Op 14 maart zullen vrouwen in België hetzelfde brutoloon verdiend hebben als mannen eind december 2017. Nu het feminisme internationaal opnieuw op de voorgrond treedt, blijft die loonkloof tussen mannen en vrouwen een realiteit. Ook in België: met 20% minder bruto maandloon in de privésector, gemiddeld 26% minder pensioen … Bovendien wordt die secundaire positie van vrouwen nog versterkt door de besparingsmaatregelen van de regeringen en lokale besturen.
Het moet gedaan zijn met de begrotingsputten te vullen ten koste van diegenen die al moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen. Er is geld genoeg … De winsten van de grote vermogens blijven toenemen. Op 8 januari 2018 was het ‘CEO Jackpot Day’, de dag waarop de CEO’s van de 20 grootste beursgenoteerde Belgische bedrijven verdiend hebben wat een Belgische werknemer verdient op een jaar tijd.
Een degelijk loon voor iedereen!
De loonkloof wordt veroorzaakt door verschillende zaken, maar niet één daarvan rechtvaardigt haar. Vrouwen werken over het algemeen in minder betaalde sectoren waar massaal deeltijdse contracten gebruikt worden: de zorg, het onderwijs, de distributie … 45% van de werkneemsters werkt deeltijds (cijfer van 2016).
Dat is geen persoonlijke keuze: slechts 9% van de vrouwen in die situatie zou geen voltijdse job willen. 24% legt uit dat ze die keuze maken om de zorg voor kinderen of andere mensen ten laste op te nemen. Het loon van vrouwen wordt nog vaak gezien als een extraatje voor het gezin, eerder dan een loon op zich. Daardoor zijn ze vaker financieel afhankelijk van hun partner of lopen ze meer risico om onder de armoedegrens te belanden. Dat wordt dan weer versterkt door de afbraak van publieke diensten (te dure en/of te weinig zorg, tekort aan kinderopvang, …) en de doelstelling van de regering om slechte contracten te promoten: flexi-jobs, interimcontracten, dienstencheques …
Campagne ROSA strijdt voor:
Collectieve arbeidsduurvermindering om de combinatie werk-privéleven mogelijk te maken. Voor een 30-urenweek zonder loonverlies, met bijkomende aanwervingen en een verlaging van het arbeidsritme waar nodig.
Kwaliteitsvolle jobs. Geen onzekere contracten, voor contracten van onbepaalde duur en een minimumloon van €14/uur.
Een collectieve aanpak van kinder- en bejaardenzorg, zodat dit niet de individuele taak is van vrouwen. Kwaliteitsvolle publieke diensten, toegankelijk voor iedereen, zijn broodnodig. Stop de besparingen op openbare diensten en de zorgsector
[divider]
Stop de aanval op onze pensioenen!
In tegenstelling tot wat de politici vertellen, is het pensioen in België bij de laagste van Europa. In ons land leven 4 gepensioneerden op 10 onder de armoedegrens. Tweederde van hen zijn vrouwen. Het pensioen van vrouwen ligt 26% lager dan dat van mannen. Vrouwen hebben minder lange carrières omwille van de sociale rol die bijna uitsluitend aan hen wordt toegewezen.
De pensioenhervormingen die hangende zijn, gaan vrouwen nog massaler in onzekerheid duwen. Inderdaad, de pensioenleeftijd optrekken tot 67 jaar, de aanvallen op de lijst van zware beroepen en de aanvallen op de gelijkgestelde periodes waren nog niet genoeg voor minister van pensioenen Daniel Bacquelaine. Hij heeft nog enkele kaarten achter de hand: deeltijds pensioen, pensioen met punten … Dat doet hij niet, zoals hij zelf beweert, om de pensioenen te verhogen voor diegenen die langer willen werken, maar wel om te besparen op de rug van diegenen die nu al amper rondkomen.
Campagne ROSA wil:
dat de regering al haar hervormingen intrekt: pensioenleeftijd, gelijkgestelde periodes …
dat er niet geraakt wordt aan de pensioenen in de publieke sector of aan de gelijkgestelde periodes.
een minimumpensioen van €1.500 bruto per jaar.
dat de pensioenen in de privésector minstens 75% van het gemiddelde loon bedragen.
geïndividualiseerde rechten die financiële onafhankelijkheid van vrouwen garanderen.
Reactie op het pleidooi van professor Baert voor een lager minimumloon
In De Standaard van vrijdag 2 maart 2018 pleit arbeidseconoom Stijn Baert (UGent en UA) voor een lager minimumloon, vooral voor laaggeschoolde jongeren. (1) Hij meent dat de hoge werkloosheidsgraad bij jongeren in België, vooral dan bij laaggeschoolden, te wijten is aan de hoge minimumlonen in ons land. Hij pleit dan ook voor een systeem waarbij het minimumloon verlaagd wordt naargelang een jongere een lager diploma heeft, net zoals er vandaag al een lager minimumloon bestaat voor zij die jonger zijn dan 21 jaar.
Artikel door een ACOD-vakbondsafgevaardigde
Door de hoge werkloosheid te koppelen aan de hoogte van de lonen maakt Baert een typische fout die al bijna zo oud is als het kapitalisme zelf. Sinds het moment dat de georganiseerde arbeidersbeweging de strijd voor hogere lonen – of een variante: kortere werktijden voor hetzelfde loon – heeft opgenomen, hebben kapitalistische economen theorieën bedacht om te argumenteren dat dit de economie zou schaden, en vaak dus juist de arbeiders zélf zou treffen.
In 1865 hield John Weston, nota bene zélf een socialistisch militant, een redevoering voor de Algemene Vergadering van de Eerste Internationale, waarbij hij probeerde te argumenteren dat het verkeerd was dat de Internationale opriep voor stakingen en protesten om betere lonen af te dwingen. Zijn argument was, exact zoals Stijn Baert het 153 jaar later zal herhalen, dat hogere lonen ingaan tegen de mogelijkheden van kapitalisten om “vrij” tot “natuurlijke” lonen te komen. Weston beweerde, opnieuw vlekkeloos nagekauwd door Baert, dat dit zou leiden tot meer werkloosheid, of tot hogere prijzen voor consumptiegoederen (inflatie), waardoor de arbeiders er zélf de dupe van zouden worden. Voor Weston was de conclusie dat vakbonden niet mochten proberen te lonen te verhogen, Baert gebruikt datzelfde argument om de overheid op te roepen de minimumlonen te verlagen voor bepaalde groepen.
Marx nam op de volgende bijeenkomsten van de Algemene Vergadering van de Eerste Internationale grondig de tijd om de argumenten van Weston te ontkrachten. (2) Zijn belangrijkste argument was dat Weston er totaal geen rekening mee hield dat de economie ook groeit, en dat hogere lonen voor arbeiders nieuwe investeringsmogelijkheden biedt aan kapitalisten om producten te verkopen aan die arbeiders. Bovendien staan kapitalisten met elkaar in concurrentie, en dat zélfs wanneer één kapitalist de hogere lonen zou willen doorrekenen in zijn prijzen, of door minder te produceren en arbeiders af te danken, dat anderen door hogere productie of lagere prijzen dit zullen corrigeren. Marx toonde met concrete voorbeelden uit zijn tijd aan dat dit effectief het geval is.
Professor Baert haalt dan een gezagsargument aan om zijn stelling toch te bekrachtigen: hij stelt dat “eerder onderzoek” aantoont dat minimumlonen effectief zorgen voor meer werkloosheid. Baert vermeldt er niet bij over welk onderzoek het gaat, dus is het moeilijk om na te gaan of zijn stelling effectief klopt. Zeker, er zijn economen – vooral van neoliberale signatuur – die tot deze conclusies komen, maar er zijn er ook heel wat die het tegengestelde beweren. De befaamde Amerikaanse economen Alan Krueger en David Card toonden in 1994 al aan dat hogere minimumlonen net méér jobs opleverden (3), en ook David Neumark and William Wascher toonden dit aan met dezelfde casestudy (4). Meer recent was er de open brief van zo’n 600 vooraanstaande Amerikaanse economen, waaronder Nobelprijswinnaars zoals Thomas Schelling, Robert Solow en Joseph Stiglitz die in januari 2014 de Amerikaanse regering opriepen een hoger minimumloon in te voeren, wat zou leiden tot meer economische groei en een lagere werkloosheid. Het minste wat we dus kunnen zeggen is dat professor Baert zijn bronnen selectief kiest.
Als laatste argument geeft Baert aan dat er “jobs” zijn die een lagere productiviteit of toegevoegde waarde hebben dan het minimumloon. Ook dit moet gerelativeerd worden: het minimumloon voor een werknemer die minstens 21 jaar oud is komt op dit moment overeen met een uurloon van 9,49 euro per uur. België is wereldwijd één van de meest productieve landen ter wereld, per uur gewerkt loon wordt er in ons land een meerwaarde gecreëerd van gemiddeld 48,2 euro per uur (5): ons land staat daarmee op een trotse vierde plaats wereldwijd. Professor Baert zou kunnen argumenteren dat dit cijfer slechts een gemiddelde is en dat er sectoren zijn die hieronder vallen. Maar zelfs in die sector die het laagste scoort qua toegevoegde waarde, de horeca, wordt nog steeds een toegevoegde waarde van 31,1 euro per gewerkt uur behaald (6).
Bovendien heeft een sector als de horeca net veel te winnen bij de verhoging van een minimumloon. Toen onze zusterorganisatie Socialist Alternative via haar gemeenteraadslid Kshama Sawant in Seattle er in 2014 in slaagde een minimumloon van 15 dollar per uur in te voeren op stadsniveau, werden een aantal kleine horeca-uitbaters opgevoerd als het gezicht van de oppositie tegen die maatregel. Twee jaar later moesten de meeste van die uitbaters toegeven dat hun verzet onterecht was geweest: hun zaken bloeiden en enkelen onder hen konden zelfs nieuwe restaurants openen (7). De reden was simpel: heel wat arbeiders die voordien nooit genoeg geld hadden om eens te gaan eten met hun gezin deden dat nu wel, wat tot meer omzet leidde voor de lokale horeca. Stijn Baert neemt zo’n effecten duidelijk niet mee in zijn theorie, maar gaat, opnieuw net zoals John Weston 150 jaar geleden, uit van een zeer statische visie op de economie.
Baert heeft wél een punt als hij stelt dat hogere lonen kunnen leiden tot minder jobs en werkuren, omdat het aanzet tot automatisering van bepaalde functies. Dit is zelfs één van de belangrijkste redenen waarom België zo een hoge arbeidsproductiviteit heeft: de Belgische economie wordt immers gekenmerkt door een hoge scholingsgraad van haar arbeidsbevolking, een sterke infrastructuur en een hoge automatisering van de industrie. Dit maakt dat in bepaalde sectoren de loonkost slechts een minimaal deel is van de totale kosten van een bedrijf, dit is met name zo voor de zeer rendabele petrochemie.
Maar moet een hogere automatisering leiden tot een hogere werkloosheid? De reden voor de hoge werkloosheid in ons land sinds de jaren ’80 is dat de arbeidsproductiviteit door automatisering niet is gevolgd door een verlaging van de arbeidstijd. De extra rijkdom die zo is gecreëerd is op die manier quasi integraal naar de zakken van de grote bedrijven gegaan: dit verklaart waarom de winsten van de grootste bedrijven jaar na jaar zo sterk toenemen. Een collectieve arbeidsduurvermindering, bijvoorbeeld door de invoering van een 30-urenweek, zou die rijkdom opnieuw eerlijker verdelen, en zou eindelijk een structurele oplossing voor de werkloosheid bieden. Trouwens: het is geen toeval dat professor Baert ook een forse tegenstander is van deze vorm van arbeidsduurvermindering…
Als we dan toch op één punt moeten akkoord gaan met Professor Baert, is het wel dat kapitalisten altijd een manier zullen vinden om elke verworvenheid van de arbeidersklasse te mismeesteren om er hun voordeel aan te halen. Zo zagen we in Seattle na de verhoging van de minimumlonen dat bepaalde restaurants tijdelijk een “minimum wage tax” toevoegden aan de kastickets, zogezegd om de hogere lonen van hun personeel te betalen. Maar, zoals eerder gezegd, werkt zoiets maar zolang er géén enkele kapitalist in de concurrentiestrijd tóch zijn prijzen doet zakken.
Maar het toont wel aan dat geen enkele overwinning onder het kapitalisme voor eeuwig is. Zelfs als we morgen in België een verhoogd minimumloon van 14 euro per uur zouden afdwingen, zoals de Algemene Centrale van het ABVV voorstelt (8), zullen kapitalisten elke delokalisatie, elk jobverlies en elke prijsstijging aangrijpen om het sociaal draagvlak voor zo’n maatregel te ondermijnen. Wij moeten dit echter gebruiken als een wapen: het wanhopige verzet van de kapitalisten – en hun lakeien zoals professor Baert – tegen elke verbetering van de levens -en werkomstandigheden van de meerderheid van de bevolking toont meteen de zwakte aan van dit systeem: het kapitalisme is niet in staat om op langere termijn een degelijke levensstandaard te bieden aan de meerderheid van de bevolking. Elke strijd om concrete verbeteringen is dan ook een strijd die het failliet van dit systeem aantoont, en de noodzaak van een socialistische omwenteling van de maatschappij.
In een socialistische maatschappij worden de rijkdommen collectief beheerd in het belang van de meerderheid van de bevolking, en niet langer voor de privileges van de allerrijksten. Elke stijging van de productiviteit betekent dat we betere lonen, kortere werktijden en comfortabelere werkomstandigheden kunnen verwezenlijken. Prioritair zullen we ons richten op het veiliger en aangenamer maken van de slechtste en meest gevaarlijke jobs, die jobs die nu vaak het slechtst betaald worden. Dat is óns project voor die jongeren met de slechtste jobs, of voor diegenen die nu geen job vinden.
Zie De Standaard van vrijdag 2 maart 2018, Opiniebijdrage Stijn Baert: “Koppel het minimumloon aan het opleidingsniveau” https://www.standaard.be/cnt/dmf20180301_03385538
Zie “Loon, Prijs en Winst” van Karl Marx, terug te vinden op https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1865/1865loonprijs.htm#a9
Zie “Myth and Measurement: The New Economics of the Minimum Wage”, David Card & Alan Krueger, 1995, Princeton University Press
« The Effect of New Jersey’s Minimum Wage Increase on Fast-Food Employment: A Re-Evaluation Using Payroll Records », David Neumark, William Wascher, NBER Working Paper No. 5224, NBER Program(s): Labor Studies
Onze lonen: +0,1%. Topmanagers: + 25%. Maar op wie wil deze regering besparen?
Foto: Jean-Marie
We werken zo hard dat de winstcijfers het goed doen en bijgevolg ook de lonen van de topmanagers sterk stijgen. Dat zijn volgens specialisten tekenen dat het goed gaat met de economie. Dat onze lonen niet volgen en nog onder het niveau van enkele jaren geleden liggen, wordt eveneens gezien als positief voor de economie. Voor de experts en specialisten die het kapitalisme verdedigen, is de groeiende ongelijkheid positief: zolang de rijksten maar rijker worden, zijn ze tevreden.
Enkele cijfers: in 2016 verdienden topmanagers in ons land gemiddeld 2,08 miljoen euro per jaar. Dat was een stijging met 26% in vergelijking met 2015. In hetzelfde jaar lag het gemiddelde loon van een werknemer in ons land volgens de OESO op 43.097 euro. Dat was een daling met 1% tegenover een jaar eerder, toen het gemiddeld jaarloon (in euro van waarde in 2016) 43.541 euro bedroeg en nog steeds op basis van de waarde van de euro in 2016 ook nog steeds onder het niveau van het gemiddelde loon in 2014 en 2013. De Britse vakbondskoepel TUC maakte een ranglijst met de verwachte reële loonstijgingen in 2018: België bengelt achteraan met een verwachte stijging van 0,1%. Dat is een pak minder dan in Nederland (+1,1%), Duitsland (+0,9%) en Frankrijk (+0,8%). Er is duidelijk sprake van een loonhandicap in ons nadeel!
Toch wordt er niet gesproken over maatregelen om de loonhandicap op te lossen. Lagere lonen zijn namelijk goed voor ‘onze’ concurrentiepositie. Bedoeld wordt: voor de winsten van de bedrijven. Als het om de topmanagers gaat, wordt er wel vergeleken met de buurlanden. Alle kranten merkten op dat toplui in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk meer verdienen dan hun Belgische collega’s. Ons loon wordt altijd vergeleken met wie minder verdient, hun lonen met wie meer verdient.
In Groot-Brittannië wordt de vergelijking gemaakt tussen de gemiddelde lonen van werknemers en die van topmanagers. Op die basis werd bepaald dat op 4 januari, de derde werkdag van het jaar, een topmanager al een eerste gemiddelde jaarloon binnen had. Die dag werd uitgeroepen tot ‘Fat Cat Day.’
Voor ons land lopen gelijkaardige berekeningen een beetje uiteen. De Vlerick-studie waarmee de lonen van de managers van Bel20-bedrijven bekend gemaakt werd, stelt dat de ceo van een Bel20-bedrijf gemiddeld 37 keer het loon van zijn werknemers verdient. Er wordt met andere woorden rekening gehouden met een gemiddeld jaarloon van ongeveer 56.000 euro. De Franstalige christelijke bediendenvakbond CNE riep gisteren uit tot ‘CEO Jackpot Day’. De vakbond vertrekt van het mediaan jaarloon van 44.374 euro in 2016. De cijfers van de OESO hebben het over een gemiddeld jaarloon van 43.097 euro. Volgens De Standaard valt ‘Fat Cat Day’ in ons land op 17 januari. De krant vertrok van het gemiddelde brutojaarloon van een voltijdse werknemer: 47.954 euro.
Aangezien veel deeltijds werkenden niet vrijwillig deeltijds werken, maar geen andere optie hebben gezien het aanbod of gezien de gezinssituatie (waarbij tal van zorgtaken niet door de gemeenschap worden opgenomen maar doorgeschoven worden naar het gezin, en de vrouwen in het bijzonder), lijkt het ons logisch om te vertrekken van het gemiddelde loon van een werknemer zoals berekend door de OESO. We willen gerust aannemen dat topmanagers hard werken, maar dat doen gewone werkenden ook. Met een gemiddelde van 250 werkdagen op een jaar (inclusief betaald verlof, we veronderstellen dat ook managers op vakantie gaan) komen we aan een dagloon van 8.320 euro voor een topmanager en 172 euro voor een gewone werkende. Op het begin van de zesde werkdag (na 5,2 dagen) heeft een topmanager een eerste normale jaarloon binnen. Dat was ergens deze ochtend, rond de koffiepauze. Vanaf vandaag werken de managers voor hun tweede jaarloon.
De CNE riep gisteren uit tot ‘CEO Jackpot Day’ en merkte op dat deze dag vorig jaar pas op 10 januari viel. Daar moet nog aan toegevoegd worden dat de berekening voor dit jaar gebaseerd is op de meest recent beschikbare cijfers, met name die uit 2016. Met de snelheid waarmee de kloof tussen de lonen van topmanagers en die van gewone werkenden toeneemt, zullen de topmanagers binnen enkele jaren op hun eerste werkdag niet alleen nieuwjaar maar ook ‘fat cat day’ vieren.
De kloof tussen de gouden toplonen en de gewone lonen wordt al langer aangeklaagd. Wij stellen daartegenover de eis van een beperking van de maximale loonspanning, dat is de verhouding tussen de hoogste en de laagste lonen. Honderd jaar geleden voerden de bolsjewieken in Rusland een maximale loonspanning in van één op vier. Het hoogste loon mocht maximaal vier keer zo hoog zijn als het laagste. Vier keer een jaarloon verdienen, betekent toch dat er heel wat luxe mogelijk is. Het zou wellicht ook leiden tot een grotere steun aan het optrekken van de laagste lonen en uitkeringen.
Een eis van een maximale loonspanning gekoppeld aan een verhoging van het minimumloon tot 15 euro per uur kan ongetwijfeld op een brede steun rekenen indien het gepopulariseerd wordt. Laat ons niet alleen de enorme ongelijkheid aanklagen, maar ook voorstellen doen waarmee we er een einde aan kunnen maken. Dergelijke voorstellen botsen meteen op de logica van het kapitalisme en vereisen een perspectief van een socialistische samenleving.
In het offensief voor hogere lonen voor alle werkenden!
Foto: Flickr/95213174@N08
Equal Pay Day, de actiedag voor gelijke lonen, valt dit jaar op 14 maart. Pas op 14 maart 2017 verdienen vrouwen het bruto jaarloon dat hun mannelijke collega’s op 31 december 2016 al verdiend hadden. De loonkloof is de afgelopen jaren lichtjes afgenomen, maar bedraagt nog steeds 21%.
Door een vakbondsmilitante
Er zijn verschillende elementen die dit uitleggen. Vrouwen hebben minder lange loopbanen dan mannen omwille van de sociale rol die hen bijna exclusief wordt toegekend. Vrouwen zijn ook het slachtoffer van een dubbele segregatie: ze worden doorgaans meer tewerkgesteld in sectoren die minder goed betaald worden en waar deeltijdse jobs domineren. Vrouwen blijven op het zogenaamde ‘glazen plafond’ botsen. Ze groeien minder makkelijk dan hun mannelijke collega’s door naar hogergeplaatste functies of naar jobs voor hoogopgeleiden.
Het loon van vrouwen wordt nog al te vaak gezien als een ondersteunend inkomen voor het gezin en niet zozeer als een volwaardig loon. Het maakt dat vrouwen vaak financieel afhankelijk zijn van hun partner en sneller onder de armoedegrens vallen.
Het beleid van de regering-Michel maakt vrouwen nog kwetsbaarder: werkloosheidsuitkeringen dalen sneller, de bijslag voor onvrijwillige deeltijdse arbeid vermindert en verdwijnt in veel gevallen, de uitsluiting van werkloze schoolverlaters, afschaffing van vormen van tijdskrediet, langer werken, aanpassing van de gelijkgestelde perioden voor de pensioenberekening, …
Verder zijn er de brutale aanvallen op onze openbare diensten die er zeker niet toe zullen bijdragen dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen gedicht wordt. De loonkloof is overigens het kleinst onder de statutairen in de publieke sector omdat de loononderhandelingen daar collectief gebeuren.
Het rapport over de loonkloof tussen mannen en vrouwen in 2016 (1) wijst op een oprukkende precarisering van de arbeidsmarkt. De kloof tussen deeltijds en voltijds werkende vrouwen neemt toe, terwijl de loonkloof tussen mannen en vrouwen die deeltijds werken afneemt.
Dit wijst op het belang om met alle werkenden samen op te komen voor hogere lonen voor iedereen. We moeten samen ingaan tegen de lage lonen. De beperkte loonmarge van 1,1% uit het laatste IPA (zie pagina 4) en de herziening van de loonwet van 1996 bieden weinig hoop op verbetering van onze levensvoorwaarden.
De wereldwijde Global Gender Gap Index 2016 stelt een achteruitgang in ons land vast op vlak van gezondheidszorg. België komt pas op de 64ste plaats van 144 landen. De afbouw van onze sociale zekerheid (met onder meer hoger remgeld voor bepaalde specialisten, waaronder gynaecologen) is daar niet vreemd aan. Steeds meer gezinnen, in het bijzonder éénoudergezinnen, stellen gezondheidszorg uit omwille van de kost ervan.
Onzekere en onstabiele jobs kennen een opmars. We moeten deze vicieuze cirkel van een neerwaartse spiraal stoppen door samen te strijden met alle werkenden, ook de meest uitgebuite werkenden. Dit kan rond offensieve eisen zoals een verhoging van het minimumloon tot 15 euro per uur en collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen.
(1) Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen en de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg
Ondanks gemor bij een aantal kritische vakbondsleden werd het ontwerp van Interprofessioneel Akkoord (IPA) met een overweldigende meerderheid goedgekeurd door alle vakbonden. Dat was in geen jaren meer gebeurd. Niet dat de loonnorm zo spectaculair was. Maar algemeen werd gevreesd dat een door de regering opgelegde loonnorm nog erger zou zijn. De vaststelling dat werkgevers en vakbonden nog tot akkoorden kunnen komen, leidde al tot de aankondiging dat de Groep van Tien zich ook over het stakingsrecht zal buigen.
Artikel door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Loonnorm breekt niet met matigingsbeleid
Met 1,1% boven de verwachte indexering zullen onze lonen minder sterk stijgen dan in de buurlanden. De Nationale Bank van België (NBB) wees er in haar jaarverslag over 2016 op dat de koopkracht voor het eerst sinds het uitbreken van de crisis in 2008 terug stijgt, maar nog altijd 4% onder het niveau van 2009 ligt. Dat onze economische groeicijfers lager liggen dan in de buurlanden wijt de NBB aan “de geringere bijdrage van de particuliere consumptie” als gevolg van “de loonmatiging.”
Als de gemiddelde koopkracht in 2016 toegenomen is, komt dit vooral door de toename van het aantal jobs. De NBB spreekt over 59.000 nieuwe jobs in 2016. Hoeveel daarvan deeltijds zijn, is nog niet bekend. Wel is geweten dat er van de 77.311 jobs die er in de privésector bijkwamen tussen oktober 2014 en het tweede kwartaal van 2016 slechts 25.415 voltijds en vast waren. Dat is ongeveer één op drie.
De loonnorm van 1,1% bovenop de verwachte indexering van 2,9% (tegenover een verwachte inflatie van 3,9% op twee jaar tijd), zal niet van die aard zijn om onze koopkracht te versterken. De werkgevers gaan ervan uit dat er in de buurlanden 0,5% meer loonmarge zal zijn. Eigenlijk is dit dus onderhandelde achteruitgang, waarbij de regering klaarstaat om te chanteren met nog meer achteruitgang.
Offensief programma nodig
De regering gaat ervan uit dat de begrotingscontrole eind februari zal meevallen en schept op over economisch herstel. De economische groei blijft echter onder de inflatiecijfers. Bovendien blijven er veel onzekere factoren zoals de Brexit, Trumps protectionisme, de Griekse schuldencrisis of de Italiaanse bankencrisis.
Ondertussen kreunen zowat alle sectoren onder tekorten als gevolg van het jarenlange besparingsbeleid. De periode van rust en ‘sociale vrede’ is dus op wel erg instabiele fundamenten gebaseerd.
Desalniettemin kan een rustiger periode gebruikt worden om de volgende fase van de onvermijdelijke confrontatie tussen arbeid en kapitaal voor te bereiden. Het uitwerken van een stevig alternatief is daar een essentieel onderdeel van. Een offensief programma dat vanuit de bekommernissen van de werkenden enkele speerpunten naar voor schuift zoals arbeidsduurvermindering, vaste en voltijdse contracten, hogere minimumlonen, … kan enthousiasmerend werken en een perspectief van sociale vooruitgang aanbieden. Een project hierrond bediscussiëren op de werkplaatsen en vakbondsbijeenkomsten en actief promoten op publieke plaatsen, zou een uitstekende voorbereiding op nieuwe mobilisaties zijn.
Wil de basis niet mee?
Eind december klonk het bij de christelijke bediendencentrales LBC en CNE nog dat kruimels niet zouden volstaan en dat 3% opslag boven de index het minimum was. Het werd 1,1% en toch werd dit met een grote meerderheid goedgekeurd, ook al was er een significante tegenstem. Het argument: de basis wil niet mee met acties voor meer.
Eind 2014 bouwde het actieplan tegen de regering-Michel een momentum op naar de algemene staking van 15 december. Een momentum blijft echter niet eeuwig duren: er is geen knopje aan de vakbondsbasis om de actiebereidheid op en af te zetten. Het momentum eind 2014 werd verkwanseld, ook al bleven er mogelijkheden. Dit bleek uit de sterke opkomst voor de grote betogingen in 2015 en 2016. Maar ondertussen ging het besparingsbeleid door en groeide ook het wantrouwen in de vakbondsleidingen. De terughoudendheid van de basis is begrijpelijk, de leiding heeft dit aan zichzelf te danken.
In deze context kan een strijdbeweging niet zomaar uitgeroepen worden, het moet degelijk voorbereid worden met democratische betrokkenheid van onderuit om te vermijden dat er uiteindelijk niets gedaan wordt met de enorme inspanningen van de basis. Ook moet er perspectief op reële verandering zijn. Een offensief programma uitwerken en op die basis de discussie aangaan over strategieën om dit effectief te realiseren, is nodig.
Loonmatiging levert amper extra jobs op, of het moeten slecht betaalde precaire jobs zijn. Wel levert het de superrijken extra winsten op die niet in productie maar in belastingparadijzen worden geïnvesteerd… Foto: betoging van 29 september 2016, foto van PPICS
Op 11 januari kwam de Groep van 10, het overlegorgaan van werkgeversorganisaties en vakbonden, tot een project van Interprofessioneel Akkoord (IPA) met een marge voor loonsverhogingen van 1,1% in de twee komende jaren. Deze marge komt bovenop indexeringen en baremieke verhogingen. Voor 31 januari zullen de bonden aankondigen of hun instanties het akkoord steunen.
Artikel door een BBTK-militante
Langs syndicale kant wordt niet opgeschept, maar er wordt toch benadrukt dat het maximaal mogelijke werd bereikt en dat het sociaal overleg terug hersteld is. Dit moet een duidelijk signaal geven aan de regering dat niet zij verantwoordelijk is voor het sociaal overleg maar dat het de vakbonden en werkgevers zijn.
Het is echter nog maar de vraag of het geen illusie is om te denken dat een Thatcheriaanse regering met argumenten kan overtuigd worden van het nut van sociaal overleg. Eind 2014 zagen we het resultaat van zo’n opstelling. Het sociaal verzet stond op een hoogtepunt en de regering was aan het wankelen. De opening die toen gelaten werd voor overleg verhinderde de regering niet om een hele reeks nieuwe aanvallen op de werkenden in te zetten.
Gaat het hier opnieuw om het uitdelen van enkele kruimels aan ons om nadien des te harder toe te slaan? Het dossier van de herfinanciering van de sociale zekerheid laat het ergste vermoeden. De werkgevers dragen (met ons indirect loon) steeds minder bij aan de sociale bijdragen en brengen daarmee onze sociale zekerheid in gevaar. Onze uitgestelde lonen smelten als sneeuw voor de zon. Het gaat in de feiten om een transfer naar de rijksten waardoor steeds meer mensen aan hun lot overgelaten worden.
De regering wil ons overtuigen van haar kracht, maar dat is slechts schijn. Elke peiling bevestigt de daling van de steun voor deze regering. De agressieve antivakbondsretoriek van de regering is niet wat er leeft op de werkvloer. Het potentieel voor de vakbond om actie te voeren is er: we zagen het recent nog met de betogingen van de non-profit en zelfs van de militairen. Het is doorheen deze acties dat we ons kunnen laten horen.
Het klopt dat het project van IPA enkele belangrijke en noodzakelijke aanpassingen doet op vlak van SWT (het vroegere brugpensioen) en een verhoging van de minimumuitkeringen bevat. Maar alles blijft binnen het kader van de logica van de verrijking van een kleine elite ten koste van de meerderheid van de bevolking.
Volgens de ons opgedrongen patronale logica hebben Belgische werkenden een ‘historische schuld’ tegenover onze collega’s in de buurlanden en dit geeft een concurrentienadeel voor de werkgevers. De loonwet van 1996 heeft ervoor gezorg dat de zogenaamde ‘loonhandicap’ met de buurlanden die tussen 1996 en 2016 werd opgelopen is verdwenen. De nieuwe loonwet moet de historische handicap van voor 1996 wegwerken.
VBO-topman Timmermans merkte op dat de loonmarge van 1,1% “0,4 à 0,5% lager ligt dan de verwachte loonstijgingen in de buurlanden.” Samen met de nieuwe cadeaus uit de taxshift rekent het Verbond van Belgische Ondernemingen erop dat de ‘loonhandicap’ met 1% afneemt in 2017-2018. Volgens berekeningen van de PVDA-studiedienst zou de loonnorm op basis van de vorige wet 2,4% bedragen. In deze context is een maximale loonstijging van 1,1% een wel heel mager beestje.
Het lijkt erop dat alle inspanningen van loonmatiging en koopkrachtverlies onder de gewone werkenden en uitkeringstrekkers slechts één garantie opleveren, met name dat er steeds nieuwe inspanningen zullen geëist worden. En dit terwijl de dividenden en lastenverlagingen voor de werkgevers steeds verder toenemen.
De ongelijkheid neemt steeds meer toe. We zagen het nog in het laatste rapport van Oxfam met onder meer het schokkende feit dat de acht rijkste mannen ter wereld evenveel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking.
We moeten het besparingsbeleid niet aanvaarden. Er wordt ons gezegd dat we allemaal moeten besparen zodat er jobs bijkomen. We zien echter dat de collectieve afdankingen elkaar opvolgen, de openbare diensten nog nooit zo hard onder vuur lagen, werkenden hun loopbaan plots met enkele jaren verlengd zien worden, zieken onder druk gezet worden om terug aan de slag te gaan los van hun gezondheidssituatie, tijdskrediet wordt afgebouwd, … Hoe zou zo’n beleid tot nieuwe jobs kunnen leiden?
Er is een veralgemening van onzekere jobs en werklozen worden massaal uitgesloten van hun uitkering. Heel wat uitkeringsgerechtigden verdwijnen van de radar waardoor de regering de werkloosheidscijfers kan oppoetsen. De werkgelegenheidsgraad stijgt niet, maar de werkloosheid zou dalen? Neen, dit besparingsbeleid werkt niet.
Tegenover dit beleid is er nood aan strijd en een politiek alternatief. Dit vereist een offensieve opstelling van de vakbonden.
Momenteel zijn de consultatierondes binnen ABVV en ACV volop aan de gang. Alles lijkt er op dat beide vakbonden het IPA (Interprofessioneel Akkoord) met een grote meerderheid zullen aanvaarden. Dit neemt niet weg dat er kritisch stemmen waren die niet zomaar wilden meestappen in de goednieuwsshow van de vakbondsleiding. We spraken met een bestuurslid van de Algemene Centrale in Oost-Vlaanderen, over de reden waarom zij het IPA verwierpen.
Wat waren de belangrijkste redenen om tegen dit ontwerpakkoord te stemmen?
“Er zijn heel wat redenen waaronder het feit dat die nieuwe loonwet enkel maar als doel heeft om onze lonen nog verder te doen dalen. Met de productiviteitsstijging, onder meer door de ons opgedrongen flexibiliteit, wordt er geen rekening gehouden. We wilden ook een signaal geven dat we geen vertrouwen hebben dat deze regering het sociaal overleg zal respecteren. We hebben al een indexsprong achter de rug en het mag ons niet verbazen als de regering binnenkort opnieuw zal proberen om onze lonen verder te ondermijnen.”
Was het ook een signaal naar de vakbondsleiding?
“Jazeker, de kracht van onze organisatie, haar aantal, de capaciteit om het werk stil te leggen, wordt te weinig gebruikt om de achteruitgang van onze werk- en looncondities te stoppen. In feite wil de vakbondsleiding het verzet opschorten en hoopt ze dat de volgende verkiezingen ons een andere regering oplevert. Bij ons leefde heel hard het gevoel dat we daar niet willen op wachten en vandaag voor onze rechten willen strijden.”
Foto: PPICSDe regering-Michel wil het minimumloon voor jongeren onder de 21 jaar verlagen. Er zijn werkgroepen opgezet om na te gaan hoe dit kan doorgevoerd worden. Daar wordt niet gesproken over een verlaging van het nettoloon, maar wel van het brutoloon. Dat betekent wellicht dat er voorstellen zullen komen om de sociale bijdragen te verlagen.
Maandag werd op initiatief van JOC (Jeunes Organisés et Combatifs) door een 20-tal jongeren geprotesteerd aan de kantoren van CD&V in Brussel om opheldering te vragen. Er werd bij CD&V geprotesteerd omdat deze partij zich graag voordoet als de sociale component in de regering.
Jongeren zijn werkenden zoals alle anderen. Het is niet aanvaardbaar dat ze minder loon zouden krijgen voor hetzelfde werk. Gelijk werk betekent gelijk loon! Het voorstel zou leiden tot een concurrentie tussen jonge en iets oudere werkenden. Oudere werknemers krijgen nu al vaak te horen dat ze te duur zijn, maar tegelijk moeten ze wel tot 67 jaar werken. Wat zal er gebeuren indien jongeren nog minder loon krijgen? Het zal wellicht enkel dienen om vervolgens ook de andere lonen naar beneden te trekken.
Jongeren krijgen al vaak te maken met onzekere jobs (interim, contracten van bepaalde duur, …) waar ze steeds moeilijker uit geraken. Arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur, dus met jobzekerheid, worden stilaan een onmogelijke droom voor jongeren. Het verlagen van sociale bijdragen voor nieuwe arbeidsovereenkomsten zal dit enkel versterken.
Ook sociale bijdragen zijn onderdeel van ons loon. Hoe meer die sociale bijdragen worden afgebouwd, hoe minder geld er is voor de sociale zekerheid: werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslag, pensioenen, … Het voorstel om jonge werkenden in de solden te zetten, zal niet leiden tot meer werkgelegenheid. Het zal enkel leiden tot meer winst en een algemene neerwaartse druk op de lonen. Om jongeren aan het werk te krijgen, moet de pensioenleeftijd uiteraard niet verhoogd worden en moet het beschikbare werk verdeeld worden. Een arbeidsduurvermindering met behoud van loon (zowel bruto als netto) en een verlaging van de werkdruk, is daartoe nodig.
De opmerkingen van de actievoerders werden aan CD&V overgemaakt. Een woordvoerder beloofde een schriftelijk antwoord binnen de week.
Afgelopen vrijdag keurde de regering de indexsprong goed. Hierdoor zullen de lonen en uitkeringen de stijgende levensduurte niet volgen. Met andere woorden, onze levensstandaard wordt rechtstreeks aangevallen.
Het centrale argument van regering en patronaat is dat deze maatregel de bedrijven ‘ademruimte’ geeft en nieuwe jobs oplevert. Hoeveel nieuwe jobs, daar spreken regering en patronaat zich liever niet teveel over uit. “We leven nu eenmaal niet in een planeconomie”, was hun antwoord op die vraag bij vorige discussies over deze maatregel.
Door het Planbureau wordt uitgegaan van 28.500 nieuwe jobs tegen 2020 in ruil voor een ‘loonkostenverlaging’ van 2,6 miljard euro voor de werkgevers. In feite gaat het om een rechtstreekse transfer van werkenden naar werkgevers. Dit is het soort transfer waar de neoliberale regeringspartijen geen probleem mee hebben, wel integendeel. Voor de hardste neoliberalen mag de transfer altijd nog groter zijn.
Het cadeau van 2,6 miljard euro zou volgens het Planbureau 28.500 jobs tegen 2020 opleveren. In oktober had minister Van Overtveldt het nog over 80.000 jobs. De neoliberale rekenkunde waar N-VA voor bekend staat, vertrekt van het principe dat het cadeau aan de werkgevers ongenaakbaar is terwijl het excuus dat gebruikt wordt om de bevolking de maatregel te laten slikken niet belangrijk is. Voor dat excuus – in dit geval de creatie van jobs – is het flexibel lanceren van cijfers geen probleem.
De vakbonden merkten op dat een cadeau van 2,6 miljard euro voor 28.500 jobs neerkomt op 91.228 euro per job. Dat is bijzonder veel. Zelfs indien het om een bedrag voor een periode van vijf jaar gaat, blijft de vaststelling dat het als maatregel om werk te creëren weinig efficiënt en duur is. En het cijfer van 28.500 is zoals gezegd onzeker. Meer nog, de regering gaat er zelf niet van uit dat de bedrijven het cadeau zullen gebruiken om aan te werven. Bij de begrotingstoelichting eind 2014 stelde de regering over de indexsprong: “Er moet rekening gehouden worden met de lagere personeelsuitgaven van de bedrijven, die resulteren in een hoger dan verwachte vennootschapsbelasting”. Vrij vertaald: de opbrengst van de indexsprong zal door de bedrijven niet voor investeringen en aanwervingen aangewend worden maar om de winsten verder op te schroeven.
“Ademruimte” voor bedrijven heet dat. Vertaald in cijfers gaat het in het geval van de 16 bedrijven van de Bel-20 die hun resultaten voor 2014 al bekend maakten om een winst van 13,5 miljard euro. ABInbev was goed voor 6,67 miljard winst (tegenover 5,71 miljard een jaar eerder), KBC zag de winst met 700 miljoen toenemen tot 1,76 miljard euro en GDF Suez boekte 2,44 miljard euro winst. De ‘ademruimte’ wordt gebruikt om de grote aandeelhouders en topmanagers te verwennen. Maar jobs creëren? Dat hoort er niet bij.
De vakbonden hielden vrijdag een snel bijeengeroepen actie. De kwestie van de indexsprong blijft een belangrijk thema voor het tweede actieplan dat hopelijk op de militantenconcentratie van 11 maart zal bekend gemaakt worden. ABVV-voorzitter De Leeuw stelde dat de maatregel tot “spontane sociale onrust” zal leiden. Het klopt dat de maatregel gevoelig ligt, maar het is aan de vakbonden om dit ongenoegen in georganiseerde actie om te zetten. Het eerste actieplan in het najaar van 2014 toonde de kracht van een opbouwend actieplan. Na een dergelijke beweging de reactie op een asociale maatregel als de indexsprong beperken tot het dreigen met ‘spontane acties’ is wel heel mager.
Het feit dat de indexsprong zo snel na het zogenaamde ‘sociaal akkoord’ wordt goedgekeurd, nog voor de effectieve toepassing van de indexsprong in zicht komt, maakt vooral duidelijk dat deze rechtse regering niet wil onderhandelen en niet bereid is tot enige ernstige toegeving. De onderhandelingen over een ‘sociaal akkoord’ dienden enkel om verdeeldheid en verwarring langs onze kant te zaaien om vervolgens nog harder aan te vallen. De vorige besparingsmaatregelen zijn nog niet verteerd of er dreigen er al nieuwe te komen met de begrotingscontrole in maart. Deze regering staat voor een lawine aan aanvallen op onze levensstandaard.
We zullen de regering niet overtuigen van een sociale benadering. Deze regering moet weg en we kunnen ze wegkrijgen door verder te bouwen op het fenomenale actieplan van het najaar van 2014. Deze beweging deed de regering wankelen en heeft de verdeeldheid onder de regeringspartijen versterkt. Door nu te gaan voor een offensief tweede actieplan kunnen we de regering en het besparingsbeleid wegstaken.
De rechtse partijen verdedigden de indexsprong met het argument dat dit jobs zou opleveren omdat de bedrijven ‘ademruimte’ krijgen. Voor de verkiezingen stelde N-VA zelfs dat de indexsprong een besparing van 1,65 miljard euro zou opleveren. Vandaag blijft van die argumenten niets overeind.
De regering gaat ervan uit dat de indexsprong de bedrijven volgend jaar 850 miljoen euro extra winst oplevert. Daar staat niets tegenover. ‘We leven niet in een planeconomie’, is het standaard antwoord op de vraag naar concrete beloften van aanwervingen.
Voor de overheid is de indexsprong een neutrale operatie, de maatregel levert de federale overheid afgerond 1,283 miljard euro op maar kost de overheid ook 1,282 miljard euro. De kost is het gevolg van de minder ontvangsten uit sociale bijdragen en personenbelasting. De winst komt er omdat er minder wordt uitgegeven aan lonen bij de overheid, sociale uitkeringen en uit extra inkomsten uit vennootschapsbelasting.
Dat laatste bedrag wordt door de regering op 215 miljoen euro geschat. De regering stelde in de toelichting bij de begroting: “Er moet rekening gehouden worden met de lagere personeelsuitgaven van de bedrijven, die resulteren in een hoger dan verwachte vennootschapsbelasting”. Vrij vertaald: de opbrengst van de indexsprong zal door de bedrijven niet voor investeringen en aanwervingen aangewend worden maar om de winsten verder op te schroeven. Met een vennootschapsbelasting van volgens de Hoge Raad van Financiën gemiddeld 25% stemt de extra inkomst uit vennootschapsbelasting overeen met 850 miljoen euro extra winst, zo becijferde De Standaard.
De regering stelt dat het tijd vraagt vooraleer de bedrijven gaan investeren en dat het normaal is dat het grootste deel van de opbrengst van de indexsprong volgend jaar gewoon in de zakken van de aandeelhouders verdwijnt. Concrete toezeggingen worden niet gevraagd, na het geven van een cadeau is het niet gebruikelijk om te zeggen wat er mee moet gebeuren. VBO-topman Timmermans op de website van zijn werkgeversorganisatie: “Noch de Wetstraat, noch wetten scheppen banen, maar wel ondernemerschap. Bovendien komen jobs er enkel in een omgeving met een sereen sociaal klimaat. Hoeveel extra jobs? Niemand kan met zekerheid de toekomst voorspellen. Ik heb maar één zekerheid: als we niets ondernemen, zullen er alleen nog meer jobs verloren gaan…”
Voor gewone werkenden is de indexsprong erg concreet. Over een volledige loopbaan leveren ze tot 25.000 euro in, een regelrechte aanslag op de koopkracht. Deze aanval werd ons verkocht met het argument dat de overheid moet besparen en dat het de bedrijven ruimte zou geven voor extra aanwervingen. Beide argumenten blijken niet te kloppen. De indexsprong wordt herleid tot zijn kern, een cadeau aan de bedrijven.
En als het van de regering afhangt, zal het daar niet bij blijven. Kris Peeters (CD&V) kondigde aan dat hij de indexkorf wil herzien, niet door andere producten in de korf te steken maar door de scangegevens van verkochte goederen op te nemen. Econoom Koen Schoors in De Morgen: “Door de recessie kopen we veel goedkopere producten dan voorheen. (…) Daardoor liggen onze reële uitgaven aan de kassa op dit moment lager dan de officiële indexkorf. In het nieuwe systeem zal de spilindex dus later worden overschreden.”
Alle pogingen om het asociale beleid van de rechtse regering met een sociaal vijgenblad te bedekken, vallen steevast in duigen. Het onaanvaardbare aanvaardbaar maken, lukt niet. Zelfs de tegenover deze regering doorgaans weinig kritische krant De Standaard merkte in een edito op: “Maar terecht of niet, voor velen wordt het almaar plausibeler dat de maatregelen ‘toch alleen maar dienen om de rijken rijker te maken’.”
Deze regering rijdt voor de allerrijksten en probeert ons te pluimen. Redenen genoeg om van het syndicale actieplan een succes te maken en deze regering samen met heel het besparingsbeleid weg te staken!