Your cart is currently empty!
Wil Unizo lonen vervangen door aalmoezen?
De gedreven patronale provocateur Karel Van Eetvelt slaat nog eens toe. De topman van werkgeversfederatie Unizo pleit voor een verdere opmars van ‘mini-jobs’ naar Duits voorbeeld. “Een mini-job biedt aan mensen die moeilijk werk vinden de kans om in de arbeidsmarkt te stappen. Ons land zou een voorbeeld moeten nemen aan Duitsland en een aangepaste versie van het systeem moeten invoeren.” Voor alle duidelijkheid: niet zozeer de job zelf is ‘mini’ maar wel het loon dat ervoor wordt gekregen.
Het Duitse model van extreem lage lonen ligt al langer onder vuur. Het leidt immers tot een toename van armoede en het maakt economisch herstel op basis van interne consumptie erg moeilijk. Het neoliberale beleid onder bondskanselier Schröder (SPD) omvatte onder meer een hervorming van de arbeidsmarkt met een snelle en sterke opmars van laag betaalde jobs. Het ging onder meer om ‘1-euro-jobs’ waarbij werklozen moeten werken voor hun uitkering en daar nog 1 euro per uur bovenop krijgen als loon. Dat is interessant voor werkgevers die amper loon moeten betalen, de gemeenschap betaalt immers het grootste deel van het loon. De bekende schrijver Günter Walraff vatte het enkele jaren geleden als volgt samen: “We worden stilaan een onderontwikkeld land”.
Dat is blijkbaar waar Van Eetvelt ook hier naar toe wil. De discussie gaat verkeerdelijk over ‘mini-jobs’ terwijl het eigenlijk over ‘mini-lonen’ gaat. Een vijfde van de Duitse werknemers verdient minder dan 10 euro per uur, 10% minder dan 8,5 euro per uur. Er zijn 6,5 miljoen Duitse werkenden met een brutoloon van minder dan 1.500 euro per maand. Werklozen worden op een hongerrantsoen van 364 euro per maand gezet. Veel werkenden vinden enkel een deeltijdse job, zo zijn er 4,9 miljoen Duitsers die als enige inkomen een deeltijdse mini-job hebben waarmee ze maximaal 450 euro verdienen.
Het klinkt Van Eetvelt als wondermooie muziek in de oren. Niet dat de professionele patronale provocateur zelf bereid is om aan 364 euro per maand te leven. Zijn verantwoordelijkheid en complexe job – het dagelijks herhalen van dezelfde patronale leugens – vereist immers een loon dat een veelvoud bedraagt van het aalmoes dat hij aan gewone werkenden wil toekennen.
Iedere discussie komt op hetzelfde neer: de ‘loonkosten’ in ons land vormen een ‘handicap’, zeker tegenover Duitsland. We moeten zelf ook minilonen invoeren om ‘concurrentieel’ te zijn met de Duitse lageloonsector. Concurrentieel zijn betekent dat wij op aalmoezen moeten overleven om de winsten van de grote aandeelhouders veilig te stellen. Die moeten hun geldbergen in exotische bestemmingen als de Kaaimaneilanden immers constant kunnen aanvullen.
In het debat over de Duitse minilonen spreekt Van Eetvelt zichzelf tegen. Terwijl hij enerzijds stelt dat de Belgische arbeidsmarkt het Duitse voorbeeld moet volgen om concurrentieel te zijn, ontkent hij anderzijds dat de lage lonen in Duitsland een grote asociale impact hebben. Plots zit het probleem dan bij de “hoge fiscale en parafiscale lasten” en wil hij vasthouden aan het minimumloon. Het is echter niet mogelijk om het Duitse model te volgen zonder er de asociale gevolgen bij te nemen. Die gevolgen zijn immers net de basis van het Duitse model.
De mist die gespoten wordt, maakt de essentie van het betoog niet onduidelijker. Het gaat er om dat onze lonen onder vuur worden genomen. Van Eetvelt pleit ervoor om de lonen te vervangen door aalmoezen waarmee de armoede wordt georganiseerd. Waar hij niet op antwoordt, is hoe armoede en sociale problemen op langere termijn tot economisch herstel en groei kunnen leiden. Van Eetvelt stelt dat de loonmatiging van Duitsland de ‘locomotief’ van Europa heeft gemaakt. Dat is een Europa dat gekenmerkt wordt door een uitzichtloze crisis met steeds dieper wordende sociale problemen.