Category: Midden-Oosten en Noord-Afrika

  • Syrië. Naar een uitzichtloze burgeroorlog?

    Iedere dag komen er nieuwe verslagen en beelden van bloedig geweld uit Syrië. Het regime van Assad aarzelt niet om het land in vuur en vlam te zetten terwijl de troepen van het Vrije Syrische Leger (VSL) overgaan tot sektarische wraakacties. Voor de massa’s komt het steeds op hetzelfde neer: bloedbaden, vluchtelingenstromen en humanitaire rampspoed. De afgelopen periode was de grootste stad van het land, Aleppo, het toneel van bloedig drama’s.

    Artikel door Baptiste (Waver) uit de septembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    Van deze stad hebben de gewapende oppositiekrachten sinds eind juli hun bolwerk gemaakt. Het is een centrale stad met een belangrijk industrieel gewicht. Tot voor kort bleef Aleppo grotendeels gespaard van het geweld, maar gezien de golf van dodelijk geweld doorheen het land was het slechts een kwestie van tijd vooraleer ook Aleppo geraakt zou worden. In juli alleen vielen er ongeveer 100 doden per dag. Kortom, het gaat om een bloedbad zoals dat van Houla in de maand juli maar dan wel op dagelijkse basis.

    Van massale opstand tegen de dictatuur van Bachar Al’Assad…

    Meer dan een jaar geleden, in maart 2011, ontwikkelde zich een opstand tegen het dictatoriale regime van Assad. Deze volksbeweging ontstond in de golf van revoluties en bewegingen van de zogenaamde ‘Arabische Lente’. Net zoals in Tunesië en Egypte wilden de massa’s een einde stellen aan de dictatuur die al decennialang aan de macht was alsook aan de corruptie van de elite. Het antwoord van het regime was duidelijk: harde repressie.

    Een dergelijke situatie vereist het opzetten van zelfverdedigingscomités van de arbeiders en armen om de werkplaatsen en wijken te beschermen tegen repressie en sectaire aanvallen. De eisen voor het einde van de dictatuur van Assad en voor democratie kunnen bovendien enkel gerealiseerd worden als ze verbonden worden met eisen voor een radicale verandering op economisch vlak. Als zo’n eisen ontbreken, is er het gevaar dat de val van een dictator slechts leidt een nieuwe dictatuur omdat de basis van het regime onaangetast overeind blijft. Het ontbrak in Syrië aan een arbeidersbeweging met een bewuste leiding die op onafhankelijke wijze voor systeemverandering opkwam.

    … naar burgeroorlog

    Een massabeweging met een enorm revolutionair potentieel heeft nood aan een programma en een vastberaden benadering om tot overwinningen te leiden. Zoniet is er ruimte voor de rechterzijde en contrarevolutionaire krachten. In Syrië traden prokapitalistische figuren en sectaire oppositiefiguren op de voorgrond, onder meer in de Nationale Raad van Syrië en het Vrije Syrische Leger. Dat gebeurde uiteraard met de even omvangrijke als hypocriete steun van reactionaire regimes uit de Golfstaten, Turkije en westerse imperialistische machten (Frankrijk, Groot-Brittannië en de VS). Er was zowel financiële als materiële (wapens) steun.

    De imperialisten zien Assad niet langer als een verdediger van hun belangen in de regio en proberen in te spelen op de ruimte die voor de contrarevolutie wordt gelaten door hun marionetten naar voor te schuiven. De Westerse imperialisten willen een nieuwe heersende kliek als veiligheidsmaatregel tegen de invloed van Iran in het conflict maar ook tegen een revolutionnaire ontwikkeling.

    Wat begon als een volksopstand in Syrië slaat stilaan om in een burgeroorlog met een scherpe toename van het aantal sectaire conflicten die gevolgen hebben voor de volledige regio. In Libanon waren er al vergeldingsacties tussen voor- en tegenstanders van Assad. De arbeiders, jongeren en armen betalen een hoge tol voor al dat geweld. Er vielen naar schatting al minstens 20.000 doden, honderdduizenden anderen zijn het land ontvlucht.

    Hoe zal het nu verder gaan?

    Het regime heeft de controle over grote delen van het land verloren. De val van Bachar Al’Assad lijkt een kwestie van tijd te zijn. Het feit dat steeds meer militaire en diplomatieke figuren overlopen, geeft de indruk van een trage ineenstorting van het regime. Hoewel het momenteel niet waarschijnlijk is, kan een paleisrevolutie evenmin worden uitgesloten.

    De val van Assad mag dan slechts een kwestie van tijd lijken, het einde van het verwoestende conflict in Syrië is veel minder in zicht. De westerse imperialistische en de regionale machten steunen momenteel vooral op het VSL en de operaties van milities. Dat is een poging om geen interventie zoals in Libië te moeten doen, een dergelijke operatie ligt in Syrië immers veel moeilijker gezien de omvang en de samenstelling van de bevolking en de kracht van het Syrische leger.

    Heel wat Westerse leiders vrezen dat de huidige strategie zal leiden tot een Pyrrusoverwinning, waarbij Assad wel verdwijnt maar er tevens een onhandelbaar moeras van langdurige sectaire conflicten overblijft. Dat zou bovendien regionale gevolgen hebben. De kapitalistische machten zijn alleszins niet in staat om democratie of een verbetering in de levensstandaard te brengen. Dat zal niet gerealiseerd worden met een interventie zoals in Libië maar ook niet door steun aan corrupte milities.

    De arbeidersbeweging moet de strijd in handen nemen

    In Egypte en Tunesië werd aangetoond dat eengemaakt verzet van de arbeiders, jongeren en armen de repressie kan stoppen en zelfs tot het einde van de dictatuur kan leiden. In Syrië staan de massa’s voor het gevaar van een bloedige burgeroorlog. De arbeidersbeweging is de enige kracht die dat kan voorkomen door te bouwen aan arbeiderseenheid boven iedere religieuze of etnische verdeeldheid die vandaag wordt aangewakkerd door de imperialisten en de kliek rond Assad. De arbeidersbeweging staat voor een enorme opgave, maar er is geen gemakkelijkere weg.

    Het revolutionaire proces is ook in andere landen in de regio niet afgelopen. Een nieuwe opleving van massa-strijd die tot overwinningen leidt, kan een groot effect hebben. Sinds de val van Moebarak is de arbeidersbeweging zich in Egypte bijzonder sterk aan het organiseren. Dat is van cruciaal belang en het kan een belangrijke rol spelen in verdere ontwikkelingen, zelfs indien vandaag de Moslimbroeders en de Hoge Raad van Strijdkrachten nog vooraan op het toneel staan. De verkiezing van een nieuwe strijdbare leiding voor de Tunesische UGTT kan ertoe leiden dat deze vakbondsfederatie de massa’s kan organiseren in stakingsdagen en het vertrouwen van de arbeidersbeweging in haar kracht om het systeem omver te werpen kan vestigen.

    Er is nood aan een socialistisch programma waarbij de belangen van alle werkenden, jongeren en armen worden verenigd, waarbij democratische eisen worden verbonden met eisen rond arbeids- en levensvoorwaarden en waarbij wordt opgekomen voor arbeidersbeheer en –controle op de economie. Met zo’n programma en een strijdbare arbeidersbeweging is het mogelijk om tirannen en imperialisten te verjagen.

  • Is er een alternatief op burgeroorlog in Syrië?

    De doodstrijd van Syrië gaat voort. Doorheen het land zijn er willekeurige aanvallen door troepen van het regime van Assad of milities van het regime. Er zijn sectaire wraakacties door de gewapende oppositie. Er is een vluchtelingenstroom en een humanitaire ramp. Is er een alternatief op de ontwikkeling burgeroorlog?

    Artikel door Niall Mulholland

    De tweede stad van het land, Aleppo, is het laatste brandpunt van de gevechten tussen gewapende oppositiekrachten en het Syrische leger. Sinds de rebellen Aleppo op 20 juli binnen trokken, zijn heel wat inwoners gevlucht naar Damascus of naar Turkije.

    De strijd voor Aleppo is voor beide kanten belangrijk. De stad is groter dan de hoofdstad en het belangrijkste economische centrum met een belangrijke industriële aanwezigheid. De rebellen van het Vrije Syrische Leger (VSL) trokken de stad binnen in een poging om te kapitaliseren op wat volgens hen een momentum was met de aanvallen op Damascus en het bombarderen van een bijeenkomst van de veiligheidsdiensten waarbij vier generaals omkwamen. Het Syrische leger haalt nu de zware middelen boven en is troepen rond Aleppo aan het verzamelen om haar offensief te voeren.

    Net zoals de rest van Syrië is Aleppo een lappendeken van religieuze en etnische groepen. De meerderheid van de bevolking in de stad wordt gevormd door de soennitische moslims en de Koerden. Er zijn ook Armeniërs en andere christenen van de Syrische, Maronitisch en Griekse orthodoxe kerken. Heel wat ambtenaren in de stad komen van de Alawitische sekte waar ook Assad toe behoort. Tot voor kort was er relatief weinig geweld in de stad. De strijd voor de stad zal ongetwijfeld leiden tot een forse stijging van de dodentol, het dagelijkse aantal doden in de maand juli werd op ongeveer 100 geschat.

    Volksbeweging

    De opstand van maart 2011 in Syrië begon als een oprechte volksbeweging tegen de politiestaat van Assad, de uitholling van de sociale welvaart, de enorme armoede en werkloosheid, de heerschappij van de rijke en corrupte elite. De dictatuur van Bashar al-Assad reageerde op de grootste protestacties tegen de 40 jaar van dictatuur met harde repressie.

    Het geweld tegen de betogers deed een aantal activisten naar wapens grijpen. Wij zijn voorstander van democratisch beheerde zelfverdedigingscomités van de arbeiders om de wijken te verdedigen en dat boven alle sectaire onderscheiden. Tegelijk roepen we op om dat te verbinden aan een programma voor het einde van de dictatuur en de voor fundamentele democratische, sociale en economische verandering.

    Een cruciaal element is het gebrek aan onafhankelijke arbeidersleiding voor het massaprotest. Dat creëerde ruimte voor de sectaire en pro-kapitalistische oppositiefiguren die geleidelijk aan het politieke vacuüm probeerden te vullen. Reactionaire Golfstaten, Turkije en het Westerse imperialisme ondersteunden dergelijke figuren met wapens en geld, uiteraard om zelf een grotere invloed te kunnen uitoefenen.

    De VS, Groot-Brittannië en Frankrijk zien het regime van Assad al langer als een obstakel voor hun imperialistische belangen in de regio. Zij willen een volgzame pro-Westerse regering. Een belangrijk onderdeel van hun plan is om hun belangrijkste uitdager in de regio, Iran, fundamenteel te verzwakken.

    Het Iraanse regime is een bondgenoot van het Syrische. De val van Assad kan de VS-gezinde Soennitische Golfregimes versterken terwijl het de Sjiitische Hezbollah in Libanon zou verzwakken en meteen ook de positie van het Russische imperialisme in de regio.

    Wat begon als een volksopstand in Syrië is ontaard in een burgeroorlog met een steeds grotere nadruk op sectaire tegenstellingen. De werkenden en armen betalen de hoogste prijs voor het falen om de revolte om te zetten in een machtige onafhankelijke beweging gebaseerd op een verenigde arbeidersbeweging. Naar schatting zijn er al 20.000 doden gevallen. De Verenigde Naties (VN) denkt dat 150.000 mensen het land ontvlucht zijn.

    Als de Westerse politici verklaren dat ze bezorgd zijn om het lot van de Syrische bevolking, dan zijn ze bijzonder hypocriet. Enkele jaren geleden stuurde de regering Bush nog “terreurverdachten” naar Damascus om door de veiligheidsdiensten van Assad onder handen genomen te worden. Nu verklaart president Obama dat hij de dictatuur van Assad wil vervangen door ‘democratie’.

    De belangrijkste bondgenoten van de VS in de regio, de reactionaire regimes van Quatar en Saoedi-Arabië, bewapenen en financieren de Syrische rellen. Ze doen dat met instemming van de VS. Het doel van Quatar en Saoedi-Arabië is niet om democratische rechten in Syrië in te voeren. Het Saoedische regime gaat zelf over tot het onderdrukken van haar sjiitische minderheid en geeft in Syrië steun aan de reactionaire sectaire Salafisten.

    De Turkse regering, een lid van de NAVO, heeft zich luid uitgesproken tegen onderdrukking in Syrië. Maar tegelijk gaat het regime over tot het onderdrukken van de media en de Koerden die hun eigen eisen naar voor brengen in zowel Turkije als Syrië.

    Assad en de oppositie

    De rol van de Westerse machten en de reactionaire Golfregimes is geen reden om het regime van Assad te steunen. Dat regime is geen ‘bolwerk’ tegen het imperialisme, zoals sommige linkse militanten in de regio en daarbuiten zeggen.

    Voor socialisten werd het alternatief getoond tijdens de revoluties van vorig jaar in Tunesië en Egypte en ook in de beloftevolle start van de revolte in Syrië in 2011. Daar bleek het potentieel van een massale verenigde beweging van de werkende bevolking en de jongeren en de mogelijkheid voor zo’n beweging om despoten en regimes ten val te brengen, terwijl tegelijk wordt ingegaan tegen het imperialisme en wordt opgekomen voor sociale en politieke verandering.

    Het is wellicht slechts een kwestie van tijd vooraleer het regime van Assad zal vallen, maar het conflict zal niet snel stoppen. “Met of zonder Assad als leider, heeft Syrië alle elementen voor een bloedige en langdurige burgeroorlog”, waarschuwde de academicus Vali Nasr die voorheen adviseur was voor de speciale gezant van Obama voor Afghanistan en Pakistan (New York Times, 28 juli).

    Assad verloor de controle over delen van Syrië en de oppositie voelt zich gesterkt. De oppositie stelt dat de macht van het regime is uitgehold. Maar het conflict zal wellicht niet van korte duur zijn.

    Het feit dat een aantal hooggeplaatste militairen en diplomaten zijn overgelopen, waaronder de recent aangestelde premier Riad Hijab, wekt de indruk van een trage ineenstorting van het regime. Maar het ziet er niet naar uit dat Assad zelf snel zal aftreden.

    Assad heeft voldoende militaire macht en steun in Syrië, ook onder heel wat Soennitische zakenlui, om verder te strijden. Het is momenteel niet waarschijnlijk, maar de mogelijkheid van een machtsgreep door een medestander van Assad kan niet uitgesloten worden.

    De oppositie heeft zich versterkt en zou beschikken over zware wapens. Maar de oppositie is volgens Vali Nasr verdeeld in “een honderdtal groepen zonder duidelijke politieke leiding”.

    Het reactionaire karakter van de grotendeels Soennitische en door de zakenwereld gesteunde Syrische Nationale Raad, dat verbonden is aan het Vrije Syrische Leger en de Soennitische financiers vanuit de Golf, leidt ertoe dat heel wat Alawieten, Christenen en Koerden maar ook een aantal Soennieten bang zijn van wat zal gebeuren als Assad verdwijnt.

    De willekeurige executie van ongewapende strijders van het regime door milities van de oppositie in Aleppo, een executie die breed werd verspreid via YouTube, zal de angst onder de minderheden in Syrië enkel nog versterken.

    Er wordt bericht dat Jihadi organisaties voet aan grond krijgen in het oosten van het land. Het gaat onder meer om Jabhat a Nusra (Solidariteitsfront) dat aan al-Qaeda is verbonden. Buitenlandse fundamentalistische strijders vanuit Turkije, de Kaukasus, Bangladesh, de Golfstaten en andere landen trekken naar Syrië, wat de verdeeldheid onder de leiding van de oppositie nog versterkt.

    Heel wat van deze strijders zijn veteranen van het conflict in Irak onder de Amerikaanse bezetting. De jihadi’s in Irak voelen zich eveneens gesterkt door wat in buurland Syrië gebeurt. In juli alleen bracht het aan al-Qaeda verbonden Islamitische Staat van Irak honderden mensen om.

    Sectaire escalatie

    Zelfs indien Assad zou aftreden of aan de kant geschoven wordt door zijn eigen heersende kliek, dan nog zou zijn militaire machine die door Alawieten wordt gedomineerd samen met bondgenoten kunnen verder strijden. Daarbij is het perspectief mogelijk van een opdeling van het land in etnische enclaves, zoals in het vroegere Joegoslavië, waarbij er jarenlang wordt gevochten voor kleine stukjes grond. Dat zou lijken op wat gebeurde in de Libanese burgeroorlog van midden jaren 1970 tot begin jaren 1990, een burgeroorlog waarin tot 200.000 doden vielen, maar dan op een grotere schaal. Het feit dat het huidige regime over chemische en biologische wapens beschikt, zou het nog erger maken.

    Een sectaire escalatie zou ongetwijfeld overslaan naar andere landen in de regio. Turkije, Iran, Israël en de Golfstaten zouden meegesleurd kunnen worden. Het Syrische conflict heeft nu al gevolgen voor Libanon, waar Assad de steun van de regeringspartij Hezbollah krijgt.

    Het Syrische leger heeft al Libanese dorpen beschoten. Bij gevechten tussen Soennieten en Assad-gezinde Alawieten in de noordelijke stad Tripoli en andere plaatsen in het noorden van Libanon vielen al heel wat doden. De belangrijkste politieke krachten in Libanon willen een escalatie van confrontaties tussen Soennieten en Sjiieten vermijden, de regelmatige schietpartijen en ontvoeringen in Beiroet versterken de angst voor een sectair conflict.

    Westerse interventie

    De VS heeft naar verluidt bedenkingen bij de Syrische oppositie, de dramatische ervaringen met de voorheen door de VS gesteunde Moedjahedin guerrilla in Afghanistan in de jaren 1980 zijn nog niet vergeten. Maar intussen blijven de Westerse machten alle steun verlenen aan het Vrije Syrische Leger en andere gewapende oppositiestrijders. Ze doen dit vooral door Damascus sancties op te leggen en door de Golfstaten groen licht te geven om de oppositie te bewapenen en te financieren en door Turkije groen licht te geven voor het geven van logistieke steun.

    Het Witte Huis gaat ook over tot directe actie om de gewapende tegenstanders van Assad te ondersteunen. Volgens een bericht van nieuwsagentschap Reuters (op 1 augustus) ondertekende Obama een geheime opdracht ondertekende waardoor Amerikaanse steun voor de gewapende oppositie mogelijk wordt, onder meer door de CIA en andere agentschappen in te zetten. Dat leidde volgens Reuters tot “een opmerkelijke verbetering van de coherentie en efficiëntie van de Syrische rebellen”.

    De Britse minister van buitenlandse zaken, William Hague, erkende recent dat Groot-Brittannië bedekte steun geeft aan de anti-Assad troepen.

    De VS en andere Westerse machten hopen dat ze daarmee de val van Assad kunnen versnellen. Maar er wordt al gewaarschuwd dat dit wel eens een pyrrusoverwinning zou kunnen zijn. Het zou immers een verder en grootschaliger conflict in Syrië en de rest van de regio niet stoppen.

    Vanuit het Witte Huis wordt er gewerkt aan een ‘overgangsplan’ voor het post-Assad tijdperk. Er wordt uitgegaan van een machtsdeling waar “alle kampen” mee kunnen instemmen. Dat zou gepaard gaan met een VN-vredesmacht. Om zo’n akkoord te kunnen sluiten, moeten ook Rusland en Iran meewillen. Die landen zouden volgens Vali Nasr wel eens kunnen meewerken als ze beseffen dat de dagen van Assad geteld zijn.

    Zelfs indien zo’n scenario in elkaar wordt gebokst na de bloedvergieten en vernielingen, dan nog zou het geen democratie, stabiliteit of welvarendheid brengen in Syrië.

    Het zou leiden tot een door het Westen opgelegd regime waarin het leger dominant is en waarin ook andere reactionaire pro-kapitalistische en sectaire krachten betrokken zijn. Het zou geen antwoord bieden op de behoeften en bekommernissen van de Syrische massa’s en de arbeidersklasse.

    Arbeidersklasse

    De arbeiders en armen in Syrië zitten in een wanhopige situatie en dreigen overspoeld te worden door etnisch en sectair geweld. Socialisten moeten er alles aan doen om de Syrische arbeiders bij te staan in het opbouwen van klasseneenheid om de verdeeldheid te bestrijden en te overstijgen.

    Vandaag is dat een enorme taak. Maar er is geen andere weg om de massa’s op succesvolle wijze te verenigen om het regime van Assad omver te werpen en tegelijk in te gaan tegen de bemoeienissen van de lokale reactionaire staten en van het imperialisme en om echte democratische rechten en fundamentele sociale en economische verandering te bekomen.

    Ondanks de verschrikkelijke omstandigheden staan de Syrische massa’s er niet alleen voor. Hun lot is onlosmakelijk verbonden met de aanhoudende revolutionaire bewegingen in Tunesië, Egypte en elders doorheen Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Na 18 maanden van revolutie en contrarevolutie is het proces zeker nog niet voorbij.

    Het sectarisme kent een opmars in Egypte, maar ook de klassenstrijd zit in een opgaande fase met stakingen en bezettingen doorheen het hele land. De Egyptische arbeiders wachten niet op de nieuwe regering om hun leven te verbeteren. Ze bouwen hun eigen organisaties uit en ondernemen onafhankelijke acties. Dat is het te volgen model.

    Door de klassenbelangen van de arbeiders in Syrië, Egypte, Tunesië en de rest van de regio praktisch en politiek met elkaar te verbinden, is het mogelijk om massale arbeidersorganisaties zoals onafhankelijke vakbonden en nieuwe partijen op te bouwen.

    Op basis van een programma van arbeiderseenheid met een socialistisch beleid voor fundamentele verandering – democratische arbeiderscontrole en beheer van de economie om de levensomstandigheden te veranderen, werk met degelijke lonen te creëren, gratis en goede gezondheidszorg en onderwijs, huisvesting,… – zou zo’n beweging een inspiratie zijn voor arbeiders en jongeren doorheen de hele regio om de tirannen en het imperialisme aan de deur te zetten.

    Dat zou leiden tot een strijd voor een vrijwillige en gelijke socialistische confederatie van het Midden-Oosten waarbij de rechten van alle minderheden worden gegarandeerd.

  • Europees parlementslid Paul Murphy: militaire interventie in Syrië zal bevolking niet helpen

    In het Europees Parlement werd deze week gediscussieerd over de situatie in Syrië en de mogelijkheid van een militaire interventie. Europees parlementslid Paul Murphy (Socialist Party) sprak zich in de discussie uit tegen een militaire interventie. Hij pleitte voor een verenigde beweging van de arbeiders en armen.

    Tussenkomst door Paul Murphy in het Europees Parlement

    “Een BBC-journalist die verslag uitbracht vanuit Syrië kwam spijtig genoeg terecht tot de conclusie dat wat eind mei in Houla gebeurde verschrikkelijk maar niet uniek is. Gisteren nog kwamen doorheen het land naar schatting nog eens 100 mensen, waaronder heel wat kinderen, om het leven in een conflict dat steeds meer afglijdt naar een openlijke burgeroorlog.

    “De opstand in Syrië begon als een echte volksbeweging tegen de politiestaat van Assad en tegen de heerschappij van de corrupte elite. Dat wordt vandaag door alle dominante krachten naar de achtergrond geschoven. Het sectarisme wordt dieper en er is een reëel gevaar van een conflict op sectaire basis dat zich ook verspreidt naar andere landen in de regio.

    “Zoals steeds zijn het de arbeiders, armen en kinderen die het hardste te lijden hebben. De krokodillentranen van de imperialistische machten zijn bijzonder hypocriet. Een dag na het bloedbad in Houla vielen er bij een drone-aanval van de NAVO in Afghanistan acht doden in een zelfde gezin. De VS gebruikt nu het falen van het zogenaamde zespuntenvredesplan om met actie van buitenaf te dreigen.

    “Het moet duidelijk zijn: gelijk welke militaire interventie, hoe het ook wordt aangebracht, zal het lijden van de Syrische bevolking niet verzachten. Het antwoord kan enkel bestaan uit een beweging die de arbeiders en armen in Syrië verenigt, los van hun religieuze of etnische achtergrobnden, om de hoop van de deelnemers van de opstand in maart 2011 in te lossen."

  • Syrië. Is een bloedige burgeroorlog vermijdbaar?

    In de buurt van de Syrische stad Houla werden 108 mensen vermoord. Dat heeft velen geschokt, zeker het koelbloedig vermoorden van 49 kinderen was verschrikkelijk. Het barbaarse optreden heeft de sectaire spanningen in het land versterkt. Hierdoor verschijnt het verschrikkelijke spook van een breder conflict met een algemene burgeroorlog op de voorgrond. Zoals steeds hebben de werkende bevolking en de armen daar het meeste bij te verliezen. Is er een alternatief voor de bevolking van Syrië?

    Niall Mulholland

    De afgelopen 15 maanden vonden er tal van massaprotesten plaats tegen de 40-jarige dictatuur van de familie Assad in Syrië. Aanvankelijk werd dit gezien als onderdeel van de zogenaamde ‘Arabische Lente’, de golf van opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Bij gebrek aan een onafhankelijke arbeidersbeweging die de strijd kon leiden, met de toenemende tussenkomsten van reactionaire regimes zoals die van Quatar en Saoedi-Arabië en met de imperialistische inmengingen ziet het er naar uit dat het conflict in Syrië steeds meer kan afglijden naar een burgeroorlog met zware sectaire confrontaties.

    De Westerse machten, in het bijzonder de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk, waren er snel bij om het bloedbad van Houla te veroordelen. Ze leggen de verantwoordelijkheid ervoor bij het Syrische regime van president Bashar al-Assad die iedere verantwoordelijkheid van de hand wijst. Tal van ooggetuigen en overlevenden beschuldigen evenwel Syrische troepen en Shabiha-bendes voor het bloedbad, die bendes en de soldaten gaan regelmatig over tot het vermoorden en ontvoeren van oppositie-activisten. Onderzoekers van de VN stellen dat er aanwijzingen zijn dat de Shabiha minstens verantwoordelijk was voor een deel van de moorden op 25 en 26 mei.

    De opstelling van de imperialistische machten is hypocriet. In Irak vielen er honderdduizenden burgerslachtoffers – in Afghanistan is dat nog steeds het geval – als gevolg van de Westerse invasie en bezetting. In de imperialistische zoektocht naar macht, invloed en toegang tot grondstoffen, zijn er quasi dagelijks aanvallen met onbemande vliegtuigjes in Pakistan, Somalië en Jemen. De dag na het bloedbad in Houla, kwamen er bij een drone-aanval door de NAVO in het oosten van Afghanistan acht leden van een zelfde familie om het leven.

    Zoals het brutale regime van Assad dat doet, rechtvaardigen ook de Westerse machten de opbouw van hun militaire macht met het argument dat ze zich tegen ‘terroristen’ richten. In beide gevallen zorgen de willekeurige door de overheid gesteunde aanvallen tot willekeurige doden en mogelijk ook oorlogsmisdaden.

    Er zijn sinds het begin van de opstand in maart 2011 een 15.000-tal mensen omgekomen in Syrië, volgens verslagen vooral door acties van het Syrische leger en de aanhangers van Assad. Onder het regime van Obama kwamen meer dan 500 burgers om bij luchtaanvallen in Pakistan alleen, onder deze slachtoffers ook 175 kinderen.

    Spanningen

    De VS steunen de Syrische oppositie terwijl Rusland het regime van Assad steunt. De spanningen tussen de VS en Rusland over de situatie in Syrië nemen toe. Dat kwam ook tot uiting bij de ruzie op de VN Veiligheidsraad.

    Rusland en China stemden tegen de anti-Assad resoluties van de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk. Ondanks hun retoriek hebben de posities van de VS en Rusland niets te maken met het lot van de Syrische bevolking. Het heeft alles te maken met de belangen van hun heersende klassen en die van hun dichtste bondgenoten.

    De VS, Groot-Brittannië en Frankrijk willen het einde van het regime van Assad. Dat regime vormt voor hen al langer een obstakel voor hun imperialistische belangen in de regio. In plaats van Assad willen ze een volgzame pro-Westerse regering. Na de revolutionaire bewegingen die in de regio twee belangrijke bondgenoten van het Westen ten val brachten, Ben Ali en Moebarak, zijn de imperialistische machten vastbesloten om te vermijden dat de volksopstand in Syrië buiten de grenzen van het ‘aanvaardbare’ gaat (en dus naar een onafhankelijke klassenpositie ontwikkelt). Ze willen het protest kanaliseren zodat ze er zelf voordeel uit halen.

    De VS gebruikt het falen van het ‘vredesplan’ van Kofi Annan om met verdergaandere acties “buiten het plan van Annan” en buiten de VN Veiligheidsraad te dreigen. Dat doet denken aan de beruchte “coalitie van de bereidwilligen” onder leiding van George Bush en Tony Blair bij de inval in Irak.

    Rusland aan de andere kant ziet het regime van Assad als een cruciale bondgenoot in de regio, het biedt toegang tot een zeehaven aan de Middellandse Zee. De Russische minister van buitenlandse zaken gaf aan dat hij eventueel bereid is om een zogenaamde ‘Jemenitische oplossing’ te volgen waarbij Assad wordt gekortwiekt zonder dat er veel aan de machtsstructuur wordt veranderd. Dat voorstel verwijst naar het plan van de Arabische Liga om de Jemenitische president Ali Abdullah Saleh te laten aftreden na maanden van massaprotest.

    Het Kremlin is echter resoluut tegenstander van gelijk welke Westerse militaire interventie, in het bijzonder na de bittere ervaringen met het conflict in Libië vorig jaar. Rusland steunde toen een resolutie in de VN Veiligheidsraad over een ‘no-fly-zone’. Maar de Westerse machten gebruikten die resolutie om een gewapende NAVO-interventie in Libië te starten waarbij de opstand werd afgeleid en het regime van Khadaffi op de voorwaarden van het Westen ten val kwam waarna een pro-Westers marionettenregime werd gevestigd.

    NAVO

    Assad lijkt niet aan aftreden te denken. Syrië wordt geraakt door de handelssancties, maar een belangrijk deel van de bevolking waaronder heel wat Soennitische zakenlui heeft nog niet gebroken met het regime. Damascus gokt erop dat het Westen niet in staat is om een directe militaire interventie zoals in Libië op te zetten.

    De Britse minister van buitenlandse zaken, William Hague, dreigde recent met de stelling dat geen enkele optie uitgesloten wordt. Daarmee suggereerde hij de optie van militaire acties tegen Syrië. De aanvallen van de NAVO in Libië kunnen echter niet zomaar herhaald worden in Syrië, een land met een veel grotere bevolking en een staatsmacht die volgens militaire experten veel machtiger, beter uitgerust en getraind is.

    Assad beschikt over een leger van 295.000 soldaten en 300.000 actieve reservisten. Vorig jaar kon de NAVO met enkele duizenden vluchten boven Libië ongestoord en zonder veel vergeldingsacties doelwitten onder vuur nemen. Maar Syrië beschikt over 80 gevechtsvliegtuigen, 240 installaties om vliegtuigen vanop de grond aan te vallen, aanvalshelikopters en een uitgebreid luchtverdedigingssysteem. Een grondinvasie zou een “monumentale inspanning” vereisen, daarover zijn de Westerse militaire strategen het eens. De Westerse troepen zouden het bovendien niet gemakkelijk hebben in de grote vijandige stedelijke centra.

    De verschillende voorstellen om de oppositie te helpen en het Syrische regime te verzwakken zonder een direct militair offensief maar met ‘humanitaire corridors’, ‘no-kill fly zones’, ‘veilige gebieden’ en ‘no fly zones’, vereisen allen een offensieve militaire tussenkomst. Zogenaamde ‘veilige havens’ voor burgers kunnen enkel worden opgezet indien er beveiliging is door grondtroepen en verdediging door de luchtmacht. Britse militaire strategen erkennen dat gelijk welk militair optreden in Syrië “bijna onvermijdelijk zou leiden tot een bittere en bloedige burgeroorlog.”

    Bovendien is er de complexe samenstelling van Syrië met een Soennitische meerderheid naast Christenen, Alawieten, Droezen, Sjiieten, Koerden en andere etnische minderheden en/of religieuze groepen. Een Westerse tussenkomst zou tot confrontaties op sectair en etnisch vlak kunnen leiden. Zelfs zonder directe Westerse militaire interventie, is Syrië aan het afglijden naar een ‘burgeroorlog zoals in Libanon’. Dat wordt versterkt door de directe betrokkenheid van lokale rechtse regimes en van wereldmachten die ofwel de oppositie ofwel het regime steunen.

    De reactionaire Soennitische machten in de regio, onder aanvoeren van Saoedi-Arabië en Qatar, gebruiken de Syrische crisis om hun positie tegenover de Sjiietische regimes te versterken. Met de steun van de VS en Israël richten ze zich tegen Iran, de belangrijkste bondgenoot van Syrië in de regio.

    Turkije, Saoedi-Arabië, Qatar en andere Golfstaten hebben allen hun eigen agenda. Ze zouden met stilzwijgende steun van de VS geld en wapens naar de oppositie doorsluizen. Tegelijk gaf een topman van de Iraanse Revolutionaire Garde vorige week toe dat er Iraanse troepen in Syrië actief zijn om Assad te ondersteunen.

    De bekende journalist Patrick Cockburn stelde dat de gewapende rebellen “wellicht een campagne van bommen en selectieve moorden in Damascus kunnen beginnen” (Independent on Sunday, 3 juni). Het regime van Assad zou dergelijke campagne beantwoorden met brutale ‘collectieve afstraffingen’. Damascus zou het “slachtoffer van hetzelfde soort haat, angst en vernieling worden zoals Beiroet, Bagdad en Belfast het de afgelopen 50 jaar kenden.”

    De sectaire tegenstellingen worden scherper. De Christelijke minderheid vreest hetzelfde lot te ondergaan als hun geloofsgenoten in Irak. Die werden ‘etnisch weg gezuiverd’ na de invasie door de VS en co in 2003. Het regime van Assad speelt op de angst onder de bevolking in om steun te krijgen van de Christelijke minderheid alsook van de Alawieten, Droezen en Koerden.

    Het Syrische conflict kende al uitbreiding in buurland Libanon, waar het regime van Assad de steun van regeringspartij Hezbollah krijgt. Er waren gevechten tussen Soennieten en Assad-gezinde Alawieten in de noordelijke stad Tripoli. Daarbij vorig weekend vielen 15 doden. De afgelopen weken waren er ook confrontaties in Beiroet, wat de angst voor een nieuwe algemene uitbarsting van sectair geweld in Libanon versterkt.

    De arbeidersklasse van Syrië en de rest van de regio moet zich standvastig verzetten tegen iedere vorm van sectarisme en tegen iedere imperialistische interventie of inmenging.

    Interventie

    De opstand van maart 2011 in Syrië begon als oprechte volksbeweging tegen de politiestaat van Assad, de afbouw van de sociale zekerheid, de hoge graad van armoede en werkloosheid en tegen de heerschappij van de rijke, corrupte elite die aan de macht is.

    In afwezigheid van een sterke verenigde beweging van de arbeidersklasse met een onafhankelijk programma, wordt het moedige straatprotest stilaan aan de kant geschoven om plaats te ruimen voor gewapende oppositiegroepen. Heel wat Syriërs blijven voorstander van revolutionaire verandering en verzetten zich tegen sectaire provocaties. Maar de leiders van die sectaire krachten zijn steeds meer beïnvloed door reactionaire regimes uit de regio en het imperialisme.

    Islamitische strijders uit de provincie Anbar in Irak, uit Libië en uit andere landen hebben het gewapende verzet in Syrië vervoegd. Bij een zware autobom in Damascus vielen in mei heel wat doden, de aanslag wordt algemeen toegeschreven aan strijders die banden hebben met al-Qaeda.

    De Syrische Nationale Raad, een oppositiegroep in ballingschap, eist een resolutie van de VN Veiligheidsraad om het gebruik van geweld tegen Assad goed te keuren. Dat zou de weg voorbereiden op een NAVO-interventie zoals in Libië.

    Veel Syriërs zitten in een wanhopige situatie en sommigen hopen wellicht oprecht dat een militaire interventie van buitenaf soelaas kan bieden. Maar de gebeurtenissen in Libië toonden dat een NAVO-interventie geen vrede of stabiliteit brengt. Het aantal doden nam net toe nadat de NAVO met luchtaanvallen in Libië begon. Het land ligt als gevolg van de oorlog in puin en wordt gedomineerd door honderden met elkaar concurrerende milities die elk hun eigen grondgebiedje controleren.

    In maart vielen er ongeveer 150 doden bij stammengevechten in het zuiden van Libië. De zogenaamde centrale regering van het land, de onverkozen door het Westen opgelegde Nationale Overgangsraad, heeft haar eigen beruchte militie in de vorm van de 70.000 manschappen tellende Opperste Veiligheidscomité. De burgerlijke pro-imperialistische Syrische oppositieleiders zouden ongetwijfeld graag op een zelfde manier de macht aangeboden krijgen door een Westerse interventie.

    Revoluties

    De dreiging van een militaire interventie in Syrië en de toenemende betrokkenheid van de reactionaire Saoedische en Qatari regimes betekenen niet dat we het regime van Assad moeten steunen. Het alternatief zagen we tijdens de revoluties van vorig jaar in Tunesië en Egypte, alsook bij het veelbelovende begin van de revolte in Syrië in 2011.

    Daar werd aangetoond dat een verenigde massabeweging van de werkende bevolking en de jongeren despoten en hun regimes ten val kan brengen in een strijd voor echte sociale en politieke verandering. De hernieuwde opkomst van de revolutionaire beweging in Egypte na het onrechtvaardige oordeel in het proces tegen Moebarak en zijn medestanders, bevestigt dat enkel massaprotest door de arbeiders en jongeren echte verandering kan opleveren.

    De werkende bevolking van Syrië, los van hun religieuze of etnische achtergrond, heeft het recht om zich te verdedigen tegen de staatsmachine van Assad en tegen alle sectaire milities. Socialisten roepen op tot de onmiddellijke vorming van onafhankelijke en democratisch verkozen verdedigingscomités van de arbeiders om het straatprotest, de wijken en de werkplaatsen te verdedigen.

    Dat moet verbonden worden met een hernieuwd offensief in Syrië doorheen actiecomités in de wijken en werkplaatsen als basis voor een onafhankelijke arbeidersbeweging. Een van de taken van die arbeidersbeweging zou zijn om een onderzoek te voeren naar de verantwoordelijken voor de slachtpartij in Houla en alle andere bloedbaden en sectaire moorden. Het zou de volledige rol van het regime van Assad en zijn bevriende milities duidelijk maken, alsook de rol van de regionale en imperialistische machten.

    Zoals elders is de VN niet in staat om brutaliteiten tegen de bevolking te stoppen. De VN is een instrument van de belangrijkste wereldmachten en verdedigt bijgevolg niet de belangen van de werkende bevolking.

    Na het bloedbad in Houla waren er ‘rouwstakingen’ in delen van Syrië. Er waren protestacties tegen Assad in een aantal steden, ook in delen van Damascus. Het is cruciaal dat dergelijke protestacties een anti-sectair en pro-arbeidersklasse positie innemen. Een verenigde arbeidersbeweging in Syrië zou nadruk leggen op arbeidersacties, fabrieksbezettingen en stakingen, waaronder algemene stakingen. Dat zou het beste antwoord zijn op het sectarisme en bovendien de strijd tegen het regime van Assad versterken. Een oproep op klassenbasis naar de gewone soldaten om zich te organiseren tegen de legertop, om vakbonden te vormen en de betogers te vervoegen, zou de moordende staatsmacht kunnen verdelen en neutraliseren.

    Syrische arbeiders van alle religieuze en etnische achtergronden hebben nood aan hun eigen partij met een onafhankelijk socialistische politiek. Zo’n partij met massale steun zou een antwoord vormen op het sectarisme en de giftige ‘verdeel-en-heers’ politiek van Assad, de regionale rechtse Soennitische en Sjiietische regimes en het hypocriete imperialisme.

    Een socialistisch programma dat opkomt voor democratisch arbeidersbeheer en –controle van de economie om de levensstandaard te verbeteren, jobs te creëren met degelijke lonen, gratis en degelijk onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting, zou de arbeiders en jongeren overtuigen om de kant van de revolutie te kiezen. Een socialistisch programma verschilt grondig van wat de zogenaamde ‘socialistische’ krachten die Assad verdedigen naar voor schuiven. Een opstand van onderuit tegen het Syrische regime zou een oproep doen aan de arbeiders in de regio om de revolutie te verspreiden.

    Het verbinden van de aanhoudende revolutionaire bewegingen in Syrië, Tunesië, Egypte en elders in Noord-Afrika en het Midden-Oosten met een socialistisch programma voor fundamentele verandering, zou een einde kunnen stellen aan de dictators en een zware slag toebrengen aan het kapitalisme en het imperialisme in de regio. Het zou het begin betekenen van een strijd voor een vrijwillige en volledig gelijke socialistische confederatie van het Midden-Oosten waarbij de rechten van alle minderheden worden erkend.

  • Tunesië. Algemene stakingen, machtsstrijd en economische problemen

    Begin mei besloot de nieuwe Tunesische president Moncef Marzouki om de noodtoestand nogmaals met drie maanden te verlengen. Die noodtoestand werd op 14 januari vorig jaar uitgeroepen door Ben Ali. Kort daarop moest hij het land verlaten. Marzouki gaf in een interview met Al Jazeera aan waarom de noodtoestand nu wordt verlengd. Hij had het over de ‘nachtmerrie’ van een ‘nieuwe revolutie’.

    Onze correspondent

    Toename overheidsrepressie

    Begin april waren er al voorbeelden van een enorme repressie door de politie tegen vreedzame betogers. Er waren acties op 7 en 9 april in de hoofdstad Tunis die hard werden aangepakt. Deze repressie gaf aan dat de huidige regering bereid is om de ergste methoden van de dictatuur van Ben Ali te hanteren in een poging om iedereen die verder wil gaan met wat een onvoltooide revolutie is.

    Recent kwam de vakbond van journalisten in Tunesië naar buiten met een rapport waaruit blijkt dat het aantal aanvallen op journalisten “verbazingwekkend is en tijdens de dictatuur van Ben Ali nooit zo’n omvang aannam.” Het feit dat verschillende vroegere toplui van het regime aan het hoofd staan van de publieke media maakt duidelijk dat de heersende partij Ennahda, samen met haar kleinere partners, stilaan de weg naar een nieuwe dictatuur wil opgaan. Dat blijkt ook uit het gebruik van repressieve wetten die rechtstreeks werden overgenomen van het vorige regime. Zo werden in maart twee jongeren veroordeeld tot 7,5 jaar gevangenisstraf omdat ze materiaal publiceerden dat “de publieke orde of de moraliteit kunnen ondermijnen”. Het nieuwe regime wil het investeringsklimaat voor private bedrijven uit binnen- en buitenland aantrekkelijker maken. Dat kan enkel door de uitbuiting van de gewone bevolking op te drijven.

    Reeks van algemene stakingen in verschillende steden

    Op het sociale front wordt de situatie nog steeds gedomineerd door een reeks van stakingen, protestacties en soms harde confrontaties met de politie. Dat gebeurt vooral in de armste en opstandige regio’s van het land. De inflatie neemt sterk toe, de verkoopprijs van voedselproducten is bijna verdubbeld op een jaar tijd. De werkloosheid scheert hoge toppen. Er gaat bijna geen dag voorbij zonder een sociaal conflict.

    Zelfs de minister van binnenlandse zaken moet toegeven dat er gemiddeld 10 acties per dag zijn. Daarbij is het opvallend dat er een reeks algemene stakingen op stadsniveau plaatsvonden.

    Op 24 april gingen de inwoners van de stad Tataouine (in het diepe zuiden) een dag in staking waardoor alle economische activiteit plat lag. Op 4 mei dwongen de inwoners van de zuidelijke stad Kebili de lokale gouverneur om zijn kantoren te verlaten, aan de regionale verantwoordelijke van de vakbond UGTT werd gevraagd om een algemene staking te organiseren tegen de sociale neergang in de regio. Op 7 mei was er een staking in de stad Sahline in de regio Monastir. Een dag later volgde een staking in de stad Feriana in de regio Kasserine (in het westen). Daar eisten de inwoners het recht om te werken en de ontwikkeling van de economie. Alle private en publieke instellingen in de stad lagen plat. Op 12 mei volgde een staking in Sidi Amor Bouhajla in de regio Kairouan (centrum). De lokale afdeling van de UGTT in Médenine (zuiden) kondigde aan dat in deze stad op 22 mei een algemene staking wordt gehouden.

    In sommige delen van het land is er een semi-opstandige sfeer. Dat is onder meer het geval in de mijnwerkersregio Gafsa en zeker in de strijdbare stad Redeyef, waar er op 8 mei eveneens een algemene staking was. In de revolte in deze regio in 2008 werd de strijdbare lokale vakbondsleider Adnane Hajji opgepakt en gemarteld wegens zijn militante activiteiten. Vandaag waarschuwt hij de centrale regering dat er nieuwe opstanden zullen komen en een massale burgerlijke ongehoorzaamheid indien de sociale noden niet voor het einde van de maand worden aangepakt.

    De wet van de aanvullende middelen

    De regering blaast warm en koud tegelijk. Enerzijds probeert ze de acties te stoppen om de eis van de kapitalisten voor ‘stabiliteit’ in te willigen. Er is echter ook een vrees dat de acties uit de hand lopen, brede lagen va de bevolking zijn de niet nagekomen beloften en het gebrek aan verandering in hun dagelijkse leven beu.

    Daarom werd een bijkomend budget (de ‘wet van de aanvullende middelen’) in het parlement gestemd. Dat budget maakt echter duidelijk dat de regering niet in staat is om de dringende sociale problemen op te lossen, zeker in de regio’s die het hardste getroffen worden en vooraan stonden in de revolutie.

    De regering wil haar charme-offensief bij buitenlandse investeerders verder opvoeren op basis van dezelfde neoliberale recepten die eerder hebben geleid tot de algemene verarming van de Tunesische bevolking, de structurele massale werkloosheid onder jongeren of het chronische gebrek aan basisvoorzieningen in het binnenland. Een aantal dorpen hebben nog steeds geen toegang tot water of elektriciteit.

    Het aangenomen budget voorziet een aantal sociale maatregelen waarmee wordt gehoopt om de tikkende sociale tijdbom te stoppen. Dat kan echter niet als niet wordt geraakt aan de heerschappij van het kapitaal over de economie. Tegen de achtergrond van een nationale en internationale recessie is het onmogelijk om de sociale noden aan te pakken. De genomen maatregelen zijn bijzonder beperkt in verhouding tot wat nodig is, het gaat onder meer om 100 miljoen dinar (50 miljoen euro) om nieuwe jobs te creëren (minstens 25.000 jobs in de publieke sector) en 100 miljoen dinar voor sociale huisvesting.

    Deze middelen zullen onder meer komen door de privatisering van bedrijven die voorheen in handen waren van de kliek rond Ben Ali en vervolgens door de overheid werden overgenomen. Dat moet 1,2 miljard opbrengen. Deze cynische ‘one-shot’-operatie bezorgt de private sector wat aan de Tunesische bevolking toebehoort maar haar werd ontstolen door de dictatuur. Het zal de overheidsfinanciën op langere termijn enkel meer problemen bezorgen door de dalende inkomsten. In plaats van de 217 bedrijven die onder Ben Ali werden geprivatiseerd opnieuw in publiek bezit te brengen om ze ten dienste van de bevolking te plaatsen als onderdeel van de heropbouw van het land, dragen de nieuwe heersers deze bedrijven over van de ene groep kapitalisten naar de andere.

    De huidige begrotingsopmaak gaat overigens uit van de veronderstelling dat het bbp dit jaar met 3,5% zal groeien. Dat is nonsens. De economie bevindt zich in een technische recessie met vier opeenvolgende kwartalen van negatieve groei. Maar liefst 80% van de commerciële buitenlandse handel is op Europa gericht, een continent met een nooit geziene economische ineenstorting.

    Politieke crisis

    De steun voor Ennahda is er al sterk op achteruit gegaan. De resultaten die de partij kon neerzetten bij de verkiezingen van vorig jaar lijken al tot een ver verleden te behoren. Volgens een recente peiling meent 86% van de bevolking dat de regering heeft gefaald op het vlak van werkgelegenheid, 90% meent dat de regering faalt inzake de prijsstijgingen. De twee regeringspartners van Ennahda, het ‘Congres voor de Republiek’ (CPR) en Ettakatol, kennen beiden een diepe interne crisis. Het CPR is volledig gesplitst in twee afzonderlijke partijen.

    De erosie van de steun voor de regering leidt tot nieuwe politieke allianties onder de oppositie. Dat is de achtergrond waartegen de voormalige tijdelijke premier Caid Essebsi een nieuwe politieke pool probeert op te zetten. Hij wil dit voorstellen als een ‘verzamelplaats van centrumpartijen’. Het gaat vooral om voormalige aanhangers van de RCD, de partij van Ben Ali, samen met aanhangers van de dictator voor Ben Ali, Habib Bourguiba. Essebsi was overigens aanhanger van zowel Bourguiba als Ben Ali.

    Deze mensen werden de deur gewezen, maar proberen langs het raam terug binnen te geraken. Ze gebruiken woorden als ‘secularisme’, ‘moderniteit’, ‘islamistische dreiging’ of ‘machtswissel’ als rookgordijn om het oude regime terug te organiseren. Zij zijn niet bepaald goed geplaatst om de ambities van Ennahda te bekritiseren.

    De overgrote meerderheid van de bevolking, de arbeiders en jongeren, zijn niet gebaat met steun aan een van beide reactionaire polen die elkaar bekampen in de strijd voor de controle over het staatsapparaat.

    De salafisten

    Dit gaat gepaard met een eindeloze reeks provocaties en gewelddaden van Salafistische groepen. Die kunnen op heel wat begrip van de autoriteiten en de politie rekenen. Ze worden immers gezien als een mogelijk nuttige kracht als tegengewicht tegen de eisen en de mobilisaties van de linkerzijde en de vakbonden.

    De Salafisten bereiken vooral totaal vervreemde jongeren met een ultrareactionaire versie van de Soenitische islam. Dat is soms slechts een ideologische dekmantel voor criminelen die de miserie en de wanhoop van werkzoekenden uitbuiten, al was het maar om hen enkele dinars afhandig te maken. Het doel van de Salafisten is om de bevolking te controleren in naam van morele orde en om al wie het niet met hen eens is aan tev allen. In de arbeiderswijk El Kabaria in het zuiden van Tunis viel een groep jonge Salafisten het lokaal van de PCOT (Communistische Arbeiderspartij van Tunesië) aan, het partijlokaal werd vernield en PCOT-leden werden fysiek aangevallen.

    Voor een algemene nationale 24-urenstaking

    De nieuwe leiding van de UGTT die in december vorig jaar werd verkozen, staat dichter bij wat aan de basis leeft dan de vorige leiding (maar dat is niet zo moeilijk). De leiding steunt de acties van onderuit. Er werd een zekere richting gegeven aan de vakbondsmobilisaties, onder meer door van de betoging op 1 mei een massale actie te maken met 30.000 aanwezigen of met de betoging van 25 februari tegen de aanval op haar eigen kantoren.

    Maar het programma en de initiatieven van de nieuwe leiding zijn niet voldoende. De arbeiders, jongeren, werklozen,… tonen voortdurend hun bereidheid om te strijden voor echte sociale verandering en om de contrarevolutionaire tendensen te stoppen. De slogan van ‘nationale eenheid’ die door de UGTT-leiding op 1 mei naar voor werd gebracht en de retoriek van de algemeen secretaris Abassi die het had over het versterken van de ‘dialoog’ en de nood aan ‘consensus’ volstaan niet als perspectief voor het soort strijd waar we voor staan. Het leidt enkel tot de illusie van een vreedzaam samengaan met onze ergste vijanden.

    We moeten eenheidsinitiatieven van linkse organisaties en vakbondsfederaties aanmoedigen en versterken. Het is nodig om te gaan naar een eengemaakte nationale algemene staking zodat de lokale bewegingen in een machtige en verenigde beweging kunnen samenvloeien. We moeten de echte eisen van de revolutie terug op de voorgrond plaatsen, die eisen blijven immers bijzonder actueel.

    Er is nood aan een stoutmoedig initiatief waarmee het zelfvertrouwen van de massa’s wordt hersteld in de noodzakelijke verdieping van de revolutionaire beweging waarbij de krijtlijnen worden getrokken voor een ernstige revolutionaire strijd waarmee we een einde maken aan de kapitalistische uitbuiting en brutaliteiten, en waarmee we de basis leggen voor een vrije en democratische socialistische samenleving.

    In zo’n strijd komen wij op voor:

    • de onvoorwaardelijke verdediging van democratische vrijheden en vrouwenrechten
    • een progressieve vermindering van de arbeidstijd zonder loonsverlies en dit tot er een volledige tewerkstelling is
    • een plan van massale publieke investeringen in infrastructuur en openbare diensten, zeker in het binnenland
    • de verwerping van de afbetaling van de schulden die van het dictatoriale regime werden geërfd
    • het afdwingen van loonsverhogingen en het opzetten van arbeiderscomités om de prijzen te controleren en de speculatie te stoppen
    • de nationalisatie onder arbeiderscontrole en beheer van alle bedrijven en eigendommen die voorheen in handen van de heersende kliek waren
    • voor een arbeidersregering waarin ook de UGTT betrokken is en die gebaseerd is op democratisch verkozen comités van arbeiders, werklozen en alle cruciale krachten van de revolutie
    • een democratisch geplande economie gericht op het inlossen van de behoeften van de meerderheid van de bevolking
    • internationale strijd en solidariteit van de werkende bevolking in de strijd voor een socialistische wereld
  • Protestactie aan Tunesische ambassade

    Gisteren werd een delegatie van LSP/PSL ontvangen door Mr. Farhat, de huidige ambassadeur van Tunesië in België. We hebben hem onze bezorgdheid meegedeeld over de aanvallen op de democratische rechten in Tunesië, meer bepaald betreffende het politiegeweld gedurende de gebeurtenissen op 9 april. We hebben hem eveneens herinnerd aan ons protest, nauwelijks anderhalf jaar geleden met de Tunesische gemeenschap in België, aan diezelfde ambassade, toen nog behuisd door de agenten van de voormalige dictator Ben Ali. We wezen erop dat we geen herhaling wensen van een verglijden naar de dictatuur, hetgeen de repressie tegen de vakbond van gediplomeerde werklozen, de aanvallen op de lokalen van de vakbond UGTT en nu ook de schadelijke repressie van de betogers op de Bourguibalaan in Tunis lijkt te bevestigen. We hebben er eveneens aan toegevoegd dat de regering zelf heeft bevestigd dat ze te ver is gegaan door het verbod om te betogen in de Bourguibalaan, een belangrijk symbool van de revolutie die Ben Ali heeft verjaagd, in te trekken.

    De ambassadeur heeft ons bedankt voor de aandacht die we schenken aan zijn land. Hij bevond zich niet in België tijdens de gebeurtenissen van december 2010 en januari 2011, maar zijn medewerkers bevestigden onze aanwezigheid destijds. De ambassadeur erkende de moeilijkheden om een democratisch regime in te stellen. Hij is zich bewust van de moeilijkheden en verwees naar de aanvallen op de universiteiten die eerder vermeld werden op de website van LSP, maar niet worden aangehaald in de brief die we hem overhandigden. Zonder het expliciet te stellen suggereerde de ambassadeur dat de verwachtingen, zowel ter rechterzijde als ter linkerzijde, te hoog gespannen zijn en de regering tracht om een gulden middenweg te bewandelen. Hij sprak over de moeilijkheden om de economie op gang te trekken, om de grondwetgevende vergadering tot een goed einde te brengen en om de instellingen aan de slag te zetten. Vooraleer het onderhoud te verlaten heeft de delegatie van LSP een brief overhandigd die de ambassadeur zal doorspelen aan de minister van binnenlandse zaken. We hebben eveneens bevestigd dat we de gebeurtenissen in Tunesië net als die elders ter wereld van nabij zullen volgen. De ambassadeur deed ons de belofte ons van het vervolg op de hoogte te houden.

  • Politierepressie resulteert in vele gewonden op Martelarendag

    De ‘troika’ toont zijn ware aard

    Op maandag 9 april gebruikte de Tunesische politie brutaal geweld om vreedzame betogers in het centrum van Tunis te onderdrukken. Deze ‘Zwarte Maandag’ toont het ware karakter van de driepartijencoalitie (de ‘troika’) die aan de macht is. Dit is een coalitie die bereid is om de slechtste gebruiken van Ben Ali’s dictatuur opnieuw in te voeren om oppositie tegen hun zwakke heerschappij te onderdrukken.

    CWI reporters


    Protestactie aan Tunesische ambassade

    • STOP POLITIEREPRESSIE TEGEN POLITIEKE EN SYNDICALE ACTIVISTEN
    • VOOR VRIJE MENINGSUITING EN RECHT OP ORGANISATIE
    • STOPZETTEN VAN DE NOODTOESTAND
    • DE ONMIDDELLIJKE VRIJLATING VAN ALLE GEARRESTEERDE BETOGERS
    • VOOR EEN ONAFHANKELIJK ONDERZOEK DOOR DE VAKBOND UGTT, DE UDC, … NAAR WIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR HET POLITIEGEWELD

    Vrijdag 13 april, 10.00 Tervurenlaan 278, 1150 Brussel

    Met het openbaar vervoer – Vanaf Brussel Centraal (ongeveer 20 min) Metro 1 richting Stockel tot aan Montgomery, Tram 39 richting Ban-Eik, afstappen Jules Ceasar, Tram 44 richting Tervurenstation, afstappen Jules Ceasar


    Op 9 april waren verschillende acties en betogingen in de hoofdstad georganiseerd om ‘Martelarendag’ te herdenken, een verwijzing naar de bloedige repressie van de onafhankelijkheidsbeweging door de Franse koloniale troepen in 1938. Deze gelegenheid werd door velen aangegrepen om te protesteren tegen de huidige regering, geleid door Ennahda, alsook om de slachtoffers van de contra-revolutionaire moorden van het vorig jaar te herdenken en om het verbod op betogingen in de Bourguibalaan (opgelegd door de regering in eind maart) te doorbreken. Een aantal betogers hadden dagenlang vanuit het binnenland gereisd om in de hoofdstad te betogen.

    Mensen begonnen zich te verzamelen in the centrum van de hoofdstad vanaf de vroege ochtend. De grootste groep verzamelde op de Mohammed V-laan. Op weg naar de Bouguibalaan werd de menigte van duizenden betogers, waaronder ook kinderen en ouderen, geconfronteerd met brutale politierepressie. Een massale hoeveelheid traangas werd ingezet, rubberen kogels werden afgevuurd en er werd veelvuldig gebruik gemaakt van knuppels, stokken en elektrische wapens.

    De locatie werd snel een veld van ongeordend politiegeweld, waarbij mensen flauwvielen en verstikten door het traangas, politiewagens en bromfietsen met gemaskerde agenten de menigte inreden en tientallen mensen in elkaar geslagen werden, waaronder ook voorbijgangers, advocaten, journalisten en oppositieleden van de Grondwetgevende Vergadering die op de betoging waren. Velen werden naar het ziekenhuis gebracht met ernstige verwondingen en een onbekend aantal werd gearresteerd. Vooral gekende linkse activisten werden het slachtoffer van geweld en arrestaties. Een jonge betoger die als gevolg van het politiegeweld een hersenbloeding opliep, bevindt zich nog tussen leven en dood in het ziekenhuis.

    Daarbij komen nog de vele verslagen en foto’s die de aanwezigheid bewijzen van gewapende burgermilities die de politie ondersteunden in het achtervolgen van betogers en het ‘schoonmaken’ van nabijgelegen straten. Hierbij gebruikte ze gelijkaardige gewelddadige methodes als fascistische groeperingen. De meeste mensen vermoeden dat de groepen die de politie ondersteunden Ennahda steunen.

    Leugens van de regering

    Het Ministerie van Binnenlandse Zaken, in navolging van andere regeringsstemmen, heeft een reeks aanklachten tegen de betogers verzonnen. Zo zouden de betogers Molotovcocktails gebruikt hebben. Hoewel er veelvuldig bewijs is van de gewelddadige provocaties van de politie, zijn er geen bewijzen voor deze aanklachten. In dezelfde lijn veroordeelde president Moncef Marzouki de “onaanvaardbare hoeveelheid” geweld “van beide kanten”, waarbij de willekeurige agressie van een zwaar bewapende politie op gelijke voet geplaatst wordt met het veronderstelde ‘geweld’ van burgers, waarvan het meest gewelddadige deel uit jongeren bestaat die stenen naar de politie gooien als reactie op het gewelddadig gedrag van de politie. Zij die nog steeds dachten dat Moncef Marzouki’s verleden als activist voor mensenrechten een garantie zou zijn tegen repressie, zullen weinig twijfels overhouden na zulke schandalige verklaringen.

    “Tunesie wordt niet door dictatuur, maar door chaos bedreigd.”, zei Rached Ghannouchi, de leider van Ennahda, waarmee hij de schuld stak op wat hij omschreef als “stalinistische anarchisten” die chaos in het land willen verspreiden. Deze politieke verdediging van de acties van de politie tonen aan dat de gebeurtenissen van maandag niet toevallig zijn, maar door de machthebbers georganiseerd zijn in een poging om de meest actieve lagen van de samenleving te intimideren en om hun pogingen om tot verandering te komen te ontmoedigen. Dit moet dienen als ‘voorbeeld’ voor diegenen die de regering durven tegenspreken, een regering wiens gebrek aan vermogen of verlangen om verandering te brengen met de dag duidelijker wordt voor de massa’s van de bevolking. Of de nieuwe machthebbers geslaagd zijn in hun opzet is een andere zaak.

    Een keerpunt

    Deze repressie volgt op aanvallen op een andere betoging door de UDC (vakbond van de werkloze afgestudeerden) georganiseerd op zaterdag met als centrale eis voor het recht op een degelijke job voor iedereen. De reactie van de politie was gelijkaardig, met veel arrestaties en verwondingen, een soort ‘repetitie’ voor de gebeurtenissen op maandag. Vorige week werd een betoging bijgewoond door de slachtoffers van de revolutie en de families van martelaars brutaal aangevallen door de politie. En dat voor het hoofdkwartier van het Ministerie voor Mensenrechten! In februari gaven wij ook verslag van de aanvallen op de kantoren van de vakbondsfederatie UGTT. Maar deze nieuwe opgang in repressie duidt op een keerpunt. Hoewel de betoging van maandag klein was, is de impact van de repressie ervan nu al groot en deze zal wellicht bredere lagen van van de bevolking radicaliseren tegen de door Ennahda bestuurde regering.

    Dit zal het groeiende begrip versterken dat de heersende partijen vijandig staan tegenover de verlangens die de werkende bevolking en de jeugd van de revolutie hadden en ander geen antwoord dan repressie kunnen bieden op de eisen van de bevolking. De terugkeer naar de traditionele methodes van de politie van Ben Ali wordt door een brede laag erkend, samen met de gevaren van een beweging naar een nieuwe dictatuur. Velen zullen de ‘dubbele standaard’ van de regering opmerken, wiens tolerantie van reactionaire salafistische groeperingen een scherp contrast vormt met de gewelddadige repressie van acties van linkse tendensen en vakbonden.

    Doorheen het land is de spanning nu intens en deze repressie kan een weerslag veroorzaken; sinds maandag hebben overal in het land meerdere soldariteitsacties (bijvoorbeeld in Monastir, Sousse en Sfax) en confrontaties tussen jongeren en de politie plaatsgevonden . Er was een algemene staking in Ktar (in de Gafsa streek), een gelijkaardige staking gaat door in Sidi Bouzid en de kantoren van Ennahda zijn in meerdere gebieden afgebrand. In Sousse is er een staking van alle studenten en scholieren aangekondigd en andere acties door de studentenvakbond, de UGET, worden besproken.

    Op 11 april besloot een Raad van Ministers om het verbod op betogingen in de Bourguibalaan op te heffen. Dit toont aan dat de regering niet bereid is om een frontale confrontatie aan te gaan met de revolutionaire jeugd en arbeiders en dat ze een bredere reactie vrezen. De initiële schok en de daaropvolgende, breedgedragen reacties die de repressie in veel streken veroorzaakt heeft, heeft de regering gedwongen tot dit besluit in een poging om de situatie te Kalmeren.

    Na de gebeurtenissen van maandag is deze kleine overwinning belangrijk. De harde repressie van de regering had als resultaat dat het regime een van de centrale eisen van de betogers moest toestaan: het terugeisen van hun straat, een historisch symbool van de revolutie die de dictator Ben Ali in januari van vorig jaar verdreef. Nochtans maken de gebeurtenissen van de voorbije dagen duidelijk in welke richting het nieuwe regime wil bewegen. De regering zal nieuwe pogingen ondernemen om een tegenaanval te lanceren. Een nieuwe periode van verhitte strijd is aan het beginnen. De UGTT en de UGET zullen misschien de mogelijkheid overwegen van het organiseren van een nationale 24-urenstaking om de regering duidelijk te maken dat elke poging om democratische of sociale rechten te ondermijnen een ernstige weerstand zal ondervinden vanuit de arbeiders, studenten, jongeren en iedereen die wil dat de revolutie van ‘vrijheid, jobs en waardigheid’ zijn doelen vervult.

    Het CWI veroordeelt de toenemende politierepressie en vervolging van politieke activisten en vakbondsmilitanten. Wij pleiten voor vrijheid van meningsuiting en vereniging voor iedereen, een einde aan de voortdurende staat van beleg en het vrijlaten van alle betogers die in de voorbije dagen gearresteerd zijn. Een onafhankelijk onderzoek naar de verantwoordelijken voor het politiegeweld tijdens het weekend en op maandag moet geleid worden door de UGTT, de UDC en andere organisaties met een basis in de bevolking.

    Wij betuigen onze solidariteit met allen die voor hun rechten strijden in Tunesië en zullen er voor zorgen dat alles gedaan wordt om het ware gezicht van het zogezegd nieuwe, ‘democratische’ Tunesië te tonen. Waar we dit kunnen, zullen wij ook revolutionaire activisten steunen in wat een uitgerekte strijd zal worden tegen pogingen om een nieuw autoritair, repressief regime te vestigen.

  • Recensie. ‘The Factory’, de revolutie door Arabische ogen

    “Revoluties komen niet uit het niets”, stelt de commentator bij de beelden van de revolutie in Egypte in 2011. In deze documentaire wordt het verhaal gebracht van de strijd van de 27.000 arbeiders van het textielbedrijf Mahalla. Er zijn interviews met toenmalige en huidige activisten waaruit de achtergrond van die inspirerende strijd blijkt.

    David Johnson

    De arbeiders spreken vol trots over hun werkplaats. Met tien katoenfabrieken, een energiestation en 300.000 machines produceren ze jaarlijks vijf miljoen kledingstukken. De documentaire toont ook een kant van Egyptische vrouwen die doorgaans wordt genegeerd in de media.

    De arbeiders zijn activisten met heel wat zelfvertrouwen. Ze beschrijven hun werk en de solidariteit op de werkvloer. “We zijn acht uur per dag samen, dat is meer tijd dan we thuis doorbrengen. We staan aan dezelfde kant, met christenen en moslims. Op het werk zijn we als een familie.”

    Mahalla werd begin jaren 1930 opgericht, in 1938 was er al een eerste staking. De arbeiders dwongen toen een verandering van het ploegensysteem af. In 1947 was er een staking om ontslagen arbeiders terug aan te nemen. Er werden tanks op het bedrijf afgestuurd, drie arbeiders lieten het leven.

    Toen de ‘vrije officiers’ onder leiding van kolonel Nasser in 1952 de macht grepen, was er een groot enthousiasme op het bedrijf. De arbeiders waren onder de indruk van de toespraken van Nasser. Maar toen ze een maand later in staking gingen, werd die actie brutaal onderdrukt. Er werden later toegevingen gedaan en de documentaire toont hoe Nasser hervormingen combineerde met repressie.

    Veel arbeiders dachten in die periode, in de jaren 1950 en 1960, dat ze onder een socialistisch regime leefden. Mahalla was (en is nog steeds) een staatsbedrijf. “Nasser volgde het socialisme”, stelt een gepensioneerde arbeider. “Ik was een socialistisch vakbondslid. We keken op naar de moed van Nasser toen hij ons bevrijdde van de monarchie.”

    De documentaire legt dit niet verder uit. Het regime van Nasser omschrijven als socialistisch is echter niet correct. Socialisme kan niet zonder echte democratische arbeiderscontrole op ieder niveau.

    Na de dood van Nasser zorgde Sadat voor een koerswijziging waarbij de private sector werd gestimuleerd. Toen soldaten na de oorlog van 1973 terugkeerden naar hun jobs in Mahalla, groeide het ongenoegen. Er was in 1975 een staking die door een van de leiders wordt omschreven als een strijd van “arme arbeiders tegen het kapitalisme”.

    Hosni Moebarak volgde Sadat in 1981 op en versnelde het proces van privatiseringen. In de documentaire hebben arbeiders het over de stakingen van 1986 en 1988. Bij de eerste staking moest de directie toegeven en kregen de arbeiders een betaald weekend. Tijdens de tweede staking waren er 20.000 betogers die riepen: ‘Weg met Moebarak’, meteen de eerste keer dat deze slogan op straat werd geroepen. Er werd geprotesteerd tegen de afschaffing van een studiebeurs. De stakingsleiders werden vervolgd, ze vlogen jarenlang de gevangenis in om vervolgens naar afgelegen gebieden te worden overgebracht.

    Na deze nederlaag was het jarenlang rustig, tot er in 2006 een nieuwe staking was. Omdat een loonbonus al twee maanden niet werd betaald, trokken de vrouwen naar buiten. “Waar zijn de mannen? Hier komen de vrouwen”, riepen ze terwijl ze op de fabrieksterreinen betoogden. De mannen volgden snel.

    Na drie dagen van staking beloofde de directie om de bonus te betalen. Toen die belofte niet werd gehouden, volgde een nieuwe zesdaagse staking met een bedrijfsbezetting. De bonus werd wel uitbetaald. Tal van andere arbeiders volgden het voorbeeld van Mahalla en gingen in actie.

    De val van Moebarak

    De documentaire vermeldt dat de officiële vakbondsleiders aan de kant werden geschoven, maar legt niet verder uit hoe deze zogenaamde vakbondsleiders een belangrijk wapen van de directie tegen de staking waren. Wel wordt uitgelegd hoe een nieuwe onafhankelijke vakbond werd opgezet met verkozen leiders in plaats van aangeduide figuren.

    De val van het regime van Moebarak werd ingezet door de gebeurtenissen van 6 april 2008. De arbeiders van Mahalla riepen op tot een algemene staking, maar deze staking kwam op de werkvloer niet volledig van de grond wegens enorme repressie. In de stad daarentegen waren er grote betogingen met harde confrontaties. De politie zette traangas in en schoot met scherp. Er vielen drie doden. De premier kwam enkele dagen later naar de fabriek om persoonlijk te beloven dat de bonus van de arbeiders zou worden betaald. Dit was te weinig en het kwam te laat. In januari 2011 kwam het ongenoegen opnieuw tot uitbarsting en de opstand zou het einde van het regime betekenen.

    De conclusies van de documentaire zijn wat ontgoochelend. De revolutionaire activist Hossam El-Hamalawy stelt: “Zelfs indien de arbeiders nu geen politieke slogans naar voor brengen, moeten we hen helpen om de economische strijd aan te gaan en te winnen. Daar zullen ze het vertrouwen vinden om morgen ook politieke slogans naar voor te brengen.” Natuurlijk willen socialisten steun geven aan stakingen en bezettingen om die tot overwinningen te brengen. Maar we moeten ook het verband leggen tussen die acties en de strijd voor democratische rechten.

    El-Hamalawy vervolgt: “De arbeidersbeweging is de enige kracht die een einde kan maken aan het regime. Deze opstanden en stakingen zullen doorgaan tot we een regering en een nieuw regime hebben dat antwoorden biedt op de structurele problemen van het land. Zo lang de generaals het land regeren, is er geen politieke vooruitgang en zullen we de eisen van Tahrir en andere pleinen niet afdwingen.”

    Denken de Revolutionaire Socialisten, waar El-Hamalawy lid van is, echt dat het einde van het generaalsregime zou volstaan om te komen tot een politiek proces waarbij de eisen van de arbeiders worden ingewilligd? Zo lang het kapitalisme bestaat, zullen de bazen proberen om zoveel mogelijk winst uit de arbeid van de meerderheid van de bevolking te puren.

    De strijd om de generaals weg te krijgen moet voortgaan. Maar we mogen geen illusies hebben dat een burgerlijke kapitalistische regering aan de bekommernissen van de arbeiders zal tegemoet komen. Er is nood aan een regering van arbeiders en armen.


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • “Hoe durven ze?”, terechte kritieken op een falend systeem
    • Opstandland, de achtergrond van het conflict in Afghanistan, Pakistan en Kasjmir
    • Film over Thatcher leidt tot ophef in Groot-Brittannië
    • “Just do it. Het verhaal van moderne outlaws”. Documentaire over nieuwe generatie activisten
    • De bakermat van de beurs: hoe in het 17de eeuwse Amsterdam de moderne aandelenhandel ontstond
    • “The Cage”. Boek over de slachtpartij in Sri Lanka
    • Het spook van de vergrijzing verdreven
    • Breaking News: journalistiek die breekt, maar niet met de commerciële logica
    • “De tuin van Tito”. Is er sprake van verzoening in ex-Joegoslavië?
    • "23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme"
    • Dashiell Hammett. Hardgekookte schrijver, communistische voorvechter
    • Film. Tinker, Tailor, Soldier, Spy
    • ’De terugkeer van de dwarsliggers’ door Erik De Bruyn. Goede aanzet in de discussie over een nieuw links project
    • ‘Voor wat hoort wat’: pak de armen aan in plaats van de armoede
    • "Macht en terreur”. Recensie van bundeling van essays door Noam Chomsky

  • Nieuwe golf van strijd in Tunesië na regeringsaanval op vakbonden

    Op zaterdag 25 februari betoogden duizenden mensen in het centrum van Tunis in wat een van de grootste betogingen in maanden was. De actie kwam er na een aanval op de vakbond UGTT de afgelopen weken. Verschillende vakbondslokalen werden vernield. Het ging om gecoördineerde acties die onderdeel waren van een poging om het vakbondsverzet tegen het asociale beleid van de pro-kapitalistische Ennahda-regering te breken. Dat is mislukt, het geweld leidde tot nieuwe grote betogingen. De bevolking wil haar rechten en de revolutie verdedigen.

    Artikel door een correspondent die ook zal spreken op het LSP-weekend Socialisme 2012 (28-29 april)

    De regering van antwoord dienen

    De betoging begon aan het centrale hoofdkwartier van de vakbondsfederatie UGTT. Daar waren er eerst honderden aanwezigen, maar het werden er al snel duizenden. Het plein was te klein voor het aantal betogers. De aanwezigen trokken naar de Bourguiba Avenue in wat een mensenzee was. Er waren arbeiders, vakbondsmilitanten, sympathisanten van de UGTT, linkse groepen, jongeren, mensenrechtenactivisten,… Er waren opvallend veel vrouwen op de betoging. Veel vrouwen zijn bang dat hun rechten en vrijheden zullen ingeperkt worden.

    “De bevolking wil de val van het regime”, “Betogingen en confrontaties tot de regering valt”, “Burgers wordt wakker, de regering speelt met jullie voeten”, “Weg met Ennahda”, “Werk, vrijheid, nationale waardigheid”, “Raak niet aan onze UGTT”, “De UGTT is de echte kracht in het land”, “Geen angst meer, de macht ligt in handen van de bevolking”, “Trouw aan het bloed van de martelaars”. Dat waren enkele slogans die werden geroepen door de betogers. Met de betoging werd een krachtig antwoord geboden op het geweld en de provocaties tegen de UGTT-kantoren. Er wordt algemeen aangenomen dat de regering daar achter zit. Vooraan op de betoging was er een delegatie van gemeentepersoneel. Die waren al een week aan het staken.

    De woede van de betogers keerde zich ook tegen het feit dat een conferentie van de “Vrienden van Syrië” plaatsvond in Tunis. Het ging om een initiatief dat werd gesteund door de imperialisten en enkele sjeiks uit de Golf. Het doel van de bijeenkomst was om het post-Assad tijdperk voor te bereiden door nu al de belangen van deze criminele bende naar voor te schuiven. De groeiende invloed van de regimes van Quatar en de VS op de Tunesische politiek werden verworpen door de betogers.

    Sfeer doet denken aan 14 januari

    De gevestigde media hadden het in hun verslagen over relatief weinig betogers: 3.000 of 5.000. Wie de beelden en video’s vanop de betoging bekijkt, ziet dat er ongetwijfeld een pak meer mensen waren. Er was een zee van mensen met UGTT-spandoeken en portretten van Farhat Hached, de oprichter van de UGTT die in 1952 werd vermoord door een prokoloniale gewapende groep die banden had met de Franse geheime diensten. Het graf van Farhat Hached werd twee dagen voor de betoging vernield.

    Een aanhanger van het CWI op de betoging stelde: “Er was een sfeer zoals op 14 januari”. Dat is een verwijzing naar de massale betoging op dezelfde brede laan in 2011. Deze betoging werd enkele uren later gevolgd door het vertrek van dictator Ben Ali. De UGTT had het over tienduizenden betogers en dat stemde wellicht meer overeen met de realiteit.

    Harde repressie

    Op het einde van de betoging was er sprake van politiegeweld tegenover de betogers, maar ook tegen journalisten en omstaanders. De betoging kwam in de buurt van het beruchte ministerie van binnenlandse zaken. De betogers begonnen de intussen alom bekende slogan ‘Dégage’ te roepen. De politie reageerde zenuwachtig. Toen delen van de betoging waren ontbonden, volgden traangas, beledigingen en matrakslagen tegen de betogers. Dat gebeurde op dezelfde wijze als onder het oude regime: groepjes agenten trokken rond en gingen over tot willekeurig geweld in en rond de straat waar de betoging eindigde.

    Een ooggetuige had het over “oorlogsbeelden in het centrum van Tunis” en nog: “een grote groep agenten, waaronder gemaskerde agenten, trok gewapend met matrakken en bijgestaan door traangas door de straten. Ze waren onwaarschijnlijk halsstarrig in hun geweld. Gewonde mensen, vrouwen en kinderen, werden naar het ziekenhuis overgebracht. Er is een verstikkende sfeer. De confrontaties gaan voort. De agenten vallen een vreedzame en toegelaten betoging aan, en dit in het post-revolutionaire Tunesië.”

    Er werden twaalf journalisten aangevallen. Dat was uiteraard een poging om te vermijden dat ze over het politiegeweld zouden berichten. Er was de afgelopen periode een toename van het politiegeweld tegen journalisten. De vakbond van journalisten verklaarde dat er sprake is van “een strategie van intimidatie tegen journalisten, met als doel om net zoals het vorige regime de media te controleren.”

    Dit toont eens te meer aan wat de dreiging van overheidsgeweld is. Het toont ook de kwetsbaarheid van betogingen die niet voldoende worden beschermd. De politierepressie en provocaties hebben als doel om een klimaat van angst te creëren zodat de mensen niet langer aan protestacties zouden deelnemen. Dergelijk geweld was gemeengoed in zowat alle grote betogingen in het centrum van Tunis het afgelopen jaar.

    We moeten daar lessen uit trekken om te vermijden dat het politiegeweld effectief betogers afschrikt. We moeten ook vermijden dat de politie tot confrontaties kan overgaan. De vakbonden hebben een grote verantwoordelijkheid om hun betogingen te verdedigen. Door de acties collectief te verdedigen, kunnen we vermijden dat individuen of kleine groepjes er worden uitgepikt door de politie of dat er contraproductieve reacties komen in de vorm van rellen.

    Vakbondsleiders moeten datum voor 24-urenstaking naar voor brengen

    De betoging van afgelopen zaterdag was een succes, maar toonde slechts een beperkt beeld van waar de georganiseerde arbeidersbeweging tot in staat is. De betoging was groot, maar de honderdduizenden leden tellende UGTT kan meer mobiliseren en dit zowel op straat als op de werkvloer. De betoging gaf een sterk signaal, maar deze betoging was niet voldoende om de contrarevolutionaire bedreigingen weg te nemen. De revolutie, de werkende bevolking, de revolutionaire jongeren en hun organisaties worden nog steeds bedreigd door de contrarevolutie.

    Dat is waarom we het hier niet bij mogen laten. Het is duidelijk dat de regering er alles aan zal doen om terug de bovenhand te krijgen en zal proberen om de UGTT te verzwakken. Van deze regering moet geen ernstig overleg of dialoog worden verwacht. De regering voert een politiek van de verschroeide aarde waarbij het de arbeidersklasse wil terugdringen, de vakbonden ondermijnen en met de politie optreedt tegen wie de revolutie en de doelstellingen ervan blijft ondersteunen.

    Op een private radiozender stelde premier Jebali dat de betogers van afgelopen zaterdag restanten vormen van de ontbonden RCD (de heersende partij onder Ben Ali). Hij verklaarde dat het protest werd gefinancierd door zakenlieden en dat het doel van de betogers was om de regering te verzwakken.

    Dit is een bewuste poging om de strijdbare opstelling van de vakbondsmilitanten te ondermijnen en daarmee ook iedere vorm van verzet tegen de dictaten van het nieuwe regime. Het is een belediging voor de honderdduizenden vakbondsmilitanten die een centrale rol speelden in de revolutionaire beweging. De heroïsche rol van de vakbondsmilitanten stond in een schril contrast met de houding van de vroegere UGTT-leiders die de dictatuur van Ben Ali steunden. Een aantal van die vroegere UGTT-leiders had het lef om op de betoging van afgelopen zaterdag op te dagen. Deze vroegere leiders hebben de strijd van onderuit steeds tegen gehouden in plaats van ze te organiseren.

    Op het laatste congres werd een nieuwe vakbondsleiding verkozen. Het gaat om leiders die militanter overkomen. Het feit dat een strijdbare leiding werd verkozen, leidde al gauw tot een toename van het aantal sociale conflicten. De heersende klasse probeert hierop om de vakbond terug in het gareel te laten lopen.

    De huidige UGTT-leiding mag het momentum niet laten voorbijgaan. Ze moet bouwen aan een campagne om tot een massale beweging van onderuit te komen waarmee de huidige regering en het neoliberale beleid effectief worden bestreden. Veel betogers riepen: “Betogingen en confrontaties tot de regering valt”. Die slogan toont de bereidheid van velen om de strijd voort te zetten, het potentieel daarvoor bestaat.

    De UGTT moet er alles aan doen om haar volledige kracht te mobiliseren. Dat kan enkel indien de vakbond niet alleen antwoordt op het recente geweld, maar als ze ook ingaat op de bredere sociale en politieke thema’s die leiden tot zoveel frustratie onder een brede laag van de bevolking. Het waren die elementen die hebben geleid tot de revolutie, maar de revolutie heeft niet de verwachte fundamentele verandering gebracht. De georganiseerde linkerzijde heeft een belangrijke rol te spelen. Zo moet de linkerzijde ervoor opkomen dat de UGTT een datum prikt voor een algemene 24-urenstaking. Er is nood aan massale algemene vergaderingen en bijeenkomsten op de werkvloer en in de wijken om zo’n staking voor te bereiden en de strijd van onderuit te versterken op basis van een brede betrokkenheid. Een dergelijk strijdbaar actieplan zou heel wat enthousiasme teweeg brengen onder brede lagen van de bevolking. Het zou de massa’s het vertrouwen geven dat ze een strijd leveren die het waard is om te worden gevoerd.

    • Neen aan de aanvallen op de UGTT en op de democratische rechten! Neen aan het politiegeweld!
    • Neen aan het kapen van de revolutie! Neen aan een nieuwe dictatuur!
    • De strijd hernieuwen door op te komen voor het einde van de heerschappij van de bazen en hun politieke vertegenwoordigers
    • Voor een massale beweging die de regering ten val brengt en bouwt aan een regering op basis van een echte vertegenwoordiging van de arme massa’s, de jongeren en de arbeiders!
    • De beweging moet opkomen voor de nationalisatie onder arbeiderscontrole van alle grote private bedrijven en voor het opzetten van een planning die uitgaat van de dringende behoeften van de meerderheid van de bevolking
  • Egypte. Staatsmachine zit achter bloedbad in voetbalstadion

    Op 1 februari was er een bloedbad onder jonge voetbalfans van arbeidersafkomst. Het ging om jongeren die een cruciale rol speelden in de opstand op het Tahrirplein. Delen van het oude regime wilden met dit bloedbad, waarbij 74 doden vielen, wraak nemen. De legerleiding probeert tevens de vrees voor chaos op te drijven om de eigen rol te rechtvaardigen. Intussen zijn er wel nieuwe betogingen.

    Artikel door David Johnson

    [box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]

    Volgens het nieuwsagentschap Al Arabiya kondigden politieke groepen, vakbonden en studentenbewegingen aan staking aan voor 11 februari. Dan wordt de eerste verjaardag van het aftreden van Moebarak gevierd.
    [/box]

    Bij de voetbalwedstrijd in Port Said op 1 februari vielen 74 doden en heel wat gewonden. Sommigen werden van de tribunes gegooid, anderen kwamen om in de paniek en in pogingen om weg te vluchten. Dit bloedbad was geen toeval.

    Het hoofd van de Hoge Raad van Gewapende Krachten, veldmaarschalk Hussein Tantawi, omschreef het bloedbad als “iets dat overal ter wereld kan gebeuren”. Het gaat nochtans niet om ‘gewoon’ voetbalgeweld. Betogers in Egypte legden de verantwoordelijkheid nadien bij de militaire leiding.

    De hevigste aanhangers van Al Ahly, een grote club uit Cairo, staan bekend als de Ahlawy Ultras. Bij de vorige wedstrijd in Port Said, in april 2011, werden zij verantwoordelijk geacht voor gevechten en vernielingen. De Ultras stelden toen dat een gebrek aan veiligheidsmaatregelen tot het geweld had geleid. Er circuleerden nu voor de wedstrijd videobeelden op het internet waaruit bleek dat de spanningen ten top werden gedreven. In dergelijk geval zouden er normaal gezien extra politiekrachten worden ingezet, maar dat gebeurde niet. De veiligheidsdiensten gingen aan de kant staan tijdens de wedstrijd.

    “Honderden supporters bestormden het veld na ieder doelpunt, we voelden aan dat er iets zou gebeuren”, stelde een ooggetuige. “Er was een enorm gebrek aan veiligheidsmaatregelen. De afwezigheid van de politie was erg raar, er waren bijna geen agenten in de buurt van het stadion en binnen lieten ze alles maar gebeuren”. Er waren verklaringen van mensen die zagen hoe ze buiten het stadion mensen met messen en zwaarden zagen, maar de toeschouwers werden niet gecontroleerd toen ze het stadion betraden. Het ziet er ook naar uit dat de uitgangen werden geblokkeerd.

    Inwoners van Port Said veroordeelden de aanvallen op de supporters van Al Ahly en ze stellen dat de aanvallers geen lokale supporters waren. “We waren verrast toen we zagen dat supporters van buiten de stad met bussen naar de wedstrijd kwamen en dat ze T-shirts van de ultras van Al Masry droegen”, verklaarde een van hen. Er waren afgelopen vrijdag in Port Said, een stad met 600.000 inwoners, maar liefst zeven betogingen met meer dan 20.000 deelnemers. De omvang van deze betogingen was groter dan de acties in januari en februari 2011, toen de betogingen in Port Said relatief klein waren in vergelijking met andere steden. Er waren nu heel wat protestbetogingen doorheen het hele land. De legerleiding werd daarbij verantwoordelijk gesteld voor het bloedbad.

    Supporters tegen het regime

    Waarom zou de legerleiding zich tegen voetbalsupporters keren? De reden is eenvoudig: de veelal jonge supporters speelden een bijzonder actieve rol in de opstand op het Tahrirplein, zeker tijdens de confrontaties van 2 februari 2011 toen er werd geprobeerd om de revolutie gewelddadig de kop in te drukken.

    In september 2011 werden fans van Al-Ahly aangevallen door veiligheidsdiensten omdat ze slogans tegen Moebarak en zijn minister van binnenlandse zaken, Al-Adly, riepen. Op dat ogenblik was het proces tegen Al-Adly net begonnen. Enkele dagen later was er een verenigde betoging van de supporters van de drie grote clubs in Cairo. De rivaliteit werd even aan de kant geschoven om samen te protesteren. Een deel van de betogers trok naar de ambassade van Israël die meteen werd aangevallen. Dit werd door de legerleiding gebruikt om de aandacht af te leiden van de misdaden van het leger naar de misdaden van het Israëlische regime.

    De ultras van Al-Ahlawy speelden ook een prominente rol in de strijd tegen de repressieve aanpak van de veiligheidsdiensten bij een actie aan het ministerie van binnenlandse zaken afgelopen november. Ze stonden in december opnieuw vooraan in het protest aan de regeringsgebouwen tegen de aanstelling van Kamal El-Ganzouri als premier, El-Ganzouri oefende dezelfde functie uit tussen 1996 en 1999 onder Moebarak. De ultras worden nu gestraft omwille van hun verzet tegen het regime.

    Wellicht liet de legerleiding bewust geweld toe in het stadion van Al-Masry om zo de onveiligheid en de chaos als excuus te kunnen inroepen. Hiermee willen ze de positie versterken van wie zegt dat enkel het leger Egypte van wetteloosheid kan redden. Aan de vooravond van de verjaardag van de opstand waarmee Moebarak ten val kwam, kondigde Tantawi aan dat de noodtoestand eindelijk werd afgeschaft. Er werd een uitzondering voorzien voor “krapuul”. Toevallig was er net een week later een voorbeeld daarvan.

    Veiligheidsdiensten zijn het echte tuig

    Op hetzelfde ogenblik als het bloedbad in het voetbalstadion, waren er 800 betogers voor het politiekantoor van Nagaa Hammadi om te protesteren tegen de moord op een Koptische handelaar en zijn zoon die weigerden om beschermingsgeld te betalen aan tuig dat verbonden was met politieagenten. Onder de betogers waren er zowel moslims als Koptische christenen. Er zijn tal van voorbeelden van geweld door veiligheidstroepen. Toen in oktober werd geprotesteerd tegen een aanslag op een Koptische kerk, werd het protest zelf door de veiligheidsdiensten aangevallen en vielen daarbij 28 doden. In de dagen na het bloedbad in Port Said waren er confrontaties tussen agenten en betogers in Cairo en andere steden. Daarbij werd traangas ingezet en werd met scherp geschoten. Er vielen vijf doden in Cairo en zeven in Suez, daarnaast waren er 1500 gewonden. De veiligheidsdiensten van Moebarak zijn nog steeds actief, zelfs indien hun vroegere baas vanuit de cel op zijn proces wacht.

    Studenten aan de universiteit van Cairo en aan de Duitse universiteit van Cairo hebben een staking aangekondigd op 11 februari, de verjaardag van de val van Moebarak. Ze eisen dat de legerleiding de macht overdraagt aan een burgerlijke regering en dat de verantwoordelijken voor het geweld in Port Said worden vervolgd. De studenten roepen de vakbonden op om mee te protesteren en samen op te komen voor het einde van het militaire bewind.

    De arbeiders en jongeren mogen geen vertrouwen stellen in dit parlement. De leiders van de Moslimbroederschap, Salafisten en pro-kapitalistische liberale partijen hebben daar een grote meerderheid en zetten de belangen van de bedrijven vooraan. De arbeiders, armen en jongeren hebben nood aan hun eigen partij. Met een programma voor socialistische verandering, waaronder echte democratische controle op de veiligheidsdiensten en de politie, zou een dergelijke partij massale steun kunnen krijgen en de weg kunnen aangeven om tot een fundamentele breuk met het huidige systeem te komen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop