een massale revolutionaire strijd met een programma van verandering. De vertegenwoordigers van de arbeiders en arme boeren moeten de meerderheid van dit parlement of de grondwetgevende vergadering vormen.

    De massa’s moeten wantrouwig zijn tegenover diegenen die zich recent tot de democratie hebben bekeerd. De ‘liberale’ kapitalisten zoals El Baradei proberen zichzelf op het voorplan te heisen om de massa’s opzij te duwen. De arbeidersklasse moet eigen massale comités opbouwen als basis voor het organiseren en controleren van democratische verkiezingen. Alle macht moet daarbij worden geconcentreerd in dit parlementaire instituut. Daarbij moet er geen nieuwe president worden aangesteld, zelfs bij de meest ontwikkelde ‘democratische’ parlementen kan een president al snel een dictator worden. De Egyptische revolutie was het werk van de jongeren en de arbeiders. Het stemrecht moet dan ook worden open gesteld voor al wie 16 jaar is en daarnaast zijn er ook maatregelen nodig om de positie van vrouwen te verbeteren.

    De revolutie is niet voorbij, ze is pas begonnen. De google-topman Wael Ghonim die een rol speelde in de mobilisatie voor de betogingen van 25 januari en vervolgens werd opgepakt door het leger, symboliseert de sterktes en de zwaktes van het huidige stadium van de revolutie toen hij werd vrijgelaten uit de gevangenis. Toen hij vernam dat 300 jongeren en arbeiders werden vermoord door de politie en aanhangers van Moebarak, barstte hij in tranen uit. Dit vormde op zich een nieuwe factor in het mobiliseren van nieuwe lagen van de arbeidersklasse. Maar Ghonim gaf ook een uitdrukking van de hooggespannen verwachtingen van veel Egyptenaren toen hij de dag na het vertrek van Moebarak verklaarde: “Egypte zal binnen tien jaar de hemel op aarde zijn.”

    Hij heeft gelijk, maar enkel als de bronnen van ongelijkheid en van het harde lijden van de massa’s worden weggenomen. Dat betekent dat een einde moet worden gesteld aan het grootgrondbezit en het kapitalisme. Het land wordt na 30 jaar Moebarak gedomineerd door kapitalisten die zichzelf verrijken op de kap van een groeiende armoede. Zij hebben miljarden gestolen van de gemeenschap. De massa’s hebben in dezelfde periode stappen achteruit gezet: slechts 66% kan lezen en schrijven, degelijk onderwijs is voor de meerderheid slechts een droom. Het bbp per inwoner is beperkt tot 2.270 dollar per jaar, tegenover 35.000 dollar in de VS. De massa’s zullen hun eigen macht moeten opbouwen om alle obstakels in het realiseren van hun dromen weg te nemen. Dat kan met een socialistische geplande economie in Egypte als onderdeel van een socialistische confederatie van het Midden-Oosten.

  • Jemen. Armsten onder de armen komen in beweging

    Jemen is het armste land van the Midden-Oosten en kent nog grotendeels een stammensamenleving. Het land was een nieuwe basis voor al-Qaeda toen de militanten uit hun traditionele toevluchtsoorden langs de Pakistaans-Afghaanse grens werden verdreven. Er is een afscheidingsbeweging in het zuiden, een rebellenbeweging in het noorden en een niets ontziende armoede. Olie is goed voor 70% van de inkomsten van de regering, maar de olie geraakt op en het land is afhankelijk van Amerikaanse steun. De helft van de bevolking leeft onder de armoedegrens, minstens 45% is werkloos.

    Artikel door Khalid Bhatti (Socialist Movement Pakistan)

    President Ali Abdullah Saleh, volgens de meeste analisten een corrupte heerser die geen rekening houdt met de sociale problemen, probeerde het protest af te zwakken met de mededeling dat hij in 2013 geen kandidaat meer zal zijn om zichzelf op te volgen. Wellicht wil hij dan de macht overdragen aan zijn zoon. Saleh beloofde ook om de belastingen te verlagen en de voedselprijzen naar beneden te halen. De lonen van de ambtenaren en soldaten worden verhoogd. In 2006 werd Saleh voor een termijn van zeven jaar verkozen in de eerste presidentsverkiezingen ooit in het land. Volgens waarnemers verliepen de verkiezingen eerlijk, de oppositie had het over fraude.

    De regering beloofde enkele eenvoudige hervormingen zoals loonsverhogingen en belastingsverlagingen. De corruptie en het trage karakter van de hervormingen samen met de oprukkende werkloosheid en armoede zetten de bevolking van Jemen ertoe aan om het voorbeeld van Tunesië en Egypte te volgen. Daar is de armoede nog niet zo erg als in Jemen. Veel Jemenieten delen de frustraties en eisen die het protest in deze landen heeft aangewakkerd. Maar er zijn ook enkele specifieke elementen in het land. Voor activisten zijn er veel obstakels, zowel op politiek als sociaal vlak.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Jemen is een beetje kleiner dan Frankrijk en telt 22 miljoen inwoners. Het is het armste land van de regio met een groot aantal geboortes. De werkloosheid bedraagt meer dan 40% en er wordt van uit gegaan dat de olie, goed voor 70% van het bbp, tegen 2017 zal op zijn. Er wordt ook ingeschat dat er tegen 2015 geen water meer zal zijn in de hoofdstad Sanaa. Dat komt onder meer door het illegaal pompen van grondwater in de buurt van Sanaa voor de teelt van ‘qat’, een populaire drug in het land.

    De economie is grotendeels afhankelijk van de olieproductie. De regering krijgt vooral inkomsten uit belastingen op olie. De afgelopen zeven jaar is de olieproductie stelselmatig verminderd, tegen 2017 zal dit tot quasi niets herleid worden. De regering doet niets aan een economische ontwikkeling na de olie.

    De bevolking zal wellicht verdubbelen tegen 2035. Maar liefst 45% van de bevolking is jonger dan 15, 70% is jonger dan 24 jaar. De gemiddelde leeftijd is 17,9 jaar. Deze bevolkingsexplosie zal de groeiende ecologische problemen verder versterken, onder meer met de uitputting van het grondwater. 90% van het grondwater wordt gebruikt voor landbouw, een uitputting van dat water zou een grote ramp vormen.

    De bevolking is verdrievoudigd sinds 1975. Zonder economische verandering met een gemeenschapscontrole en democratische planning, zullen de inkomsten van de overheid snel tot nul worden herleid.

    Volgens regeringscijfers hebben 1,4 miljoen kinderen geen toegang tot onderwijs. Het aantal analfabeten zal de komende jaren verdubbelen. De breed verspreide armoede zorgt ervoor dat ouders hun kinderen zo snel mogelijk van de schoolbanken naar de arbeidsmarkt sturen.
    [/box]

    Er wordt moed en inspiratie gehaald uit de bewegingen in andere landen. Anderzijds kent het arme Jemen amper een middenklasse en is de bevolking grotendeels analfabeet en opgeleid. Internet of sociale netwerksites worden hier niet bepaald veel gebruikt. De veiligheidsdiensten in het landen zijn minstens even sterk uitgebouwd als in Egypte, het leger blijft trouw aan Saleh en de president geniet ook de steun van machtige stammen in een land waar de stammenidentiteit vaak voorgaat op de nationale identiteit. De oppositie is bovendien erg verdeeld.

    “Dit is een volksbeweging en een politieke beweging in Jemen”, stelde Khaled al-Anesi, een advocaat en mensenrechtenactivist die mee aan de basis van de recente protestacties lag. “Maar er komt geen steun van de politieke partijen voor de volksbeweging die niet georganiseerd is. Het is nog zwak en we staan nog maar aan het begin.”

    De president en wie hem steunt

    President Saleh kwam in 1978 aan de macht als president van Noord-Jemen en vervolgens begin jaren 1990 als leider van de nieuwe verenigde republiek. Noord-Jemen en de Democratische Volksrepubliek van Jemen (zuid-Jemen) gingen in 1990 samen, maar er volgde een bloedige burgeroorlog in 1994. Saleh kwam daar als winnaar uit, de oppositie was gemarginaliseerd en de president stelde familieleden en vrienden aan op de sleutelposities van het staatsapparaat, het leger, de interne veiligheidsdiensten,… Dat was mee mogelijk door een breed informeel netwerk van stammenleiders, zakenmensen en religieuze leiders die achter Saleh staan.

    Begin januari stelde Saleh voor om de grondwet te veranderen zodat hij binnen twee jaar zou kunnen meedingen naar een nieuwe termijn als president. De gebeurtenissen in Tunesië en Egypte maakten echter dat dit onhoudbaar werd en Saleh beloofde om in 2013 niet opnieuw kandidaat te zijn. Voor de presidentsverkiezingen van 2006 beloofde hij dat ook al, toen kwam hij op dat standpunt terug.

    Na 30 jaar aan de macht te zijn geweest, is de woede en de afkeer tegenover de corruptie en de machtsconcentratie groot. De centrale macht is volledig in handen van de subgroep van de stam waartoe Saleh behoort, de Sanhan-clan. Grote delen van het land komen openlijk in revolte tegen het regime. In het zuiden is er een afscheidingsbeweging. Er waren aanvallen op de veiligheidsdiensten van het land door groepen van Al Qaeda dat zich nu ook organiseert op het Arabische schiereiland (AQAP, Al-Qaeda op de Arabian Peninsula). Er zijn gebieden in het noorden die in de praktijk onafhankelijk zijn en onder de controle staan van rebellen. Het land werd een nieuwe basis voor Al-Qaeda militanten die werden verdreven uit hun traditionele toevluchtsoorden langs de Pakistaans-Afghaanse grens.

    De Westerse regeringen waren bezorgd omwille van de groeiende activiteiten van Al Qaeda in Jemen. Ze staan weigerachtig tegenover een directe militaire tussenkomst en steunen daarom de elitetroepen van Jemen alsook de veiligheidsdiensten van Saleh. Speciale eenheden van het Amerikaanse leger kwamen tussen om het Jemenietische leger bij te staan, er waren ook verschillende raketaanvallen met Amerikaanse vliegtuigen. De zoon van Saleh, Ahmed Ali, en drie neven van hem staan aan het hoofd van de elitetroepen en de veiligheidsdiensten. De president ontkent dat hij de macht aan zijn zoon wil overdragen, maar de meeste inwoners van Jemen zijn er van overtuigd dat Saleh het liefst de macht binnen zijn familie houdt.

    Al Qaeda

    Als de ontwikkelende opstand in Jemen overkookt, dan zit de VS met een groot probleem. De Amerikanen werken nauw samen met de Jemenietische leiders in de strijd tegen Al Qaeda dat probeert om van Jemen een bolwerk te maken dat vergelijkbaar is met Afghanistan voor de aanslagen van 11 september 2001. Bruce Riedel, een voormalige CIA-analist en vervolgens adviseur van Obama op het vlak van Afghanistan en Pakistan, waarschuwde dat een ineenstorting van het regime in Jemen een zware nederlaag zou zijn voor de strijd tegen het terrorisme.

    Al Qaeda voert volgens experts een succesvolle propaganda-oorlog in Jemen. Dat was mogelijk op basis van corruptie en de banden van Saleh met de VS. Christopher Boucek, een Jemen-expert van Carnegie Endowment for Internation Peace, stelde: “We moeten de regering van Jemen steunen omdat deze regering hervormingen doorvoert, maar er moeten nog veranderingen komen.”

    De terreurgroepen kwamen begin 2009 samen in Saoedi-Arabië en Jemen om een verenigde organisatie te vormen onder de naam AQAP. De religieuze leider Anwar al-Awlaki trad naar voor als de voornaamste leider van deze groep. Al-Awlaki is een Amerikaan van Jemenietische afkomst en zou zich in het land ophouden.

    Hij is de enige Amerikaan die op de CIA-lijst van belangrijke doelwitten staat. Boucek stelt dat de bevolking van het land terecht kwaad is op de regering: “In Jemen is er een erg rijke elite die de controle heeft en dan de rest van de bevolking. Het grootste deel moet overleven met een dollar per dag.”

    Volgens experts zit de VS met een dilemma: steun blijven geven aan een corrupte regering in een poging om Al Qaeda de weg te versperren, of een antwoord bieden op de onvermijdelijke chaos die er komt als de regering in elkaar stort.

    De huidige regering is corrupt, despotisch en onderdrukt de bewegingen van de sjiieten in het noorden en de afscheidingsbeweging in het zuiden. De regering heeft weinig invloed buiten de hoofdstad. In de Britse krant The Independent stelde Patrick Cockburn: “Wie er aan de macht is, moet omgaan met de stammenfederaties, stammen, clans en machtige families. Zowat iedereen heeft een geweer, doorgaans minstens een AK-47, maar de stammen zijn vaak zwaarder bewapend.”

    Om het nog complexer te maken, heeft buurland Saoedi-Arabië troepen en vliegtuigen gestuurd om Saleh te steunen. De regering van Saleh en de Saoedi’s beweren dat de sjiietische opstand in het noorden wordt aangevoerd door Iran. Er zijn geen bewijzen voor die stelling, maar het maakt van een lokale burgeroorlog wel een conflict tussen Saoedi-Arabië en Iran. In het conflict in het noorden van het land vielen al honderden doden en tienduizenden vluchtelingen, hulporganisaties hebben het over 150.000 vluchtelingen.

    Belangen van het VS-imperialisme

    De VS is al aanwezig in Jemen en dat was ook al het geval vooraleer met kerstmis vorig jaar toen een jonge Nigeriaan een mislukte poging tot aanslag pleegde op een vliegtuig van Northwest Airlines. Voor de meeste Amerikanen stond Jemen pas op de kaart toen het schip USS Cole in de haven van Aden werd aangevallen in 2000. Bij die aanval door Al Qaeda kwamen 17 mensen om. Het land verscheen terug op de agenda in november toen een Amerikaanse legerofficier die banden had met religieuzen uit Jemen 13 mensen ombracht in Fort Hood, Colorado. En de verantwoordelijke voor de mislukte aanslag op kerstmis zou opgeleid zijn door Al Qaeda.

    De VS is al bijna 40 jaar actief in Jemen. In 1979 maakte de regering-Carter van een klein grensgeschil tussen Noord- en Zuid-Jemen een grote crisis tussen het Westen en het Oosten. Hij beschuldigde de Sovjetunie van een agressieve opstelling en er werden vliegdekschepen naar de Arabische Zee gestuurd, alsook tanks en vliegtuigen geleverd aan de regering van Noord-Jemen.

    De spanningen tussen de twee Jemens was geen toeval. De CIA zou jaarlijks 4 miljoen dollar via de Jordaanse koning Hoessein hebben uitgetrokken om een burgeroorlog te stimuleren tussen het conservatieve noorden en het rijkere en zogenaamde “socialistische” zuiden.

    De hereniging van het land heeft nooit echt gewerkt. De zuidelijke bevolking klaagt erover dat de bevolking van het noorden de olie en de rijkdom plundert en bovendien de zuidelijke bevolking discrimineert. De afgelopen jaren was er een toename van het aantal betogingen en algemene stakingen in het zuiden rond de eis van onafhankelijkheid. De regering van Saleh heeft het protest steeds beantwoord met repressie en geweld.

    Toen Jemen in 1991 weigerde om de Golfoorlog te steunen, zegde de VS de 70 miljoen dollar steun aan de regering van Sanaa op en steunde de VS de beslissing van Saoedi-Arabië om 850.000 Jemenietische gastarbeiders uit het land te zetten. Beide beslissingen hadden een catastrofale impact op de economie van Jemen en dat speelt een grote rol in de huidige onstabiliteit waarmee het land wordt geconfronteerd.

    In 2002 besloot de regering-Bush om onbemande bommenwerpers te gebruiken om een aantal Jemenieten uit te schakelen waarvan werd beweerd dat het om aanhangers van Al Qaeda ging. De New York Times berichtte dat de regering-Obama in december nog overging tot een raketaanval op mensen die ervan verdacht werden aanhangers van Al Qaeda te zijn. Daarbij kwamen volgens AFP minstens 49 burgers om, waaronder 23 kinderen en 17 vrouwen. De aanval heeft de woede in het land verder versterkt, organisatoren van Al Qaeda spelen daar uitgebreid op in.

    De huidige onrust in Jemen kan de VS in een nieuw moeras trekken in het Midden-Oosten. Of is alle retoriek over het “globale gevaar” een rookgordijn om de Amerikanen toe te laten om het steeds meer geïsoleerde en onpopulaire regime in Saoedi-Arabië sterker te ondersteunen?

    Het machtsspel gaat verder dan enkel het Arabische schiereiland, een belangrijk element is de vraag naar de controle op de Indische Oceaan en de zuidelijke Chinese zee. Dat is van groter belang dan het verjagen van Al Qaeda uit de Jemenietische wildernis.

    In de Asia Times stelde MK Bhadrakumar, een Indische diplomaat die actief was in Afghanistan, Koeweit, Pakistan en Turkije, dat de VS vandaag vooral bezorgd is omwille van de strategische haven van Aden. “De controle over Aden en de straat van Malacca plaatst de VS in een onaantastbare positie in het ‘Grote Spel’ rond de Indische oceaan.” Aden biedt controle op de straat van Bab el-Mandab, de toegang tot de Rode Zee. Langs deze weg passeren er dagelijks 3,5 miljoen vaten olie. Samen met de straat van Malacca, ten zuiden van het Maleisische schiereiland is dit een cruciale handelsroute.

    De “energieveiligheid” is cruciaal voor het Amerikaanse buitenlandse beleid. De ‘Carter-doctrine’ van 1980 stelde expliciet dat de VS militaire geweld zou inzetten indien de energiebevoorrading in het gedrang komt. De opeenvolgende regeringen, zowel van Republikeinen als van Democraten, hebben steeds het leger ingezet om de controle op de gas- en oliebevoorrading te verdedigen. Het grootste aantal Amerikaanse troepen buiten de VS bevindt zich niet toevallig in het Midden Oosten waar 60% van de energievoorraad ter wereld zich bevindt.

    Wellicht zal de VS geen grootschalige directe interventie doen in Jemen. De militaire steun en de financiële hulp spelen wel een belangrijke rol om invloed te hebben op de regering van Sanaa, met inbegrip van de mogelijkheid van VS-bases in de regio. Het Witte Huis heeft de zowat 200 leden van Al Qaeda in Jemen uitgeroepen tot een “ernstig probleem” en er wordt gesuggereerd dat Jemen omwille hiervan dreigt een “mislukte staat” te worden, wat meteen groen licht biedt voor een interventie die wat steviger is. Maar zoals Jon Alterman, de directeur Midden-Oosten van het Centre for Strategic and International studies, stelt: “De problemen in Jemen zijn in essentie geen problemen die op militaire wijze kunnen worden opgelost.”

    Arabische heerschappij onder vuur

    Tawakel Karman, een vrouwelijke activiste die verschillende acties in Sanaa heeft geleid, werd vrijgelaten uit de gevangenis en stelde daarbij: “We gaan verder tot het regime van Saleh is verdwenen.” Ze legde uit dat zowel de zuidelijke beweging als de sjiietische Huthi-rebellen in het noorden en de parlementaire oppositie voor politieke verandering opkomen.

    De Arabische koningen en “presidenten” kunnen vanuit de ramen van hun paleizen toezien hoe hun werkloze en arme bevolking via gsm’s en computers kan communiceren over de dagelijkse strijd. Het verzet verspreidt zich als een golf door de bazaars, de campussen en deze golf is ook voelbaar in de paleizen. Daar hangt voor een keer niet de geur van nieuwe luxe, maar worden oude reiskoffers boven gehaald. Zal dit het einde betekenen van de Arabische dictaturen?

  • Egypte. Jarenlange arbeidersstrijd vormde de basis voor revolutie vandaag

    Over 2007 stelde de Wereldbank dat Egypte de best verbeterde economie voor investeerders was. Bankiers en speculanten likten hun vingers af als ze dachten aan de toenemende winsten. Op een forum van investeringsbank Beltone Financial over “Toekomstige trends in Egypte” in juni 2008 in het exclusieve Mafair Hotel in Londen werden de belangrijkste zakenlui uit Egypte, de minister van investeringen en Britse bankiers bij elkaar gebracht. De conclusie was eensgezind positief.

    David Johnson, Socialist Party

    Op de bijeenkomst in Londen werd bevestigd dat de buitenlandse investeringen in Egypte waren toegenomen van 407 miljoen dollar in 2004 tot 11 miljard dollar in 2008. De economische groei was met 7% een van de hoogste ter wereld. De organisatoren van het forum van de Britse investeringsbank waren optimistisch: “De fundamenten aan de basis van de snelle groei van Egypte blijven sterk overeind.”

    Als ze het over “fundamenten” hadden, bedoelden ze privatiseringen, lage lonen, besparingen in de subsidies voor voedselproducten, onderwijs en huisvesting en een aanhoudende repressie tegen gelijk welke oppositie. Twee weken voor de bankiers in Londen bijeenkwamen, was er in het kuststadje Burg El-Broloos een protestactie met duizenden deelnemers nadat de lokale autoriteiten hadden beslist om de subsidies voor meel te beperken. Het protest werd op traangas onthaald en de wapenstok werd boven gehaald. De gouverneur stelde dat de actievoerders “een groepje jongeren was waarmee werd afgerekend.”

    De Egyptische arbeiders vechten terug tegen de schandalige lonen en de verschrikkelijke leefomstandigheden. Sinds 2004 namen twee miljoen arbeiders deel aan zowat 3.000 stakingsacties. Deze stakingsgolf de afgelopen jaren was de belangrijkste en grootste golf van acties van de arbeidersklasse in het Midden-Oosten sinds jaren.

    Het aantal stakingen, ook al zijn deze zo goed als illegaal, nam toe van 222 in 2006 tot 650 in de eerste negen maanden van 2007. Er waren 200.000 arbeiders bij betrokken. In augustus 2007 alleen waren er meer dan 100 stakingsacties. Het ministerie van arbeid controleert ook de werking van de Egyptische vakbondsfederatie. Staken betekent dus ook ingaan tegen de officiële vakbonden, naast de bazen.

    Textielstaking van Mahalla

    Tot december 2006 was er enkel sprake van kleine en geïsoleerde stakingsacties. Maart toen kwam er de textielstaking bij Ghazl al-Mahalla. Met 28.000 werknemers is dat het grootste textielbedrijf van het Midden-Oosten. Deze staking stond centraal in de vernieuwde militante opstelling van de arbeiders. De staking en een bezetting dwongen de bazen tot toegevingen. Vrouwen speelden een belangrijke rol in de strijd. In maart 2007 verscheurden 5.000 arbeiders hun lidkaart van de officiële vakbond en werd een nieuwe organisatie opgezet, de Textiel Arbeidersliga.

    In september 2007 hadden de arbeiders de beloofde bonus nog steeds niet gezien. De bonus bedroeg zowat 150 dagen loon. Op een massabijeenkomst besloten 10.000 arbeiders om opnieuw te staken en de fabriek te bezetten. Ondanks dreigementen van politie en leger bleven 10.000 tot 15.000 arbeiders hun fabriek bezet houden. Dat aantal liep overdag makkelijk op tot meer dan 20.000. De arbeiders organiseerden hun eigen veiligheidsdienst en voedselbevoorrading.

    De stakers eisten loonsverhogingen conform de inflatie, betaalbare huisvesting en het ontslag van de officiële vakbondsleiders. “We willen een verandering in de structuur en de hiërarchie van de vakbonden in dit land”, stelde Mohammed El Attar, een van de stakingsleiders. “De vakbonden zijn verkeerd georganiseerd, van de top naar de basis. Ze zijn zo georganiseerd dat het lijkt alsof onze vertegenwoordigers verkozen zijn, terwijl ze in feite worden aangesteld door de regering.”

    De arbeiders in het textielbedrijf Kafr al-Dawwar in de buurt van Alexandrië ondernamen solidariteitsacties en er waren ook verschillende betogingen. Arbeiders doorheen het land haalden steun op voor de stakende textielarbeiders. Na een week werd een opvallende overwinning behaald. Veel arbeiders beseften dat het om een politieke staking ging. Er waren veel protestborden tegen Moebarak. Er waren slogans als: “We zullen niet worden overheerst door de Wereldbank! We willen geen kolonialisme.” Meer info over deze stakingsbeweging vind je in een artikel dat we in maart 2007 publiceerden.

    Nieuwe vakbond van belastingscontroleurs

    In de zomer van 2007 breidde de beweging uit naar de bedienden, ambtenaren en zelfstandigen. De grootste collectieve actie van de hele stakingsbeweging was deze van 55.000 belastingscontroleurs van de lokale autoriteiten. Zij legden in december 2007 het werk neer. Na drie maanden van staking en een 13-dagen durende protestactie van 5.000 arbeiders voor de gebouwen van het ministerie van financiën, werd aan de eisen van het personeel toegegeven. Het stakerscomité bleef samenkomen en zou nadien de eerste onafhankelijke vakbond van het land opzetten.

    Abd El-Kadr Nada, de vice algemeen-secretaris van de nieuwe vakbond, stelde in 2009 aan een correspondent van LSP en CWI: “Sinds de jaren 1920 bestaan er geen vrije vakbonden in Egypte. De regering heeft steeds zelf vakbonden opgezet om de arbeiders te controleren en onafhankelijke vakbonden tegen te houden. Ze zijn bang dat onafhankelijke vakbonden succesvol zouden zijn. Ze zijn bang van een revolutie.”

    Algemene stakingsoproep van 6 april 2008

    In januari 2008 werd door de arbeiders van Mahalla een nieuw eisenplatform opgesteld. Er werden eisen geformuleerd voor hogere lonen, bonussen en uitkeringen. Er werd ook geëist dat het nationale minimumloon zou worden opgetrokken van 35 Egyptische pond tot 1200 pond (of 200 dollar) per maand. Het minimumloon werd niet meer aangepast sinds 1984. Er werd een algemene staking aangekondigd voor 6 april indien de eisen niet werden ingewilligd.

    Enkele weken later werd door een groep activisten die tegen Moebarak campagne voerden een oproep gedaan voor een algemene staking op 6 april. Die oproep kwam niet van georganiseerde groepen van arbeiders, maar werd wel gesteund door kleine oppositiepartijen, intellectuelen, jongeren en radicalen. De oproep verspreidde snel over het internet en via sms. Op Facebook sloten 65.000 mensen zich bij de oproep aan. Het ging vooral om een beweging van jongeren uit de middenklasse die waren aangestoken door het arbeidersprotest.

    De minister van binnenlandse zaken waarschuwde dat geweld mogelijk was en de bevolking werd opgeroepen om niet te betogen. Er waren uiteindelijk enkele duizenden betogers, maar geen algemene staking. In Mahalla werd de staking afgeblazen door een aantal arbeidersleiders die eerdere acties mee hadden geleid. Dat gebeurde nadat de maandelijkse bijlage voor voedselproducten was verdubbeld op 5 april. De staking moest om 7u30 beginnen, maar enkele uren voordien trokken honderden agenten in burger de fabriek binnen om iedereen die zijn mond open deed te arresteren. Desondanks bleven veel arbeiders die dag thuis.

    Een dag later, op 7 april, waren er confrontaties met de politie in Mahalla. In de namiddag was er een betoging met 2.000 aanwezigen en deze betoging groeide aan tot er zowat 40.000 tot 50.000 aanwezigen waren. Er werden slogans tegen de regering geroepen en de vrijlating van alle eerder opgepakte arbeiders werd geëist. Er werd bericht dat jongeren met stenen gooiden zoals tijdens de Palestijnse intifada. Ze richtten zich tegen de ordetroepen en riepen: “De revolutie is bezig!”

    De volgende dag trok premier Ahmed Nazif naar de fabriek om er een bonus van 30 dagen loon aan te kondigen. Hij verklaarde er: “We weten dat Mahalla moeilijkheden kent en dat jullie heel wat crisissen hebben gekend.” Het regime deed een evenwichtsoefening tussen repressie en toegevingen bij iedere golf van arbeidersverzet. Na dit incident in Mahalla was het regime minder zelfvertrouwd in de repressie tegen arbeiders. Tegenover studenten was er voorheen wel heel wat geweld en repressie.

    De jongerenbeweging van 6 april, een van de initiatiefnemers van de “dag van de woede” op 25 januari 2001, dankt haar naam aan deze gebeurtenissen. Er was op 4 mei 2008 een poging om het succes te herhalen op de 80ste verjaardag van Moebarak. Er waren evenwel geen belangrijke stakingsacties op die dag en het straatprotest werd tegengehouden door de veiligheidsdiensten.

    Nood aan onafhankelijke arbeidersorganisaties

    In 2009 waren er stakingen in het onderwijs en dat zorgde ervoor dat opnieuw stappen werden gezet om onafhankelijke vakbonden op te zetten. Maar het was pas in december 2010 dat een tweede nationale onafhankelijke vakbond werd opgezet, een vakbond van technisch personeel in de gezondheidssector.

    Op 30 januari 2011 kondigden de leiders van de twee onafhankelijke vakbonden en activisten uit verschillende steden en sectoren op het Tahrirplein aan dat een nieuwe vakbondsfederatie werd opgezet. Het is nog niet duidelijk wat deze vakbond voorstelt, maar het potentieel is erg groot.

    De gebeurtenissen van de afgelopen jaren toonden het groeiende zelfvertrouwen van de Egyptische arbeiders in de strijd voor goede lonen en een degelijke levensstandaard. Er waren regelmatig massabijeenkomsten en er werd gediscussieerd over een eigen democratische leiding. Dat was het geval bij de stakingen van zowel de arbeiders van Mahalla als bij de belastingcontroleurs. Het feit dat het regime aarzelde over hoe het zou optreden tegen deze strijd, heeft het zelfvertrouwen van de arbeiders en andere lagen van de samenleving versterkt. Dat was zeker het geval onder jongeren.

    Nu zal het er op aankomen om snel onafhankelijke en democratische vakbonden op te zetten in ieder bedrijf, waarbij deze vakbonden nationaal met elkaar verbonden zijn en geleid worden door vertegenwoordigers die aan een gemiddeld arbeidersloon leven.

    Internationale arbeiderssolidariteit is belangrijk bij het opzetten van onafhankelijke vakbonden in het land. De arbeiders in Egypte moeten echter wel voorzichtig zijn indien rechtse vakbondsleiders uit het Westen proberen om pro-kapitalistische en bureaucratische structuren op te leggen in Egypte. Dat kan een hinderpaal zijn in de uitbouw van echte onafhankelijke en strijdbare bonden.

    De arbeiders moeten hun eigen vakbonden organiseren om werkplaatsen en bedrijven over te nemen. De boekhouding van de bedrijven moet worden geopend zodat de arbeiders kunnen zien naar waar de winsten van de afgelopen jaren zijn gegaan. Er is een democratische arbeiderscontrole nodig om de industrie te plannen en openbare diensten op te zetten die tegemoet komen aan de belangen van de arbeiders en hun families en de armen.

    Samen met een regering van arbeiders en armen zou dat de basis kunnen leggen voor de socialistisch omvorming van Egypte waarbij een einde komt aan een samenleving die wordt gekenmerkt door een enorme ongelijkheid en harde repressie. Zo’n regime zou een inspiratie zijn voor gelijkaardige bewegingen doorheen Noord-Afrika, het Midden-Oosten en de rest van de wereld.

  • Moebarak vertrekt. Nu de rest van het regime opruimen!

    Geen vertrouwen in de legerleiding! Voor een regering van de vertegenwoordigers van de arbeiders, kleine boeren en armen!

    Onmiddellijke verkiezingen voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering onder toezicht van de comités van arbeiders, armen en jongeren!

    Minder dan 24 uur nadat Moebarak verklaarde dat hij aan de macht zou blijven tot in september, moest hij vandaag ontslag nemen als president. De groeiende omvang van de betogingen en vooral de collectieve betrokkenheid van de arbeidersklasse met een nationale stakingsgolf hebben geleid tot een nieuwe beslissende fase in de revolutie. De toespraak van Moebarak gisteravond leidde tot een enorme verontwaardiging onder de zes miljoen betogers. De afkeer kende een uitbreiding tegenover het leger, steeds meer soldaten stapten over naar de kant van de betogers.

    Artikel van het CWI

    Dit keerpunt is een enorme overwinning voor al wie moedig is ingegaan tegen de politiestaat van Moebarak: de jongeren, de arbeiders en de betogers op het Tahrir plein. Het is een voorbeeld voor de arbeiders en onderdrukten in heel de wereld: vastberaden massa-acties kunnen regeringen en heersers neerhalen, hoe sterk en machtig die ook lijken te zijn.

    Maar de strijd is nog niet voorbij, er zijn nog veel gevaren. De niet-verkozen vice-president Suleiman, het vroegere hoofd van de geheime dienst van Moebarak, kondigde aan dat de voormalige president de macht heeft overgedragen aan de “Hoge Raad van gewapende troepen” zodat deze Raad de “belangen van het land behartigt.” Het nieuwe staatshoofd, Mohamed Hussein Tantawi was minister van defensie en is sinds 1991 legerchef, dat is zowat twee derden van de tijd dat Moebarak aan de macht was. Een correspondent van de BBC meldde: “Hoe het leger nu optreedt, lijkt het sterk op een militaire staatsgreep. Officieel zou immers de voorzitter van het parlement de macht moeten overnemen en niet de legerleiding.”

    De Egyptische massa’s moeten hun recht om over de toekomst van het land te beslissen zelf in handen nemen. Er mag geen vertrouwen worden gesteld in figuren vanuit het regime of die door de imperialistische broodheren naar voor worden geschoven. Er moeten onmiddellijk volledig vrije verkiezingen komen die worden georganiseerd en gecontroleerd door massale comités van arbeiders en armen. Het doel moet zijn om een revolutionaire grondwetgevende vergadering te verkiezen die vervolgens kan beslissen over de toekomst van het land.

    Er worden al stappen gezet om lokale comités op te zetten en om echte onafhankelijke arbeidersorganisaties te vormen. Maar dit proces moet sneller verlopen en meer gecoördineerd worden. Er moet een duidelijke oproep komen voor het democratisch verkiezen en controleren van comités in alle werkplaatsen, in de wijken en onder de gewone soldaten. Zo’n oproep zou een brede echo vinden.

    Dergelijke comités zouden het opruimen van het oude regime kunnen coördineren en intussen zelf de orde en de bevoorrading organiseren. Het zou de basis kunnen vormen voor een regering van arbeiders en armen om komaf te maken met alle overblijfselen van de dictatuur, de democratische rechten te verdedigen en te beginnen met het plannen van de economische en sociale behoeften van de massa’s in Egypte.

  • Tunesië, Egypte,… Welke perspectieven en welk programma voor de massa’s?

    Afgelopen weekend was er een bijeenkomst van het Nationaal Comité van LSP. Er was daarbij heel wat aandacht voor de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In het volgende artikel hernemen we enkele elementen die daarbij naar voor worden gebracht, maar de discussie ging breder dan enkel deze zaken. Er was ook aandacht voor enkele historische elementen (onder meer over Nasser, de Suez-crisis en het pan-arabisme) alsook voor de situatie in Jemen en Algerije. We hopen daar later op terug te komen.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Lees ook:

    • Meer over Egypte
    • Meer over Tunesië
    • Resolutie over het Midden-Oosten vanop het Tiende Wereldcongres van het CWI (in het Engels)

    [/box]

    Bewegingen komen niet uit de lucht vallen

    In het document van het 10de Wereldcongres van het CWI over het Midden-Oosten en Noord-Afrika (geschreven nog voor er sprake was van de bewegingen in Tunesië of Egypte) werd gesteld: “Alle despoten en autoritaire regimes in de regio zijn bang van bewegingen en massale revolte. Er zijn bewegingen mogelijk in Iran of in Egypte en deze kunnen een inspiratie vormen voor andere bewegingen. Als de arbeidersklasse niet de leiding opneemt, kunnen die bewegingen erg verschillende richtingen uitgaan.”

    De beweging in Tunesië vormde effectief een inspiratie voor de volledige regio met grote acties in Jemen, Syrië, Jordanië, Algerije,… Deze acties komen niet uit de lucht vallen, ze zijn het resultaat van een explosieve cocktail met onder meer een torenhoge werkloosheid, een breed verspreide armoede (in Egypte leeft 40% van de bevolking aan minder dan twee dollar per dag), een repressieve politiek door autoritaire regimes maar ook een traditie van strijd in de regio.

    De kapitalistische crisis slaat ook hier hard toe na een jarenlange harde neoliberale politiek. Tussen 2004 en 2009 trok Egypte 42 miljard dollar aan buitenlandse investering aan. Die investeringen werden binnengehaald met de belofte dat er geen belastingen zouden verschuldigd zijn op de winsten. Een deel van de banksector werd geprivatiseerd waardoor buitenlandse banken deze konden overnemen, onder de belangrijkste aandeelhouders zitten er banken uit Italië en Griekenland. De Egyptische beurs zag haar waarde tussen 2004 en 2009 maar liefst vertwaalfvoudigen.

    De crisis die zich vanaf 2009 begon te ontwikkelen zorgde voor een daling van de investeringen. Maar toch was Egypte nog steeds een van de landen waar er ondanks de crisis nog steeds een aanzienlijke economische groei was. De bevolking heeft echter weinig gemerkt van die economische groei. Er waren verschillende bewegingen de afgelopen jaren als protest tegen de slechte arbeids- en levensvoorwaarden.

    Tussen 2004 en 2008 waren er jaarlijks gemiddeld 194 stakingen in Egypte, vooral in de textielsector en in Suez. Tussen 1992 en 2010 is er een privatiseringspolitiek gevoerd waarbij de bevolking hard werd getroffen. In deze 20 jaar van neoliberale politiek nam het aantal armen toe van 20% tot 44% van de bevolking. Er is een erg jonge bevolking, 66% is jonger dan 25 jaar, waardoor het gewicht van de jongeren uitzonderlijk groot is. Ook onder de werklozen is dat geval: 90% van de werklozen is jonger dan 25 jaar. Dat maakt duidelijk dat deze beweging niet uit de lucht komt vallen. De afgelopen drie jaar was er overigens al een forse toename van het aantal stakingen: er waren er 1600 op drie jaar, dat is ongeveer drie keer zoveel als in de periode daarvoor.

    Er zijn heel wat multinationals aanwezig in Egypte. Zo is er de Franse multinational Lafarge (uit de bouwsector) die 10% van haar winsten uit Egypte haalt. Er zijn ook afdelingen van bedrijven als Solvay, Unilever, Société Générale, Heineken,… In Tunesië zijn er zowat 2500 multinationals aanwezig, waarvan meer dan 1.000 Franse bedrijven die samen 110.000 werknemers tellen. De 146 Belgische bedrijven in Tunesië hebben 20.000 werknemers.

    Deze beweging gaat niet enkel om democratische eisen, het is ook een uitdrukking van de wereldwijde crisis en van het feit dat een hele generatie jongeren geen enkel toekomstperspectief heeft. De kapitalistische crisis heeft alle hoop op een betere toekomst verbrijzeld. De illusie van een betere toekomst onder het kapitalisme was voorheen sterker aanwezig, maar is nu van tafel geveegd.

    Er zijn revolutionaire bewegingen in de regio met een meerderheid van de bevolking die op een actieve wijze deelneemt aan de bewegingen met als doel om het status-quo te veranderen in hun voordeel en om het beheer van de samenleving uit de handen van de elite en de heersende klassen te halen. De betogingen zijn massaal en erg volks samengesteld. Er zijn veel arbeiders die op straat komen, maar ook armen en middengroepen. De aanvankelijke oproepen werden gelanceerd via de nieuwe media, dat is een uitstekende manier om van die nieuwe mogelijkheden gebruik te maken. Maar het zou overdreven zijn om dit een Facebook-revolutie te noemen. Slechts 6% van de Egyptische bevolking zit op Facebook.

    Doorheen de discussies over deze gebeurtenissen wordt vaak vergeleken met revolutionaire bewegingen uit het verleden, zoals de kleurrevoluties van het afgelopen decennium. De uitbarstingen van woede doen effectief aan die bewegingen denken, maar wat er nu gebeurt in Noord-Afrika en het Midden-Oosten gaat verder. Het bewustzijn van de massa’s is sterker ontwikkeld en er is een element van klassenbewustzijn aanwezig. Hierdoor is het moeilijker voor de burgerij om de beweging te recupereren. Er wordt soms verwezen naar de Iraanse revolutie van 1979, maar er zijn uiteraard veel verschillen met die revolutie. Ook wordt soms gesproken over de val van het stalinisme in 1989-91. Alle vergelijkingen hebben beperkingen, iedere revolutie heeft eigen kenmerken en een eigen dynamiek.

    De beweging in Tunesië heeft snel geleid tot een eerst overwinning. Andere regimes trekken daaruit de conclusie dat het gevaarlijk is om snel veel toegevingen te doen, dat kan de beweging versterken. Iedere toegeving van Ben Ali versterkte het zelfvertrouwen van de massa’s en het toonde telkens opnieuw de kracht van de beweging aan. De vlucht van Ben Ali heeft niet geleid tot het einde van de beweging, ook de herschikking van de regering of het ontslag van de ministers van de UGTT vakbondsfederatie volstonden niet om de beweging te stoppen. De mobilisaties gaan voort maar soms met een ander karakter.

    Er zijn stakingen in verschillende sectoren. Ook daar wordt geprobeerd om het protest te stoppen door toegevingen te doen. De afvalophalers kregen een loonopslag van 60%. Er zijn sociale programma’s die worden doorgevoerd. Het regime is geïmplodeerd en dat vormde een belangrijke katalysator voor de beweging in Egypte.

    Egypte

    Er zijn grote economische en politieke verschillen tussen Egypte en Tunesië. Egypte weegt economisch veel zwaarder door en kent ook de grootste bevolking uit de regio. Het regime is een belangrijke steunpilaar van het VS-imperialisme. Dat wordt onder meer duidelijk in de verhoudingen met Israël, het regime daar is vandaag nog zowat het enige dat koppig blijft vasthouden aan een uitgesproken publieke steun aan Moebarak. Voor het Israëlische regime moet Moebarak gewelddadig optreden tegen de beweging. De heersende klasse in Israël is bang van de impact van de Egyptische beweging op de Palestijnse massa’s. En er is uiteraard ook de blokkade van de Gazastrook waar het regime van Moebarak aan meewerkt. Die politiek is erg onpopulair in Egypte, wat er na een regimewissel zal gebeuren is bijgevolg niet duidelijk.

    Sinds vorige week blijkt hoe een revolutionaire beweging in Egypte complex is. Tot begin vorige week waren de protestacties in Cairo en de rest van Egypte erg vreedzaam, soms zelfs uitgelaten. Dinsdag waren er meer dan een miljoen betogers in Cairo. De wijze waarop de gebeurtenissen waren ontwikkeld in Tunesië creëerde de illusie dat het makkelijk zou zijn om het regime omver te werpen. Het regime heeft duidelijk gemaakt dat dit niet zo evident is. De krachten van de contra-revolutie werden ingezet en daarvoor werd een sociale basis gevonden bij het lompenproletariaat van Cairo maar ook bij de functionarissen van het regime die uiteraard veel te verliezen hebben. Het doet wat denken aan de wijze waarop het tsaristische regime zich in 1905 tegen de revolutie in Rusland keerde. Zal de beweging nog sterk genoeg zijn om tegen de macht in te gaan? De betogingen van vrijdag bevestigden de kracht van de beweging en het feit dat de beweging nog in een opgaande fase zit. Het potentieel wordt echter niet gebruikt: er kwam bijvoorbeeld nog geen mars op het presidentieel paleis. Vrijdag was “vertrekdag”, maar er werd weinig gedaan opdat Moebarak ook effectief van het toneel zou verdwijnen.

    Om het regime een fundamentele nederlaag toe te brengen, is het noodzakelijk dat de arbeidersklasse als klasse tussenkomt. Net zoals in Tunesië zijn er sterke banden tussen de vakbondsleiding en het regime. Alle leiders van de vakbond zijn lid van de partij van Moebarak. Het regime heeft een grote mate van controle op de vakbondsfederatie. Maar doorheen de strijdbewegingen van de afgelopen jaren hebben de basismilitanten zich meermaals verzet tegen de leiding. De vakbond van belastingscontroleurs is zelfs uit de vakbondsfederatie gestapt om een nieuwe syndicale structuur op te zetten die onder meer opkomt voor een minimumloon, sociale zekerheid,… Het is moeilijk in te schatten wat de omvang van deze nieuwe federatie is, maar wel staat vast dat ze betrokken is bij de verschillende wijkcomités.

    De beweging moet in het offensief gaan om te vermijden dat de VS een ‘overgang’ organiseren die enkel ten goede komt aan de kapitalisten en de elite. De sociale eisen moeten centraal staan zodat de beweging ook de meer passieve lagen kan bereiken en betrekken.

    De Moslimbroederschap heeft lang getwijfeld over deelname aan de beweging. Anderzijds blijkt dat er bij diegenen die tegen de harde repressie in het Tahrirplein verdedigden heel wat militanten van de Moslimbroederschap zaten. De kaders van die formatie waren tegen de beweging, het was de druk van onderuit en vooral van de jongeren die dat standpunt deed keren. Een scenario zoals in Iran is weinig waarschijnlijk, maar het is wel mogelijk dat de Molsimbroederschap een deel van het politieke vacuüm zal opvullen. Welk regime er ook aan de macht zal komen na Moebarak, het is duidelijk dat de huidige samenwerking met Israël sterk onder druk zal staan. Zowel Hamas als Fatah in Palestina verzetten zich overigens tegen een steun aan de beweging, zij zien die beweging als een bedreiging van hun eigen positie. Iedere regimeverandering in Egypte zal leiden tot radicale veranderingen doorheen het Midden-Oosten.

    De Moslimbroederschap kan een rol spelen, maar dat is vandaag nog niet echt het geval. Voor de leiding van deze formatie wordt het model eerder in het Turkije van Erdogan en diens AKP gezocht en niet zozeer in Iran. Dat is uiteraard enkel wat ze zeggen, maar het is mogelijk ook een uitdrukking van wat ze zelf vaststellen op straat: daar leeft het idee van een islamistische samenleving niet. De Moslimbroederschap weet dat het in een moeilijke situatie zal terechtkomen als ze het politieke vacuüm probeert op te vullen. Dat is de reden waarom de Broederschap nu El Baradei naar voor schuift opdat hij met het regime zou gaan onderhandelen.

    Het leger probeert tijd te winnen om vervolgens met de VS de elite en de eigen positie te redden. Woensdag was het voor veel betogers duidelijk dat het leger ruimte liet aan de voorstanders van het regime. De chaos kan het leger versterken en dat kan de roep naar orde en stabiliteit doen aangroeien. Maar het leger is zeker niet homogeen. Er was sprake van verschillende gevallen van verbroedering tussen soldaten en betogers. Voor de betogers is het cruciaal om een benadering te hebben waarmee ze de gewone soldaten kunnen meekrijgen en hen losweken van de legerleiding.

    Internationale uitbreiding

    Een belangrijk element in deze golf van revolte en revolutie is de internationale verspreiding. Dat is een belangrijk element, maar het is niet nieuw. Ten tijde van de Suezcrisis in 1956 speelde de oproep van Nasser voor een algemene staking in de hele regio eveneens een belangrijke rol in het toebrengen van een nederlaag voor het imperialisme. Het Arabisch nationalisme van Nasser heeft overigens zijn beperkingen getoond. Vandaag is de Libische leider Khadaffi een van de laatste vertegenwoordigers van die golf van Arabisch nationalisme die een belangrijke rol speelde in de regio.

    De ontwikkelingen in Egypte blijven niet beperkt tot de regio. Ook in China wordt iedere verwijzing naar de gebeurtenissen gecensureerd. De officiële media hebben het over hooligans die rel schoppen in Cairo. Het Chinese regime is bang van gelijkaardige protestacties en censureert ook de zoekwoorden Egypte en Tunesië op het internet. Hetzelfde zien we in Iran waar Khamenei wel probeerde om de “beweging voor moslimbevrijding” te feliciteren, maar intussen toch vooral bang is dat de revolte ook in eigen land terug aanwakkert. Met zijn standpunt staat Khamenei overigens op eenzelfde lijn als de Tea Party in de VS, ook daar wordt gesteld dat de Egyptische beweging zal leiden tot het vestigen van een islamistische staat. Een verdere ontwikkeling van de beweging is zeker mogelijk. Een belangrijk element daarin zijn de stijgende voedselprijzen. Het Voedselagentschap van de VN publiceerde een rapport waarin het stelde dat veel mensen maar drie opties hebben: revolteren, vluchten of sterven. Het is waarschijnlijk dat er nog meer elementen van revolte zullen ontwikkelen.

    Imperialisme onder vuur

    Niemand zag de beweging in Tunesië aankomen. Ben Ali is op een maand tijd alles verloren. De snelheid waarmee hij in het defensief werd gedreven en de snelheid waarmee het leger afstand nam van het regime of waarmee bedrijfscomités werden opgezet die hun directie of management aan de deur zetten, is fenomenaal. Het regime probeert intussen de situatie van dubbelmacht in haar richting te laten gaan. Het probleem voor de burgerij en het imperialisme in Tunesië is dat ze daar niet over een El baradei of een Amr Moussa beschikken.

    Blair had het over Moebarak als een moedige leider die voor het goede opkomt. Obama was minder direct maar nam een gelijkaardig standpunt in. Sinds 1979 kreeg Egypte jaarlijks gemiddeld 1,3 miljard dollar militaire steun vanuit de VS. Dat is ongeveer evenveel als werd gegeven aan Pakistan of Israël. Het Egyptische leger is het tiende grootste ter wereld en speelt een centrale rol in de verdediging van de belangen van het imperialisme in de regio.

    Het imperialisme zoekt nu naar figuren die in staat zijn om de stabiliteit te herstellen. Maar de beslissende factor vandaag blijft de beweging die zich op straat afspeelt.

    Dubbelmacht en de rol van een revolutionaire leiding

    De beweging was totnutoe vooral een spontaan gegeven zonder veel organisatie. Er zijn belangrijke ontwikkelingen van zelforganisatie die vaak indrukwekkend zijn, dat was onder meer het geval met de verdediging die op het Tahrirplein werd georganiseerd of de wijkcomités die werden opgezet in Tunesië of Egypte als bescherming tegen de plunderingen. Er werden ook bedrijfscomités opgezet en dat kan de basis vormen voor een regering van de arbeiders en de kleine boeren.

    Een revolutionair proces ontwikkelt niet op een lineaire manier. In Tunesië is er een zekere terugslag voor de beweging, ondanks onder meer een stakingsbeweging bij de metro na de overwinning van de afvalophalers. Het protest is echter niet even sterk als de algemene staking tegen het regime en de acties van de afgelopen weken.

    De afgelopen periode werd gekenmerkt door de eerste elementen van een situatie van dubbelmacht waarbij de wijkcomités en bedrijfscomités een tegenmacht vormden en de macht van het regime betwistten. Er is nu een reëel gevaar dat de Tunesische revolutie aan de massa’s wordt ontnomen en dat met de medeplichtigheid van de internationale instellingen. De leiding van de vakbondsfederatie UGTT steunt de regering van Ghannouchi die wordt gedomineerd door buitenlandse patroons. Er is een uitzonderlijk congres van de UGTT nodig om vertegenwoordigers van de basis te verkiezen en de leiding te veranderen.

    Het ontbreekt aan een revolutionaire leiding. Het grootste gevaar van die afwezigheid, is dat er ruimte is voor burgerlijke figuren. Intussen zijn er wel ontwikkelingen in de vakbonden die het moeilijk zullen maken voor het regime om binnenkort gewoon terug over te gaan naar de oude methoden en werkwijzen waarmee de elite haar macht oplegde in Egypte en Tunesië. Het resultaat van de bewegingen zal worden bepaald door de massa-organisaties. Het is daarom van essentieel belang dat de basiscomités worden versterkt en dat deze in het offensief gaan tegen de regering.

    Het feit dat de arbeiders in verschillende bedrijven in Tunesië hun directie aan de deur hebben gezet of weigeren dat de vroegere managers terug komen. Dat stelt de vraag: wie heeft de macht over de bedrijven? Is het de regering, zijn het de arbeiders of zijn het andere kapitalisten? Er is nood aan comités op de werkvloer, in de scholen,… om de basis te leggen voor de toekomstige socialistische samenleving. Het volstaat niet om tegen de liberale politiek in te gaan zonder de kwestie van arbeiderscontrole naar voor te brengen. Dat is immers een cruciaal punt in de ontwikkeling van de huidige bewegingen.

    Het volstaat niet om op te roepen tot de ontbinding van de RCD (de partij van Ben Ali) en te pleiten voor vrije meningsuiting en syndicale vrijheden. Het is goed om de ontwikkeling van basiscomités aan te moedigen. Maar we moeten verder gaan en de kwestie van de machtsovername door deze comités stellen. We moeten de comités uitbreiden en verzamelen in een revolutionaire grondwetgevende vergadering op basis van democratisch verkozen vertegenwoordigers van de basiscomités. Wij staan niet voor het vage ordewoord van het opzetten van een voorlopige regering die het vertrouwen van de bevolking geniet, we moeten de noodzaak stellen van arbeidersdemocratie op basis van de comités in de bedrijven en de wijken en de arbeidersbeweging.

    De eis van een politie die de wet doet naleven en de mensenrechten respecteert, is een illusie. Het volstaat niet op een ogenblik dat bendes contrarevolutionairen overgaan tot fysieke aanvallen op vakbondslokalen, militanten,… De verdediging van de beweging moet zich baseren op de uitbreiding van de comités, dat geldt ook voor diensten als de politie. Er moeten ook in het leger comités worden opgezet om die soldaten die de revolutie steunen te organiseren. Dat kan de basis vormen om het staatsapparaat te breken. De legerleiding heeft Ben Ali laten vluchten, maar deze leiding wil niet dat de beweging verder gaat.

    In onze tussenkomsten op protestacties moeten we een grote aandacht hebben voor de bestaande gevoeligheden rond de nationale kwestie. Het volstaat niet om te roepen over een revolutie van de ‘Arabische wereld’, de kwestie gaat veel verder. Zo zijn er de Berbers die niet Arabisch zijn en onderdrukt worden in onder meer Marokko. Er zijn ook Berbers in Algerije, Libië, Tunesië en Egypte. De term ‘Arabische wereld’ sluit ook Iran uit, terwijl we ons uiteraard de machtige bewegingen van 2009 herinneren.

    Het is onmogelijk te voorspellen hoe de zaken verder zullen ontwikkelen. Maar deze bewegingen bevestigen het vertrouwen van LSP in de capaciteiten van de massa’s om de strijd voor hun levensvoorwaarden aan te gaan. Deze bewegingen tonen een enorme vastberadenheid en doorheen de bewegingen worden de traditionele methoden van de arbeidersklasse bevestigd, soms zelfs op een spontane wijze.

    De huidige situatie vormt tenslotte ook een enorme bevestiging van de noodzaak van een revolutionaire organisatie die in staat is om de energie van dergelijke bewegingen in te zetten in de strijd voor een samenleving waarin de belangen van de meerderheid van de bevolking centraal staan. Dat betekent een samenleving waarin de sleutelsectoren van de economie uit de handen van de winsthonger worden gehaald om democratische te worden gepland. Dat is een socialistische samenleving.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop