Your cart is currently empty!
Category: Lonen
-
Wil Unizo lonen vervangen door aalmoezen?
De gedreven patronale provocateur Karel Van Eetvelt slaat nog eens toe. De topman van werkgeversfederatie Unizo pleit voor een verdere opmars van ‘mini-jobs’ naar Duits voorbeeld. “Een mini-job biedt aan mensen die moeilijk werk vinden de kans om in de arbeidsmarkt te stappen. Ons land zou een voorbeeld moeten nemen aan Duitsland en een aangepaste versie van het systeem moeten invoeren.” Voor alle duidelijkheid: niet zozeer de job zelf is ‘mini’ maar wel het loon dat ervoor wordt gekregen.
Het Duitse model van extreem lage lonen ligt al langer onder vuur. Het leidt immers tot een toename van armoede en het maakt economisch herstel op basis van interne consumptie erg moeilijk. Het neoliberale beleid onder bondskanselier Schröder (SPD) omvatte onder meer een hervorming van de arbeidsmarkt met een snelle en sterke opmars van laag betaalde jobs. Het ging onder meer om ‘1-euro-jobs’ waarbij werklozen moeten werken voor hun uitkering en daar nog 1 euro per uur bovenop krijgen als loon. Dat is interessant voor werkgevers die amper loon moeten betalen, de gemeenschap betaalt immers het grootste deel van het loon. De bekende schrijver Günter Walraff vatte het enkele jaren geleden als volgt samen: “We worden stilaan een onderontwikkeld land”.
Dat is blijkbaar waar Van Eetvelt ook hier naar toe wil. De discussie gaat verkeerdelijk over ‘mini-jobs’ terwijl het eigenlijk over ‘mini-lonen’ gaat. Een vijfde van de Duitse werknemers verdient minder dan 10 euro per uur, 10% minder dan 8,5 euro per uur. Er zijn 6,5 miljoen Duitse werkenden met een brutoloon van minder dan 1.500 euro per maand. Werklozen worden op een hongerrantsoen van 364 euro per maand gezet. Veel werkenden vinden enkel een deeltijdse job, zo zijn er 4,9 miljoen Duitsers die als enige inkomen een deeltijdse mini-job hebben waarmee ze maximaal 450 euro verdienen.
Het klinkt Van Eetvelt als wondermooie muziek in de oren. Niet dat de professionele patronale provocateur zelf bereid is om aan 364 euro per maand te leven. Zijn verantwoordelijkheid en complexe job – het dagelijks herhalen van dezelfde patronale leugens – vereist immers een loon dat een veelvoud bedraagt van het aalmoes dat hij aan gewone werkenden wil toekennen.
Iedere discussie komt op hetzelfde neer: de ‘loonkosten’ in ons land vormen een ‘handicap’, zeker tegenover Duitsland. We moeten zelf ook minilonen invoeren om ‘concurrentieel’ te zijn met de Duitse lageloonsector. Concurrentieel zijn betekent dat wij op aalmoezen moeten overleven om de winsten van de grote aandeelhouders veilig te stellen. Die moeten hun geldbergen in exotische bestemmingen als de Kaaimaneilanden immers constant kunnen aanvullen.
In het debat over de Duitse minilonen spreekt Van Eetvelt zichzelf tegen. Terwijl hij enerzijds stelt dat de Belgische arbeidsmarkt het Duitse voorbeeld moet volgen om concurrentieel te zijn, ontkent hij anderzijds dat de lage lonen in Duitsland een grote asociale impact hebben. Plots zit het probleem dan bij de “hoge fiscale en parafiscale lasten” en wil hij vasthouden aan het minimumloon. Het is echter niet mogelijk om het Duitse model te volgen zonder er de asociale gevolgen bij te nemen. Die gevolgen zijn immers net de basis van het Duitse model.
De mist die gespoten wordt, maakt de essentie van het betoog niet onduidelijker. Het gaat er om dat onze lonen onder vuur worden genomen. Van Eetvelt pleit ervoor om de lonen te vervangen door aalmoezen waarmee de armoede wordt georganiseerd. Waar hij niet op antwoordt, is hoe armoede en sociale problemen op langere termijn tot economisch herstel en groei kunnen leiden. Van Eetvelt stelt dat de loonmatiging van Duitsland de ‘locomotief’ van Europa heeft gemaakt. Dat is een Europa dat gekenmerkt wordt door een uitzichtloze crisis met steeds dieper wordende sociale problemen.
-
Toploon van Christine Lagarde wordt jaarlijks geïndexeerd…
Bij haar bezoek aan ons land haalde IMF-topvrouw Lagarde uit naar de indexering van de lonen. Dat is ‘voorbijgestreefd’ aldus Lagarde. Het zou immers de concurrentiepositie van onze bedrijven ondermijnen en productie te duur maken. Dat is gemakkelijk gezegd door iemand die zelf 467.940 dollar per jaar verdient, daar geen belastingen op moet betalen en bovendien het loonzakje ieder jaar aangepast ziet aan de inflatie… Hypocrisie is het IMF niet vreemd.
Eerder liet het IMF zich al opvallen met een studies waaruit bleek dat een hard besparingsbeleid niet het beoogde effect heeft. Ook moest het IMF vaststellen dat de theorie dat overheidsinvesteringen averechts werken eigenlijk niet klopt. Dat alles leidde in geen enkel geval tot een bijsturing van de recepten van een hard besparingsbeleid die het IMF blijft voorschrijven.
Dergelijke hypocrisie valt ook aan de top van het IMF waar te nemen. Lagarde haalde uit naar de indexering van onze lonen en stelde dat de index ‘voorbijgestreefd’ is. Nochtans wordt haar eigen riante jaarloon – een pak hoger dan dat van ons – wel ieder jaar aangepast aan de stijgende prijzen. Iemand met een jaar loon van 467.940 dollar die daar geen belastingen op moet betalen (wegens diplomatieke status) en die bovendien elk jaar een aanpassing van het loon aan de stijgende prijzen krijgt, is niet bepaald goed geplaatst om te oordelen over de indexering van onze lonen.
Het jaarloon van Christine Lagarde lag eerder dit jaar al onder vuur toen ze pleitte voor hardere besparingen in Griekenland. Toen raakte bekend dat ze met haar jaarloon en bijkomende onkostenvergoedingen goed is voor een loon dat boven dat van de Amerikaanse president uitkomt. Dat ze zelf geen belastingen betaalt, maakt dat haar uitspraken over belastingontduiking door gewone werkenden in Griekenland evenzeer van hypocrisie getuigde.
Al diegenen die beweren dat een aanpassing van de lonen aan de stijgende prijzen een probleem is of die beweren dat een lagere werkloosheidsuitkering ertoe leidt dat werklozen sneller werk vinden, zouden vooraleer ze dergelijke uitspraken doen beter zelf eens aan een normaal loon leven of aan een werkloosheidsuitkering van 484 euro per maand als samenwonende. Dat zijn bedragen die mevrouw Lagarde en andere toplui eerder associëren met een avondje uit eten dan met een maandinkomen.
Het besparingsdiscours van het IMF is voorbijgestreefd en toont haar failliet aan in zuidelijk Europa. Als we deze hypocrieten laten doen, gaan we regelrecht van de ene sociale ramp naar de andere. Vanuit de ivoren torens van het establishment wordt onze levensstandaard onder vuur genomen en wordt een propagandacampagne gevoerd om al wie dat in vraag stelt als wereldvreemd te bestempelen. Laten we onze levensstandaard verder kelderen door hypocrieten zoals die van het IMF of gaan we met de meerderheid van de bevolking, de 99% wereldvreemden, de strijd hiertegen aan? Dat is de uitdaging en wat ons betreft is het antwoord op de vraag duidelijk.
-
Indexsprong. Hoe het woord ‘solidariteit’ misbruikt wordt voor een asociale maatregel
De afgelopen dagen werd het patronale offensief tegen onze levensstandaard opnieuw via alle mediakanalen opgevoerd. Daarbij kwam er de bereidwillige steun van onder meer minister van Financiën Vanackere (CD&V). Een van de centrale voorstelling is een indexsprong of aanpassing van de index. In welke mate een ondermijning van onze levensstandaard tot economische vooruitgang zou leiden, wordt niet ernstig uitgelegd.
De discussie begon al bij de aangekondigde sluiting van Ford Genk. Terwijl de directie van Ford erkende dat de lonen geen argument waren om de Genkse vestiging te sluiten, besloten patronale organisaties en politici dat de loonkost het centrale probleem was. Dat dit wel erg cynisch is, blijkt net bij Ford Genk waar eerder een looninlevering van 12% werd aanvaard. Het patronale voorstel van inleveringen om de ‘concurrentiekracht’ te vergroten, werd hier toegepast. En het heeft niet bepaald extra jobs opgeleverd…
Nochtans is dat het centrale argument dat ook door neoliberale economen wordt verdedigd. Zo kwam de neoliberalen Ivan Van de Cloot en Joep Konings met een studie waarin ze becijferen dat een indexsprong op lange termijn tot 10.000 nieuwe jobs zou opleveren. De media springen gretig op de kar: “Indexsprong kan Ford Genk goedmaken”, schrijven ze. De Standaard voegt er in een edito aan toe dat een indexsprong “relatief pijnloos” is en bovendien een vorm van “solidariteit”.
De redenering is dat inleveren op onze levensstandaard de consumptie wel ondermijnt, maar tegelijk de concurrentiepositie verbetert en daarmee nieuwe jobs oplevert. Dat er in alle buurlanden over dezelfde maatregelen wordt gediscussieerd, maakt dat er een heuse neerwaartse spiraal bezig is die bovendien het effect van dergelijke maatregelen meteen uitwist. Van de Cloot en Konings moeten erkennen dat bij gelijkaardige maatregelen in de buurlanden de relatieve concurrentiepositie niet verandert. Maar Konings is vastberaden: “Loonmatiging levert meer jobs op dan ze vernietigt”. Dat hij dat maar eens in Genk gaat uitleggen. Hij voegt er overigens aan toe dat het idee dat koopkracht goed is voor tewerkstelling een linkse mythe is. Blijkbaar is het een ‘linkse mythe’ als gedacht wordt dat wat geproduceerd wordt ook ergens een afzetmarkt moet vinden.
Het ziet er naar uit dat het drama bij Ford Genk wordt misbruikt om nieuwe neoliberale maatregelen te nemen die onze levensstandaard ondermijnen. Als Ford beslist om Genk te sluiten, heeft dat nochtans veeleer te maken met de overproductiecapaciteit en strategische plannen waarbij de directie ervan uitgaat dat een eventuele daling in de verkoop in België vrij snel zal afvlakken en verdwijnen.
Ook de politici zijn op de kar van de aanval op onze levensstandaard gesprongen. SP.a-minister Vande Lanotte was er als de kippen bij om te stellen dat de loonkosten het centrale probleem voor Ford waren. Minister Vanackere (CD&V) stelde dat er bij de begroting taboes moeten sneuvelen, waaronder mogelijk ook een indexsprong. Dit zijn dan de politieke partners van de vakbonden in de regering. Het ACV stelde dat en indexsprong onbespreekbaar is, maar de ACW’er Vanackere is duidelijk niet dezelfde mening toegedaan. Met zulke politieke ‘partners’ heb je geen politieke vijanden nodig.
Hoe zal een daling van onze levensstandaard en van die van onze collega’s in de buurlanden leiden tot economische groei? In Zuid-Europa zien we tot wat een neerwaartse spiraal leidt en dat de modellen van Konings en Van de Cloot niet werken. In een lezersbrief in De Morgen vroeg de Antwerpse ABVV-voorzitter Verlaeckt terecht: “Kunnen zij die vandaag krijsen dat we niet meer concurrentieel zijn dan ook de moed aan de dag leggen om te zeggen waar we naartoe moeten? Naar Litouwse en Oekraïense lonen? Naar Chinese arbeidsomstandigheden? Kunnen zij dan ook duidelijk stellen dat elke besparing op de (bruto) loonkost een gat slaat in onze sociale zekerheid, waarvan werkgevers zich bedienen om tijdelijke werkloosheid en brugpensioenen in te voeren in hun eigen bedrijf terwijl hun federaties en koepels er actie tegen voeren?”
Een collectieve verarming – want dat is wat een indexsprong concreet betekent: een daling van onze reële lonen – is een asociale maatregel die er enkel op gericht is om de zakken van de grote aandeelhouders verder te vullen. Er is nood aan consequent verzet tegen dergelijke voorstellen. Naar aanleiding van de aangekondigde sluiting van Ford Genk, de begrotingsdiscussie en het opstarten van de discussie rond een IPA valt het op dat het patronaat en haar politieke vertegenwoordigers klaar staat met haar propagandacampagne. Waar blijft het duidelijke syndicale antwoord daarop?
-
Geen gepruts aan de index!
Met de regelmaat van de klok wordt ons gezegd dat onze lonen te hoog zijn en dat de concurrentiepositie van onze bedrijven gebukt gaat onder de automatische loonindex. De meningen onder de gevestigde politici, werkgevers en hun media variëren van het afschaffen tot het prutsen aan de index. Ondanks hun propagandacampagne blijkt uit een peiling dat 56% van de bevolking de index wil behouden zoals ze is, slechts 13% is voorstander van de afschaffing ervan.
De peiling vroeg ook naar eventuele steun voor methoden om te ‘prutsen’ aan de index. Het verlengen van de indexperiodes kon amper een derde bekoren, het beperken van de index tot de laagste lonen kon op meer steun rekenen: 47% zag er iets in. Liefst behouden we de index zoals die is, en als geprutst wordt aan onze koopkracht en levensstandaard, dan toch niet aan die van wie nu al het minste heeft. Dat is de boodschap uit deze peiling.
Diegenen die vandaag voorstellen om aan de index te prutsen, doen dit niet om het stelsel beter af te stemmen op de reële prijsstijgingen met een betere afweging van verschillende producten en diensten (zo zijn huisvesting, water, elektriciteit, gas vandaag slechts goed voor een gewicht van 16%), maar wel om onze koopkracht naar beneden te trekken. Hoe minder wij verdienen, hoe beter voor de concurrentiepositie van de bedrijven. Zo luidt hun logica.
Vandaag is de index in heel wat gevallen het voorwerp van een schijngevecht waarbij het behoud ervan telkens opnieuw als ‘overwinning’ wordt ingeroepen of als tegengewicht voor toegevingen op andere vlakken. Het laat de vakbondsleiders bovendien toe om radicale taal te spreken zonder dat het veel consequenties heeft.
Op Rerum Novarum was het de beurt aan ACV-voorzitter Marc Leemans die de voorstellen om aan de index te raken als volgt omschreef: “Remedies van kwakzalvers die voorbijgaan aan de ziekte, onze te hoge inflatie, en dus de thermometer willen weggooien. Waarom is de innovatiekracht van werkgevers niet even hoog als hun creativiteit om in de zakken van de werknemers te zitten?” Het leverde hem banbliksems van Alexander De Croo op maar ook van partijgenote Caroline Ven van werkgeversfederatie VKW (en voorheen medewerkster van Leterme).
Een frontale aanval op de index is weinig waarschijnlijk, maar aanpassingen aan de berekeningswijze of de productenkorf zijn niet uit te sluiten. Patrick Dewael (Open Vld) en Jan Jambon (N-VA) stelden al voor om de samenstelling van de goederenkorf te herzien. Ze werden daarin deels bijgetreden door Karin Temmerman (SP.a). Het doel van de liberalen is duidelijk: de index mag in een aangepaste versie blijven bestaan, maar ze mag niet tot ‘loonsverhogingen’ (eigenlijk aanpassingen van de lonen aan de stijgende levensduurte) leiden.
Waakzaamheid tegen iedere ondermijning van de index is geboden. Waarom dat niet koppelen aan een offensieve strijd voor een volledig herstel van de index als weerspiegeling van de reële levensduurte?
-
Les Dolomies – Marche Les Dames. Hoe de loonnorm in de steengroeven werd gebroken
We staan voor een lange strijd tegen het besparingsbeleid van de vlinderregering. Het is op zo’n ogenblik nuttig om terug te kijken op wat gebeurde in het jaar dat achter ons ligt. Een belangrijke discussie daarbij was het Interprofessioneel Akkoord en de loonnorm van 0,3% die werd opgelegd. Onze lonen mochten volgens die norm in 2011-2012 met niet meer dan 0,3% stijgen.
Veel syndicale militanten spraken zich uit tegen deze loonnorm, in alle vakbonden verwierp een meerderheid van de basis het voorstel. Het patronaat en de traditionele partijen legden daarop de loonnorm eenzijdig op. In een aantal bedrijven werd de loonnorm echter gebroken. We haalden eerder al voorbeelden aan. Op basis van een strijdbare opstelling werd ook in de steengroeven van Marche-les-Dames nabij Namen een akkoord gesloten waarbij de norm van 0,3% werd gebroken. We spraken met ABVV-delegee Pedro Pereiro over hoe dat mogelijk was.
De geschiedenis van de steengroeven
In het begin van de 20ste eeuw verenigden de families Dumont en Lhoist zich om drie steengroeven uit te baten: in Jemelle, Dumont-Wauthier en in Marche-les-Dames. In de jaren 1980 stond het bedrijf aan de rand van het faillissement. Twee neven hebben het bedrijf dan volledig opgekocht en opnieuw opgestart. De steengroeven leveren kalk dat wordt gebruikt in verschillende sectoren zoals staal, glas en chemie.
In 2001 telde het Belgische bedrijf op internationaal vlak ongeveer 8.000 werknemers. Vandaag blijven er daar nog 6.700 van over, waarvan 3.500 in Europa en 800 in België. Er zijn verschillende sites in ons land: Lhoist, Jemelle, de Dolomies in Marche-les-Dames, Dumont-Wauthier en Merlemont (waar sierstenen worden geproduceerd). Het zakencijfer van het bedrijf liep in 2011 wereldwijd op tot 110 miljoen euro.
De vakbonden in de steengroeven
Er zijn in de steengroeven zowel grote als kleine bedrijven, maar overal is er een syndicale afvaardiging. In de sector (die onder het paritaire comité 102.09 valt) onderhandelen de delegees rechtstreeks met de werkgever. Tijdens de onderhandelingen voor een loonnorm 2011-2012 waren de arbeiders van de steengroeven ervan overtuigd dat de nationale norm van 0,3% moest worden gebroken. De kleine werkgevers boden heel wat weerstand, maar uiteindelijk behaalden we in de sector een loonsverhoging van 1,2%.
Na de onderhandelingen op sectorniveau volgden onderhandelingen per bedrijf. In de grote bedrijven is de krachtsverhouding uiteraard gunstiger. In de groep Lhoist haalde het personeel, als we alle verworven voordelen (zoals groepsverzekering) meerekenen, een verhoging van 4,22% binnen. Dat is natuurlijk een pak boven de 0,3% van de nationale loonnorm. Veertien keer zoveel om exact te zijn…
Sommigen zullen inbrengen dat dit enkel mogelijk is in een sector waar delokaliseren niet bepaald gemakkelijk is. Dat klopt uiteraard, maar de werkgevers waren onvermurwbaar tijdens de onderhandelingen en ze kregen daarbij de volledige steun van de gevestigde partijen.
De opbouw van een strijdbare delegatie
Er is sinds 1993 een syndicale delegatie bij Lhoist. Vanaf 1995 werd met het personeel van het bedrijf een eisenpakket opgemaakt. Op basis van strijd werden die eisen ook effectief ingewilligd, maar niet op alle sites. Het is pas tussen 1999 en 2001 dat een strijd werd opgezet om de voorwaarden in de drie fabrieken van de groep te harmoniseren. Er werd een 35-uurweek afgedwongen en tot in 2010 waren er in de drie vestigingen ook gelijke lonen.
Ondanks de verschillen in de vestigingen van het bedrijf kwam het op basis van solidariteit en strijd tot een harmonisatie. ABVV-delegee Perreira legde ons ook uit dat de arbeiders voelden dat de syndicale delegatie het voor hen opnam. Het vertrouwen werd doorheen de tijd opgebouwd. Er werd tijd uitgetrokken om alles uit te leggen en om te discussiëren, niet alleen als er overwinningen werden geboekt maar ook als er nederlagen werden geleden. In dat geval is het immers belangrijk om lessen te trekken.
De delegatie van Marche-les-Dames heeft gestreden voor het behoud van de tewerkstelling. In 1993 waren er nog 220 arbeiders, maar in 2000 was dat al gezakt tot 137 contracten van onbepaalde duur. De syndicale delegatie kwam op voor het verdelen van de arbeidstijd, waardoor er tegen 2008 (in volle crisis) opnieuw 157 mensen werkten. In 2011 was dat opgelopen tot 167 arbeiders met een vast contract. In de strijd heeft de syndicale delegatie ook afgedwongen dat heel wat interimmers een vast contract kregen, waardoor het moeilijker wordt om snel op onderaannemers over te schakelen en op die manier de collectieve slagkracht van de arbeiders aan te tasten.
Het besparingsbeleid richt zich tegen iedereen
Het besparingseleid van de regering Di Rupo brengt ons naar een diepe economische recessie waarbij een steeds groter deel van de bevolking uit de boot dreigt de vallen. De syndicale delegatie van de steengroeve in Marche-les-Dames is zich daar heel bewust van. Pedro Perreira stelt dat het schandalig is dat de zwaksten, zoals de werklozen en de gepensioneerden, worden aangepakt terwijl tegelijk miljarden cadeau worden gedaan de rijksten (onder meer via de notionele intrestaftrek). Dit leidt tot de vernietiging van het sociale weefsel. Als we hen laten doen, worden onze instrumenten van solidariteit nog verder ondermijnd.
De syndicale delegatie meent dat het tijd is om te reageren. We moeten de beweging organiseren en waar nodig heropbouwen. We moeten uitleggen hoe onze collega’s en vrienden zullen geraakt worden door de besparingen. Daartoe is er nood aan een uitgebreid actieplan van informatie en sensibilisering. Het is spijtig dat het Volkshuis niet meer bestaat, we zullen heel wat elementen van de arbeidersbeweging opnieuw moeten opbouwen.
De syndicale delegatie van Marche-les-Dames stelt dat we onze strijd moeten organiseren zodat deze efficiënt zou zijn. Dat is waarom de ABVV-leiding werd aangesproken over de wijze waarop de betoging van 2 december werd georganiseerd. De militanten denken dat het niet volstaat om te betogen, maar dat de acties verder moeten gaan. Op 22 december namen de steengroeven samen met andere privébedrijven deel aan de stakingsdag van de openbare sector.
Organiseer het verzet tegen sociale afbraak!
We krijgen vandaag telkens te horen dat de regering over geen enkele marge beschikt om toegevingen te doen. Het is belangrijk om de strijd aan te gaan door een strijdbare arbeidersbeweging op te bouwen rond een actieplan dat zich ent op de actiebereidheid en het breed gedragen ongenoegen tegenover het beleid van sociale afbraak.
-
Fons Verplaetse: Objectieve cijfers spreken Voka- en VBO- beweringen over loonkosten tegen
Goed nieuws voor syndicalisten in loonsonderhandelingen
Bij het VBO en Voka konden ze niet lachen met de jongste uitspraken van Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank. Die haalt immers vakkundig het sluitstuk van heel de patronale argumentatie onderuit, namelijk dat onze loonkosten moeten dalen als we onze economie in stand willen houden. Dat werd zoveel herhaald, dat zelfs doorwinterde syndicalisten het bijna geloofden. Maar kijk, heel af en toe, als alle carrièredoelstellingen zijn behaald, voelt zelfs een icoon van het establishment de behoefte om het ideologische discours dat hij zelf in de steigers heeft geholpen, aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Is het uit wroeging of gewoon uit intellectuele eerlijkheid, we weten het niet, maar dat een taboe is doorbroken, daarover bestaat geen twijfel.
In tegenstelling tot de ideologische kwakzalverij van Voka en VBO is Verplaetse wetenschappelijk tewerk gegaan. Hij vergeleek de ontwikkeling van de uurloonkosten in de privésector in België met die in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Hij baseerde zich daarvoor op de Technische Verslagen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB), een bron waarvan de patroons de objectiviteit niet zullen betwisten. Bovendien gebruikte hij telkens driejaarlijkse gemiddelden om toevallige ontwikkelingen uit te zuiveren. Hij deed dat voor de periode sinds 1997. Die bevindingen vergeleek hij met de evolutie van het marktaandeel van België in de uitvoer. Daarvoor baseerde hij zich op het gemiddelde van de cijfers van de Oeso en van Eurostat. “Iedereen denkt spontaan dat onze uitvoerprestaties zwaar zullen achteruitgaan als onze loonkosten feller stijgen dan in die buurlanden, maar uit objectieve cijfers blijkt het tegendeel”, besluit hij.
“Vanaf 1999 tot 2004 nam het loonkostenverschil met onze buurlanden af (met 0,7% – EB), maar we zien dat we vanaf 2001 steeds meer marktaandeel verliezen (2,4% – EB). En vanaf 2004 stijgen onze loonkosten in vergelijking met onze buurlanden (4,2% – EB), maar daalt ons verlies aan marktaandeel (0,5% – EB). De cijfers tonen dus duidelijk aan dat er zeker geen positief verband bestaat tussen de loonkosten en het verlies aan marktaandeel.” Goed nieuws voor syndicalisten die betrokken zijn bij loonsonderhandelingen en alvast iets voor de vakbondstop om zich voortaan assertiever op te stellen bij het onderhandelen van interprofessionele akkoorden.
Wat verklaart volgens Verplaetse dan wel het verlies aan marktaandeel? Het is alvast veel complexer dan alleen het verhaal van loonkosten, zegt hij. Hij heeft het over andere kostenelementen van de verkoopprijsstrategie en meer structurele elementen als onderzoek en ontwikkeling, innovatie en ondernemerschap. Dat de Belgische patroons vooral geïnteresseerd zijn in wat ze liefst vandaag nog kunnen opstrijken en weinig of geen aandacht hebben voor de toekomst, uit zich in de lamentabele investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Heel wat patroons klagen liever over loonkosten dan na te gaan hoe ze “andere kostenelementen”, zoals de energiefactuur bijvoorbeeld door een beter geplande aankoop, kunnen reduceren.
Er zijn talloze zaken te bedenken over hoe zelfs een kapitalistische markteconomie op een rationelere manier zou kunnen functioneren, Verplaetse noemt dat “ondernemerschap”. Rationele ondernemers zouden bijvoorbeeld moeten inzien dat men gemakkelijker exporteert naar landen waaruit men zelf importeert, al was het maar omwille van de contactpunten waarover men beschikt. De eigen markt voortdurend doen krimpen om de productiekost te verminderen zal bijgevolg ook de exportpositie ondermijnen. Voor rationaliteit is er echter geen plaats in een systeem dat ervan uit gaat dat het algemeen belang het best gediend is als ieder zijn eigenbelang nastreeft. Dat leidt tot absurde conclusies in de trant van “het ergste dat armen kan overkomen, is dat er geen rijken meer zijn” (dixit NV-A’er Siegfried Bracke).
Voor de Linkse Socialistische Partij ondermijnt het eigenbelang van een handvol rijken het algemeen belang van de overgrote meerderheid. Wij zijn van oordeel dat crisissen onvermijdelijk zijn zolang de sleutelsectoren van de economie in handen van privaat winstbejag zijn. Een democratische gestructureerde gemeenschap zou de beschikbare talenten op een efficiëntere manier inzetten in het belang van de hele gemeenschap.
-
Chemiebedrijven breken de loonnorm
Artikel uit de zomereditie van ‘De Linkse Socialist’
In 2011 verwacht de Nationale Bank 2,6% economische groei in ons land, volgend jaar zou dat 2,2% zijn. Ook de winsten nemen opnieuw toe. Maar de lonen mogen niet volgen als het van de werkgevers afhangt. Eerder dit jaar bekwamen de werkgevers dat een algemene loonnorm in een wet werd opgelegd waardoor de lonen niet meer dan 0,3% mogen stijgen in 2011-2012.
Die loonnorm is niet van toepassing op de topmanagers zelf. In de periode 2008-2010 zijn de lonen van de topmanagers van de Bel-20 bedrijven (de grootste bedrijven in ons land) met meer dan 20% gestegen. In 2010 maakten dezelfde bedrijven 37% meer winst dan in 2009: 16,6 miljard euro. De 500 bedrijven met de grootste winsten in 2009 betaalden gemiddeld 3,76% belastingen. Voor hen is het geen crisis…
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het voorstel om onze lonen te bevriezen op tegenkanting botst. Een aantal werkgevers ging zelf op zoek naar methoden om de 0,3%-norm te overstijgen, onder meer door premies en andere voordelen toe te kennen. In een aantal bedrijven werd de loonnorm doorbroken via onderhandelingen. Bij de chemiebedrijven Evonik, Bayer en Ineos in Antwerpen en Solutia in Gent werd meer bekomen. Bij de eerste twee bedrijven gaat het om 3% (in het geval van Bayer over 25 maanden), bij Solutia komt er 0,50 euro per uur bij naast een premie. Evonik en Oxeno (de twee bedrijven op het terrein van het vroegere Degussa) waren vorig jaar goed voor 122 miljoen euro winst, Bayer zelfs voor 167 miljoen.
Bij Evonik verklaarde de werkgever dat de loonsverhoging noodzakelijk is om de job aantrekkelijker te maken. Maar de werkgeversorganisaties vrezen dat dit voorbeeld teveel navolging zal krijgen. Er volgen in de Antwerpse chemiesector namelijk nog onderhandelingen bij Lanxess (september) en BASF (eind dit jaar). Waarom zouden zij onder de 3% blijven?
Siliconenproducent Dow Corning in Seneffe (nabij Charleroi) moest na enkele dagen staking zelfs een loonsverhoging van ruim 4% toekennen aan de 300 personeelsleden. En de arbeiders van metaalbedrijf Industeel (Marchienne-au-Pont) kregen zelfs 5% extra na een staking van 10 dagen. Deze arbeiders hadden een eerste voorstel van de directie met 50,4% verworpen.
De bedrijven waar de loonnorm is gebroken, blijven jammer genoeg uitzonderingen. De werknemers van deze bedrijven en hun afgevaardigden tonen aan dat het mogelijk is om de loonnorm te breken en tegemoet te komen aan de verwachtingen van heel wat werknemers in alle bedrijven.
-
Te hoge loonkosten?
Het Federaal Planbureau publiceerde positieve cijfers over de werkgelegenheid in ons land. Er wordt verwacht dat dit jaar het aantal werkenden met 43.000 zal toenemen en het aantal werklozen met 8.000 zou afnemen. Van de nieuwe jobs zijn er ongeveer een kwart in het kader van dienstencheques.
Het Planbureau stelt dat deze prestatie van de arbeidsmarkt “uitzonderlijk is vergeleken met de gehele eurozone en de meeste eurolidstaten.” De arbeidsmarkt doet het beter dan in de buurlanden. Nochtans horen we de patroons steevast klagen over de loonhandicap tegenover de buurlanden. De cijfers van het Planbureau spreken dat standpunt tegen.
Wel moet worden opgemerkt dat een groot deel van de nieuwe jobs geen goed betaalde vaste banen zijn. Er wordt veel gebruik gemaakt van dienstencheques en andere subsidievormen waardoor de gemeenschap betaalt en waarbij de werkende zelf geen werkzekerheid heeft en moet rondkomen met een laag loon.
Op de ranglijst van ‘meest competitieve landen’ van het Zwitserse IMD steeg België twee plaatsen naar de 23ste plaats. De sterkste punten zijn de hoge scholingsgraad, de productiviteit en de aanwezigheid van buitenlandse investeringen. Ondanks de hoge productiviteit en de riante overheidssubsidies om de lonen te drukken, blijft het patronaat intussen klagen.
-
De loonnorm breken in de sectoronderhandelingen
Dossier uit de aprileditie van De Linkse Socialist
Na de verschillende acties tegen de loonnorm van 0,3% en het in stand houden van de discriminatie tussen arbeiders en bedienden zullen nu onderhandelingen in de sectoren beginnen. Daar zal het er op aankomen om de loonnorm te breken en offensieve eisen te stellen, liefst in gemeenschappelijk vakbondsfront.
Acties tegen IPA
Een meerderheid van de vakbondsmilitanten sprak zich uit tegen het voorstel van IPA. Dat was het geval in alle drie de grote vakbonden en dat telkens tegen de eigen nationale leiding in. Enkel in het ABVV en het ACLVB werd deze meerderheid gerespecteerd en werd tot actie overgegaan. De regionale betogingen en acties waren vaak erg gedesorganiseerd, maar toch werd de nationale actiedag van 4 maart een succes.
In verschillende sectoren en industriegebieden werd het werk neergelegd. In de Antwerpse haven ging volgens havenschepen Van Peel een miljoen per uur verloren door de stakingsactie. De federatie van metaalpatroons, Agoria, had het over 20 miljoen euro inkomensverlies en 35.000 verloren werkdagen.
Loonnorm niet aanvaarden
Op en na de nationale actiedag van 4 maart werd gezwegen over nieuwe acties, het gebrek aan verder actieplan ondermijnde het potentieel van de actiedag. Er werd gewezen op de betoging aan de EU-top op 24 maart, maar voor het overige werd aangenomen dat de discussie nu in de sectoren zal worden gevoerd.
In de aanloop naar de acties tegen het IPA vernamen we dat de directie in een aantal bedrijven preventief overging tot loonsverhogingen van meer dan 0,3%. Nu er geen nationaal akkoord is, kan er bij de onderhandelingen in de sectoren en de bedrijven voor degelijke loonsverhogingen worden gegaan.
Duitse voorbeelden: 7%
In discussies over lonen haalt het patronaat graag het Duitse model van lage lonen aan om meer flexibiliteit te eisen. Het klopt dat een groot en groeiend deel van de Duitse werkenden in de lageloonsector terecht komt. Maar in de traditioneel sterkere sectoren wordt momenteel niet geaarzeld om ernstige looneisen naar voor te schuiven.
De chemievakbond IG BCE eist 7% op een jaar tijd (index inbegrepen) voor de 550.000 arbeiders in de sector. De argumentatie van de chemievakbond is duidelijk: de productie steeg in 2010 met 11%, de omzet met 17,5% en de winstmarges zijn hersteld. In de telecommunicatie eisen de Duitse bonden 6,5% en kwam het in februari tot betogingen en stakingsacties na een patronaal “aanbod” van 1,08%.
Laat ons dit voorbeeld volgen in de sectoronderhandelingen. Yvan De Jonge van ABVV-Voeding merkte in Gazet van Antwerpen op: “Alle indicaties geven ons het recht om meer te vragen dan de 0,3% die zij nu willen geven. Zo maakte Coca-Cola 96% meer winst in 2009 tegenover het gemiddelde van de afgelopen tien jaar. In 2010 zal dat drie keer zoveel zijn als gemiddeld de voorbije tien jaar. (…) De courante winst die bedrijven alleen uit hun activiteiten halen, ligt doorgaans nog hoger, terwijl het personeel 10% harder moet werken dan 10 jaar geleden.” Voor de minimumbarema’s vraagt ABVV-Voeding 4,5% opslag.
Enkele vaak voorkomende argumenten…
Er zijn geen middelen voor loonsverhoging
Ook midden in de crisis, in het boekjaar 2009, waren er maar liefst 10 bedrijven die meer dan 1 miljard euro winst boekten in ons land (samen goed voor bijna 30 miljard euro). De 18 bedrijven uit de Bel20 die hun resultaten bekend hebben gemaakt, waren in 2010 goed voor 16 miljard euro winst of een derde meer dan in 2009. Ongeveer de helft van die winst wordt aan de aandeelhouders uitgekeerd.
Terwijl wij gevraagd worden om de broekriem aan te halen, zien we dat voor de topmanagers of politici geen loonnorm geldt. Er zijn wel middelen om de 13 hoogst geplaatste managers van ABInbev 20,33 miljoen euro aan salarissen en bonussen uit te betalen, maar niet om onze lonen te verhogen?
Wij willen wel in actie komen, maar die van het ACV niet…
Aan de top van de vakbonden is er verdeeldheid, in de afwijzing van het IPA aan de basis daarentegen niet. LBC-militant Jon Sneyers trok zelf op onderzoek naar de verhoudingen in zijn vakbond en berekende dat 55% van de basis had tegen gestemd. Dat werd “afgerond” tot 67% voorstemmen. Ook de ABVV-leiding is niet onschuldig: Anne Demelenne hield tot op het laatste moment de pen vast bij het schrijven van het voorstel tot IPA.
Ongetwijfeld zullen de manoeuvres aan de top ook leiden tot spanningen aan de basis, maar we mogen daar niet in meestappen. Op 4 maart waren er ook ACV’ers aan de stakingspiketten en LBC voerde op 28 februari een uitstekende actie, overigens met ook een kleine delegatie ABVV-militanten. Laat ons aan de basis werken aan eenheid, dat zal het voor de top moeilijker maken om met onze voeten te spelen.
Wij willen wel in actie komen, maar de Vlamingen niet…
Dit argument wordt in Franstalig België al eens gebruikt: de Vlamingen zijn rechts en niet strijdbaar. Op 4 maart waren er in Gent 2.500 betogers, in Leuven 2.000, in Hasselt een duizendtal en lag in Antwerpen de Scheldelaan plat. Het Antwerpse Gemeentelijke Havenbedrijf beweerde dat het 1 miljoen euro verlies per uur maakte. Het argument dat er geen strijdbaarheid is in Vlaanderen is ongegrond en wordt doorgaans gebruikt om een minder offensieve houding te bepleiten.
Geen enkele traditionele partij steunt het standpunt van de werkenden
Alsof daar nog eens bevestiging voor nodig was, moesten de socialistische bediendenbond BBTK en de Algemene Centrale bij een tournee langs de hoofdkwartieren van de traditionele partijen op 6 en 17 maart vaststellen dat geen enkele partij bereid is om de vakbondseisen te ondersteunen.
De regeringspartijen met inbegrip van de PS hebben een aangepast voorstel van IPA voorgesteld waarin de 0,3% en de discriminatie tussen arbeiders en bedienden overeind bleven. Dit voorstel genoot de steun van N-VA. Op de actiedag van 4 maart sprak N-VA voorzitter De Wever zich uit tegen de acties voor meer loon, hij had het over een “bezette stad” en eiste een politie-optreden tegen de stakers. Zo weten we meteen hoe ver het recht op collectieve actie voor De Wever mag gaan.
Antwerps burgemeester Janssens noemde de acties “onverstandig”, SP.a-voorzitster Gennez had eerder het IPA verdedigd en verklaarde dat de acties “wel heel ver” gingen en dat zij “dat niet zou doen.” Groen! en Ecolo reageerde aanvankelijk razend enthousiast over het IPA: “Te midden van een politieke impasse die ook onzekerheid op de arbeidsmarkt creëert, hebben de sociale partners hun rol van economische stabilisator gespeeld. Het werk is nog niet af, maar het bereikte IPA is een belangrijke stap voorwaarts.” Als naderhand onder druk van het protest het standpunt van SP.a en de groenen wordt bijgestuurd, gebeurt dit niet met betrekking tot de loonnorm.
Van deze partijen moeten we geen steun verwachten. Als de vakbonden hun verzet tegen het IPA politiek willen laten gelden, zullen ze de bij de traditionele partijen (inclusief de zogenaamde “linkse” partijen) van een kale reis terug komen. Hoog tijd om de banden met die traditionele partijen volledig te verbreken! Strijdbare militanten zullen zelf mee aan de basis moeten staan van een eigen politiek instrument in de vorm van een nieuwe arbeiderspartij.
-
ABVV-Horval eist meer dan 0,3% opslag
In de voedingssector neemt het ABVV geen genoegen met de loonnorm van 0,3% die door de regering wordt opgelegd. Secretaris Yvan De Jonge verklaarde gisteren in Gazet van Antwerpen: “Alle indicaties geven ons het recht om meer te vragen dan de 0,3 procent die zij nu willen geven.” Er wordt gewezen op de forse toename van de superwinsten in de voedingssector. Zo weten we meteen ook waar een deel van de prijsstijgingen naartoe gaan.
De Jonge wijst op een aantal voorbeelden: “Coca Cola maakte 96 procent meer winst in 2009 tegenover het gemiddelde van de afgelopen tien jaar en in 2010 zal dat drie keer zoveel zijn als gemiddeld. Quick maakte 109 procent meer winst dan gemiddeld de afgelopen tien jaar. Ook bedrijven als Candico, Dossche Mills, CSM en andere noteerden superwinsten die 32 tot 86 procent hoger liggen dan het gemiddelde van de voorbije tien jaar.” Dit soort cijfers is de norm in de voedingssector. “De courante winst – die bedrijven alleen uit hun activiteiten halen – ligt doorgaans zelfs nog hoger, terwijl het personeel 10% harder moet werken dan 10 jaar geleden.”
Redenen genoeg dus om offensieve looneisen naar voor te brengen. Er wordt geen cijfer opgeplakt, maar de vakbond stelt wel dat de minimumbarema’s met 4,5% zouden stijgen. In de bedrijven die grote winsten boeken, moet er voor ABVV-Horval een algemene loonsverhoging boven de loonnorm komen. Zoniet dreigt het ABVV met acties in enkele grote bedrijven.
In de sectoriële onderhandelingen moet de loonnorm van patronaat en regering worden verworpen. Na de afwijzing van het IPA-voorstel door een meerderheid van de werknemers (en dat in alle vakbonden, ook in het ACV) kan enkel worden vastgesteld dat er geen akkoord is. Dit opent de weg voor vrije onderhandelingen in de sectoren en op bedrijfsniveau. Daar moeten we de strijd voeren voor degelijke bruto loonsverhogingen.
> Neem morgen deel aan de nationale actiedag van het ABVV in Brussel!