Your cart is currently empty!
Category: Ecologie
-
Waarom elektrische wagens niet de mirakeloplossing voor de klimaatramp zijn

Elektrische voertuigen zijn hot nieuws. In 2020 steeg de wereldwijde verkoop met 43% in vergelijking met het jaar voordien. Autoproducenten en overheden omarmen de nieuwe markten voor elektrische wagens en zien hierin één van de belangrijkste oplossingen voor klimaatverandering.
Door Davis Hay (Socialist Alternative – ISA in Canada)
Wereldwijd kondigen regeringen steun aan voor de overschakeling naar elektrische voertuigen. De door Biden voorgestelde infrastructuuruitgaven omvatten174 miljard dollar om de overgang te stimuleren. Canada heeft meer dan 1 miljard dollar steun aangekondigd voor de productie en verkoop. En er komt nog meer steun. Europese landen doen hetzelfde. Er wordt deels verwezen naar het milieu, maar de automobielsector is tevens een belangrijke werkgever. Regeringen willen de groeiende markt van elektrische voertuigen niet verliezen aan concurrerende landen.
Fabrikanten kondigden grote veranderingen aan. General Motors verklaarde dat het tegen 2035 zal stoppen met het maken van voertuigen op gas, Volvo tegen 2030 en Volkswagen tegen 2026. Anderen kwamen met gelijkaardige voorstellen. Ze zien een toekomst in elektrische voertuigen voor een sector die anders in verval dreigt te geraken. Deze bedrijven zijn niet zozeer bezorgd om het milieu, hun personeel of de gemeenschap. Het zijn de winsten en dividenden die tellen.
De Canadese provincie British Columbia kent momenteel de hoogste verkoop van elektrische voertuigen per hoofd van de bevolking in Noord-Amerika. De provincie geeft grote kortingen om de aankoop aan te moedigen: tot 8.000 dollar op de aankoop, tot 350 dollar voor een thuislader en tot 2000 dollar voor een laadstation voor werkplekken en appartementen. Dat is een behoorlijke stimulans om de overstap te maken. Het maakt deel uit van het plan van de regering om te voldoen aan de Zero-Emission Vehicle Act, die voorschrijft dat alle nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de provincie tegen 2040 emissievrij moeten zijn. Elektrische voertuigen zijn echter nog duur en het zal jaren duren vooraleer er een betekenisvolle markt van tweedehandswagens zal ontstaan. Gewone werkenden zullen zich niet snel elektrische voertuigen kunnen permitteren.
Het terugdringen van koolstofuitstoot en het matigen van de klimaatverandering zijn bijzonder belangrijk. Er is een wereldwijde klimaatnoodsituatie. Auto’s en vrachtwagens zijn verantwoordelijk voor 19,9% van de uitstoot van broeikasgassen in Canada. Elektrische wagens zijn echter een bijzonder dure manier om de klimaatramp aan te pakken. Veel automobilisten zullen zich die niet zomaar kunnen veroorloven, zodat het twijfelachtig is of dit zal zorgen voor een voldoende grote verandering om de emissiedoelstellingen te halen. Belangrijker is de uitstoot van de superrijken. De 1% rijksten zijn volgens Oxfam verantwoordelijk voor een uitstoot die dubbel zoveel bedraagt als die van de armste helft van de mensheid.
Bovendien zijn elektrische wagens niet koolstofneutraal. Bij de productie ervan en de accu’s wordt aanzienlijk meer energie gebruikt en komt meer koolstofdioxide vrij dan bij de productie van conventionele wagens. Veel hangt af van de wijze waarop de elektriciteit voor de fabricage wordt geproduceerd: komt die van steenkool of van hernieuwbare energie? Bij elke kilowattuur opslagcapaciteit van een batterij voor een elektrische wagen komt 150 tot 200 kilogram koolstofdioxide vrij. Alles bij elkaar resulteert de productie van een elektrische auto in de uitstoot van tot 17,5 ton koolstofdioxide. Gezien de neiging van de superrijken om een vloot luxewagens te kopen, zal zelfs wanneer elk voertuig uiteindelijk elektrisch is, nog steeds een enorme hoeveelheid koolstof onnodig worden uitgestoten.
Elektrische voertuigen zullen ook vervuiling door banden blijven voortbrengen. Banden zijn de op een na grootste bron van microplastics in de oceanen en elders in de wereld.
Voor wie het zich kan veroorloven en voor wie een nieuw voertuig nodig heeft, zijn elektrische voertuigen natuurlijk de voor de hand liggende keuze. De CO2-uitstoot tijdens de levensduur van een elektrisch voertuig is lager dan die van een voertuig met verbrandingsmotor. Maar de markt voor elektrische voertuigen is niet in staat om de koolstofuitstoot op de nodige schaal aan te pakken, en het zal veel te lang duren voor de meeste bestuurders zich elektrische voertuigen kunnen veroorloven.
De menselijke kosten van elektrische voertuigen
Er is niet alleen de hoge kostprijs die gewone werkenden afschrikt. Voor de fabricage van batterijen en de daaraan gerelateerde mijnbouw is er extreme uitbuiting van werkenden, inclusief kinderen. Ongeveer 100.000 kobaltmijnwerkers in Congo zijn afhankelijk van handgereedschap bij het graven op honderden meters onder de grond. Het werk is uiterst gevaarlijk, er vallen regelmatig doden en gewonden, en de vergoeding voor de arbeid is gering (stukloon levert op een goede dag 2 tot 3 dollar op). Negentig procent van China’s kobalt wordt in Congo gedolven. De grondstof gaat van deze mijnen naar Chinese bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de productie van enorme hoeveelheden kobalt voor ‘s werelds batterijproducenten. De mijnen veroorzaken enorme vervuiling in de regio, wat leidt tot geboorteafwijkingen en ziekte. Er zijn enkele beginnende pogingen om deze mijnwerkers te organiseren.
Een ander belangrijk onderdeel van de batterijen is lithium. Mijnbouwbedrijven van over de hele wereld zijn naar de Atacama-landen in Chili getrokken om het mineraal te winnen. De inheemse Atacama-bevolking krijgt er bijna niets voor terug. Het Canadees-Chileens bedrijf Minera Exar zal jaarlijks 250 miljoen dollar uit deze regio halen, terwijl de Atacama-gemeenschappen jaarlijks slechts tussen de 9.000 en 60.000 dollar per inwoner ontvangen. Aangezien lithiumfabrieken grote hoeveelheden water nodig hebben, is de dreiging van besmetting en tekorten in de uitzonderlijk droge regio een ernstige zorg voor deze gemeenschappen.
In Noord-Amerika eist de vakbond United Auto Workers dat General Motors de volledige vakbondslonen betaalt in de batterijfabrieken. Het bedrijf is momenteel van plan om de arbeiders in hun nieuwe accufabrieken op een lagere loonschaal te zetten. De komende tien jaar dreigt de vakbond een aanzienlijk aantal leden te verliezen naarmate oude fabrieken worden vervangen door nieuwe productielijnen voor batterijen en elektrische voertuigen waarbij er minder arbeiders nodig zijn. Nieuwe fabrieken zullen nieuwe syndicale inspanningen vergen om de beste militante tradities ingang te doen vinden.
Om een einde te maken aan uitbuiting zullen al deze gevechten verbonden moeten worden onder de vlag van internationale solidariteit van de arbeidersklasse tegen de kapitalistische productiewijze. Om de uitbuiting te beperken zouden de georganiseerde arbeiders van de batterijfabriek in eerste instantie eisen kunnen stellen omtrent de herkomst van de materialen, en als die eisen niet worden ingewilligd, weigeren te werken met materialen die door extreme uitbuiting zijn geleverd. Georganiseerde arbeiders op andere punten in de toeleveringsketen zouden hetzelfde kunnen doen. Congolese mijnwerkers en inheemse gemeenschappen in Chili en Argentinië zullen zich moeten organiseren en eisen stellen voor sociale eigendom en democratische controle van de grondstoffen.
Er is geen reden om toe te staan dat de kapitalistische klasse onnoemelijke rijkdommen blijft onttrekken aan deze regio’s en aan arbeiders over de hele wereld. Een georganiseerde arbeidersklasse heeft de macht om afschuwelijke uitbuiting te stoppen door het werk plat te leggen en de nationalisatie onder arbeiderscontrole en -bezit van de hele sector te eisen. Internationale solidariteit is cruciaal voor succes: wie aan één van ons raakt, treft ons allen!
Nood aan ecologische transitie
Een volledige evaluatie van de menselijke en milieukosten van een massale wereldwijde productie van elektrische voertuigen – die nog in de kinderschoenen staat – toont aan dat dit niet de revolutionaire oplossing is voor de klimaatverandering die we nodig hebben. Het effect zal te klein zijn en te traag verlopen om deze crisis aan te pakken. De hoeveelheid leed die de wereldwijde kapitalistische heersende klasse zal toebrengen aan inheemse, arme en werkende mensen is te groot en zal alleen maar groter worden naarmate de markt groeit. De meest effectieve manier om het koolstofprobleem in de transportsector aan te pakken zou zijn om snel massale transportsystemen te bouwen zoals we nog nooit gezien hebben, om de nood aan miljoenen voertuigen te vervangen: transport dat snel en toegankelijk is, en steden met elkaar verbindt.
Er is nog een probleem met elektrische voertuigen: ze zetten de op auto’s gebaseerde infrastructuur van snelwegen, wildgroei en drukke stadswegen voort. Auto’s gebruiken ten minste 30% van de stedelijke oppervlakte, en in sommige steden zelfs veel meer. Deze oppervlakte kan beter worden gebruikt voor parken, stadsboerderijen en woningen. Dit zou leiden tot gezondere buurten die minder auto-afhankelijk zijn. Veel stedelijke en plattelandsgemeenschappen zijn ontworpen voor auto’s, waardoor mensen gedwongen worden de auto te gebruiken om zich te verplaatsen. Een verschuiving in het gebruik van de oppervlakte, samen met een kwalitatief goed openbaar vervoer, kan deze schadelijke cyclus doorbreken.
Een groene economie zal elektrische voertuigen vereisen, aangezien het openbaar vervoer niet in alle vervoersbehoeften kan voorzien. Na decennia van neoliberale aanvallen en besparingen is het tijd om gemeenschappen, steden en gemeenten opnieuw te ontwerpen op basis van leefbare buurten met een breed scala aan lokale jobs, groene ruimten, voorzieningen en geavanceerde vervoerssystemen.
De miljarden dollars die nu naar elektrische voertuigen gaan, kunnen beter worden besteed aan stads- en plattelandsvervoer en aan de ontwikkeling van hogesnelheidstreinen voor passagiers en vracht. Elektrische voertuigen zijn niet voldoende om de klimaatramp aan te pakken, en het is vooral een markt die de kapitalistische klasse nodig heeft om winst te blijven maken. Het is tijd om massaal openbaar vervoer de primaire vorm van transport te maken over de hele wereld.
Wij zeggen:
- Internationale solidariteit van de arbeidersklasse tegen extreme uitbuiting van mensen en land: het organiseren van arbeiders in de toeleveringsketen van batterijen, het stellen van eisen en het voeren van directe actie tegen de aankoop van materialen die het resultaat zijn van extreme uitbuiting.
- De toeleveringsketen van batterijen en de auto-industrie in democratische publieke eigendom brengen.
- Belast de rijken om snel openbaar vervoer aan te leggen en te verbeteren – bouw echte alternatieven voor persoonlijke voertuigen.
- Investeer in openbaar vervoer om een uitgebreid, goedkoop (of gratis!), snel en toegankelijk openbaar vervoer aan te bieden. Hoogwaardig goederenvervoer en snelle intercity’s.
- Creëer leefbare jobs voor alle werklozen en onderbetaalden door een massaal programma van openbare werken om massatransport, hernieuwbare energie en energiebesparing, gezondheidszorg, onderwijs en betaalbare huisvesting te ontwikkelen.
-
Golfstroom vertraagt – een kantelpunt in de klimaatcrisis

Klimaatverandering is steeds minder een geleidelijk, lineair proces. Integendeel, de toename van extreme weersomstandigheden verloopt steeds meer exponentieel. Dit kan worden verklaard door elkaar versterkende mechanismen. Stijgende temperaturen als gevolg van CO2-uitstoot door industriële processen veroorzaken bijvoorbeeld drogere klimaten. Dit verhoogt de frequentie van bosbranden, waardoor op zijn beurt nog meer CO2 vrijkomt. Hetzelfde gebeurt wanneer stijgende temperaturen ervoor zorgen dat opgesloten methaangas vrijkomt in het noordpoolgebied als de permafrost ontdooit.
Door Sam Belton (Socialist Party, ISA in Ierland)
Een recente studie gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Nature Geosciences meldde een alarmerend gevolg van de snelle opwarming van de aarde. De auteurs stellen dat de Noord-Atlantische Drift, beter bekend als de Golfstroom, sinds het begin van de industriële revolutie in de 19e eeuw gestaag is vertraagd. Zorgwekkend is dat de huidige snel stijgende temperaturen ons binnen deze eeuw nog op een omslagpunt kunnen brengen, waarna het systeem onherroepelijk instort.
Belangrijke klimatologische effecten
De Golfstroom voert warm water uit de Golf van Mexico langs de oostkust van de Verenigde Staten naar de Noord-Atlantische Oceaan, waar het afkoelt en langs de westkust van Europa weer naar het zuiden terugkeert. Als gevolg daarvan speelt de golfstroom een cruciale rol bij de beheersing van het klimaat in zowel het oosten van de Verenigde Staten als het westen van Europa.
De auteurs leggen uit dat warmere temperaturen de Golfstroom waarschijnlijk afremmen omdat zoet water van smeltende ijskappen in het noorden het zoutgehalte van de oceaan (de hoeveelheid opgeloste zouten in het water) doet afnemen. Dit is een enorm probleem omdat de stroming van de Golfstroom wordt aangedreven door “diepe convectie”, waarbij warm water in het noorden afkoelt, als gevolg daarvan dichter wordt en in zuidelijke richting zinkt. Naarmate het zoutgehalte in het noorden afneemt, wordt het water echter minder dicht, waardoor de convectie en de Golfstroom zelf worden afgeremd. De gevolgen hiervan zullen vrijwel zeker bestaan uit meer overstromingen langs de oostkust van Amerika, alsmede aanzienlijk koudere winters en warmere zomers in West-Europa.
Klimaatverandering en Covid
Net als het afremmen van de Golfstroom was de Covid-19-pandemie geen bovennatuurlijk gegeven. Integendeel, beide zijn onvermijdelijke uitkomsten van een mondiaal economisch systeem dat niet verenigbaar is met het klimaat van de planeet en haar fijn afgestemde ecosystemen. Het is de interne logica van het kapitalisme, een systeem dat wordt aangedreven door het blind najagen van kortetermijnwinst, dat maakt dat bedrijven het te duur vinden om de milieueffecten van hun activiteiten tot een minimum te beperken.
Het resultaat is dat deze effecten geëxternaliseerd worden waarbij de bredere samenleving verantwoordelijk wordt geacht. In het bijzonder worden de armsten ter wereld hard getroffen. Een superrijk individu kan immers gewoon verhuizen naar een gebied dat niet gevoelig is voor overstromingen of kan beroep doen op private gezondheidszorg als de ondergefinancierde openbare zorg wordt overspoeld.
De urgentie van klimaatactie
Een systeem dat in essentie gebaseerd is op de uitbuiting van onze planeet en de mensen daarop proberen ‘rechtvaardiger’ te maken, is schier onmogelijk. Een dergelijke aanpak van hervormingen gaat ervan uit dat kapitalisten zullen aanvaarden dat er maatregelen genomen worden die hun winsten aantasten. Het veronderstelt dat de kapitalistische elites niet over een buitensporige macht beschikken om politici en verkiezingen te beïnvloeden. Het gaat ervan uit dat kapitalistische politici de last van klimaatmaatregelen niet op de werkende klasse zullen afwentelen. Ten slotte gaat het ervan uit dat een strategie van moeizame en kleine hervormingen voldoende zal zijn om een dringend antwoord te bieden om een nog grotere klimaatcatastrofe af te wenden.
Een studie gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Nature Communications afgelopen juni, een studie met peer-review door collega’s, toonde duidelijk aan dat de inhaligheid die eigen is aan de kapitalistische economie de belangrijkste drijfveer van klimaatverandering is. De studie kwam in wezen tot de conclusie dat alleen een socialistische planeconomie in staat is om de productie radicaal te reorganiseren zodat deze in harmonie komt met de ecologische beperkingen en evenwichten. Dat is een andere benadering dan die van het hervormen van de vrijemarkteconomie.
Met andere woorden, alleen een beslissende revolutionaire socialistische verandering – waarvoor een massapartij van de arbeidersklasse nodig is om het kapitalisme en zijn politieke vertegenwoordigers te verslaan – kan het soort verandering teweegbrengen dat nodig is.
-
10 jaar geleden: kernramp in Fukushima

Protest tegen kernenergie in Hiroshima in 2013. “Vaarwel kernenergie”. Foto: James Clement Vandaag is het tien jaar geleden dat een aardbeving met een kracht van 9 op de schaal van Richter het noordoosten van de Japanse regio Tohoku trof en een tsunami veroorzaakte die op zijn beurt de ergste kernramp ter wereld veroorzaakte sinds Tsjernobyl in 1986. De aardbeving en de tsunami alleen al hebben verschrikkelijke verwoestingen aangericht en talloze mensenlevens geëist; alleen al in de eerste paar weken kwamen 15.000 mensen om het leven, en de aardbeving zelf was zo krachtig dat Honshu (het grootste van de Japanse eilanden) 2,4 meter naar het oosten is verschoven.
Door James Clement (Socialist Alternative, Engeland Wales en Schotland)
De aardbeving en de tsunami waren uiteraard natuurlijke verschijnselen. De daaruit voortvloeiende ramp in Fukushima was daarentegen een ramp die al lang in de maak was, als gevolg van het winstbejag van de nucleaire industrie voor wie de winsten belangrijker waren dan de veiligheid. Het feit dat het noordoosten van Japan op 13 februari laatstleden opnieuw werd getroffen door een aardbeving met een kracht van 7,3 op de schaal van Richter, waarbij meer dan 150 mensen gewond raakten (vooral in de prefecturen Fukushima en Miyagi) en een vijfde van de raffinage van ruwe olie in het land werd stilgelegd, toont aan hoe het gevaar van dergelijke natuurrampen voor Japan altijd aanwezig is. Met inbegrip van de aardbeving van maart 2011 en die van 13 februari dit jaar, zijn er sinds 2011 in het hele land zevenentwintig aardbevingen met een kracht van 5,1 of meer geweest.
Kernenergie in Japan – de oorsprong
Na de enorme verwoesting van Japan in de Tweede Wereldoorlog (niet alleen door de atoombombardementen op Hiroshima en Nagasaki, maar ook door de vele bombardementen op grote steden als Tokio, Kobe en Yokohama) werd kernenergie gepromoot als vitale energie-infrastructuur. De ervaringen van Hiroshima en Nagasaki hebben bij de gewone Japanner echter een diep verzet tegen kernenergie aangewakkerd; de zogenaamde “nucleaire allergie” die vanuit het oogpunt van de kapitalistische klasse moest worden overwonnen om Japan weer op te bouwen. Kernenergie voor civiele doeleinden werd ontwikkeld na de basiswet op atoomenergie van 1955, in de internationale context van de toespraak “Atomen voor Vrede” van de Amerikaanse president Eisenhower in 1953. Om het Japanse volk te overtuigen, werd de mythe van de “absolute veiligheid” van de nucleaire industrie gepromoot.
Volgens Sassa Atsuyuki, die voorheen directeur-generaal van het Japanse Kabinet van Veiligheidszaken was en ook bij het Defensieagentschap heeft gewerkt: “Aangezien de bombardementen op Hiroshima en Nagasaki bij het Japanse volk een sterke afkeer van alles wat met kernenergie te maken heeft teweeg hadden gebracht… werd de burgers wijsgemaakt dat kernenergie helemaal niet gevaarlijk was, en werden alle afwijkende beweringen ontkend.”
Deze ‘veiligheidsmythe’ van de Japanse nucleaire industrie zou echter niet alleen door de ramp in Fukushima aan het licht komen; het Japanse volk heeft ook geleden onder andere afschuwelijke industriële rampen als gevolg van complete verwaarlozing van de veiligheid door het bedrijfsleven.
Industriële ziekten in Japan
In de jaren na het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben zich in Japan de zogenaamde “Grote Vier” industriële rampen voorgedaan, die voor generaties mensen verschrikkelijke ziekten en gezondheidsproblemen hebben veroorzaakt.
In 1946 veroorzaakte de Mitsui Mining Company een uitbraak van cadmiumvergiftiging in het stroomgebied van de Jinzu-rivier in de prefectuur Toyama door afval te dumpen dat het water verontreinigde dat werd gebruikt om te drinken, te koken en gewassen te irrigeren. Het resultaat was de zogenaamde Itai-itai ziekte, die “nierbeschadiging, zachte of broze botten, en…intense pijnscheuten” veroorzaakte (de uitdrukking “itai” betekent “het doet pijn”). Pas tweeëntwintig jaar later aanvaardde de Japanse regering een oorzakelijk verband tussen de vervuiling en de ziekte.
In 1956 veroorzaakte het dumpen van afval door de Chisso Corporation in de rivier in het Minamata-gebied in de prefectuur Kumamoto een afschuwelijke vorm van kwikvergiftiging die bekend kwam te staan als de Minamata-ziekte. Tegen het einde van het jaar waren 54 gevallen en 17 sterfgevallen bevestigd, met symptomen als ernstige problemen met het gezichtsvermogen, verlies van gevoel en coördinatie van de handen en voeten, en tremoren. Volgens een studie uit 2018 van Hisashi Yokoyama (Mercury Pollution in Minamata): “In ernstige gevallen raken dergelijke patiënten in een staat van waanzin, verliezen het bewustzijn en kunnen ze zelfs overlijden.”
Een andere variant van de Minamata-ziekte brak uit in de prefectuur Niigata in 1965, ditmaal als gevolg van afval dat in de Agano-rivier was gedumpt door het bedrijf Showa Denko. Ook hier erkende de Japanse regering het verband tussen de vervuiling en deze ziekte pas in 1968.
En de laatste van de “grote vier” gevallen begon rond 1960, in de stad Yokkaichi in de prefectuur Mie. Luchtverontreiniging door het petrochemische complex van Yokkaichi veroorzaakte “bronchiale astma, chronische bronchitis, emfyseem en andere aandoeningen van de luchtwegen”, die gezamenlijk bekend stonden als Yokkaichi-astma.
Dit zijn geen zaken die alleen in het verleden thuishoren, en die voorbij zijn. Van de bijna 20.000 slachtoffers van de Minamata-ziekte die een officiële erkenning hebben aangevraagd, zijn er slechts 3.000 erkend, volgens een artikel in de Japan Times van oktober 2020.
De kernrampen in Japan
Naast de bovengenoemde gevallen is er ook een geschiedenis van kernrampen in Japan die dateren van vóór Fukushima, waaruit blijkt dat het geen geïsoleerd voorbeeld was, maar een natuurlijk gevolg van het besparingen op veiligheid om de winst te maximaliseren.
In 1995 brak er brand uit in de Monju-kernreactor in de stad Tsuruga. Er vielen geen slachtoffers, maar de schade werd in de doofpot gestopt en de reactor werd buiten bedrijf gesteld. In 1999 werden drie werknemers door een stralingslek in de Tokaimura-reactor, 70 mijl ten noordoosten van Tokio, blootgesteld aan hetzelfde stralingsniveau dat ze zouden krijgen als ze slechts een mijl verwijderd waren van de atoombom in Hiroshima; dat wil zeggen, stralingsniveaus die 4000 keer hoger zijn dan men denkt dat een mens veilig kan verdragen in een heel jaar. Volgens de JCO, die de centrale leidde, was het door de getroffen veiligheidsmaatregelen niet nodig zich van tevoren op een dergelijk ongeval voor te bereiden.
Deze onverantwoordelijke houding van het bedrijf zou een voorbode blijken van de schandelijke houding van de Tokyo Electric Power Company (TEPCO) ten aanzien van de veiligheid van de centrale van Fukushima, in de jaren voorafgaand aan de ramp van 2011.
TEPCO’s geschiedenis van verwaarlozing
Negen jaar voor de ramp van 2011 weigerde TEPCO een simulatie uit te voeren om het effect van een tsunami op de centrale te evalueren, een maatregel waar het toenmalige Agentschap voor Nucleaire en Industriële Veiligheid (NISA) om had gevraagd, aangezien de kans 20% was dat de regio binnen 30 jaar door een zware tsunami zou worden getroffen. TEPCO heeft zelfs nagelaten de veiligheidsmaatregelen in de centrale te verbeteren, hoewel het in 2008 op de hoogte was van de mogelijkheid van een tsunamigolf van 15,7 meter hoog.
Getuigenissen van TEPCO-werknemers en voormalige regeringsambtenaren getuigen van de onverantwoordelijkheid van TEPCO, waarbij TEPCO één van haar dochterondernemingen verzocht de omvang van de tsunamidreiging te onderschatten.
Sassa Atsuyuki, die hierboven al werd genoemd, nam geen blad voor de mond toen hij de geschiedenis van de schandelijke nalatigheid van de nucleaire industrie in verband bracht met wat er in Fukushima gebeurde: “De grootste schuldige was de nucleaire industrie. Als zij had geleerd van ongevallen in het verleden, zich had bevrijd van de mythe van absolute veiligheid, en redelijke tegenmaatregelen had genomen, dan had de crisis [in Fukushima], veroorzaakt door de tsunami van 2011, misschien niet plaatsgevonden.”
Hoewel de ramp in Fukushima tot gevolg had dat de kernreactoren tijdelijk stil kwamen te liggen, en er in 2016 enige hervormingen en deregulering van de monopolies plaatsvond, zijn er nog steeds enorme winsten te behalen door de energiebedrijven in Japan.
Monopolies en winsten
In 2018 lanceerde TEPCO voor het eerst sinds de ramp in Fukushima weer tv-reclame, in plaats van het geld te gebruiken voor verdere compensatie, in een poging om het aantal gascontracten te verhogen van 660.000 naar een miljoen. In datzelfde jaar werd de Kansai-regio (die een economie heeft die bijna even groot is als die van Zuid-Korea) in wezen een “slagveld” toen de Kansai Electric Power Company (KEPCO) en Osaka Gas elkaar bevochten om de dominantie van de regionale energiesector.
Volgens het basisenergieplan van de Japanse regering van 2018 zal kernenergie tot 2030 tussen 20 en 22% van de energie blijven leveren. Onder het mom van koolstofneutraliteit dringen de bazen van de nucleaire industrie aan op de herstart van kerncentrales, waaronder de door TEPCO geëxploiteerde Kashiwazaki-Kariwa-centrale in de prefectuur Niigata (waarin Toshiba Energy Systems Corporation nu ook een belang heeft). Daarnaast heeft KEPCO een centrale in het westen van Japan opnieuw opgestart en heeft Kyushu Electric Power Company de werking van reactor nr. 2 van de Sendai-centrale in het zuidwesten van Japan hervat.
Zoals in alle kapitalistische bedrijven, is de basis van de winsten de uitbuiting van de arbeidersklasse. In het geval van TEPCO heeft de ramp in Fukushima een licht geworpen op het walgelijke gebruik van uitbestede arbeid en de problemen rond de veiligheid en de beloning voor gevaren.
TEPCO – de omvang van de uitbuiting
Volgens Reuters in 2014 ontving ongeveer 30% van de werknemers van de Fukushima-centrale hun loon van een andere aannemer dan degene die hen op hun werkplek aanstuurde. Vóór de ramp, in 2009, werkten er 1.108 vaste werknemers in de Fukushima No.1 centrale, tegenover 9.195 contractuele of tijdelijke werknemers.
Uit gegevens van de NISA van datzelfde jaar blijkt dat de Japanse nucleaire industrie als geheel meer dan 80.000 contractarbeiders in dienst had, tegen 10.000 vaste werknemers. De contractbedrijven kunnen zelfs banden hebben met de Yakuza, waarbij lonen en gevarenvergoedingen van de werknemers zelf worden weggesluisd; in 2014 klaagden vier onderaannemers TEPCO aan voor 91,4 miljoen yen (868.000 dollar) aan onbetaalde gevarenvergoedingen.
Er zijn ook gevallen geweest van “stagiairs” uit Vietnam die werden gedwongen schoonmaak- en ontsmettingswerkzaamheden te verrichten in besmette gebieden in de prefecturen Iwate en Fukushima, gebieden die in 2011 door de kernramp waren getroffen. Zij werden ingehuurd door een onderaannemer van de Tokyo Electric Power Company (TEPCO), die de centrale van Fukushima beheert, en kregen geen opleiding over hoe zij zich tegen blootstelling aan straling moesten beschermen. Aangezien de stagiairs enorme sommen geld lenen om in Japan te kunnen werken, en ze dus niet gemakkelijk hun baan kunnen opzeggen als ze er eenmaal zijn, is het niet verwonderlijk dat de baas van een in Tokio gevestigd onderaannemingsbedrijf toegaf hoe onmisbaar deze werknemers waren.
Een Vietnamese stagiair van 24 jaar zou oorspronkelijk ontmantelings- en civieltechnische werkzaamheden verrichten, maar nadat hij in 2015 in Japan was aangekomen, werd hij tussen oktober 2015 en maart 2016 meer dan tien keer uitgezonden om ontsmettingswerkzaamheden uit te voeren in de stad Koriyama, in de prefectuur Fukushima, aldus de (in Tokio gevestigde) vakbond van Zentoitsu-arbeiders.
Daarna moest hij uiteindelijk werken bij de ontmanteling van gebouwen in een uitsluitingszone in de stad Kawamata (ook in de prefectuur Fukushima). Dit was voordat de autoriteiten de beperkingen op het gebied hadden opgeheven die waren opgelegd vanwege de hoge stralingsniveaus. Hiervoor kreeg hij slechts ongeveer 140.000 yen per maand (944,96 euro) betaald – drie keer minder dan een Japanse arbeider die hetzelfde werk deed.
Aannemers hebben ook andere Vietnamese stagiairs beroofd van hun gevarenvergoeding; ongeveer 1,6 miljoen yen werd in 2018 van stagairs geroofd.
Tien jaar later – het lijden duurt voort
Ook nu nog is de situatie nijpend voor degenen die ontheemd raakten na de evacuatie van de gebieden; hun gratis tijdelijke huisvesting eindigde in 2016, en het vooruitzicht van hogere huurprijzen door het stopzetten van de financiële steun van de regering heeft de zelfmoordcijfers in de getroffen gebieden opgedreven. Sinds 2015 ligt het zelfmoordcijfer onder mannen in de prefectuur Fukushima boven het nationale gemiddelde.
Een andere belangrijke kwestie die sinds de ramp is blijven spelen, is de strijd om de schadevergoeding voor de slachtoffers, zowel van de Japanse staat als van TEPCO zelf. Hoewel er bepaalde overwinningen zijn geboekt in rechtszaken, zowel over schadevergoedingen als over uitspraken over aansprakelijkheid, is dit vaak een tegenstrijdig proces. Een uitspraak waarin werd geoordeeld dat de staat niet aansprakelijk was voor het ongeval en daarom geen schadevergoeding hoefde te betalen, maakte de eerdere uitspraak van de districtsrechtbank van Maebashi ongedaan. In de meest recente uitspraak van het Hooggerechtshof van Tokio wordt de staat echter wel aansprakelijk gesteld en moet de staat (samen met TEPCO) aan 43 mensen een schadevergoeding van 2,7 miljoen dollar betalen.
De klassendimensie van de kernenergieproblematiek in Japan gaat hand in hand met de context van de geschiedenis van de rampen, en sinds 2011 is de antikernenergiebeweging een belangrijk facet van de protesten en gevechten in het hele land.
De antikernenergiebeweging
In de maanden na de ramp van 2011 explodeerden in heel Japan massale protesten tegen kernenergie, die ook in de jaren daarna zijn doorgegaan. In september van dat jaar was er een enorme betoging in Tokio (waarbij volgens de politie 20.000 mensen betrokken waren, hoewel de media in het aantal op 60.000 schatten). Dat was op dat moment de grootste betoging, niet alleen sinds de ramp zelf, maar zelfs sinds langere tijd. In 2012 hielden ongeveer 200.000 mensen, georganiseerd door de Metropolitan Coalition Against Nukes, een betoging buiten het kantoor van de premier, en bij grootschalige protesten tegen kernenergie waren zelfs veel werknemers van de nucleaire industrie zelf betrokken.
Een van de populaire Japanse slogans van meteen na de ramp was “Genpatsu Iranai, Saikado Hantai.” Dit betekent in wezen “Wij hebben geen kernenergie nodig, verzet u tegen het opnieuw opstarten van de centrales!” Het ging samen met slogans als “Sayonara Genpatsu” (“Vaarwel aan kernenergie”).
De demonstranten vroegen niet alleen om meer veiligheidsmaatregelen of strengere voorschriften, maar eisten dat het gebruik van kernenergie in Japan volledig werd stopgezet. De kracht van de publieke opinie, die tot uiting kwam in massale (maar uiteenlopende) protesten in het hele land in de jaren na 2011, werd weerspiegeld in de eisen van vakbondsfederaties en groepen uit het “maatschappelijk middenveld” voor “nul kernenergie” en verzet tegen het opnieuw opstarten van kerncentrales. Althans aan de oppervlakte lijkt er een “kwalitatieve verschuiving” te hebben plaatsgevonden in de Japanse politiek, aangezien verschillende partijen nu een antikernenergieplatform uitdragen. De ogenschijnlijk anti-nucleaire houding van rechtse figuren als Yuriko Koike en Shinjiro Koizumi zou hen echter uiteindelijk in conflict brengen met de belangen van het grootkapitaal en kan dus niet als oprecht worden beschouwd. De regerende Liberaal-Democratische Partij en Keidanren (de Japanse Zakenfederatie) blijven beide vasthouden aan steun voor de nucleaire industrie, ook onder het mom van het uiteindelijk bereiken van koolstofneutraliteit.
In Japan zijn er drie verschillende vakbondsfederaties; de grootste (en meer conservatieve) is Rengo, Zenroren staat in de lijn van de Japanse Communistische Partij en Zenrokyo leunt eerder aan bij de Sociaal-Democratische Partij en de Nieuwe Socialistische Partij. In een artikel op de website van Zenroren van december jl. werd de nadruk gelegd op de eis tot afschaffing van alle kernenergie en de onmiddellijke invoering van een “Kernenergieneutrale basisenergiewet” die in plaats daarvan voorziet in het gebruik van duurzame energie. De vrij recente links-populistische partij Reiwa Shinsengumi (geleid door TV-persoonlijkheid en activist Taro Yamamoto) heeft een expliciet antinucleair platform en roept op tot een onmiddellijk verbod op kerncentrales en 100% gebruik van hernieuwbare natuurlijke energie.
Een weg vooruit voor de Japanse arbeidersklasse
De antikernenergiebeweging is een duidelijke aantrekkingspool voor Japanse arbeiders en jongeren die steeds meer radicaliseren door de materiële omstandigheden van het leven onder het kapitalisme, en die vaak een veel progressiever standpunt innemen over zaken als LGBTQ+-rechten dan de heersende elite en het establishment. Het probleem is echter dat de afzonderlijke grote protesten in Japan, niet alleen tegen kernenergie, maar ook tegen de grondwetsherziening, de veiligheidswetten en tegen de schandalen van de vorige regering-Abe, niet het karakter hebben gekregen van een duurzame, massale beweging tegen het kapitalistische systeem zelf in Japan of wereldwijd. En evenzo is er het gebrek aan een revolutionaire massale arbeiderspartij die de weg vooruit wijst.
In 2008, midden in een economische crisis, zag de Communistische Partij van Japan haar ledenaantal onder jongeren sterk toenemen, maar toch slaagt ze er niet in een weg voorwaarts te bieden die een beslissende breuk met het kapitalisme zou betekenen. In plaats daarvan heeft de partij het in haar programma over “een opmars naar het socialisme door middel van een markteconomie.”
Momenteel wint ook Reiwa Shinsengumi aan populariteit bij mensen die op zoek zijn naar een alternatief. Het verdedigt een platform van linkse hervormingen zoals een nationaal minimumloon van 1500 yen, het wegwerken van alle schulden van studentenleningen, en het schrappen van de verbruiksbelasting. Naast het winnen van twee zetels in het parlement tijdens de verkiezingen van 2019, (hoewel Yamamoto er niet in slaagde zijn zetel te winnen), beweert Reiwa Shinsengumi dat het meer dan ¥400 miljoen ($3,7 miljoen) aan donaties heeft ontvangen van ongeveer 30.000 mensen.
Het is duidelijk dat onder het kapitalisme kernenergie een voortdurende bedreiging vormt voor het leven van mensen uit de arbeidersklasse, waarbij veiligheid wordt opgeofferd aan winst. Wij sluiten ons aan bij de eis om kernenergie in Japan af te schaffen en roepen op tot het beëindigen van alle onderaanneming in de energie-industrie. Alle werknemers moeten worden omgeschoold en vast en zeker werk krijgen in de hernieuwbare energiesector, met volledige vakbondsrechten, degelijke lonen en goede voorwaarden. Er moeten gelijke rechten en voorwaarden komen voor arbeidsmigranten in Japan; schaf het uitbuitende “stagiair”-systeem af en zorg voor vaste, zekere banen!
Alle grote bedrijven, inclusief de energiebedrijven, moeten onmiddellijk onder democratisch staatseigendom worden gebracht, met werknemerscontrole en -beheer. Voor hogere vergoedingen, uit te keren aan alle overlevenden en hun gezinnen, via onderhandelingen tussen arbeiderscomités en niet tussen de bazen of hun vertegenwoordigers in de regering. Voor de voorziening van gratis, kwalitatief goede publieke huisvesting voor alle overlevenden, met volledige financiële steun.
Socialisten die de Japanse arbeidersklasse de weg voorwaarts willen wijzen, moeten in contact treden met de lagen van de bevolking die nu een alternatief zoeken, of die zich aangetrokken voelen tot bewegingen die slechts één doel nastreven. We moeten ervoor pleiten dat linkse groepen als Reiwa Shinsengumi en andere “maatschappelijke” organisaties zich richten op de vakbonden en bredere lagen van de werkende klasse, zodat ze niet langer afhankelijk zijn van individuele ‘beroemdheden’, maar een samenhangende en democratische massabeweging kunnen worden. Alle thema’s waarvoor de Japanse arbeidersklasse en jongeren zelfs maar een lichte vorm van strijd zijn begonnen, zoals klimaatverandering, vluchtelingen, migranten en de rechten van LGBTQ+-gemeenschap, moeten worden gekoppeld aan de strijd van de vakbonden over onzeker en onveilig werk, lage lonen en arbeidsomstandigheden. Al deze zaken zijn verbonden met de fundamentele aard van het kapitalistische systeem op wereldschaal: er moet ook actieve solidariteit zijn met de massa’s in Azië, en de bewegingen in de regio.
Wat uiteindelijk nodig is, is een strijd tegen het mondiale kapitalisme, dat maakt dat armoede, uitbuiting, onderdrukking en rampen deel uitmaken van het leven van miljoenen mensen over de hele wereld. We moeten strijden voor een socialistische maatschappij – een wereld waarin de productie wordt gepland en gecontroleerd door mensen uit de arbeidersklasse, op basis van hun behoeften en niet op basis van de winsten van het grootkapitaal. Een wereld waarin alle onderdrukking en discriminatie tot het verleden behoren.
-
Texas. Inhaligheid van superrijken laat gewone werkenden in de kou staan

‘Houston, we have a climate problem’
Het kapitalisme laat gewone werkenden sterven in de Texaanse koude. De crisis toonde het totaal onvermogen van de vrije markt om in het overleven van mensen te voorzien.
Door Ryan Booker, Socialist Alternative (ISA in de VS)
Vorige week, toen een historische winterstorm een groot deel van de Verenigde Staten trof en de temperaturen ver onder het vriespunt daalden, begonnen er black-outs te ontstaan in het elektriciteitsnet van Texas. Op het hoogtepunt zaten meer dan vier miljoen mensen, vooral werkende gezinnen, zonder warmte en elektriciteit tijdens de koudste temperaturen in decennia. In veel delen van de staat daalde de temperatuur tot bijna -20 graden Celsius.
Het werd snel duidelijk dat de prognoses van de elektriciteitsnetbeheerder van de staat, de Electric Reliability Council of Texas (ERCOT), dat de stroomonderbrekingen ongeveer 40 minuten zouden duren, onnauwkeurig waren. Veel werkende mensen werden geconfronteerd met dagenlange stroomonderbrekingen en watertekorten in huizen die slecht waren uitgerust voor zulke lage temperaturen. Omdat ze elders geen onderdak konden vinden door de ijzige en besneeuwde wegen, waren sommigen gedwongen wanhopige maatregelen te nemen, zoals in auto’s slapen of persoonlijke bezittingen verbranden om warmte op te wekken. Sommigen verzamelden zich in provisorische warmtecentra, omdat de noodzaak om onder de vrieskou uit te komen zwaarder woog dan de bezorgdheid over sociale distantie tijdens de aanhoudende COVID-19 pandemie. In het huis van een lid van Socialist Alternative in Houston daalde de temperatuur binnenshuis tot 3 graden Celsius. In het huis van een ander lid in Nacogdoches daalde de temperatuur zo laag dat haar vader bevriezingsverschijnselen kreeg.
De tol voor de werkende mensen in de hele staat was wreed, met minstens 30 doden in Texas als direct gevolg van de winterstorm en tekorten aan voedsel en schoon water in de hele staat die dagen later nog steeds voortduren. Ondertussen vertrokken reactionaire politici zoals Ted Cruz naar warmere oorden zoals Cancún of gebruikten dure huisgeneratoren om zich te verwarmen.
Hoewel er technische mankementen waren op elk niveau van het Texaanse energiesysteem, van bevroren aardgasbronnen en pijpleidingen tot het feit dat ERCOT bij het voorspellen van de vraag naar elektriciteit geen rekening hield met de invloed van klimaatverandering op het weer, liggen de wortels van de ramp in de structurele tekortkomingen van het kapitalistische systeem, dat bedrijfswinsten belangrijker vindt dan het voorzien in warmte voor werkende mensen.
Het kapitalisme is zowel de drijvende kracht achter de klimaatverandering die ervoor zorgt dat catastrofale weersomstandigheden, zoals de winterstorm in Texas, steeds vaker voorkomen en steeds heviger zijn, als de oorzaak van het feit dat het er niet in slaagt de infrastructuur aan te leggen die nodig is om deze ernstige weersomstandigheden te weerstaan. De vernietiging van de natuurlijke omgeving en de rol die het kapitalisme speelt bij het aanjagen van de klimaatverandering zijn vooral duidelijk in Texas. Texas is de thuisbasis van veel van ‘s werelds grootste fossiele-brandstofbedrijven, zoals ExxonMobil, en van de zogenaamde “Energiehoofdstad van de wereld”, Houston.
Het Permbekken in West-Texas is een van de grootste olie- en gasproducerende regio’s in de Verenigde Staten. De energie-industrie oefent in Texas een enorme politieke en economische invloed uit en zorgt ervoor dat fossiele brandstoffen en andere winningsindustrieën dominant blijven, zelfs als zij wereldwijd ecologische schade aanrichten. De orkanen Harvey en Maria, die Texas en Puerto Rico respectievelijk in 2017 troffen, de catastrofale branden in Australië en aan de westkust van de VS in 2020, en nu de historische winterstorm die Texas in 2021 treft, zijn allemaal voorbeelden van natuurrampen die door het kapitalisme veel erger zijn gemaakt. Naarmate de temperatuur wereldwijd ongecontroleerd stijgt, komen branden vaker voor, stijgen de oceaantemperaturen, waardoor hevigere orkanen ontstaan, en beïnvloedt de opwarming van het Noordpoolgebied wereldwijd extreme weersomstandigheden, waaronder de winterstorm in Texas. Zelfs de oorsprong van de COVID-19 pandemie is geworteld in de meedogenloze aantasting van natuurlijke habitats door het kapitalisme.
Kapitalisme kan niet plannen, niet voorbereiden
De onstuitbare drang naar accumulatie van het kapitalisme veroorzaakt extreme weersomstandigheden, maar ondermijnt ook cruciale infrastructuur, waardoor deze vatbaarder wordt voor het soort kritieke storingen die zich in Texas voordeden. Terwijl de temperaturen daalden en de vraag naar elektriciteit toenam, begonnen elektriciteitsgeneratoren die het Texaanse elektriciteitsnet van stroom voorzagen het te laten afweten als gevolg van winterse omstandigheden. Dit tekort aan opwekking, met pieken van ongeveer de helft van de opwekkingscapaciteit van Texas, leidde tot de dagenlange stroomonderbrekingen. Later gaf de energiemaatschappij toe slechts enkele minuten verwijderd te zijn van een ongecontroleerde blackout die het net mogelijk maandenlang zou hebben verwoest.
Hoewel de Republikeinen van Texas haastig de schuld afschoven op hernieuwbare energiebronnen, en het klopt dat sommige windturbines zijn dichtgevroren, was het overgrote deel van de verloren capaciteit te wijten aan het falen van kolen-, kern- en aardgascentrales, die in de winter het leeuwendeel van de Texaanse elektriciteit leveren. Deze storingen waren het gevolg van de gedereguleerde, gedecentraliseerde en geprivatiseerde energie-infrastructuur in Texas. Het Texaanse elektriciteitsnet is grotendeels afgesneden van de netten in de omliggende staten om federale regelgeving te omzeilen.
In 2011 veroorzaakte een winterstorm roterende black-outs in Texas. In een federaal rapport dat naar aanleiding van dat debacle werd opgesteld, werden tal van aanbevelingen gedaan om de energie-infrastructuur van Texas te verbeteren en aan te passen aan de weersomstandigheden, maar in het gedereguleerde systeem van Texas werd het aan de particuliere energiebedrijven overgelaten om vrijwillig de cruciale veranderingen door te voeren. Velen deden dat niet, omdat ze niet bereid waren hun winst te gebruiken om te investeren in reservecapaciteit of veerkrachtigere apparatuur. Toen de opwekking in Texas uitviel, konden de netbeheerders geen elektriciteit importeren uit de omliggende staten omdat het Texaanse net zo geïsoleerd was.
Kapitalisme veroorzaakt ongelijkheid en crisis
In het kapitalisme is het doel van energie- en nutsbedrijven niet om energie en nutsvoorzieningen te leveren, maar om winst te maken. Veel van de aanbevelingen die in 2011 werden gedaan, werden ook al in 1989 gedaan, na een andere winterstorm, en werden evenmin uitgevoerd omdat energiebedrijven winst belangrijker vonden dan het leveren van betrouwbare energie. Ed Hirs, een Energy Fellow aan de Universiteit van Houston, vertelde aan de Houston Chronicle dat het Texaanse elektriciteitsnet “voortkabbelde op onderinvestering en verwaarlozing totdat het uiteindelijk brak onder voorspelbare omstandigheden.”
Om de systemische oorzaken aan te pakken die ertoe geleid hebben dat miljoenen werkende mensen zonder warmte en water kwamen te zitten op het moment dat ze dat het meest nodig hadden, zijn oplossingen nodig die buiten het kapitalistische winstmotief liggen. Energiebedrijven met winstoogmerk hebben geen stimulans om te zorgen voor betrouwbare infrastructuur tijdens perioden van abnormale vraag naar energie, zoals het vriesweer in Texas, zelfs nu dergelijke gebeurtenissen steeds vaker voorkomen.
De infrastructuur in de Verenigde Staten is al aan het verslechteren door een gebrek aan investeringen. Het overgrote deel van de infrastructuur in de VS is decennia geleden gebouwd in de verwachting dat de weerspatronen stabieler zouden worden. Naarmate de gevolgen van de onverminderd voortdurende klimaatverandering toenemen, zullen infrastructuurstoringen zoals de stroompannes in Texas in het hele land waarschijnlijk nog vaker voorkomen. De regering-Biden heeft aangegeven dat een economisch pakket met aanzienlijke investeringen in infrastructuur een prioriteit zal zijn na het wetsontwerp inzake de bestrijding van het coronavirus. De recente ramp in Texas toont aan dat er moedige stappen moeten worden gezet op het gebied van infrastructuur. Het infrastructuurplan van Biden bevat echter geen nieuwe inkomsten en zal waarschijnlijk op hevige weerstand stuiten van Republikeinen en sommige Democraten. Duurzame, milieuvriendelijke nieuwe infrastructuur is een dringende prioriteit, en moet worden gefinancierd door nieuwe belastingen op grote bedrijven en miljardairs, die de klimaatcrisis veroorzaken.
De beelden van wolkenkrabbers in Texaanse steden die ‘s nachts oplichtten terwijl de arbeiders het zonder verwarming, licht of water moesten stellen in de vrieskou, dienden als een krachtig symbool voor de diepe ongelijkheid in de samenleving. Maar het feit dat door de stroomuitval bedrijven werden gesloten en miljoenen werknemers werkloos werden, was zelfs voor veel bedrijven een debacle. Bedrijven hebben een betrouwbare infrastructuur nodig om hun economische productie voort te zetten, net zoals werkende mensen die nodig hebben voor warmte, water en andere levensbehoeften. Het feit dat het kapitalisme, na decennia van neoliberale deregulering en privatisering, niet in staat is die betrouwbare infrastructuur te bieden, is een manifestatie van de mate waarin het is opgehouden de productiekrachten van de samenleving te ontwikkelen en in plaats daarvan een rem op hen is geworden.
Een socialistisch antwoord op de crisis
Om aan de behoeften van de werkende mensen te voldoen, moeten we de energiebedrijven democratisch publiek eigendom maken en ze besturen volgens rationele planning ten bate van de samenleving. ERCOT moet democratisch publiek eigendom worden en geïntegreerd worden met energiebedrijven en nutsbedrijven in publiek bezit. Dit zou de werkenden en de gemeenschap in staat stellen cruciale beslissingen te nemen, zoals de vraag of apparatuur winterklaar moet worden gemaakt en hoe de stroom moet worden gedistribueerd, in plaats van dit over te laten aan de grillen van onberekenbare bedrijven in een marktsysteem.
Deze veranderingen moeten deel uitmaken van een Green New Deal om de crisis van de klimaatverandering snel aan te pakken; de markt heeft herhaaldelijk laten zien niet in staat te zijn de noodzakelijke veranderingen door te voeren. Er is gecentraliseerde planning nodig, democratische controle door de werkenden en de gemeenschap, en een Green New Deal jobprogramma om snel over te schakelen op betrouwbare alternatieve energie en een modern elektriciteitsnet, de infrastructuur te moderniseren en te beschermen tegen extreme hitte en kou, nieuwe, energie-efficiënte betaalbare woningen te bouwen, en het openbaar vervoer uit te breiden. Om deze vitale programma’s te bekostigen, moeten we belasting heffen op de bedrijven en miljardairs die de problemen in de eerste plaats hebben veroorzaakt.
Zowel de Republikeinse als de Democratische partij zijn schatplichtig aan de belangen van de grote bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de klimaatverandering en onze falende infrastructuur. Vergelijkbare deregulering van de energie-industrie in Texas heeft plaatsgevonden onder Democratische regeringen in Californië, en heeft direct bijgedragen aan verwoestende branden in die staat door de nalatigheid van private nutsbedrijven zoals Pacific Gas and Electric.
Om een Green New Deal af te dwingen en infrastructuur te bouwen die werkt voor werkende mensen, moeten we voortbouwen op de jongerenklimaatbeweging die de afgelopen jaren miljoenen mensen over de hele wereld bij de milieustrijd heeft betrokken. Vakbonden hebben een sleutelrol te spelen in het stimuleren hiervan en zouden zich onmiddellijk moeten aansluiten bij de oproep voor een groen jobprogramma, inclusief een oproep voor de omscholing van werknemers in vervuilende industrieën naar gegarandeerde banen in hernieuwbare energie.
We kunnen jonge klimaatactivisten en werkenden in de energiesector verenigen als we ingaan tegen de belangen van big business en opkomen voor een nieuwe partij die vecht voor de werkende mensen. Een onafhankelijke partij van de arbeidersklasse zou concrete overwinningen kunnen behalen, zoals de Amazon Tax die gebruikt kan worden om Green New Deal projecten te financieren. Een Amazon Tax op de grote bedrijven werd in Seattle afgedwongen door onder meer socialistisch raadslid Kshama Sawant en Socialist Alternative. Uiteindelijk moeten we het rotte kapitalistische systeem helemaal afbreken en een samenleving opbouwen die op een democratische en duurzame basis wordt bestuurd, een socialistische samenleving.
Wij zeggen:
- Ted Cruz en de door big business gesteunde politici die verantwoordelijk zijn voor deze crisis, zoals gouverneur Greg Abbott, moeten aftreden!
- Arresteer en klaag de miljardair energiebaronnen aan!
- Gemeenschapscontrole over ERCOT! Dien de menselijke behoeften, niet de hebzucht van de miljardairs!
- #TaxTheRich voor de wederopbouw van door water beschadigde huizen en nieuwe, energie-efficiënte betaalbare woningen! Annulering van alle energierekeningen!
- Neem de energiebedrijven in democratisch publiek bezit!
- Een #GreenNewDeal om snel over te schakelen op 100% hernieuwbare energie, miljoenen groene banen te creëren, en duurzame, milieuvriendelijke openbare infrastructuur te bouwen, betaald uit belastingen op grote bedrijven en miljardairs!
- Een einde aan het kapitalistische systeem – voor een socialistische samenleving gerund op een democratische en duurzame basis!
-
Nog maar pas verkozen, verraadt Joe Biden de milieuactivisten die hem steunden…

Tijdens zijn campagne beloofde de Democraat Joe Biden de onmiddellijke terugkeer van de Verenigde Staten naar het Akkoord van Parijs, samen met een klimaatplan. Na de jaren onder Trump, een groot voorstander van fossiele brandstoffen en verantwoordelijk voor besparingen op het Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA), kan men begrijpen dat velen een zucht van verlichting slaken.
“De historische overwinning van Joe Biden is de eerste stap om een klimaatcatastrofe te voorkomen”, verklaarde Greenpeace-topvrouw Jennifer Morgan op Twitter. Ze hoopt dat hij een “kampioen” van het milieu zal zijn. Tijdens zijn campagne heeft Biden een plan van 1,7 biljoen dollar toegezegd om te vechten voor koolstofneutraliteit tegen 2035. Hij verklaarde dat het milieu één van zijn topprioriteiten is.
Zeg me wie je vrienden zijn en ik vertel je wie je bent
Men moet uiteraard voorzichtig zijn met verkiezingsbeloften in een jaar waarin honderdduizenden mensen geëvacueerd werden en tienduizenden hun huizen verloren door branden en overstromingen. Het thema van de klimaatverandering zette zichzelf met de nodige kracht in het verkiezingsdebat.
Reeds tijdens de verkiezingscampagne benadrukten activisten dat het onmogelijkheid is om koolstofneutraliteit te bereiken zonder fracking aan te pakken. Dat is een methode om olie en gas uit de ondergrond te halen door vloeistoffen onder hoge druk te injecteren. Biden weigert om een einde te maken aan deze zeer controversiële technologie die goed is voor maar liefst 35% van de Amerikaanse energieproductie.
In een televisiedebat met Donald Trump zei Biden dat hij voorstander was van een “overgang” van de olie-industrie naar hernieuwbare energie, waarna hij zichzelf meteen corrigeerde en zei dat hij ervoor zou zorgen dat er geen overheidsmiddelen meer naar de olie-industrie vloeien. “We gaan ons niet ontdoen van fossiele brandstoffen. We gaan ons ontdoen van de subsidies voor fossiele brandstoffen,” preciseerde hij. Het tegenovergestelde zeggen, zou betekenen dat Biden moet ingaan tegen mensen als Andrew Goldman, medeoprichter van de aardgasproducent Western LNG, die verschillende fondsenwervingsevenementen voor de Democratische kandidaat organiseerde.
Ook zorgwekkend is dat een van de eerste aanstellingen in zijn administratie het parlementslid Cédric Richmond is, die als verbindingspersoon tussen het Witte Huis en de klimaatbeweging zal fungeren. In zijn 10 jaar in het parlement heeft Richmond ongeveer 341.000 dollar ontvangen van donoren in de olie- en gasindustrie. Het is ook bekend dat Richmond meerdere malen tegen zijn eigen partij inging bij stemmingen over klimaat en milieu. Hij stemde met de Republikeinen om de export van fossiele brandstoffen te verhogen en de ontwikkeling van pijpleidingen te bevorderen, verzette zich tegen de Democratische wetgeving om de vervuiling door fracking (een beetje) te beperken …
De benoeming voelt aan als verraad voor activisten als Varshini Prakash, directeur van de milieubeweging Sunrise Movement een deel van de politieke werkgroep van Biden tijdens de kiescampagne. Hij zei dat de benoeming “een belediging is voor de jongeren die de overwinning van de president mogelijk maakten.”
Ecologie, slecht voor de werkgelegenheid?
De Verenigde Staten zijn de grootste producent van olie en gas ter wereld. In deze sector werken 10 miljoen mensen. Trump aarzelde niet om in te spelen op de angst voor jobverlies als gevolg van een groene transitie om zo de stemmen van werkenden aan te trekken. Biden had daar geen antwoord op… Maar voor elke baan die verloren gaat in fossiele brandstoffen, zou een echte groene transitie nochtans minstens 10 banen opleveren.
De klimaatcatastrofe komt niet, die is er al. Als de koolstofuitstoot blijft stijgen zoals nu, zullen over 30 jaar elk jaar een half miljoen Amerikaanse huizen onder water komen te staan. Tegen 2070 zullen 28 miljoen mensen worden getroffen door megabranden ter grootte van Manhattan.
De brandweer, hulpdiensten en de natuurbeschermingsdiensten hebben dringend behoefte aan een massale injectie van personeel en middelen. Om een antwoord te bieden op de huisvestingscrisis in de Verenigde Staten en om ervoor te zorgen dat de infrastructuur bestand is tegen de extreme weersomstandigheden die helaas de norm worden, is een grootschalig openbaar bouw- en renovatieprogramma nodig. Op deze manier zouden miljoenen groene, maatschappelijk nodige en goed betaalde banen kunnen worden gecreëerd. De omscholing van werknemers in vervuilende bedrijven is geen probleem.
Maar je kunt niet controleren wat je niet bezit. Een echt klimaatplan zal gebaseerd moeten zijn op de onteigening van multinationale oliemaatschappijen om te voorkomen dat ze schade aanrichten en om hun middelen te gebruiken voor het herstel van de schade die ze hebben aangericht. De enige uitweg die ons in staat stelt om uit de hel op aarde te ontsnappen is socialistische ecologische planning.
-
Recensie. De terugkeer van de natuur
Recensie van “The return of nature” geschreven door John Bellamy Foster, uitgegeven door Monthly Review Press (2020)
John Bellamy Foster’s baanbrekende boek uit 2000 over de ecologie van Marx toonde aan dat het marxisme zich vanaf het begin bezighield met ecologische vraagstukken. Het langverwachte vervolg, “The return of nature: socialism and ecology”, ontwikkelt deze ideeën vanaf de dood van Marx en Darwin tot de jaren ’60, waarbij een continue rode draad van het dialectische denken over het milieu naar voren wordt gebracht. Het is een nauwgezette studie van de gezamenlijke evolutie van socialisme en ecologie, waarbij een enorme rijkdom aan bronnen wordt aangehaald, zoals de bijdragen van Engels, de linkse Darwinist Ray Lankester, en de romantische marxist William Morris.Recensie door Keishia Taylor (Socialist Party – ISA in Ierland)
Een groot deel van de 19e eeuwse wetenschap vierde de overheersing van de mens over de natuur. Engels legde uit dat de scheiding tussen mens en natuur niet onvermijdelijk of permanent was, maar een direct gevolg van het ontstaan van privé-eigendom, aangezien de plundering van de aarde het fundament van het economische systeem was. Nochtans is de menselijke samenleving een onderdeel van en ontstaan uit de natuur, terwijl zij tegelijkertijd handelt op basis van de natuur; de mensheid creëert en werkt volgens haar eigen wetten, maar is nog steeds onderworpen aan de natuurwetten van de fysica. Er is geen absolute tegenstelling tussen de natuur en de maatschappij; met een dialectisch materialistische benadering is het mogelijk om de veranderende en tegenstrijdige aard van het bestaan in de wereld te verklaren.
In Anti-Duhring schreef Engels: “De natuur is het bewijs van de dialectiek, en voor de moderne wetenschap moet worden gezegd dat zij dit bewijs heeft geleverd met zeer rijke materialen die met de dag toenemen.” De Darwinistische evolutie was een baanbrekend voorbeeld, maar Engels wees er ook op dat de zogenaamde constanten van de natuurkunde vaak de punten zijn waarop een kwantitatieve verandering kwalitatieve verandering wordt, zoals de vries- en kookpunten van water. Een ander voorbeeld is de omzetting van koolwaterstoffen in afzonderlijke verbindingen door de keten van koolstofatomen te verlengen of te verkorten.
Voor Marx en Engels waren de materialistische opvatting van de natuur en de materialistische opvatting van de geschiedenis onlosmakelijk met elkaar verbonden, net zoals de vervreemding van de natuur en de vervreemding van de arbeid. William Morris breidde het begrip vervreemding uit met het argument dat de kapitalistische productie en arbeidsverdeling een diepe ontkoppeling van de arbeidersklasse van hun werk, zichzelf, de natuurlijke wereld en het behoren tot een breder ecologisch geheel veroorzaakten. Als romantisch socialist schreef hij dat kunst het plezier, de vrijheid en de individualiteit van de arbeider is in zijn dagelijks noodzakelijke werk, iets wat door het kapitalisme wordt verpletterd.
Foster documenteert de brutale voorwaarden die aan de arbeidersklasse worden opgelegd, te beginnen met Engels boek: “De toestand van de arbeidersklasse in Engeland” geschreven in 1845. In industriesteden leefden en werkten de arbeiders in vuiligheid en ellende, met een gebrek aan sanitaire voorzieningen of gezondheidszorg, lucht- en watervervuiling, slechte voeding en voedselvergiftigingen, met een constant risico op werkongevallen en uiteindelijk vroegtijdige dood. Engels omschreef vroegtijdig overlijden van arbeiders als gevolg van hun omgeving en omstandigheden als ‘sociale moord’ door toedoen van de kapitalisten.
Morris schreef over de inherente verspilling van het kapitalisme, onder meer over de doelloze goederen die worden geproduceerd voor de rijken, de sociaal onnodige arbeid die wordt verricht, de ellende en verspilde levens van de arbeiders, de zinloze bureaucratie en de vernietiging van het milieu. Hij was een van de velen die kritiek hadden op de roofzuchtige vernietiging van de bossen, de uitputting van de voedingsstoffen in de bodem, de plundering van de zeeën en de vervuiling van de lucht en de rivieren met rook en rioolwater, veroorzaakt door het industriële kapitalisme. Sommigen waarschuwden voor de omvang van de menselijke inmenging in de complexe ecologische systemen, die het metabolisme van de natuur uit balans bracht met onbekende gevolgen. Deze socialisten verwierpen de Malthusiaanse benadering die de verantwoordelijkheid toeschrijft aan overbevolking. Ze leggen de schuld terecht bij het kapitalistische streven naar expansie en winst, in plaats van de mensheid als geheel.
Aan het eind van de 19e eeuw benadrukte Lankester dat de mensheid op het randje van een ecologische afgrond liep, maar we zijn ondertussen al ver op weg naar een totale ramp. In een maatschappij die gedomineerd wordt door winstbejag op korte termijn, kapitalistische expansie en met de macht die geconcentreerd is bij een steeds kleinere groep kapitalisten, kunnen wetenschap, technologie en productie gevaarlijke resultaten opleveren. Het kapitalisme is niet in staat een evenwicht te vinden tussen de behoeften van de winst en de werkelijke behoeften van de samenleving als geheel. Dat is gewoon niet mogelijk.
De opwarming van de atmosfeer, de vernietiging van de bossen in de wereld door agro-industrie en branden, het enorme verlies van habitats en biodiversiteit, extreme weersomstandigheden en de vervuiling van de watersystemen met microplastics; deze realiteiten worden al decennialang genegeerd of ontkend door kapitalistische instellingen. Vandaag is het wereldkapitalisme kwetsbaar en wordt het geconfronteerd met allerlei crises – pandemie, economische depressie, massale werkloosheid en armoede, interimperialistische concurrentie, klimaatcatastrofe en, onze enige hoop, het potentieel van massale actie door de arbeidersklasse.
“The return of nature” vertelt over een eeuw van dialectische ecologische wetenschap, die een instrument is om ons begrip van de diepe stroming van het ecologische denken in de opkomst van socialistische ideeën te ontwikkelen. Helaas schiet het boek tekort om een soort gids voor actie te zijn. Toch schetst Foster in de laatste zinnen onze dringende taak: “Wat we vandaag moeten onttronen, is de afgod van het kapitaal zelf, de geconcentreerde macht van de op klassen gebaseerde inhaligheid, die nu de ecologie van de aarde in gevaar brengt.”
-
1% rijksten goed voor dubbel zoveel CO2-uitstoot als armste 50%. Klimaat is sociale kwestie

Tussen 1990 en 2015 waren de 1% rijksten ter wereld goed voor een uitstoot die dubbel zo hoog was als de armste helft van de wereldbevolking. Dat opmerkelijk gegeven komt uit een studie van Oxfam en het Stockholm Environment Institute. Het rapport merkt nog op dat de kloof groter wordt. In deze periode van 25 jaar was er een toename van de uitstoot met 60%, maar die toename was onder de rijkste 1% drie keer zo groot als bij de armste helft.
Dat het klimaat er ernstig aan toe is, kan vandaag moeilijk nog ontkend worden. Extreem weer, droogte, bosbranden en andere uitdrukkingen van de klimaatverandering zijn zo sterk dat er niet naast kan gekeken worden. Delen van de wereld dreigen onbewoonbaar te worden. Onder de slachtoffers van extreem weer vinden we vooral gewone werkenden en armen. De 1% rijksten kan het zich permitteren om veilige onderkomens te zoeken en te betalen. Denk bijvoorbeeld aan die superrijken die veilige huizen in Nieuw-Zeeland aankopen omdat ze ervan uitgaan dat de impact van klimaatverandering daar het meest beperkt zal zijn.
Al te vaak wordt ervan uitgegaan dat klimaatmaatregelen doorgaans asociaal zijn. De ervaring met de groene beleidsmaatregelen die ingevoerd werden door regeringen met groene partijen versterkt dat natuurlijk. Veel groene partijen zijn ontstaan vanuit een terechte bekommernis om het milieu, maar vaak zonder de conclusie te trekken dat dit verbonden is met het kapitalistische productiesysteem. Het offensief van de neoliberale ideologie in de jaren 1990 maakte dat er van systeemkritiek amper nog sprake was bij de groene partijen. Het resultaat waren voorstellen die onvoldoende waren om de klimaatproblematiek echt aan te pakken en die bovendien vooral de gewone werkenden troffen. Allerhande ecotaksen of zelfs lage emissiezones treffen niet de grote bedrijven en hun rijke aandeelhouders die de 1% rijksten ter wereld vormen, maar gewone werkmensen.
De studie van Oxfam bevestigt dat klimaat een sociale kwestie is. Het kapitalisme leidt tot steeds meer ongelijkheid, ook op klimaatvlak. Dit systeem is niet in staat om de opwarming te stoppen. Zelfs een drastische verandering van individueel consumptiegedrag – zoals tijdens de Covid-19 pandemie – volstaat niet om de globale opwarming onder de 1,5 graden te houden. Zonder het productiesysteem zelf, het kapitalisme dus, te bestrijden, zal er geen antwoord geboden worden op de klimaatveranderingen en wordt het zelfs onmogelijk om de gevolgen van de reeds gebeurde veranderingen op te vangen of te beperken.
In recente protestbewegingen wordt steeds meer opgeworpen dat het systeem problematisch is. In de klimaatprotesten klonk het ‘System change, not climate change’. In het Black Lives Matter protest: ‘The whole system is guilty’. Dat is een bijzonder belangrijke stap vooruit in het erkennen van het centrale probleem. Als socialisten gaan wij een stap verder: we verwerpen het huidige systeem en organiseren ons bijgevolg om een einde te maken aan het kapitalisme dat niet vanzelf zal verdwijnen (dat zullen die superrijken niet zomaar aanvaarden). We pleiten bovendien voor een socialistisch alternatief: een samenleving waarin de behoeften en noden van de meerderheid van de bevolking centraal zijn en waarin de economie op basis van democratische planning wordt georganiseerd. Doe mee!
-

De dringende noodzaak van systeemverandering – de verwoestende vooruitzichten van toenemende langdurige droogtes

Foto: Pixabay Het kapitalisme verstoort de bestaande watercyclus door de opwarming van de aarde, terwijl het deze essentiële grondstof verspilt en vervuilt voor winst op korte termijn. Het is een systeem dat elke dag aantoont dat het volstrekt niet in staat is om de uitdagingen waar de mensheid voor staat aan te gaan.
Dossier door Christian (Leuven)
Het jaar 2020 zal het heetste of het op één na heetste jaar zijn dat we ooit hebben meegemaakt. De vijf warmste jaren die ooit zijn geregistreerd, kwamen allemaal na 2010. Tot nu toe is de totale wereldwijde neerslag weinig veranderd door de opwarming van de aarde. Desondanks zijn de droogteperioden, inclusief langdurige droogteperioden, op de meeste plaatsen op de planeet toegenomen. Droogtes vertegenwoordigen een schaarste aan zoet water op een bepaalde manier of in een bepaalde vorm, een bron die ongetwijfeld een van de meest essentiële ingrediënten voor het leven op de planeet is.
Als gevolg van de economische crisis die door covid-19 wordt versneld en verdiept, zal het aantal mensen dat acute honger lijdt in de neokoloniale wereld naar verwachting tegen het einde van het jaar bijna verdubbelen. Gezien het feit dat water voor veel economische sectoren essentieel is, is het niet verwonderlijk dat droogte het duurste natuurgevaar is. Droogtes hebben ook verstrekkende maatschappelijke gevolgen en zijn een potentiële bron van conflicten.
Zoals recente studies aantonen, is het van vitaal belang dat de temperatuur niet meer dan 1,5°C boven het pre-industriële niveau stijgt, laat staan meer dan 2°C. Op het hoogtepunt van de lockdowns begin april 2020 was het CO2-niveau met 17% gedaald ten opzichte van 2019. Als sommige beperkingen tot het einde van het jaar van kracht blijven, zou de wereldwijde uitstoot met 7% kunnen dalen ten opzichte van een jaar geleden. Om de doelstelling van de Verenigde Naties om de wereldwijde temperatuurstijging binnen de limiet van 1,5°C te houden, moet de wereldwijde uitstoot elk jaar van dit decennium met 7,6% dalen. Gezien de verwoestende impact die lockdowns (samen met diepere systemische problemen) hebben gehad op de economie, lijkt het implementeren van emissiereducties die zelfs in de buurt komen van wat nodig is, volledig utopisch binnen het huidige systeem. Zulke ambitieuze doelstellingen hebben alleen kans om te worden bereikt door het mobiliseren van de productieve middelen van de mensheid onder een systeem van democratische controle. Met andere woorden, socialistische planning is de enige manier om de gevolgen van de opwarming van de aarde op een zinvolle manier te beperken.
Wat zijn droogtes?
Droogtes vallen in drie algemene categorieën:
- Meteorologische droogtes zijn het gevolg van een lange periode van ondergemiddelde regenval.
- Droogtes in de landbouw doen zich voor wanneer de bodemvochtigheid zodanig daalt dat de gewasopbrengst negatief wordt beïnvloed. Dit houdt over het algemeen verband met verminderde neerslag, maar kan ook het gevolg zijn van grondgebruikspraktijken.
- Hydrologische droogtes doen zich voor wanneer de beschikbare waterreserves in bronnen zoals meren en reservoirs onder een lokaal significante drempel komen. Dalende grondwaterstanden worden ook wel hydrogeologische droogte genoemd. De waterbalans of het verschil tussen neerslag en evapotranspiratie is belangrijk voor de laatste twee soorten droogte. Ter illustratie: door de verdampingsneerslag die in de zomer valt, draagt het minder bij aan de bodemvochtigheid en het aanvullen van de watervoerende lagen dan de neerslag die in de winter valt. Dit is ook een manier waarop de opwarming van de aarde, door de stijgende temperaturen, de droogte verergert.
Enkele globale patronen
De opwarming van de aarde maakt de wereld niet noodzakelijkerwijs droger. Over het algemeen worden natte gebieden natter en droge gebieden droger. Stijgende temperaturen verhogen de capaciteit van de atmosfeer om water vast te houden. De luchtvochtigheid is met 4% toegenomen. Deze stijging van de luchtvochtigheid is de drijvende kracht achter de trend naar zwaardere maar minder frequente regenval. Bovendien draagt een grote hoeveelheid water die in korte tijd de bodem bereikt, relatief weinig bij aan het aanvullen van het grondwater of zelfs van de bodemlagen net onder het oppervlak. Dit heeft een grote invloed op het plantenleven. Het vermogen van verschillende bodemtypes om vocht op te slaan kan een bepalende factor zijn als het gaat om agrarische en hydrologische droogtes. Bovendien kunnen stortregens op zichzelf al zeer destructief zijn en bijdragen aan overstromingen en erosie.
Extreem weer, langdurige hittegolven en overstromingen worden ook in verband gebracht met het vertragen en zelfs afremmen van de straalstroom, de primaire drijfveer van de weerpatronen op het noordelijk halfrond. Als de hogedruk- of lagedruksystemen voor langere tijd vastzitten, is het resultaat ofwel een gebrek aan neerslag ofwel een overdaad aan neerslag. De straalstroom wordt aangedreven door het contrast tussen frigide arctische lucht in het noorden en tropische luchtmassa’s in het zuiden. Sinds 2000 is het noordpoolgebied twee keer zo snel opgewarmd als het wereldgemiddelde en ook de landmassa’s zijn sneller opgewarmd dan de oceanen. Het temperatuurcontrast dat de straalstroom aandrijft, is dus verminderd. Als gevolg daarvan heeft de straalstroom de neiging om steeds langzamer te gaan en te kronkelen. Dit laatste heeft geleid tot een aantal koude en warme periodes in het seizoen. De omstandigheden die gunstig zijn voor het stilvallen van de straalstroom zijn sinds het begin van het industriële tijdperk met 70% toegenomen, met de meest significante toename in de laatste vier decennia.
In de tropen is het de seizoensgebonden verschuivende Intertropische Convergentiezone (ITCZ), de regengordel waar de passaatwinden van het noordelijk en zuidelijk halfrond samenkomen, die het neerslagpatroon bepaalt. Voor 1980 koelden stofdeeltjes (aerosolen) het noordelijk halfrond af en duwde zo de ITCZ naar het zuiden. In die tijd dachten sommigen dat er een nieuwe ijstijd aanbrak. In termen van regenval waren er stijgingen in de Verenigde Staten en dalingen in de Sahel en India. Na 1980 begon deze verschuiving om te keren, omdat de uitstoot van aerosolen in Europa en Noord-Amerika daalde als gevolg van de milieuregelgeving. Naarmate het broeikaseffect sterker werd, begon het noordelijk halfrond bovendien sneller op te warmen dan het zuidelijk halfrond, dat meer door de oceanen wordt bedekt. Dit verklaart een aantal van de veranderingen in de droogtepatronen van de afgelopen decennia. Dit heeft het Sahelgebied enige respijt gegeven. In de regio viel vanaf de jaren 1950 tot en met de jaren 1980 ongeveer 40% minder regen, wat bijdroeg aan de wijdverbreide hongersnood. Een derde van deze daling is sinds het midden van de jaren negentig omgebogen. De stijgende temperaturen die voor meer verdamping zorgen en de meer extreme weerspatronen zullen er echter voor zorgen dat dit uitstel slechts tijdelijk is.
Frequentere langere droogteperiodes in Midden-Europa
In een recente studie is op basis van gegevens sinds 1766 geconcludeerd dat de Europese droogte in 2018-2019 zowel qua geografische omvang als qua ernst ongekend was.
Droge perioden van twee of meer opeenvolgende jaren vormen een veel grotere bedreiging voor de vegetatie dan enkelvoudige zomerdroogten, zelfs wanneer deze laatste intenser zijn, zoals in 2003 en 2015. Door eenmalige gebeurtenissen in de zomer kan de gezondheid van de vegetatie het volgende jaar genormaliseerd worden, terwijl droogteperiodes in opeenvolgende jaren een duurzamer effect hebben. De studie voorspelt dat als de uitstoot van broeikasgassen in het ergste geval onverminderd blijft toenemen, de frequentie van dergelijke langdurige droogte in de tweede helft van de eeuw verzevenvoudigd kan worden. Bovendien zou de droogte van het akkerland in Midden-Europa bijna verdubbelen. Zo’n 40 miljoen hectare of 60% van alle akkerland in de regio zou worden getroffen. Bij een gematigder toename van de uitstoot in overeenstemming met een temperatuurstijging tussen 2 en 3°C tegen 2100 zou de langdurige droogte nog steeds 3,5 keer zo vaak voorkomen. De enige manier om de frequentie van langdurige droogteperioden vrijwel gelijk te houden, is om een wereldwijde temperatuurstijging van meer dan 1,5°C te voorkomen.
Hoe zit het met 2020?
In het voorjaar van 2020 werden er van in Roemenië tot aan het Verenigd Koninkrijk bijzonder droge omstandigheden vastgesteld. Vele eeuwenoude records werden gebroken. In België bijvoorbeeld viel in april en mei de minste regen sinds 1893. Dit kwam bovenop een ernstige twee jaar durende droogte die de helft van Midden-Europa van 2018 tot 2019 heeft getroffen. Op dit moment lijkt het waarschijnlijk dat 2020 een voortzetting zal kennen, misschien in een meer gematigde vorm, van deze droogte.
In de Tsjechische Republiek begon de langdurige droogte al in 2015, waardoor het land in Midden-Europa het zwaarst door het fenomeen werd getroffen. Het probleem gaat zelfs nog verder terug: in de regio Moravië is de regenval in de zomer sinds het begin van de jaren 1990 met vijftig procent afgenomen. Medio april 2020 had driekwart van het Tsjechische grondgebied te kampen met extreme droogte. Destijds werd voorspeld dat het land de ergste droogte in 500 jaar zou meemaken. Sindsdien heeft een natte start van de zomer dit scenario enigszins verbeterd.
Hoewel de situatie in de Tsjechische Republiek misschien wat minder erg werd dan gevreesd, is het interessant om te kijken naar een economische impactstudie die in 2019 is uitgevoerd. In deze studie werd getracht de impact te voorspellen die een langdurige droogte op de Tsjechische economie zou hebben. Een optimistisch scenario, een daling van 25% van het beschikbare water, voorspelde een verlies van 1,6% van het BBP en een sterke daling van de productie in sectoren als papier en textiel. Een pessimistischer scenario, een daling van het beschikbare water met 50%, zou verstrekkende sociale en gezondheidsgevolgen hebben en zich vertalen in een verlies van 2,8 tot 4,8% van het BBP. Aangezien het kapitalisme de afgelopen decennia slechts een trage groei heeft weten te bewerkstelligen in de “ontwikkelde” economieën, zouden langdurige droogteperiodes dergelijke economieën duidelijk in een recessie kunnen duwen. Een andere mogelijkheid is dat zij economische recessies of depressies kunnen verergeren.
Smeltende gletsjers
Het grootste deel van het ijs in de wereld zit vast in de ijskappen van Antarctica en Groenland, terwijl de berggletsjers en ijskappen op lagere breedtegraden slechts 4% van het ijs in de wereld uitmaken. De berggletsjers in de wereld hebben echter onevenredig veel bijgedragen aan de stijging van het zeewater. Het verlies van deze zoetwatervoorraden, die door smeltwaterafvoer droogte kunnen helpen voorkomen of verminderen, vormt een ernstig probleem voor de ecosystemen en de menselijke beschaving.
De Andes hebben van alle bergketens verhoudingsgewijs het grootste verlies aan ijs geleden. Terwijl de Patagonische ijsvelden, die zich op geringe hoogte bevinden, het grootste deel van dit verlies voor hun rekening nemen, is het risico voor de menselijke gemeenschappen het grootst verder naar het noorden waar grote stedelijke centra zoals La Paz in Bolivia, Santiago in Chili, Mendoza in Argentinië en Huaraz in Peru afhankelijk zijn van smeltwater voor hun watervoorziening in de zomer. Uit een onderzoek bleek dat 4 miljoen mensen in de tropische Andes voor hun basisbehoeften afhankelijk waren van smeltwater. In La Paz, een stad met 2,3 miljoen inwoners, was deze watervoorziening goed voor meer dan een kwart van het waterverbruik in het droge seizoen. De afhankelijkheid van gletsjerwater wordt tijdelijk nog groter omdat er meer ijs smelt. Maar uiteindelijk zal het smeltwater drastisch afnemen of zelfs helemaal wegvallen. Aangezien wordt voorspeld dat de klimaatverandering in de tropische Andes een toename van de neerslag in het natte seizoen zal veroorzaken en een afname in het droge seizoen, zal dit dan een enorme uitdaging vormen.
Landen van Kazachstan tot India zijn sterk afhankelijk van de 95.000 gletsjers die zich uitstrekken over de bergketens van het Alai gebergte in Kirgizië tot aan de Himalaya. Soms aangeduid als de “derde pool” is hun smeltwater verantwoordelijk voor tot 100% van de waterstroom van enkele van de belangrijkste rivieren in Azië, waaronder de Amu Darya, Brahmaputra, Ganges, Indus, Mekong, Yangtze en de Gele Rivier. Het water dat zij leveren komt overeen met de waterbehoefte van 221 miljoen mensen (+/- 59 miljoen) of het grootste deel van de jaarlijkse lokale en industriële behoeften van Pakistan, Afghanistan, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oezbekistan en Kirgizië samen.
Uit een studie is gebleken dat zelfs als de in 2015 in Parijs vastgestelde klimaatdoelstellingen worden gehaald, een derde van het ijs in de Himalaya en de Hindoekoesj tegen 2100 zal verdwijnen. Uit een ander rapport is echter gebleken dat de Himalaya tegen het einde van de eeuw tweederde van het ijs kan verliezen als er geen substantiële vermindering van de uitstoot van fossiele brandstoffen plaatsvindt.
In feite hebben de Himalaya de afgelopen 40 jaar al een kwart van het ijs verloren. Bovendien neemt het smelten snel toe. De gemiddelde temperaturen tussen 2000 en 2016 waren één graad warmer dan in de periode 1975-2000. Deze temperatuurstijging ging gepaard met een verdubbeling van het jaarlijkse ijsverlies door het smelten. In de aangrenzende gebieden van Pamir, Hindu Kush of Tian Shan lijkt een soortgelijk smeltproces plaats te vinden. Met een afvloeiing van smeltwater van de Himalaya die 1,6 keer zo groot is als wanneer de gletsjers stabiel waren, zijn zowel de seizoensgebonden overstromingen als de catastrofale overstromingen (met name als gevolg van nieuw gevormde gletsjermeren) toegenomen. Binnen enkele decennia zou de toegenomen afvoer echter kunnen worden omgekeerd en zouden de grote rivieren droog kunnen komen te staan. Met ongeveer 800 miljoen mensen die afhankelijk zijn van het smeltwater van de Himalaya voor irrigatie, waterkracht en drinkwater zouden de gevolgen catastrofaal zijn. Temeer daar dit gepaard zou gaan met meer extreme en dodelijke hittegolven. Als de emissies niet onder controle geraken, zou de gemiddelde jaarlijkse temperatuur in India met vier graden kunnen stijgen van 24°C tot 28°C, wat het aantal dagen van extreme hitte (meer dan 35°C) van ongeveer vijf per jaar in 2010 zou doen toenemen tot 42 per jaar in 2100. De overmatige mortaliteit als gevolg van hitte kan oplopen tot 1,5 miljoen per jaar.
In Europa bestaat de vrees dat de scheepvaart op de binnenwateren steeds meer te lijden zal hebben onder de opwarming van de aarde. Door de afname van de gletsjers in de Alpen is het smeltwater in de zomer afgenomen en zijn rivieren als de Rijn en de Donau afhankelijker geworden van de regenval. In 2018 kwam het verkeer op rivieren als de Rijn en de Elbe tot stilstand, waardoor fabrieken hun deuren moesten sluiten vanwege verstoringen in de toeleveringsketens. In het geval van de bovenste Elbe duurde de stilstand van juni tot eind december. Het spoorwegverkeer heeft deze grote verstoringen in de binnenvaart niet kunnen compenseren. Ongetwijfeld hebben de privatisering en het gebrek aan overheidsinvesteringen hierbij een rol gespeeld. De onzekerheden en verstoringen waar de binnenvaart mee te maken heeft, dreigen de afhankelijkheid van het vrachtverkeer verder te vergroten met de grotere milieuschade die dit met zich meebrengt.
Onduurzaam watergebruik – het milieu en de werkenden opgeofferd
Sinds 1900 is het zoetwater dat voor menselijk gebruik wordt onttrokken (landbouw, industrie, gemeenten) verzesvoudigd, waarbij de stijging vanaf de jaren 1950 sterk is versneld, maar sinds 2000 is vertraagd. Landbouwkundige en hydrologische droogtes kunnen niet los worden gezien van deze menselijke consumptiepatronen.
Onder het kapitalisme wordt over het algemeen de nadruk gelegd op individuele verantwoordelijkheid. De discussie over watergebruik gaat dan ook meestal niet verder dan het moraliseren van de huishoudelijke consumptie.
De huishoudelijke consumptie is echter in veel gevallen afgenomen. In Californië is het stedelijk watergebruik sinds 2013 met 20% gedaald. Het waterverbruik van twee Zuid-Californische huishoudens in de jaren 1970 volstaat nu voor drie huishoudens. In Duitsland is het dagelijks huishoudelijk verbruik per persoon gedaald van 144 liter per dag in 1991 tot 123 liter per dag nu. Toch is het waterverbruik van huishoudens, zelfs in rijke landen, slechts een relatief klein percentage van het waterverbruik. In Europa is de landbouw de grootste verbruiker van water (40%), gevolgd door de energieproductie (28%), de mijnbouw en de industrie (18%) en de huishoudens (12%). Het waterverbruik kan echter sterk verschillen van land tot land. In België bijvoorbeeld gebruikt de industrie tien keer meer water dan de landbouw en vijf keer meer dan de huishoudens. Wereldwijd gaat 70% van het zoetwatergebruik naar de landbouw; gemiddeld is dit 90% voor lage-inkomenslanden, 79% voor middeninkomenslanden en 41% voor hoge-inkomenslanden. Ongetwijfeld moet de landbouw, als grootste verbruiker van zoet water en als sector die van vitaal belang is voor het menselijk bestaan, centraal staan in deze discussie.
Een schets van lokale of nationale waterconsumptiepatronen toont in een geglobaliseerde wereldeconomie een vertekend beeld. Termen als ‘watervoetafdruk’ of ‘virtueel water’ worden gebruikt bij het beschrijven van de hoeveelheid zoet water die ‘belichaamd’ is in een product. Dit omvat het water dat in de hele productieketen wordt gebruikt en het water dat tijdens dit proces wordt vervuild. De export van ‘virtueel water’ via de handel kan een grote impact hebben op de lokale gemeenschappen en omgevingen, aangezien het lokaal beschikbare water uitgeput en vervuild is, en dus niet meer beschikbaar is voor lokaal gebruik. Nettowateruitvoergebieden kunnen bijzonder kwetsbaar worden voor veranderende weerspatronen. Uit een studie van 2012 bleek dat de ‘virtuele water’-export in het voorgaande decennium was verdubbeld, terwijl uit een studie van 2013 bleek dat de ‘virtuele water’-export goed was voor 30% van de directe wateronttrekking.
De agro-business gedijt op de intensieve landbouwproductie voor de export. Veel van de betrokken landbouwzones bevinden zich in semi-aride omgevingen die steeds meer onderhevig zijn aan droogte, zoals Californië, Chili of Spanje. Veel van de praktijken die door de agro-industrie worden toegepast, zijn onhoudbaar, zelfs zonder de dreiging van de opwarming van de aarde. De gevolgen van de droogte voor de landbouwproductiviteit zijn nog steeds niet zo dramatisch als men zou verwachten, omdat de boeren steeds meer gebruik maken van de oppervlakte- en vooral grondwaterreserves. De watervoorraden raken echter uitgeput en worden ook steeds meer verontreinigd door chemicaliën. Er worden nog steeds enorme winsten gemaakt, maar net als bij schulden kan de elastiek slechts tot een bepaald punt worden uitgetrokken. Maar in tegenstelling tot de huidige schuldencrisis, die een menselijke constructie is die samen met het kapitalistische systeem kan worden weggenomen, kan de schade aan het milieu langer duren en zelfs onomkeerbaar zijn. De kapitalistische staat heeft de belangen van het grootkapitaal behartigd; hij heeft nagelaten wetten af te dwingen, heeft helemaal afgezien van regelgeving of heeft het helemaal aan de markt overgelaten door middel van privatisering.
Ondanks de ernstige droogte kon de Chileense agro-industrie een recordfruituitvoer voor 2019 aankondigen. Chili is de grootste fruitexporteur op het zuidelijk halfrond en de zesde grootste ter wereld. Tachtig procent van het waterverbruik gaat naar de landbouw, met de mijnbouw op een verre tweede plaats. De agro-business heeft het vrij goed gedaan te midden van de droogte, omdat het profiteert van een systeem van watertoewijzing dat zeer nadelig is voor de rest van de bevolking.
In 1981 werd onder de dictatuur van Pinochet de “Watercode” in de grondwet opgenomen. Hoewel de code water als een “sociaal en economisch goed” classificeerde, stond het de staat toe om waterrechten toe te kennen aan private actoren, gratis en voor altijd. Als zodanig werd het eigendom over water ook gescheiden van de heerschappij over het land. Dit creëerde een watermarkt omdat de houders van de rechten deze ook konden verkopen. In lijn met het feit dat Chili onder de dictatuur een neoliberaal laboratorium vormde, is Chili uniek in het feit dat bijna 100% van de waterdistributie is geprivatiseerd. De eigendom van de waterrechten is geconcentreerd in de handen van enkele grote spelers uit de agro-industrie, de mijnbouw en de bosbouw. Te midden van de droogte zijn de waterrechten het voorwerp geworden van een toenemende speculatie. Bovendien houdt het systeem geen rekening met de veranderende beschikbaarheid van water. Hierdoor zijn de plattelandsgemeenschappen afhankelijk geworden van de levering van waterwagens, terwijl aangrenzende plantages waterhongerige gewassen zoals avocado’s voor de export produceren. Zonder water zijn kleine boeren berooid achtergebleven. Bijna 47% van de huizen op het platteland in Chili, ongeveer een miljoen mensen, hebben geen toegang tot drinkwater. Wanneer men de stedelijke huishoudens meetelt, zijn 400.000 huishoudens of 1,5 miljoen mensen afhankelijk van vijftig liter water per dag, geleverd door een watervrachtwagen. De langdurige strijd van de gemeenschappen die bekend staan als de “wateroorlog” heeft getracht de privatisering van het water om te buigen, waarbij voorrang wordt gegeven aan de behoeften van de gemeenschappen en de toegang tot water voor iedereen is gegarandeerd. Deze eisen werden overgenomen door de massabeweging die in oktober 2019 uitbrak en de strijd tegen de waterprivatisering versterkte.
In Spanje was de landbouw een van de weinige sectoren die niet getroffen werd door de financiële crisis van 2008-2009. Toch opereert deze bloeiende sector ook op geleende tijd. Spanje is momenteel de grootste exporteur van verse groenten en fruit ter wereld. Het land is goed voor 10% van de wereldhandel in deze producten en bijna de gehele export gaat naar de EU. Zestig procent van de geëxporteerde groenten en fruit is afkomstig uit slechts drie provincies: Almeria, Murcia en Valencia. De eerste twee hebben een droog klimaat, de derde een mediterraan klimaat, en allemaal hebben ze te maken met overmatig geëxploiteerd en verontreinigd grondwater. Nu de droogteperioden langer worden, wordt het grondwater op een niet-duurzame manier geëxploiteerd. Volgens een studie van Greenpeace zouden er in Spanje wel een miljoen illegale putten kunnen zijn. Het illegaal gewonnen water zou het equivalent kunnen zijn van het water dat door 118 miljoen mensen wordt gebruikt. Voor een land van 46 miljoen mensen betekent dit een ‘virtuele water’ export van ongelooflijke proporties. En dan hebben we het nog niet eens over het ‘virtuele water’ dat legaal wordt geëxporteerd. Deze waterdiefstal is met de medeplichtigheid van de autoriteiten soms in het zicht van “beschermde” watergebieden ontstaan. Alleen de media-aandacht voor een peuter die in 2019 in zo’n put stierf, heeft de handhaving enigszins doen toenemen. Met driekwart van Spanje in gevaar van woestijnvorming vormen de geplunderde watervoerende lagen een buffer die het land zich slecht kan veroorloven om te verliezen.
De meedogenloze uitbuiting van het milieu gaat hand in hand met een even meedogenloze uitbuiting van arbeiders. Een voorbeeld hiervan is de aardbeienproductie in de provincie Huelva (meer dan een kwart van het EU-totaal). Zij is afhankelijk van werknemers zonder papieren die in smerige sloppenwijken wonen en seizoensarbeiders die nauwelijks beter worden behandeld om een half miljard euro aan inkomsten te genereren. Dit is niet alleen het resultaat van gewetenloze boeren, maar van een heel systeem. Een systeem waarbij hele regio’s zich specialiseren in één enkel gewas om de just-in-time distributie te vergemakkelijken. Een systeem dat onophoudelijk duwt om meer te produceren voor minder, ongeacht de kosten, in een onophoudelijke race naar de bodem.
Socialistische planning – mitigatie en beheer van het watergebruik voor massa’s, niet de elite
Naast het feit dat het van essentieel belang is om een snelle transitie weg van fossiele brandstoffen te bewerkstelligen, is socialistische planning ook het meest geschikt om de schadelijke ontwikkelingen die het kapitalisme in gang heeft gezet en die niet meer te voorkomen zijn, te verzachten. In het geval van grotere droogtes houdt dit in dat de waterverspilling moet worden verminderd en dat de verontreiniging van deze vitale grondstof moet worden voorkomen. Bovendien moet een efficiënter watergebruik waar mogelijk worden gebruik om de reserves en het herstel van de ecosystemen te versterken.
Onder het kapitalisme is de discussie over de ‘watervoetafdruk’ van verschillende grondstoffen meestal beperkt tot individuele keuzes van de consument. Het is duidelijk dat voor de productie van bepaalde goederen (rundvlees, amandelen, ingeblikt voedsel, enz.) meer water nodig is dan voor andere. Maar vertrouwen op het bewustzijn van de consument zal in het gunstigste geval een erg kleine verandering teweegbrengen. Mensen worden vaak beperkt door financiële overwegingen en missen de middelen, de tijd en de energie om weloverwogen beslissingen te nemen te midden van een wirwar van tegenstrijdige informatie en bedrijfsbelangen. Ook reformistische pogingen om het privé-leven te reguleren en te stimuleren zullen niet volstaan. Om de vereiste snelle veranderingen tot stand te brengen, is een collectieve aanpak nodig en moeten veranderingen plaatsvinden in de productie.
Het waterverbruik in de landbouw kan afnemen door de voedselverspilling te beperken. Dit vereist een volledige herziening van de commerciële landbouw en voedseldistributie, iets wat onverenigbaar is met de kapitalistische agro-industrie. De productie van waterhongerige gewassen moet ook worden beperkt in een omgeving die onder waterspanning staat. Verspilling zoals reclame en een nadruk op duurzaamheid kunnen een einde maken aan ‘wegwerpmode’ waarvoor de teelt van katoen, een bijzonder waterhongerig gewas dat vaak in een droge omgeving wordt verbouwd, kan beperkt worden. Hetzelfde geldt voor industriële producten en producten waarvoor mijnbouwgrondstoffen nodig zijn.
Onderinvestering in infrastructuur is een belangrijke bron van waterverspilling. In de EU varieert het geschatte lekpercentage in de lidstaten tussen 7 en 50%. In de Verenigde Staten wordt ongeveer een zevende van het gezuiverde water verspild door lekkage. De upgrades die nodig zijn voor het bestaande watersysteem zouden volgens de American Water Works Association een investering van 1 biljoen dollar op 25 jaar tijd vergen. In het kader van de socialistische planning zouden investeringen in dergelijke infrastructuur prioriteit krijgen, evenals de uitbreiding van veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen naar iedereen.
Als revolutionaire socialisten proberen we de dynamiek te begrijpen die de sociale verandering aanjaagt, om zo sociale transformatie te bevorderen en er een actieve rol in te spelen. Het kapitalisme gaf aanleiding tot de ontwikkeling van de arbeidersklasse. De arbeidersklasse is de kracht die de doodgravers van het kapitalisme kan worden en een sociale orde zonder ellende, uitbuiting en onderdrukking kan vestigen. De vernietiging van de natuurlijke wereld onder het kapitalisme bedreigt zo niet het voortbestaan van de mensheid, dan toch op zijn minst de materiële basis voor een beschaafde samenleving. De laatste jaren zijn miljoenen mensen over de hele wereld, in het bijzonder jongeren, door de urgentie van de situatie de straat opgetrokken. Het is van vitaal belang dat we meer inzicht krijgen in de milieuramp die de mensheid te wachten staat. Veel van de betrokken processen zijn zeer complex. De veranderingen in het milieu gaan steeds sneller en dat geldt ook voor de wetenschap op dit gebied. Hoe meer we weten, hoe beter we in staat zullen zijn om het argument te gebruiken dat de vereiste systeemverandering de socialistische transformatie van de samenleving is. Het socialisme is objectief gezien het enige systeem dat kans maakt op het behoud van een leefbare wereld voor toekomstige generaties.
-
Droogte en ramp in Siberië. Hoog tijd voor systeemverandering

Vorig jaar was het op één na warmste op wereldniveau. Dit jaar wordt gekenmerkt door verschillende rampen als gevolg van de klimaatverandering. Het begon dit jaar met de ergste branden uit de geschiedenis van Australië. Op 20 juni beleefde Siberië zijn ergste hitte ooit: in Verkhoyansk was het 38 graden! De klimaatveranderingen die verwacht en gevreesd werden voor 2100 doen zich 80 jaar eerder voor dan verwacht!
Artikel door Ophélie (Brussel) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Een zichzelf versterkend fenomeen
Sinds januari al zijn de temperaturen in Siberië abnormaal hoog en mei bracht een uitzonderlijke hittegolf, met temperaturen tussen 30 en 35°C. Eerdere records zijn met meer dan tien graden gebroken en dit is 20 tot 25 graden boven de ‘normale’ temperatuur voor deze regio in deze periode.
Zulke temperaturen in de poolcirkel, één van de koudste gebieden ter wereld, zijn geen sinecure. Het is even onwaarschijnlijk als een hittegolf met temperaturen tot 35 graden in Midden-Europa in maart of april. Deze klimaatverandering is zorgwekkend en heeft wereldwijde gevolgen.
Deze opwarming zorgt voor een geleidelijke ontdooiing van de permafrost en voor het smelten van het ijs dat de Arctische Zee en Groenland bedekt. Van daaruit komen broeikasgassen, met name methaan en CO2, in de atmosfeer terecht, waardoor de opwarming van de aarde wordt versterkt en het ontdooien van de permafrost wordt versneld. Dit smeltfenomeen leidde ook tot de ineenstorting van een oliereservoir in Arctisch Rusland in een elektriciteitscentrale die niet aan de veiligheidsnormen voldeed. Er werd 21.000 ton koolwaterstoffen in het milieu geloosd, hetgeen in deze bijzonder kwetsbare regio een milieuramp veroorzaakte. Bovendien zorgen dergelijke warme temperaturen ervoor dat branden zich sneller kunnen verspreiden. De droogte creëert grote bosbranden, die eveneens bijdragen aan de opwarming in de regio.
2020: alle records gebroken
We moeten ons nu voorbereiden op een hete zomer, waarschuwde het Europees kantoor van de Wereldgezondheidsorganisatie. Bovendien zou de klimaatcrisis de gezondheidscrisis kunnen verergeren. Het Global Heatwave Health Information Network waarschuwde op 26 mei: een hittegolf verergert de gezondheidstoestand van Covid-19 patiënten, leidt tot een extra toestroom van mensen die getroffen zijn door de gevolgen van de hitte in de ziekenhuizen en kan mensen op koele plaatsen concentreren, wat de verspreiding van het virus ten goede komt.
De klimaatverandering is bezig en we voelen het. De opwarming van de aarde heeft een directe invloed op ons leven. April en mei waren in ons land de droogste sinds 1893. Broeikasgasconcentraties veroorzaken een temperatuurstijging, waarbij hittegolven frequenter en intenser worden. Deze zijn op elk continent een terugkerende uitdaging geworden. Maar hoe komen we in zo’n dramatische situatie terecht als klimaatwetenschappers al decennia lang het klimaatalarm luiden? Waarom is er geen noemenswaardige actie ondernomen om het probleem aan te pakken, terwijl de meerderheid van de gevestigde orde zich bewust is van de ernst van de milieucrisis? Hoe kan dit gebrek aan actie verklaard worden in de nasleep van de historische klimaatmarsen in 2019?
We weten hoe we de opwarming van de aarde moeten aanpakken. We hebben al de technologische middelen om de trend om te buigen of op zijn minst te neutraliseren. Het probleem is dat de bestaande technologieën op basis van wind, golven en zonne-energie op grote schaal moeten worden toegepast, dat er een forse uitbouw nodig is van het openbaar vervoer dat gratis moet worden, dat het spoorwegnet moet worden ontwikkeld zodat er een betaalbaar en efficiënt alternatief is voor vliegreizen op korte en middellange afstanden, dat de auto-industrie moet worden omgeschakeld op het gebruik van hernieuwbare energiebronnen … en vooral: dit alles is niet in het belang van de kapitalisten.
De zeer hoge winsten uit de mijnbouw en de exploitatie van fossiele brandstoffen vormen een rem op het onderzoek naar en de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen. Waarom zouden deze bedrijven die in de praktijk de koers van het energiebeleid bepalen, hun winstgevendheid schaden door het ontwikkelen van groene energie?
Het gebrek aan daadkracht van de overheid komt eigenlijk voort uit het onvermogen van de markt om de milieucrisis op te lossen. Een derde van de wereldwijde koolstofuitstoot kan teruggebracht worden tot 20 bedrijven, meer dan 70% van de uitstoot kan teruggebracht worden tot 100 bedrijven. De verantwoordelijkheid van deze bedrijven in de milieucrisis is enorm. We hebben geen tijd meer te verliezen! De klimaatverandering stelt ons voor enorme uitdagingen die het kapitalisme niet aankan.
Laten we vechten tegen dit systeem dat ons leven en de planeet verrot!
In een markteconomie wordt niet geproduceerd op basis van de behoeften, waaronder de behoefte van een leefbare planeet. Er is een andere organisatie van de productie nodig. Het alternatief voor vervuiling en kapitalistische verspilling ligt in de democratische controle en bezit van de natuurlijke grondstoffen en de sleutelsectoren van de economie.
Alleen door de controle van de grote aandeelhouders en superrijken over ons leven en onze planeet uit te schakelen, kunnen we de productie afstemmen op de klimaatnoodtoestand. We hebben een rationele democratische planning nodig, een verandering van de samenleving: een democratische socialistische samenleving waarin middelen worden gebruikt voor de behoeften van mens en milieu en niet om de winsten van een kleine minderheid te verhogen. Deze radicale verandering kan enkel bekomen worden door de werkenden en hun gezinnen, de belangrijkste slachtoffers van de opwarming van de aarde en toekomstige pandemieën.
-
Milieuramp in Siberië. Klimaatverandering versterkt zichzelf

De afgelopen dagen lekten 20.000 ton dieselbrandstof uit een opslagtank in twee rivieren in de buurt van de stad Norilsk boven de poolcirkel. De Russische regering kondigde de noodtoestand in de regio af en stelde dat de gevolgen van de ramp nog tientallen jaren voelbaar zullen zijn.
Artikel door Rob Jones vanuit Moskou
Als Siberië een land zou zijn, dan was dit het grootste land ter wereld. Het strekt zich uit van de Noordpool tot Mongolië en Centraal-Azië, van de Stille Oceaan tot het Oeralgebergte aan de rand van Europa. Het bevat een ongelooflijke natuur, waaronder het prachtige Baikalmeer en de afgelegen woeste bergketens van Kamtsjatka met zijn actieve vulkanen. Verschillende enorme rivieren trekken door het gebied. Er zijn bedreigde diersoorten in Siberië, waaronder de Amoertijgers en luipaarden, naast bruine beren en ijsberen.
Maar het kapitalisme, met zijn klimaatverandering en milieurampen, vernietigt dit.
In de afgelopen dagen zijn 20.000 ton dieselbrandstof uit een opslagtank gelekt in twee rivieren in de buurt van Norilsk. Dit is vergelijkbaar met de 37.000 ton die in 1989 uit de Exxon Valdez voor de kust van Alaska is gelekt. De Russische regering heeft de noodtoestand in de regio afgekondigd en stelde dat de gevolgen lange tijd voelbaar zullen blijven, waarschijnlijk tientallen jaren.
Bosbranden
Terwijl een groot deel van Noord-Siberië in deze periode normaal nog onder een sneeuwlaag ligt, zijn er bosbranden. Wetenschappers spreken over ‘zombie bosbranden’ (omdat sintels diep in de grond soms maandenlang het vuur in stand kunnen houden en aanleiding geven tot nieuwe opflakkeringen). Een enorm gebied staat in vuur en vlam. In 2019 waren er recordtemperaturen in Siberië, wat aanleiding gaf tot enorme branden in de bossen en de droge taiga. Een gebied ter grootte van België ging in de vlammen op. Elke maand werd het equivalent van de jaarlijkse koolstofuitstoot van Zweden in de lucht gepompt. Aan de oppervlakte verdwenen deze branden, maar ook in de winter bleven ze in de veengrond smeulen. Dit was mee mogelijk door het bijna ongehoorde sneeuwloze weer. Toen de lente eenmaal was aangebroken, kwamen de branden terug aan de oppervlakte. Er is al meer dan 2 miljoen hectare in vlammen opgegaan, bijna net zoveel als vorig jaar.
De overstromingen in Siberië zijn de afgelopen tien jaar toegenomen en hebben levens gekost en huizen verwoest. De sneeuw en het ijs in de meer noordelijke regio’s smelten. Grote rivieren zoals de Ob, Yesenin en Lena, waarvan de naam naar verluidt aan de oorsprong van het pseudoniem van Lenin zou liggen, overstromen. Veel bruggen zijn de laatste jaren weggevaagd. Vorige week nog werd de spoorbrug die een deel van de regio Moermansk met de rest van Rusland verbindt, weggevaagd.
Het lek met de diesel in Norilsk is er één in een lange rij van industriële ongelukken die het milieu hebben beschadigd. De goudwinning, die bekend staat om de verontreiniging met kwik, is wijd verspreid over de regio, terwijl het oudste en diepste meer ter wereld, Baikal, de afgelopen tien jaar heeft geleden onder het storten van 15.000 ton rioolwater en landbouwchemicaliën in het water. Aan de westelijke grens, waar Azië met Europa samenkomt, ligt het Karachai-meer, dat beschouwd wordt als een van de meest radioactieve plaatsen ter wereld, nadat het werd gebruikt als stortplaats voor nucleair afval van het Sovjet-wapenprogramma.
De hardvochtige veronachtzaming door het grootkapitaal en de staatsbureaucratie maken dat het niet verwonderlijk is dat er heel wat Covid-19 hotspots zijn in Siberië. De waarheid is dat de volledige omvang van de verspreiding van het virus niet bekend is, in sommige delen van Siberië worden er geen statistieken bijgehouden. Toen oliearbeiders in Jakoetië protesteerden tegen onveilige werkomstandigheden, raakte bekend dat 35% van de tienduizend arbeiders besmet waren. Nu is er ook een geval bekend van massale besmetting onder arbeiders van een goudmijn.
Zichzelf versterkende klimaatverandering
Het gaat echter niet zomaar om een reeks ongevallen die de toestand van het milieu verslechteren. Er zijn rampzalige zichzelf versterkende elementen in de huidige situatie, waarbij er een escalatie is die de klimaatcrisis uit de hand doet lopen.
Een groot deel van Siberië bestaat uit permafrost – land dat bevroren is en nooit smelt. Nu is het net als het poolijs aan het smelten. Dat brengt heel wat gevaarlijke gevolgen met zich mee.
Het meest onverwachte is misschien wel architectonisch. In de voorgaande decennia werden gebouwen, spoorwegen en wegen ontworpen in de veronderstelling dat de grond waarop ze werden gebouwd solide was. Nu de permafrost smelt, zinken wegen en spoorwegen, gebouwen storten in. Dit blijkt een factor te zijn geweest in het diesellek van Norilsk, omdat de pijlers die de structuur van de tank ondersteunen in de grond zijn ingestort. In feite is het aantal beschadigde gebouwen in Norilsk in het afgelopen decennium groter dan in de afgelopen vijftig jaar. Dit is vooral zorgwekkend omdat er na de ineenstorting van de Sovjet-Unie nog tal van verlaten fabrieken en chemische fabrieken zijn overgebleven. Een voorbeeld hiervan is de voormalige chemische fabriek van Usolye, die volgens het hoofd van het staatstoezichtorgaan een ‘ecologisch Tsjernobyl’ dreigt te worden.
Het smelten van de permafrost maakt van Siberië een epicentrum van de klimaatverandering. Mei 2020 was wereldwijd de heetste mei ooit. De temperaturen in delen van Siberië lagen 10 graden Celsius boven het gemiddelde voor die tijd van het jaar – sommige delen van de regio waren net zo heet als Barcelona. In de hoofdstad Novosibirsk, waar de gemiddelde temperatuur in mei tien graden Celsius is, was zo warm dat de mensen dit jaar naar de stranden trokken om te zonnen. Meteorologen waarschuwen voor extreme weersomstandigheden, waaronder een toename van het aantal tornado’s en orkanen, maar ook voor hagel, onweer en zandstormen.
Vrijkomen van broeikasgassen
Een groot probleem is dat permafrost enorme hoeveelheden broeikasgassen bevat, niet alleen kooldioxide, maar ook methaan, een nog gevaarlijker gas. Wereldwijd wordt geschat dat er momenteel 1.600 gigaton koolstof in de permafrost zit, bijna het dubbele van de hoeveelheid die momenteel in de atmosfeer zit.
Tot voor kort hield de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) van de VN hier zelfs geen rekening mee bij het opstellen van haar prognoses. Wetenschappers geloofden tot op zekere hoogte dat het smelten van de permafrost een langzaam en geleidelijk proces zou zijn. Nu ontdekken ze dat het proces zeer snel verloopt. Geschat wordt dat permafrost voor elke graad stijging van de mondiale temperatuur het equivalent van ongeveer vijf jaar kolen-, olie- en aardgasuitstoot vrijgeeft en dat het binnen een aantal jaren een even grote uitstoter van broeikasgassen kan worden als China. De laatste schatting is dat de aanbevelingen van het IPCC om de klimaatverandering te vertragen acht jaar eerder moeten worden opgevolgd dan voorspeld om de permafrost in rekenschap te brengen.
Het lijkt erop dat het hele proces zichzelf versterkt. Hogere luchttemperaturen versnellen het smeltproces, waardoor meer broeikasgassen vrijkomen en de temperatuur nog hoger wordt. Naarmate de permafrost smelt, ontstaan er nieuwe meren en rivieren, die de warmte beter naar de grond geleiden. Nu lijkt het erop dat Siberië, een regio die geen hoge neerslaghoeveelheden kent, in de winter zwaardere sneeuwval kent en dat de sneeuw als een deken fungeert, waardoor de zomerhitte in de grond wordt opgevangen.
Klimaatverandering
De gemiddelde temperatuur in Rusland neemt al twee keer zo snel toe als in de rest van de wereld. De Russische leiders zagen dit een tijd lang als een kans en niet als een bedreiging. Rusland heeft het akkoord van Parijs pas in oktober jongstleden geratificeerd. Maar dit is voor een groot deel zinloos, aangezien het doel van Rusland in het kader van het akkoord is om de uitstoot te verminderen en op 25-30% onder het niveau van 1990 te houden. De economische ineenstorting en de massale desindustrialisering van de voormalige Sovjeteconomie in de jaren negentig van de vorige eeuw hebben ervoor gezorgd dat dit doel al lang geleden is bereikt. Toch is Rusland nog steeds de vierde grootste uitstoter ter wereld, en na de VS de tweede grootste vervuiler per hoofd van de bevolking.
De meeste van deze gassen worden uitgestoten door de Russische energiesector. GazProm is de derde grootste boosdoener ter wereld, terwijl de kolenindustrie en de oliemaatschappijen, Lukoil, Rosneft, Surgutneftgas, Tatneft en Novatek allemaal tot de 100 grootste uitstoters ter wereld behoren. Terwijl veel landen zijn afgestapt van het gebruik van steenkool, heeft Rusland de afgelopen tien jaar de kolengestookte energieproductie met 30% verhoogd en nieuwe kolenterminals gebouwd.
In het vroege voorjaar publiceerde de Russische regering haar plannen voor de aanpak van de klimaatverandering, die een toename van de uitstoot van 1,58 miljoen ton kooldioxide in 2017 tot 2,08 miljoen ton in 2030 voorziet. Van de 29 stappen die tegen 2022 moeten worden uitgevoerd, is er geen enkele gericht op het verminderen van de uitstoot, maar een aantal is bedoeld om de regio’s te stimuleren om te profiteren van de economische voordelen van de opwarming, waaronder een uitbreiding van het landbouwareaal en een betere toegang tot de route door de noordelijke zee. De andere maatregelen zijn gericht op het verzachten van de gevolgen van overstromingen, extreme weersomstandigheden en mogelijke ziekten.
De noordelijke zeeroute is een typisch voorbeeld van de manier waarop de kapitalistische hebzucht nog steeds wil profiteren van de opwarming van de aarde. Momenteel moet de zeehandel van China en het Verre Oosten naar Europa langs het zuiden en via het Suezkanaal. Nu de Arctische zee opwarmt, wordt de Noordelijke Zeeroute, die ooit slechts twee maanden per jaar toegankelijk was, het hele jaar door bevaarbaar. Er zijn al proefvaarten uitgevoerd. Zo heeft in 2018 de ‘Venta Maersk’, een nieuw ‘ijsklasse’ containerschip, de reis voltooid. Rusland stelt zijn nucleaire ijsbreker-vloot ter beschikking om te assisteren. Dit zal de toegang van China tot de Europese markten aanzienlijk versterken.
Daarnaast kijken de kapitalisten al likkebaarden naar de beloftes van de nieuwe rijkdom die zich zal openbaren als het Arctische ijs zich terugtrekt. Nikkel, koper, olie, kolen, goud, uranium en wolfraam zijn allemaal in overvloed aanwezig en men denkt dat de grootste, nog onontdekte olie- en gasreserves ter wereld zich in het Noordpoolgebied bevinden. Daarom versterken alle Arctische mogendheden hun militaire aanwezigheid in de regio. Rusland versterkt zijn voormalige koudeoorlogsbases op het schiereiland Komi, Noorwegen en Canada versterken hun aanwezigheid. Ook Groot-Brittannië heeft zijn Arctische strategie aangekondigd, met 800 commando’s en patrouillevliegtuigen in Noorwegen. Uiteraard versterken ook de VS hun aanwezigheid, ondersteund door NAVO-oefeningen in de regio. Het is duidelijk dat de imperialistische mogendheden en de kapitalistische bedrijven die zij vertegenwoordigen niet van plan zijn de belangen van het milieu boven hun hebzucht te stellen.
Noodzaak van radicale, socialistische verandering
Om de klimaatverandering een halt toe te roepen, moeten er radicale maatregelen worden genomen. Het hele Noordpoolgebied moet worden omgevormd tot een internationaal beschermd gebied, met een verbod op de exploratie en exploitatie van mineralen. De multinationals die doorgaan met het uitstoten van broeikasgassen moeten allemaal worden genationaliseerd en onder democratische controle van de werkenden worden geplaatst. Er moeten middelen beschikbaar worden gesteld om de schade aan het milieu in heel Siberië te herstellen. Dit kan alleen als het huidige kapitalistische systeem wordt vervangen door democratische economische planning en internationale samenwerking als onderdeel van een wereldwijde socialistische samenleving.