Your cart is currently empty!
Category: Onderwijs
-
“Rationalisering” volwassenonderwijs: 20% minder inschrijvingen…
Onderwijsminister Vandenbroucke (SP.a) wil na het hoger onderwijs ook het secundair onderwijs onder handen nemen voor een “rationalisatie”. Tussendoor werden nog snel wat “hervormingen” doorgevoerd in het volwassenenonderwijs. Resultaat: de toegang tot het volwassenonderwijs is beperkter.
Het aantal inschrijvingen voor het volwassenenonderwijs is dit schooljaar met 15 tot 20% gedaald in sommige centra. Bovendien zijn meer cursisten verplicht om een afbetalingsplan aan te vragen om het inschrijvingsgeld te kunnen betalen. Alle retoriek over bijscholing of “levenslang leren” ten spijt, zien we dat de toegang tot het volwassenenonderwijs moeilijker is geworden.
De directe reden hiervoor is het optrekken van het inschrijvingsgeld van 0,4 tot 0,8 euro per lesuur. Hierdoor moeten cursisten vaak 250 tot 360 euro betalen. Minister Vandenbroucke stelde dat een groot deel zou kunnen genieten van een verminderd tarief, maar in realiteit leidt het verhoogde inschrijvingsgeld tot een afname van het aantal cursisten.
In Gazet van Antwerpen werd een voorbeeld gegeven door de directrice van het stedelijk centrum voor volwassenenonderwijs Sité in Antwerpen waar voor de cursus Nederlands Tweede Taal 60 euro per semester moet worden betaald. Het aantal inschrijvingen daalde prompt met 15%. “In het studiegebied Personenzorg is er een daling met 20%. Eén op de twee cursisten moet hier de volle pot betalen: 250 tot 360 euro. We hebben momenteel een 100-tal afbetalingscontracten afgesloten”, aldus de directrice van Sité.
We zien in de praktijk dat de “rationaliseringen” en “hervormingen” niet leiden tot een beter onderwijsaanbod voor bredere lagen van de bevolking. Is het de bedoeling van de “socialistische” onderwijsminister om dit ook in het secundair onderwijs door te trekken?
-
Vandenbroucke plant nieuwe besparingsronde in het secundair onderwijs
Na de hervormingen in het hoger onderwijs wil Vandenbroucke (SP.a) overgaan tot een “rationalisering” van het secundair onderwijs vanaf 2011. De Vlaamse onderwijsminister stelt dat er een te grote “versnippering” is. Op basis van een doorlichting van het secundair onderwijs, wil hij besparen via een nieuw financieringsplan… Het personeel en de jongeren zijn gewaarschuwd.
De start van het nieuwe schooljaar zorgt voor enige discussie over de toekomstplannen die geleidelijk aan worden uitgetekend door onderwijsminister Vandenbroucke. Afgelopen weekend stelde hij in een interview met de krant De Morgen dat er nood is aan een “rationalisering” van het secundair onderwijs, net zoals er eerder een “vergelijkbare rationalisering” was voor het hoger onderwijs.
In het hoger onderwijs zien we de gevolgen van de “rationalisering” van Vandenbroucke. Het aantal richtingen is op een aantal plaatsen beperkt, voor sommige richtingen werd het inschrijvingsgeld drastisch opgetrokken (onder meer de ManaMa) en richtingen die minder interessant zijn voor de bedrijfswereld zullen voortaan minder financiële middelen opleveren. Dit zorgde deze zomer reeds voor protest onder het personeel van onder meer de richtingen in de letteren en wijsbegeerte aan de universiteiten. Zo moet in Leuven een equivalent van 14 professoren verdwijnen en worden in Antwerpen 6 professoren die op pensioen gaan niet vervangen. Vandenbroucke wil trouwens verder “rationaliseren” in het hoger onderwijs.
Nu wil Vandenbroucke een zelfde operatie doorvoeren in het secundair onderwijs. De minister wil dat scholen die te veel richtingen aanbieden, daar een financiële prijs voor betalen. Het aanbod moet op een grotere schaal worden bepaald. Dat betekent dat kleinere scholen nog slechts één of enkele richtingen zouden kunnen aanbieden als ze de kop boven water willen houden. Het “rationele” model van Vandenbroucke bestaat uit zo groot mogelijke scholen met zo groot mogelijke klassen.
Bij dat “rationele” model wordt natuurlijk niet gedacht aan de pedagogische kant van de zaak of de begeleiding van individuele leerlingen. Neen, “rationeel” heeft voor Vandenbroucke een economische betekenis: met zo weinig mogelijk middelen zo snel mogelijk jongeren klaarstomen voor de bedrijfswereld.
Vandaar wil Vandenbroucke een aantal studierichtingen en zelfs studiegebieden afschaffen, maar op dit ogenblik laat hij nog niet verder in zijn kaarten kijken en worden de richtingen niet nader gespecificeerd. Ook ontkent Vandenbroucke dat er sprake zou zijn van besparingen. Hij stelt enkel dat er nu reeds voorbereidend werk moet gedaan worden om binnen enkele jaren tot een “rationalisatie” te kunnen komen.
Wij denken dat er dringender nood is aan veranderingen in het onderwijsbeleid. In plaats van het tekort aan middelen anders te gaan verdelen, denken we dat er nood is aan een drastische verhoging van de publieke middelen voor onderwijs. De afgelopen decennia is het budget voor onderwijs sterk afgenomen, wij steunen de eis om dat terug op te trekken tot 7% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Enkel dan is er een echte hervorming mogelijk waarin de belangen van leerlingen en personeel centraal staan: kleinere klassen, meer infrastructuur, meer begeleiding,…
-
Rijksten geven dertig keer meer uit aan onderwijs!
De ongelijkheid in het onderwijs is immens. Officieel is het basisonderwijs kosteloos, maar dat blijft dode letter. De scholen moeten vanaf dit jaar in basismateriaal voorzien en krijgen er 45 euro per leerling extra voor, maar de ongelijkheid blijft. Minister Vandenbroucke stelt dat hij “geen onderscheid wil tussen dure en goedkope basisscholen”. En toch is de kloof tussen rijk en arm bijzonder scherp in het onderwijs.
De 10% armste gezinnen in dit land geven gemiddeld 25 euro per jaar uit aan onderwijs. Bij de 10% rijksten is dat 776 euro of 30 keer zoveel. Op weinig terreinen is de kloof tussen rijk en arm zo groot in dit land. Het wijst er op dat de toegang tot het onderwijs zeker niet voor iedereen gelijk is en dat er zich een ernstig probleem stelt op het vlak van de democratisering van het onderwijs.
Officieel zou het basisonderwijs vanaf dit schooljaar gratis moeten zijn. Het principe van kosteloos onderwijs staat reeds decennialang in de Grondwet, maar uiteraard is het nog nooit toegepast. De realiteit is fundamenteel anders: onderwijs wordt steeds duurder en minder toegankelijk voor wie het niet breed heeft. Voor hoger onderwijs is dat zeker het geval met stijgende inschrijvingsgelden en sterke stijgingen van andere kosten (koten, boeken,…) terwijl de sociale voorzieningen door een jarenlange verwaarlozing sterk zijn afgebrokkeld (net zoals de mogelijkheid om een studiebeurs te genieten).
Maar ook in het secundair onderwijs zijn de kosten de afgelopen jaren sterk toegenomen. Enkele jaren geleden publiceerde het HIVA te Leuven cijfers over de stijgende schoolkosten. Daarin stond onder meer te lezen dat de schoolkosten in het lager onderwijs tussen 1989 en 1999 met 68% stegen (bovenop de inflatie), in het secundair onderwijs was er een stijging met 55%.
Deze stijging van schoolkosten versterkt ook de opdeling tussen zogenaamd rijke en arme scholen. Uit het Pisa-rapport van de OESO bleek dat de kloof tussen “arme” en “rijke” instellingen bijna nergens zo groot is als in België. In 47% van de secundaire scholen is er een uitgesproken arm of rijk karakter. De “rijke” scholen scoren gemiddeld 32,4% beter dan het niveau van de “arme” scholen.
Alle retoriek over “gelijke kansen” heeft niet geleid tot een omkering van de groeiende kloof tussen rijk en arm in het onderwijs. De enige manier om wel tot een omkering te komen, is door meer middelen voor onderwijs af te dwingen!
-
Voor gratis en degelijk onderwijs! Hoger onderwijs straks compleet onbetaalbaar?
Uit een studie van de Leuvense universiteit blijkt dat het aantal beursstudenten in het hoger onderwijs tussen 1989/90 en 2003/04 daalde van 25% van het totale aantal studenten naar 15%. Volgens de onderzoekers, komt dat doordat de inkomensgrenzen om aanspraak te maken op een studiebeurs de index, die tussen 1990 en 2004 steeg met 35%, niet volgen.
Aan de universiteiten daalde het aantal beursstudenten van 24,55% tot 15,85%, aan de hogescholen van 34,30% tot 17,65% voor vierjarige opleidingen, en voor driejarige opleidingen van 34,74% tot 21,82%. De daling is vrij constant. De beurzen zelf zijn wel gestegen, maar slechts beperkt. Een gemiddelde beursstudent aan de universiteit kreeg in 1989/90 1.164 euro, in 2003/04 1.648 euro, amper boven de stijging van de index in dezelfde periode.
Het bedrag in absolute cijfers (zonder indexatie) van alle beurzen samen, bedraagt vandaag zowat evenveel als 15 jaar geleden. Kortom, in reële cijfers geeft de Vlaamse regering vandaag 35% minder uit aan studiebeurzen dan in 1990.
Deze cijfers tonen aan dat het hoger onderwijs steeds minder toegankelijk is voor jongeren uit een arbeidersmilieu. Het heeft ook gevolgen voor de studenten zelf: velen moeten bijklussen in de vakantieperiodes, of zelfs het hele jaar door, om de studies of het kot te betalen.
Koten, restaurantprijzen, inschrijvingsgelden aan universiteiten en hogescholen worden elk jaar duurder. Denk maar aan de forse prijsstijgingen voor koten en studentenmaaltijden aan de VUB de voorbije jaren, of de verhoging van de inschrijvingsgelden voor voortgezette opleidingen aan universiteiten en hogescholen.
Aan de KUL stegen de inschrijvingsgelden voor bepaalde ManaMa’s vorig jaar van 500 naar 5000 euro! Dit jaar besloot men om de lerarenopleidingen “op te waarderen”. Niet dat de lesinhoud veranderde (er zijn evenveel lesuren met dezelfde inhoud), maar nu moeten studenten evenveel betalen als voor een ander studiejaar. Resultaat: in plaats van 75 euro kost de extra opleiding voor een leerkracht-in-spé nu 500 euro.
De studenten moeten meer betalen, terwijl de overheidsmiddelen afnemen. Het totale onderwijsbudget ging tussen 1980 en 2004 achteruit van 7% van het BBP naar 4,9%, en dat ondanks een toename van het aantal studenten.
Reeds in 1996 stelde een studie aan de Leuvense universiteit dat er een groter wordende drempel was voor kinderen uit laaggeschoolde gezinnen. In 1970 had een kind met ouders die enkel over een diploma lager onderwijs beschikten “slechts” vier keer minder kans om door te stoten tot het hoger onderwijs dan een gemiddeld kind. In 1990 had het reeds tien keer minder kans.
De zogenaamde “socialistische” minister van onderwijs, Frank Vandenbroucke, vindt deze ontwikkeling geen probleem. Blauwe Frank stelt dat hij er niet aan denkt om het budget voor studiebeurzen te vergroten en dat het aan de universiteiten en hogescholen zélf is om maatregelen te nemen om aan deze situatie te verhelpen. Volgens het nieuwe financieringsmodel dat hij vorig jaar invoerde, zouden universiteiten extra geld kunnen krijgen wanneer ze beursstudenten aantrekken. Alleen wordt er geen geld voorzien om de sociale voorzieningen uit te bouwen om die laag van studenten aan te trekken (koten, studentenresto’s, medische voorzieningen, cursusdiensten,…).
Integendeel, universiteiten en hogescholen krijgen steeds minder middelen per student. Ze worden ertoe aangezet verder te snoeien in hun voorzieningen. Zo is het voor een instelling veel interessanter om de concurrentie aan te gaan voor de topstudenten, in plaats van zich iets aan te trekken van beursstudenten. Een armere student die werkt heeft minder tijd om zich met zijn studies bezig te houden, heeft minder slaagkansen, en zal in het nieuwe financieringsmodel minder geld opleveren voor de universiteit of hogeschool.
Het pleidooi van Vandenbroucke voor “gelijke kansen” dient enkel als vernis op zijn neoliberaal beleid dat het onderwijs steeds verder naar een vermarkting drijft.
De Actief Linkse Studenten, de studentenorganisatie waarin LSP actief is, strijdt al 30 jaar voor gratis en degelijk onderwijs voor iedereen. ALS komt op tegen de beperkingen van studiebeurzen, en tegen de verhogingen van inschrijvingsgelden of andere studiekosten. ALS komt op voor de invoering van een studieloon voor iedere student. Een dergelijk algemeen systeem is veel efficiënter om alle jongeren de toegang tot het onderwijs op elk niveau te garanderen.
-
Onderwijs. Protest tegen financieringsmodel hoger onderwijs
Het financieringsmodel van minister Vandenbroucke (SP.a) blijft op verzet stuiten. Het nieuwe model zorgt namelijk voor besparingen in de humane wetenschappen. Aan de Antwerpse universiteit moet de faculteit letteren 6% inleveren, dankzij de solidariteit vanuit andere faculteiten kon de oorspronkelijk voorziene besparing van 38% worden beperkt. Maar de humane wetenschappen moeten dus zowat overal inleveren wegens niet economisch genoeg.
[box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]
Maart 2006. Betoging tegen de hervormingsplannen van Vandenbroucke in het hoger onderwijs
[/box]De onderwijsminister heeft de afgelopen maanden en jaren al meermaals protest gezien tegen zijn beleid. Velen stellen zich de vraag wat er “socialistisch” is aan de onderwijsbesparingen van Vandenbroucke, maar de minister-opvoeder trekt zich niets aan van het protest van het gewone volk. In Oxford heeft hij geleerd wat de voordelen van een hard neoliberaal beleid zijn en dat wil hij nu ten volle gebruiken bij zijn hervormingsplannen. Of het nu om de aanpak van de werklozen gaat, de besparingen in het onderwijs, of de regionalisering van de arbeidsmarkt, Frank Vandenbroucke moet en zal aantonen dat hij met zijn partij een doorgedreven neoliberaal beleid kan voeren waar sommige andere partijen enkel van durven dromen.
De hervormingen in het hoger onderwijs vormen daar een onderdeel van. Het financieringsmodel zorgt ervoor dat de letteren en wijsbegeerte het moeilijk krijgen aan de universiteiten. In Antwerpen kwam er protest van de decaan van deze faculteit, Jef Verschueren. Die stelde dat de logica van het financieringsmodel zou betekenen dat zijn faculteit 38% van haar middelen moet inleveren. Dat zou een heus sociaal bloedbad betekenen en bovendien de werkingsmiddelen ernstig ondermijnen.
Vanuit de faculteit letteren en wijsbegeerte aan de Antwerpse universiteit is een open brief verschenen om te protesteren tegen het nieuwe financieringsmodel. Deze open brief kreeg de steun van meer dan 200 ondertekenaars van alle universiteiten. Bij de nieuwe financiering wordt gekeken naar een reeks prestaties die vooral van toepassing zijn in de exacte wetenschappen. Voor de humane wetenschappen zal het financieringsmodel tot problemen leiden. Ondanks de solidariteit van andere faculteiten, moeten de letteren en wijsbegeerte in Antwerpen zo’n 6% besparen. Er zullen zes professoren niet vervangen worden als ze op pensioen gaan. In Leuven moet een equivalent van 14 professoren verdwijnen.
De open brief tegen het financieringsmodel werd reeds ondertekend door enkele honderden personeelsleden van verschillende universiteiten en hogescholen. Wij menen dat dit standpunt de discussie terecht opentrekt en vragen stelt bij de groeiende impact van het marktdenken op het onderwijs. Verschillende militanten van onze organisatie hebben dan ook reeds de open brief ondertekend.
Open brief vanop www.decreethogeronderwijs.be
Onderzoekers in de geesteswetenschappen formuleren voortdurend vragen die uitnodigen tot reflectie over onze maatschappij. Zo wijst recent taalkundig onderzoek uit dat westerse opvattingen over taal en taalkeuze voor ernstige communicatieproblemen zorgen in interviews met pas gearriveerde asielzoekers. Filosofische analyse van de relatie tussen rationaliteit en terreur toont aan dat het ongegrond is om terrorisme in een domein van prerationaliteit, godsdienstwaanzin en onbeschaafde impulsen te situeren. Een studie van het waterbeheer in de middeleeuwen onthult verbazend actuele inzichten met betrekking tot het spanningsveld tussen economische ontwikkeling en ecologische duurzaamheid. Een nauwkeurige analyse van een ogenschijnlijk banaal verhaal over een camping legt machtsverhoudingen en irritaties bloot die een vluchtige lectuur over het hoofd zou zien.
Door het nieuwe financieringsmodel voor het hoger onderwijs komen de faculteiten die dat soort onderzoek verrichten echter onder druk te staan. Ze scoren namelijk pover volgens de parameters van dat model. Als gevolg daarvan moeten ze stevig bezuinigen en komen ze terecht in een vicieuze cirkel: minder mensen moeten instaan voor hetzelfde (en almaar meer) werk, zodat er minder tijd is voor onderzoek. Het is niet moeilijk te voorspellen wie bij een volgende berekening volgens die parameters opnieuw moet inleveren, al zal het financieringsmodel op termijn ook binnen de exacte wetenschappen zijn tol eisen.
Op het eerste gezicht lijkt het nochtans toe te juichen dat het financieringsmodel nu eveneens op onderzoeksprestaties is gebaseerd. Voor de geesteswetenschappen valt dat echter nadelig uit. Dat heeft weinig te maken met eventuele belabberde prestaties van de betrokken onderzoekers, want het ministerie van Onderwijs heeft het gehele geesteswetenschappelijke onderzoek eenvoudigweg niet meegerekend. De resultaten van dat onderzoek zijn niet telbaar op de manier die gangbaar is binnen de exacte wetenschappen, waar bijvoorbeeld citatie-indexen bijhouden hoe vaak een artikel wordt aangehaald. Ze zijn dan ook onzichtbaar in een model dat kwaliteit aan de hand van cijfers wil meten. Het ministerie is zich goed bewust van die ‘vergetelheid’. Meer nog, het hoopt geesteswetenschappers ertoe aan te zetten hun onderzoek telbaar te maken, wellicht omdat tellen sneller gaat dan lezen.
Er zijn verschillende redenen om de aansporing van het ministerie weinig enthousiast te verwelkomen. Inderdaad kan het zinvol zijn om onderzoeksresultaten te tellen. Zo krijg je een eerste indruk van de prestaties van een wetenschapper of onderzoeksgroep. Wat je precies telt, waarom en met welke effecten, is echter belangrijker.
Als we kijken naar wat het model in rekening brengt, dan valt op dat enkel publicaties in internationale hooggespecialiseerde ‘A1’-tijdschriften meetellen. Publiceren in andere, lager scorende, tijdschriften is volgens het nieuwe financieringsmodel dus tijdverlies. Die redenering raakt in conflict met wat excellente geesteswetenschappers doen. Ook zij publiceren over gegevens en methodes in internationale toptijdschriften, maar ze bestuderen tevens feiten en probleemstellingen die aanzetten tot reflectie over de maatschappij in het algemeen en de Vlaamse samenleving in het bijzonder.
Het onderwijs weerspiegelt die benadering: studenten leren niet enkel een taal spreken, of leren niet louter data en namen uit het hoofd, maar leren, idealiter, nadenken over hoe taal functioneert, hoe een literaire tekst werkt, hoe je historische bronnen aanwendt, en hoe het denken op zich verloopt. In een wereld die drijft op taal, tekst en overleg is dat geen overbodige luxe. Daarom schrijven geesteswetenschappers naast Engelstalige toppublicaties ook boeken, essays of recensies in lokale tijdschriften. Ze zorgen op die manier voor synthese, kritiek en nieuwe denkpistes in de gemeenschap die hun onderzoek bekostigt. Hoewel veel van die, vaak Nederlandstalige, publicaties hoogstaand zijn, gaan meer en meer geesteswetenschappers dat soort opdrachten uit de weg. Of ze doen het op eigen risico, net zoals hun investering in bevlogen en inspirerende colleges ten koste gaat van werken aan wat meetbaar is.
De reden waarom er zoveel geteld wordt, is ongetwijfeld te zoeken in de toenemende vanzelfsprekendheid dat beheer en bestuur op een managerachtige, ‘rationele’ manier moeten gebeuren. Dat veelal zakelijke en commonsensediscours schakelt modernisering en professionalisme in zowel de geestes- als exacte wetenschappen gelijk aan deugden als accountability en internationalisering, en verwart kwaliteit met kwantiteit.
Eén van de effecten van dat haast cijferdronken managerisme is dat universiteiten financieel worden beloond voor het aantal afgeleverde doctoraten, niet voor de kwaliteit ervan. Universiteiten dreigen bijgevolg hun doctorandi onder druk te zetten om snel en daarom twijfelachtig te promoveren, terwijl ze zeker de geesteswetenschappers geen enkel vooruitzicht kunnen bieden op een carrière binnen of buiten de academische wereld. Ook professoren komen door de macht van het getal in een keurslijf terecht. Men excelleert pas als men méér internationale publicaties heeft dan een ander, méér onderzoeksprojecten heeft aangevraagd en gekregen, méér internationale congressen heeft bezocht (en wellicht ook méér burn-outs heeft getrotseerd). Die druk is ten langen leste voor iedereen onhoudbaar, en gaat ten koste van de kwaliteit. Niemand kan aan de lopende band vernieuwende, doordachte en bevlogen projecten schrijven en artikelen publiceren, daar is tijd voor nodig. Bovendien overleven in dat klimaat, net als op de arbeidsmarkt, alleen zij die minder energie hoeven te besteden aan opvoeding en huishoudelijke taken.
Daarnaast zet het managersideaal het fundamentele onderzoek zwaar onder druk, in de humane maar evenzeer in exacte wetenschappen als wiskunde en theoretische fysica. In een klimaat van snelheid, competitie en return on investment is weinig plaats voor twijfel, het zuivere weten, stilstaan bij wat niet onmiddellijk toepasbaar is, kortom, voor de academische vrijheid van de universitaire onderzoeker. Integendeel, als de overheid al een verhoging van onderzoeksbudgetten aankondigt, dan meestal voor toegepast onderzoek en voor projecten waarvan de resultaten vooraf goed te voorspellen zijn.
Het nieuwe financieringsplan leidt met andere woorden tot een aantal interessante paradoxen. Het is zozeer gericht op het meten van een beperkte set gegevens dat het een hectisch professioneel klimaat creëert dat kansongelijkheid tussen onderzoekers doet toenemen terwijl het gelijke kansen voor studenten bepleit. Het lijkt professionalisering te beschouwen als een extreme specialisering en (Engelstalige) internationalisering die de afstand tussen universiteit en maatschappij veeleer vergroot dan verkleint. Ten slotte heeft het plan de mond vol van innovatief onderzoek, maar genereert het een tijdsdruk die uiteindelijk leidt naar brave voorspelbaarheid.
Natuurlijk draait deze discussie rond de mogelijke rol en de betekenis van een universiteit en de vraag of die universiteit zich dient te conformeren aan maatschappelijke noden, dan wel nadenkt over wat die noden zijn. Wij geloven in ieder geval in een universiteit die volop deelneemt aan het maatschappelijke debat en die tevens de vrijheid krijgt om afstand te nemen, te reflecteren, en op andere manieren over kennis en leren na te denken dan gangbaar is op de arbeidsmarkt en in de structuren van de Europese Unie. Een dergelijke vrijheid impliceert een kwaliteitsbeoordeling die niet op parameters is gestoeld die de universiteit veranderen in een bedrijf dat voornamelijk handige technici aflevert, het liefst zo goed mogelijk aangepast aan de vragen van de privésector. Technici zijn belangrijk, maar het spaart bedrijven wellicht veel geld uit aan dure motivatiebevorderende activiteiten wanneer universitaire afgestudeerden hun technische vaardigheden weten te combineren met een zin voor waarheid, rechtvaardigheid, liefde, en schoonheid.
Marktgerichte principes en een al te boekhoudkundige visie lijken ons moeilijk te rijmen met het soms trage en wispelturige proces van kennisgaring en culturele vorming. Het is daarom vanzelfsprekend noch ‘rationeel’ om die principes zo sterk te laten doorwegen in het nieuwe onderwijsfinancieringsbeleid. Zeker niet wanneer een dergelijke aanpak uiteindelijk naar een universiteit leidt die gericht is op kant-en-klaar laden en lossen, op alle vlakken. Zinvoller lijkt het ons om die of-of-aanpak (of het is telbaar, of het telt niet mee) te vervangen door een en-en-beleid, dat onderzoek verrekent én ruimte maakt voor wat smaak geeft aan een samenleving, zoals verwondering, eruditie, bevlogenheid, en zelfstandig denken.
-
Naar een verhoging van het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs?
In haar nieuw rapport over België bepleit de OESO een verhoging van het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs. Die drastische ingreep zou twee grote “voordelen” hebben. Ten eerste zou het hoger onderwijs meer middelen krijgen en ten tweede zouden de onderwijsinstellingen de concurrentie verscherpen. "Het is van belang”, aldus het rapport, “dat de inschrijvingsgelden substantieel verhoogd worden, zodat ze een belangrijke financieringsbron van het hoger onderwijs kunnen worden."
Stefanie Lagae
Onderwijs wordt een “markt”
Het is niet toevallig dat dit ballonnetje nu wordt opgelaten. Tegen 2012 moet het Europees onderwijslandschap aangepast worden aan de markteconomie, zoals vooropgesteld in de beruchte ‘Bologna-akkoorden’. Deze werden in 1999 ondertekend door alle Europese onderwijsministers, en moeten onze universiteiten omvormen naar Angelsaksisch model, om ze klaar te stomen voor concurrentie op Europees, en later op internationaal niveau.
Het plan-Vandenbroucke, waar vorig jaar duizenden studenten tegen protesteerden, is niets minder dan het financiële luik van deze hervormingen. Hierdoor moeten instellingen elkaar voortaan beconcurreren voor hun deel van het overheidsbudget. Dit budget ligt nog vast tot 2012, maar moet geleidelijk aan vervangen worden door privé-kapitaal: van bedrijven, of van de studenten.
We delen de bezorgdheid van de OESO over het tekort aan middelen voor onderwijs, maar we gaan niet akkoord met de voorgestelde oplossingen. Wij pleiten voor meer middelen van de overheid. Op 25 jaar daalde het aandeel van onderwijs in de begroting systematisch. In 1980 werd 7% van het BBP aan onderwijs besteed, in 2005 was dat nog slechts 4,9%. De studiekost daarentegen is gestegen met 40 tot 60% tussen 1986 en 1999.
Toegang voor studenten wordt moeilijker
Meer dan de helft van de studenten werkt om zijn/haar studies te betalen. Onderzoek toont aan dat werkende studenten 40% minder slaagkansen hebben. Een verhoging van het inschrijvingsgeld zal hoger onderwijs voor veel jongeren onmogelijk maken. Hoger onderwijs mag geen voorrecht worden voor diegenen wiens ouders over voldoende middelen beschikken, maar moet toegankelijk zijn voor iedereen.
In Groot-Brittannië betalen studenten vandaag tot 6000 euro om zich aan een universiteit in te schrijven. De logica is dat studenten door hun diploma gemakkelijker aan een carrière en een dik salaris komen. Ze kunnen voor het inschrijvingsgeld een renteloze lening aanvragen, die ze terug moeten betalen eens hun jaarlijks inkomen meer dan 22.500 euro bedraagt.
Het gevolg is dat veel studenten zullen afstuderen met schulden van meer dan 30.000 euro, en dat nog voor ze hun eerste job hebben gevonden! Reeds 70% van de Engelse studenten werkt halftijds tijdens hun studies. Een ander gevolg van deze politiek is dat prostitutie van studentes aan een opmars bezig is. In deze ‘sector’ kunnen studenten immers sneller en meer geld verdienen, om zo nog tijd over te hebben om te studeren. Sinds 2000 is een stijging van 50% van de studenten die op deze manier de eindjes aan elkaar knopen. Is dit het perspectief dat onze politici aan de studenten van morgen willen geven?
Wat zullen de “rode” ministers doen?
De onderwijsministers Vandenbroucke en Simonet reageren gematigd op de voorstellen van de OESO. Er komen immers verkiezingen aan. Anderzijds is het duidelijk dat de traditionele politici volledig meestappen in de neoliberale logica van de OESO. De plannen van Vandenbroucke maakten dit reeds duidelijk. Ook aan Franstalige kant is er al enige jaren sprake van “bijkomende inschrijvingsgelden” of “administratieve kosten” die door de hogescholen worden opgelegd aan de studenten.
De officiële studentenvertegenwoordigers van VVS en FEF kanten zich tegen een verhoging van de inschrijvingsgelden. We verwelkomen alle acties tegen een dergelijke verhoging. Daarbij zullen we moeten ingaan tegen de traditionele partijen en daarom is het nodig om te bouwen aan een strijdbare partij die de belangen van de jongeren en het personeel verdedigt. CAP kan zo’n instrument worden.
In dat kader hebben de Actief Linkse Studenten beslist om samen met CAP deel te nemen aan de verkiezingen van de studentenraad aan de VUB. We zijn ervan overtuigd dat we enkel door middel van strijd, en niet door gelobby, de verhoging van het inschrijvingsgeld kunnen tegenhouden. Het budget voor onderwijs moet terug worden opgetrokken naar 7% van het BBP! Onderwijs is een recht, geen koopwaar!
-
ULB: studenten in actie tegen de neoliberale onderwijspolitiek. Lessen uit de strijd
Het Bologna-proces dat momenteel wordt doorgevoerd in het hoger onderwijs zal leiden tot een onderwijs op twee snelheden: enerzijds universiteiten die enkel toegankelijk zijn voor de rijksten en waar alles bepaald wordt door de wetten van de markt. En anderzijds de vuilbakscholen waar een diploma goedkoper is, maar ook minder waard is. Het hoger onderwijs wordt onderworpen aan het juk van de concurrentie en de rendabiliteit.
Laure Miège
Het is in dat kader dat de directie van de ULB drie asociale maatregelen wou doorvoeren als antwoord op het tekort aan publieke middelen. Het gaat om de verkoop van een groot deel van de terreinen van de campus aan de Pleinlaan, de privatisering van studentenkoten en de invoering van een elektronische chipkaart met meerdere functies (toegang tot de bibliotheek en parking, opname van persoonlijke gegevens,…). Deze kaart zou op afstand kunnen worden gedetecteerd.
Dat is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, maar het is vooral ook een enorm dure grap. Het zou 500.000 euro kosten om de kaart in te voeren en dan nog eens 60.000 euro per jaar voor onderhoud en het aanmaken van nieuwe kaarten. Vorig jaar werd 312.000 euro uit het budget voor sociale zaken gehaald. Het is dan ook duidelijk wat voor de directie het belangrijkste lijkt op dit ogenblik…
Mobilisaties
Op 16 oktober was er een eerste Algemene Vergadering waarop meer dan 1.500 studenten aanwezig waren. Dit was de grootste studentenbijeenkomst sinds jaren. Op de bijeenkomst werden de voorstellen van de directie verworpen. Meer dan 600 studenten trokken daarna spontaan naar de raad van bestuur om deze vergadering te blokkeren. De raad van bestuur was van plan om enkele uren na de studentenbijeenkomst beslissingen te nemen over de plannen.
Twee dagen later volgde een nieuwe algemene vergadering waaraan zo’n 700 studenten deelnamen. Die vergadering was niet makkelijk door de bureaucratische methoden van de organisatoren. Er werd gediscussieerd over het meer algemene probleem van de financiering van het onderwijs en de noodzaak van massale acties. Maar toen er beslissingen moesten worden genomen, waren de studentenvertegenwoordigers plots in paniek en beslisten ze niet te stemmen. De studenten werden opgeroepen om onmiddellijk naar het rectoraat te trekken. Die actie mislukte overigens, we waren er maar met een 30-tal studenten gedurende een kwartier.
Meer overheidsmiddelen voor onderwijs
Die houding van de studentenvertegenwoordigers heeft niet bijgedragen aan de uitbouw van de beweging. Het gebrek aan duidelijkheid en perspectieven voor de beweging zorgde ervoor dat veel studenten niet inzagen hoe zij een actieve rol zouden kunnen spelen. Anderzijds zorgde het ervoor dat er tal van acties waren die los van elkaar stonden (vergaderingen, bezettingen van auditoria,…) en waarover niet beslist was door een grotere groep.
Op de algemene vergadering van 9 november werd een comité verkozen om de beweging te organiseren. Maar op deze bijeenkomst waren er nog slechts een 200-tal studenten.
Dezelfde bijeenkomst stemde over eisen die verder gaan dan het afwijzen van de drie voorstellen van de directie aan de ULB. Er werd beslist om op te komen voor meer overheidsmiddelen voor onderwijs (7% van het BBP), tegen politierepressie op de campus,… Ook werd beslist om tijdens de actiedag van het personeel van de lagere en secundaire scholen op 16 november een solidariteitsstaking te organiseren.
Lessen uit de mislukte staking
Die stakingsactie werd een mislukking. De studentenvertegenwoordigers weigerden te mobiliseren en er kwam een leugencampagne van de directie. De Actief Linkse Studenten hadden op de vergadering van 9 november ervoor gepleit om enkel informatieve piketten te zetten en niet over te gaan tot een blokkade van de universiteit. Dat stemde beter overeen met de krachtsverhouding, maar jammer genoeg bevonden we ons op dat punt in een minderheidspositie.
Uiteindelijk werden een aantal van de meest actieve militanten in deze beweging uitgeput. Op de vergaderingen waren er steeds minder aanwezigen. Het is belangrijk om daar lessen uit te trekken, zodat dezelfde fouten niet opnieuw worden gemaakt.
Enkel op basis van een consequente krachtsverhouding is het mogelijk om onze eisen af te dwingen. Er was op geen enkel ogenblik een oproep aan de vakbonden, het personeel en het academisch personeel om de beweging te steunen of om eraan deel te nemen. Enkel de Actief Linkse Studenten voerden discussie met het personeel en de vakbonden om de noodzaak van eenheid in de beweging te benadrukken.
De strijd voor degelijk onderwijs dat voor iedereen toegankelijk is, moet gedragen worden door een eenheid van arbeiders en jongeren!
-
Franstalig onderwijs. Verzet tegen voorstellen Arena
De discussie over de herfinanciering van het onderwijs doet wat denken aan de komeet-Halley. Er wordt geregeld over gepraat, maar weinigen zien iets concreet. Nochtans is het voor het personeel en de jongeren iets erg concreet. Zij blijven wachten op de dag waarop politici het onderwijs eindelijk naar haar reële behoeften zal financieren. Ze moeten zich voor de klas zo goed ze kunnen uit de slag trekken met de gebrekkige middelen die voorhanden zijn.
Simon Hupkens
November was in het licht van de strijd voor meer middelen belangrijk. De onderwijsbonden trokken onder behoorlijke druk naar de onderhandelingstafel om de sociale akkoorden van 2007-08 te bespreken met PS-minsters Arena en Simonet (de respectievelijke hoofden van het middelbaar en hoger onderwijs). M. Vrancken waarschuwde na de eerste onderhandelingen in de zaal van de CGSP (ACOD-onderwijs) voor een sectorieel akkoord dat het gebrek aan middelen wil herverdelen in plaats van de problemen fundamenteel aan te pakken. Helaas… was dat exact waar Maria Arena (SP) met haar plannen op aan stuurde.
Alles samen beslaat haar voorstel 8 bladzijden, waarvan 5 gebruikt werden voor een samenvatting van de inspanningen die de regering reeds gedaan had op basis van eerdere akkoorden…
De luchtigheid van de overige bladzijden (waarin vooral technische termen en een pietluttige verhoging van 5 miljoen euro op het budget besproken werden) kon op grimmige blikken van de syndicale afgevaardigden rekenen.
Natuurlijk hadden zij gehoopt enkele toegevingen te krijgen op het omvangrijke eisenpakket dat zij moesten verdedigen. Daarin stonden volgende punten centraal: meer personeel voor de eerste graad in het middelbare onderwijs en een snellere inschakeling van vervangleerkrachten bij langdurige ziekten (de achterstand loopt nu gemiddeld op tot 10 dagen).
Om de druk op de regering en haar ministers op te drijven, organiseerden de leraren in het Waalse onderwijs een staking op 16 november. Hierdoor werden de onderhandelingen hervat en werd gesteld dat er extra middelen zouden komen voor de Franstalige Gemeenschap (onderwijs is de grootste uitgavenpost van de Gemeenschap) indien het tot een akkoord zou komen. De ministers stonden onder druk om tot een akkoord te komen dat naar het eisenpakket van de bonden toewerkte: zo zouden middelen vrijgemaakt worden om meer leraren inzetbaar te maken voor het middelbaar onderwijs en om van 9 naar 8 dagen achterstand bij ziekte te gaan.
Vanuit de vakbonden kwam kritiek op deze voorstellen. Het gaat immers vooral om eenmalige maatregelen die niet toereikend zijn. Morgen komen de onderhandelaars opnieuw samen.
-
ULB. Tekort aan middelen leidt tot besparingen… en verzet!
De directie van de ULB heeft als antwoord op het gebrek aan overheidsmiddelen nogmaals een reeks neoliberale maatregelen voorgesteld als antwoord op de tekorten. Nadat verschillende diensten van de universiteit werden geprivatiseerd (restaurants, studentenfoyer, kuisdienst en nu ook de veiligheidsdienst), voorziet de Raad van Bestuur van de ULB in de verkoop van een groot deel van de terreinen op de campus aan de Pleinlaan en in de privatisering van de studentenkamers.
Tegelijk lanceerde de directie een project om een multifunctionele kaart in te voeren die bijzonder duur zou zijn. Het eerste jaar zou 500.000 euro worden uitgetrokken en de daaropvolgende jaren telkens 60.000 euro. Dit is bovendien een gevaarlijk voorstel: het zou een permanente controle mogelijk maken van wie er aanwezig is op de campus.
Deze maatregelen vormen geen oplossing voor de financiële problemen van de ULB op langere termijn. Eens de grond verkocht is en het geld daarvan uitgegeven, staan we opnieuw even ver. De verkoop van de studentenkamers zou bovendien leiden tot het afstoten van deze dienst aan de studenten. Volgend jaar zouden de problemen gewoon opnieuw opduiken. Zullen we dan naar een nieuwe stijging van het inschrijvingsgeld gaan?
Als verzet tegen deze maatregelen, is er een protestbeweging opgezet na een Algemene Vergadering op 16 oktober. Op die vergadering werden de drie voorgestelde projecten van de Raad van Bestuur verworpen. Hierna was er een vertraging van de beweging omwille van een bureaucratische leiding die niet overtuigd was van een strijdbare beweging. Nochtans is er een grote strijdbaarheid. Op de studentenbijeenkomsten waren er 1500 aanwezigen op 16 oktober en 600 op 19 oktober.
De vergaderingen waren echter niet democratisch georganiseerd waardoor er een aantal studenten hebben afgehaakt. Er is bovendien een gebrek aan coördinatie tussen geïsoleerde acties. Wij stellen dat er nood is aan een organisatiecomité dat open staat voor iedereen die de strijd wil organiseren.
Na de vakantieweek rond Allerheiligen, zijn verschillende studentenorganisaties tot een akkoord gekomen om een dergelijk comité op te zetten. Op een algemene vergadering op 9 november werd dit bekrachtigd. Op dezelfde vergadering kwamen nog een aantal andere elementen naar voor. Ten eerste komt er een eerste stakingsdag met een blokkade van de universiteit op 16 november.
Het is belangrijk dat we onze eisen sterker maken door te bouwen aan een krachtsverhouding waarmee we druk kunnen zetten op de autoriteiten die ons vandaag de rug toekeren en die een nooit geziene aanval willen inzetten op de leer- en werkomstandigheden op de campus.
De beweging slaagde er niet in om de dynamiek van de eerste algemene vergadering te behouden. Dat komt deels door een gebrek aan informatie over de gevolgen van de voorstellen en over de noodzaak van strijd.
We zien vandaag de gevolgen van een neoliberale politiek in België, maar ook elders in Europa. De Bologna-akkoorden willen het onderwijs op Europees niveau harmoniseren. Achter die hervorming schuilt een drang naar competitiviteit en commercialisering. Onderwijs moet een marktelement worden, een koopwaar. Daarbij ontstaat er ook een concurrentie tussen verschillende instellingen die hun kosten onder meer willen drukken door het privatiseren van sociale diensten. Dat is nodig om meer middelen te hebben om de universiteiten om te bouwen tot elite-universiteiten die kunnen concurreren met andere Europese universiteiten.
Het is in dat kader dat we enerzijds prestigieuze projecten zien als het invoeren van een elektronische chip voor alle studenten, terwijl we anderzijds zware besparingen zien (de sociale diensten moeten het in het budget van de ULB met 500.000 euro minder doen). Deze maatregelen moeten de ULB klaarstomen om te voldoen aan de wensen van het patronaat.
Het zal nodig zijn om te bouwen aan een strijdbeweging die in staat is om onze eisen naar voor te brengen en af te dwingen. Op politieke steun moeten we niet rekenen, tenzij we zelf bouwen aan een eigen politiek orgaan. Alle traditionele partijen schakelen zich immers in een neoliberale logica in.
De studenten staan niet alleen in het ondergaan van neoliberale aanvallen. Het is dan ook nodig om de strijd uit te breiden. Niet enkel naar andere universiteiten en hogescholen, maar ook naar de volledige onderwijssector en andere arbeiders. We moeten bovendien de eisen verder uitbreiden en opkomen voor een publieke herfinanciering van het onderwijs tot 7% van het BBP (zoals werd goedgekeurd op de algemene vergadering van 9 november).
Studenten en arbeiders, samen moeten we de strijd aangaan voor het behoud van onze verworvenheden, voor gratis en degelijk onderwijs dat toegankelijk is voor iedereen!
-
KUB schrapt richtingen. Minister Vandenbroucke kan tevreden zijn, studenten staan in de kou
De bedoelingen van de hervormingen in het hoger onderwijs worden bijzonder pijnlijk duidelijk voor een aantal studenten van de Katholieke Universiteit Brussel (KUB). Vanaf volgend jaar worden enkele richtingen geschrapt. Studenten die nu Geschiedenis, Wijsbegeerte, Sociologie, Politieke en Communicatiewetenschappen volgen, kunnen hun bachelor niet aan de KUB afwerken.
Er werd immers beslist om het derde jaar bachelor van deze richtingen vanaf volgend jaar reeds te schrappen. Eerder was de studenten beloofd dat ze hun volledige bacheloropleiding aan de KUB zouden kunnen volgen. Maar dit blijkt nu dus niet te kloppen.
Het is onder druk van de geplande hervormingen van minister Vandenbroucke dat de universiteit besliste om de 5 opleidingen af te bouwen met een uitdoofscenario. Dat scenario wordt nu nog versneld door volgend jaar reeds het derde jaar bachelor te schrappen. De studenten moeten hierdoor naar andere universiteiten uitwijken. De studenten zullen gevraagd worden om naar de Leuvense universiteit te vertrekken.
Bij alle discussies rond het ontwerp van financieringsdecreet was het reeds duidelijk dat vooral kleinere instellingen en universiteiten zouden geraakt worden ten voordele van de grotere. Het uiteindelijke doel van minister Vandenbroucke is dat de instellingen zelf de volgens hem noodzakelijke besparingen doorvoeren door een aantal richtingen te schrappen en bijgevolg te ‘rationaliseren’: minder opleidingen aanbieden, maar logischerwijs wel voor grotere groepen.
Op donderdag voerden de studenten van de KUB actie tegen het schrappen van de derde bachelor. Van ’s ochtends vroeg was er een bezetting. Een 300-tal studenten waren betrokken bij de acties. Ze kregen echter geen toegevingen afgedwongen van de minister van onderwijs. Die schuift de verantwoordelijkheid af op de rector van de KUB.
Dat laatste is een typisch gegeven bij alle besparingen die in het onderwijs worden doorgevoerd. Steeds opnieuw wordt de hete aardappel doorgeschoven naar een lager niveau zodat er geen algemeen besparingsplan geldt voor alle studenten op hetzelfde ogenblik. Hierdoor kan het verzet ook opgedeeld worden. Dat zagen we eerder ook reeds onder meer bij het invoeren van de enveloppefinanciering voor de hogescholen.
Terwijl de studenten van de KUB actie voeren tegen het afschaffen van hun opleiding, voeren de studenten van de ULB actie tegen een reeks asociale beleidsmaatregelen aan hun universiteit. Het is duidelijk dat dit voorbodes zijn van meer maatregelen tegen de studenten en het personeel. Er moet nu reeds gewerkt worden aan een eengemaakt verzet van studenten en personeel van de verschillende instellingen in dit land.