Category: Globaal

  • Jaaroverzicht deel 2. Internationaal: hoop op verandering

    Jaaroverzicht deel 2. Internationaal: hoop op verandering

    In het tweede deel van ons jaaroverzicht gaan we verder in op de internationale situatie. De crisis van het kapitalisme leidt steeds meer tot een zoektocht naar alternatieven op het neoliberalisme. De hoop op verandering kwam dit jaar spectaculair tot uitdrukking met de verkiezingscampagne voor Obama in de VS. Terwijl het duidelijk is dat Obama geen fundamentele verandering zal brengen, was zijn campagne op zich wel een uitdrukking van een veranderende situatie…

    Obama: Hoop op verandering?

    2008 was het laatste jaar van het regime van George W. Bush. Veel arbeiders en jongeren waren bijzonder enthousiast over het einde van dit tijdperk. Maar zal met Bush ook diens gehate politiek verdwijnen? Komt er een einde aan de imperialistische politiek van oorlogen en bezettingen. Komt er in eigen land een einde aan de aanvallen op de werkenden en hun gezinnen? De kloof tussen rijk en arm neemt ook in de VS verder toe en de wereld is een onveiliger oord geworden. Na acht jaar Bush, was er een wereldwijde schreeuw om verandering. Barack Obama speelde daarop in en stelde te willen opkomen voor diegenen die “hopen op verandering”.

    De verwachtingen in Obama waren reeds voor de verkiezingen immens. De achtergrond van economische crisis en de onzekere toekomst zorgde ervoor dat veel Amerikanen in de verkiezingscampagne voor het eerst politiek actief werden. De Amerikaanse presidentsverkiezingen waren historisch, niet alleen omdat voor het eerst een zwarte president werd verkozen, maar ook omwille van de grotere actieve betrokkenheid bij de campagne. Dat kan in de komende maanden verder worden gezet in campagnes en strijdbewegingen, mogelijk in confrontatie met het beleid van president Obama indien die – zoals te verwachten valt – de hoop op verandering niet inlost.

    In de Amerikaanse presidentsverkiezingen steunden wij de onafhankelijke kandidaat Ralph Nader. We erkenden de afkeer tegenover Bush en begrepen dat velen zich daarom tot Obama richtten, maar tegelijk waarschuwden we ervoor dat de Democraten niet fundamenteel anders zijn dan de Republikeinen. In zekere zin heeft Bush het buitenlands beleid van zijn voorganger, de Democraat Bill Clinton, gewoon verder gezet. De campagne van Obama was op zich wel een uitdrukking van een interne verandering in de VS zelf, met name van een groeiende politisering en de zoektocht naar een alternatief.

    De uitdagingen zullen de komende maanden groot zijn. Er is de crisis in de automobielsector die duizenden jobs bedreigt. En steeds meer wordt door de Amerikaanse arbeidersbeweging in actie gekomen. Na de staking bij Boeiing volgde in december nog een bedrijfsbezetting in een klein bedrijf in Chicago. Op 1 mei was er zelfs een historische gezamenlijke stakingsactie van Amerikaanse en Irakese dokwerkers.

    Beslissende keuzes voor linkerzijde in Latijns-Amerika

    De wereldwijde economische crisis en (tijdelijke?) daling van de olieprijzen verhoogt de druk op de linkse regimes in Latijns-Amerika. De afgelopen jaren wezen we al op de gevaren indien geen duidelijke keuze werd gemaakt om te breken met het kapitalisme. Onder druk van onderuit werden linkse regimes verkozen die moesten overgaan tot een aantal hervormingen die een grote steun van de bevolking kregen. Indien er evenwel niet volledig wordt gebroken met het kapitalisme zullen zelfs die hervormingen opnieuw bedreigd worden. Ook dit jaar werden linkse figuren verkozen, nu ook in Paraguay bijvoorbeeld.

    We publiceerden in april een analyse van de politieke situatie in Latijns-Amerika waarin de belangrijkste ontwikkelingen aan bod kwamen. Intussen beginnen de gevolgen van de economische crisis zich sterker laten voelen. Dit zal zeker in Venezuela en Bolivia verregaande gevolgen hebben aangezien de ruimte voor hervormingen in die landen in grote mate werd bepaald door de hoge grondstoffenprijzen. In Venezuela is er een groeiend ongeduld omwille van het trage ritme van het proces van de Bolivariaanse revolutie, wat bij de regionale verkiezingen leidde tot een beperkte vooruitgang voor de oppositie. Hervormingen binnen het kapitalisme zullen niet volstaan en zullen zelfs opnieuw ondermijnd worden indien niet wordt gebroken met het kapitalisme.

    Europa: verdere opkomst linkse formaties – belangrijke uitdagingen

    In 2008 was er een verdere doorbraak van een aantal linkse formaties zoals Die Linke in Duitsland, die partij is momenteel de derde partij in de peilingen. Tegelijk zagen we echter ook het quasi verdwijnen van het Italiaanse Rifondazione Comunista (Prc) dat compleet van de kaart werd geveegd wegens haar steun aan het neoliberale beleid van de regering-Prodi. De Prc vormde jarenlang een voorbeeld voor andere nieuwe linkse formaties in Europa. Het zal niet volstaan om nu gewoon de Prc te vervangen door het voorbeeld van Die Linke, er moeten ook lessen worden getrokken uit de neergang van de Prc (die ook leidde tot het wegstemmen van de leiding) en meer bepaald uit de politiek van deelname aan coalities die een neoliberaal beleid voeren. Ook is er nood aan een duidelijke positionering, zeker op een ogenblik van economische crisis. Deze discussies zullen zeker voor de Nederlandse SP van belang zijn. Politieke duidelijkheid en betrokkenheid zullen ook uitdagingen zijn voor de nieuwe Franse formatie NPA rond Besancenot.

    Naast de spectaculaire opkomst van Die Linke en de grote steun voor Besancenot in Frankrijk vormde ook de situatie in Griekenland dit jaar een beeld van wat ter linkerzijde mogelijk is. Op het begin van het jaar haalde de nieuwe linkse alliantie Syriza tot 18% in de peilingen en dat tegen de achtergrond van opeenvolgende algemene stakingen en acties van de arbeidersbeweging. Syriza heeft nood aan een duidelijk profiel, verzet tegen een coalitie die een neoliberaal beleid voert en een aanwezigheid in strijdbewegingen (zoals deze naar aanleiding van de politiemoord op een 15 jarige jongere in december). Zoniet dreigt Syriza snel het voorbeeld van de Prc te volgen, nu reeds wordt duidelijk dat de formatie er niet in slaagt om de peilingen van op het begin van het jaar te consolideren en zakt de partij terug tot zo’n 8%.

    In 2009 zijn er Europese verkiezingen op een ogenblik dat de autoriteit van de Europese instellingen sterk ondermijnd is. Dat bleek uit de spectaculaire neen-stem in het Ierse referendum over het Verdrag van Lissabon (waarbij het volledige establishment opriep om “ja” te stemmen). In Europa slagen de regeringsleiders er niet in om met een eengemaakt antwoord op de crisis naar buiten te komen, waardoor de onderlinge spanningen tussen de lidstaten toenemen. Tegelijk bieden de Europese verkiezingen voor linkse krachten een kans om hun strijd in eigen land te verbinden met strijdbewegingen in de andere Europese landen.

  • Jaaroverzicht deel 1. Kapitalisme in crisis – onstabiliteit troef

    2008 werd een scharnierpunt. Het is niet makkelijk om een beperkt jaaroverzicht te maken van een jaar waarin zoveel is gebeurd. We beginnen vandaag met dé belangrijkste internationale tendens van 2008: de crisis van het kapitalisme en de verdere toename van de wereldwijde onstabiliteit. De economische situatie maakte een einde aan het blinde geloof in het kapitalisme. Voor linkse socialisten was dat echter niet zo’n verrassing.

    Kapitalisme in crisis

    Natuurlijk hebben wij steeds duidelijk gemaakt dat we niet staan te juichen omdat het kapitalisme in crisis raakt. Het is niet omdat wij als marxisten begrijpen dat crisis onvermijdelijk verbonden is met dit systeem, dat we het ook positief vinden. Integendeel, we weten immers dat de kapitalisten steeds zullen proberen om ons te laten betalen voor hun crisis.

    Op het begin van het jaar was er nog heel wat onduidelijkheid over de omvang van de crisis. De ernst van de situatie werd ontkend, steeds opnieuw werd ons verteld dat het ergste al achter de rug was met de hypotheekcrisis in de VS in 2007. Op het Wereldeconomisch Forum waarschuwde de econoom Nouriel Roubini echter: “De vraag is niet meer of we een harde of een zachte landing zullen krijgen in de VS, maar eerder hoe hard die landing zal zijn.” Hij stelde ook dat een recessie “minstens vier kwartalen zal duren. Het zal een ernstige recessie zijn.”

    Deze crisis is geen toeval. Het is het resultaat van een kunstmatige groei op basis van speculatie, wat versterkt werd door het opdrijven van de uitbuiting. In maart publiceerden we op deze site een artikel waarin de ontwikkeling van deze crisis werd verklaard, “In de jaren ’90 creëerde het kapitalisme nog groei op basis van privatiseringen, een verhoging van de uitbuitingsgraad en nieuwe technologieën (informaticatoepassingen, etc.). Het vrijmaken van Oost-Europa, Rusland en meer en meer China betekende dat een deel van de massale winsten naar deze regio’s kon worden afgeleid. Hierdoor kwam het niet alleen minder snel tot overinvesteringen op een trager groeiende, westerse markt. Het resulteerde ook in een gigantische reserve van goedkope, geschoolde arbeidskrachten, met dank aan de restanten van de voormalige, bureaucratisch geplande economieën.

    “De enorme winsten leidden ook in de jaren ’90 al tot speculatieve zeepbellen. In 1997 was er de Aziatische crisis, met de val van overgewaardeerde munten en aandelen en het barsten van de zeepbel in de vastgoedsector. In het algemeen, echter, was de tweede helft van de jaren ’90 een periode waarin zelfs veel arbeiders een gokje waagden op de beurzen. Het gevoel dat er ook voor sommige arbeiders iets viel mee te pikken van het kapitalisme kwam met het barsten van de technologiebubble (2000) en de recessie in de VS (2001) grotendeels aan zijn einde.

    “Het aandeel in de totale bedrijfswinsten, na belastingen, van financiële bedrijven groeide in de VS enorm. Van 5% in 1982 tot 41% in 2007. Het gewicht aan speculatieve winsten onderstreept meer en meer het ongezonde, zelfs rotte karakter van het kapitalisme. De grote aandeelhouders gebruiken de rijkdom die ze van de arbeidersklasse ontvreemden steeds minder om te investeren in reële productie, op een ondermijnde markt. Een groot deel van de meerwaarde verdwijnt in financiële instrumenten, speciale vormen van aandelen en aandelenfondsen, in de hoop op speculatieve winst.

    “Die ongezonde, parasitaire ontwikkeling van het kapitalisme kon na 2001 enkel worden volgehouden door de arbeiders – die in de VS hun reële lonen zagen dalen – reeds het geld te laten uitgeven dat ze nog moesten verdienen. De schulden voor de afbetaling van een woning bedroegen in 2005 98% van het beschikbare inkomen in de VS, in de jaren ’90 was dit nog rond de 60%. Om die schuldenberg onder controle te krijgen is de centrale bank, de Federal Reserve, zeer geleidelijk begonnen met het optrekken van de prijs van het lenen.

    “De idee was dat men de zeepbel op de huizenmarkt zo onder controle kon krijgen, zonder dat de prijzen effectief zouden gaan dalen. Deze illusie was de motor achter de “rommelhypotheken” en “ninjaleningen” (“no income, no job, no assets”). Bij zo’n rommelhypotheken blijft de rente de eerste jaren zeer laag, om dan omhoog te schieten. De redenering was dat met “eeuwig” stijgende huizenprijzen, zelfs mensen die absoluut niet kredietwaardig waren toch een huis zouden kunnen kopen. Immers, al na enkele jaren zouden ze met hun huis rijker zijn geworden, en zouden ze nieuwe, meer voordelige rentevoeten kunnen afdwingen. Dit fabeltje kwam aan zijn einde door de verzadiging van de markt en de verhoging van de rentevoeten door de Fed.”

    In 2008 zagen we de gevolgen van de scherpe toename van de speculatie met onder meer een wereldwijde voedselcrisis die vooral in de neokoloniale landen erge gevolgen had voor de arbeiders en arme boeren. De ineenstorting van de kredietzeepbel in de VS leidde tot de ontwikkeling van een diepe en gelijktijdige recessie, zonder dat er nog een motor voor de wereldeconomie overblijft. In China vertraagt de groei nu ook, onder impuls van een dalende export. Het land kent, gezien de extreme sociale condities, misschien nog de meest explosieve situatie. Niet alleen de ontwikkelde landen, maar ook de BRIC’s (Brazilië, Rusland, India en China) worden meegetrokken in deze crisis.

    Welk alternatief?

    Tegenover de wereldwijde economische crisis wordt gezocht naar alternatieven. Alle oude neoliberale dogma’s werden overboord gegooid door de meeste burgerlijke economen. Een overheid die zich niet mag moeien met de economie? Dat is een verouderd standpunt. Nationalisaties als extreme eis van linkse militanten? De neoliberalen van gisteren worden vandaag de grootste verdedigers van de noodzaak van nationalisaties.

    Het was voorspelbaar in welke richting de burgerlijke analisten een alternatief zouden zoeken. Om een Grote Depressie zoals in de jaren 1930 te vermijden, wordt steeds meer teruggegrepen naar Keynesiaanse of neo-Keynesiaanse opvattingen. Door publieke middelen in te zetten om de kapitalisten te redden, wordt geprobeerd om de prijs van de crisis op de gemeenschap af te schuiven. De overheidsinterventies worden gesteund door neoliberalen, maar dan wel enkel en alleen om “de vrije markt overeind te houden” (aldus Karel De Gucht).

    Wij verdedigen het idee van nationalisaties, maar dan niet om de verliezen op de gemeenschap af te wentelen. In november schreven we op deze site: “LSP verdedigt de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie zoals de banken, verzekeringen, grote distributie, transport, productie en distributie van energie, telecommunicatiesector en de grote bedrijven in het algemeen. Niet alleen bedrijven die zich op de rand van het faillissement bevinden, maar ook (en vooral) die bedrijven die wel winstgevend zijn. Daarbij moeten de bedrijven niet worden gekocht met publieke middelen, maar moet er worden genationaliseerd met enkel schadevergoedingen op basis van bewezen behoeften door de kleine aandeelhouders.”

    (…) “Dankzij een democratische planning zou het mogelijk zijn om een einde te maken aan de absurde overproductiecrises van het kapitalisme. Het zou ons in staat stellen te produceren in functie van de behoeften van de bevolking. Opdat een dergelijk systeem haalbaar zou zijn op langere termijn, moet het zich uitbreiden tot een wereldwijd systeem. Het doorvoeren van een dergelijk programma in één land, zou een immense impuls vormen voor de arbeidersbeweging in andere landen om een zelfde richting uit te gaan. Het zou de basis kunnen vormen voor een socialistische wereld, en daarbij de voorwaarden creëren om de mensheid naar een hoger stadium van haar ontwikkeling te brengen.”

    Het afgelopen jaar werd steeds meer verwezen naar Marx. Dit artikel was dagenlang het meest gelezen artikel van onze website en dat vooral op basis van de toen nog provocerende titel, enkele maanden later schokte die titel niet meer. Ook dat is veelzeggend.

    Wereldwijde onstabiliteit

    De crisis van het kapitalisme ging in 2008 gepaard met een verdere versterking van de onderlinge conflicten tussen imperialistische mogendheden, onstabiliteit en verderzetting van oorlogen. In Georgië zagen we de verschillende belangen van de VS, Rusland en verschillende Europese landen. Dit kwam bovenop de traditionele brandhaarden – Palestina, Irak, Afghanistan – die steeds meer uitbreiding vonden met uitlopers in Pakistan en zelfs tot in India, zoals we zagen met de aanslagen in Mumbai. In Zuid-Afrika was er een uitbarsting van geweld en in Congo werd de oorlog onverminderd verder gezet. De kapitalistische crisis zal niet leiden tot meer stabiliteit en welvaart. In 2008 hebben we gezien dat het kapitalisme leidt tot barbarij voor een groeiend deel van de bevolking. De keuze in de komende jaren zal steeds meer gaan tussen socialisme of barbarij.

  • Neoliberalisme in crisis! Een tijdperk voorbij…

    Op een bepaald moment komt er een einde aan de hypotheekcrisis, oliecrisis en kredietcrisis. Maar het zou een vergissing zijn om te denken dat de economie dan terug kan naar zoals het ‘vroeger’ was. De huidige economische crisis, in feite een drievoudige crisis (hypotheken, grondstoffen en krediet), maakt een einde aan een periode waarin (neo-)liberalisme en financieel kapitaal hand in hand gingen. De komende recessie duurt zeker tot 2010, daarna zijn de vooruitzichten onzeker. Zoals er in de jaren zeventig na een onzekere overgangsperiode tussen 1973 en 1979 een einde kwam aan een tijdperk van Keynesianisme en industriële groei, komt er nu een einde aan een economisch tijdperk dat in de jaren tachtig begon met het monetarisme van Reagan en Thatcher.

    Door Pieter Brans, Offensief Amsterdam

    In de vroege jaren tachtig vond een consolidatie plaats van het kapitalisme. Politiek door de organisaties van de arbeidersklasse, vooral de vakbonden, te verslaan. Economisch door de geldhoeveelheid te verminderen met megabezuinigingen op de budgetten van de overheid. Toen zodoende het terrein was geëffend, volgde een enorme groei van de financiële sector. De forse geldinjectie na de beurskrach van oktober 1987 was het begin van een periode van groei van het financieringskapitaal, alleen verstoord door de instorting van de aandelenmarkt en huizenprijzen in Japan begin jaren negentig, de Azië crisis (1997) en de crisis rond de roebel eind jaren negentig en het leeglopen van de dotcom bubble in 2001.

    Normaal gesproken leidt een sterke groei van het financieringskapitaal tot groei van de geldhoeveelheid. Er is dan meer geld, dezelfde hoeveelheid goederen. Die gaan dus in prijs omhoog en de economie gaat lijden aan inflatie. Waarom gebeurde dat in de afgelopen periode dan niet? Door hun politieke en economische overwicht waren de kapitalistische landen in staat om de prijzen van grondstoffen uit ontwikkelingslanden en olieproducerende landen laag te houden. De lage prijzen van grondstoffen hielden de prijzen van goederen in de ontwikkelde landen laag.

    De tweede factor was goedkope arbeid. De overwinningen van Reagan en Thatcher maakten een einde aan de macht van de vakbonden in de VS en in Engeland: looneisen stellen was er niet meer bij. Bovendien kon het kapitalisme gedurende deze periode voortdurend nieuwe bronnen van goedkope arbeid aanboren. Goed opgeleide arbeiders kwamen beschikbaar in Midden- en Oost-Europa, China en ten dele ook India. Nu de lonen in Oost-Europa en China ook stijgen, komt hieraan langzamerhand een einde. De groei van de transportkosten maakt het bovendien voor kapitalisten minder aantrekkelijk om ver weg te produceren. De unieke combinatie van sterke groei van de financiële sector en lage prijzen is voorbij.

    Voor alle duidelijkheid: deze crisis maakt geen einde aan het kapitalisme. Het kapitalisme heeft al vele crises en wereldoorlogen doorstaan. Het verdwijnt niet zonder het bewust ingrijpen van de arbeidersklasse. Als dat uitblijft, zullen kapitalisten steeds weer manieren vinden om het voort te laten bestaan. Als een parasiet op het lichaam van de arbeidersklasse desnoods, zich voortslepend van crisis naar crisis, maar voortbestaan blijft het, tenzij de arbeidersklasse er een einde aan maakt en de macht in de samenleving naar zich toe trekt.

    Ook duidelijk: deze crisis maakt ook geen einde aan het (neo-)liberalisme. Het liberalisme is al eeuwen lang de ideologie van leidende kapitalistische naties. Toen de Nederlanden in de 17e eeuw het stokje van het handelskapitalisme van de Italiaanse stadsstaten overnamen en de Noordelijke Nederlanden in de Gouden Eeuw korte tijd de leidende kapitalistische natie werden, ging Michiel de Ruyter al op pad met de opdracht: “vrij schip, vrij goed, vrij volk”. Als een land economisch sterk staat, is vrije handel een voordeel. Toen Engeland op zijn beurt het stokje van de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden overnam, ging het op zijn beurt de vrije handel propageren. Handelskapitalisme ontwikkelde zich in Engeland in de 19e eeuw tot industrieel kapitalisme, liberalisme en vrijhandel bleef de heersende ideologie. En dat bleef het ook toen de VS na de 1e Wereldoorlog het vlaggenstokje van het kapitalisme op zijn beurt van het Britse Rijk overnam.

    Het (neo-)liberalisme van de jaren tachtig was niets nieuws, het woord neo zegt het al. Het was het oude liberalisme van voor het Keynesianisme (1933-1973) dat weer werd opgepoetst. Het beleefde hoogtijdagen in de jaren negentig van de vorige eeuw, toen na de ineenstorting van het stalinisme niets het (neo-)liberalisme meer in de weg leek te staan (het “Einde van de Geschiedenis” werd zelfs uitgeroepen). Eén van de gevolgen van de huidige economische crisis is dat de VS niet langer meer de leidende natie van de wereld is. Natuurlijk blijft het land door zijn economische omvang en militaire macht belangrijk, maar het is niet meer in staat de wereld te beheersen. Dat betekent ook een verzwakking van het (neo-)liberalisme als ideologie. Maar de leidende kapitalistische landen zullen het tot hun voordeel blijven gebruiken.

    Naast deze politieke verzwakking van het (neo-)liberalisme is er ook een economische verzwakking. In de afgelopen periode vormde de vrije handel in nieuwe financiële producten, zoals opties, futures, structured investment vehicles en nog veel meer dingen in combinatie met lage lonen de motoren van de economie. Opties zijn er in twee soorten: call- en put opties. Een call optie is een recht om een aandeel op een bepaald moment voor een bepaalde prijs te kopen, zeg een aandeel Albert Heijn in november 2008 voor 10 euro. Staat dat aandeel dan op 12 euro, dan verdien je veel geld. Een put optie is het recht op een aandeel op een bepaald moment voor een bepaalde prijs te verkopen, zeg een aandeel Albert Heijn in november 2008 te mogen verkopen voor 10 euro. Staat het aandeel dan op 8 euro dan verdien je een hoop centen.

    Futures zijn soortgelijke rechten maar dan op grondstoffen, bijvoorbeeld rijst van februari 2009 of olie van maart 2009. Al dit soort rechten zijn in hoge mate speculatief: als in het voorbeeld van de call optie (recht om te kopen voor 10 euro) hierboven het aandeel Albert Heijn in november 2008 op 8 euro staat, dan is je optie niets waard. Met deze windhandel worden enorme bedragen verdiend (en verloren).

    De klassieke financiële instellingen, producten van het kapitalisme, zoals banken, aandelen en het scheppen van geld door middel van leningen, waren sinds 1933 aan toezicht en regels van centrale banken en financiële waakhonden gebonden. De nieuwe financiële producten en instellingen zoals hedgefondsen waren dat niet: daar gold de vrije markt. Omdat deze nieuwe financiële instellingen vreselijk veel winst maakten, maakten de bedrijven en instellingen in deze sector economisch en politiek eigenlijk de dienst uit. De staat was slecht, alles moest geprivatiseerd en “vrije concurrentie” (in feite zoveel mogelijk ruimte voor deze clubs) werd het motto. Alles moest wijken (“er is geen alternatief”) voor de vrije markt.

    Toen de financiële crisis uitbrak en er miljarden en miljarden dollars nodig waren om de banken en hedgefondsen overeind te houden, kwam er een einde aan al deze economische dynamiek. De vrije markt als ordenend principe voor dit omvangrijke deel van de financiële sector ging stuk. En de opgeblazen pretenties van het (neo-)liberalisme gingen in rook op.

    Zeker is dat het (neo-)liberalisme de komende periode een toontje lager zal zingen en minder gemakkelijk wordt geaccepteerd. Zeker is ook dat banken en andere financiële instellingen een aantal jaren nodig zullen hebben om de huidige verliezen te boven te komen. Duidelijk is ook dat vanwege het inzetten van een economische recessie de prijzen voor olie en grondstoffen weer wat aan het dalen zijn. Dat zegt echter weinig, voor hetzelfde geld gaan ze weer omhoog als de economie weer uit de recessie komt, of vanwege politieke instabiliteit. Maar wat zijn nu de lange termijn effecten van deze crisis?

    De financiële sector zal niet meer in staat zijn om kredieten vijf keer zo snel te laten groeien als het BNP (Bruto Nationaal Product). Nieuwe regels die een einde maken aan het vrije markt principe voor de nieuwe financiële sector laten niet langer toe dat banken risico’s verpakken, doorverkopen en ze zo uit hun balansen laten verdwijnen. De ruimte om door middel van leningen nieuw geld te scheppen, zijn drastisch ingeperkt. Geldmarkten zullen bij het financieren van banken veel meer discipline betrachten. Banken zullen weer terug moeten gaan naar het aantrekken van deposito’s en rekeninghouders om aan geld te komen. Kapitaal zal voor ondernemingen een stuk duurder worden. Het wordt daarom moeilijker om geld te verdienen door met geld te schuiven. Veel van het overnamegebeuren en het geschuif met aandelen is daarmee van de baan.

    Een tweede belangrijk gevolg is dat veel van de op krediet gebaseerde consumptie, vooral in de VS en Engeland gaat verdwijnen. Dat betekent een zware klap voor de economieën die afhankelijk zijn van de export naar de VS, zoals de economie van Japan en China. De vraag naar goederen uit die landen daalt omdat het geld daarvoor niet langer goedkoop geleend kan worden.

    De ontwikkelingslanden dragen, door de stijging van de grondstofprijzen en de algemene prijsstijging in deze landen, nu ook bij aan de inflatie op wereldniveau. De prijsstijgingen zullen de levensstandaard doen dalen, in de ontwikkelingslanden maar ook in de VS. De tijd van luxeproducten is voorbij. Het wordt een tijd van gewone tassen in plaats van Gucci spul. De gouden periode voor het Angelsaksische vrije markt kapitalisme is verleden tijd, de meer geleide economieën zoals in Europa maken weer betere tijden door. Belastingen zullen voor bedrijven en de rijken wel iets omhoog gaan. De markt zal meer worden gereguleerd. De Europese Unie komt vanwege de strakke ‘vrije markt’ propaganda uit Brussel (gretig overgenomen door de nationale regeringen) nog meer in de problemen.

    De VS blijft het machtigste land in de wereld. Maar het is niet meer absoluut dominant. Voor de zogenaamde vrije westerse wereld doemen grote dilemma’s op. Wie is er nu de vijand? De Islam, of de radicale tak daarvan? Betekent dat blijven vechten in Irak en Afghanistan, of ook nog ergens anders, zoals Iran? Op welke landen kan het Westen dan rekenen? Als de Islam de vijand is, verklaar je ook grote olieleveranciers tot vijand…

    Of zijn andere landen nu juist de vijand? China is dat al in de ogen van conservatieve Amerikanen en Japanners. Of is dat Rusland dat nu juist weer in Georgië zijn tanden heeft laten zien? Van alles is denkbaar: met China en Rusland tegen de Islam. Samen met de Islam en China tegen Rusland is ook mogelijk, maar dan moet het Westen wel het Palestijns-Israëlische conflict oplossen. Samen met Rusland en de Islam tegen China optrekken kan, maar vereist ook een flinke reorganisatie van het buitenlands beleid. Samen met China tegen de Islam en Rusland, ook een optie, maar dan wordt het wel heel moeilijk om aan olie en gas te komen.

    Illusies als: “zij worden uiteindelijk allemaal zoals wij” zijn opgeblazen. Ook tussen de ontwikkelde kapitalistische landen bestaan spanningen, dus het “vrije westen” is zelf geen eenheid. Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te snappen dat het “vrije westen” het in ieder geval niet kan opnemen tegen Islam, Rusland en China tegelijk.

    Economisch wordt het ook een tijd van groeiende problemen. Er is inflatie en stagnatie tegelijk: stagflatie. Centrale banken weten niet meer wat ze moeten doen: rente verhogen om de inflatie te bestrijden of verlagen om de economie aan te jagen. Banken helpen overeind te blijven of banken afknijpen om speculatie en fraude te beteugelen. Er volgen minimaal een aantal jaren van onzekerheid voordat het kapitalisme een nieuwe manier vindt om verder te gaan over de ruggen van de arbeiders. De internationale spanningen zullen nog veel meer toenemen dan nu. Ook deze groeiende tegenstellingen zullen geen einde maken aan het kapitalisme. Het wordt pas echt interessant als de arbeiders zich via hun eigen organisaties, vakbonden en arbeiderspartijen (weer) laten gelden, in de ontwikkelde kapitalistische landen, de Islamitische wereld, Rusland, China, Latijns Amerika, Afrika en Azië. De zwakte van het kapitalisme in de komende tijd en de noodzaak om zich economisch te verdedigen zijn impulsen voor de arbeidersbeweging om zich van de vorige periode te herstellen.

    Veel van de illusies van dertig jaar geleden zijn verdwenen. Het stalinisme was in die tijd een belangrijk remmende factor voor de arbeidersbeweging; dat is weg. Het Keynesianisme was toen gekoppeld aan het reformisme, de gedachte dat je binnen het kapitalisme kon komen tot blijvende welvaart voor de arbeidersklasse. Illusies in het reformisme en het Keynesianisme zullen weer de kop opsteken in de arbeidersbeweging, maar niet met de concrete kracht die zij toen hadden. De ideeën en de analyse van het Marxisme, zoals Offensief die in Nederland en het Comité voor een Arbeiders Internationale (CWI, Committee for a Workers International) die naar voren brengen, krijgen in de komende periode zeker een nieuwe kans. Een socialistische economie, een geplande economie met de productiemiddelen in handen van de gemeenschap, is het enige echte antwoord op de onbeheersbare chaos van het kapitalisme.


    Lees meer

    > Archief over de crisis van de kapitalisten

  • Kapitalisme op drift: een systeem in crisis

    De strategen van de heersende elite weten het ook niet meer. Politici die gisteren nog harde neoliberalen waren, zoals Paul De Grauwe (Open VLD), pleiten vandaag voor een “volledige nationalisering” van de banksector. De Franse president Sarkozy – tot voor kort een compromisloos verdediger van de vrije markt – is ook zijn kompas kwijt. Recent opperde Sarkozy dat “het doctrinaire geloof dat de markt en de democratie de problemen van de mensheid zouden oplossen aan zijn einde komt”.

    Door Peter Delsing

    In het zakenblad Trends lezen we vrome verklaringen dat deze crisis “niet het einde van het kapitalisme” zal betekenen. Het vertrouwen van de heersende klasse om deze crisis te beheren, werd ernstig ondermijnd. Na de val van het stalinisme komt nu ook de vraag naar de houdbaarheid van het kapitalisme op tafel.

    Onvoorspelbaar?

    Het is niet juist dat deze crisis “niet te voorspellen” was, zoals sommige commentatoren en economisten beweren. Marxisten, maar ook een zeldzame markteconomist zoals Nouriel Roubini, hebben op voorhand gewaarschuwd voor de beperkingen van op schulden gebaseerde economische groei. In de VS daalden de reële lonen van de meeste arbeiders sinds de vorige economische crisis in 2001. Ook in Europa kreeg de koopkracht al jarenlang een knauw. Sinds de jaren ‘80 probeerden de bazen en hun regeringen de winstgevendheid te herstellen ten koste van de reële lonen, de koopkracht van uitkeringen en pensioenen. In België is 4% van de werkenden officieel arm, net als 21% van de gepensioneerden. De armoede groeide in die periode van 5% naar 15% vandaag. De politici, van christen-democraten tot groenen en sociaal-democraten, namen allen deel aan dit beleid. De levenscondities – contracten, lonen, sociale zekerheid, betaalbaar wonen – van werkende mensen werden door het neoliberale beleid ondermijnd. Vroegere openbare diensten moesten plots “winst” opleveren, met grote prijsstijgingen tot gevolg.

    Om de kloof tussen de koopkracht van de massa van de bevolking en wat de bedrijven konden produceren te verkleinen, werd de grootste schuldenberg in de geschiedenis opgebouwd. Op wereldvlak zijn de schulden van de regeringen, bedrijven en gezinnen meer dan drie keer groter dan alles wat we jaarlijks aan goederen en diensten produceren. Met andere woorden: we zouden meer dan drie jaar bezig kunnen zijn om enkel de gemaakte schulden af te betalen, zonder ook maar iets te besteden aan consumptie of nieuwe investeringen. Dit geeft een kleine indicatie van de omvang van de problemen waar de banken voor staan. Ze moesten het kapitalisme helpen om meer en meer kunstmatige groei te realiseren, maar dreigden daardoor op een bepaald moment in een zwart gat terecht te komen.

    De zogenaamde “leverage” van deze banken was extreem: de verhouding tussen het eigen kapitaal en de betalingsverplichtingen (of schulden) was buitenproportioneel groot geworden. Soms van 1 op 20 tot zelfs 1 op 50. Lage rentevoeten van de overheid stimuleerden – in het bijzonder in de VS – heel wat mensen om risicovolle leningen aan te gaan bij de banken. Via deze methodes probeerde men de grenzen van een ondermijnde markt, als gevolg van de kapitalistische uitbuiting en de neoliberale aanvallen op de koopkracht, tijdelijk te overstijgen.

    Daarnaast was er de hebzucht en het zoeken naar steeds betere kwartaalcijfers en winsten door de topmannen van de banken. Hierdoor werden immense schulden opgebouwd, die vandaag als een molensteen rond de nek van het kapitalisme hangen. Deutsche Bank, dat tijdens de laatste weken de waarde van zijn aandeel met 30% zag kelderen, heeft betalingsverplichtingen die 80% van het BBP in Duitsland vertegenwoordigen. Voor Barclays is dat meer dan 100% van het Britse BBP. Deze banken zijn “te groot om te mislukken”, maar ook om zomaar door de overheid te worden gered. In IJsland leidde de nationalisering van de drie grootste banken, met betalingsverplichtingen die negen keer het BBP van de ministaat vertegenwoordigen, tot een ineenstorting van de munt (de Kroon) met 70%. IJsland heeft nu een lening bij het IMF en omringende landen aangevraagd. Het IMF verwacht dat de IJslandse economie in 2009 met 10% zal krimpen, wat ongetwijfeld zal resulteren in een explosie van de werkloosheid.

    Economie op drijfzand

    Vandaag staan de banken nog steeds voor het probleem van het terugbrengen van de verhouding van hun schulden tegenover hun kapitaal. Banken werden wantrouwig tegenover leningen aan andere banken, uit schrik dat die failliet zouden gaan. In de VS had de Federal Reserve, de centrale bank, Lehman Brothers overkop laten gaan. Op die manier wilde de administratie een voorbeeld stellen, dat ze “niet iedereen” zou te hulp schieten. Met een paniekreactie tot gevolg: de kredieten tussen banken droogden razendsnel op. De banken zijn ook veel strenger geworden in het toestaan van leningen aan bedrijven en gezinnen. Hierdoor dreigen ook heel wat bedrijven, gekoppeld aan een terugvallende economie, overkop te gaan, bijvoorbeeld in de autosector. Zowel de eurozone, de VS als Japan zitten in of op de rand van een recessie of inkrimping van de economie. In Groot-Brittannië kromp de economie in het derde kwartaal met 0,5%, de grootste daling sinds 1990.

    Groot-Brittannië, met zijn belangrijke financiële sector, zal harder worden geraakt dan andere landen. De groei van de bank- en financiële wereld, sinds de jaren ‘80, is een uitdrukking van het steeds meer parasitaire karakter van het kapitalisme. Dit systeem bevindt zich reeds sinds midden jaren ‘70 in een erger wordende crisis van overproductiecapaciteit. Tragere groei ging sindsdien gepaard met groeiende werkloosheid (door de regeringen “bestreden” met een lageloonpolitiek). In de plaats van te investeren in reële productie werden de winsten, terug gestegen als gevolg van het neoliberale afbraakbeleid, afgeleid in de richting van de beurzen. Deze kwamen volledig los te staan van de reële economie. In de VS was de financiële sector alleen de laatste jaren goed voor 40% van de totale bedrijfswinsten. Ingewikkelde financiële instrumenten (securities, futures,…), steunend op een berg aan schulden, moesten de winsten van het casinokapitalisme garanderen. Vandaag zijn deze zeepbellen stuk voor stuk aan het barsten. De Bel20 zakte reeds met 60%! Wereldwijd donderden beurzen met 30% tot 70% naar beneden. Na de problemen bij de banken – nog steeds niet opgelost – zullen we nu een reeks van hedge funds (investeringsfondsen) en gewone bedrijven zien failliet gaan.

    Wereldwijde crisis

    Autobouwer Chrysler kondigde recent het ontslag aan van 5000 van z’n arbeiders. In een e-mail van de CEO (bedrijfsleider) naar het personeel sprak die van “de snelste daling van de autoverkoop” die hij ooit had meegemaakt. Op een jaar tijd zakte de verkoop met 30%. Ook boven de toekomst van General Motors hangen grote vraagtekens. Siemens kondigde eerder al aan wereldwijd 17.000 jobs te schrappen.

    De grootste Russische bank, Sberbank, wil maar liefst 70.000 arbeidsplaatsen liquideren tegen 2013. In België gingen er in september meer dan 10.000 jobs verloren. DAF Westerlo ontslaat 750 mensen (vooral tijdelijken en interimcontracten). In de Belgische textielsector gingen de laatste maanden duizenden jobs verloren (Domo, UCO, Beaulieu,…).

    De economische politiek van de burgerij is vandaag een geïmproviseerd aaneenrijgen van noodmaatregelen. Het ter beschikking stellen van kapitaal aan de banken, nationaliseringen, het voorlopig overboord gooien van budgettaire strengheid om het systeem te redden,… Zelfs een meer gereguleerd financieel kapitalisme zal dit zieke economische systeem niet redden. De technologische en wetenschappelijke mogelijkheden overstijgen de ingebakken beperkingen van de markt, omwille van de tegenstellingen die reeds door Marx werden geanalyseerd. Het privébezit van de productiemiddelen en het bestaan van natiestaten met tegengestelde belangen houden de verdere ontwikkeling van de maatschappij tegen.

    Het wereldkapitalisme staat voor een diepe en gelijktijdige recessie, zonder dat er nog een motor voor de wereldeconomie overblijft. In China vertraagt de groei nu ook, onder impuls van een dalende export. Het land kent, gezien de extreme sociale condities, misschien nog de meest explosieve situatie. Niet alleen de ontwikkelde landen, maar ook de BRIC’s (Brazilië, Rusland, India en China) worden dus meegetrokken in deze crisis.

    De arbeiders en onderdrukten in de Westerse en de onderontwikkelde wereld zullen zwaar geraakt worden door de neergang van het kapitalisme. De huidige situatie heeft kenmerken die doen denken aan de crisis van 1929. Tijdens het eerste jaar na de crash van oktober 1929 viel de productie in de VS terug met 8,6%. Dat soort terugval hebben we nu nog niet gezien, maar een scherpe inkrimping van de economie is vandaag het meest waarschijnlijke scenario. Zwakke groei zal sneller dan vroeger omslaan in diepere recessies.

    Net als in de jaren ‘30 zal dit leiden tot een stroom van faillissementen en ontslagen, waar we nu reeds de eerste tekenen van zien. De kapitalisten zullen hun winstgevendheid op de rug van de arbeiders proberen te herstellen, door de levensstandaard van de massa’s verder aan te vallen. Dit zal leiden tot een breder in vraag stellen van het kapitalisme en een zoektocht naar de echte ideeën van het socialisme en het marxisme.

  • Neoliberalisme door eigen aanhangers bankroet verklaard

    Einde van een tijdperk

    Toen de wereld in ’73-’74 in een diepe crisis werd gegooid – in België leidde dit onder meer tot het verdwijnen van 300.000 jobs in de industrie – werd na het verwerken van de eerste schok resoluut en wereldwijd gekozen voor een neoliberale politiek. Die politiek ging in tegen alles wat toen “normaal” werd gevonden, namelijk een uitgebouwde sociale zekerheid, een politiek van voltijdse (en dus volwaardige) jobs met degelijke lonen, het stimuleren van de koopkracht van de brede bevolking.

    Anja Deschoemacker

    Die nieuwe politiek ging de strijd aan met de zogenaamde te hoge lonen, de “dure en inefficiënte staat”, de sociale zekerheid die zogezegd geen vangnet meer was, maar een “val” die maakte dat werklozen niet meer wilden werken.

    Vandaag heeft deze politiek – met de zich dagelijks verder ontwikkelende financiële crisis en de even snel aanstormende economische crisis – haar totaal failliet bewezen. Dat zeggen zelfs mensen die gisteren nog de grootste verdedigers waren van het neoliberalisme, die de Belgische regeringen verweten dat ze “niet ver genoeg gingen” (wat enkel zo was omdat ze bij elke verdere stap geconfronteerd werden met een sterke vakbondsbeweging). Mensen als Paul De Grauwe, die vandaag zijn vroegere dogma’s aan de kant zet en oproept tot de volledige nationalisering van de banksector.

    Caroline Genez, voorzitster van de SP.a, en Elio Di Rupo, voorzitter van de PS, zeggen: “we hebben altijd gewaarschuwd dat…”. Wie van deze mensen de laatste 20 jaar een waarschuwing heeft gehoord dat deze politiek ons onvermijdelijk op een bepaald moment naar de dieperik zou sturen, mag zich komen melden, het liefst met bewijzen in de hand.

    Deze partijen hebben tussen 1987 en 2007 onafgebroken gezeteld in regeringen die een privatiseringspolitiek voerden: de ASLK, die als buit in handen viel van Fortis, Sabena, Belgacom,… moesten er allen aan geloven. De reële lonen daalden in die periode – vandaag moeten in een gezin twee lonen binnenkomen om nog dezelfde levensstandaard te kunnen bereiken als vroeger met één loon – en wie van een uitkering moest leven, werd steeds verder in de absolute armoede gedrukt. De gezondheidsindex werd ingevoerd, “loonmatiging” was het enige wat men aan de onderhandelingstafels voor CAO’s nog te horen kreeg, de belastingen voor bedrijven daalden voortdurend, evenals de patronale bijdragen aan de sociale zekerheid, terwijl de brede bevolking steeds meer BTW moest ophoesten en aan levensstandaard moest inleveren.

    De winsten stegen tot ongekende toppen maar de belofte dat die rijkdom naar beneden zou druppelen over ons allen, werd allesbehalve ingevuld. De geproduceerde rijkdom – geproduceerd door die grote meerderheid van mensen die werken voor een loon – verdween steeds meer rechtstreeks in de zakken van de kapitalisten en speculanten.

    Nu is dat verhaal aan het einde van zijn latijn gekomen. Hoe kunnen we uit die crisis raken? Met de politiek van de huidige regering die wel miljarden investeert om het banksysteem te redden, maar anderzijds slechts peanuts over heeft voor werkenden en uitkeringsgerechtigden? Die ons weldra zal zeggen dat we “allemaal” de broekriem moeten toesnoeren, maar op geen enkel moment de winsten van gisteren zal opeisen om de sociale kost van vandaag te betalen?

    We zullen in de komende jaren steeds duidelijker kunnen vaststellen dat het kapitalisme niet in staat is zijn crisis op te lossen, tenzij wij allemaal bereid zijn de prijs te betalen in de vorm van het verlies van wat ons – na een kwarteeuw neoliberalisme – nog rest van de welvaartstaat die onze ouders en grootouders met harde strijd aan de bazen hebben opgelegd. Wij zouden bereid moeten zijn om opnieuw de slachtoffers van de economie te worden, terwijl de rijken eens te meer nog rijker worden.

    Een nieuwe arbeiderspartij is nodig, een “syndicale partij” in die zin dat het de syndicale eisen op het politieke terrein kan brengen en de arbeidersbeweging een eigen politieke stem kan geven, die de jobs en de inkomens van de meerderheid van de bevolking kan verdedigen door de strijd te voeren over wie de geproduceerde rijkdom rechtmatig kan opstrijken: de arbeidersklasse en dus de reële producenten en hun families, of de burgerij, wiens enige inbreng in de productie het kapitaal is, kapitaal die ze op de rug van vroegere generaties arbeiders hebben gebouwd.

  • De verliezen of de winsten collectiviseren?

    IJsland ging lange tijd door voor een “pooltijger”. Nu moest het land zijn banken nationaliseren. Groot-Brittannië, dat vroeger vooraan stond bij het doorvoeren van een neoliberaal beleid, ging IJsland voor met de nationalisatie van Northern Rock. De VS heeft Fannie Mae en Freddie Mac “onder voogdij” geplaatst (het woord nationalisatie lag er nog te gevoelig) met een injectie van 200 miljard aan publieke middelen. Er zijn hiernaast nog tal van voorbeelden. Heeft de financiële crisis de ogen van onze leiders geopend? Hebben ze zich plots bekeerd tot het socialisme?

    Door Thierry Pierret

    De hoofdredacteur van La Libre Belgique, Michel Konen, antwoordde kernachtig op die vragen met de titel van zijn edito van 13 oktober: “Collectief, niet gecollectiviseerd”. Hij maakt zijn punt duidelijker met een metafoor: “De economie is zoals een wegennet waarop auto’s rijden. Het kapitalisme laat de wagens aan hun lot over waardoor de vrachtwagens de auto’s verpletteren omdat ze groter zijn. Het liberalisme wil het net reguleren door bijvoorbeeld verkeersregels op te stellen. Dat volstaat niet om ongevallen (crises) te vermijden, maar het leidt ertoe dat je niet zomaar om het even wat kan doen van achter je stuur. Het socialisme wil een chauffeur in ieder voertuig plaatsen als het de burgers al niet verplicht om een collectieve wagen te gebruiken. Het communisme wil het vertrekuur en –plaats opleggen, net als de aankomstplaats. De huidige crisis moet leiden tot een verkeerscode, geen collectivisering van de financiële middelen. De overheidstussenkomsten kunnen enkel tijdelijk en beperkt zijn. Zoniet zullen we aan vrijheden verliezen.”

    Nationalisaties zijn niet gelijk aan socialisme

    Michel Konen vindt het collectiviseren van financiële middelen onaanvaardbaar, maar hij heeft geen enkel probleem als collectieve middelen worden ingezet om de private sector bij te staan. Dat is op zich natuurlijk niet nieuw. Ook toen het neoliberalisme nog triomfeerde, kwam de overheid meermaals tussen om herstructureringsplannen in de bedrijven te financieren met belastingsgeld of bijdragen aan de sociale zekerheid. Het geld van de belastingbetalers en diegenen die bijdragen aan de sociale zekerheid betalen, werd dus gebruikt om de winsten van de bedrijven veilig te stellen terwijl jobs en lonen verdwenen. De dalende koopkracht die daar het gevolg van was, versterkte de overproductie die de kapitalisten aanzette om hun winsten te investeren in speculatie, wat de basis legde voor de omvang van de huidige crisis. De kapitalisten werden het slachtoffer van hun eigen hebzucht en nu moet de overheid zich diep in de schulden steken om hen te helpen. De toename van de schulden zal overigens betaald worden door de belastingbetalers, terwijl de toekomstige winsten van de kapitalisten niet naar de gemeenschap zullen gaan.

    De verliezen worden gecollectiviseerd om de winsten beter te kunnen privatiseren. Die methode werd altijd toegepast door de kapitalisten en hun politieke handlangers. In 1920 nationaliseerde de Belgische regering de private spoorbedrijven omdat deze failliet waren. De nieuwe NMBS nam hun schulden over. Vandaag zien we dat de winstgevende delen van de NMBS steeds meer dreigen geprivatiseerd te worden, terwijl de kosten voor de infrastructuur op de gemeenschap blijven terechtkomen.

    Om terug te komen op de vergelijking met een wegcode, zouden we kunnen stellen dat de huidige crisis vergelijkbaar is met een immense verkeersopstopping omdat een rijstrook van de autosnelweg volledig versperd is tijdens het spitsuur na een groot en dodelijk ongeval als gevolg van de slechte staat van de wegen die het zware verkeer niet aankunnen. Het kapitalisme terug op weg helpen via belastingen op de automobilisten en de zwakke weggebruikers, zal weinig uithalen als tegelijk de staat van de wegen verder blijft achteruitgaan.

    Nationaliseren in het belang van de gemeenschap

    LSP verdedigt de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie zoals de banken, verzekeringen, grote distributie, transport, productie en distributie van energie, telecommunicatiesector en de grote bedrijven in het algemeen. Niet alleen bedrijven die zich op de rand van het faillissement bevinden, maar ook (en vooral) die bedrijven die wel winstgevend zijn. Daarbij moeten de bedrijven niet worden gekocht met publieke middelen, maar moet er worden genationaliseerd met enkel schadevergoedingen op basis van bewezen behoeften door de kleine aandeelhouders.

    De arbeiders en hun gezinnen moeten het kapitaal van de bedrijven niet terugkopen, dat kapitaal komt immers voort uit hun niet betaalde arbeid. De grote aandeelhouders moeten niet vergoed worden, zij hebben zich reeds rijkelijk bediend met de dividenden uit het verleden. Uiteraard gaat hetzelfde niet op voor de arbeiders of kleine zelfstandigen die met hun spaargeld wat aandelen hebben gekocht om met de dividenden hun inkomen aan te vullen. Zij moeten wel vergoed worden, linkse socialisten respecteren de eigendommen die zijn verworven op basis van arbeid. Maar hetgeen is verkregen op basis van de uitbuiting van de arbeid door anderen, moet terug naar de gemeenschap gaan. De collectivisering van de productiemiddelen is niet alleen een kwestie van sociale rechtvaardigheid. Het is ook noodzakelijk om een einde te kunnen maken aan de kapitalistische anarchie, die zo gruwelijk tot uitdrukking komt in deze crisis. Een democratische planning van de economie door en voor diegenen die de economie laten functioneren als producenten van goederen en diensten, is de enige manier om uit deze crisis te raken.

    De genationaliseerde bedrijven moeten onder de controle van de arbeiders en hun gezinnen worden geplaatst. Sommigen zullen daar tegen opwerpen dat ze niet over de technische competentie beschikken om een bedrijf te leiden. De kapitalisten zelf echter beschikken niet over betere papieren. Zij moeten personeel (waaronder ingenieurs) in dienst nemen om alle technische zaken te regelen. Onder een geplande economie zouden de arbeiders democratisch beslissen over de fundamentele oriëntaties van de productie en dat op basis van de reële behoeften.

    Dankzij een democratische planning zou het mogelijk zijn om een einde te maken aan de absurde overproductiecrises van het kapitalisme. Het zou ons in staat stellen te produceren in functie van de behoeften van de bevolking. Opdat een dergelijk systeem haalbaar zou zijn op langere termijn, moet het zich uitbreiden tot een wereldwijd systeem. Het doorvoeren van een dergelijk programma in één land, zou een immense impuls vormen voor de arbeidersbeweging in andere landen om een zelfde richting uit te gaan. Het zou de basis kunnen vormen voor een socialistische wereld, en daarbij de voorwaarden creëren om de mensheid naar een hoger stadium van haar ontwikkeling te brengen.

  • Video: debat over de kapitalistische crisis

    Op Press TV was er deze week een debat met onder meer Peter Taaffe van de Socialist Party (Engeland en Wales). Deze uitzending (in het Engels) kan je hieronder bekijken.

  • Op weg naar een nieuwe Grote Depressie?

    De waarde van de aandelen stort in elkaar, banken gaan failliet en de wereld is op weg naar een economische neergang. Sinds de jaren 1930 en de Grote Depressie werd het kapitalisme niet meer geconfronteerd met een crisis zoals we deze nu kennen. Zal dit leiden tot een herhaling van de wereldwijde recessie na de crash van Wall Street in 1929?

    Door Philip Stott

    De Dow Jones in New York verloor tussen 24 en 29 oktober 1929 25% van haar waarde. Dat werd door de econoom John Kenneth Galbraith omschreven als “de meest vernietigende dag in de geschiedenis van de beurs van New York… en misschien zelfs in de geschiedenis van de beurs.” Moest Galbraith vandaag hebben geleefd, hij zou een déjà vu gevoel kennen als hij zou kijken naar de ineenstorting van de markten tussen 3 en 10 oktober.

    De crash van 1929 maakte, net als vandaag, een einde aan de groei die op kredieten was gebaseerd. Ook toen was er een enorme zeepbel geblazen waarbij de waarden van aandelen de lucht in gingen. Er werd ook veel verwacht van nieuwe technologie, zoals radiocommunicatie. De jaren twintig waren uitstekend geweest voor de speculanten en de elite van Wall Street. De waarde van de aandelen steeg met 400% tot 500% op tien jaar tijd. Er waren lage rentevoeten, de rijken kregen belastingsverminderingen en er waren veel meer mogelijkheden om aan kredieten te raken. Dat leidde tot een turbofase in de groei.

    Het feit dat het makkelijk was om leningen te krijgen, waarbij je bijvoorbeeld voor 50.000 dollar aan aandelen kon kopen terwijl je slechts 10% daarvan cash betaalde en de rest aan lage rentevoeten leende, leidde tot een sterke toename van de speculatie. Investeringsbedrijven, zoals de moderne hedgefunds, leenden grote bedragen om in te zetten op de steeds groeiende aandelenmarkten.

    Dit was een groei voor de rijken en de speculanten, terwijl de grote meerderheid van de arbeiders en de middenklasse in de VS geen vooruitgang kende. Tegen 1929 bezaten de 1% rijksten in de VS 40% van de nationale rijkdom. Tussen 1923 en 1929 kenden 93% van de mensen een reële achteruitgang van hun inkomen met 4%. Zoals alle zeepbellen, barstte ook de zeepbel van de jaren 1920 met de spectaculaire crash van oktober 1929.

    Op “Zwarte Donderdag” werden meer dan 12 miljoen aandelen verhandeld, een record dat stand hield tot eind jaren 1960. De beurzen bleven nadien achteruitgaan tot er in juli 1932 een licht herstel was. Intussen had de beurs 89% van haar waarde verloren. Pas in 1954 raakte de Dow Jones opnieuw boven haar niveau van voor 1929.

    De ineenstorting van de aandelenprijzen en het feit dat de speculatieve zeepbel in elkaar spatte, zorgde voor grote verliezen bij individuen, de grote bedrijven en het bankenstelsel. Velen hadden immers massaal geleend om winst te maken op de stijgende waarde van de aandelen. Zelfs de Britse econoom Keynes, die de crash voorspelde, verloor 80% van zijn investeringen bij de ineenstorting.

    Onmiddellijk na de crash van 1929 kwam er een lagere rentevoet in de VS om de geldtoevoer te stimuleren. Dit soort maatregelen had echter amper effect op de ineenstortende beurzen en de neergang van de economie. In tegenstelling tot wat we vandaag zien, gingen banken toen wel failliet.

    Ideologie

    De dominante ideologie van de kapitalistische klasse om was de marktkrachten zichzelf te laten “corrigeren”. De toenmalige minister van begroting, Andrew Mellon, stelde brutaal: “Liquideer de arbeid, de aandelen, de boeren, het vastgoed”. Uiteindelijk werd bijna komaf gemaakt met het kapitalisme zelf. In 1930 nam het bbp van de VS af met 9,4%, in 1931 met 8,5% en in 1932 zelfs met 13,4%. Dat was een enorm verlies waarbij een derde van de Amerikaanse economie op drie jaar tijd verloren ging.

    Het einde van de zeepbel op de beurzen en de economische crisis zorgden voor een deflatoire spiraal waarbij de prijzen jaarlijks met zo’n 10% daalden, wat leidde tot een nooit geziene vernietiging van rijkdom. Het feit dat de banken heel wat verloren op de beurzen, het groeiend aantal faillissementen en de dalende waarde van de dollar zorgden in 1931 voor een bankencrisis. 9.000 Amerikaanse banken gingen failliet tussen 1929 en 1933. Daarbij gingen miljarden dollars aan spaargeld verloren aangezien er geen enkele bescherming was voor insolvabele banken. Voor de arbeiders was het een ramp: de werkloosheid steeg van 3,2% in 1929 tot 24% in 1932 wat zorgde voor een sociale crisis.

    Het kapitalisme wou de arbeiders laten betalen. Tegen 1931 waren de lonen nog de helft waard van deze in 1925. Dit werd nog erger door de afwezigheid van sociale zekerheid of overheidsbescherming waardoor er een massale achteruitgang was met een grote groep armen en werklozen.

    Een aantal belangrijke literaire werken van Amerikaanse schrijvers kwamen tot stand tegen de achtergrond van de jaren 1930. Zo waren er boeken van Steinbeck waarin hij de verschrikkelijke omstandigheden van de boeren en arbeiders in de landbouwsector beschreef. De Grote Depressie was echter niet beperkt tot de VS, er was een algemene crisis van het kapitalisme, een ineenstorting van de handel, een failliet van het bankenstelsel, devaluaties en massale werkloosheid in Europa en de wereld.

    De dominantie van de VS-economie op wereldvlak, haar handelsrelaties met andere landen en het feit dat de dollar verbonden was aan andere munten via de goud-standaard zorgden samen met de toename van het handelsprotectionisme voor een versterking van de crisis. Zo steeg de Britse werkloosheid van 1 miljoen tot zowat 3 miljoen tegen 1931.

    Er was een golf van stakingen, fabrieksbezettingen, betogingen en acties tegen de verpaupering van grote delen van de bevolking. Op basis van deze crisis kon het fascisme opkomen in Spanje, Italië en Duitsland, waarbij gebruik werd gemaakt van het falen van de sociaal-democratische en communistische partijen om een uitweg aan te bieden uit de nachtmerrie die het kapitalisme was geworden voor de meerderheid van de arbeidersklasse. De werkloosheid bleef heel het decennium stand houden en de Grote Depressie duurde in realiteit tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

    De verkiezing van president Franklin D. Roosevelt in 1932 leidde tot een verandering van het antwoord van de Amerikaanse heersende klasse tegenover de depressie. Er was een groeiende angst dat de economische catastrofe zou leiden tot het in vraag stellen van de legitimiteit van het kapitalisme. Er was een golf van arbeidersstrijd in de VS in 1933 en 1934.

    Een nieuwe radicaliserende en meer militante generatie van arbeiders, waaronder een groot aantal die uitkeken naar het trotskisme, leidde een aantal belangrijke stakingen en fabrieksbezettingen waarbij werd geprobeerd om een deel van wat de arbeiders waren verloren tussen 1929-1933 terug te winnen. Honderdduizenden Amerikaanse arbeiders werden lid van de nieuwe vakbondsfederatie CIO in deze periode.

    Het doel van de New Deal van Roosevelt was om het kapitalisme te stabiliseren en daartoe moest hij een aantal toegevingen doen aan de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging. Er kwam een stelsel van sociale zekerheid en er waren investeringen in publieke werken om voor werk te zorgen. Er kwam ook een reeks regels voor het bankenstelsel. Het was een poging om het kaptialistische systeem herop te bouwen met Keynesiaanse maatregelen. Deze pogingen hadden slechts een beperkte impact. De werkloosheid bleef erg hoog, met een cijfer van 10% tot 15% gedurende de volledige jaren 1930.

    Toen en nu

    Er zijn een aantal belangrijke verschillen tussen vandaag en de periode van de jaren 1930. Voor de heersende klassen was de ervaring van dat decennium een ramp. Er was een enorme economische ineenstorting, een verstoring van de handel, vermindering van de winsten, opkomst van het fascisme in Duitsland, Italië en Spanje, Wereldoorlog Twee en een enorm verlies aan invloed als gevolg van de verspreiding en versterking van de stalinistische geplande economieën na de oorlog.

    Dat leidde tot het afstappen van de zogenaamde “klassieke economische theorie” dat zich verzetten tegen iedere regeringstussenkomst en fiscale stimulansen waarbij werd gesteld dat de markten zichzelf wel zouden corrigeren bij neerwaarste tendensen. In de plaats daarvan werd wereldwijd, ook in de VS, meermaals overgegaan tot Keynesiaanse economische beleidsmaatregelen waarbij regeringen de economische groei stimuleerden door tussen te komen met een groot pak middelen. Via overheidsfinanciering moest het kapitalistisch systeem terug op weg worden gezet om zo ook het systeem zelf te stabiliseren. Dat legde de basis voor de economische groei na de oorlog waarbij deze groei duurde tot begin jaren 1970.

    Na 30 jaar van neoliberaal beleid zien we nu een hernieuwde opkomst van Keynesiaanse methoden door regeringen, waaronder die van Bush, in een poging om de dreiging van een neergang zoals in de jaren 1930 te vermijden. Er is een enorme en nooit geziene inspanning om een financiële ineenstorting te vermijden via de nationalisatie of de gedeeltelijke nationalisatie van delen van het bankenstelsel. Verdere stappen in Keynesiaanse richting zijn onvermijdelijk naarmate de recessie dieper zal worden.

    Maar zelfs indien een depressie zoals in de jaren 1930 kan worden vermeden, lijkt een wereldwijde recessie onvermijdelijk. Dat zal enorme gevolgen hebben voor de legitimiteit van het kapitalistische systeem. Op basis van het kapitalisme is er geen uitweg uit deze periodische cycli die vernietigend zijn voor de massa’s. Het idee van arbeiderscontrole en arbeidersbeheer met een socialistische geplande economie op wereldschaal, zal steeds meer aanvaard worden als het enige alternatief.


    Economische crisis: “Het ergste moet nog altijd komen”

    De afgelopen maanden wezen we in onze artikels en analyses over de wereldeconomie meermaals op de standpunten van de Amerikaanse econoom Nouriel Roubini. Die maakt een sobere en gedegen analyse van de staat van de wereldeconomie zonder de problemen te verbloemen. Roubini is geen socialist en vertrekt niet vanuit het idee dat er een alternatief nodig is op het kapitalisme. Desalniettemin zijn de analyses van Roubini steeds gedegen en interessant voor wie een betere kijk wil hebben op de economische sitiuatie. In De Standaard verscheen vorige week een interessant artikel waarvan we hieronder enkele uittreksels publiceren.

    ‘Het ergste moet nog altijd komen’

    De Standaard

    (…)

    Met ‘het ergste ligt nog voor ons’ is Roubini zijn voordracht begonnen. ‘Het zal een gemene, lange recessie worden van zeker 24 maanden.’ Ontkoppeling tussen de Verenigde Staten en de rest van de wereld, daar heeft hij nooit in geloofd.

    ‘Het spreekwoord mag dan luiden dat als de VS niezen, de rest van de wereld een verkoudheid krijgt, nu hebben de VS een chronische longontsteking en daar zal de hele wereld onder lijden. In Europa is het in het tweede kwartaal al begonnen, de financiële crisis begint nu in de opkomende markten. De onderlinge banden – met grondstoffen, met leningen, met export – zijn te sterk.’

    Roubini heeft vaak gelijk. In september 2006 stond hij voor een zaal van het Internationaal Monetair Fonds en kondigde hij een crisis aan, terwijl de wereldeconomie in bloei stond. In de Verenigde Staten zou een grote huizencrisis uitbreken, zou een olieschok plaatsvinden, zou het consumentenvertrouwen diep dalen en zou uiteindelijk een economische depressie volgen. De volgorde van gebeurtenissen was volgens Roubini: huiseigenaars zouden hun hypotheken niet meer kunnen betalen, miljarden dollars aan hypotheekderivaten zouden in waarde dalen en daarmee het internationale financiële systeem tot stilstand brengen. Hefboomfondsen, zakenbanken en andere financiële instellingen zouden erdoor vernietigd kunnen worden. Zijn publiek reageerde sceptisch, maar een jaar later brak de kredietcrisis uit. Roubini’s scenario kwam uit.

    (…)

    Roubini: ‘Deze crisis is geen subprimecrisis meer. Wat bij die hypotheken voor armlastige mensen gebeurde, zie je nu bij gewone hypotheken, bij autoleningen, creditcardleningen, bedrijfsleningen. Er is te veel geld geleend. Er zijn historisch gezien veel te hoge rendementen gehaald. Er was een schaduwbankensysteem ontstaan van instellingen die helemaal niet onder toezicht stonden, zoals zakenbanken, private-equityfirma’s en hedgefunds. Het systeem was volledig ondoorzichtig. Het was voodoo finance. Nu beseffen mensen dat als je er rotzooi in stopt, er ook rotzooi uitkomt. Niemand vertrouwt elkaar nog.’

    De schaduwbanken financierden alles met zware hefboomfinanciering. Ze gingen dus veel leningen aan. Zij hebben nu de grootste problemen. ‘De zakenbanken zijn verdwenen, de hefboomfondsen komen nu in moeilijkheden en daarvan zullen er honderden kapotgaan en al hun bezittingen op de aandelen- en derivatenmarkten dumpen. En binnen zes tot twaalf maanden wordt het big time voor private equity. Het hele schaduwbankensysteem zal instorten.’

    Overheden zien dat hun maatregelen geen uitwerking hebben op de aandelenmarkten, die alleen maar voort naar beneden tuimelen. Roubini: ‘De centrale bank is van uitlener in laatste instantie de uitlener in eerste en enige instantie geworden. Overheden raken al hun mogelijkheden kwijt. Ik verwacht dat de autoriteiten in de VS binnen enkele weken niet anders zullen kunnen besluiten dan de aandelenmarkten een of meer dagen dicht te doen.’

    Ondertussen rekken in de woorden van Roubini de overheden hun eigen staatsbalans op. ‘Maar wie zal al die staatsobligaties kopen? Met hun jarenlang oplopende staatsschuld leverden de VS zich al uit aan China, Rusland en een stelletje instabiele staten in de Golf. China zat met de dollars uit zijn exportoverschot, die het kwijt moest, maar die export zal niet meer groeien. China hoeft de Amerikaanse staatsobligaties dus niet meer te kopen. Dus zal China iets in ruil terug willen. Willen jullie ons geld, geef ons dan Taiwan. Zoiets. In geopolitiek opzicht wordt deze crisis het begin van de val van het Amerikaanse imperium.’

    Nog even een vraag achteraf in de wandelgangen. Kunnen overheden eigenlijk nog iets doen om het tij te keren? Roubini zucht diep. ‘De noodoperaties in het financiële systeem werken niet. Ik denk dat we naar een economie als in oorlogstijd gaan, zoals in de Eerste en Tweede Wereldoorlog, waarin de overheid nog veel meer naar zich toe trekt. Er zullen meer banken worden genationaliseerd, regeringen zullen handel en investeringen meer gaan controleren, ze zullen de derivaten- en over-the-counter-markten gaan reguleren. Overheden ontkomen er niet aan een stevige impuls aan de economie te geven om de consumptie op te voeren. Ze zullen de schuld van huishoudens verlagen door hun hypotheken over te nemen. De overheidsinvloed zal veel groter worden dan velen zich nu nog kunnen voorstellen.’

  • Vormt het Keynesianisme een alternatief?

    “Er zal deze week iedere dag negatief nieuws zijn voor de Britse economie”, dat stelde Michael Saunders, econoom bij Citigroup, begin vorige week. De donkere cijfers op het vlak van tewerkstelling, de dalende verkoop van consumptiegoederen, een laag ondernemersvertrouwen, dalende huizenprijzen, en tal van andere fenomenen zijn symptomen van een recessie. Meer dan 60.000 huiseigenaars komen maandelijks in de problemen.

    Editoriaal van The Socialist

    De waarden op de beurzen slaagden er in om een beetje terrein terug te winnen, nadat deze stuurloos bleken te zijn uit angst voor een volledige financiële ineenstorting. Na de enorme overheidssteun voor de banken (waarmee een “worst case” scenario moest worden vermeden), blijven de economische vooruitzichten erg mager. Er wordt algemeen aangenomen dat de recessie wel eens lang en hard zou kunnen zijn.

    De ene bocht volgde de andere op. Eerst werden banken genationaliseerd door figuren die jarenlang vooraan stonden in de verdediging van het neoliberalisme. Nu beginnen dezelfde uitvoerders van een privatiseringsbeleid en aanbidders van de markt de loftrompet te zingen van het Keynesianisme – het uitgeven van publieke middelen voor diensten, infrastructuur,… om zo de economie te stimuleren.

    De Britse premier Brown, zijn kanselier Alistair Darling en minister Peter Mandelson roepen in koor dat de toekomstige uitgaven voor scholen, ziekenhuizen en grote infrastructuurprojecten naar omhoog moeten worden herzien. Darling ging nog een stap verder: “Veel van wat Keynes schreef, is nog steeds nuttig. Je zal zien dat we onze prioriteiten inzake uitgaven zullen aanpassen voor zaken die een verschil maken.”

    Hun in allerijl geadopteerde nieuwe goeroe, John Maynard Keynes, verdedigde het idee dat de overheid meer moet lenen in een periode van recessie om daarmee extra middelen in de economie te pompen. De traditionele politici voelen zich genoodzaakt om naar zo’n beleid te verwijzen, maar het zal bijzonder moeilijk zijn om het ook toe te passen tegen de achtergrond van een escalatie van de overheidsschulden. De overheidsschuld nam toe tot zowat 50% van het nationale inkomen na de meest recente tussenkomsten in de banksector. Het Centre for Policy Studies stelt dat de publieke schuld zal toenemen tot 103% van het BBP als alle publieke pensioenen in rekening worden gebracht, naast de publieke middelen om private financieringsmethoden te stimuleren en de middelen die worden voorzien voor Northern Rock.

    Het hoge schuldniveau werd opgebouwd in een lange periode van economische groei. Dat gebeurde omdat opeenvolgende regeringen de belastingen voor de grote bedrijven en de rijksten verminderden, terwijl tegelijk grote sommen werden uitgegeven voor wapens en oorlogen. Het feit dat nu naar een ernstige recessie wordt gegaan met een dergelijke schuldgraad, zal het er niet makkelijker op maken voor de traditionele politici. Zelfs zonder beslissingen om meer uit te geven, zal de overheidsschuld toenemen omdat er minder inkomsten uit belastingen zullen zijn en tegelijk meer middelen zullen nodig zijn om werkloosheidsuitkeringen te betalen. In de plaats van nieuwe middelen te beloven, probeert de regering zich te beperken tot verklaringen dat er in de toekomst meer zal worden uitgegeven. Dat wordt gecombineerd met speciale maatregelen die niet volstaan. Zo worden duizenden nieuwe woningen opgekocht om door de gemeenten te laten verhuren. Maar dat volstaat niet om de huisvestingscrisis op te lossen.

    Wellicht zal een toename van uitgaven in bepaalde openbare diensten gecombineerd gaan met besparingen in andere. De regering besloot reeds om 5 miljard pond ongebruikte middelen terug uit de gezondheidszorg te halen om het elders uit te geven. Er zullen nog meer middelen gezocht worden in de gezondheidssector.

    De ernst van de wereldwijde economische crisis en de vooruitzichten voor de wereldeconomie is dermate groot, dat er wellicht een aantal Keynesiaanse maatregelen zullen worden genomen. Deze kunnen voortkomen uit reeds bestaande maatregelen, maar het kan ook gaan om nieuwe initiatieven die verder gaan. Maar uiteindelijk zal de toename van publieke uitgaven moeten worden betaald, ofwel door het verhogen van de belastingen voor de grote bedrijven en de rijken ofwel door het verhogen van de belastingen van de arbeiders en de middenklasse. Of zal de regering meer geld laten drukken, wat zou leiden tot meer inflatie.

    Wij verdedigen een massaal programma van publieke werken om tegemoet te komen aan de behoeften van de meerderheid van de bevolking inzake huisvesting, onderwijs,… en om jobs te creëren. Dit moet echter niet worden betaald door de gewone arbeider die reeds genoeg belastingen en prijsstijgingen moet betalen. De kapitalisten zouden moord en brand schreeuwen als hen gevraagd wordt om via hun belastingen meer te betalen en zouden er alles aan doen om dat te vermijden. We zullen de controle over de grote bedrijven uit de handen van de kapitalisten moeten nemen en overdragen aan de gemeenschap.

    Keynes verdedigde het idee van een lage rentevoet tijdens een periode van recessie. Dat is wellicht de richting waar we nu naartoe gaan. In The Guardian stelde Larry Elliot dat de inflatie die momenteel op 5,2% staat in Groot-Brittannië de komende maanden wellicht sterk zal afnemen met alle gevolgen van dien op het monetaire beleid. “De rente zal omlaag gaan, zelfs op een agressieve wijze, in een poging om de economie met een schok nieuw leven in te blazen.” Het is correct om het woord “poging” te gebruiken. Lage rentevoeten zijn geen wondermiddel, het heeft pas effect als de banken het effectief toepassen en als bredere lagen van de bevolking denken dat ze in een positie verkeren waarin het mogelijk is om geld te lenen.


    Hebzucht en schuld

    De effecten van een ongecontroleerde speculatie door de financiële industrie – daarin gesteund door de meeste traditionele Westerse politici – worden afgewenteld op de rug van de vele miljoenen mensen. Een kleine laag van superrijke investeerders heeft zich enorm verrijkt, niet op basis van een nuttige ontwikkeling van de productie of de samenleving maar door financiële transacties met fictief kapitaal.

    Tot voor kort prezen de traditionele politici nog deze parasieten die een grote rol hebben gespeeld in de miserie die nu aan de gewone mensen wordt aangedaan. Destijds werd hun innovatieve aanpak geprezen, hun onschatbare bijdrage aan de welvaart.

    Vorig jaar kreeg de voorzitter van Barclays bank, Bob Diamon, een totaal jaarloon van 36 miljoen pond. Sinds het begin van de bankencrisis hebben de meeste topbankiers en managers zichzelf gewoon verder toplonen en bonussen toegekend. Het loon van de topmanagers van de 100 grootste Britse bedrijven steeg met gemiddeld 11,5%.

    De arbeiders en hun gezinnen zijn furieus omwille van de hebzucht en de catastrofale gevolgen van het beleid van de financiële top. De meeste mensen stellen de bankiers verantwoordelijk voor de economische crisis. Een substantiële minderheid – tot 30% in Duitsland – stelt het kapitalisme zelf verantwoordelijk. Ze hebben gelijk. De bankiers hebben de omvang van de kredietcrisis versterkt. Maar het kapitalisme is een systeem dat altijd cycli van groei en crisis kent, zoals Karl Marx meer dan 150 jaar geleden uitlegde. Hij maakte duidelijk dat het een klassensysteem is dat zijn eigen grafdelvers ontwikkelt in de vorm van de arbeidersklasse die gemeenschappelijke belangen hebben en de potentiële macht om een socialistisch alternatief op te bouwen.


    Lees ook:

    Recensie. De hergeboorte van het Keynesianisme? “Conscience of a liberal” door Paul Krugman

    In april verscheen dit artikel reeds op onze site. "Het ritme van de crisis van het wereldkapitalisme versnelt en wordt dieper. Ook de zoektocht naar oplossingen wordt hierdoor opgevoerd. Daarbij valt te verwachten dat er heel wat boeken zullen verschijnen waarin niet langer een eenzijdig positief beeld wordt gegeven van het geglobaliseerd kapitalisme of de “superioriteit” van de vrije markt. Ongetwijfeld zullen er meer werken verschijnen waarin neoliberale opvattingen worden verworpen ten voordele van Keynesiaanse of neo-Keynesiaanse opvattingen: de overheid die de economische problemen moet oplossen."

    > Recensie door Peter Taaffe

  • Ineenstorting van de markten – kapitalisten in crisis. Bouw mee aan een socialistisch alternatief

    Wereldwijd zijn de beurzen in elkaar aan het storten. De ineenstorting van Wall Street versterkte de neerwaartse spiraal. Aandelen worden verkocht naarmate investeerders wanhopig proberen om er zich van te ontdoen tegen de achtergrond van steeds meer duidelijkheid over de potentieel catastrofale situatie van het wereldkapitalisme. Het spook van de mogelijkheid van een nieuwe Grote Depressie, zoals in de jaren 1930, waart steeds meer door de actualiteit.

    Robert Bechert, CWI

    De massale verkoop is niet gewoon het resultaat van financiële paniek of handel op korte termijn. Nouriel Roubini, de kapitalistische econoom die consistent waarschuwde voor wat er nu aan het gebeuren is, stelde in een artikel dat er een ernstige recessie is, een ernstige financiële crisis en een ernstige bankcrisis in de ontwikkelde economieën. IMF-topman Dominque Strauss-Kahn was iets diplomatischer en stelde dat de wereld op de rand van een recessie staat. Wij hebben er steeds op gewezen dat het wereldkapitalisme voor een reeks van crises staat.

    De markten zetten de toon en de nationale regeringen proberen antwoorden te vinden op de schijnbaar aanhoudende golf van nieuwsberichten over de financiële crisis en de economische recessie. De bijeenkomst van het IMF en de Wereldbank in Washington afgelopen weekend vormde een nieuwe poging om minstens een rem te zetten op deze ontwikkelingen door op te roepen tot meer staatstussenkomsten om de financiële instellingen te vrijwaren en de economie te stimuleren. Het resultaat hiervan is echter onzeker. Het is duidelijk dat zelfs indien de beurzen stabiliseren en een verdere financiële ineenstorting wordt voorkomen, de wereld toch moeilijk een scherpe en langdurige globale recessie kan vermijden.

    De snelheid waarmee de internationale kapitalistische financiële crisis de afgelopen weken ontwikkelde, is bijzonder opvallend. Bijna iedere dag en momenteel zelfs bijna ieder uur is er wel een nieuwe ontwikkeling of bocht. Regering na regering beslist het vroegere beleid stop te zetten. De VS en Groot-Brittannië waren voorheen steeds de meest verbeten voorstanders van de “vrije markt”, maar gingen nu over tot het nationaliseren of deels nationaliseren van de banken. In Duitsland kondigde de grote coalitie op het laatste moment aan dat de gedeeltelijke privatisering van de spoorwegen zou worden uitgesteld. Dit is een periode die overeenkomt met wat Trotski destijds omschreef als een “tijdperk van plotse veranderingen en scherpe bochten.”

    Het Amerikaanse parlement stemde uiteindelijk voor een reddingspakket van 700 miljard dollar, maar dat beëindigde de crisis niet. In Duitsland moest het tweede grootste kredietbedrijf voor de tweede keer op 8 dagen tijd worden gered. Dat was na een week waarin vijf andere belangrijke financiële instellingen in de VS, Groot-Brittannië, IJsland en de Benelux ofwel werden genationaliseerd ofwel gered. De situatie op de financiële markten werd steeds erger en de VS moest aankondigen dat het bereid is om massale overheidssteun te geven aan de banken of hen zelfs te nationaliseren.

    Vorige week kwam het volledige Britse bankstelsel bijna op de rand van een ineenstorting, waarop de regering moest tussenkomen met een reddingspakket ter waarde van 400 tot 500 miljard pond. De Britse regering gebruikte anti-terrorisme wetten om de hand te leggen op de Britse bezittingen van alle bedrijven uit IJsland na de ineenstorting van de banken uit dat land waardoor heel wat middelen van lokale overheden en bedrijven werden bevroren. Naarmate de financiële crisis dieper wordt, groeit ook de angst voor een wereldwijde recessie. De export van Duitsland, wereldwijd de grootste exporteur, lag in augustus 2,5% lager dan in 2007.

    Wereldwijd is er een groeiende vrees over de gevolgen van deze crisis. In de VS is er een enorme woede tegenover diegenen die als verantwoordelijk worden gezien voor deze crisis. Er is een bittere oppositie tegen wat wordt gezien als het uitkopen van Wall Straat terwijl er geen middelen zijn voor Main Street. Gelijkaardige gevoelens beginnen zich te ontwikkelen in Groot-Brittannië en Duitsland. In een aantal andere landen wordt nog gehoopt dat het ergste aan hen zal voorbijgaan. Terwijl er verschillen zijn tussen de landen, is het hoogst onwaarschijnlijk dat ook maar één land de gevolgen van de wereldwijde recessie niet zal voelen. De armste delen van Afrika, Azië en Latijns-Amerika werden al getroffen door de stijgende inflatie, zeker op het vlak van voedsel en brandstofprijzen, eerder dit jaar. Een recessie kan nu leiden tot een verdere afname van de levensstandaard aangezien de exportprijzen dalen.

    Er wordt steeds meer gevreesd dat de bankencrisis de volledige economie in haar greep zal houden. Zo besliste de Federal Reserve in de VS op 7 oktober om rechtstreeks leningen voor gewone Amerikaanse bedrijven te financieren door commerciële waarden van deze bedrijven op te kopen. Hierdoor zal de Fed de bedrijven rechtstreeks financieren aangezien een bron van fondsen dreigde afgesloten te raken. De Britse regering besloot het volledige banksysteem te steunen, zonder er de controle over te verwerven, door aandelen op te kopen en geld in het stelsel te pompen. De VS, EU, China en Groot-Brittannië besloten allen om hun intrestvoeten met 0,5% te verlagen.

    Deze maatregelen hebben niet geleid tot het stabiliseren van de financiële crisis. De Amerikaanse minister van begroting, Henry Paulson, stelde dat hij verwacht dat nog meer Amerikaanse financiële bedrijven zullen ineenstorten, en dat ondanks het plan om 700 miljard dollar steun te voorzien. Zelfs indien de meeste financiële instellingen zich kunnen stabiliseren, dan nog heeft deze crisis nu reeds een impact op de bredere reële economie. Bijna gelijktijdig met de verlaging van de intrestvoeten, waarschuwde het IMF in een rapport dat de wereldeconomie te maken heeft met een belangrijke achteruitgang en mogelijk de meest gevaarlijke financiële schok sinds de jaren 1930.

    De gevolgen hiervan zijn reeds voelbaar in de reële economie. Steeds meer landen, recent nog Frankrijk, komen officieel in een recessie terecht. Het gaat daarbij om een recessie volgens de kapitalistische definitie: zes maanden van economische achteruitgang. In de VS is er een scherpe toename van de werkloosheid. Ontslagen en technische werkloosheid zien we ook reeds bij ons in de automobielsector. Bij Ford, Opel en Volvo waren er daar al voorbeelden van.

    Deze gevolgen op de reële economie zijn geen toeval en ook niet louter het gevolg van de financiële problemen door de bankencrisis. Er zijn ook factoren op langere termijn die het herstel bemoeilijken. Dit komt deels uit de groeiende dominantie van het financiekapitaal binnen het kapitalisme. Wij hebben steeds gesteld dat dit ertoe heeft geleid dat financiële overeenkomsten en speculatie de belangrijkste bron van winst werden, niet alleen voor de banken maar ook voor de reële economie. In de zoektocht naar financiële winsten werden steeds meer exotische “financiële instrumenten” gecreëerd. In IJsland werd dit tot het extreme doorgetrokken. Nu wordt steeds duidelijker dat heel wat van deze “investeringen” overgewaardeerd werden of zelfs waardeloos waren.

    De financiële “creativiteit” van de afgelopen periode is slechts één onderdeel van de actuele problemen voor het kapitalisme. Meer fundamenteel was de groeiende afhankelijkheid van schulden en kredieten om de consumptie te financieren. Deze consumptie was de motor achter de groei in de VS, de grootste economie ter wereld. Het kapitalisme heeft meermaals gebruik gemaakt van kredieten om de markten uit te breiden, maar dit heeft beperkingen en alle kredieten moeten uiteindelijk worden terugbetaald. Nu werden kredieten op een massale schaal toegepast om crises te voorkomen en een periode van aangehouden groei mogelijk te maken. Het moest ook de gevolgen van de zowat universele neoliberale aanval op de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking wat verzachten. In heel wat landen gingen de reële lonen er ook in de periode van groei op achteruit. Kredieten, schulden en een toename van het aantal vrouwen dat werkte, moest de gezinnen toelaten om meer te consumeren.

    Wat er nu ook zal gebeuren met individuele banken en financiële instellingen, het is duidelijk dat de periode van een op kredieten opgedreven consumptievraag voorbij is. En dat minstens voor een lange periode. Daarmee komt ook een einde aan de relatief hoge groeipercentages van de afgelopen jaren. De illusie van de afgelopen jaren dat je op basis van schulden een goed leven kunt leiden, is gebroken. In de toekomst zal lenen moeilijker worden. Dat is een reden waarom de verhoopte “ontkoppeling” van verschillende delen van de wereldeconomie er niet komt. De schulden- en huisvestingscrisis en de ontwikkellende recessie beperken reeds de sterkte van de Amerikaanse particuliere consumptie, goed voor meer dan 30% van de wereldwijde particuliere consumptie. West Europa is goed voor iets minder dan 30% en bevindt zich niet in een positie om een groter aandeel van de particuliere consumptie voor haar rekening te nemen, verschillende landen worden er immers geconfronteerd met individuele combinaties van een dalende productie, financiële crisis en problemen op de huisvestingsmarkt.

    Het feit dat deze twee regio’s, goed voor ongeveer twee derden van de wereldwijde consumptievraag, reeds in recessie zijn of snel achteruitgaan, betekent dat er weinig hoop is voor de andere landen. Ook de zogenaamde BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India, China) zullen niet in staat zijn om een extra markt te vormen die in staat is om de VS en Europa te vervangen. Dat is de reden waarom er nu een sterke achteruitgang van de prijzen voor olie en ruwe grondstoffen is. Zelfs indien een depressie wordt vermeden, zal de wereldeconomie na een recessie ofwel stagneren ofwel traag groeien. Dat zal door miljoenen mensen worden aangevoeld als een recessie.

    Deze crisis heeft geleid tot openlijke verdeeldheid onder de belangrijkste imperialistische landen. Enerzijds zijn er voorbeelden van regeringen die proberen samen te werken, zo was er op 8 oktober de overeengekomen daling van de rentevoeten, maar anderzijds probeert iedere kapitalistische klasse vooral de eigen belangen te verdedigen. In Europa, en zeker in Duitsland, wordt al gesteld dat het Angelsaksische kapitalisme verantwoordelijk is voor deze catastrofe. In Groot-Brittannië wordt de zwarte piet doorgeschoven naar de VS.

    Een poging van de “grote vier” van de EU om een gezamenlijk front te vormen, stortte binnen 24 uur in elkaar toen de Duitse regering stelde dat het een garantie zou bieden voor gelden op rekeningen van Duitse banken. Enkele dagen voordien kwam er nog Duitse kritiek op een gelijkaardige maatregel van de Ierse regering. De “garantie” van de Duitse kanselier Merkel werd snel afgezwakt tot een “politieke verplichting” en geen legale garantie.

    Er is geen eengemaakte reddingspolitiek in de eurozone. De crisis heeft duidelijk gemaakt wat de fundamentele zwakte is in de eurozone. Dat is, zoals wij reeds lang hebben gesteld, de tegenstelling tussen de eenheidsmunt en de 15 afzonderlijke regeringen die met tegenstrijdige economische voorwaarden moeten afrekenen. Voor het voortbestaan van de eenheidsmunt is er nood aan een eengemaakt beleid, maar dat is niet wat we nu zien in de EU. Heel wat commentatoren beginnen nu onze positie over te nemen en erkennen dat het mogelijk is dat de eurozone in de komende periode, wellicht niet onmiddellijk, zal worden opgedeeld of dat er minstens een aantal landen de eurozone verlaten. De wijze waarop nationale regeringen optreden om de eigen nationale belangen te dienen, zagen we erg duidelijk met het eenzijdige optreden van de Nederlandse regering met de nationalisatie van de Nederlandse onderdelen van Fortis, een beslissing die leidde tot woede bij de Belgische en Luxemburgse regeringen.

    De noodmaatregelen die nu worden genomen door verschillende regeringen tonen de flexibiliteit van het kapitalisme aan op een ogenblik dat dit systeem met bedreigingen wordt geconfronteerd. Verschillende regeringen probeerden tussen te komen en maakten daarbij scherpe en plotse bochten om de financiële branden te blussen. Heel wat voormalige voorstanders van de “vrije markt” besloten nu om wel tussen te komen en zelfs te nationaliseren. De economische catastrofe en de overheidstussenkomsten vormen een nederlaag voor de neoliberale ideologie die de afgelopen twee decennia zo dominant was. Het is een ideologische nederlaag voor zowel de heersende klasse als voor de voormalige “reformistische” arbeidersleiders die de afgelopen decennia de vrije markt hebben omhelsd.

    De verschillende overheidstussenkomsten en nationalisaties zijn niet socialistisch. Het vertrekpunt van alle regeringen die dergelijke stappen ondernemen, is niet dat van een democratische planning en gebruik van de economische middelen. Hun vertrekpunt is eerder van een “staatskapitalistische” aard om zo het systeem te redden. Hilmar Kopper, voormalig hoofd van Deutsche Bank, stelde daarover: “banken in de problemen moeten geen garanties krijgen, ze moeten genationaliseerd worden. Voor de regeringen kan dit heel wat opleveren: ze kopen tijdens de crisis en verkopen als de situatie beter wordt.” Kopper kijkt vooral naar het Zweedse voorbeeld van begin jaren 1990, maar de huidige bankcrisis is anders en moeilijker op te lossen. Het gaat niet om een klein land in een periode van economische groei, maar om de volledige wereldeconomie in een periode van recessie.

    Deze crisis en de antwoorden van de verschillende regeringen erop hebben het “TINA”-argument (“There Is No Alternative”) ondermijnd. De discussie over de economische rol van de staat en over het kapitalisme op zich kan weer worden gevoerd. De Amerikaanse, Europese en andere regeringen zullen de klok niet zomaar kunnen terugdraaien en stellen dat de markt haar werk wel zal doen. Als andere bedrijven zullen geconfronteerd worden met problemen, zullen deze onvermijdelijk uitkijken naar overheidsacties om ook daar tussen te komen. Het feit dat de verantwoordelijkheid voor deze economische crisis niet kan worden afgeschoven op de arbeiders, zal leiden tot het in vraag stellen van het kapitalisme en een groeiende interesse in het socialistische alternatief.

    Met de mogelijkheid van een diepe recessie, zullen er steeds meer oproepen tot overheidsacties zijn. In een aantal landen worden al oproepen gedaan voor maatregelen die op Keynesiaanse leest geschoeid zijn. Via een toename van de overheidsuitgaven en hogere lonen zou de economie moeten gestimuleerd worden. De vele miljarden die nu in de financiële sector worden gepompt om de economische “ineenstorting” te stoppen, worden nu reeds als voorbeelden aangehaald als het gaat om mogelijke maatregelen om jobs, huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, het milieu,… te beschermen.

    Een combinatie van ernstige crisis en druk van onderuit zal een aantal regeringen ertoe brengen om maatregelen te nemen om de economie te stimuleren of om de gevolgen van de recessie te verzachten. Zo’n maatregelen zullen aanvankelijk wellicht populair zijn en leiden tot een zekere hoop. De meeste vakbondsleiders zullen hun eisen wellicht ook tot dergelijke maatregelen beperken. Dat zal echter maar beperkte gevolgen hebben. Het feit dat de regering-Bush 165 miljard dollar belastingsgeld terugbetaalde aan de bevolking heeft de Amerikaanse economie niet uit de crisis gehaald. Er zijn ook beperkingen inzake de hoeveelheid “geld” de regeringen kunnen “creëren” of drukken zonder het risico op inflatie of stagflatie te versterken. Een aantal symbolische tussenkomsten tegen de superrijken of bankiers kunnen een zekere steun genieten, maar uiteindelijk zal de heersende klasse toch proberen om de arbeiders en middenklasse te laten betalen voor de prijs van de crisis die zij nochtans zelf hebben gecreëerd.

    Deze crisis heeft reeds verregaande gevolgen. Een combinatie van angst en woede is aan het groeien. Miljoenen mensen hebben nu reeds hun job of huis verloren en het grootste deel van de wereldbevolking lijdt onder de sterke prijsstijgingen voor voedsel en brandstof. Er wordt gevreesd voor jobs, huisvesting, pensioenen en spaargeld.

    In de vakbonden kan de angst voor werkloosheid en herstructureringen tijdelijk leiden tot een paralyserend effect. Dat heeft wellicht zelfs een rol gespeeld in de actiedag voor koopkracht in ons land op 6 oktober. Dat betekent echter niet dat er geen groeiend ongenoegen op de werkvloer is. Het wordt immers duidelijk dat het kapitalisme de kosten voor deze crisis probeert af te wentelen op de arbeidersklasse en delen van de middenklasse. Een aantal patroons heeft reeds een meedogenloze aanval ingezet op de lonen en arbeidsomstandigheden of op de werkgelegenheid. Bij Aer Lingus kregen de arbeiders te maken met een opzegperiode van drie weken voor een kwart van het personeel. Als de arbeiders niet genoeg vertrouwen hebben om zicht te verzetten op de werkvloer, dan zal de woede zichtbaar worden bij de verkiezingen en andere vormen van protest.

    Wereldwijd zullen er natuurlijk verschillende situaties zijn in de diverse landen. Een aantal landen zullen meer getroffen worden door de komende recessie. Maar alleszins is het gedaan met het idee dat de markt het beste systeem is.

    In de voormalige stalinistische landen zal dit de eerste ervaring met een wereldwijde recessie zijn sinds het herstel van het kapitalisme begin jaren 1990. In een aantal landen, waaronder de Baltische staten, zal het om een harde landing gaan. In Rusland zullen de recente hooggespannen verwachtingen in economische stabiliteit en groei worden ondermijnd. Arbeiders uit centraal en oost Europa die naar het westen trokken om werk te vinden, zullen moeilijker werk vinden en onder druk staan om steeds lagere lonen te aanvaarden. Deze ervaringen zullen ertoe leiden dat steeds meer vragen worden gesteld bij het kapitalisme, de illusies die ontstonden tijdens de groei worden doorprikt.

    Wellicht zullen we de belangrijkste ontwikkelingen zien plaatsvinden in China. Daar zagen we de creatie van de grootste arbeidersklasse ter wereld, een nieuwe arbeidersklasse die tot nu toe enkel economische groei heeft gekend, ook al was dat vaak op basis van lage lonen en brutale uitbuiting. Zelfs een beperkte vertraging van de Chinese economie op een ogenblik dat de wereld een recessie kent, kan explosieve gevolgen hebben in China en het begin betekenen van een onafhankelijke arbeidersbeweging.

    Er zullen ook belangrijke ontwikkelingen zijn in landen als Brazilië en India waar er tot nu toe belangrijke economische groei was. Maar ook in Afrika, Azië en Latijns-Amerika zullen de gevolgen duidelijk zijn. De voedselrellen van eerder dit jaar waren slechts een voorbode van de protesten die we de komende periode zullen zien tegenover de toename van de armoede en miserie als gevolg van de wereldwijde recessie.

    De situatie in Europa, VS en andere imperialistische landen zal niet lang rustig blijven. Zelfs indien er slechts een beperkt syndicaal antwoord komt in een aantal landen, zullen de politieke gevolgen duidelijk zijn. Arbeiders en delen van de middenklasse leggen nu instinctief de verantwoordelijkheid voor deze crisis bij de bankiers, regeringen en de heersende klasse. De financiële ineenstorting en de recessie zullen leiden tot een toename van woede, zeker na een groeiende sociale polarisatie de afgelopen jaren op basis van de toplonen van de topmanagers en de recordwinsten voor de grote bedrijven.

    Het zal belangrijk zijn dat de arbeidersbeweging een weg vooruit aanbiedt aan de arbeiders, armen, jongeren en de middenklasse. Het hele systeem wordt in vraag gesteld. Economen spreken niet langer over “zwarte” dagen omdat er teveel van zijn. Binnenkort zal worden gesproken over “zwarte maanden” of zelfs “zwarte jaren”. Maar in de meeste landen zijn er geen arbeiderspartijen die een alternatief aanbieden. De meeste voormalige sociaal-democratische partijen zijn pro-kapitalistische formaties geworden waarbij de arbeidersbasis verloren ging, ook al stemmen nog steeds heel wat arbeiders voor deze partijen. Dit leidt tot een gebrek aan politiek antwoord in veel landen. Dit versterkt de noodzaak en dringendheid van nieuwe arbeiderspartijen, een idee waar wij al enige tijd voor opkomen.

    Dergelijke nieuwe arbeiderspartijen zouden samen met de vakbonden een noodprogramma moeten naar voor brengen om onze jobs, huisvesting, levensstandaard, pensioenen, spaargeld,… te beschermen. Ze zouden ook het socialistisch alternatief op het kapitalisme moeten uitleggen. Het feit dat “socialisme” een term is die nu in de VS door rechtse Republikeinen wordt gebruikt als verwijtwoord tegenover het reddingsplan van de eigen regering, is enkel mogelijk omdat er geen echte socialistische partij aanwezig is. Zelfs deze van de pot gerukte verwijzing naar het socialisme, omvat tegelijk de erkenning dat socialisme een alternatief biedt op het kapitalisme.

    Als de arbeidersbeweging geen strijdbaar socialistisch alternatief aanbiedt, is er een gevaar voor een versterking van een rechterzijde, chauvinisme of religieuze populisten die inspelen op de woede en dat afleiden van socialistische conclusies. In Europa is er de waarschuwing van het contrast tussen Duitsland, waar de anti-neoliberale Linke tot 15% haalt in de peilingen, en Oostenrijk, waar extreem-rechts 28% haalde bij de verkiezingen in september. Ook de ontwikkelingen in Oostenrijk stellen de noodzaak van een arbeiderspartij scherper op de agenda.

    Het is onduidelijk wat de exacte economische vooruitzichten zijn. Het is niet zeker hoe diepgaand de economische recessie zal zijn, maar deze zal hard en langdurig zijn. Zelfs indien het ergste wordt vermeden, is dat het meest waarschijnlijke. Hoogstens komt er een traag en bijna stagnerend “herstel” en geen herhaling van de groei van de afgelopen 15 jaar. Vorige week stelde Gary Younge in de Britse krant Guardian: “De kapitalisten kunnen zichzelf uit deze crisis uitkopen zolang ze de arbeiders laten betalen. Dat stelde Lenin destijds. Het is geen gemeenzaak om hem op een vriendelijke wijze aan te halen. Maar het is wel de meest duidelijke omschrijving van wat er nu aan het gebeuren is die ik sinds lang heb gehoord.” Het is tegen deze achtergrond dat de vernieuwde klassenstrijd zal plaatsvinden waarbij de markt en het kapitalisme steeds meer in vraag zullen worden gesteld.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop