Category: Globaal

  • G20-top brengt geen oplossing voor de wereldwijde economische crisis

    “Ze hebben het niet over ons. Ze zijn niet bekommerd om mensen als wij.” Dat was het verdict over de G20 van een arbeider die samen met anderen de Visteon autofabriek in Enfield bezet houdt. Hij vertegenwoordigt het antwoord van de arbeiders, de G3 van bezette fabrieken van Visteon in Enfield, Basildon en Belfast, op de rijke club kapitalisten die bijeenkwam in Londen. Hij sprak voor de arbeidersklasse en de armen die vandaag worden wijs gemaakt dat de G20 het begin zou vormen van een “antwoord” op de verschrikkelijke economische crisis.

    Peter Taaffe

    In werkelijkheid heeft de bijeenkomst heel weinig opgeleverd. Er waren wat gesprekken en tijdelijk werden de tegenstellingen tussen verschillende landen en regio’s even onder de mat geveegd.

    Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie zouden er dit jaar 30-50 miljoen arbeiders hun job verliezen. De G20 heeft weinig gedaan om dat te veranderen. De belofte om 1,1 triljoen dollar te besteden aan relanceplannen was de belangrijkste “verwezenlijking”. Het is echter niet duidelijk hoeveel hiervan uit nieuw geld bestaat of hoeveel al onderdeel vormde van reeds beloofde middelen voor relanceplannen van nationale regeringen.

    Het IMF vertegenwoordigt het wereldkapitalisme en zal heel wat extra middelen krijgen, haar budget wordt verdrievoudigd tot 500 miljard dollar. Dat zal enkel gebruikt worden voor “noodgevallen” waarbij er een chronisch betaalprobleem is. Dat kan vooral het geval zijn in Oost-Europa en de “opkomende” landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Het zal echter weinig of niets veranderen aan de fundamentele neerwaartse spiraal van het kapitalisme. De econoom Joseph Stiglitz schatte bijvoorbeeld dat de kost van de crisis ertoe zal leiden dat 200 miljoen extra mensen in armoede zullen terechtkomen, vooral in de neokoloniale wereld.

    De VS alleen heeft een immense som van 11,6 triljoen dollar aan kredietlijnen en “reddingsplannen” beloofd. Dat is evenveel als “vier oorlogen, de maanlanding en de heropbouw van Europa [na Wereldoorlog Twee]” (Observer). Toch nam de werkloosheid in de VS in maart opnieuw toe met 663.000 personen. 8,5% van de bevolking is nu werkloos. Indien deeltijdse arbeiders en diegenen die geen uitkering krijgen worden meegerekend, komen we al snel aan 15% van de bevolking die werkloos is!

    De meeste middelen van het IMF zullen wellicht worden ingezet in de ineenstortende Oost-Europese regio. Daar hebben Turkije, Oekraïne, Servië, Letland en Roemenië al de economische status van zombielanden. Zij dreigen overigens ook Oostenrijk mee te sleuren aangezien de belangen van de Oostenrijkse banken in Oost-Europa goed zijn voor een bedrag dat overeenkomst met 75% van het BBP van Oostenrijk. En er zullen ook verregaande gevolgen zijn voor Italië en België.

    Weinig optimistische vooruitzichten

    Tijdens de bijeenkomst van de G20 leek het alsof alle instellingen van het wereldkapitalisme elkaar probeerden te overtreffen met negatieve cijfers en vooruitzichten. Het IMF stelde dat het wereldwijde BBP met een nooit geziene 5% kromp in het vierde kwartaal van vorig jaar. In de “ontwikkelde economieën” ging het om een krimp van zowat 7%. De VS, nog steeds de centrale factor van het wereldkapitalisme, kromp 6% op jaarbasis terwijl Japan zelfs 13% moest prijsgeven. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de hoofdeconoom van de UNCTAD stelde dat de Londense bijeenkomst een “top van het irrelevante” was.

    De globale industriële productie zal in het eerste kwartaal van dit jaar een fenomenale krimp hebben gezien van 30-35%. Dat betekent dat de crisis nog aan het versnellen is. Paul Volcker, een economisch adviseur van Obama in de VS, verklaarde op de G20-top dat de ineenstorting “sneller” gebeurt dan tijdens de Grote Depressie van de jaren 1930. De IMF-baas zelf, Dominique Strauss-Kahn, stelde aan de vooravond van de G20-top: “Eerlijk gezegd zitten we in een moeilijke situatie.” Hij vervolgde met de stelling dat miljoenen mensen in de armoede en problemen zullen terechtkomen. De crisis zal “dramatische gevolgen hebben voor de werkloosheid” en dat zal op zijn beurt leiden tot “sociale onrust, soms zelfs bedreigingen voor de democratie en misschien in sommige gevallen zelfs tot oorlog.”

    Dat is een meer realistische inschatting van de vooruitzichten voor het kapitalisme dan wat domineerde in de media. De Franse president Sarkozy verklaarde dat de bijeenkomst een overwinning was op het “Angelsaksische ongereguleerde kapitalisme”. Hij kon daarmee ongetwijfeld scoren tegenover de Britse premier Brown die in juni 2007 nog de financiële sector van de Londense City lof toe zwaaide voor hun vernieuwende talenten en de ontwikkeling van “het meest moderne financiële wezen.” Hij voegde er toen aan toe dat het belangrijk was “om verder vooruit te gaan met zachte regulering, een competitieve belastingsomgeving en flexibiliteit.” Voor de crisis was echter ook Sarkozy een volwaardig lid van de wereldwijde club van neoliberale tegenstanders van enige regulering. Hij was niet de enige, ook de rest van de leiders van de G20 zaten in die club.

    Ze werden enkel gedwongen om een koerswijziging door te voeren en een aantal beperkte “reguleringen” voor te stellen omdat ze bang zijn van sociale onrust, een fenomeen dat we nu reeds zien als antwoord op de crisis. De meeste economieën van de kapitalistische wereld worden geconfronteerd met “faillissementen en werkloosheidscijfers” die “tot het hoogste niveau stijgen sinds de Grote Depressie” (Wolfgang Muenchau, Financial Times). President Obama wil een triljoen dollars besteden aan “cash for trash”, overheidsgeld voor slechte leningen. Voordien werd gesproken over “toxische” producten, daarna over “problematische” financiële producten. Nu wordt gesproken over een “erfenis”. En effectief vormen deze slechte leningen een erfenis van een onbeperkt neoliberaal kapitalisme waarbij enkel de inhaligheid van een kleine toplaag van belang was. Dat kapitalisme moet nu garanties krijgen die betaald worden door de gewone arbeiders.

    De besprekingen in Londen zullen niet als gevolg hebben dat de huisprijzen in de VS terug gaan stijgen, de prijzen namen er reeds met zowat 30% af. De ineenstorting van de wereldhandel wordt door het IMF op 9% geschat. De OESO heeft het intussen over een mogelijke inkrimping met 13%. Dat zal enorme gevolgen hebben voor exportlanden als Japan, China, Duitsland en de Oost-Europese landen als Tsjechië waar de export goed is voor 80% van het BBP. Azië zal ook hard worden getroffen, in Maleisië is de export zelfs goed voor meer dan 100% van haar BBP.

    Alle onderdelen van de wereld worden getroffen

    Geen enkel deel van de wereld wordt niet geraakt door de crisis. De arbeidersklasse zal moeten opdraaien voor de crisis. In Groot-Brittannië zullen maandelijks 100.000 mensen hun job verliezen indien de crisis een zelfde ritme aanhoudt gedurende de rest van het jaar. Iedere dag sluiten 200 winkels de deuren. In de zomer zouden er nog eens 600.000 schoolverlaters op de arbeidsmarkt komen. Het totaal aantal Britse werklozen is al opgelopen tot 3,5 miljoen.

    Bovendien is er een achteruitgang op het vlak van overheidsinkomsten door de werkloosheid, lagere belastingsinkomsten,… De strategen van het kapitaal hebben het al over “jaren van besparingen”. Aanvankelijk zal dit leiden tot een beperking van publieke uitgaven, vooral op het vlak van arbeidsrechten en voorwaarden, pensioenen en lonen van wat “egoïstisch” overheidspersoneel zal worden genoemd om de arbeiders te verdelen. Het Britse begrotingstekort (het verschil tussen de inkomsten en uitgaven) zou in 2010 kunnen oplopen tot 13% van het BBP. Dit zou betekenen dat Groot-Brittannië samen met Griekenland en mogelijk ook Spanje en Ierland een pariastatus zou krijgen op de obligatiemarkt. Op deze weg zullen er ook, zoals we in IJsland reeds zagen, “nationale faillissementen” zijn. Dat is een mogelijkheid die in verschillende landen aan de orde is.

    Tegen deze achtergrond is het debat tussen kapitalistische economen over de betekenis van “recessie” of “depressie” niet direct van belang voor de slachtoffers ervan: de werkende bevolking. In het moderne tijdperk betekent een werkloosheidsgraad van 10% een depressie. Er is bovendien weinig vertrouwen in de beloofde economische heropleving. De gevolgen van de crisis kunnen leiden tot een permanente aantasting van het leven van miljoenen arbeiders, ten minste zo lang dit systeem overleeft. Er is nu al een drastische achteruitgang de VS aangezien de gemiddelde “rijkdom” van gezinnen mee achteruit gaat met de dalende huizenprijzen.

    De voormalige begrotingsminister onder Clinton stelde zelfs: “De schaal van de leningen die nodig is om een normale cyclische heropleving te ondersteunen, zal niet worden gehaald.” Met andere woorden: zelfs indien er op een bepaald ogenblik een zekere economische heropleving is, zal dit gebeuren tegen een achtergrond van massale werkloosheid en miserie. In de VS zien we al het begin van sloppenwijken in Californië en andere staten. In Italië en zelfs in Groot-Brittannië zien we hetzelfde met bijvoorbeeld Poolse migranten.

    De toekomst voor de meerderheid van de bevolking ziet er dus niet bepaald rooskleurig uit. De voorstellen van de G20 zullen daar geen verandering in brengen. Er kan een zekere matiging optreden met een trager ritme van stijgende werkloosheid als gevolg van de relanceplannen of het bijdrukken van geld (quantitative easing). Maar de onderliggende problemen blijven overeind en zullen blijven leiden tot onveiligheid, werkloosheid, flexibele mini-jobs, dalende lonen en alle mogelijke sociale problemen die daaruit kunnen voortvloeien.

    Toename van woede

    Voor de bijeenkomst van de G20 was er al een opkomst van woede. Dat bleek uit het neerhalen van de regeringen in Oost-Europa (in Letland, Tsjechië, Estland en Hongarije) maar ook uit de bewegingen in Frankrijk tegen de regering-Sarkozy of tegen de Ierse regering van Fianna Fail en de Groenen. De sfeer is zodanig ontwikkeld dat een vriend van Obama’s economische goeroe, Tim Geithner, verklaarde: “Er zijn tegenwoordig momenten dat je denkt dat Hugo Chávez een verkiezing zou kunnen winnen in Amerika.”

    De verontwaardiging en massale woede tegenover de bankiers is erg groot. Vanuit het standpunt van de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging moeten we vaststellen dat de G20-top geen oplossingen heeft aangebracht voor de kapitalistische crisis die wellicht nog erger zal worden. Dat zal leiden tot nog meer lijden en problemen voor diegenen die de rijkdom creëren: de arbeiders en armen.

    De tegenstellingen van het kapitalistische systeem komen niet alleen aan bod in de boeken van Karl Marx (boeken die nu opnieuw aan populariteit winnen, zelfs bij kapitalistische commentatoren), maar ook in de levende realiteit van het economisch falen en alles dat daaruit voortkomt. Dit kapitalistische systeem biedt geen weg vooruit aan. De arbeidersklasse en de armen moeten zich voorbereiden op een socialistische toekomst door een krachtig referentiepunt uit te bouwen voor de arbeiders die in strijd komen. Dat is nodig opdat de arbeiders in bijvoorbeeld Basildon, Belfast en Enfield vandaag niet in het zand zullen bijten, maar in tegendeel een nieuw referentiepunt voor strijd tegen het zieke en falende kapitalisme zullen worden.

  • Economie. Donkere tijden voor het kapitalisme

    Economie. Donkere tijden voor het kapitalisme

    Een tweede golf van herkapitalisaties van de banken was reeds noodzakelijk. Dat maakt op zich reeds duidelijk dat de vorige massale overheidstussenkomsten onvoldoende waren. Ook bij de bekendmaking van de definitieve economische resultaten voor 2008 heerste een sombere stemming. Het vierde kwartaal van 2008 wordt omschreven als “rampzalig”: de industriële productie van de belangrijkste wereldmachten is in elkaar gestort, wat ook leidt tot een enorm sociaal bloedbad.

    door Baptiste (Wavre)

    Alle gelederen van de economie worden getroffen

    In de Verenigde Staten nam het Bruto Binnenlands Product (bbp) in het laatste kwartaal met 3% af. Niet minder dan 2,6 miljoen mensen verloren het afgelopen jaar hun job. Dat aantal wordt verder de hoogte ingedreven: in januari gingen 600.000 jobs verloren en in februari werd dat aantal zelfs op één week tijd gehaald (de week van 7 februari)! In de Eurozone gaat het er al niet veel beter aan toe: de Europese Commissie moest haar groeiverwachting voor 2009 naar beneden herzien tot -1,9%. Voor België wordt een zelfde inkrimping verwacht.

    Het is opvallend om te zien hoe alle vorige vooruitzichten van de regeringen en internationale instellingen veel te optimistisch waren. De Nationale Bank had het in december nog over een negatieve groei van -0,2% in 2009. Zou het cijfer van -1,9%, dat slechts enkele weken later volgde, dan mogelijk ook nog te optimistisch zijn? Een inkrimping van 1,9% houdt rekening met een slecht jaar, maar tegelijk wordt gehoopt dat de herstelplannen tegen het einde van het jaar voor een heropleving van de economie zullen zorgen. Wij hebben daar bedenkingen bij.

    Sinds de ineenstorting van de zeepbel op de Amerikaanse huisvestingsmarkt in de zomer van 2007 hebben de kapitalistische regeringen steeds de omvang van de crisis genegeerd. Aanvankelijk werd alle hoop gevestigd op een “ontkoppeling”, waarbij enkel de Amerikaanse economie zou worden geraakt. Dat scenario behoort intussen tot het verleden: in Europa slaat de crisis toe en ook China wordt steeds meer geraakt (de Chinese export daalde reeds met 17% op jaarbasis). Duizenden Chinese fabrieken sluiten de deuren, waardoor miljoenen Chinezen werkloos worden. Eenzelfde ontwikkeling vindt ook plaats in andere “opkomende” landen.

    Herstelplannen bieden geen uitweg

    Vandaag wordt gehoopt dat de herstelplannen voor een opleving zullen zorgen. Deze zouden er voor moeten zorgen dat de economie terug aantrekt vanaf eind 2009. De herstelplannen bestaan grotendeels uit reeds geplande investeringen en financiële instrumenten die de banken en financiële instellingen moeten zuiveren.

    Kijk maar naar het Amerikaanse herstelplan van Obama en Geithner. Dat plan kreeg de moedige naam “Financial Stability Plan” en omvat 2.000 miljard dollar aan maatregelen om de financiële sector te herstellen. Een publiek-privaat fonds zou voor 500 miljard dollar aan rommelkredieten en activa opkopen. De gemeenschap mag opdraaien voor de rottigheid, de private partner zal de winsten wel voor zijn rekening nemen.

    Ook het idee van een “bad bank” gaat in deze richting. De Federal Reserve (nationale bank van de VS) zou voor 1.000 miljard dollar bankwaarden opkopen, waarden die verbonden waren aan consumptiekredieten. Anders gezegd: de Fed hevelt 1.000 miljard dollar bankschulden over naar de gemeenschap.

    De rest van het plan gaat vooral over tussenkomsten in het kapitaal van de banken. Er worden slechts enkele kruimels vrijgemaakt voor gezinnen die te diep in de schulden zitten door hun hypothecaire leningen. Het herstelplan wil die schulden lichter maken door ze over een langere periode te spreiden. Het kwijtschelden van die schulden zou een te groot verlies voor de banken betekenen. En daar worden volgens de regering al voldoende inspanningen geleverd: de topmanagers moeten hun lonen beperken tot 500.000 dollar (!) per jaar en een “gezonde financiële structuur” voor hun bank aantonen. De besparingen om de “financiële gezondheid” te versterken, vormen de cynische basis voor de vernietiging van productie en massale afdankingen.

    De herstelplannen bieden geen oplossing voor de arbeiders. Er wordt enkel aan het patronaat verzekerd dat het de arbeiders zullen zijn die moeten opdraaien voor de crisis. Het plan-Obama zal daar niets aan veranderen: belastingsverlagingen voor de middenklasse, subsidies voor de consumptie van Amerikaanse producten en een ambitieus plan om een embryo van sociale zekerheid “zoals in Europa” op te zetten. Het gaat daarbij wel om sociale zekerheid met twee versnellingen: een deel in vijfde versnelling, maar ook een deel in eerste waarbij er amper vooruitgang is. De maatregelen die er wel komen, dreigen bovendien de publieke schuld sterk en snel op te drijven. En laat die schuldenberg nu net een belangrijke oorzaak zijn van wat economen “de moeder van alle recessies” noemen. Het zijn de publieke schulden die de afgelopen jaren werden ingeroepen om een besparingsbeleid te voeren en de sociale verworvenheden te ondermijnen. Indien de publieke schulden de komende periode sterk zouden toenemen, kan dit in sommige gevallen leiden tot het bankroet van landen. IJsland bevindt zich reeds in die situatie.

    De herstelplannen veranderen dus niets aan de fundamentele tegenstellingen waarop het neoliberalisme de afgelopen periode haar groei had gerealiseerd en die de basis vormden voor de huidige crisis: enorme schulden bovenop een grote sociale kloof. Een vlucht vooruit zal geen oplossing bieden voor de crisis van het kapitalisme. Misschien kan het een pleister op het houten been van het systeem vormen, maar dat maakt weinig verschil als het hout verrot is.

    China wordt overigens niet de nieuwe motor van de wereldeconomie, het land wordt zelf geraakt door de crisis. Ook daar kwam er een herstelplan dat vooral gericht was op het ontwikkelen van een interne markt. De afgelopen jaren kende China een sterke groei op basis van een enorme uitbuiting van haar arbeiders. De productie diende grotendeels voor de export, wat nu in elkaar stort.

    Geen vertrouwen

    De regeringen slagen er niet in om het vertrouwen in de eigen kapitalisten en hun systeem te herstellen. Onmiddellijk na de aankondiging van het plan van Geithner verloor de beurs van New York 5%. De speculanten menen dat de regering, zelfs met de bedragen die nu worden uitgetrokken, de ernst van de situatie onvoldoende inschat.

    De automobielsector vormt een barometer voor de consumptie. Daar zien we de gevolgen van de kapitalistische overproductiecrisis met verkoopcijfers die achteruit gaan met 30% tot 50% op jaarbasis. De basis voor de overproductie wordt gevormd door de kapitalistische productiewijze, waarbij het loon van de arbeiders slechts overeenstemt met een gedeelte van de geproduceerde waarde. Het andere deel dient voor de winsten van de kapitalisten. De arbeiders kunnen niet alles wat ze geproduceerd hebben terugkopen. De afgelopen jaren werden de enorme winsten steeds meer geïnvesteerd in goedkope kredieten, ook voor wie die niet kon terugbetalen.

    Dat vormde de basis voor de toename van de speculatie die onder meer op de beurzen tot uiting kwam. De opgang van het belang van de beurs was een uitdrukking van de opeenstapeling van schulden en overproductie. De daling van de huizenprijzen zorgde ervoor dat de volledige economische zeepbel uiteenspatte. Het feest was voorbij en het kapitalisme viel terug op haar fundamentele tegenstellingen, die reeds jarenlang aanwezig waren, maar nu op pijnlijke wijze terug de bovenhand haalden.

    Toxische banken

    Hetzelfde geldt voor de banken. De eigen waarde van de banken vormt slechts een beperkt onderdeel van de totale waarde van de engagementen die door de banken worden aangegaan, slechts 5%. De eigen fondsen werden bovendien aangetast door risicovolle investeringen zoals subprimes (rommelhypotheken). De waardevermindering van dergelijke investeringen hebben de eigen waarde van de banken snel doen afnemen tot nog zowat 2% van de totale verplichtingen. Op die manier kan een bank vrij snel failliet gaan. Bovendien wordt duidelijk dat de subprimes niet alleen waren, nog grotere bedragen bleken deel uit te maken van investeringen die net iets minder riskant waren (Alt-A). De ineenstorting van de beurzen kan deze hypotheken omvormen tot tijdbommen die de economie verder zullen ondermijnen.

    Verschillende regeringen willen nu de banken zuiveren van toxische beleggingen. Dat gebeurt door de schulden te nationaliseren en de winsten aan de privé over te laten. In 2008 kregen de verantwoordelijken van de financiële instellingen zowat 10 miljard dollar aan bonussen nadat ze gered werden door het plan-Paulson (dat uiteraard werd betaald door de gemeenschap). De rotzooi van de kapitalisten wordt aan de arbeiders doorgegeven, zodat het patronaat verder kan profiteren van winsten.

    Het kapitalisme werkt niet

    De herstelplannen zullen ook met de nodige keynesiaanse kruimels niet volstaan om de consumptie terug op gang te trekken. Steeds meer economen trekken de efficiëntie van die plannen in twijfel. De komende weken zal steeds meer blijken hoe diepgaand de crisis zal zijn en of deze zal leiden tot een depressie die jarenlang kan duren. Economen als Stephen Roach, die de ineenstorting van de huizenmarkt en de economie correct hadden voorspeld, spreken reeds over een recessie die drie jaar kan duren.

    Voor herstel kunnen we niet vertrouwen in de herstelplannen van de regeringen, zowel in België als elders in Europa of de VS. De kapitalisten zoeken enkel naar methoden om de arbeiders de crisis te laten betalen door het opdrijven van de werkloosheid en door verschrikkelijke sociale condities. In de VS en in een aantal Europese landen (Spanje, Groot-Brittannië) zijn er reeds spookwijken, die verlaten zijn nadat een groot aantal bewoners uit hun huizen werd gezet omdat ze hun lening niet konden afbetalen. In de plaats van deze wijken komen er tentenkampen die de condities van de neokoloniale wereld zichtbaar naar ons toe brengen.

    Het kapitalisme wordt gekenmerkt door diepgaande tegenstellingen die het gevolg zijn van de uitbuiting van de arbeiders. De burgerij kan deze crisis niet oplossen door die uitbuiting nog verder op te drijven. Wij pleiten integendeel voor een socialistisch anti-crisisprogramma dat komaf maakt met het kapitalisme en haar crisis.

    LSP eist:

    • Meer koopkracht door meer loon, herstel van de volledige index, afschaffing van BTW op basisnoodzakelijke goederen
    • Voor het herinvesteren van de recordwinsten van de afgelopen jaren in sociaal nuttige infrastructuur in de plaats van speculatie: voor de massale bouw van degelijke sociale woningen, publieke herfinanciering van het onderwijs, versterking van de sociale zekerheid,…
    • Open de boeken van bedrijven die afdanken
    • Nationalisatie onder arbeiderscontrole van de financiële sector en sleutelsectoren van de economie
    • Verdeel het werk, niet de werkloosheid: vermindering van de arbeidsduur tot 32 uur per week, zonder loonsverlies en met bijkomende aanwervingen
  • Crisis en klassenstrijd

    Dat het kapitalisme in zijn grootste crisis verkeert sinds de jaren dertig, geen hond die daar nog aan twijfelt. Anders wordt het als je zegt dat het kapitalisme zijn ergste bestaanscrisis doormaakt sinds de jaren dertig. Want niemand twijfelt toch aan het voortbestaan van het kapitalisme? Maar er is alle reden om dat juist nu te doen.

    Artikel overgenomen vanop de site van Offensief, onze Nederlandse zusterorganisatie

    Niemand weet hoe de crisis en de klassenstrijd die er het gevolg van is, zich gaan ontwikkelen. Marxisten beschikken niet over magische kristallen bollen waarin ze diep turend de toekomst kunnen ontwaren. Maar wat kunnen we op basis van onze ervaring en op grond van een marxistische analyse daar wel over zeggen? De arbeidersklasse heeft voor alles behoefte aan duidelijkheid.

    Wat de vooruitzichten van de economische crisis betreft: wie het weet mag het zeggen. Het kan een recessie in V-vorm zijn, heftig, maar met een herstelfase die relatief snel komt, misschien aan het einde van het jaar al. Het kan een recessie in U-vorm zijn, met een wat langere duur. De recessie kan ook een L-vorm krijgen: eerst flink naar beneden (dat zal nog wel een tijdje doorgaan) en dan stagnatie. Maar twee dingen zijn zeker: 1) het herstel zal heel slapjes zijn wanneer het komt, het worden heel magere groeicijfers wanneer ze komen en 2) de klasse van kapitalisten gaat de rekening voor de crisis neerleggen bij de arbeiders.

    Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om een opleving in de klassenstrijd te voorspellen. Maar hoe staat de klassenstrijd er op dit moment bij? De arbeidersklasse blijft een enorme macht in de samenleving: de objectieve kracht van de arbeiders is door hun overwegende aantal en door hun centrale rol in de productie alleen maar groter geworden. Maar in subjectieve zin is de arbeidersklasse door de nederlagen van de jaren tachtig, door de val van het stalinisme in 1989 en door de ongehinderde opkomst van het neoliberalisme in de jaren negentig flink verzwakt. In termen van zelfbewustzijn (klassebewustzijn), organisatie, programma en ideeën staat de arbeidersklasse ronduit zwak.

    De arbeidersklasse heeft massaorganisaties nodig om zijn belangen te verdedigen: vakbonden en politieke partijen die opkomen voor de belangen van de arbeidersklasse. De vakbeweging in Nederland is in aantallen wel intact en dat is een belangrijk gegeven, maar als strijdorganisatie stelt de FNV op dit moment niet veel voor. De leiding van de FNV is getrouwd met het kapitalisme en in de vakbonden zijn de leden nauwelijks actief. Eerlijk is eerlijk: er zijn ook nu uitzonderingen zoals bestuurders die in de schoonmaak met lager betaalden op een strijdbare manier aan de slag zijn gegaan en er zijn een aantal stevig linkse platforms in sommige bonden. Maar de hoofdzaak is dat de leiding van de FNV op dit moment met regering en werkgevers zoekt naar een “Sociaal Akkoord” om uit de crisis te komen. Er is geen programma om uit de crisis te komen. Op lokaal niveau hopen bestuurders dat er bij ondernemingen in de problemen nog geld overschiet voor een afvloeiingsregeling, maar verzet is er uit die hoek nauwelijks.

    De arbeidersklasse heeft ook politieke partijen nodig om zijn belangen te behartigen. Die zijn er in Europa niet of nauwelijks. Sociaaldemocratische partijen zijn in de jaren negentig in hun geheel overgestapt naar het kamp van de bourgeoisie. In Nederland is de situatie iets anders: daar heeft de SP zich opgeworpen als mogelijke massapartij voor de arbeiders. Bij de verkiezingen van november 2006 haalde de partij 25 zetels en leek de SP dit potentieel van massa-arbeiderspartij te gaan waarmaken. En die potentie is er nog: maar dan moet de SP wel opschieten. In termen van een antwoord op de crisis hebben we van de SP weinig tot niets gehoord. SP-Kamerleden waren te zien in TV-programma’s waar ze weinig meer deden dan applaudisseerden toen Wouter Bos de banken nationaliseerde: daar had de SP zelfs niet om durven vragen. In het debat over de regeringmaatregelen naar aanleiding van de crisis kwam de SP nauwelijks aan de bak en het is de vraag of dat wel het geval zal zijn als de regering zijn plannen bekend maakt.

    En, het is niet een hoofdzaak, maar dan toch even dit: het is een schande dat op dit moment, het uur van de waarheid voor het kapitalisme en de SP zelf, de SP-top zich bezig houdt met het uit de partij werken van de aanhangers van Offensief. Deze uitdrijvingskruistocht tegen een kleine groep marxisten en marxistische ideeën is onder de huidige omstandigheden extra absurd.

    Bij afwezigheid van vakbonden en politieke partijen die voor de arbeidersklasse staan, krijgt het verzet van de arbeidersklasse tegen de crisismaatregelen het karakter van spontane massa-uitbarstingen, zoals in Ierland (120.000 demonstranten tegen het regeringsbeleid), Frankrijk, bij de Lindsey raffinaderij in Engeland en bij Opel in Duitsland. Bij gebrek aan een duidelijk programma zullen de acties in het begin vooral een defensief karakter hebben: verzet tegen de maatregelen van bedrijven en regeringen staat voorop. De grote snelheid waarmee de crisis nu om zich heen grijpt, wekt ook verwarring bij de arbeiders in de hand.

    Totdat de arbeiders kracht in termen van zelfbewustzijn, programma, ideeën en organisatie zoals vakbeweging en massapartijen hebben hervonden, blijft het gebrek aan de subjectieve factor voor de arbeiders een handicap. De wederopbouw van de arbeidersbeweging zal bij vlagen snel kunnen verlopen waar er actie en de juiste ideeën aanwezig zijn, maar over het algemeen tijd vergen.

    Het goede nieuws is dat de bourgeoisie er in ieder geval ook zwak bij staat. In de eerste plaats heeft de ideologie van het neoliberalisme, waarmee ze tot voor kort nog iedereen om de oren sloegen, afgedaan. In de tweede plaats blijft het moeilijk uit te leggen waarom er honderden miljarden, biljoenen Euro’s en dollars zelfs, worden uitgegeven om de banken en verzekeringsbedrijven te redden terwijl er geen cent wordt uitgegeven voor de koopkracht en werkgelegenheid van de gewone mensen en er zelfs op de sociale zekerheid wordt bezuinigd! Voor de klasse van kapitalisten is er een grote paraplu, de arbeiders mogen ouderwets in de gietregen. Dat is zichtbaar voor iedereen. Het is moeilijk uit te leggen en al helemaal niet te rechtvaardigen.

    Ten derde is de bourgeoisie verdeeld. Je kunt de lonen wel drukken en de werkloosheid de werkloosheid laten, maar daar wordt de economie niet beter van. Je kunt de sociale zekerheid wel verder uitkleden, maar dan durft niemand zijn centen meer uit te geven. Je kunt de staatsuitgaven bevriezen, maar dan valt alle groei weg. Je kunt de pensioenleeftijd wel verhogen; dat levert op termijn geld op voor regeringen en pensioenfondsen, maar de werkgevers zien al die oudjes op de werkvloer al verschijnen …en hoe zit het dan met de jongeren? Dit soort dilemma’s zal de bourgeoisie blijven achtervolgen. Om uit de crisis te komen moet de arbeidersklasse kunnen opkopen wat ze verdient en dat fundamentele probleem voor het kapitalisme, al neergezet door Marx en Engels, blijft.

    Het is niet moeilijk om te voorspellen dat wij een historische periode van crisis tegemoet gaan. De klassenstrijd zal snel opleven, maar er zal gegeven de verhoudingen, niet snel een duidelijke overwinnaar zijn. Op dit moment is het ontbreken van een alternatief voor het kapitalisme nog het sterkste wapen voor de bourgeoisie.

    Zonder een socialistische aanpak bestaat het gevaar dat het voor werkende mensen niet onmiddellijk duidelijk zal zijn wat het alternatief is, zelfs als ze geconfronteerd worden met de gevolgen van de huidige economische crisis. In de auto-industrie bijvoorbeeld, waar de lonen omlaag gaan en massaontslagen dreigen, begrijpen de arbeiders instinctief dat er geen ´markt´ meer is voor de producten op dit moment. Maar gegeven het hoge niveau van techniek en vaardigheden, zou het een kleine moeite zijn om de auto-industrie die staat voor massale overproductie en onverkoopbaarheid van de producten, om te bouwen voor de productie van nuttige goederen, waaronder groene, milieuvriendelijke vervoersmiddelen. Die zijn dringend nodig voor de wereldbevolking binnen de context van een duurzaam, milieuvriendelijk transportsysteem. Grootschalige omschakelingen in de productie waren mogelijk rond het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, maar onmogelijk gegeven de chaos in het kapitalisme op dit moment. Dat betekent dat de eis voor een alternatieve socialistische samenleving om de hoek komt kijken.

    De kloof tussen de snel verslechterende objectieve situatie en het bewustzijn van de arbeidersklasse zal zich in de komende periode gaan sluiten. De gebeurtenissen – en er zullen explosieve gebeurtenissen zijn – zullen daar voor zorgen. Arbeiders zullen aan de rand van de afgrond het kapitalistische systeem confronteren, soms zonder een duidelijk idee van wat er voor in de plaats moet komen. De moeilijke tocht naar klassenbewustzijn, socialisme en revolutionaire overtuiging kan worden bekort door het formuleren van overgangseisen: eisen die een brug slaan tussen de situatie van nu en de toekomst, eisen die uitgaan van de noden van vandaag en die het onvermogen en instabiliteit van het kapitalisme duidelijk maken.

    De eerste eisen moet zijn: Nee tegen het presenteren van de rekening van de crisis aan de arbeiders. Nee tegen massale werkloosheid, vooral onder jongeren. Nee tegen verlaging van de lonen en de levenstandaard. Nationaliseer de banken maar dan op een democratische en socialistische manier, laat in het bestuur niet weer dezelfde kapitalisten toe, maar laat de banken besturen door vertegenwoordigers van de arbeidersklasse, de vakbonden, mensen uit het midden- en kleinbedrijf enz. Een democratische en socialistische publieke sector zal de kwestie opwerpen van verdere nationalisaties, zodat de belangrijkste bedrijven in gemeenschapshanden komen. Op die manier is er hoop voor werkende mensen om uit de doodlopende weg van het stagnerende kapitalisme te komen.

  • Wereldeconomie. “Na de grootste kapitalistische party de zwaarste kater”

    De drie grootste economieën ter wereld – Europa, de VS en Japan – zijn in recessie. IJsland is failliet en de Belgische regering is over de crisis gevallen. De economische crisis verdiept en de recente cijfers zijn vaak “de ergste sinds de metingen begonnen”. In de VS sneuvelden in november en december samen meer dan een miljoen jobs, het slechtste resultaat sinds 1945. De fabrieksactiviteit daalde er in december aan zijn snelste tempo in 30 jaar tot het laagste niveau sinds het begin van de metingen in 1948. De daling van de kleinhandelverkoop gedurende 6 maand was ongezien sinds de metingen in 1992 startten (-9,7% tegenover een jaar eerder).

    Door Kristof (Leuven). Artikel uit het februarinummer van Socialistisch Links

    De crisis zet zich onverminderd door op globaal niveau. Van januari tot november 2008 kwamen er in China bijvoorbeeld 10 miljoen werklozen bij. In Europa kromp de Duitse economie met 1,5 tot 2,0% in het vierde kwartaal van 2008 en de Eurozone kende in november een exportdaling met 4,7%. Deze cijfers zijn stuk voor stuk dramatisch en dramatischer dan hun voorgangers. Het dieptepunt, laat staan het einde, van de crisis is nog niet in zicht.

    Dankzij de steunmaatregelen wordt 2010 het jaar van de heropleving, aldus ECB voorzitter Trichet. Met hem doen talloze economen aan wishful thinking. Enkelen zijn eerlijker; Barrow van Standard Bank stelde: “Na de grootste party kunnen we ons enkel verwachten aan de zwaarste kater”.

    Verliezen worden gesocialiseerd, winsten blijven privé

    Talloze overheden lanceren steunpakketten van een grootteorde die een jaar geleden ondenkbaar was. Er zijn drie categorieën. Ten eerste zijn er de heraankondigingen van oudere maatregelen, zoals het leeuwendeel van de eerste 30 miljard steunmaatregelen in Duitsland. Ten tweede probeert men banken en andere bedrijven te redden en te genezen door hun rommeleffecten op te kopen, door participaties te nemen of door kredieten te verschaffen. In de VS hebben we bijvoorbeeld het plan Paulson van 700 miljard dollar. Dit is gewoonweg het socialiseren van de schulden op kap van de gezinnen na jarenlang speculeren. Ten derde zijn er de Keynesiaanse steunmaatregelen, waarbij de overheid begrotingstekorten opbouwt ter verhoging van de koopkracht door onder meer belastingsverlagingen en massale openbare werken. De geplande ‘New Deal’ van Obama die in twee jaar tot 1000 miljard kan gaan kosten is een voorbeeld. De arbeidersklasse is binnen het kapitalisme niet in staat alle geproduceerde goederen op te kopen, aangezien een deel van de door hen geproduceerde waarde niet naar lonen gaat, maar naar winst.

    Ter illustratie kende de autoverkoop in de EU een daling met 25% in 12 maand. De kapitalisten zijn sinds de jaren ‘70 steeds minder bereid hun winsten te herinvesteren in de reële economie, door de dalende tendens van de winst per geïnvesteerd kapitaal; de winstvoet. Om hun winsten (en winstvoet) te maximaliseren zetten de kapitalisten druk op de lonen waardoor ze hun afzetmarkt ondergraven en vroeg of laat een overproductiecrisis moet ontstaan. Jarenlang werd dit probleem via goedkope kredieten (schulden) vooruitgeschoven, wat niet kon blijven duren. Nu zien we de weerslag.

    Het redden van banken verandert hier niets aan en vermijdt slechts dat het financiële systeem instort. Als bedrijven zoals General Motors miljarden krijgen in ruil voor ‘besparingen en herstructurering’ op kap van de werknemers, ondergraaft dit door de ontslagen en loondalingen waarmee het gepaard gaat, verder de afzetmarkt voor de kapitalisten. De Keynesiaanse maatregelen krikken in het beste geval tijdelijk de koopkracht van de bevolking op ten koste van een toenemende overheidsschuld die later door de arbeidersklasse betaald zal worden. Bovendien zijn de huidige pakketten ontoereikend en vrij beperkt in vergelijking met de omvang van de crisis. Obama bijvoorbeeld wil 3 miljoen jobs creëren, terwijl er in 2008 al 2,6 miljoen sneuvelden. De enorme VS staatsschuld beperkt de toekomstige manoeuvreerruimte, zeker in vergelijking met de New Deal in de jaren ‘30, wat een grootschalig Keynesiaans programma was, dat evenmin de depressie kon bezweren. Om het kapitalisme een elan te geven zou een herstel van de winstvoet nodig zijn, wat enkel mogelijk is ten koste van de arbeidersklasse en dus ook van de afzetmarkt van de kapitalisten. Het kapitalisme zit hiermee gewoon muurvast in haar eigen tegenstellingen.

    De centrale banken, met de FED op kop, proberen ondertussen wanhopig de crisis te bezweren. In eerste instantie door de prijs van kredieten via renteverlagingen interessanter te maken, zonder veel succes weliswaar. Het rentewapen van de FED is ondertussen leeg met quasi nul procent basisrente. In zo’n situatie blijft er niets anders over dan het bijdrukken van geld, iets waar de FED al sinds het failliet van Lehman Brothers midden september mee bezig is en wat op termijn ernstige risico’s voor sterke inflatie en zelfs hyperinflatie inhoudt.

    Zonder verzet betaalt de arbeidersklasse deze crisis

    Talloze mensen werden misleid door de retoriek van het volkskapitalisme, waarbij voortaan iedereen door het kopen van wat aandelen kapitalist zou kunnen worden. Hoeveel mensen in België hadden bijvoorbeeld geen Fortisaandelen? Gezinnen werden door een afbouw van de sociale zekerheid ‘gestimuleerd’ tot opbouw van een zogenaamde derde pensioenpijler, en stapten in pensioenfondsen die door de beurscrash momenteel tot een derde in waarde verminderden. De crisis leidt bovendien tot een wereldwijde golf van ontslagen, wat de koopkracht verder zal ondermijnen en aldus tot een vicieuze cirkel kan leiden. Tenslotte zullen zoals eerder vermeld de in de economie geïnjecteerde miljarden door de arbeiders de komende jaren betaald worden.

    De kans dat we naar een lang uitgeroken crisis gaan is dus bijzonder realistisch. Rosa Luxemburg zei het al: “socialisme of barbarij”. Ofwel gaat dit systeem leiden tot steeds meer ellende, oorlogen, etc. ofwel wordt de maatschappij op een democratische manier gepland.

  • Ondertussen in economenland

    Dat een aantal ideologische verdedigers van de vrije markt het noorden kwijt is, mag stilaan duidelijk zijn. In De Morgen van vorige zaterdag zegt professor Marc De Vos een schietgebedje op, ter verdediging van zijn veelgeplaagde vrijemarkteconomie. Iedereen is schuldig, behalve de neoliberale politiek. Hallo?

    Artikel door Peter Delsing, eerder verschenen op links-socialisme.blogspot.com

    In de VS verloren reeds 3,5 miljoen mensen hun job sinds het begin van de recessie (in december 2007). In november en december klokte de teller af op telkens 500.000 ontslagen, in januari op 600.000. Daarmee spreken we nu al, qua jobverliezen, over de ergste recessie in de VS sinds de jaren ’30. En volgens een groeiend aantal burgerlijke economen kan een herstel nog enkele jaren op zich laten wachten. Toch is professor De Vos er niet van overtuigd dat we hier "het proefondervindelijke failliet van het vrijemarktmodel" meemaken. Een systeem dat "na de val van het communisme de wereld zou hebben veroverd". Met "communisme" bedoelt onze professor het stalinisme: een bureaucratische dictatuur, gebaseerd op een geplande economie, die marxisten nooit als echt communisme of socialisme hebben beschouwd.

    Volgens de scherpzinnige De Vos is er van neoliberale dominantie van de wereldeconomie amper sprake geweest. Bijna overal ziet hij uitzonderingen op de regel. Enkel de VS kan, qua vrijemarktbeleid, op goedkeurend geknikkebol worden onthaald. Lees maar: "Neen, we ontwaken niet uit een mondiale neoliberale roes. Daarvoor zijn de regimeverschillen te groot. Denk maar aan het staatskapitalisme van China, het oligarchenapparaat in Rusland, het petrokapitalisme in het Midden-Oosten en contrasteer dat eens met het ondernemerskapitalisme in de VS. En in Europa is de overheid terug van nooit weggeweest, terwijl deregulering er nooit meer was dan cosmetica." Jawel mensen, de wereld ging al die tijd gebukt onder "te weinig neoliberalisme". De liberalisering en privatisering van Belgacom, van onze elektriciteit, de duizenden jobs die bij De Post verloren gingen als voorbereiding op meer van hetzelfde, de wildgroei aan laag betaalde tijdelijke en interimcontracten (soms zelfs dagcontracten!), de dalende koopkracht van lonen en uitkeringen: allemaal "cosmetica" volgens onze hooggeleerde professor. ‘t Is nog niet genoeg dat daardoor al 1,5 miljoen Belgen in armoede leven.

    Van imperialistische dominantie van het grootste deel van de wereld via het IMF, de Wereldbank en de multinationals heeft De Vos schijnbaar nog nooit gehoord. Sinds begin jaren ’80 koppelden het IMF en de Wereldbank leningen aan neokoloniale landen aan de volledige uitverkoop van hun openbare diensten en bodemrijkdommen. In Latijns Amerika droeg dit bij tot een massieve verarming, en recent het verkiezen van meer naar links neigende regeringen – zonder met het kapitalisme te breken echter – in Venezuela, Bolivië, etc. In Congo droeg de liberalisering van de mijnhandel bij tot de fragmentering van het land en een schrikwekkende afdaling in de barbarij, via verschillende lokale en internationale machten die een gevecht voeren om de bodemrijkdommen en de winsten. In het effectief richting staatskapitalisme evoluerende China werd het recht op gezondheidszorg en onderwijs ernstig ondermijnd. Maar De Vos vindt dat de kapitalistische fragmentering en sociale chaos op alle vlakken moeten kunnen spelen. En dus wil hij dat de staat in China geen enkele sturende rol meer speelt in de economie. Nu de export en de groei als een pudding in elkaar beginnen te zakken in China, waarlijk een geniaal recept voor stabiele wereldrelaties. Waarom is het slechts de slimsten gegeven om professor te worden?

    Maar De Vos heeft nog meer antiliberale dooddoeners te temmen, met zijn vrijemarktzweepje: "Evenmin is het debacle op de financiële markten de exclusieve erfschuld van losgeslagen casinokapitalisme in de persoon van financiële alchemisten." Een beetje schuld mogen de gestropdaste criminelen en andere bankiers van de eeuwig durende schuldcreatie misschien dragen. Maar niet – predikt pastoor De Vos – de "exclusieve erfschuld". Is het misschien toch de gedeelde schuld van de overheid? Inderdaad: "Het monetair beleid van goedkoop geld, de falende controleorganen en de overheidsaanmoediging voor risicokrediet zijn mee verantwoordelijk voor een historische bubbel die uiteindelijk een soufflé bleek." Aardig, maar die berg aan kredieten was voor het kapitalisme wel de enige manier om de consumptie, gezien de politiek van neoliberale loondalingen de laatste decennia, tijdelijk overeind te houden. Wat De Vos suggereert is dat er reeds vroeger een, vanuit zijn ultraliberaal standpunt, "heilzame crisis", een periode van "creatieve destructie", had moeten plaatsgrijpen. De man is duidelijk een economische Terminator, die uit sociale vernieling een nieuw herstel ziet groeien.

    Reeds sinds de jaren ’80 was er een voortdurend opblazen van de schuldenzeepbel in de ontwikkelde, Westerse economieën. Neem de VS. In de naoorlogse periode groeide de totale schuld van de overheid, de bedrijven en de gezinnen daar ongeveer even snel als het BBP. Van 128% naar 155% van het BBP tussen 1952 en 1975. Sinds de crisis van het kapitalisme midden jaren ’70 namen de totale schulden echter veel sneller toe dan de economische groei. Tussen 1975 en 2007 explodeerde de schuld van 155% naar 355% van het BBP. Omwille van de dalende levensstandaard sinds het begin van de jaren ’80 moest de economische groei steeds meer kunstmatig in stand worden gehouden. Dit gebeurde door de verhoging van de uitbuitingsgraad te koppelen aan een even noodzakelijke berg aan kredieten voor regeringen, bedrijven, en – vooral de laatste 10 à 15 jaar – gezinnen. Het kapitalisme ligt al 25 tot 30 jaar aan een kredietinfuus. Enige probleem: schulden moeten uiteindelijk worden afbetaald. Of de banksector verdwijnt in een economisch zwart gat. Net wat we vandaag meemaken.

    Professor De Vos stelt: "De economische crisis is het rechtstreekse gevolg van de financiële crisis." Nee, het omgekeerde is waar. Uit de crisis van de reële economie, met overproductie in de industriële basissectoren en de vervanging van beter betaalde industriële jobs door jobs in dienstensectoren die veel minder waarde creëren, groeide de nood om de winsten te pompen in de financiële sector. En dit reeds sinds 30 jaar. De beurzen werden kunstmatig opgeblazen. Het kapitalisme verwerd op die manier, boven water gehouden door een historisch ongeziene berg aan schulden, tot een virtuele goktent.

    Op één punt moeten we de professor gelijk geven: het protectionisme dat in de steunmaatregelen van veel regeringen verweven zit, zal de crisis niet oplossen, maar verergeren. Maar in tegenstelling tot verblinde ideologische steunpilaren als De Vos heeft de LSP en haar Internationale, het CWI, dit reeds jarenlang op voorhand voorspeld. Wij hebben steeds gesteld dat de globalisering op een bepaald moment op z’n limieten zou botsen, en zou omslaan naar een meer protectionistisch beleid. Door het bestaan van nationale staten met tegengestelde belangen is dit binnen het kapitalisme, zeker wanneer het in een zware crisis terechtkomt, een onvermijdelijke trend. De liberale dromerij van de professor zal daar weinig aan veranderen. De Vos poneert, zonder verpinken: "Vrijhandel en concurrentie zijn niet leuk, maar zij zorgen wel voor de innovatie, prijsdalingen, productiviteit en groeimarkten waar we allemaal bij winnen." Helaas gelooft geen mens daar vandaag nog in, zeker niet de arbeiders en jongeren die – in tegenstelling tot de professoren onder ons – als eerste onder de crisis te lijden hebben.

    De eerlijke handel waar professor De Vos van droomt is een illusie. Dit is een systeem waarin de grootst mogelijke uitbuiting het meest wordt beloond. Kijk naar China en het fenomeen van de delokalisatie van bedrijven, naar die plaatsen waar de condities voor de arbeiders het slechtst zijn. Kijk ook naar de "handel in arbeidskracht", zo typerend voor het kapitalisme als maatschappelijk systeem. Nog nooit sinds WOII moesten jongeren en arbeiders hun arbeidskracht aan zo’n "oneerlijke" condities aanbieden. De koopkracht van onze lonen stelt ons niet meer in staat een zeker bestaan uit te bouwen, door de daling van de reële lonen. Laat staan dat onze kinderen nog een toekomst hebben binnen dit systeem. Arbeiders en jongeren worden geleefd door het kapitalisme. Doorheen de strijd om arbeiderscontrole in de bedrijven en het gevecht voor een democratisch geplande economie zullen we, voor het eerst, bewust ons leven en de maatschappij in handen kunnen nemen. Wat neoliberale academici als De Vos laten paraderen als "wetenschap" is de ergste utopie en dromerij van allemaal.

  • Bespreking van “Capitalism unleashed”

    De onlangs overleden Andrew Glyn, een linkse econoom en professor aan de Oxford University publiceerde in 2006 zijn laatste boek: “Capitalism Unleashed” (kapitalisme ontketend). Het biedt een schat aan cijfermateriaal en argumenten die voor marxisten bijzonder nuttig zijn, hoewel Glyn zelf niet altijd een correcte marxistische analyse maakt; zo redeneert hij soms erg mechanisch. Omdat het boek omwille van zijn stijl, taal en omvang niet voor iedereen even toegankelijk is, geven we hieronder een samenvatting.

    Kristof (Leuven)

    1. Uitdagingen voor het kapitaal

    In de jaren 50 en in de ‘golden sixties’ kende het kapitalisme een boom zonder voorgaande. De kapitaalaccumulatie – de toename van de productiefactoren – nam toe met zo’n 5% per jaar in de jaren ’60 en begin jaren ’70 en was de motor van de toenemende vraag naar werkkrachten. Het aantal werkrachten in de industrie en diensten steeg en er ontstond een bijzonder krappe arbeidsmarkt, waardoor de vakbonden in een krachtige onderhandelingspositie kwamen. In combinatie met stakingsgolven vooral eind jaren ’60 begin jaren ’70, konden loonsverhogingen afgedwongen worden. Begin jaren ’70 was er gemiddeld zo’n 4% reële loonsverhoging per jaar in de OESO landen. Eind jaren ’60 nam de inflatie onder invloed van die stijgende lonen, maar vooral de stijgende olieprijzen gigantische proporties aan. 12% of meer was geen uitzondering in de jaren ’70 en ’80.

    Drie elementen ondergraafden de winstgevendheid van de kapitalisten. Ten eerste zetten de kostenstijgingen druk op de winstgevendheid van de kapitalisten. Het aandeel van het bruto binnenlands product (BBP) dat naar winsten ging daalde in 10 jaar, tijdens de sixties, met een vierde (1) . Ten tweede steeg de depreciatie van het kapitaal doordat er relatief meer in machines moest geïnvesteerd worden, wat nu eenmaal sneller veroudert dan gebouwen. Ten derde groeiden de investeringen in machines sneller dan de productie. De waarde van een waar valt uiteen in vast kapitaal – gebouwen, machines en grondstoffen – en variabel kapitaal – de arbeidskracht. Enkel op die laatste wordt via uitbuiting winst gemaakt, maar het aandeel daarvan in de waarde van de waar daalde dus. Door deze drie redenen was tegen het einde van de jaren ’70 de winstvoet – de winst per geïnvesteerd kapitaal – in de industrie al met bijna de helft gezakt.

    Een aantal processen zorgden voor wat Glyn ‘internationale desorganisatie’ noemt die investeringen ontmoedigden. Ten eerste was de boom in de jaren ’50 en ’60 veel sterker in Japan en in Europa, en deze laatsten beenden de VS na verloop van tijd bij wat betreft productiviteit (en Japan haalde de VS zelfs in de jaren ’80), terwijl de lonen in Europa en Japan lager waren. Ten tweede stegen de olieprijzen begin jaren ’70 tot het zevenvoudige van tijdens de sixties. De arbeidersklasse kon een deel van de last doorschuiven naar de werkgevers via loonakkoorden. Ten derde werd het Bretton Woods systeem, waarbij er vaste wisselkoersen waren tussen de munten, onhoudbaar door verschillende inflatiegroottes. Het Bretton Woods werd dan ook opgeheven begin jaren 70. De echte wisselkoersen varieerden sterk op korte termijn en divergeerden op langere termijn. Dergelijke grote jaar op jaar verschillen ontmoedigden volgens Glyn investeringen in het productieapparaat.

    Door een aantal factoren daalde de productiviteit. Eén factor was een daling van de investeringen. In vergelijking met 60-73 lag de groei in kapitaal (de kapitaalaccumulatie) in 73-90 een derde lager. De kapitalisten waren omwille van de inflatie, de daling van de winstgevendheid van andere indicatoren niet meer bereid aan een zelfde graad te investeren in kapitaal. Ongeveer de helft van de daling in productiviteit kan toegeschreven worden aan een daling van de kapitaalgroei. Maar er zijn ook andere redenen. Het Fordisme – ofwel het massaproductie m.b.v. het lopende bandsysteem – was op zijn grenzen aan het stoten. De sterke onderhandelingspositie van de vakbonden ondergraafden de winsten. Vanaf ’73 steeg de vraag vanuit zowel consumenten en business nog maar langzaam door de eerder gegeven economische onzekerheden. Maar rationaliseren was moeilijke gezien de sterkte van de arbeidersbeweging.

    Bovendien was er nog steeds het alternatief op het kapitalisme in de Sovjetunie. Het leek een vrij stabiel systeem in een instabiele wereld. Westerse landen werden verplicht een groter deel van het BBP door de staat te laten invullen. Begin jaren 1980 werd 40% van het BBP gebruikt door de staat. In Frankrijk werden bijvoorbeeld in de vroege jaren ’80 verregaande nationalisaties uitgevoerd onder Mitterand. De privé was niet in staat of de Franse economie te moderniseren, zo werd gezegd, dus moest de staat maar via nationalisaties verlieslatende bedrijven rationaliseren… om ze dan later weer te privatiseren.

    Aandelenkoersen geven doorgaans een beeld op de verwachte winsten (2) . Door al deze onzekerheden voor de kapitalisten zakten de aandelen met 75% t.o.v. de gemiddeld lonen. In 2000 hadden de aandelen al deze verliezen van zich afgeschud. Stakingen verminderden, de inflatie was onder controle, reële lonen stegen nauwelijks, olieprijzen waren sterk gedaald tot het niveau van de jaren ’60, en de winstvoet was hersteld en de Sovjet-Unie ingestort. Niets leek het kapitalisme nog te kunnen bedreigen. Hoe is het zover kunnen komen?

    2 Matiging, privatisering en deregulering.

    Kapitalisten waren niet meer bereid te investeren door bovengenoemde redenen. Een aantal maatregelen werd genomen.

    De inflatie was hoog en er was de vrees dat die in een opwaartse spiraal zou terechtkomen. Een politiek om te trachten met vakbondsonderhandelaars om loonakkoorden onder de inflatie te sluiten werden massaal geïntroduceerd in de jaren ’70. In 1979 steeg de inflatie opnieuw tot boven de 10% (13% in de VS). Volker, de toenmalige voorzitter van de FED, de centrale bank van de VS, kwam met een oplossing: Via het stijgen van de intrestvoeten, vertraagde de economie en steeg de werkloosheid. Daardoor verzwakte ook de onderhandelingspositie van de vakbonden. Cruciaal daarbij was de nederlaag van de luchtverkeersleiding in de VS. Marx zei al: “Het kapitalisme heeft een reserveleger van werklozen nodig”. Het was een bewuste politiek van de FED. Dat daarbij de economie in een recessie kon komen was een prijs die ze ervoor wilden betalen. In andere landen werd een gelijkaardige politiek gevolgd, onder andere door Thatcher in de UK, waar de nederlaag van de mijnwerkers begin jaren 80 een demoraliserend effect had op de hele arbeidersbeweging: ‘als zelfs de mijnwerkers geen overwinning kunnen boeken…’. In de VS steeg de werkloosheid van minder dan 5% in 1979 tot meer dan 11% in 1983. Van groot belang was ook de switch van de sociaal-democratische regering Mitterand naar een markt-georiënteerd beleid dat rechtser was dan dat van alle centrum rechtse voorgangers. De inflatie was vanaf midden jaren ’80 opnieuw op een gematigd niveau (In 1997 was een inflatie van 3% al relatief hoog) terwijl de interestvoeten tot eind jaren ’90 relatief hoog bleven. In sommige landen kon via ‘sociale pacten’ gewerkt worden in de plaats (3) .

    Het Keynesianisme is een theorie die stelt dat in perioden van economische neergang de staat via overheidsuitgaven de economische groeit moet stimuleren. In de jaren ’50 en ’60 werd het succesvol toegepast, toen was de economische groei over lange termijn nog voldoende hoog, maar het stootte in de jaren ’70 op zijn grenzen (4) .

    De druk om meer staatsinterventie was er nog steeds en dit leidde tot toenemende tekorten, wat als onhoudbaar gezien werd door onder meer Greenspan in 1992. Het zou tot inflatie kunnen leiden en een ‘verlies aan vertrouwen’. Clinton startte een programma om het tekort terug te schroeven. Er werd gesnoeid en sociale zekerheid, gezondheidszorg, etc. Ook in Europa werd er gesnoeid in de overheidsuitgaven. De politiek van snoeien in overheidsuitgaven kwam ten einde met de recessie in 2001 onder Bush, die opnieuw de overheidsuitgaven, vooral militair weliswaar, deed toenemen, en anderzijds drastische belastingverlagingen doorvoerde.

    Midden jaren ’80 werd in de OESO landen gestart met een programma van privatiseringen dat algemeen wijdverspreid werd in de jaren ’90. Ondertussen werd voor meer dan 1,25 biljoen dollar geprivatiseerd. 30% van de totale marktkapitalisatie buiten de VS komt voort uit geprivatiseerde firma’s. De onderbouwing voor privatiseringen is zwak. Zo zou daarmee de nationale schuld terugbetaald kunnen worden, maar de overheid zou minstens evenveel verliezen door een verlies aan inkomsten. Ook het argument dat geprivatiseerde firma’s efficiënter zouden zijn en dus een betere dienstverlening zouden kunnen geven klopt niet. In de praktijk bereiden genationaliseerde bedrijven zich vooraf voor op privatiseringen, om zo een betere prijs te krijgen, en vooral dan is er een toename van efficiëntie, dus voor de privatisering op zich. Ook het argument dat de privé-investeerders ook meer zouden investeren in de bedrijven klopt niet. de kapitaalaccumulatie nam na privatiseringen gemiddeld maar marginaal toe. Wel was er een duidelijke verhoging van de uitbuitingsgraad van de arbeiders door flexibiliseringen, loonsverlagingen, verhogen van het werkritme en afdankingen. Bovendien verzwakte de vakbondsorganisatie in deze bedrijven. De politiek van privatiseringen werd bijzonder zwak gecontesteerd en meer en meer gezien als een kwestie van gezond verstand. De heersende ideologie is immers de ideologie van de heersende klasse. In Frankrijk zorgden de nationaliseringen van Mitterand voor een aandeel van 22% van de staat in industriële werkgelegenheid. De sociaal democratische regering Jospin privatiseerde in begin jaren ’90 meer dan de 6 voorgaande regeringen samen. In feite zijn privatiseringen een zichtbare vorm van het terugtrekken staatsinterventies.

    Bovendien ging de staat meer en meer over tot outsourcing van diensten en productie. Volgens sommige studies bespaart de staat er uiteindelijk niet op, en komt het grootste kostenreductie element voort uit lagere lonen en slechtere werkcondities. Het belangrijkste effect voor de staat is dat betalingen naar de toekomst doorgeschoven kunnen worden (vb. huur van gebouw i.p.v. het zelf bouwen), maar de uiteindelijke prijs voor de belastingbetaler zal hoger liggen. Bovendien bestaat het gevaar dat mensen minder gemotiveerd zijn als ze werken met het ook op winstmaximalisatie voor de aandeelhouders, waar ze vroeger een dienst aan de bevolking verschaften (vb. gezondheidszorg).

    Begin jaren 90 steeg de werkloosheid vrij sterk. Nadat de OESO in 1994 een eigen rapport met aanbevelingen daartoe publiceerde in 1994, werd gestart met een programma arbeidsmarktderegulering: werkloosheidsuitkeringen moesten worden teruggeschroefd, arbeid minder sterk belast, werkgeversbijdragen verminderd alsook bescherming van werknemers. Dit zou de werkloosheid met drie procent doen verminderen. Maar volgens Glyn is de relatie tussen werkloosheid en hoogte van de uitkeringen op langere termijn de ‘verkeerde’ vanuit het standpunt van de kapitalisten, als er al een verband is. Het gebrek aan dergelijke pro-kapitalistische verbanden met werkloosheid geldt ook voor andere aspecten, zoals vakbondslidmaatschap.

    Als conclusie voor dit hoofdstuk kunnen we stellen dat succesvolle maatregelen genomen werden op inflatie de bestrijden en begrotingstekorten te reduceren, en de markt de liberaliseren, maar dan wel ten koste van de arbeidersklasse.

    3. Financiën en kapitaal

    Het belang van de financiële sector kende een sterke stijging. In de jaren ’70 en ’80 kwam 1/5e van de winsten uit die sector, tegen 2000 was dit al tot de helft gestegen.

    in de jaren ’50 spaarden de gezinnen in de VS gemiddeld tussen de 8 en 9.5% en daalde tot zo’n 1.9% in de periode 2000-2003. Dit gebruik van spaargelden zorgden voor een extra groei van 1% per jaar. In heel wat andere landen zagen we gelijkaardige processen. Sinds de jaren 90 ging dit gepaard met een toename van de schuldenlast van de gezinnen. Voor de deregulering waren banken beperkt wat betreft uitgeven van leningen. Dit werd vervangen door competitie tussen de banken en consumenten kregen makkelijker toegang tot krediet. De extra kredieten werden gedekt door de toename in waarde van aandelen en huizen in bezit van gezinnen.

    De financiële instellingen kregen meer en meer te zeggen in bedrijven. 40% van het vermogen, waaronder ook pensioenfondsen, van de grootste bedrijven in de UK en USA waren in handen van financiële instellingen. Dit leidde ertoe dat er meer druk kwam te staan, via deze grotere aandeelhouders, op het bedrijfsmanagement om winsten voor te leggen. In de jaren ’60-’70 lobbyde de financiële sector bovendien succesvol voor de deregulering van het financiële systeem, met inbegrip van bijvoorbeeld pensioenfondsen, die voorheen vrij sterk gereglementeerd waren.

    In de tweede helft van de jaren ’90 zagen we het ontstaan van de dotcom zeepbel (de new economy bubble). Misleid door banken, management, auditkantoren etc. werden enorme (winst)verwachtingen in de nieuwe technologie gecreëerd. In combinatie met de eerder doorgevoerde deregulering leidde dit tot een enorme hype. Een bedrijf genaamd Zapata zag bijvoorbeeld zijn aandelenkoers met 98% stijgen enkel en alleen omdat het van naam veranderde naar Zap.com.

    In de jaren ’80 kreeg het management in bedrijven extra incentives zoals opties; het recht een hoeveelheid aandelen aan een vooraf vastgelegde prijs te kopen. Managers kregen soms astronomische bedragen. Volgens Glyn is het weinig waarschijnlijk dat nog meer bonussen enz. het management meer zou stimuleren, maar gebruikte het management wel zijn macht om dergelijke boni binnen te halen. In 2000 kreeg een CEO (één persoon) gemiddeld 7.9% van de totale winst en het management 15% van de uitstaande aandelen. Deze compensaties zijn nauw gelinkt met schandalen zoals Enron. Managers werden gestimuleerd om enkel een aantrekkelijke façade op te bouwen. Voor de auditkantoren, rechters en banken waren deze bedrijven belangrijke klanten, die ze niet wilden verliezen en dus stelden ze zich er zeer flexibel tegenover. anders gezegd: ze waren bereid mee te werken aan creatieve boekhouding en dergelijke. Enron was bijvoorbeeld verantwoordelijk voor 1/4e van de inkomsten van revisorenkantoor Arthur & Anderson. Banken verdienden 125 miljoen bij het uitgeven van obligaties voor Enron in de periode 1998-2000. De winstvoorspellingen voor Enron van analisten die voor dergelijke banken werkten lagen dan ook dubbel zo hoog als die van onafhankelijke analisten. Ook bij fondsbeheerders kreeg de concurrentie voorrang op langetermijnvisies. In andere landen werden onder invloed van de concurrentie gelijkaardige maatregelen genomen, met gelijkaardige gevolgen; bijvoorbeeld Parmalat in Italië. Het zo gevierde systeem in de VS bleek toch niet zo perfect.

    In combinatie met hoge verwachtingen in technologische innovaties boomden de aandelenmarkten. Vijandige overnames verhoogden de winsten, ten koste van de arbeidersbeweging. Eind jaren ’80 begin jaren ’90 werden de internationale financiële markten geliberaliseerd en (financiële) grenzen geopend. De wereldhandel lag in 2004 op 1900 miljard dollar per dag, oftewel drie maal het niveau van 1989. In begin 2000 stegen de buitenlandse activa in verschillende landen tot meer dan 100% van het BBP. Sinds de jaren ’80 was er een toename van handelstekorten in sommige landen en handelsoverschotten in andere landen. De idee is dat er zo een zelfregulerend effect ontstaat; een zwakkere munt als gevolg van een handelstekort maakt investeren in dat land om te exporteren aantrekkelijker. In de VS steeg het tekort in 2004 tot 5% van het BBP. Grote fluctuaties in wisselkoersen hebben op lange termijn heeft een verstorend effect. Zo werd jobverlies door de hoge dollar in de VS in de jaren 80 niet gecompenseerd toen de dollar later weer verzwakte. In feite zorgen wisselkoersen na het Bretton Woods systeem voor een toename in crisissen in verschillende landen. Geliberaliseerde vrije markten leiden dus tot een toename van de instabiliteit.

    Financiële instellingen willen hun winsten behouden, en hun aandeelhouders willen enkel meer winsten. Dit drijft de financiële sector om steeds grotere risico’s te nemen. Een voorbeeld is de crisis veroorzaakt door LTCM, een hedge fund (5) dat voor 125 miljard activa had; 4,1 miljard was met eigen kapitaal gefinancierd, de rest via leningen. LCTM bleek initieel zeer succesvol te zijn en haar gedrag werd door andere instellingen gekopieerd. Toen de roebelcrisis uitbrak kwam ze in de problemen – ze had op een gegeven moment een eigen vermogen van slechts 600 miljoen dollar, maar bleek uiteindelijk wel 4.6 miljard schulden te hebben en er dreigde een kettingreactie. Een aantal hedge funds gingen inderdaad over kop. een reddingsoperatie van 3.6 miljard dollar kon erger verkopen. Het ineenstorten van de Aziatische zeepbel in 1997-8 gaf aan hoe hard financiële markten wereldwijd met elkaar verbonden zijn. De crisis trof niet enkel Aziatische landen, maar ook Brazilië, Latijns-Amerika, Zuid-Afrika, Rusland, etc. Bovendien kreeg het Internationaal Muntfonds hierdoor bakken kritiek. Die landen die het best financieel zich integreerden, en het best de structurele hervormingen doorvoerden (e.g. verhoging intrestvoeten waardoor eigen markt verzwakte, meer buitenlandse leningen, etc.) bleken het minst stabiel en het zwaarst getroffen te zijn.

    Dit hoofdstuk toonde de groeiende macht van de banken in de voorbije 25 jaar en hoe een neoliberaal vrijemarktsysteem de wereld onstabieler maakt.

    Globalisering en internationale economische relaties

    Nadat Europa en Japan een gelijkaardige productiviteit als de VS haalden, begon vanaf ’95 de productiviteit van de VS weer voorsprong te nemen (6) , waardoor het vertrouwen in de VS economie groeide. Dit veroorzaakt een massale instroom van buitenlands kapitaal, waardoor ook de dollar steeg. met 29% tegen 2001.

    Na de ingrepen van Volker apprecieerde de dollar met zo’n 40% tegen 1985. Deze stijging was deels speculatief, wat niet meer te ontkennen viel toen de dollar bleef stijgen nadat de FED de rente deed zakken. In de periode 85-95 daalde de dollar opnieuw met zo’n 40% (dus tot onder niveau 1980), bijgestuurd door interventies van centrale banken. Die daling zorgde ervoor dat het winstaandeel in de industrie steeg van zo’n 25% in ’85 tot 30% einde jaren 80. Clinton kondigde in ’95 zijn sterke dollarbeleid aan om zo het vertrouwen in de dollar te vergroten en werd daarbij gesteund door interventies vanuit het buitenland om de dollar te ondersteunen. Dit heeft wellicht voor een stijging van de dollar gezorgd, maar belangrijker was de new economy boom . Stijgende aandelen en een stijgende dollar trokken speculatieve geldstromen aan. Sinds midden jaren ’80 kent de VS een handelstekort, dat in de jaren verder ’90 groeide. Na de ineenstorting van de new economy boom verloor de VS 1/5e van zijn export (tussen 2000 en 2003) waardoor zijn handelstekort verder steeg. In 2004 bedroeg de buitenlands schuld 30% van het BBP. Een vrije val van de dollar werd enkel tegengehouden door exporterende landen. Sinds 2003 worden die tekorten opgekocht door Aziatische landen om hun afzetmarkt de VS sterkt te houden en hun munt in functie van die afzetmarkt laag te houden. Al dit buitenlands kapitaal wordt bovendien niet in productie maar in consumptie geïnvesteerd. Dit is een gevaar op langere termijn en kan leiden tot een ongecontroleerde crash en mogelijks een wereldwijde recessie.

    Sinds de overproductiecrisis vanaf de seventies is de accumulatiegraad wereldwijd gedaald (van 5 naar 4%). In de geïndustrialiseerde landen is die daling nog sterker (vs: 4% in sixties, 2% in periode 2000-2004). Kapitaalaccumulatie is momenteel voornamelijk hoog in China (10.9% in de nineties). 20% van het BBP bestaat momenteel (2004) uit investeringen in machines en uitrusting, hoewel dat zeker niet uitzonderlijk is (Korea en Japan kenden periodes waarin dit nog hoger was). Natuurlijk is het nu wel op een grotere schaal. China heeft nog een enorm arbeidsreserve op het platteland, in de informele sector, en zij die overbodig geworden zijn in staatsbedrijven. De lonen zijn er gigantisch laag (ook vergeleken met Japan, Korea, Taiwan, etc.). Op 25 jaar tijd is de export van China vertienvoudigd, in de periode 80-00 ging dit wel voor ongeveer de helft ten koste van andere exporterende landen. China is ondertussen de grootste exporteur naar de VS en staat op de 4e plaats wat betreft onderzoekspublicaties. De groei die we in China zien kende wel degelijk voorgaanden (Japan, Korea) en het aandeel van China in de wereldexport is nog steeds kleiner dan dat van Japan indertijd. Door zijn grootte en achtergesteldheid is China wel in staat die proces langer verder te zetten dan zijn voorgaande, indien er geen economische crisissen zijn die China treffen, wat zoals eerder vermeld wel een dreigend gevaar is.

    De historische ervaring is dat op een gegeven moment er een inhaalproces begint wat betreft de lonen, aldus Glyn, maar op dit moment is daar nog nauwelijks sprake van in China. Lonen van 80 dollar per maand met werkweken van 80 uur zijn geen uitzondering. Er is een harde arbeidsdiscipline, in sommige gevallen worden arbeiders in militaire stijl van de slaapplaatsen naar de werkvloer geleid en terug. Onafhankelijke vakbonden zijn verboden. Toch zijn er vaak redelijk grote stakingen en andere acties. In sommige plaatsen ontstaat zelfs een tekort aan arbeidskrachten waardoor de onderhandelingspositie van de werknemers verbetert. Hogere lonen zullen, aldus Glyn, Chinese bedrijven dwingen over te gaan tot activiteiten waarbij meer geschoolde arbeid nodig is. Toch blijft het fundamentele punt dat China belangrijk is voor de OESO landen als goedkope arbeidsplaats, maar ook in toenemende mate als afzetmarkt, hoewel de koopkracht per capita er nog steeds enorm laag is.

    Hoewel er een toename van de globalisering is, is er toch een vrij groot deel van de economie dat nog niet geraakt wordt door de internationale competitie. In de OESO landen gaat het om zo’n 60% van de tewerkstelling. De dreiging tot delokalisatie kan gebruikt worden om druk te zetten op de lonen. Waarschijnlijk zal migratie in de komende jaren aan belang winnen om zo ook druk te zetten op die 60%.

    Labour’s retreat

    Van 1973 tot midden jaren ’90 steeg de werkloosheid sterk, vooral in Europa waar ze vervijfvoudigde. Nadat de tewerkstelling in de landbouw sterk gedaald was, begon vanaf ’73 de de-industrialisatie. In Europa kregen we begin ’80 de situatie dat meer mannen inactief dan actief op de arbeidsmarkt waren, een trend die zich doorzette, ook bij vrouwen. De officiële werkloosheidsgraad was dus een serieuze onderschatting.

    Vooral de laaggeschoolden leden hieronder. In de periode 1980-2000 daalde de werkgelegenheid voor laaggeschoolden met 10%. Ook in de VS had je een analoog proces dat zich wel wat vroeger voltrok. De redenen zijn: 1) delokalisatie naar lageloonlanden. De groeiende vraag naar laaggeschoolde jobs in andere sectoren was niet in staat dit op te vangen 2) een zwakke arbeidsmarkt laat werkgevers toe selectiever te zijn en mensen met hogere opleiding in dienst te nemen in de plaats van de lager geschoolden en 3) technische vooruitgang maakte bepaalde laaggeschoolde jobs overbodig, hoewel uiteraard niet alle jobs voor laaggeschoolden kunnen vervangen worden door machines (vb. reiniging van kantoren). 4) verzwakking van de vakbonden (7) .

    Tot de jaren ’70 was er een daling van het aantal uren dat er gewerkt werd. Na ’79 stopte dit in de VS. In zowel Europa als de VS steeg de werkintensiteit en in de meeste landen verzwakte de bescherming van de werknemers en de angst voor om je job te verliezen nam toe. Sinds ongeveer 1980 stegen de werkloosheidsuitkeringen niet langer en in een aantal landen werd het moeilijker om ervoor in aanmerking te komen. Sinds 1979 stagneerden de lonen in OESO landen (tot 0.5%/jaar in de VS en 1% per jaar in Europa (8) ), nadat ze in de sixties met 3 à 5% stegen. Op die basis kon het aandeel van de winsten in het BBP opnieuw stijgen. Ook de kloof tussen rijk en arm nam dientengevolge toe, vooral in de meer geliberaliseerde landen. Tussen 1979 en 2003 stegen de lonen niet meer in de VS voor het slechts verdienende deciel. Vanaf midden jaren ’90 stopte de inhaalbeweging wat betreft het loon van vrouwen. In feite is vooral de top er beter op geworden: van ’79 tot ’80 verdriedubbelde de rijkste 0.1% in de VS hun aandeel tot 4.1% van de totale loonmassa. Ook de wettelijke minimumlonen daalden t.o.v. het gemiddelde loon sinds midden jaren ’70 in de OESO landen. Volgens Glyn is het moeilijk vol te houden dat loonrigiditeit leidt tot grotere verlies van werkgelegenheid, is het effect van lagere lonen op de werkgelegenheid onduidelijk en is er geen bewijs dat landen die meer hervormingen doorvoerden een significante daling in de werkloosheid kenden.

    Sinds 1979 is er in de meeste OESO landen een daling van het vakbondslidmaatschap (47% tot 36%). In de VS was er bijvoorbeeld een halvering, wat niet atypisch was. De tanende macht van de vakbonden is ook duidelijk als we zien dat het aantal werknemers gedekt door de vakbonden onderhandelde loonakkoorden gedaald is van 67% naar 64%. Deze onderhandelingen worden bovendien toenemend gedecentraliseerd (9) . In nieuwe werkplaatsen kregen de vakbonden moeilijker voet aan grond. In de UK werd het patronaal offensief juridisch gespeeld (vb. verplichte stemming, op voorhand staking aankondigen, etc.). Beslissend in de verzwakking van de vakbonden was de nederlaag van de mijnstaking in de UK in 1984-1985, waarbij de staat de politie op een voorheen ongeziene schaal inzette, de inlichtingendiensten werden ingeschakeld om de staking te ondermijnen. Deze nederlaag zorgde voor een demoralisatie: ‘als zelfs de mijnwerkers niet kunnen winnen…’ (zoals eerder vermeld). Glyn heeft het ook over ‘enterprise egoism’ onder invloed van de heersende burgerlijke ideologie, waarbij werknemers ervaring hebben die enkel voor een bedrijf echt nuttig is, waardoor de werknemer denkt belang te hebben bij de competitiviteit van ‘zijn’ bedrijf. In Duitsland leidde dit o.a. tot de zogenoemde Mitbestimmung (medebeheer), waarbij vakbonden mee in de raad van beheer zitten. Uiteraard leidt zo’n mentaliteit tot een verzwakking van de solidariteit.

    5. Groei en stabiliteit

    De productiviteitsgroei per capita geeft een beeld van het dynamisme van een systeem. In de periode 1960-73, was dat gemiddeld meer dan 4% per jaar in de OESO landen. Daarna was er een scherpe daling tot 2%. Tot 2004 bleef ze licht dalen. De periode ’73 tot ’79 kan verklaard worden door de oliecrisis, De periode 1979 tot 1990 door de focus op bestrijding van inflatie (aldus Glyn), plus een politiek van privatisering en deregulering. Maar vanwaar komt de productiviteitsdaling sinds 1990? (10)

    In 1990-1991 kende de kapitaalaccumulatie een dieptepunt van nauwelijks meer den 1% per jaar, gevolgd door een sterke stijging tot een historisch niet uitzonderlijke 4% door de nieuwe bedrijfsstructuren, waardoor winsten sterk overdreven werden, en door de new economy boom. Na het spatten van die zeepbel viel het terug tot die extreem lage 1%. De verwachte winstvoet werd eind ’90 sterk overdreven en door de recessie van 2000 daalde ook de echte winstvoet. Om die winstvoet te herstellen werd er zwaar gerationaliseerd. Onder meer 3 miljoen jobs gingen verloren in de VS in de industrie. Tegen 2004 was de winstvoet voor belastingen terug hersteld tot het gemiddelde van de afgelopen 30 jaar. Door de aanhoudende trend naar steeds minder belastingen, steeg de winstvoet na belastingen tot boven het gemiddelde. Na de crisis van 2000 werd de economie gestimuleerd door extra overheidsuitgaven en ongeziene renteverlagingen stimuleerden de consumptie. De productiviteitsgroei sinds 2000 kwam dus voort uit enerzijds een rationaliseringen na de ineenstorting van de new economy, en anderzijds door een toename van de consumptie wat schaalvoordelen opleverde.

    In Japan creëerde deregulering en liberalisering een aantal zeepbellen in onder meer vastgoed en aandelen. De maatregelen van de regering zoals extreem lage intrestvoeten en belastingverlagingen kostten de belastingbetaler naar schatting 20% van het BBP, maar brachten eigenlijk geen soelaas en werkten soms zelfs contraproductief aangezien productieve bedrijven geen zuurstof kregen doordat andere ‘zombie-bedrijven’ kunstmatig in stand gehouden werden. De export viel met 1/3e terug. Voor de crash was meer dan de helft van de kapitaalgroei door waardevermeerderingen van grond. Na de crash bleven de grondprijzen verder zakken, wat bedrijven terughoudender maakte om schulden aan te gaan, alsook om te investeren. De toestand werd veroorzaakt door liberaliseringen, en toch beweren sommigen dat het komt door een gebrek aan liberaliseringen.

    Terwijl in de VS in de periode 1995-2003 de productiviteit gemiddeld 2.5% steeg, steeg die in Europa maar met een zwakke 0.8%. De deregulering in Europa ging sneller dan in de VS (maar wel een lager absoluut niveau). De deregulering leidde dus niet tot een toename in productiviteit. Het grote verschil komt er doordat de productiviteitsgroei in de VS in de wholesale and retail zich niet in europa voltrok, wellicht doordat het absolute niveau van de regulering nog hoger lag dan in de VS en anderzijds de consumptie in Europa minder gestimuleerd werd (11) dan in de VS, die in de VS ‘economies of scale’ bracht en leidde in Europa dus niet tot een aantrekkelijker regio om in te investeren. Ook de unificatie van Duitsland haalde de gemiddelde productiviteit naar beneden, en tegelijkertijd was er ook een enorme kost, 4 tot 5% van het West-Duitse BBP, voor de unificatie.

    Deregulering van de financiële markten leidde tot een toename van de instabiliteit: aanmoedigen van consumptie, aandelen en huizenbubbles, Incorrecte wisselkoersen and de trend naar meer risico. Dat desondanks de groei van het wereld BBP sinds ’93 stabieler is dan ooit, kan volgens Glyn verklaard worden doordat in die periode de vakbondsleiding zich zeer gematigd opstelde, doordat er grote aandacht was om de inflatie stabiel en laag te houden en doordat centrale banken ingrijpen indien nodig. Op langere termijn kan dit laatste leiden tot een hybris, wat leidt tot meer risico’s en dus op langere termijn instabiliteit. De volatiliteit wat betreft output van een bedrijf is wel sterker toegenomen.

    De indrukwekkende economische groei in de VS komt voort uit massale overheidsinvesteringen, rationaliseringen en een onhoudbare schuldenberg. Dat de productie per capita sinds 1990 trager groeit dan in de turbulente periode 1973-1979 moet een enorme ontgoocheling zijn voor de verdedigers van de vrije markt. Een aantal factoren zullen die productiviteitsgroei verder doen dalen aldus Glyn: een ouder wordende bevolking en een groter deel van de werkgelegenheid in de dienstensector, waar het moeilijker is productiviteitswinsten te halen (12) . Ondanks de schijnbare stabiliteit kan het niet anders dan dat de risico’s op een grote financiële crisis toegenomen zijn.

    Groei en stabiliteit

    De implicatie of de minieme productiviteitsgroei is dat de kost van de sociale zekerheid en onderwijs de neiging heeft systematisch groter te worden relatief t.o.v. goederen en diensten in het algemeen. Kosten die via belastingen gedekt moeten worden. De vertragende groei zal in de toekomst de conflicten om de verdeling ervan verscherpen. Verder vermeld Glyn nog de belastingscompetitie tussen verschillende landen. Via lage belastingen probeert elk land zoveel mogelijk investeringen aan te trekken, waardoor een neerwaartse spiraal zien in bedrijfsbelastingen. Volgens Glyn leidde the globalisering niet tot een verzwakking van de sociale zekerheid (13) .

    Verder geeft hij aan dat er een sterk verband is tussen ongelijkheid in een land en de graad van decentralisatie van de loononderhandelingen. Bovendien is er de afgelopen jaren een duidelijke toename van het aandeel van de winsten t.o.v. de lonen. De meer geliberaliseerde landen hebben een groter inkomensongelijkheid en dus meer armoede. Verder beargumenteerd hij dat armoede erfelijk is door de sociale omgeving en dat deftige sociale diensten belangrijk zijn om mensen eruit te kunnen halen.

    Daarna verzwakt Glyn verder wanneer hij zijn reformistische oplossingen voor het kapitalisme naar voor schuift: een voldoende hoog basisinkomen voor iedereen. Hoe dit binnen het kapitalisme mogelijk zou zijn, verklaard hij niet. Bovendien gaf hij eerder al aan dat de verzwakkende groei tot meer conflicten – dus ook klasseconflicten – zal leiden.

    Ondanks dit laatste deel blijft dit boek een aanrader voor elke marxist die geïnteresseerd is in de geschiedenis van het kapitalisme sinds de jaren 60 en hoe de kapitalisten systematisch de crisis voor zich uit schoven op kap van de arbeiders. Maar ook dit moet vroeg of laat op zijn grenzen stoten. De Marxistische conclusie van dit boek is dat het kapitalisme sinds ’73 in een langgerekte crisis zit, waarbij het fundamentele probleem is dat de daling van de productiviteit de winsten, alsook de afzetmarkten ondergraaft. Via allerlei trucs zijn de kapitalisten erin geslaagd de crisis 35 jaar voor zich uit te duwen, maar nu lijkt hun trukendoos toch bijna opgebruikt te zijn. Glyn had het in zijn boek over een periode van stabiliteit sinds de jaren 90, maar dat lijk nu al een ver verleden.


    Noten

    1. Vanaf begin jaren 80 steeg het aandeel weer.
    2. Nvdr. Vollediger is te stellen dat de aandeelkoersen een indicatie geven van de verwachte bedrijfswinsten plus de verwachte koerswinsten.
    3. Nvdr. lees: verraad van de vakbondsleiding. Het Nederlandse poldermodel was daar een voorbeeld van.
    4. Vanaf 1973-’74 staat het kapitalisme op zijn grenzen door de binnen het kapitalisme onvermijdelijke overproductiecrisissen. Sindsdien bevindt de wereldeconomie zich in een periode van depressie, een periode van economische achteruitgang waarin de periodes van groei niet meer volstaan om te herstellen wat in de periodes van crisis verloren ging.
    5. Een aan slechts weinig regels onderworpen financiële instelling die speculeren met een zware hefboom. Dit wil zeggen dat een groot deel van hun middelen geleend was, en slecht een klein deel was eigen middelen.
    6. De auteur laat helaas na dit proces te verklaren.
    7. Het fundamentele probleem is volgens ons opnieuw de overproductiecrisis binnen het kapitalisme. Een deel van de door de arbeidersklasse geproduceerde meerwaarde gaat naar winst, waardoor de arbeidersklasse niet in staat is de door haar geproduceerde producten terug op te kopen en er onvermijdelijk een overproductiecrisis ontstaat die leidt tot ontslagen.
    8. Wellicht gaat Glyn hier uit van nettolonen, wat betekent dat de afbouw van de sociale zekerheid, onderwijs en openbare diensten in het algemeen niet in rekening gebracht worden.
    9. Dit als methode om de sterkte van de vakbonden te ondergraven.
    10. Glyn gaat hier opnieuw voorbij aan het feit dat het kapitalisme sinds 1973 in een langerekte depressie zit door de overproductiecrisis. Jarenlang is het kapitalisme er wel nog in geslaagd de crisis af te wentelen op de arbeidersklasse en daarmee de crisis voor zich uit te duwen.
    11. Op basis van schulden weliswaar
    12. De tendens tot dalende winstvoet is zoals eerder vermeld een onontkoombare tendens in het kapitalisme en leidt ertoe dat kapitalisten minder en minder bereid zijn in de reële economie te investeren. In plaats daarvan gaan ze liever gokken op de beurzen, wat uiteraard de reële economie verder ondergraaft.
    13. Hier wordt bijzonder pijnlijk duidelijk dat Glyn een goedbetaalde academicus is die soms wel eens de voeling met de realiteit verliest.
  • Wereld Economisch Forum in mineur

    De opzichtige bijeenkomsten van de afgelopen jaren lijken naar het verleden te zijn verbannen. Ook is er nu geen protest van buitenaf nodig om twijfel te zaaien. De twijfel over het kapitalisme en het functioneren van het eigen systeem, heeft immers een steeds grotere ingang gevonden bij de deelnemers zelf van het Wereld Economisch Forum, de jaarlijkse hoogmis van internationale kapitalisten en regeringsleiders.

    Jaarlijks komt een groep patroons en regeringsleiders bijeen in het Zwitserse Davos. Deze bijeenkomst geldt als de belangrijkste publieke bijeenkomst ter verdediging van de vrije markt en het kapitalisme. De euforie en zelfvoldaanheid van de afgelopen jaren maakt nu plaats voor twijfel en sobere perspectieven voor de komende periode. Vorig jaar stonden economen als Roubini nog geïsoleerd met hun waarschuwingen. Vandaag wordt algemeen uitgekeken naar het standpunt van Roubini. De vergelijking met het WEF van vorig jaar maakt meteen duidelijk met welk ritme de crisis toeslaat.

    Het WEF vindt plaats tegen de achtergrond van tal van aankondigingen van slecht economisch nieuws. Een rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) waarschuwt dat er in 2009 wel eens 51 miljoen jobs wereldwijd zouden kunnen verdwijnen als gevolg van de crisis. Dat rapport werd op dezelfde dag bekend gemaakt als de nieuwe vooruitzichten van het IMF. Die instelling voorspelt een economische groei van 0,5% in 2009, wat betekent dat de wereldeconomie stil valt en zelfs achteruit gaat (de bevolkingsgroei is groter dan 0,5%). Een dergelijke groei zou de laagste zijn sinds Wereldoorlog 2.

    De onheilsberichten zullen een impact hebben op het WEF dat eerder een begrafenisstemming zal kennen dan een extravagante hoogmis (en dat ondanks de inkomprijs van 28.228 euro lidgeld naast 13.287 euro nschrijvingsgeld). De 2.500 aanwezigen werden met de openingstoespraak meteen met de neus op de feiten gedrukt. Die toespraak werd immers gedaan door de Russische premier (we schreven bijna “president”) Poetin. Ondanks de gasoorlogen met de Oekraïne meende Poetin te moeten waarschuwen voor “isolationisme” waarbij nationale staten op zichzelf terugplooien.

    Opvallende afwezigen op het gebeuren zijn vertegenwoordigers van Lehman Brothers of de CEO van Merril Lynch, John Thai. Het feit dat er vele politici en regeringsleiders – waaronder premier Van Rompuy, minister-president Peeters en minister De Gucht – aan het WEF deelnemen, is een uitdrukking van de gewijzigde rol van de overheid in de economie. Vandaag kijkt de bedrijfswereld uit naar de overheid om met gemeenschapsmiddelen de verliezen te collectiviseren, zodat nadien de winsten makkelijker kunnen worden opgestreken door de private sector.

    Het Wereld Economisch Forum had de crisis niet zien aankomen, daar zijn alle commentatoren het over eens. In feite geven ze daarmee toe dat de strategen van het kapitalisme en de verantwoordelijken voor dit systeem niet in staat waren om de ontwikkeling van hun eigen systeem in te schatten of te begrijpen. Hoe zouden zij dan in staat kunnen zijn om oplossingen naar voor te brengen?

  • Naar een periode van hyperstagflatie?

    Dossier door Kristof (Leuven)

    Deflatie?

    Ondertussen zijn zowat alle economen het erover eens: we gaan naar economisch donkere perioden. Meer en meer wordt de parallel met de depressie van de jaren ’30 van de vorige eeuw getrokken. In de VS daalden de uitgaven van de gezinnen in november voor de vijfde maand op rij, deze keer met 0,5%, en gingen er in die maand alleen al 533.000 jobs verloren, wat meteen de grootste daling was sinds 1974. Volgens de algemeen secretaris van de OESO zullen er tegen 2010 wereldwijd zo’n 20 tot 25 miljoen werklozen bijkomen. Europa, de VS en Japan, de drie grootste economieën ter wereld, zitten in een recessie. Het IMF verwacht voor 2009 een inkrimping van de wereldeconomie, wat geleden is van de jaren ’60. De Japanse industriële productie is in november alvast met 8,1% gedaald op jaarbasis. De steunpakketten ter waarde van honderden miljarden dollars aan banken en nu ook de autoindustrie lijken weinig soelaas te bieden. Ijsland is ondertussen failliet en in België is de regering gevallen over de financiële crisis.

    In zo’n situatie zouden we op het eerste zicht een deflatoire tendens verwachten; producenten raken hun producten niet meer kwijt door de dalende uitgaven van de bevolking, waardoor ze verplicht worden hun prijzen te laten zakken. De grondstofprijzen zijn in elk geval momenteel in vrije val; daar waar in juli nog meer dan 147$ per vat betaald werd, is dit ondertussen gezakt tot zo’n 35-45 dollar. De levensduurte uitgedrukt in dollars is in de VS in november met 1,7% gezakt, wat de grootste daling op maandbasis is sinds gestart werd met de metingen in 1947. De meest recente woningprijzen geven een daling aan van 2,2% in de maand oktober en 18% op een jaar tijd (1) en voor november is er een daling van de verkoop van bestaande huizen met nog eens 8,6% opgetekend. De autoverkoop is in elkaar gestort; in zowel VS als de VK bijvoorbeeld is de verkoop met -37% gezakt t.o.v. een jaar eerder, wat druk zal zetten op de autoprijzen. In quasi alle landen zien we in het algemeen prijsdalingen (Zimbabwe is een uitzondering). De inflatie in Belgïe is bijvoorbeeld in vijf maanden tijd gezakt van 5.91% tot 2,63% in december en de consumptieprijsindex – een korf van producten die een doorsnee gezin zou consumeren – is in december gezakt met 0,24 tot 111,25 punten, wat betekent dat producten goedkoper geworden zijn t.o.v. oktober. Heel wat economen vrezen momenteel een deflatoire spiraal waarbij gezinnen hun aankopen vandaag uitstellen om hetzelfde product morgen goedkoper te kunnen kopen waardoor de vraag verder zakt. Zo anticipeert de obligatiemarkt op een deflatie van gemiddeld 0,7% voor de komende vijf jaar (2) .

    Quantitative Easing

    Toch is de kans reëel dat deze deflatoire periode een relatief kort leven beschoren is en dat ze opgevolgd zal worden door een periode van hyperinflatie, oftewel uit de pan swingende inflatie. Vooral voor de VS is dit een waarschijnlijk scenario. Zo’n situatie zou dramatische gevolgen hebben voor de VS en de gehele wereldeconomie. We leggen dit even uit.

    De basisrente die door de centrale banken bepaald wordt is de prijs van krediet voor banken. Het is de intrestvoet die banken moeten betalen voor kortlopende leningen die ze kunnen aangaan bij de centrale bank (of onder elkaar). De FED, de Amerikaanse centrale bank, heeft onlangs (17 december) haar basisrente verlaagd van 1,00% tot een vork van 0,00 à 0,25%, iets wat nog nooit eerder in de geschiedenis van de VS voorgekomen is. Dit heeft tot doel de economie voor een depressie – een lang uitgerokken periode van economische neergang – te behoeden. Dit betekent dat het rentewapen van de FED quasi leeggevuurd is; lager dan 0% kunnen we immers niet gaan. Wil de FED verder de economie stimuleren en wil ze deflatie tegengaan, heeft ze nog een ander wapen, genaamd “quantitative easing”. Daar waar een verlaging van de basisrente de prijs van kredieten aan banken doet dalen, laat men d.m.v. quantitative easing de hoeveelheid geld in de economie toenemen; m.a.w. de centrale bank gaat geld bijdrukken.

    De centrale bank stelt kredieten ter beschikking aan de banken tegen de basisrente. De situatie vandaag is dat de banken niet erg geneigd zijn daarmee kredieten aan bedrijven te geven uit angst dit geld niet meer terug te zien. In plaats daarvan investeren de banken het van de FED geleende geld liever in Amerikaanse staatsbons die meer opbrengen en minder risicovol zijn. Quantitative easing houdt in dat de FED geld bijdrukt en daarmee enerzijds risicovolle effecten (CDOs, hypotheken, etc.) van banken overkoopt of leningen verschaft met dergelijke effecten als onderpand, en anderzijds koopt ze daarmee massaal staatsobligaties met als doel het creëren van een grotere vraag waardoor de intresten op die obligaties dalen en het voor de bankiers niet meer rendeert om erin te investeren. De hoop is dat door enerzijds het wegnemen van de risico’s voor de banken en anderzijds door staatsobligaties oninteressant te maken, banken toch liever hun geld gaan uitlenen aan bedrijven en zo de economie zullen stimuleren. Bovendien wil de FED via quantitative easing vermijden dat de VS in een deflatiespiraal terechtkomt; quantitative easing zorgt voor een grotere geldhoeveelheid tegenover een (ongeveer) gelijk aantal goederen, waardoor een inflatoire druk gecreëerd wordt.

    De FED in actie.

    Kohn, de vice voorzitter van de FED gaf al toe dat ‘de FED al bezig is met vormen van quantitative easing’ en dat ‘de FED andere vormen van quantitative easing moet overwegen bij verdere eventualiteiten’ (3) . Bij de laatste renteverlaging stelde de FED dat ze geld zouden willen creëren om steeds groter wordende kredietoperaties te financieren’ (4) . Nu al is de FED bezig met vormen van quantitative easing. Dit blijkt duidelijk uit cijfers van de FED zelf.

    De geldbasis (ook wel monetaire basis) in een economie is het geld dat door de centrale bank in omloop werd gebracht en bestaat uit het geld in circulatie en de reserves die de banken bij de centrale bank hebben. Tot voor het faillissement van Lehman Brothers op 15 september hield de FED de geldbasis ongeveer constant. Maar sindsdien is deze dramatisch beginnen te stijgen. Dat was het antwoord van Bernanke, de voorzitter van de FED, op de steeds verdiepende crisis. Tegen eind oktober was de geldbasis met 38% verhoogd, iets wat geen voorgaande kende in het 95 jarig bestaan van de FED, die in 1913 opgericht werd. Het dichtst in de buurt kwam september 1939, met een verhoging van 28%, toen de VS zijn oorlogsindustrie aan het opbouwen was. Tegen de eerste week van december zaten we op 76% en op 17 december stond de teller op 99,1% (5) (van 836 naar 1665 miljard dollar). Op jaarbasis zou dit een stijging van ongeveer 400% betekenen. Op dit moment zien we dus een dramatische stijging van de geldbasis in de VS die zijn voorgaande niet kent! Tot voor 14 september – niet toevallig net één dag voor het failliet van Lehman Brothers – konden banken noodleningen van de FED krijgen, maar in ruil moesten ze effecten van hoge kwaliteit (AAA rating) als onderpand geven. Vanaf die dag aanvaardde de FED ook effecten van lagere kwaliteit als onderpand en sindsdien zijn de noodleningen door de FED met 123% gestegen tot zo’n 2000 miljard dollar (cijfers midden december). Geld dat dus in wezen grotendeels gewoon bijgedrukt is. De FED weigert te zeggen welke effecten ze als onderpand heeft, maar vast staat dat de grootste Amerikaanse banken zoals het voormalige Lehman Brothers, Citigroup en JP Morgan Chase in dergelijke transacties betrokken waren (12). Het betekent dus dat de FED misschien met honderden miljarden aan rommeleffecten zit.

    Het is duidelijk dat het failliet laten gaan van Lehman Brothers dat als ‘too big to fail’ gezien werd een kantelmoment was en een schokgolf door het financiële systeem veroorzaakte, en dat de FED sindsdien werkelijk alles uit de kast haalt om te vermijden dat de recessie zal overslaan naar een depressie. Volgens velen zijn sindsdien de Bush administratie en de Fed de controle over de situatie verloren.

    De gevaren

    Onder meer China en Japan financierden in het verleden de schulden – ondertussen opgelopen tot 10600 (6) miljard dollar – die de VS aanging. Zo zou China naar schatting ongeveer 1100 miljard aan dollarreserves opgebouwd hebben. In oktober had enkel de VS overheid voor 3043 miljard dollar aan staatsobligaties uitstaan in het buitenland waarvan er 21,5% en 19,2% in handen waren van respectievelijk China en Japan (7) . Een toegenomen aanbod dollars in de economie leidt tot een daling van de dollarkoers, waardoor de VS weliswaar meer kan exporteren (naar een krimpende markt), maar anderzijds vergroot dit het gevaar dat landen als China en Japan hun enorme dollarreserves zullen liquideren en zullen diversifiëren in vb. euro’s wanneer de verliezen op hun dollarreserves te groot dreigen te worden, met als onmiddellijk gevolg een verdere daling van de dollar en een geleidelijkere stijging van de inflatie door de duurdere import.

    Dit gevaar wordt vooral reëel op het moment dat de daling van de dollar te sterk wordt en/of een ongecontroleerd karakter vertoont, waardoor het vertrouwen in de dollar snel kan verdampen en plaats kan maken voor paniekverkopen. Gezien de effecten van het gebruik van quantitative easing relatief onbekend zijn, en gezien de steeds toenemende druk op de dollar door de toenemende schulden en handelstekorten (momenteel zo’n 60 miljard dollar per maand) van de VS, is dit een realistisch scenario. Dit geldt des te meer in een periode van zwakke economische groei, waardoor landen zoals Japan en China niet meer in staat zullen zijn aan voldoende hoog tempo dollars op te kopen om de dollar te ondersteunen en hun eigen munt in functie van de dollar laag te houden. Bovendien zouden deze reserves wel eens verkocht kunnen worden voor economische steunpaketten voor het eigen land. In een periode van toenemend protectionisme wordt dit des te waarschijnlijker.

    Door onder meer de acties van de FED staat de rente van staatsobligaties uitgegeven door de VS overheid op een historisch laag peil. Op 31 oktober stond de rente op de 10-jarige staatsbon bijvoorbeeld nog op 4,0%, maar sindsdien is ze gezakt tot zo’n 2.1%. Door die extreem lage rente op Amerikaanse staatsbons wordt het extreem moeilijk om er nog kopers voor te vinden.

    En dit heeft de Amerikaanse staat op dit moment meer dan nodig om haar reddingsplannen mee te financieren. Zo leende ze vorige week 17,4 miljard dollar uit aan de big three – de drie grote autoproducenten Chrysler, Ford en GM – in ruil voor herstructureringen. (Obama vindt het plan trouwens een noodzakelijke stap – (8) ). Volgens sommige economen zou Obama tot 1000 miljard dollar aan steunmaatregelen, ofwel zo’n 7% van het BNP over twee jaar doorvoeren (9) . Een crash van de dollar zou buitenlandse investeerders weghouden en de VS overheid in de onmogelijkheid plaatsen steunmaatregelen te financieren. Enkel de FED zou dan nog geld kunnen bijdrukken, met een verdere versterking van de (hyper)inflatie en kelderen van de dollar tot gevolg.

    Het idee van de FED is uiteraard dat het gecreëerde geld slechts van tijdelijke aard is en dat het weer uit de economie gehaald zal worden van zodra het beter gaat. Het is uiteraard maar zeer de vraag of de maatregel effectief een tijdelijke zal zijn en het is waarschijnlijk dat de FED integendeel nog meer geld zal moeten bijcreëren om de economie aan te zwengelen als de economie verder bergaf gaat. De door de FED overgenomen rommeleffecten zullen bovendien in zo’n situatie wellicht verder waarde verliezen, waardoor de FED niet zomaar het gecreëerde geld terug uit de economie kan halen.

    Op het moment dat de quantitative easing leidt tot een stijgende, ongecontroleerde inflatie, dreigt de dollar niet enkel bij buitenlandse investeerdeers alle credibiliteit te verliezen, maar ook bij de VS bevolking, die zijn dollars dan liefst zo snel mogelijk zal willen omzetten in goederen of in een andere munt aangezien de dollar straks toch minder waard zal zijn. Uiteraard versterkt dit verder de (hyper)inflatie door de dalende vraag naar dollars.

    Bovendien dreigen er nieuwe schokgolven door de wereldeconomie te gaan, bijvoorbeeld mocht een van de big three (Chrysler, Ford en GM) failliet gaan. 25% van alle uitgegeven bedrijfsobligaties in de VS zijn door deze drie bedrijven uitgegeven. De obligaties zijn gekocht door onder meer private pensioenfonden, fondsen en banken. Als we de toeleveranciers meerekenen, gaat het om meer dan 1000 miljard dollar aan obligaties die in gevaar zijn. Dit zou een paniek veroorzaken waartegen de schokgolf na het failliet van Lehman Brothers maar magertjes zou afsteken.

    Het moge duidelijk zijn dat het gebruik van quantitative easing het nucleaire wapen is van de centrale banken – zeker in geval van de FED – , waarvan de effecten het minst gekend zijn en die dientengevolge enorme risico’s inhoudt. Samengevat kunnen we stellen dat in de VS het stagflatiespook zeker nog niet weg is, maar integendeel harder dan de voorbije periode dreigt toe te slaan, met vroeg of laat sociale onrust tot gevolg. Bovendien is de fundamentele oorzaak van de crisis nog steeds niet aangepakt – iets waar we binnen het kapitalisme sowieso niet op moeten hopen – zijnde de dalende koopkracht van de bevolking, oftewel onderconsumptie of overproductie.

    Ervaringen uit het verleden

    In maart 2001 begon de centrale bank van Japan (BoJ) met quantitative easing om uit de deflatoire spiraal die Japan toen teisterde te komen. Helaas bracht het niet veel zoden aan de dijk. Betekent dit dat quantitative easing niet werkt? Nu al zien we dat de geldbasis in de VS al met 99,1% gestegen is, daar waar die ten tijde van de crisis in Japan met slechts 32,5% gestegen was na een jaar. Bovendien aanvaardde de BoJ enkel staatspapier van banken, daar waar de FED een heel gamma van veelal risicovollere effecten van de banken aanvaardt. De maatregelen door de FED zijn dus zelfs op dit moment al veel ingrijpender (10) . Bovendien zijn er twee aspecten die het gebruik van quantitative easing een pak risicovoller maken in de VS dan destijds in Japan. 1) Japan hoefde zich weinig of geen zorgen te maken dat buitenlandse investeerders de Yen zouden dumpen (wat hyperinflatie zou veroorzaken). De overgrote meerderheid van de reserves in de wereld waren (en zijn) immers in dollar. 2) Japan had op dat moment een handelsoverschot en had dus geen nood aan financiering door schulden, wat in de VS wel erg sterk het geval is.

    Het meest gekende voorbeeld zal wel hyperinflatie in Duitsland in 1922-1923 ten tijde van de Weimarrepubliek zijn. Eén mark in juli 1914 was evenveel waard als 726.000.000.000 mark in november 1923. Duitsland kende in die periode een sterke crisis en instabiliteit en was niet meer in staat aan de oorlogsbetalingen te voldoen. Daarop bezetten Frankrijk en Belgïe delen van het Ruhrgebied. Berlijn riep op tot passief verzet door middel van massale stakingen. Duitsland begon geld bij te drukken om de stakers en de herstelbetalingen te kunnen betalen. De Duitse bevolking verloor zijn vertrouwen in de munt en gaf het uit; d.w.z. ze ruilden het voor andere munten of goederen, of gingen over tot ruilhandel. In de daaropvolgende chaos, trachtte Hitler trouwens een eerste keer d.m.v. een coup de macht te grijpen.

    In de geschiedenis zien we trouwens dat hyperinflatie in bijna alle gevallen voorafgegaan wordt door een periode van deflatie en er altijd een soort van quantitative easing door de overheden in het spel lijkt te zijn.

    Gevolgen voor Europa

    In Europa staat de basisrente van de ECB (Europese Centrale Bank) nog op 2,50%, wat betekent dat het wapen van quantitative easing nog niet onmiddellijk ingezet hoeft te worden. Momenteel hanteert de FED een strikt afwijzende toon hieromtrent en houdt ze de geldbasis nagenoeg constant (11). Uiteraard kan de situatie snel veranderen onder druk van een dalende dollar en dreigende deflatie. De ECB kan dus vrij snel gedwongen worden over te gaan tot quantitative easing, wat uiteraard de reeds opgesomde risico’s inhoudt, maar in mindere mate vermits de economie van de Eurozone een pak minder op schulden gebouwd is en zijn handelsbalans een pak evenwichtiger is. Er hebben zich in de wereld dus geen – of toch in veel mindere mate – ‘euro spaarbekkens’ gevormd die op instorten staan. Quantitative easing in de Eurozone is dus – in theorie – controleerbaarder.

    Ook Europa zal de VS exportmarkt zien verschrompelen en zullen ook de andere exportregio’s zware dreunen krijgen. Verschillende landen hebben zoals eerder vermeld enorme dollarreserves. Als ze die niet op tijd van de hand kunnen doen, zullen ze zware verliezen te slikken krijgen. Japan en China vermeldden we eerder al, maar ook in Europa hebben verschillende landen relatief grote dollarreserves of investeringen in de VS. Luxemburg heeft bijvoorbeeld Amerikaanse staatsbons ter waarde van 173% van zijn BBP!

    De reddingsplannen en toenemende begrotingstekorten in de Eurozone zullen de schatkisten trouwens enorm veel geld kosten, waardoor ook hier de schuld aan sneltempo dreigt te ontsporen. Het laatste redmiddel is ook hier het bijdrukken van geld.

    Conclusie

    De conventionele wapens van de centrale banken zijn leeg aan het raken, terwijl ze niet eens in staat lijken te zijn de economische neergang tegen te houden. In het beste geval zorgen ze voor een vertraging van de neergang. Daardoor zullen ze in de nabije periode, als de economie verder in elkaar valt, meer en meer gedwongen worden gebruik te maken van de ‘minder orthodoxe atoomwapens’: het bijdrukken van geld. Het laatste instrument voor het bankroet… Quantitative easing houdt serieuze risico’s tot hyperinflatie in. In combinatie met een recessie komen we dus uit op een periode van hyperstagflatie, waar in de eerste plaats de VS vatbaar voor is. Helaas zal daarmee ook de rest van de wereld in een verdere economisch diepte meegesleurd worden. Als bovenstaand scenario zich concretiseert, gaan we niet enkel naar economische donkere perioden zoals in de inleiding gezegd, maar naar een economisch inferno met hyperinflatie, protectionisme, conflicten tussen en binnen naties etc. Ofwel laten we alles afbranden – het fundament de dalende koopkracht, wordt door de kapitalisten niet aangepakt – , ofwel blust de brandweer – de arbeidersklasse – de boel en herorganiseert zij de maatschappij op een democratisch geplande manier i.p.v. de chaos van het kapitalisme.


    Noten

    1. http://www.standaard.be/Artikel/Detail.aspx?artikelId=DMF30122008_104&kanaalid=630
    2. http://www.ft.com/cms/s/0/9e45ff12-b6a6-11dd-89dd-0000779fd18c.html
    3. http://www.ft.com/cms/s/0/9e45ff12-b6a6-11dd-89dd-0000779fd18c.html
    4. http://ft.onet.pl/0,18977,central_banks_revolution_gathers_pace,artykul_ft.html
    5. http://www.federalreserve.gov/releases/h3/Current/
    6. http://www.brillig.com/debt_clock/
    7. http://www.treas.gov/tic/mfh.txt
    8. http://cachef.ft.com/cms/s/0/c201c044-cdda-11dd-8b30-000077b07658.html
    9. http://www.ft.com/cms/s/0/8a3d8122-d5da-11dd-a9cc-000077b07658.html
    10. http://ftalphaville.ft.com/blog/2008/12/22/50676/thats-not-quantitative-easing/
    11. https://stats.ecb.europa.eu/stats/download/bsi_t02_03_nsa/bsi_t02_03_nsa/bsi_t02_03_nsa.pdf
    12. http://www.bloomberg.com/apps/news?pid=20601109&sid=apx7XNLnZZlc&refer=home
  • 2009 – zet het socialisme terug op de agenda!

    “Tot ziens en goed dat we daar van af zijn,” verklaarde de Financial Times, een spreekbuis van het patronaat, wanneer het afscheid nam van 2008. De negatieve stemming is wel verdiend gezien de huidige economische crisis, die ze zoals ze zelf bekennen niet hadden zien aankomen. “De economische experts zijn er niet in geslaagd om de verschillende stukjes van de puzzel bij elkaar te leggen om de omvang van de huidige economische crisis te voorspellen.”

    Dossier door Peter Taaffe, Socialist Party (CWI England and Wales)

    Marxisten hebben de huidige problemen wel zien aankomen. We schreven in april 2008: “De huidige economische situatie biedt de slechtste vooruitzichten voor het kapitalisme sinds de Grote Depressie in de jaren 30. De economische crisis verzwakt de positie van het Amerikaanse imperialisme dat reeds verzwakt was door de oorlog in Irak. Beide elementen zorgen ervoor dat de geopolitieke verhoudingen tussen landen de komende periode zal veranderen.” (“De gevolgen van arbeidersstrijd in Europa”, CWI-analyse, maart 2008)

    Dit werd geschreven op een moment dat burgerlijke economen zo’n scenario weglachten. In maart voorspelde de Britse minister van Financiën Alistair Darling, die nochtans in het bezit was van de meest recente gegevens, een tekort op de begroting van 2008-09 van 35 miljard £. De werkelijke cijfers zullen wellicht 118 miljard £ bedragen, wat meer dan 3,5 keer zoveel is dan het bedrag dat was begroot. De Financial Times klaagde weer: “We varen blind.” Wat is dit anders dan een bevestiging van onze standpunten over het kapitalisme dat het een anarchistisch systeem is dat de productiemiddelen op een blinde manier inzet en de wereld op geregelde tijdstippen in een crisis dompelt, zoals nu.

    De vorige kapitein aan het roer van het wereldkapitalisme, Alain Greenspan (voormalig voorzitter van de Amerikaanse centrale bank), bekende voor het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden dat hij door deze crisis “in shock en staat van ongeloof was… Ik versta nog altijd niet volledig wat er is gebeurd.” Zelfs de man met de toepasselijke naam Bernard Madoff, die verantwoordelijk is voor één van de grootste financiële fraudes uit de geschiedenis, zei vooraleer zijn fraude werd ontdekt dat “het met de huidige controlesystemen in het financieel systeem quasi onmogelijk is om de regels te overtreden.”

    Einde van het casino-kapitalisme

    Het zijn niet een paar ‘rotte appels’ die werden betrapt maar de kapitalisten in hun geheel die de arbeidersklasse en de armen hebben opgelicht in de vorige fase van het ongebreidelde kapitalisme dat vandaag abrupt tot een einde komt. De laatste 30 jaar van neoliberalisme zijn de lonen kunstmatig laag gehouden terwijl de winsten zeer hoog waren. Nu sommige kapitalisten hun handen hebben verbrand aan Madoff staan ze aan de klaagmuur. Een van de rijke slachtoffers van de fraudezaak klaagde dat ze nu haar meid zal moeten ontslaan en niemand zal hebben om haar 40 witte bloezen te strijken. (The Observer)

    Niet alle superrijken ondervinden gevolgen van de crisis. In de wijk Covent Garden, Londen, is er een bloeiende handel voor handgemaakte vesten van 8000£. Boeken die meer dan 35 kilo wegen zijn recent op veilingen in Dubai verkocht voor meer dan 1,1 miljoen £. Wat nog erger is, is dat de verantwoordelijken voor de huidige crisis nog steeds beloond worden met obscene bonussen. De financiële instelling Goldman Sachs betaalde voor in totaal meer dan 2,6 miljard £ uit aan bonussen ondanks een vierde kwartaal waarin een verlies werd gemaakt van ongeveer evenveel als er werd uitgekeerd aan bonussen. Op hetzelfde moment moet de arbeidersklasse in Groot-Brittannië en de rest van de wereld een zware prijs betalen voor de economische puinhoop die werd gecreëerd door het kapitalisme.

    De huidige boutades van de kapitalisten is dat de economie, hele takken van de industrie en zelfs landen (zoals IJsland), op de rand van de afgrond staan. De huidige crisis beperkt zich niet tot de financiële sector maar heeft zich, zoals we hadden voorspeld, verspreid over de zogenaamde “reële economie.” In de VS zeggen ze dat de crisis zich van Wall Street heeft verspreid naar Main Street. In Groot-Brittannië van de banken naar High Street. Ondertussen heeft de crisis zich verspreid naar de rest van de wereld. Wat is dit anders dan het bewijs dat de economische theorie dat de opkomende markten en de Westerse economieën minder afhankelijk werden van elkaar, helemaal niet klopt. De groeimarkten in de neo-koloniale wereld zullen hoogst waarschijnlijk overspoeld worden door de golven die ontstaan zijn in de rijke delen van de wereld. De Economist Intelligence Unit, een denktank, voorspelt dat meer dan 29 landen hun economieën zullen zien krimpen in het komende jaar.

    Het gedereguleerde en onbelemmerde kapitalisme kan leiden tot een onbelemmerde crisis, en ondanks alle inspanningen van de kapitalistische regeringen is het mogelijk dat ze deze catastrofe niet zullen kunnen vermijden. De regeringen proberen wanhopig om de gevolgen van deze crisis te beperken en zo te vermijden dat het volledig uit de hand loopt. De huidige voorzitter van de Nationale Bank in de VS, Ben Bernanke – die de crisis van de jaren 30 goed heeft bestudeerd – heeft een scenario als in de jaren 1930 volledig uitgesloten. Anderen zoals de hoofdeconomist van de Britse krant The Guardian, Larry Elliot, zijn minder optimistisch en schrijven openlijk over de mogelijkheden van een depressie en meer specifiek als het over de economie van Groot-Brittannië gaat.

    De vrees voor dit scenario werd versterkt door de sterk verslechterende situatie van de Amerikaanse economie en de gevolgen daarvan voor de rest van de wereld. In november alleen steeg het aantal werklozen in de VS met meer dan een half miljoen. Dit is de grootste toename van het aantal werklozen in één maand sinds 1974. Als we echter ook rekening houden met het verlies van het aantal deeltijdse banen, dan zijn dit de slechtste cijfers sinds 1940! Twee derden van deze arbeiders verloren hun baan tussen september en november 2008, op slechts drie maanden. Deze cijfers illustreren de omvang en snelheid waarmee de crisis toeslaat. Bovendien gaan de recente cijfers in de richting van een mogelijk banenverlies van 1 miljoen jobs per maand en dat tot midden 2009. Concreet zou dit een verlies van 4 tot 7 miljoen banen betekenen. Toekomstig president Obama, die toegeeft dat hij “niet weet waar hij moet beginnen wanneer hij ’s morgens opstaat”, stelt dat de Amerikaanse overheid niet in staat zal zijn om de economische crisis tegen te houden. Alle instrumenten van de Amerikaanse overheid om de crisis een halt toe te roepen hebben vooralsnog gefaald. Het financieel systeem – de aders van het kapitalisme – blijft bevroren, meer bepaald in het belangrijke interbancair verkeer. De herkapitalisering van de banken door de overheid heeft niet geleid tot gemakkelijker toegang tot kredieten voor ondernemingen omdat de banken terecht vrezen dat de ondernemingen die leningen niet terug zullen betalen. Een belangrijk figuur van een Europese bank stelde: “ Als de economie krimpt, hoe kan het lenen dan toenemen?”

    De Amerikaanse economie zal in het vierde kwartaal van 2008 met 4% à 5% krimpen en de verwachtingen zijn dat die daling zich in 2009 zal verderzetten. Kapitalistische economen verwachten dat de wereldeconomie voor de eerste keer sinds de jaren 30 zal krimpen. Een wanhopige situatie noodzaakt wanhopige maatregelen. Kapitalistische regeringen grijpen naar “Wapens van Massale Wanhoop”. Gordon Brown, gesteund door Obama en zelfs door de voorzitter van de Amerikaanse nationale bank Ben Bernanke, zal als alle andere maatregelen falen gedwongen worden om over te gaan tot het drukken van dollars of ponden om de vraag te stimuleren.

    Bocht van premier Gordon Brown.

    Het is mogelijk dat het verlagen van de interestvoet tot 0% niet zal helpen. Dat is de reden waarom de voorzitter van de Britse Centrale Bank er mee dreigt om Britse banken te nationaliseren als ze hun job niet doen. De voorzitter van Merrill Lynch, zelf een bankier, heeft de overheid gevraagd om zelf een bank op te richten om op die manier het uitlenen van geld op gang te krijgen.

    Gordon Brown was samen met Blair en Mandelson een bekende waterdrager van het neoliberalisme. In een bocht van 180° neemt Brown in zijn nieuwjaarstoespraak volledig afstand van de neoliberale “dogma’s”. Samen met Blair schrapte hij punt 4 in het programma van Labour waarin stond dat de partij voorstander was van de nationalisering van de belangrijkste sectoren in de economie en vormde hij de partij om tot een kapitalistische partij.

    De reden waarom hij vandaag voorstander is van nationalisering is dezelfde als waarom hij voorstander was van een neoliberaal programma gisteren. Hij wil niet alleen de bankiers redden, maar het kapitalistisch systeem in haar geheel. De huidige maatregelen worden gezien als van tijdelijke aard. Als de banken zich hersteld hebben van de crisis – met geld van de belastingsbetaler – dan zullen ze opnieuw worden teruggegeven aan de kapitalisten. Brown is nog steeds geen voorstander van directe controle van de overheid op de genationaliseerde banken laat staan dat hij wil dat de bevolking iets te zeggen heeft over de manier waarop de banken worden geleid, wat een eis is van de Socialist Party.

    De huidige situatie is zo erg dat het Keynesianisme, het idee van een tekort op de begroting en de New Deal van Roosevelt in de jaren 30 allemaal worden ingeroepen. De economische principes van de afgelopen jaren zijn één voor één bij het grof vuil gezet. Het feit dat een regering een tekort op haar begroting heeft, is vandaag aan de orde van de dag. Een aantal maanden geleden was dit nog een taboe.

    Het tekort op de begroting in Groot-Brittanië kan oplopen tot 6%, 8% en mogelijk zelfs 10%. Obama heeft reeds toegegeven dat de Amerikaanse overheid een deficit zal hebben van 1 biljoen dollar in 2009 wat overeenkomt met 9% a 10% van het BNP. De paniek in de VS is zo groot dat er meer dan 7 biljoen dollar voorzien is om in de Amerikaanse economie te pompen om op die manier uit de crisis te geraken. Dit bedrag komt overeen met de helft van het Amerikaan BBP

    Ondanks deze maatregelen is er geen garantie dat men op die manier de crisis zal oplossen en kan vermijden dat men terecht komt in een economische depressie of een periode van langdurige economische stagnatie, zoals het geval was in Japan in de jaren 90. De New Deal van Roosevelt in de jaren 30 voerde wel een aantal hervormingen door maar vormde geen oplossing voor de fundamentele problemen in de VS. Eind jaren 30 stond de VS op het punt van een andere economische crisis maar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog heeft dit verhinderd. Het was de massale interventie van de overheid in de Tweede Wereldoorlog meer dan de New Deal die tijdelijk het kapitalisme had gered. “We hebben een oorlogsbegroting, maar dan zonder een oorlog” (Niall Ferguson, Financial Times) .

    Een economische crisis van het kapitalisme – zeker als die zo ernstig is als de huidige belooft te zijn – is als een oorlog in de “vernietiging” van kapitaal, inclusief de levens en omstandigheden van de arbeidersklasse tot zolang de zaden voor een economische heropleving zijn gezaaid. Er is geen “laatste crisis” van het kapitalisme, zoals Lenin reeds zei. Het kapitalisme zal altijd een uitweg zoeken en vinden als de arbeidersklasse en armen niet in slagen om de kansen te grijpen om een socialistische verandering door te voeren. Dit is de belangrijkste vraag waar de arbeidersklasse in 2009 en de jaren die daarop volgen voor staan als we een nieuwe en langdurige problemen voor de meerderheid van de bevolking willen vermijden.

    “Sympathie met de Bolsjewieken.”

    De crisis heeft reeds grote gevolgen gehad in het veranderen van de perspectieven van de arbeidersklasse. IJsland was voor het begin van de crisis het 6de rijkste land ter wereld en nog geen zes maanden geleden ook zogezegd het gelukkigste land ter wereld. Het land is in een economische ravijn gestort en vormt een voorbode voor de rest van de wereld voor wat er kan gebeuren als een scenario zoals dat van 1929 zich voordoet. Een derde van de bevolking wil het land verlaten. Bankiers worden overal waar ze passeren op straat uitgescholden. Een illustratie van de verandering die heeft plaatsgevonden in het bewustzijn van de bevolking in IJsland is de uitspraak van een arbeider in de Financial Times waarin deze man zegt: “ Voor de eerste keer in mijn leven heb ik sympathie voor de Bolsjewieken en voor de Franse revolutionairen die de guillotine van stal haalden.”

    In een poging om in te spelen op de stemming, lanceerde de voorzitter van de Conservatieven, Cameron, een demagogische aanval op de “misdaden” van de bankiers en suggereerde dat ze voor de rechtbank gesleept moesten worden. Hij deed dit door het beeld op te roepen van boerenkarren vol bankiers die door London gereden worden richting de Tower! Het is echter moeilijk voor te stellen dat hij dit voor elkaar zal krijgen gezien zijn opleiding in Eton (elitaire privé school in Engeland) samen met de rest van zijn schaduw-kabinet. De hypocrisie van de Conservatieven werd nog maar eens aangetoond toen ze weigerden om een voorstel goed te keuren waarin stond dat parlementairen afstand moesten doen van hun bijverdiensten om zich te kunnen concentreren op hun parlementair mandaat. De minister van buitenlandse zaken in het schaduw kabinet van de conservatieven, William Hague, “verdiende” vorig jaar meer dan 230.000 £ bovenop zijn parlementaire wedde. Daarnaast verdient hij nog wat bij door te zetelen in diverse raden van bestuur maar daar zijn geen gegevens van bekend. Michael Gove, een ander lid van het schaduwkabinet, verdiende meer dan 100.000 £ bij.

    De rechterzijde van Labour, waar we ondertussen ook voormalig voorzitter Neil Kinnock en zijn entourage mogen bijrekenen, doet even goed. Kinnock die de weg plaveide voor Blair en Brown, krijgt een pensioen van 63.000£ per jaar van de EU. Zijn vrouw Glenys krijgt 57.000£ voor haar mandaat in het Europees parlement. Zijn dochter werkt voor Brown en zijn zoon is een directeur van het Wereld Economisch Forum. Dit is een illustratie – voor zover we er één nodig hadden – van hoe ver de leiding van Labour verwijderd is van zijn socialistische roots. Het is met handen en voeten gebonden aan het kapitalisme, met Brown die weigert om socialistische maatregelen te nemen en er voor verkiest om te werken binnen de krijtlijnen van het zieke Britse kapitalistische systeem dat wellicht voor haar zwaarste crisis staat in de geschiedenis.

    Volgens de laatste berichten staat de Britse economie voor de derde zwaarste recessie van alle geavanceerde kapitalistische landen. Alleen de VS en Ierland staan er slechter voor. De ministers proberen niet langer zoals ze in het begin deden om te zeggen dat Groot-Brittannië aan het ergste zal ontsnappen. De minister die verantwoordelijk is voor de organisatie van de Olympische Spelen heeft toegegeven dat London wellicht geen kandidaat zou zijn geweest had men vandaag een beslissing moeten nemen.

    Griekenland is een waarschuwing voor de arbeidersklasse in Groot-Brittannië. In plaats van de feeststemming 4 jaar geleden tijdens de Olympische Spelen in Athene zijn de straten gevuld met betogers en politiediensten die door hun voorraden traangras zitten en naar verluidt probeerden om hun stock aan te vullen via Israël, vooraleer ook dat land werd geconfronteerd met een crisis. Groot-Brittannië zit even diep in de problemen als Griekenland. Het aantal jongeren – inclusief hoger geschoolden – zonder baan ligt reeds zeer hoog. Veel anderen moeten het net als een toenemend aantal ouderen stellen met laag betaalde banen waarvan men nauwelijks kan overleven.

    De Britse economie is gebaseerd op diensten, maar die zijn nu in elkaar gestort. De industrietakken die vroeger economische schokken opvingen zijn vandaag verdwenen. De crisis in de banksector kan betekenen dat meer dan 370.000 banen kunnen verdwijnen. Een op twaalf banen in London kan tegen 2010 verdwenen zijn. De meesten van hen in de banksector. Het inkomen van de oliewinning in de Noordzee zal in 2008 40% zijn gedaald. De immobiliënmarkt, één van de fundamenten van de economische groei van de laatste jaren, kan geconfronteerd worden met een daling van de huisprijzen met maar liefst 40% tot 50%. Optimisten zeggen dat de huisprijzen die in 2007 werden gehaald opnieuw op dat niveau zullen staan tegen 2023!

    Als een gevolg van deze crisis ziet de toekomst van de bouwsector, en alle sectoren die daar van afhangen, er niet goed uit. Als we geen rekening houden met de Tweede Wereldoorlog staat het aantal nieuwe woningen dat vandaag wordt gebouwd op het laagste punt sinds 1924. De constructie van kantoren zal wellicht met meer dan 20% dalen. Men schat dat meer dan 250.000 mensen hierdoor hun baan zullen verliezen. Bankiers werden gered maar huiseigenaars zullen niet op dezelfde behandeling moeten rekenen.

    Nationalisering met arbeiderscontrole en -beheer

    We vragen een einde aan alle uithuiszettingen omdat deze gezinnen in de problemen zijn gekomen buiten hun schuld om. Dit is alleen maar mogelijk door de banken te nationaliseren, niet zoals men heeft gedaan met Northern Rock, maar met arbeiderscontrole en -beheer. Goedkope leningen en ondersteuning om huur te betalen zijn de weg vooruit als we willen vermijden dat we in de toekomst worden geconfronteerd met tentenkampen aan de rand van Britse steden, wat een reële mogelijkheid is als de crisis op de huizenmarkt zich verderzet.

    Een opiniemaker waarschuwde ervoor dat als het financieel systeem niet werd gered London er binnenkort zou uitzien als Mogadishu, de hoofdstad van Somalië. In realiteit hebben bepaalde delen van Londen en andere steden in Groot-Brittannië reeds elementen in zich van steden als Mogadishu. De sociale neergang –wat onvermijdelijk is als de crisis zich verderzet – zal ook delen van de middenklasse treffen.

    Het belangrijkste gevolg van de crisis waarmee de arbeidersklasse zal worden geconfronteerd is de dramatische toename van de werkloosheid. Men schat dat de werkloosheid zal stijgen tot 3 miljoen tegen het einde van het jaar. We zijn tegen de uitzichtloosheid van werkloosheid. We eisen banen tegen goede arbeidsvoorwaarden en het recht op een goede opleiding. De tendens om goedbetaalde banen te vervangen door flexibele deeltijdse banen tegen slechtere arbeidsvoorwaarden moet worden gekeerd. De meeste arbeiders van Rover in de fabriek in Longbridge die er in zijn geslaagd om een baan te vinden zijn er vandaag slechter aan toe. Slechts een derde zou er op vooruit zijn gegaan.

    We zijn ook tegen de benadering van de minister die verantwoordelijk is voor sociale zekerheid, Purnell, die uitkeringtrekkers verantwoordelijk stelt voor de crisis en van plan is om hun uitkeringen te verminderen. Mensen die leven van een uitkering zullen verplicht worden om een test met de leugendetector te ondergaan en om te gaan werken als hun kinderen meer dan een jaar oud zijn. Dit is een poging om een einde te maken aan de welvaartsstaat, zoals de vakbond van overheidspersoneel PCS terecht opmerkte. Samen met de pogingen om De Post gedeeltelijk te privatiseren toont dit aan dat Labour, ondanks het feit dat de partij gedwongen werd om bepaalde ondernemingen te nationaliseren, gewoon een neoliberaal anti-arbeidersbeleid verder zet.

    We zijn voorstanders van een socialistische planning, wat in het licht van de huidige crisis meer dan ooit een noodzaak is geworden. Het kapitalisme verplaatst haar productiemiddelen van verlieslatende industrietakken naar takken waar men wel winst kan maken. Gezien de huidige economische crisis zal het een langzaam en pijnlijk proces zijn voor de arbeidersklasse omdat niemand wil investeren in productiecapaciteit. Met een geplande economie is het mogelijk om economische verschuivingen door te voeren zonder dat de arbeiders daar eerst een zware prijs voor moet betalen, zoals massale werkloosheid dat een kenmerk is van het kapitalistisch systeem. Marx stelde dat kapitalisten tot de laatste details alles plannen binnen hun ondernemingen. Een geplande economie is in essentie deze planning doortrekken op nationale en internationale schaal, met als onmisbaar bijkomend ingrediënt: democratische controle en management van de arbeidersklasse.

    Beslissende periode van verandering

    Groot-Brittannië en de rest van de wereld zijn terecht gekomen in een beslissende periode van verandering. De Socialist Party zal de komende periode vooraan staan in alle strijd. Veel arbeiders die onder de indruk zijn van de snelheid waarmee de crisis toeslaat, kunnen aarzelen om het gevecht aan te gaan, bijvoorbeeld rond lonen en koopkracht. Een beslissende strijd voor banen is echter aan de orde van de dag als we een herhaling van de jaren 30 willen vermijden.

    Essentieel in deze ontwikkeling is het idee van een nieuwe arbeiderspartij. De leidingen van de vakbonden zullen dit idee wellicht niet verdedigen gezien ze aan de rokken van de regering Brown hangen. In een verschrikkelijk interview op BBC News gaf de voorzitter van de Britse vakbondsfederatie TUC geen enkele aanmoediging aan de arbeiders die zich verzetten tegen de brutale aanvallen van het patronaat en hun systeem.

    We zijn tegen de fatalistische houding die stelt dat we niets kunnen doen tegen deze crisis en die niet verder kijkt dan de krijtlijnen van dit systeem. Open de boeken van de ondernemingen zodat de vakbonden en syndicale delegaties ze kunnen inkijken. We zijn voorstanders van de nationalisering van de auto-industrie en niet van “compensaties” van de gediscrediteerde bazen van de auto-industrie in de vorm van staatssteun. We zijn er voorstander van om de bestaande productiemiddelen in te zetten om andere wagens te gaan produceren. Het nieuwe netwerk van strijdbare syndicale delegaties – de National Shop Stewards Network – zet wat dit betreft de trend.

    Er hangt opstand in de lucht in Groot-Brittannië. Dit blijkt uit de oppositie tegen de bouw van een derde landingsbaan op London Heathrow, tegen de gedeeltelijke privatisering van De Post, waar parlementsleden van Labour lijken in te gaan tegen Mandelson en Brown, en de cruciale kwestie van banen. Verkiezingen – wanneer die ook wordt aangekondigd – tussen drie partijen die allemaal dezelfde kapitalistische programma’s verdedigen, biedt geen perspectieven tenzij er een stem is die een socialistisch programma verdedigt. Arbeiders moeten het gediscrediteerde New Labour aan de kant zetten en een nieuw strijdbaar alternatief creëren.

    We moeten onze inspanningen opdrijven om ons programma te verspreiden onder bredere lagen van de arbeidersklasse. Als we het vanuit een mondiaal perspectief bekijken, heeft het kapitalisme er een zootje van gemaakt. Het bestendigt onaanvaardbare armoede en uitzichtlozen conflicten zoals het huidige conflict in Gaza aantoont. Dit jaar kan een nieuw hoofdstuk inluiden waarin het socialisme terug op de agenda wordt gezet.

  • Een antwoord op de nieuwe aanhangers van het Keynesianisme

    De economische crisis: Keynes’ aanpak kan het kapitalisme misschien voortzetten, maar… kan niets doen aan explosie van de werkloosheid, verpaupering , ecologische catastrofes,… die enkel erger zullen worden indien de meerderheid van de bevolking er zich niet mee moeit. Tevens is dat trouwens één van de belangrijke oorzaken waarom het keynesianisme ooit is toegepast.

    Opiniestuk door Jonas Van Vossole en Marc Puyol. Dit artikel verscheen eerder op de site van LSP-Gent

    Ivan Van de Cloot van het liberaal gerichte Itinera Institute verdedigde in de Morgen van 23 december het keynesianisme als een manier om uit de economische crisis te geraken. Het neoliberalisme heeft ook bij haar grootste voorstanders nu blijkbaar afgedaan. Uit het opiniestuk blijkt ook dat een aantal economen toch door beginnen hebben dat de oorzaak van de economische crisis niet ligt bij de slechte leningen van een aantal banken. De oorzaak van deze crisis, ligt in de onvermijdelijke tendens van het kapitalisme naar overproductiecrises. Als Ivan dat onderconsumptie wil noemen, zullen we daar niet over vitten.

    Van de Cloot wijt de economische crisis dus aan het feit dat mensen te weinig consumeren (teveel sparen). Probleem is dat hij daar een psychologische uitleg voor zoekt; als zou de crisis voortkomen uit een wereldwijde angstreflex van de consumenten. Door die angstreflex zouden consumenten meer gaan sparen en daardoor te weinig consumeren. Wanneer liberale economen wereldwijde economische crises al moeten gaan verklaren met dat soort theorieën, kan men zich al eens de vraag stellen waar de grens ligt tussen liberale economie en kwakzalverij.

    Maar zelfs als het probleem bij één of andere wereldwijde angstpsychose van de consument zou liggen, negeert onze econoom één fundamentele zaak. “De mensen” hebben vandaag helemaal geen ruimte meer om te sparen. De spaarquota zijn de laatste jaren, zeker in de VS, gedaald tot ongekende laagten. Tegelijkertijd werd iedereen aangezet om te consumeren op krediet en om zo hun inkomen uit de toekomst nu al uit te geven. – Bij ons in België is dat niet anders. Herinner de koopkrachtbeweging begin dit jaar; deze duidde erop dat een steeds groter deel van de bevolking, ook onder de werkenden, er moeite mee heeft om de eindjes aan elkaar te knopen. ‘De consument’ heeft vandaag helemaal geen ruimte om te sparen. Wellicht is simpelweg dàt gebrek aan koopkracht een geloofwaardiger uitleg voor de dalende consumptie.

    Hierbij komen we onmiddellijk terug bij de these van Marx, die vandaag actueler dan ooit wordt. Het kapitalisme veroorzaakt zijn eigen crisissen door de meerwaardevorming; de arbeider krijgt met zijn loon nooit evenveel waarde terug als hij produceerde. Daardoor kan de productie ook nooit volledig terug worden opgekocht, aangezien de kapitalisten het kapitaal niet consumeren maar accumuleren. Maar van een liberale econoom kunnen we natuurlijk niet verwachten dat die de theorieën van die vervloekte Marx ook maar zou overwegen. Helaas voor hem brengen Von Mises en Hayek in dit geval geen soelaas.

    Als oplossing voor zijn "spaarreflex", haalt Ivan Van De Cloot het keynesianisme opnieuw uit de kast. Dàt keynesianisme veronderstelt dat de overheid massaal geld in de economie pompt. Hij negeert daarbij een aantal zaken. Eerst en vooral is de implementatie van het keynesianisme er historisch gekomen onder druk van een specifieke historische situatie; in een periode waarin het rode gevaar van de Sovjetunie was opgestaan vreesde de economische elite voor haar invloed onder de westerse arbeiders. Bovendien was het toen een logische nieuwe politiek, als gevolg van een faling van de markt. Vandaag bestaat er een ander soort externe druk die aanmaant tot ‘urgency’. Vandaag moet het kapitalisme zich alleen beschermen tegen zichzelf, en de vraag is of ze bereid is dat te doen.

    Daarnaast biedt het keynesianisme geen structurele oplossing voor de depressie; hoogstens een stabilisering van de crisis. Men verandert immers niets aan het probleem van tekort aan koopkracht van de arbeiders om de productie op te kopen. Het enige wat men doet is de overschotten onrechtstreeks laten opkopen via overheidsgeld, en zo consumeert men gewoon verder op krediet. Wat op individueel vlak tot enkele maanden geleden ‘onverantwoorde schuldenopbouw’ door ‘economische analfabeten’ heette, dixit Itinera-prof Albrecht, krijgt zo vandaag een nieuwe naam: ‘deficit spending’. Obama zal dit wel vertrouwd in de oren klinken.

    De crisis van vandaag wordt al eens vergeleken met de crisis uit de jaren ’30. Ook toen begon de crisis met een beurscrash. De ineenstorting van de aandelen-bubble luidde een langgerekte periode van depressie in; van teloorgang van industrie en handel. Om de volledige ineenstorting van de economie tegen te gaan greep men toen uiteindelijk ook terug naar methodes die we vandaag als keynesiaans beschouwen, hoewel de rol van de staat toen enigszins anders was. Maar ook toen leverde dat geen structurele oplossing.

    Hoe dan ook begrijpen de auteurs van dit stuk dat het toepassen van keynesianisme iets kan zijn wat zelfs de meest rabiate neoliberalen vandaag de dag zullen postuleren. De neoliberale politiek van de afgelopen drie decennia biedt immers geen enkele uitweg; ze zal de geschiedenis ingaan als een periode waarbij wild kapitalisme een halve planeet kapot maakte en miljarden mensen in de armoede deed voort ploeteren. De neoliberaal geïnspireerde globalisering legde de basis om de ontwikkeling (van een bepaalde groei, dankzij de uitbuiting die er was) die het met zich meebracht, ten tijde van een crisis zoals de huidige, opnieuw volledig te vernietigen. De nadelen van de groei op neoliberale basis zoals ongelijkheid en ecologische neveneffecten bleven echter wel. Het keynesianisme heeft economische crisissen in het verleden nooit kunnen oplossen, in de jaren dertig was de werkloosheid bijvoorbeeld nog altijd massaal. Het was wel een verdoken manier om de armoede verder te herverdelen onder de arbeiders.

    In zijn opiniestuk haalt Van de Cloot het voorbeeld aan van hoe de vernietiging van de ruit bij de bakker de economie doet draaien. Omdat de bakker daardoor verplicht was een nieuwe ruit te kopen en op die wijze werk creëerde. Het is cynisch; maar het kapitalisme had in het verleden ook steeds het equivalent van de bal door de bakkersruit nodig om uit haar dal te klimmen. Dit equivalent staat in de geschiedenisboeken vermeld als de Tweede Wereldoorlog. Men moest eerst de economie grotendeels vernietigen om haar weer te kunnen opbouwen en zo groei en winstaccumulatie te verkrijgen.

    Om de kapitalistische groei terug op poten te krijgen had men de vernietiging nodig van kapitaal, arbeid en productiemiddelen. Enkel op die manier kon men met een schone lei herbeginnen. Cynischer kan haast niet: wil het kapitalisme terug een lange tijd van economische groei kennen zal het moeten rekenen op een nieuwe wereldoorlog, enorme ecologische rampen of zo’n danig lange depressie dat de fabrieken onbruikbaar worden door roest. Oorlogen zullen in eerste instantie misschien niet zo direct gevoerd worden tussen de grootmachten, zoals tijdens WOII. Maar gewapende conflicten in de neokoloniale wereld, economische boycots en handelsoorlogen zullen even grote menselijke en economische vernietiging betekenen.

    Een structurele oplossing voor de zelfvernietiging van het kapitalisme is in theorie niet zo moeilijk te bedenken. Schaf het probleem van de excessieve kapitaalsaccumulatie af door de belangrijkste sectoren in de economie te socialiseren, en geef arbeiders een loon dat gemiddeld overeenkomt met de geproduceerde waarde. Op die manier kan de samenleving consumeren wat ze produceert. Het biedt bovendien ook de mogelijkheid om andere zaken in rekening te brengen in de economie; zoals een hoognodige gecoördineerde ecologische planning. Dit vereist natuurlijk een verandering van visie op de economie. Van een economie die draait om het kapitaal van de elite te maximaliseren tot één die draait om de behoeften van de samenleving te vervullen. Daar draait economie toch om: de allocatie van nuttige goederen over de samenleving. De vraag is natuurlijk wie er vandaag de macht heeft om daarover te beslissen. De kapitalistische klasse zijn dezelfde mensen die vandaag de crisis in het kapitalisme veroorzaakt hebben, en waarvan weinig mensen zulke omvang verwacht hadden, en nog minder mensen de gevolgen gewild zullen hebben. De crisis verkeert ook nog niet op haar dieptepunt.

    In de praktijk zal de economische elite natuurlijk nooit uit eigen beweging haar privileges opgeven; ze zou nog liever samen met de economie ten onder gaan dan er de controle over te verliezen. Een socialistische tegenbeweging tegen het kapitalisme opbouwen is allesbehalve evident, want naast de economische macht heeft de economische elite ook een dikke vinger in de pap op politiek en ideologisch vlak. Bovendien werkt de economische crisis in het begin soms ook verlammend op zelfs de strijdbaarste lagen in de arbeidersbeweging; kijk maar naar de goedkeuring van de schandalige loonnorm in het IPA (Inter Professioneel Akkoord). Het feit dat er volledig achter de rug van de arbeiders gehandeld werd en er eigenlijk desinformatie georganiseerd werd, versterkt natuurlijk een verlamming ook als ze niet overal dominant zou zijn.

    Toch zal het zelfvernietigende karakter van het kapitalisme de mensheid voor fundamentele keuzes plaatsen. Wat de auteurs van dit opiniestuk betreft gaat dat over de keuze tussen socialisme of barbarij. Het moge duidelijk zijn welke keuze wij verkiezen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop