Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika

  • Van Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd tot opkomst van fundamentalisme

    Regio in opstand. Wat voorafging…

    Deze week hebben we aandacht voor elementen uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging en ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Gezien de opstanden in deze regio, is het nuttig om eens te kijken naar wat hieraan voorafging. We beginnen deze zomerreeks met een artikel over Algerije op basis van een langer dossier over Noord-Afrika gepubliceerd door onze Duitse zusterorganisatie.

    In 1830 begon de bezetting van Algerije door Frankrijk. De Arabische en Berberse bevolking werd bijzonder hardhandig onderdrukt door de koloniale heerser. De strijd hiertegen en voor de onafhankelijkheid ontwikkelde al snel en kwam tot uitbarsten nadat bij rellen in Setif en Guelma zowat 40.000 Algerijnen door het Franse leger werden gedood. In september 1947 werd geprobeerd om de onafhankelijkheidsbeweging te stoppen door alle Algerijnen het Franse staatsburgerschap te geven, maar dit kwam te laat om de strijd voor onafhankelijkheid te stoppen.

    In de periode na de Tweede Wereldoorlog ging de levensstandaard er niet bepaald op vooruit. Het gemiddelde inkomen van de Europese Algerijnen was zeven keer hoger dan dat van de autochtone bevolking. Twee derden van het land behoorde toe aan Franse bedrijven en andere grootgrondbezitters. In 1954 waren er maar liefst een miljoen Algerijnse werklozen en twee miljoen mensen waren gedeeltelijk werkloos. Niet minder dan 82% was analfabeet, terwijl alle Europeanen in Algerijnen konden lezen en schrijven. De kindersterfte lag er onder de hoogste ter wereld: 284 op de 1.000 kinderen haalden het niet. Dat was vier keer zoveel als onder de Europese Algerijnen.

    Vanaf 1 november 1954 brak een opstand uit in Algerije. Eens duidelijk was dat de traditionele nationalistische bewegingen zich in een impasse bevonden en dat de parlementaire weg niet de beoogde onafhankelijkheid zou opleveren, was de weg vrij voor een gewapende strijd.

    De onafhankelijkheidsstrijders waren aanvankelijk amper bewapend terwijl ze de strijd aangingen tegen een machtige industriële natie die bovendien over een racistische Europese minderheid in het land beschikte. Het doorslaggevende element waardoor de onafhankelijkheid uiteindelijk werd afgedwongen, was de overweldigende steun onder de bevolking en het groeiende verzet van de arbeidersklasse, ook de Franse jongeren keerden zich steeds meer tegen de oorlog in Algerije.

    In 1962 werd de onafhankelijkheid onder leiding van de bevrijdingsbeweging FLN bekomen. Na een oorlog waarin zowat 1,5 miljoen mensen (10% van de bevolking) het leven lieten en nadat ongeveer een miljoen Franse kolonisten (doorgaans kapitalisten, ingenieurs, technici, ambtenaren,…) het land verlieten, bleek er amper een inheemse burgerij te bestaan om de Algerijnse kapitalistische economie in handen te nemen.

    Binnen het FLN werd de leiding gedomineerd door radicale kleinburgerlijke elementen die beroep deden op de arbeidersklasse en de boeren. Het FLN nam onder druk van de massa’s socialistische standpunten in. Als het deze consequent in de praktijk had omgezet, dan was het mogelijk om met een massabeweging het grootgrondbezit en het kapitalisme van de Algerijnse kaart te vegen.

    Maar dat was niet de optie waar de FLN-leiding voor ging. In de Evian-akkoorden van 1962 kregen de Franse bedrijven en de Franse regering garanties dat hun economische belangen zouden worden verdedigd.

    Het FLN was vanuit de guerrilla tot een partij ontwikkeld. Het was onder druk van onderuit dat maatregelen tegen de kapitalisten moesten worden genomen. In de zomer en de herfst van 1962 werden alle overblijvende landgoederen van buitenlanders genationaliseerd. In maart 1963 werden de arbeiderscomités die verschillende bedrijven hadden overgenomen van Europese eigenaars die deze verlaten hadden, gelegaliseerd. Zowat de helft van de landbouwgrond was hierdoor in staatsbezit. In 1963 werd een stelsel ingevoerd dat in naam “zelfbeheer” vormde en de basis was voor het “Algerijnse socialisme”. De arbeiders konden daarbij hun eigen bestuur verkiezen om met een door de staat aangestelde directeur samen te werken.

    Al deze maatregelen werd per decreet opgelegd, het was niet het resultaat van een brede betrokkenheid en controle van de arbeiders en boeren. Hierdoor werd meteen de basis gelegd voor corruptie en slechte planning. Daarnaast werd enkel politieke onafhankelijkheid bereikt, economisch bleef Algerije afhankelijk van de imperialistische mogendheden en van Frankrijk in het bijzonder.

    De staat die uit de onafhankelijkheidsoorlog ontstond was een burgerlijk-bonapartistisch regime dat een socialistische retoriek hanteerde maar door een kleinburgerlijke elite werd geleid.

    Dit betekende dat de beslissingen niet democratisch werden genomen, er was geen actieve betrokkenheid van de arbeiders en boeren in het beslissingsproces. Dat legde de basis voor een autoritair bewind. In 1965 werd Ben Bella, die de FLN in een antikapitalistische socialistische richting probeerde te duwen, afgezet door middel van een militaire staatsgreep. De economische en sociale ellende bleef evenwel ook onder het regime van Houari Boumedienne bestaan en dit dwong het regime om maatregelen tegen het kapitalisme te nemen. Het regime versterkte de staatsinterventies in sectoren die voorheen aan de private sector werden overgelaten. Zo werd een publiek bouwbedrijf opgezet en werden in 1966 elf mijnen die in buitenlands bezit waren uit de handen van de afwezige eigenaars gehaald en genationaliseerd. Alle verzekeringsactiviteiten kwamen onder staatscontrole en er werd een Nationale Bank opgezet.

    In 1971 werd het aanslepende conflict tussen de Algerijnse regering en de grote Franse oliebedrijven inzake de olieprijs beslecht door de beslissing van de regering om een aandeel van 51% in twee Franse bedrijven op te kopen en de gas- en oliepijpleidingen volledig te nationaliseren. In hetzelfde jaar werd een programma van landhervorming doorgevoerd, dit programma werd de “agrarische revolutie” genoemd. Er kwam ook een vorm van verkozen “arbeidersraden” in de volledige staatssector. De voedseldistributie kwam eveneens in gemeenschapshanden.

    In een tweede fase in 1973 werden grondbezitters aangepakt die niets met hun landbouwgrond deden. Ze werden gedwongen om op hun grond landbouwactiviteiten te ondernemen ofwel moesten ze de grond doorgeven aan pachters. Er werd een programma opgezet om “socialistische dorpen” op te zetten. Daarbij werden jongeren aangemoedigd om in hun vakantie te gaan werken en studeren op het platteland. Vanaf 1976 werd privaat onderwijs afgeschaft.

    Na de dood van Boumedienne in 1978 nam het Centraal Comité van het FLN de macht over. De nationalisaties onder Boumedienne zorgden voor een enorme economische ontwikkeling. De kindersterfte was gehalveerd, het aantal dokters nam toe van 1279 tot 29.506. De alfabetiseringsgraad onder vrouwen nam toe van 12% tot 80%.

    Maar ook in Algerije moest worden vastgesteld dat een ontwikkeling die los staat van het wereldwijde kapitalisme niet mogelijk is. Met de wereldwijde recessie begin jaren 1980 en de ineenstorting van de olieprijzen hierna, werd Algerije hard geraakt. Voortaan reageerde het regime met steeds nieuwe liberaliseringen. Zo werden de staatsboerderijen in de uitverkoop gezet.

    De aanhoudende economische neergang leidde tot protest tegen het regime. Er waren in 1988 “voedselrellen” in het land. Het afbouwen van de overheidstussenkomsten zorgden ervoor dat een meerderheid van de bevolking honger leed. Meer dan 500 mensen, vooral jongeren, kwamen bij de protestacties om het leven. De revolte werd voorafgegaan door een staking van de automobielarbeiders die loonsverhogingen eisten. Die staking werd gevolgd door het postpersoneel en nadien sloten ook andere delen van de arbeidersklasse zich bij het protest aan. De eisen werden al gauw uitgebreid tot protest tegen het eenpartijregime.

    De rust werd na 1988 hersteld, maar er werd een hoge prijs voor betaald. Er was eerst de wrede onderdrukking van het protest en daarna volgden pas enkele toegevingen. Er werd meer voedsel geleverd in de winkels, de lonen werden verhoogd en er werd over politieke hervormingen gesproken. Maar uiteindelijk werd geen overwinning geboekt door de beweging. Dit zorgde ervoor dat er ruimte was voor het islamitisch fundamentalistische FIS dat zich bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 had omgevormd tot een partij die meteen 54% van de stemmen behaalde. Bij de parlementsverkiezingen een jaar later haalde de FIS in de eerste ronde 47%. De regerende FLN vreesde de macht te verliezen en het leger was bang voor een fundamentalistisch regime. Daarom kwam het burgerlijke staatsapparaat tussen en werd de FIS verboden. Dat leidde tot een burgeroorlog met meer dan 100.000 doden.

  • Israël/Palestina. Massabeweging tegen de heerschappij van het kapitaal

    Door Shahar Ben-Khorin, Socialistische Strijdbeweging (CWI Israël/Palestina)

    Op 6 augustus trokken 300.000 betogers door de straten van Tel Aviv, Jeruzalem en andere steden in Israël. In navolging van de revoluties in de Arabische wereld scandeerden ze: “het volk eist sociale gerechtigheid!” In absolute cijfers was dit de grootste betoging ooit in Israël. Ondanks de lage officiële werkloosheid en de groeiende economie, raast een historische massabeweging over Israël. Het zijn nog niet zozeer de onderdrukte Palestijnse massa’s, maar vooral Joodse Israëli. Het is hun manier om hun steun aan het regime op te zeggen.

    Wat blijft er over van de bewering van Netanyahu van einde maart: “Er is maar een land in het hart van het Midden-Oosten dat niet hoeft te beven, geen protesten kent… Kijk maar, de aarde beeft overal, van het westen van India tot de straat van Gibraltar. Overal rammelt en kraakt het. Het enige stabiele land is deze democratie, Israël, een ontwikkeld en welvarend land, waar iedereen gelijk is voor de wet. Ja, het heeft een sterk leger, maar dat komt doordat het een sterke maatschappij heeft”.

    Netanyahu’s regering bood de toenmalige Egyptische president Moebarak politiek asiel aan. Nu scanderen strijdbare jongeren aan wegversperringen: “Moebarak – Assad – Bibi Netanyahu!”, waarmee ze hun wens uitdrukken om ook de Israëlische vertegenwoordiger van de dictatuur van het kapitaal omver te gooien.

    Deels onder invloed van de bewegingen in zuidelijk Europa, werden op 14 juli een paar protesttenten opgezet om de hoge kost voor huisvesting aan te klagen. Dat gebeurde door beter gestelde jongeren in de rijke Rothshildlaan in het centrum van Tel Aviv. Ze dachten er slechts enkele dagen te verblijven, maar hun initiatief werd een signaal om de al lang opgestapelde frustratie los te laten betreffende de levensduurte en de kapitalistische heerschappij in het land. Al na enkele dagen werd in kringen rond de regering de mogelijkheid besproken dat deze sociale beweging de regering tot aftreden kon dwingen.

    Overal in het land wordt in tenten gediscussieerd over de manier waarop de maatschappij moet veranderen en nagedacht over een andere, betere toekomst. Dit is geen revolutionaire situatie, maar indien gevraagd, is iedereen het eens over de nood aan een ‘sociale revolutie’ en ‘sociale rechtvaardigheid’. Rekening gehouden met de vervreemding en doodsangst die het kapitalisme en militarisme in aanbieding hebben, hoeft het niet te verwonderen dat er in Tel Aviv en enkele andere “tentsteden” een feestelijke stemming heerst, met muziek, film en satirische voorstellingen.

    Van boycot tot staking

    Enkele weken voor het tentenprotest had een succesvolle massale symbolische boycot van kaas, georganiseerd via facebook, de kartels van de melkindustrie gedwongen tot prijsverlaging. Maar de illusie dat een consumentenboycot een oplossing kon betekenen voor de levensduurte werd als de bliksem ingeruild voor een strategie van massaal protest, met tenten, protestmarsen, wegversperringen, etc. Tentensteden sprongen als paddenstoelen uit de grond. Ze werkten als een magneet voor alle sociale protestbewegingen die er samen stroomden. Velen nemen voor het eerst in hun leven deel aan sociale actie, jongeren, soms kinderen, maar ook ouders om niet te bezwijken onder de levensduurte. Niet alleen leraars wier instellingen werden geprivatiseerd of taxichauffeurs, maar zelfs politieagenten en gevangenisbewaarders, die in Israël geen lid mogen zijn van vakbonden, namen soms deel aan de protesten om hun lage lonen aan te klagen. Tijdens de betoging van 300.000 ontvouwden linkse sportfans een huizenhoge reuzenposter van een soldaat van de Russische revolutie met het Engelse opschrift ‘working class’. Dat zijn maar enkele van de talloze initiatieven die werden genomen.

    De regering moest haar tactiek ten aanzien van de beweging voortdurend bijstellen, van mislukte pogingen om de beweging te bagatelliseren en haar legitimiteit in vraag te stellen tot pogingen om sympathie te betonen. Agressieve neoliberale aanvallen werden ingekleurd als “oplossingen” die beantwoorden aan de eisen van de betogers, en wanneer die zich niet lieten misleiden werd opnieuw overgegaan naar de brutale arrogantie. De beweging in haar geheel eist nog niet de val van de regering, maar tot nog toe heft geen enkele tactiek van de regering gewerkt. De poging om de privatisering van land (waarvan de meerderheid in overheidshanden is) te versnellen en het bijna gratis aan te bieden aan de haaien van de vastgoedmarkt, stootte op verontwaardiging en de beweging werd er alleen maar sterker door. Van bijna 30.000 op de centrale betoging tijdens de eerste week groeide ze binnen de week tot haar vijfvoud toen het protest zich verspreidde over het land. Nog een week later werden er al 300.000 gemobiliseerd!

    Van bij het begin was er een belangrijke laag die inzag dat betogen niet zou volstaan tegen deze regering en dat stakingen nodig waren. Op enkele dagen tijd, sloten 20.000 zich aan bij een oproep op facebook voor een algemene ‘individuele’ staking op 1 augustus. De vereniging van de gemeenten, gecontroleerd door kapitalistische burgemeesters, werd hierin meegesleurd met gedeeltelijke sluitingen tot gevolg om druk te zetten op de regering om de crisis op te lossen. Uiteindelijk werd de ingeslapen vakbond Histadrut, de belangrijkste arbeidersorganisatie, meegesleept.

    Tussenkomst van Histadrut

    Histadrut-voorzitter Offer Eini, die veel invloed heeft op zijn “arbeiders”partij, had de stemming aangevoeld en trachtte zich in het begin van zijn tussenkomst radicaal voor te doen. Hij viel alle vorige regeringen aan, ook die met ‘labour’ erin, omdat ze de staat “in één dag”, afgekeerd hadden van “socialistische politiek, waarin de staat zich over haar burgers ontfermd” naar “de kapitalistische markt”. Hij prees de jonge leiders van de protestbeweging en bedreigde de regering ermee dat Histadrut al haar middelen zou aanwenden indien de regering de eisen van de beweging niet begon ernstig te nemen. Zodra die eisen echter de vorm aannamen van radicale hervormingen, met inbegrip van gratis openbaar onderwijs en dito gezondheidszorg, sloot Eini zich verontwaardigd aan bij het koor van kapitalisten. Ook hij vond die eisen ongegrond en “praktisch onuitvoerbaar”, alsof hij niet aan het hoofd stond van de machtigste arbeidersorganisatie van Israël. Hij benadrukte eveneens dat men respect verschuldigd is aan de eerste minister en dat hij hoopte dat de regering niet zou vallen.

    De voorbije jaren voerde de rechtse, prokapitalistische, collaborerende leiding onder Eini een politiek van sociale vrede. Ze bracht het aantal stakingen in Israël tot een historisch minimum als gevolg van een formele alliantie met de industriële kapitalisten en destructieve akkoorden met verschillende regeringen. Met dit in het achterhoofd mag de zeer beperkte meeting van Histadrut met 10.000 arbeiders nog een uitzonderlijke gebeurtenis genoemd worden. Veel van die duizenden deelnemers erkenden zich niet in de slogan van Histadrut “de arbeiders VOOR het protest”, alsof de arbeiders niet de belangrijkste kracht zijn in de strijd tegen de levensduurte en de heerschappij van het kapitaal. Op de meeting verleende Eini wat hypocriete lippendienst aan de woede over de snelle achteruitgang van de arbeidscondities in de voorbije tientallen jaren. Voor enkele dokwerkers, de strandbadmeesters en anderen werd het teveel. Ze schreeuwden tegen de hypocrisie van deze valse leider en Samen met de Socialistische Strijdbeweging (CWI) riepen ze “Arbeiders eisen een algemene staking!” De aanwezige “zionistische socialistische” jeugd van No’al trachtte dit te overstemmen. Ze probeerden de megafoons af te nemen en scandeerden zelf “arbeiders eisen sociale rechtvaardigheid”, wat in die situatie slechts een zinloze frase is.

    Door een belangrijk deel van de georganiseerde arbeidersklasse worden Eini en zijn kompanen gehaat, omwille van hun politiek van verraad, omwille van het feit dat ze de arbeiders de handen op de rug uitleveren aan de kapitalisten en hun regering. Door de toenemende levensduurte begonnen reeds in de maanden voorafgaand aan de huidige beweging, verschillende groepen arbeiders tot strijd over te gaan. Sociale werkers rebelleerden voor het eerst ooit en bijzonder heftig tegen een poging van Eini om hen na hun staking in maart een akkoord op te dringen dat neerkwam op een totale uitverkoop. Het leidde tot de creatie van een oppositiebeweging in de vakbond voor sociale werkers. De staking van artsen werd bijna uitverkocht tijdens de eerste dagen van het tentenprotest, toen de stagairs het voorbeeld van de sociale werkers volgden en eveneens rebelleerden tegen de leiding van de specifieke organisatie van artsen. De staking kreeg niet alleen een nieuw elan, maar ook de overweldigende steun van de publieke opinie. Tegelijk is er al enige tijd een trend in Histadrut waarbij arbeiders ermee dreigen, en dat soms ook uitvoeren, Histadrut te verlaten en aan te sluiten bij een kleine nieuwe vakbond “de macht aan de arbeiders”. Dat deden ook de arbeiders van Haifa Chemicals North die op dit ogenblik al 3 maand in staking zijn. Het zijn de eerste tekenen van de mogelijkheid van ontwikkeling van een onafhankelijke arbeidersorganisatie, een primeur voor Israël.

    De regering hoopt dat Eini, met diens verleden als stakingsbreker, die van de sociale werkers incluis, zal helpen de beweging af te leiden naar een “zachte landing”. Dat is niet zeker. Eini en zijn bureaucratie zullen niet zomaar zelfmoord plegen. Ze zullen trachten hun positie te vrijwaren door zich handig door de druk van de arbeiders en die van de patroons en de regering te loodsen. Dat verklaart waarom de leiding recent een vrij strijdbare staking van de spoorarbeiders steunde. Het zal wellicht niet snel gebeuren, maar het is mogelijk dat ze in een later stadium onder druk een algemene staking moeten uitroepen, als de beweging tenminste niet stil valt in augustus. De Socialistische Strijdbeweging propageert de oproep voor een actieve algemene 24-uren waarschuwingsstaking door Histadrut en roept arbeiderscomités op om waar mogelijk direct deel te nemen aan het protest, de eisen van de beweging en de volgende stappen, inclusief gedeeltelijke stakingsacties, te bediscussiëren.

    Conflict Israël/Palestina

    Het is frappant dat enkele Palestijnse tenten opgezet werden in Israël. Ze grepen het moment aan om betere huisvesting te eisen, maar ook om de nationalistische en racistische discriminatie aan te klagen die de ergste huisvestingsproblemen oplegt aan de Palestijnse en de Arabische bevolking van Israël. Dit gebeurt ondanks het gegeven dat veel Palestijnse bewoners van Israël dit protest niet als het hunne beschouwen, deels te verklaren door de wijdverspreide idee in de beweging van ‘eenheid tussen rechts en links’, wat er op het terrein op neerkomt dat verzet tegen de bezetting niet vermeld wordt. Het verborgen verlangen naar vrede naast de oproep voor “sociale rechtvaardigheid” komt daardoor op dit ogenblik niet aan de oppervlakte. Het is enerzijds een gevolg van het inzicht dat het conflict tussen Israëli en Palestijnen de heersende klasse in staat heeft gesteld alle vorige sociale protestbewegingen te verzwakken. Maar anderzijds is een benadering die de nationale kwestie omzeilt een gevaarlijke valstrik, juist omdat het de Israëlische heersende klasse in de kaart speelt, en deze omwenteling over levensvoorwaarden helpt isoleren van alle andere strijdhaarden in de regio, in het bijzonder de Palestijnse strijd voor het recht op onafhankelijkheid.

    Tot nog toe is geen enkele poging gelukt van het heersende establishment om de legitimiteit van de beweging te ondermijnen (een van de organisatoren in het centrum van Tel Aviv werd er zelfs in een anonieme extreemrechtse video van beschuldigd lid te zijn van Socialistische Strijdbeweging, die naar verluidt gecontroleerd zou worden door fondsen van een Linkse NGO). Zolang deze beweging en de bewegingen die zonder twijfel zullen volgen geen benadering aannemen van solidariteit met de Palestijnse massa’s en tegen de bezetting en de kolonies, zullen ze zodra het conflict tussen Israël en de Palestijnen of tussen Israël en de landen in de regio escaleert, uiteen gereten worden. De bedrieglijke veiligheidswaarschuwingen aan de joodse bevolking, zullen de Israëlische heersende klasse in staat stellen de beweging te verdelen en er delen van te gebruiken om de Palestijnse strijd, die eveneens aan het escaleren is, te onderdrukken.

    Een eerste waarschuwing in die richting werd gegeven door de infiltratie van de beweging door extreemrechtse elementen. Ze zwepen het nationalisme op, propageren de kolonies, stimuleren haat ten aanzien van de Arabieren en Palestijnen, Afrikaanse vluchtelingen en migrante arbeiders. Een gezamenlijke protestbetoging van Joden en Arabieren in de verarmde wijken van zuid Tel Aviv, Jaffa en andere regio’s moest worden afgelast na bedreigingen door extreemrechtse Kahanisten. Gezamenlijke Joodse en Arabische tenten in Tel Aviv werden fysiek aangevallen. Een minderheid van de meest radicale lagen van de beweging erkent het gevaar van deze extreemrechtse elementen en zoekt naar middelen om hen eruit te gooien. Enkele militanten hebben tenten van extreemrechts in brand gestoken. Maar deze elementen op een succesvolle manier verjagen kan enkel door de openlijke stellingname voor eengemaakte en solidaire strijd van alle uitgebuitenen en onderdrukten, Joods en Palestijns, en verzet tegen racisme en de bezetting. Intussen voelde de voorzitter van de studentenvereniging zich voldoende vertrouwd om de belangrijkste organisatie van kolonisten, nochtans alweer een dienstmaagd van de reactie, warm welkom te heten in de protestbeweging.

    Socialisme op de agenda plaatsen

    In een brief aan de eerste minister durfden enkele topkapitalisten steun uitdrukken voor het protest en schaamteloos hun bezorgdheid uiten over de levensduurte voor de werkende mensen. In werkelijkheid hebben deze topmagnaten vooral schrik voor de uitbarsting van woede over de heerschappij van het kapitaal. Kort voor de beweging uitbrak, probeerden enkelen van hen bij wet het gebruik te laten verbieden van de term die (in het Hebreeuws) wordt gebruikt voor werkgevers. Letterlijk betekent die term “diegenen die tot slaaf maken / anderen doen werken”. Vandaag zijn z in hun wanhoop bereid Netanyahu op te offeren in de hoop de aandacht weg te leiden.

    Netanyahu van zijn kant hoopt duidelijk hetzij het spook van een economische recessie te gebruiken, of de stemming over de erkenning van Palestina in de VN, als excuus om de beweging af te blokken in naam van Israëlische Joodse “Nationale eenheid.”

    De kapitalistische media waren meestal geneigd zeer “sympathiek” te schrijven over de beweging en dat vanaf het begin. De financiële pers trachtte het voor te stellen als een rebellie tegen de “centralisatie van de markt” en voor “meer competitie” tussen de kapitalisten. Dat zijn dezelfde mensen die eisen voor echte sociale hervormingen in het belachelijke trachten te trekken.

    Het is duidelijk dat niet weinig kapitalisten de mogelijkheid overwegen om deze sociale storm te kanaliseren naar het inruilen van de coalitieregering voor een nieuwe, een meer betrouwbare, zowel vanuit geostrategisch standpunt als om de sociale onrust te kalmeren – misschien zelfs met als vijgenblad een nieuwe ‘sociale’ politieke partij gegroeid uit de beweging die nog steeds 90% steun geniet in verschillende peilingen. Zo een partij, die groeit uit de beweging, zou volgens een peiling 20 van de 120 zetels in het parlement kunnen behalen en ineens tot de grootste partijen behoren!

    Maar er bestaat nogal verwarring daarover, slechts weinigen zouden onmiddellijk de oprichting van zo een partij steunen. Dit is deel van de gigantische kloof tussen de verzuchtingen van arbeiders en jongeren voor radicale verandering en de concrete stappen en eisen die op dit ogenblik naar voor worden gebracht. De algemene perceptie is nog steeds dat het beste is de protestmobilisatie verder te zetten, een initiatief spreekt over een betoging van een miljoen mensen op 3 september. Velen hebben er hun twijfels bij of dit wel efficiënt is om radicale verandering te bereiken, maar zien geen andere optie. Zonder een duidelijk socialistisch alternatief, zijn velen nostalgisch naar de quasi welvaartstaat uit het verleden in Israël, aangezien de arbeids- en levenscondities toen veel beter waren, maar zelfs met dit vaag en onrealiseerbaar concept van een gecorrigeerd Israëlisch kapitalisme, bestaat er verwarring over welke volgende stap in de strijd om dit af te dwingen.

    Er is duidelijk een groeiende steun voor stakingsacties, voor een “andere” partij om die strijd politiek te vertolken, voor een drastische vermindering van de indirecte belastingen (zoals BTW bij ons), en de nood aan een regering die tussenkomt om ‘toegankelijke huisvesting’ te realiseren. De eisen voor nationalisaties en voor sterke maatregelen tegen de magnaten staan echter niet centraal (om die reden vervangt Socialistische Strijdbeweging bijvoorbeeld het populaire “het antwoord op privatisering – revolutie!” door “het antwoord op privatisering – nationalisering!”). Een van de jongeren die de tentenstad in het centrum van Tel Aviv had opgestart en nadien een van de leiders van de beweging is geworden, heeft het er steeds weer over dat oplossingen de “vrije markt” moeten omvatten en niet in tegenstelling zijn met kapitalisme.

    Hoewel het nog niet duidelijk is hoever de beweging zal gaan, deze beweging, deze rebellie tegen de heerschappij van het kapitaal, is op veel vlakken slechts het begin. Een van de grootste verworvenheden van de beweging is de reuzensprong in interesse in socialistische en marxistische ideeën als ernstige oplossingen voor een bankroete maatschappij. De Joodse en de Palestijnse leden van Socialistische Strijdbeweging komen de klok rond tussen in de beweging om er zoveel als kan aan bij te dragen, met inbegrip van slogans voor solidariteit tussen Joodse en Palestijnse arbeiders en jongeren, tegen de bezetting en voor vrede.

    Een van onze nieuwe leden, de 12-jarige Orr Akta, is op televisie bekend geworden als het "kind van de revolutie". Voor de traditionele media is dat gewoon een nieuwtje, maar de kameraad legde intussen vlotjes aan alle media uit waar socialisten voor staan en wat de Socialistische Strijdbeweging is. Dat leidde tot heel wat media-aandacht.

    Veel mensen van alle leeftijden contacteren ons om te discussiëren. We kregen zelfs een mail van een 9-jarige die schreef: "Ik ben een socialist, ik weet alles over socialisme want m’n broer heeft het me geleerd. Ik meen het en wil naar betogingen komen."

  • Revolutie en contra-revolutie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

    Verslagen vanop de zomerschool van het CWI

    Een van de hoogtepunten van de zomerschool van het CWI was ongetwijfeld de discussie over de bewegingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Deze discussie werd ingeleid door Robert Bechert van het Internationaal Secretariaat. Daarna volgden tussenkomsten van socialisten uit Tunesië en Egypte. Vervolgens werd opgesplitst in drie kleinere groepen waar specifiek werd gediscussieerd over de situatie in Israël/Palestina, Libië en Syrië en Tunesië en Egypte. We publiceren een verslag van de algemene inleiding.

    Verslag door David Johnson, Socialist Party (Engeland en Wales)

    Er werd gestart met videobeelden van massale betogingen, stakingen en bezettingen samen met gewelddadige aanvallen op de arbeiders en jongeren. Deze beelden (zie hierboven) gaven een idee van de golf van massastrijd die van Tunesië naar Egypte en de rest van de regio trok. Tegelijk werden beelden getoond van president Sarkozy die een toast uitbrengt op de gezondheid van Ben Ali en Obama die discussieert met Moebarak.

    Robert Bechert stelde in de inleiding dat een aantal van deze scènes de afgelopen dagen opnieuw werden vertoond. Actievoerders in Cairo werden aangevallen door gewapende bendes. Dat maakt duidelijk dat de strijd tussen revolutie en contrarevolutie nog lang niet voorbij is.

    De aanvankelijke overwinningen in Tunesië en Egypte maakten duidelijk dat massa-actie dictatoriale regimes ten val kan brengen. Miljoenen arbeiders en jongeren volgden deze gebeurtenissen bijna live. De internationale impact van de gebeurtenissen bleek al gauw toen enkele weken na de val van Moebarak naar de Egyptische beweging werd verwezen bij massaal protest tegen aanvallen op de vakbonden in Wisconsin in de VS. De golf van protest was ook een bron van inspiratie voor de beweging van ‘misnoegden’ in Spanje, Griekenland en andere landen. Maar de grootste impact was er ongetwijfeld in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zelf.

    Iedere revolutie heeft natuurlijk specifieke kenmerken, maar er zijn een aantal algemene processen waaruit marxisten lessen moeten trekken. Er is nood aan een duidelijke strategie om een uiteindelijke overwinning voor de arbeidersklasse mogelijk te maken, maar ook om in iedere fase van de strijd stappen vooruit te kunnen zetten.

    De Tunesische revolutie kwam als een verrassing voor de heersende klasse. Toen algemene stakingen begonnen te ontwikkelen, besloot de heersende klasse in paniek op Ben Ali op te offeren in de hoop dat dit zou volstaan om de controle opnieuw in handen te krijgen. Moebarak probeerde lange tijd aan de macht vast te houden en het was duidelijk dat de bezetting van pleinen niet zou volstaan. Wij stelden dat de beweging in het offensief moest gaan met initiatieven zoals marsen op regeringsgebouwen en met algemene stakingen. Toen een stakingsbeweging begon te ontwikkelen, besloten topmilitairen met de uitdrukkelijke steun van het VS-imperialisme om Moebarak tot ontslag te dwingen. De oude heersers werden opgeofferd opdat de heersende klasse stand zou houden.

    De aanvankelijke vreugde zorgde ervoor dat het feit dat de oude regimes nog steeds aan de macht waren wat op de achtergrond stond. Het feit dat de arbeiders beperkte democratische rechten afdwongen, zorgt er wel voor dat ze gemakkelijker de strijd voor een beter leven kunnen voortzetten. Dat is wat momenteel gebeurt in Tunesië en Egypte. Doorheen dit proces neemt het zelfvertrouwen en het begrip van de arbeiders toe en wordt het revolutionaire proces uitgediept. Maar hoe kunnen de arbeiders en jongeren volledig revolutionaire conclusies trekken uit hun ervaringen? Hoe kan een beweging worden opgebouwd die de samenleving volledig kan veranderen? Dat zijn vragen waar marxisten op moeten antwoorden.

    Het CWI probeert lessen te leren uit vorige revolutionaire gebeurtenissen. Voor de arbeidersklasse komt het er niet gewoon op om zich te organiseren, maar ook om de macht zelf in handen te nemen en de andere onderdrukte lagen achter zich te organiseren.

    In Egypte bevindt de reële macht zich nog steeds in de handen van de Hoge Raad van Strijdkrachten. De toenemende eisen voor een echte burgerregering zijn op zich progressief, maar de eisen mogen zich niet daartoe beperken. Het zou betekenen dat een kapitalistische regering aan de macht blijft en deze regering zou onvermijdelijk de confrontatie met de arbeidersbeweging moeten aangaan. Wij pleiten ervoor dat arbeidersorganisaties geen deel uitmaken van een regering die zich op het kapitalisme baseren. We stellen dat de arbeidersbeweging ernaar moet streven om een regering van arbeiders en armen te vormen.

    In Tunesië en Egypte is er een groeiend besef dat de macht uit de handen van de arbeiders glipt of dat de mensen die in actie kwamen niet hebben gekregen wat ze eisten. Er zijn opeenvolgende wissels in de regering van Tunesië en in Egypte blijven de mobilisaties aanhouden. Dit wijst op het feit dat er nieuwe eisen naar voor worden geschoven, maar er blijft een onduidelijkheid over de doelstellingen van de beweging.

    Nood aan een programma

    Het volstaat niet om een abstracte revolutionaire retoriek te combineren met reformistische eisen en de weigering om de noodzaak van het omverwerpen van het kapitalisme naar voor te schuiven. Heel wat linkse groepen doen dat nochtans. Wij denken dat er nood is aan een programma dat de dagelijkse eisen verbindt met de noodzaak van een andere samenleving. Dat is hoe de Bolsjewieken in 1917 tussenkwamen waarbij ze slogans als “Brood, land en vrede” combineerden met de slogan “Alle macht aan de sovjets”.

    Marxisten moeten ook een duidelijk beeld hebben van hun benadering tegenover religieuze bewegingen die ontstaan naast de arbeidersbeweging. Niet al deze religieuze bewegingen kunnen over eenzelfde kam worden geschoren. Om steun te vinden voor socialistische standpunten, moeten socialisten hun strijd voor democratische rechten verbinden aan sociale thema’s. Tegelijk moeten we ingaan tegen diegenen die zich aan de religieuze bewegingen aanpassen. De bochten van de leiding van de Moslimbroederschap in Egypte tegenover de acties in dat land, tonen aan dat er tegenstrijdige druk is binnen deze organisatie en dat de basis verdeeld was. Maar tegelijk toont Egypte het gevaar van sectair conflict. Dat gevaar, naast de mogelijkheid van nationale tegenstellingen, is ook elders aanwezig. De vrees voor een dergelijke ontwikkeling wordt in Syrië gebruikt door het regime van Assad om de macht te behouden. Het regime heeft de christenen en andere minderheden afgeschrikt met het spookbeeld van het sectaire conflict in Irak. Die angst wordt aangewend om de steun voor het regime in stand te houden.

    Syrië en Libië

    De opstanden in Syrië en Libië hebben zich niet ontwikkeld zoals in Tunesië en Egypte. De regimes van Assad en Khadaffi hadden een sterkere basis in de samenleving dan Ben Ali en Moebarak. In Libië kwam dit deels door de olie-inkomsten waardoor de Libische arbeiders, ondanks een breed verspreide werkloosheid, een lichtjes betere levensstandaard kennen dan elders in Noord-Afrika. Zowel Khadaffi als Assad spelen in om de vrees voor een interventie van het imperialisme en het zionisme.

    In Libië ontstond een jongerenrevolte tegen de corruptie en de repressie van de heersende clan. Maar deze beweging nam in het westen van het land, waar de meerderheid van de bevolking woont, niet meteen massale proporties aan. Naarmate de zelfaangestelde leiding van de oppositie in het oosten meer en meer in de richting van het imperialisme opschoof en zelfs de oude monarchistische vlag terug boven haalde, kon Khadaffi daar op inspelen om te vermijden dat de beweging steun zou vinden in Tripoli en het westen. In Syrië waren de acties aanvankelijk beperkt tot kleinere steden en werd niet betoogd in Damascus en Aleppo, de twee grootste steden. Daar komt nu verandering in met massale acties in Aleppo. Als deze beweging zich verder uitbreidt naar Damascus kan dit mogelijk leiden tot het einde van het regime in haar huidige vorm.

    Het imperialisme vreest een Joegoslavisch scenario voor Syrië dat kan uiteenvallen in verschillende landen waarbij de volledige regio wordt gedestabiliseerd. De imperialistische vrees hiervoor maakt een akkoord met Assad mogelijk. Enkel een verenigde arbeidersbeweging kan de etnische en religieuze verdeeldheid overstijgen.

    De NAVO-bombardementen op Libië vormen niet gewoon een oorlog om olie, het gaat ook om het prestige van het Westerse imperialisme. De militaire interventie heeft tot heel wat debat geleid, sommigen ter linkerzijde gingen daarbij een heel eind mee in de liberale opinie dat toch “iets moet worden ondernomen” om een slachtpartij door Khadaffi te vermijden. Wij hebben gewezen op de ervaringen in de buurlanden van Libië, waar massastrijd de dictaturen had omvergeworpen en nu ook de ontwikkelende massastrijd in onder meer Syrië. Een onafhankelijke arbeidersbeweging met een onafhankelijk programma kan een einde maken aan de regimes van zowel Khadaffi als Assad. Als een socialistisch programma wordt aangenomen, is het mogelijk om te breken met het imperialisme en om het kapitalisme omver te werpen. De oorlog in Libië zit overigens in een impasse, het ziet er steeds meer naar uit dat Frankrijk, Groot-Brittannië en andere machten Khadaffi willen “toelaten” om een deel van Libië te controleren.

    Elders in de regio is de opstand in Bahrein tijdelijk onderdrukt door Saoedische troepen. Hier hebben de imperialistische regeringen amper iets over gezegd. Er waren ook kleinere acties in Saoedi-Arabië. In Marokko waren er betogingen omdat velen vonden dat de hervormingen van de koning niet ver genoeg gingen. Algerije blijft een beetje achter omwille van de recente ervaring van burgeroorlog, maar het land zal niet immuun blijven voor de revolutionaire golf.

    In Palestina zijn er acties tegen Hamas en Fatah, wat meteen leidde tot een “eenheidspact” tussen beide krachten in een poging om de situatie onder controle te houden. In Libanon was er protest tegen het sectarisme, maar de situatie is er erg complex en dat wordt nog versterkt door de gebeurtenissen in Syrië. Zelfs in Israël hebben de revoluties in de regio een effect. Dat bleek uit de recente protestbeweging van de tentenkampen. [sindsdien waren er afgelopen weekend ook de massale betogingen tegen de dure huizenprijzen en de dalende levensstandaard.]

    Robert Bechert besloot zijn inleiding met de vaststelling dat zowat ieder decennium van de twintigste eeuw wel revoluties heeft gekend. Maar enkel de Russische revolutie van 1917 bleek succesvol te zijn. Dat kwam door het bestaan van een partij die een duidelijk idee had van wat moest gebeuren. De bolsjewieken konden massale steun onder de arbeidersklasse krijgen. Het kapitalisme kan enkel worden omvergeworpen door een bewuste beweging van de arbeidersklasse. Het CWI wil daaraan meebouwen.

    Ooggetuigen vanuit Tunesië en Egypte

    Twee sprekers uit de regio brachten vervolgens een illustratie van de processen die plaatsvinden in Egypte en Tunesië. Op het wereldcongres van het CWI in december voorspelden we al dat het ongenoegen in Egypte tot uitbarsten zou komen, ook al hadden we niet gedacht dat dit zo snel zou gaan. Vandaag beweert Tantawi, de leider van de Hoge Raad van Strijdkrachten in Egypte, dat hij de “verworvenheden van de revolutie verdedigt”. Onder druk van de recente betogingen en de nieuwe bezetting van het Tahrirplein, heeft de regering nieuwe toegevingen aangekondigd. Zo wordt de leeftijd waarop mag worden gestemd verlaagd van 30 naar 25 jaar. De helft van de leden van het nieuwe Volkscongres moeten arbeiders en boeren zijn. De gehate Noodwetten worden afgeschaft (tenzij het om “krapuul” gaat, wat meteen ruimte biedt voor interpretatie…).

    Deze aankondigingen volstonden niet voor de betogers die eisen dat alle overblijfselen van het oude regime worden opgeruimd. Tegelijk probeert de regering de ruimte voor de beweging te beperken, zo worden er anti-stakingsmaatregelen opgelegd. Samen met het economische beleid zorgt dit ervoor dat de regering door veel arbeiders wordt gezien als onderdeel van de contrarevolutie en niet van de revolutie. Nu de stakingsbeweging een nieuwe opmars kent, beweert de regering dat dit de economie tegenhoudt. Er wordt geprobeerd om de aanhoudende problemen op de kap van de stakende arbeiders af te schuiven. Ongetwijfeld gaan we naar een periode van verdere conflicten tussen de arbeiders en de regering. De dag na de val van Moebarak was er een breed verspreid gevoelen dat het leger en de bevolking verenigd waren. Daar komt nu verandering in, maar de arbeiders zien nog niet meteen een alternatief.

    De vijf belangrijkste linkse partijen bieden evenmin een strategie aan. Sommigen denken dat de verkiezingen moeten worden uitgesteld tot er een Volksfront wordt opgezet met daarin ook vertegenwoordigers van de kapitalistische partijen. Het CWI verdedigt de noodzaak van een eenheidsfront van arbeidersorganisaties en het opzetten van een massale arbeiderspartij rond een socialistisch programma.

    Een Tunesische kameraad stelde dat hij hoopte dat iedereen op de zomerschool gelijkaardige revolutionaire ontwikkelingen zou meemaken. De oorsprong van de strijd in Tunesië moet niet op Facebook worden gezocht, maar in de arbeidersstrijd van 2008 die fel werden onderdrukt door het regime. De regering trad steeds harder op met een strakkere controle op de media, controle op de vakbonden en de studentenbeweging en het zogenaamde Tunesische economische mirakel dat geen oplossingen bood voor de groeiende tegenstellingen. Daarbij moet worden opgemerkt dat alle politieke krachten, met uitzondering van de maoïstische Communistische Arbeiderspartij van Tunesië en een handvol marxisten, na de coup van 1987 een pact sloten met Ben Ali.

    Het regime dat onverwoestbaar bleek, moest uiteindelijk toch buigen. “De bevolking wil het systeem omverwerpen”, is een populaire slogan. Maar het is niet altijd duidelijk wat dit inhoudt. De arbeiders en armen willen hun revolutie verdedigen. Eigenlijk verdedigen ze het idee van de ‘permanente revolutie’ zonder ooit Trotski te hebben gelezen.

    Het regime is nog steeds aan de macht ondanks tal van wissels in de regering. Het regime treedt op tegen de stakers en de vrienden van Ben Ali hebben nog steeds de macht in de vakbondsfederatie UGTT. De toekomst van de Tunesische revolutie is belangrijk voor alle arbeiders en armen in de wereld. Het verenigen van de strijdbewegingen in een revolte om het systeem omver te werpen, is van cruciaal belang daartoe. Dat is de taak die marxisten in Tunesië en in de regio moeten opnemen.

  • Syrische regime voert de repressie op, maar oppositie blijft groeien

    Er kwamen de afgelopen dagen verslagen van verschrikkelijke brutaliteiten in Syrië. In en rond de noordelijke stad Jisr al-Shughour heeft het Syrische leger een campagne van de verschroeide aarde gevoerd: volledige dorpen werden vernield en daarbij werden ook gewassen en dieren niet gespaard. Er werden tanks en helikopters ingezet om burgers in het noorden en elders te vermoorden en er zijn veel verslagen van martelingen.

    Artikel door Judy Beishon

    In Jisr al-Shughour vielen zowat 200 doden. Onder deze doden waren er ook 120 soldaten. Lokale inwoners stelden dat de soldaten werden omgebracht door speciale eenheden van het leger die optraden tegen al wie weigerde om ongewapende burgers neer te schieten. In de stad Homs verklaarde een overloper van het leger dat de Syrische regering scherpschutters inzette tegen de soldaten om hen ertoe aan te zetten dan toch te schieten op ongewapende betogers.

    Meer dan 12.000 vluchtelingen trokken naar Turkije, maar de situatie in de geïmproviseerde vluchtelingenkampen daar is zo slecht dat sommigen al zijn terug gekeerd. Anderen zijn naar Libanon gevlucht. Naar schatting vielen al 1600 burgerslachtoffers en werden 10.000 mensen opgepakt sinds het begin van de acties drie maanden geleden.

    Oppositie

    De repressie van het regime van president Assad is meedogenloos. Maar toch volstaat dit niet om de oppositiebeweging het zwijgen op te leggen. Deze oppositie haalde inspiratie bij de opstanden in andere landen in de regio en heeft geen nationale leiders. De beweging ontwikkelt niet rechtlijnig, maar is in het algemeen aan het groeien. Geleidelijk aan zijn er zowat alle provincies van het land vormen van oppositie tegen het regime.

    Het begon met geïsoleerde protestacties tegen politiegeweld, maar stilaan werden meer eisen naar voor gebracht. Het feit dat het regime met harde repressie antwoordde, zorgde voor een uitbreiding van de eisen.

    Activisten zoals die van de “Lokale coördinatiecomités” roepen nu niet enkel op voor het einde van het militaire bewind, maar ook voor het ontslag van de president en de overgang naar een pluralistische democratie: “Een burgerlijke staat die aan alle Syriërs toebehoort en niet aan een individu, een familie of een partij.” Ze weigeren iedere dialoog die er enkel op gericht is om tijd te winnen voor het regime.

    “De bevolking wil het regime weg”, is een populaire slogan op de betogingen. Op de dag dat Assad zijn laatste publieke toespraak hield, op 20 juni, waren er kwade reacties en betogingen in 19 steden, waaronder Damascus, waarbij de betogers riepen: “Leugenaar”.

    Er waren een aantal erg grote betogingen, zoals de 100.000 betogers op een begrafenisstoet in Hama op 3 juni. Er waren ook verslagen van tal van kleine acties met sit-ins bij mensen thuis die op video worden gezet en via het internet verspreid worden of nachtelijke protestacties. Daarnaast blijven de gewone vrijdagsprotesten doorgaan.

    De betogers roepen slogans als “Syrië is één” waarmee ze duidelijk maken dat ze voor een niet-sectaire benadering staan. Mensen van alle groepen in de samenleving nemen deel aan de beweging. De Soennitische moslims – goed voor 75% van de bevolking – vormen de grootste groep in de beweging. Het is na hun vrijdaggebeden dat veel massaprotesten plaats vinden.

    Er is nochtans een gevaar van verdeeldheid. De wreedheden van de gewapende krachten van Assad, grotendeels geleid door mensen uit de Alawitische minderheid (een afsplitsing van de sjiieten), leiden tot reacties op religieuze en etnische basis. Dat is zeker het geval onder Soennieten op het platteland. Er zijn ook signalen die er op wijzen dat provocateurs van de staat de sectaire tegenstellingen op de spits drijven. Dat gebeurt ook door kleine rechtse islamitische groepen.

    Dictatoriaal regime

    De afgelopen 41 jaar hebben Hafez Assad en nadien zijn zoon Bashar een repressief, seculier eenpartijregime geleid. De top van het leger en de veiligheidsdiensten is in handen van de Alawieten, die nochtans slechts goed zijn voor minder dan 10% van de 22 miljoen inwoners van het land. De Alawieten spelen ook een erg grote rol in de bedrijfswereld. Om de geprivilegieerde positie van de elite veilig stellen, aarzelde Assad evenwel niet om ook steun te zoeken bij de toplaag van Soennietische en Christelijke zakenlui die een aantal toegevingen bekwamen.

    De Syrische bevolking bestaat uit tal van religieuze strekkingen, waaronder Soennieten, Sjiieten, Alawieten, Christenen en Druzen. Er zijn ook verschillende nationaliteiten en etniën: Assyriërs, Koerden, Palestijnse vluchtelingen, Turkmenen en Armeniërs. De Alawieten hebben een dominante positie, maar zijn onderling niet homogeen. Er zijn spanningen tussen rivaliserende groepen binnen de Alawieten.

    In zijn toespraak van 20 juni legde Assad de verantwoordelijkheid voor het protest bij buitenlandse machten en ‘criminelen’. Die waren volgens hem de bron van het geweld. Hij beloofde om stappen te zetten in de richting van een meerpartijenstelsel, om corruptie te bestrijden en om de rol van zijn Baath-partij te beperken en de legerleiders meer verantwoording te laten afleggen. Aan deze beloften werd weinig geloof gehecht.

    In april kondigde de regering aan dat de intussen 48 jaar durende “noodtoestand” werd opgeheven. Dat maakte weinig verschil uit, de minister van binnenlandse zaken zei meteen ook dat betogingen niet zouden worden toegelaten.

    Assad weet dat het niet mogelijk is om elke stad te vernietigen op een zelfde wijze als zijn vader dit met Hama deed in 1982 (toen werden 40.000 Soennieten omgebracht). Daarom wordt nu geprobeerd om met een aantal beloften het protest in te dijken.

    Een cruciale vraag is hoe lang het leger een betrouwbaar instrument van Assad zal blijven. Er is nog geen sprake van desertie op grote schaal, maar er zijn toch heel wat gevallen van desertie. De meeste gewone soldaten zijn Soennieten. Voor de oppositie is het belangrijk om steun te zoeken bij de gewone soldaten.

    Op dit ogenblik is er een factor die ervoor zorgt dat het leger intact blijft en mogelijk ook de kapitalistische orde zal blijven opleggen als Assad eventueel van het toneel moet verdwijnen. Deze factor is het bestaan van de paramilitaire krachten die door het regime worden ingezet voor de ergste brutaliteiten. Zo is er de beruchte “Vierde divisie” onder leiding van de broer van de president of de paramilitaire Shabiha-bendes.

    Steun voor het regime

    Assad kan nog steeds rekenen op een belangrijke ‘steun’ van delen van de bevolking. Dat is zeker het geval in de twee grootste steden, Damascus en Aleppo, waar de helft van de bevolking van het land woont. De centrale gebieden van deze steden werden nog niet geraakt door oppositieprotest. Er waren een aantal betogingen in beide steden, maar er waren ook grote betogingen om Assad te steunen. Die laatste betogingen werden uiteraard door het regime gestimuleerd, maar er is een bredere steun dan dat.

    De situatie in de grote stedelijke centra is niet verwonderlijk. De oppositiebeweging is nog maar enkele maanden oud en heeft geen programma of leiding waarmee het bredere lagen van de bevolking kan overtuigen van een leefbaar alternatief. Het vertrouwen in een alternatief is van groot belang, zeker als oppositie-activiteiten kunnen leiden tot arrestaties, martelingen en mogelijk de dood.

    Een programma dat de arbeiders verenigt in de strijd tegen het regime is van essentieel belang als antwoord op de angst onder de bevolking voor een ontwikkeling van oorlog. De bevolking heeft gezien wat er gebeurde in Irak, Afghanistan, Libië en voorheen in Libanon.

    Ondanks de breed verspreide armoede en het ontbreken van democratische rechten, wordt Assad niet zo universeel gehaat als Moebarak dat was in Egypte of Ben Ali in Tunesië. Dat komt omdat Assad tot op zekere hoogte inging tegen de imperialistische machten, waaronder ook de beschermeling van het imperialisme: Israël.

    Al deze factoren maken het voor Assad mogelijk om aan de macht vast te houden, maar de oppositiebeweging laat steeds meer merken dat ze niet zal zwijgen omwille van de angst voor repressie. Een terugkeer naar de voorheen bestaande opgelegde rust is erg onwaarschijnlijk. De beweging kan op ieder ogenblik verder escaleren en de president tot ontslag dwingen, net zoals dit eerder in Egypte en Tunesië gebeurde. Er is een enorme woede in Syrië en deze woede groeit aan als direct gevolg van de brutaliteiten van het leger en de politie en de weigering van Assad om reële toegevingen te doen.

    De woede wordt ook aangevuurd door de onderliggende financiële onzekerheid: er is een hoge werkloosheidsgraad, sterke inflatie en de olieproductie loopt ten einde. De economie kent heel wat problemen als gevolg van het huidige geweld, dat leidt immers tot een afname van investeringen en het wegblijven van toeristen. Assad verwees in zijn toespraak naar het gevaar van een economische ineenstorting. Als de economische situatie er verder op achteruit gaat, kan dit leiden tot een groei van de actieve oppositie tegen het regime dat niet in staat is om een degelijke levensstandaard aan te bieden.

    Rol van het imperialisme

    Onder druk van beschuldigingen dat ze Khadaffi in Libië weg willen, maar dictators als Assad gerust laten, beginnen een aantal Westerse machten te pleiten voor sancties tegen Syrië. Anderzijds werd de afgelopen periode geprobeerd om Syrië meer in hun invloedssfeer te krijgen en de invloed van Iran te beperken. Het is dan ook niet in het belang van de imperialisten dat Assad zou verdwijnen, er wordt eerder gepleit voor hervormingen of een “stap opzij” voor Assad.

    Onder de oppositie is er terecht een grote vijandigheid tegenover een Westerse militaire interventie. Dat zou niet in het belang van de arbeiders en armen in het land zijn. Een militaire interventie wordt op dit ogenblik niet ernstig overwogen door de Westerse heersende klasse en dit omwille van een aantal redenen. Er is het feit dat de NAVO al in de problemen komt door de operaties in Afghanistan en Libië. Bovendien is het moeilijker om in Syrië tussen te komen dan in Libië dat grote woestijngebieden kent en een duidelijke geografische splitsing tussen de krachten van het regime en die van de oppositie. Verder is er in Syrië steeds de dreiging van een regionale oorlog. Het land heeft een geopolitiek erg belangrijke positie: het grenst aan Israël, Libanon, Jordanië, Irak en Turkije. Er zijn belangen van Rusland en China, waarbij deze landen ingaan tegen een poging om te komen tot een VN-resolutie die de Syrische repressie veroordeelt. Ook Iran is betrokken partij omdat er veel Iraanse investeringen in Syrië zijn en dit een belangrijke regionale bondgenoot is.

    Welk alternatief?

    Als Assad eventueel van de macht verdwijnt, zijn er tal van pro-kapitalistische figuren die graag de macht zouden overnemen. Er zijn genoeg dergelijke figuren in het buitenland en ongetwijfeld zullen er ook in Syrië zelf opduiken. De legerleiding zou ongetwijfeld proberen om de eigen positie veilig te stellen of toch minstens als scheidsrechter op te treden, zoals dit eerder in Egypte gebeurde.

    Om te vermijden dat het ene ondemocratische regime van uitbuiters wordt vervangen door een ander, is er nood aan een alternatief vanuit de arbeidersbeweging. De arbeidersbeweging moet opkomen voor een socialistisch alternatief en een strategie naar voor schuiven om tot dat alternatief te komen.

    Daarbij is het belangrijk om niet-sectaire democratisch verkozen comités van arbeiders en armen op te zetten in alle bedrijven en wijken. Deze comités moeten zich regionaal en nationaal verbinden om een algemene staking of andere acties te organiseren waarmee het huidige regime aan de kant kan worden geschoven en de basis worden gelegd om een socialistische regering van arbeiders en armen te vestigen.

    Zo’n regering zou de sleutelsectoren van de economie en de natuurlijke rijkdommen inzetten om iedereen een degelijke levensstandaard aan te bieden, volledige democratische rechten te garanderen voor alle onderdelen van de samenleving,… Er zou tenslotte ook samenwerking nodig zijn met gelijkaardige regimes in de buurlanden en dit in het kader van een socialistische confederatie van de regio.

    • Eenheid van alle arbeiders en armen, los van hun religie, nationaliteit of etnische afkomst
    • Voor democratische strijdcomités op de werkvloer en in de wijken, voor de verdediging van de beweging tegen de repressie en voor het voort ontwikkelen van de strijd.
    • Voor onafhankelijke vakbonden en een nieuwe massale partij van arbeiders en jongeren
    • Voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering. Voor een regering van arbeiders en armen met een socialistisch beleid
  • Blokkade van Gaza strekt zich uit tot Griekse havens

    Nadat het Ierse schip dat deel uitmaakt van de vrijheidsvloot naar Gaza werd gesaboteerd, werd opnieuw een stap verder gegaan. Het Israëlische regime wil er alles aan doen om de onmenselijke blokkade van de bevolking op Gaza te behouden. Daartoe wordt de blokkade zelfs uitgebreid tot de Griekse havens. Een reactie door Paul Murphy.

    “Het optreden van de Griekse regering die de Israëlische blokkade van Gaza ook in de Griekse havens wil opleggen, is schandalig. Er werd met gemaskerde commando’s op het Amerikaanse schip, de ‘Audacity of Hope’, binnengevallen. Dat gebeurde in samenwerking met het Israëlische establishment dat er alles aan wil doen om te vermijden dat humanitaire hulp naar Gaza wordt gebracht. Activisten in Griekenland proberen de druk op de Griekse autoriteiten op te voeren om een andere koers te varen. Ik roep de Griekse bevolking om op zoveel mogelijk te protesteren. Het ziet er evenwel naar uit dat de Griekse regering voet bij stuk zal houden en dat haar beslissing het einde van de Vrijheidsvloot betekent.

    “De Israëlische staat heeft nog eens aangetoond dat ze tot alles bereid is om de belegering van de bevolking op de Gazastrook in stand te houden. Dat is ook waarom de Israëlische veiligheidsdiensten overgingen tot de sabotage van de MV Saoirse, de Ierse boot die deel zou uitmaken van de vloot en de enige boot was die niet in een Griekse haven lag. Die sabotage was een vorm van terrorisme waarbij het leven van de opvarenden op het spel werd gezet.

    “We zijn erg ontgoocheld, maar meer dan ooit vastberaden om de levensomstandigheden op Gaza bekend te maken en om de blokkade te breken. De situatie ter plaatse is in tegenspraak met de propaganda van het Israëlische establishment waarmee een poging wordt gedaan om de argumenten van de vloot onderuit te halen. Maar liefst 66% van de bevolking op Gaza kent voedselonveiligheid, 80% is afhankelijk van buitenlandse hulp en 300.000 mensen moeten rondkomen met minder dan een dollar per dag. Die cijfers zijn allemaal erger geworden sinds het opleggen van een blokkade van Gaza, een maatregel die een collectieve afstraffing van de bevolking betekent.

    “Ik wil de organisatoren van het Ierse schip naar Gaza en van de vrijheidsvloot bedanken voor hun enorme inspanningen. Het was een inspirerende ervaring om samen met anderen een poging te ondernemen om naar Gaza te trekken. Ik ben er vast van overtuigd dat het ons zal lukken om terug te keren en de blokkade te breken.

    “De revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten tonen de enorme hoop dat zelfs de meest erge onderdrukking door de Israëlische staat kan worden verslagen door een massabeweging. Ik zal samen met de linkse socialisten in Israël/Palestina, de Socialistische Strijdbeweging, blijven opkomen voor een verenigde beweging van Palestijnen, de Arabische massa’s in het algemeen, en de Israëlische joodse arbeiders tegen het rechtse Israëlische establishment en om samen te strijden voor een echt onafhankelijk socialistisch Palestina naast een socialistisch Israël als onderdelen van een socialistische confederatie van de regio.”

  • “Met de vloot willen we de blokkade van de Gazastrook doorbreken”

    Europees parlementslid Paul Murphy op de flotilla

    Het linkse socialistische parlementslid Paul Murphy (Socialist Party, Ierland) neemt deel aan de hulpvloot die humanitaire hulp wil brengen aan de bevolking van de Gazastrook. In 2010 was er al zo’n hulpvloot, maar die werd in internationale wateren aangevallen door het Israëlische leger. We spraken met Paul Murphy net voor zijn vertrek.

    Interview uit de zomereditie van ‘De Linkse Socialist’ die morgen beschikbaar is

    Waarom neem je deel aan de Flotilla?

    Paul: “Mijn beslissing om aan de Freedom Flotilla deel te nemen, is in de eerste plaats gebaseerd op de verschrikkelijke omstandigheden van de bevolking op de Gazastrook. Het Israëlische regime laat zelfs geen essentiële medicijnen of bouwmateriaal toe. Het doel van de Flotilla is om de blokkade van Gaza te doorbreken door er medische hulp en bouwmateriaal te leveren en tegelijk willen we met deze hulpvloot de blokkade en de impact daarvan op de bevolking in het voetlicht plaatsen.

    “De Gazastrook is een van de dichtst bevolkte gebieden ter wereld. Er leven 1,6 miljoen mensen opeengepakt op 360 km². De omstandigheden zijn er verschrikkelijk en worden steeds erger door de Israëlische blokkade. Volgens de VN liep de werkloosheidsgraad eind 2010 op tot 45,2%. Het aantal mensen dat met minder dan 1 dollar per dag moet overleven, is verdubbeld tot 300.000. De lonen zijn met ongeveer een derde afgenomen sinds het begin van de blokkade.

    “De blokkade van Gaza werd door de Israëlische staat opgelegd nadat Hamas de verkiezingen won, de blokkade gaat zijn vijfde jaar in. Dit is een collectieve afstraffing van de bevolking van Gaza omdat voor Hamas werd gestemd. Het is een inbreuk op de mensenrechten en de democratische rechten om een bevolking te straffen omdat ze ‘verkeerd’ stemmen.”

    Wat is jouw reactie op wat vorig jaar gebeurde met de Flotilla?

    Paul: “De aanval van het Israëlische leger op de Flotilla maakte duidelijk dat het establishment denkt dat het ongestraft kan doen wat het wil zonder rekening te houden met internationale regels of mensenrechten. Ik sprak met een aantal deelnemers aan de hulpvloot van vorig jaar die de moord op negen vreedzame activisten hebben gezien. Ze getuigden dat de brutaliteit van het Israëlische leger bijzonder extreem was.

    “Ik heb heel veel respect voor de vastberadenheid van de vele activisten die humanitaire hulp willen bieden aan de belegerde bevolking van Gaza. Toen ik hoorde dat er een nieuwe hulpvloot zou komen en dat naar publieke vertegenwoordigers werd gezocht om mee te reizen, dacht ik dat dit een goede kans was om mijn solidariteit met de Palestijnse bevolking te betuigen en hopelijk zal mijn aanwezigheid ook een vorm van bescherming bieden voor de andere activisten op het schip.”

    Wie trekt naar Gaza?

    Paul: “Er zijn honderden activisten die op een paar dagen tijd zullen proberen om de blokkade van Gaza te doorbreken. Deze mensen komen uit verschillende groepen die actief zijn rond de rechten van de Palestijnen alsook van verschillende politieke organisaties. Er is nog een ander lid van het Europees Parlement dat zal meereizen, Willy Meyer van het Spaanse Izquerda Unida (Verenigd Links).”

    Zal het lukken om in Gaza binnen te geraken?

    Paul: “Dat is volledig afhankelijk van het Israëlische establishment en het leger. Als zij beslissen om de boten opnieuw aan te vallen, wat waarschijnlijk is, zullen we niet in staat zijn om daar echt tegen in te gaan. Maar als ze dat doen, kan dat wereldwijd tot massaal protest leiden. Vorig jaar was er al heel wat protest na de aanval op de hulpvloot.

    “Als we in Gaza geraken, zullen we onze humanitaire hulp bezorgen en enkele dagen blijven voor een reeks van meetings en discussies. We willen spreken met mensenrechtenactivisten en anderen in Gaza. Ik zou zeker ook willen discussiëren met vakbondsmilitanten die de afgelopen jaren actief waren in verschillende stakingsacties.

    Zorgt het openen van de grenspost in Rafah (tussen Egypte en de Gazastrook) er niet voor dat deze hulpvloot eigenlijk overbodig is?

    Paul: “Neen en dat omwille van twee redenen. Ten eerste is de grensovergang aan Rafah niet volledig geopend. De Egyptische autoriteiten kondigden aan dat de grensovergang eind mei zou worden geopend. Burgers mogen de grens oversteken, maar er mag geen handelswaar passeren. De bevolking kon wel de grens oversteken om goederen en medicijnen in Egypte te kopen. Maar begin juni besliste Hamas om de grens zelf te sluiten. Er werd gezegd dat dit een reactie was op de lange wachtrijen aan de grenspost en tegen de onaangekondigde Egyptische beslissing om de grenspost een dag eerder dicht te houden. Wat ook de ware motivatie is, feit is dat de kwestie niet is opgelost.

    “Ten tweede zou de hulpvloot ook bij een volledige opening van de grensovergang in Rafa nodig blijven. De bevolking van Gaza mag niet afhankelijk worden van slechts één grensovergang. De Israëlische blokkade maakt het onmogelijk om van de zeehavens in Gaza gebruik te maken zonder Israëlische bemoeienissen.”

    Wat is de impact van de revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten op de ontwikkelingen in Israël en Palestina?

    Paul: “Deze revoluties hebben een grote invloed. Er waren doorheen de regio betogingen en solidariteitsacties met de onderdrukte Palestijnse massa’s. Tegelijk haalt ook de Palestijnse bevolking inspiratie bij de revolutionaire gebeurtenissen in de regio. Het is geen verrassing dat de betogingen op Nakba [“catastrofe” in het Arabisch, de herdenking van de vestiging van de staat Israël waarbij naar schatting 700.000 Palestijnen het land werden uitgezet] zowel in Israël als in de bezette gebieden een grote opkomst kenden. De revoluties zorgden ook voor een grotere druk op Hamas en Fatah die gesprekken aanknoopten voor een regering van nationale eenheid.

    “In de protestacties wordt een grote rol gespeeld door een nieuwe generatie van Palestijnse jongeren. De beweging bereikt stilaan een momentum. Op 15 maart waren er grote acties in verschillende steden op de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. Op 15 mei (Nakba) waren er zoals eerder gezegd ook grote acties. En daarnaast is er het begin van een massabeweging van Palestijnse vluchtelingen in Arabische landen. In de buurt van de Golanhoogte waren er op 5 juni confrontaties aan de grens waarbij het Israëlische leger meer dan 20 Palestijnen ombracht en er ook honderden gewonden vielen.

    “De Israëlische regering probeert de revoluties te gebruiken om angst te zaaien onder de Israëlische joden. Die worden bang gemaakt met de dreiging van de krachten van de politieke islam. Het is een traditionele tactiek van het Israëlische kapitalistische establishment om te benadrukken dat het land wordt omringd door vijanden en dat dit een ‘nationale eenheid’ vereist, zeker nu een belangrijke bondgenoot als de voormalige Egyptische dictator Moebarak van het toneel is verdwenen. Tegelijk wordt het voor het establishment wel moeilijk om zichzelf voor te stellen als de enige ‘democratie’ in de regio die zich moet beschermen tegen de dictaturen.

    “Uit mijn bezoek aan Tunesië en uit verslagen van linkse socialisten die onder meer Egypte bezochten, blijkt dat de toekomst van de revoluties nog onzeker is. De krachten van de contrarevolutie organiseren zich om hun macht te consolideren. Als de revolutie niet vooruit gaat en de arbeidersklasse en de armen de volledige democratische controle over het beheer van de samenleving en de economie niet overnemen, zal de hoop van de mensen die de dictators hebben omvergeworpen spijtig genoeg niet ingelost worden.”

    Hoe sta je tegenover Hamas?

    Paul: “Ik heb de verkiezingsoverwinning van Hamas in Gaza in 2006 steeds erkend en me verzet tegen de blokkade door de Israëlische staat. Volgens mij was Hamas in staat om steun te winnen als gevolg van de groeiende frustraties en ontgoochelingen onder de Palestijnen in het vredesproces van Oslo waaraan de Fatah-vleugel van de PLO onder Arafat deelnam. Daarenboven was er een groeiend ongenoegen tegenover de corruptie en het nepotisme van de Palestijnse Autoriteit onder Fatah.

    “Maar ik heb wel ernstige meningsverschillen met de politieke leiding van Hamas. In essentie is Hamas een rechtse organisatie met een beleid dat ingaat tegen de belangen van de arbeidersbeweging, de vakbonden en socialisten. Hamas biedt geen enkele weg vooruit en kan niet zorgen voor een duurzame onafhankelijkheid in Palestina.

    “Ik ben het niet eens met de strategie en de tactiek waarmee Hamas tot een onafhankelijk Palestina hoopt te komen. Ik verdedig het recht van de Palestijnse bevolking op zelfbeschikking en zelfverdediging tegenover de Israëlische staat, maar ik verzet me tegen de methode van zelfmoordaanslagen of het afvuren van raketten op Israëlische burgers. Volgens mij spelen dat soort acties in de kaart van het rechtse politieke establishment en de Israëlische staatsmachine. Dat zal de regio niet dichter bij blijvende vrede brengen en het zal evenmin leiden tot een onafhankelijke Palestijnse staat. Het laat het Israëlische establishment toe om de angst onder de bevolking te versterken en de gewone Israëlische arbeiders aan de rechtse partijen te laten scharen op basis van propaganda rond het veiligheidsthema.”

    Hoe kan een Palestijnse staat dan wel worden bereikt?

    Paul: “De zogenaamde ‘Arabische Lente’ – in feite revoluties en opstanden in Noord-Afrika en het Midden-Oosten – toont eens te meer aan dat massaal verzet en collectieve actie door de onderdrukten tegen de onderdrukkers de meest efficiënte methode is om tot verandering te komen. De eerste Palestijnse massale opstand in 1987 – de eerste Intifada – schokte de Israëlische heersende klasse en het imperialisme. Het zorgde ervoor dat het Israëlische regime tot onderhandelingen werd gedwongen. Dat leidde tot het Oslo-akkoord van 1993, een akkoord dat geen oplossing vormde voor de Palestijnen.

    “Een nieuwe ontwikkeling van massastrijd is volgens mij van cruciaal belang om de strijd vooruit te helpen. Daartoe mag geen enkel vertrouwen in de verschillende Westerse machten worden gevestigd. Die machten laten af en toe uitschijnen dat ze de Palestijnse bevolking steunen, maar dat is niet het geval.

    “In de plaats daarvan is er nood aan revolutionaire bewegingen van de Palestijnse massa’s samen met de bewegingen in de rest van de regio en ook van de Israëlische arbeiders en armen. Zo’n bewegingen moeten de beweging om corrupte regimes in de regio omver te werpen voort zetten en overgaan tot het omverwerpen van het rechtse Israëlische establishment. Ze moeten opkomen voor een socialistisch Palestina naast een socialistisch Israël als onderdelen van een socialistische confederatie van het Midden-Oosten.

    “Op dit ogenblik wordt gediscussieerd over een mogelijke onafhankelijkheidsverklaring van Palestina bij de Verenigde Naties op 1 september. Het is begrijpelijk dat onder veel Palestijnen de hoop leeft dat er op 1 september een onafhankelijke Palestijnse staat tot stand zal komen. Het is mogelijk dat er op 1 september een vorm van erkenning voor de Palestijnen komt, maar dit zal niet tegemoet komen aan de verwachtingen van de Palestijnse bevolking. Het Israëlische regime zal nooit toelaten dat er een echte onafhankelijke Palestijnse staat komt met Jeruzalem als gedeelde hoofdstad. Israël mag dan al meer geïsoleerd lijken te staan op dit ogenblik, het kan op de steun van de VS en andere Westerse machten blijven rekenen. Zij hebben Israël als belangrijke bondgenoot nodig in een regio waar de positie van het Westerse imperialisme onzeker is op dit moment.

    “Om tot een echte oplossing te komen, moet het huidige politieke regime in Israël omver geworpen worden. Daartoe is de Israëlische arbeidersklasse een cruciale bondgenoot. Het is belangrijk om te benadrukken wat velen ter linkerzijde al eens vergeten: ondanks de massale propaganda in Israël en het militaire karakter van de samenleving, kent ook Israël een klassensamenleving.

    “Dat bleek recent opnieuw bij het protest tegen de prijsstijgingen of met belangrijke stakingsacties van de sociale werkers, de dokters, het spoorpersoneel en de chemie-arbeiders in Haifa. In die acties waren zowel Israëlische Joden als Israëlische Arabieren-Palestijnen betrokken. Deze strijdbewegingen worden actief ondersteund door mijn Palestijnse en Joodse kameraden van de Socialistische Strijdbeweging (Maavak Sozialisti, maavak.org.il) die ook actief zijn in de strijd tegen de bezetting en de onderdrukking van de Palestijnen. Zij komen op voor eenheid van Joodse en Arabische arbeiders in de strijd tegen de Israëlische kapitalistische klasse. Ik denk dat een meerderheid van de Israëlische arbeiders en armen met een klassenbenadering gewonnen kan worden voor een verenigde strijd tegen de gemeenschappelijke vijand. Begin juni was er overigens een moedige betoging in Tel Aviv tegen de bezetting, Maavak Socialisti speelde daar een prominente rol in.

    Wat kunnen we internationaal doen om de strijd van de Palestijnse bevolking te steunen?

    Paul: “Er zijn heel wat discussies rond de oproep ‘BDS’: boycot, desinvesteren en sancties. De voorstanders van BDS als centrale tactiek stellen dat een boycot van Israëlische producten en instellingen een tactiek is die wereldwijd kan worden toegepast. Ik begrijp dat sommigen voor zo’n campagne zijn, maar ik denk niet dat een algemene boycot de beste manier is om op te komen voor de rechten van de Palestijnen.

    “Bepaalde vormen van boycot of sancties, zoals rond de wapens die worden gebruikt in de bezette gebieden of goederen geproduceerd in Joodse nederzettingen, zouden een nuttige rol kunnen spelen zeker als deze boycot wordt georganiseerd door de vakbonden.

    “Maar in het algemeen denk ik dat het politieke establishment een algemene boycot als propagandamiddel zou gebruiken om de wig tussen de Israëlische arbeiders en de Palestijnse massa’s te vergroten. Het zou de Israëlische staat toelaten om verder te gaan met de propaganda rond het idee dat de Israëlische Joden alleen staan en moeten opboksen tegen de hele wereld en dus maar best de nationale eenheid centraal stellen. In die zin kan een oproep voor een algemene boycot de chauvinistische rechterzijde in Israël versterken en het moeilijker maken om Israëlische Joodse arbeiders over te winnen terwijl dat essentieel is om tot een blijvende oplossing te komen.

    “In de plaats van een boycot-campagne wil ik iedereen oproepen om deel te nemen aan protestacties tegen de wijze waarop de Israëli’s de Palestijnse bevolking behandelen en om het recht van de Palestijnen op een echte onafhankelijke staat te verdedigen. Dat moet zeker ook in de vakbonden worden bediscussieerd.”

  • Ierse schip naar Gaza gesaboteerd…

    Deze week werd bekend dat het Ierse schip dat deel uitmaakt van de Freedom Flotilla 2 werd gesaboteerd terwijl het in de haven lag. De schade was potentieel levensbedreigend voor wie met deze boot ging meevaren, maar gelukkig werd de schade tijdig opgemerkt. Een aantal opvarenden, waaronder Europarlementslid Paul Murphy, zetten hun tocht verder op het Italiaanse schip dat deel uitmaakt van de hulpvloot.

    Reactie door Paul Murphy

    De bekendmaking van het feit dat de Ierse boot MV Saoirse werd gesaboteerd waarbij levens op het spel werden gezet, is ernstig. Alle bewijs wijst in de richting van de schuld van de Israëlische staat in deze sabotage. Het is geen toeval dat twee van de boten die naar Gaza zouden varen op exact dezelfde wijze werden gesaboteerd met schade aan de schroef.

    Dit soort acties maakt duidelijk dat de Israëlische regering het meent als ze stelt dat ze alles in het werk wil stellen om de vloot tegen te houden. De regering kreeg daarbij impliciet groen licht van onder meer Hillary Clinton die daarmee mee de verantwoordelijkheid voor deze sabotage draagt. De sabotage leidt niet alleen tot duizenden euro schade aan de schepen, maar het was ook een bedreiging voor het leven van de opvarenden van deze schepen. Als we op volle snelheid naar Gaza waren gevaren, dan had dit tot een explosie kunnen leiden waarbij de boot tot zinken kon komen. Er is nood aan een onafhankelijk onderzoek om de sabotage van de schepen volledig te onderzoeken.

    Ik eis dat de Israëlische regering deze terreurdaden ten stelligste veroordeelt. Als zo’n verklaring er niet komt, moet de Ierse regering de Israëlische ambassadeur uit het land zetten.

    Ik ben ontgoocheld dat ik niet met de MV Saorise kan varen omwille van de opgelopen schade. Maar dit betekent niet dat ik niet naar Gaza zal varen om te protesteren tegen de aanhoudende blokkade en de virtuele gevangenschap van de 1,6 miljoen Palestijnen die op de Gazastrook wonen. Ik zal deelnemen aan de Italiaanse boot die als onderdeel van de Flotilla de komende dagen zal uitvaren.

    Het was een aangename ervaring om samen met de andere deelnemers van de MV Saoirse campagne te voeren, alle deelnemers hebben enorme opofferingen gedaan in de strijd tegen de blokkade van Gaza. De organisatoren en de bemanning hebben grote inspanningen verricht om de boot en de ploeg voor te bereiden. Het is een ontgoocheling dat we niet naar Gaza kunnen als gevolg van sabotage. Maar ik hoop dat we alsnog onze solidariteitsboodschap aan de Palestijnse bevolking zullen kunnen overmaken.

  • Paul Murphy over de Europese handelsrelaties met Palestina en de Flotilla

    Gisteren kwam Paul Murphy in het Europees Parlement tussen over de Flotilla, de vloot die hulp naar Gaza wil brengen. Ook sprak Paul eerder over de handelsrelaties met Palestina. Hij stelde dat de beslissing van de EU om de toegang tot haar markten te openen en de invoertarieven vanuit Palestina te beperken een positieve ontwikkeling is, maar in de praktijk weinig impact zal hebben gezien de blokkade van de bezette gebieden en de bijhorende beperkingen op export als gevolg van die blokkade. De export vandaag bedraagt nog slechts 2% van deze voor de blokkade. Gaza is in de praktijk een openluchtgevangenis. Paul Murphy neemt de komende weken deel aan de Freedom Flotilla II. (lees hier een interview met Paul daarover).


    Eerder interview met Paul Murphy over de Freedom Flotilla 2

  • Paul Murphy neemt deel aan “Freedom Flotilla II”

    Eind mei 2010 werd een hulpkonvooi dat humanitaire hulp naar de bevolking van de Palestijnse Gazastrook wou brengen aangevallen door het Israëlische leger. Er werd bijzonder repressief opgetreden. Nu komt er een nieuwe vloot van boten die hulp naar Gaza willen brengen. Onder de aanwezigen ook Europarlementslid Paul Murphy van de Ierse Socialist Party.

    Interview door de Socialist Party. Lees ook: onze eerste reactie op de aanval op het hulpkonvooi in 2010


    Wat is het doel van het hulpkonvooi?

    Paul: “Het doel is om de blokkade van Gaza door de Israëlische staat te doorbreken. De situatie op de Gazastrook is wanhopig, het lijkt op een dicht bevolkte openluchtgevangenis waarin meer dan 40% werkloos is en waar er een enorme armoede heerst. Wij willen broodnodige humanitaire hulp zoals medicijnen brengen.”

    Waarom ga jij mee met dit konvooi?

    Paul: “Velen waren woedend toen ze zagen hoe de boot Mavi Marmara vorig jaar werd aangevallen door het Israëlische leger waarbij negen activisten werden vermoord en tientallen anderen gewond raakten. Toen ik hoorde dat er een nieuw hulpkonvooi kwam en er gezocht werd naar personaliteiten om mee te gaan, dacht ik dat dit een goede gelegenheid was om mijn solidariteit met de Palestijnse bevolking te betuigen en tegelijk hopelijk een zekere bescherming aan de andere activisten op de boot te geven.”

    Wat zal er gebeuren als jullie Gaza bereiken?

    Paul: “Dat is niet volledig duidelijk. Jammer genoeg is het meest waarschijnlijke scenario dat de Israëlische staat opnieuw zal proberen te verhinderen dat de schepen Gaza bereiken. Mogelijk zullen ze dat met dezelfde gewelddadige taktieken doen als de vorige keer. Ik hoop uiteraard dat we Gaza zullen bereiken, de hulp kunnen bezorgen aan wie dit nodig heeft en discussies kunnen hebben met vertegenwoordigers van de gemeenschap en met activisten.”

    Hoe kan dit hulpkonvooi een bijdrage leveren aan blijvende vrede in het Midden-Oosten?

    Paul: “De hulpvloot vestigt de aandacht op wat er in Gaza gebeurt en het maakt de Palestijnse bevolking duidelijk dat ze vrienden en aanhangers hebben doorheen de wereld. De revoluties tegen de corrupte dictaturen doorheen het Midden-Oosten en Noord-Afrika tonen aan dat grote bewegingen kunnen ontwikkelen. Deze bewegingen hadden een reële impact in zowel de bezette gebieden als in Israël. Er moet volgens mij gebouwd worden aan een massale revolutionaire beweging die de Palestijnse massa’s en de Israëlische arbeidersklasse samen organiseert naar het voorbeeld van de massa’s in andere landen van de regio. Dat kan de strijd tegen de corrupte elites in de regio versterken en tevens het einde van het rechtse Israëlische establishment inluiden. Het moet de basis vormen voor het opzetten van een socialistisch Palestina naast een socialistisch Israël als onderdelen van een socialistische confederatie van het Midden-Oosten.”

  • Imperialistische interventie brengt revoluties geen stap verder

    Imperialistische interventie brengt revoluties geen stap verder

    Dossier door Geert Cool uit de juni-editie van ‘De Linkse Socialist’

    Met de revolutionaire bewegingen in Tunesië en Egypte werd aangetoond dat verandering op basis van massastrijd terug op de agenda staat. Nu wordt duidelijk dat dit revolutionair proces complex verloopt en nieuwe uitdagingen opwerpt. Het verdrijven van dictators is niet overal eenvoudig en op zich volstaat het niet om tot reële verandering te komen.

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Geen vertrouwen in militaire interventie

    De oorlog in Libië is niet gericht op de verdediging van de gewone bevolking. Indien inbreuken op de mensenrechten het motief zouden zijn voor de interventie, waarom wordt dan niet in Bahrein of Jemen geïntervenieerd? De reden is eenvoudig: de dictators daar zijn betrouwbare bondgenoten van de Westerse grootmachten of het land heeft te weinig strategisch belang voor hen (Jemen).

    Ons verzet tegen de militaire interventie betekent niet dat we de rebellen in Benghazi aan hun lot overlaten. We denken alleen dat de arbeiders en armen in Libië zelf de strijd tegen Khadaffi in handen moeten nemen en daarbij geen millimeter vooruit komen als ze vertrouwen op diegenen die gisteren nog Khadaffi omarmden en wapens leverden. Na meer dan twee maanden van oorlog is Khadaffi nog steeds aan de macht. Het imperialisme lijkt aan te sturen op een opdeling van het land met een betrouwbare partner in het Oosten (rond Benghazi) om de toegang tot de grondstoffen zoals olie te garanderen. Een dergelijk regime zal voor een neoliberaal beleid staan, waarbij werkloosheid en armoede voor de meerderheid van de bevolking de norm is.

    Geen steun aan dictators!

    Dictator Assad in Syrië kan vreemd genoeg op veel krediet rekenen bij de PVDA in ons land. Het weekblad van die partij verwijst naar het standpunt van “de Syrische communisten” die stellen dat “alles had kunnen worden voorkomen mocht er voorrang gegeven worden aan de politieke logica in plaats van op de veiligheid te focussen.” Er wordt bovendien gesteld dat de acties “in het voordeel van onze vijanden werken, van de vijanden van ons nationaal project en van de krachten die het hervormingsproces willen blokkeren.”

    Het Syrische regime voert al jarenlang een privatiseringsbeleid en aarzelde in het verleden niet om bloedbaden onder de eigen bevolking aan te richten (onder meer in 1982). Wij hebben geen enkel vertrouwen in dergelijke dictaturen. Het is niet omdat ze beroep doen op een anti-imperialistische retoriek dat ze ook effectief bondgenoten zijn in de strijd tegen het imperialisme. De redenering dat de vijand van mijn vijand wel mijn vriend moet zijn, houdt geen rekening met de positie van de arbeiders en hun gezinnen en gaat er tegen in.

    Dood Bin Laden betekent niet het einde van de fundamentalisten

    De revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben de impact van de strategie van Al-Qaeda ondermijnd. Niet de terreuraanslagen, maar massastrijd door de arbeiders en armen kan verandering teweegbrengen. Het uitschakelen van Osama Bin Laden komt er op een ogenblik dat er amper steun voor is de terreur-optie. Het liquideren van Bin Laden werd in de VS aangegrepen om de intussen bijna 10 jaar aanslepende nederlaag als een overwinning te verpakken. Dit maakt echter geen einde aan de explosieve situatie in Afghanistan en Pakistan.

    Indien de revoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika niet worden voortgezet om fundamentele verandering te bekomen, kan dit leiden tot ontgoocheling en een hernieuwde steun voor individueel terrorisme en religieus fundamentalisme. Indien de revoluties zich wel verder ontwikkelen, is het niet uitgesloten dat ze ook navolging krijgen in Pakistan, Afghanistan, India,… waar het ongenoegen tegenover de prijsstijgingen en de corruptie steeds groter wordt.
    [/box]

    Tunesië en Egypte: revolutie voortzetten!

    Op 1 mei en in de daaropvolgende dagen werd in Tunis betoogd door honderden jongeren en arbeiders. Er is een grote frustratie omdat er geen echte verandering is gekomen. De werkloosheid blijft verder toenemen en de ‘nieuwe’ regering blijft verbonden met het oude regime. De radicale betoging in Tunis op 1 mei telde zowat 5.000 aanwezigen, ondanks repressie. De betogers waren duidelijk: “In naam de arbeiders moeten we deze revolutie voortzetten.”

    In Egypte krijgt de revolutionaire opstand een tweede adem. De regering beweert geen middelen te hebben om de levensstandaard te verbeteren en stelt dat het vrijemarktbeleid wordt voortgezet. Dat leidt tot protest. Op 1 mei gingen 4.000 textielarbeiders in Mahalla in staking om te protesteren tegen de prijsstijgingen en voor onafhankelijke vakbonden. Ook de dokters voerden nationale stakingsacties om een verhoging van het budget voor gezondheidszorg te eisen.

    De betogers in Egypte stellen terecht: “We hebben de dictator neergehaald, nu nog de dictatuur.” Het volstaat niet om een paar figuren aan de top weg te halen, het hele systeem waarop die figuren zich baseerden is rot en zal slechts nieuwe dictators voortbrengen.

    Het feit dat het protest in Tunesië en Egypte blijft aanhouden, toont aan dat gewoon verder doen zoals voorheen geen mogelijkheid meer is. De angst om te protesteren, is verdwenen en zal niet zomaar terugkomen. Dit moet worden aangewend om onafhankelijke arbeidersorganisaties zoals eigen vakbonden en partijen op te zetten met een programma van socialistische verandering.

    Libië en Syrië: arbeiders organiseren

    In Egypte en Tunesië zijn de dictators verdreven toen de arbeidersbeweging op een georganiseerde wijze op het toneel verscheen. Ook in Libië en Syrië moeten de arbeiders en armen zich organiseren om zelf het voortouw te nemen in het omverwerpen van de dictaturen in deze landen.

    De militaire interventie in Libië is niet enkel tegen Khadaffi gericht, maar heeft ook als doel om de golf van revoluties te stoppen vooraleer deze verder toeslaan in Saoedi-Arabië en de Golfstaten. Het imperialisme wil terug een greep op de situatie krijgen en betrouwbare marionettenregimes die de toegang tot de grondstoffen vrij laten voor het Westen.

    Bij het begin van de opstand verschenen in Benghazi slogans als: “Neen aan buitenlandse interventie, de Libiërs kunnen het zelf.” Dit standpunt staat vandaag misschien geïsoleerder in Libië, maar het blijft wel correct. Nu Khadaffi na verschillende weken van oorlog nog overeind blijft, zal de steun aan de interventie wellicht steeds meer in vraag worden gesteld. Het blijft noodzakelijk om de arbeiders en armen doorheen het hele land te organiseren en samen te brengen in een offensieve strijd tegen het regime van Khadaffi.

    Een militaire interventie in Syrië staat niet meteen op de agenda. Er is de militaire overbelasting van onder meer de VS, dat amper in staat is om de oorlogen in Irak, Afghanistan en Libië te bolwerken. Maar er is ook een vrees dat de sterke etnische en religieuze verdeeldheid van Syrië de basis kan vormen voor een Joegoslavisch scenario van geweld en burgeroorlog.

    Om zo’n scenario te voorkomen, moeten de arbeiders en jongeren hun eigen onafhankelijke organisaties opzetten. Er moeten comités in de wijken worden opgezet naast raden in de fabrieken. Die kunnen een stem en een organisatie geven aan de massa’s en de revolutie verdedigen. Er is nood aan een oproep om democratisch verkozen comités op te zetten op iedere werkvloer, in alle wijken, onder de gewone soldaten,…

    Oude regimes volledig opruimen

    Het volstaat niet om dictators af te zetten als ze worden vervangen door een andere groep van gangsters. De beweging moet zich organiseren en wapenen met een programma van socialistische verandering, waarmee wordt ingegaan tegen repressie, werkloosheid en miserie en ook tegen het imperialisme.

    Er moet van onderuit worden gebouwd aan democratische structuren om het opruimen van het oude regime te coördineren en tegelijk de orde en de bevoorrading te organiseren. Het zou de basis vormen voor een regering van vertegenwoordigers van de arbeiders en armen. Een dergelijke regering zou de reactie tegenhouden, democratische rechten verdedigen en beginnen met het invullen van de economische en sociale noden van de massa’s.

    Voor een volledige breuk met het regime is er nood aan een regering die de arbeiders en armen vertegenwoordigt. Zo’n regering zou onmiddellijk vrije verkiezingen organiseren en dringende maatregelen nemen om de levensstandaard te verbeteren. Socialisten zijn voor een revolutionaire democratische grondwetgevende vergadering en voor een regering van arbeiders en plattelandsarbeiders die op basis van een democratisch gecontroleerde economie in publieke handen de middelen inzet in het belang van de meerderheid van de bevolking.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop