Your cart is currently empty!
Category: Latijns-Amerika
-
Braziliaans protest tegen kosten WK Voetbal
Terwijl miljarden vrijgemaakt zijn voor de infrastructuur voor de Wereldbeker Voetbal in Brazilië, stapelen de tekorten voor de gewone bevolking zich op. Op 15 mei was er een actiedag om tegen de hoge kosten voor het evenement te protesteren en om meer middelen te eisen om de sociale tekorten aan te pakken. Hieronder een reeks foto’s uit Sao Paulo waar landloze boeren mee het voortouw namen en waar ook onze Braziliaanse zusterorganisatie LSR (Vrijheid, Socialisme, Revolutie) van de partij was.
-
Venezuela. Revolutionaire raad opgezet in Caracas
Door onze correspondenten van Socialismo Revolucionario, Caracas
Het Consejo Popular Revolucionario (CPR of Revolutionaire Volksraad) is een nieuwe revolutionaire groepering van ongeveer 30 verschillende revolutionaire organisaties, diverse sociale bewegingen, collectieven en groepen van activisten. Het werd opgezet als antwoord op de kritische situatie in het land. De dringende nood aan een revolutionaire organisatie, niet alleen om het rechtse offensief te stoppen maar ook om de verworvenheden van het Bolivariaanse proces te verdedigen en uit te breiden in de richting van revolutionair socialisme is meer dan ooit aan de orde van de dag. De lancering van het CPR werd door een honderdtal activisten bijgewoond, velen zijn voorstander van beslissende stappen als antwoord op de huidige crisis.
Tot nu toe vielen er officieel 28 doden als direct gevolg van het protest dat al meer da een maand bezig is. In delen van het land, zoals de staten Táchira, Zulia en Merida is er sprake van betrokkenheid van paramilitaire groepen die het Colombiaanse regime van Uribe steunen. Maar ook in het land zelf is er een gedeeltelijke militarisering van deze gebieden door het nationale leger. Dat leidt tot het dramatische beeld van een land met oorlogsomstandigheden.
Op de bijeenkomst werd gesproken over de situatie in een aantal gemeenten in de deelstaat Táchira die virtueel onder controle van de paramilitaire groepen staan en waar bijzonder hoge prijzen betaald worden voor basisgoederen als gas, water en voedsel. De tekorten zijn enorm. En grote delen van de staat hebben de ‘guarimba’ (wegblokkades door rechtse aanhangers) het openbaar vervoer maar ook het dagelijks leven plat gelegd. Volgens activisten zijn de straten na 17u verlaten en zijn de meeste mensen te bang om op straat te komen.
De situatie is niet erg anders in Merida waar een angstklimaat heerst na de recente dood van een Chileense student, Giselle Rubilar, die neergeschoten werd toen ze samen met andere inwoners een wegblokkade van rechtse studenten probeerde op te ruimen. In de staat Carabobo werden drie mensen neergeschoten en vermoord op 12 maart in het kader van studentenprotest om de ‘verjaardag’ van een maand protestacties te vieren. In Caracas werden twee mensen vermoord door een sluipschutter bij een confrontatie tussen een collectief van motortaxi’s en rechtse aanhangers in een rijkere buurt. De schietpartijen doen denken aan gelijkaardige ontwikkelingen in de aanloop naar de staatsgreep van 2002. Behalve het willekeurig doden van individuen is dit erop gericht om een sfeer van onstabiliteit en terreur in het land te creëren.
Het risico van een verdere escalatie van het geweld en van een aanhoudende druk van de rechterzijde die door het VS-imperialisme wordt gesteund waarbij de regering van Maduro en het Chavisme bedreigd zijn, is duidelijk voor revolutionairen in het land. Deze ‘omverwerping’ zal wellicht niet op een zelfde wijze gebeuren als de poging tot staatsgreep van 2002 toen een deel van het leger er steun aan gaf. Tegenover de spiraal van geweld, de aanhoudende economische crisis en een bewust plan van sabotage door delen van de extreme rechterzijde terwijl de meer gematigde rechterzijde delen van de werkende bevolking en de armen kan meetrekken, zijn elementen die kunnen leiden tot een ‘overgangsfase’ waarbij er eventueel nieuwe verkiezingen komen.
De regering heeft hier tot nu toe weinig tegen ondernomen. Telkens opnieuw roept de regering op tot vrede, verzoening en onderhandelingen. Er wordt ook opgeroepen tot de mobilisatie van de werkende bevolking en de armen om de rechterzijde een nederlaag toe te brengen. De regering-Maduro heeft terecht kritiek gegeven op de imperialistische voorstellen van ‘bemiddeling’ en de hypocriete en schandalige aanvallen van de regering-Obama werden terecht verworpen. Maar tegelijk werden de rechtse leiders gevraagd om te onderhandelen en Maduro verklaarde dat hij de rechtse studentenleiders met een knuffel en een kus zou verwelkomen. Hij verklaarde ook meermaals dat de ‘christelijk-humanistische revolutie’ geen nederlaag zal oplopen.
Een ‘overgangsfase’ zou een nederlaag voor de revolutionaire linkerzijde, de werkende bevolking en de armen vormen, zowel op nationaal en internationaal vlak. CPR verdedigt de verworvenheden van de afgelopen 15 jaar en de erfenis van Chavez. De deelnemers aan het initiatief zijn het erover eens dat er veel meer nodig is dan vredesonderhandelingen en verzoening om de rechterzijde een nederlaag toe te brengen, maar dat er nood is aan organisatie en revolutionair socialisme.
De organisaties en individuen die deelnemen aan CPR zijn niet de enigen in het land die de noodzaak van actie naar voor brengen, we moeten deze krachten verenigen. Met Socialismo Revolucionario roepen we alle revolutionaire en linkse partijen, waaronder ook linkse parlementsleden en de internationale vakbondsbeweging op om CPR te ondersteunen in de strijd tegen het nieuwe rechtse offensief. Stuur ons solidariteitsberichten in het Spaans of het Engels via socialismo.rev.venezuela@gmail.com.
Internationale steun voor het initiatief moet ook waakzaam zijn voor de recente dreigingen van ‘sancties’ door de regering-Obama en voorbereid zijn om indien nodig protestacties te organiseren tegen dergelijke imperialistische aanvallen en om de verworvenheden van het Bolivariaanse proces te verdedigen in ondersteuning van de revolutionaire bewegingen die in het land opkomen voor socialisme.
De eerste bijeenkomst van CPR stemde in met volgende standpunten en acties:
- De recente gebeurtenissen hebben als doel om de voorwaarden voor een conflict in Venezuela te creëren en brengen de Venezolaanse staat, het leger en de integriteit van het land in gevaar
- Het vertrekpunt voor dit conflict is een inval van paramilitaire krachten uit Colombia met de steun van de Amerikaanse regering en de reactionaire voormalige Colombiaanse president Uribe in samenspraak met de reactionaire rechterzijde van Mesa de Unidad (Venezuela), meer bepaald de partijen Primera Justicia en Voluntad Popular die nu samen de controle op de staat Táchira uitoefenen. Deze krachten proberen de staten Merida en Zulia te veroveren en zullen verder naar het oosten optrekken in de richting van Caracas. Ze zorgen voor chaos en wegblokkades die leiden tot een verder tekort aan voedsel en goederen. Dergelijke acties moeten een klimaat creëren waarin de regering van Maduro en het Chavisme kunnen omvergeworpen worden of minstens aan een ‘overgangsfase’ onderworpen. In bepaalde omstandigheden kan dit de voorwaarden voor een burgeroorlog creëren.
- Tegenover deze dreiging moeten we alle progressieve en revolutionaire krachten verenigen onder het doel om ons nationale territoriale integriteit te herstellen door middel van Comités van Bescherming van het Volk in alle staten, gemeenten, sectoren, barrio, bevolkingscentra, in de distributie en productie van voedsel, de gezondheidszorg en het onderwijs.
- We roepen alle progressieven en revolutionairen op om bijeenkomsten te houden en volksraden te organiseren om verdedigingscomités op te zetten die twee doelstellingen moeten hebben: controle van onderuit op de productie en distributie van voedsel, controle op de openbare diensten (zoals gezondheidszorg, transport, gas, water, elektriciteit en onderwijs).
- We stellen een dialoog voor met alle sectoren, waaronder de middenklassen, die zich verzetten tegen een overdracht van de soevereiniteit van Venezuela aan de imperialistische en Uribegezinde krachten en een rechtse regering die door deze elementen wordt gesteund.
- We roepen op tot een massale nationale revolutionaire actie om de staten van Merida, Zulia en Táchira te bevrijden van de controle door de rechtse paramilitairen. Daartoe moeten verdedigingscomités worden opgezet. Een eerste deel van deze acties wordt gevormd door de betogingen in alle grote steden vanaf 13 april die leiden tot een grote bijeenkomst in San Cristobal, de hoofdstad van Táchira op 19 april.
-
Wat is er aan de hand in Venezuela?
Dossier door Gabriela Sanchez, Socialismo Revolucionario (Venezuela)
Op 12 februari werden drie mensen – twee rechtse activisten en een aanhanger van de regering – vermoord in Caracas. Tientallen anderen werden opgepakt of raakten gewond bij protestacties en betogingen in Venezuela naar aanleiding van de ‘Jongerendag’.De afgelopen dagen verschenen heel wat beelden die laten uitschijnen dat SEBIN-agenten (de veiligheidsdiensten) verantwoordelijk waren voor de dood van de drie. Er waren geruchten over provocateurs en infiltranten. In de dagen na 12 februari waren er nog grote en kleine betogingen. Er was dagelijks protest door de rechterzijde en er waren acties van de regeringsgezinden. Betogingen van zowel de reactionaire rechterzijde als de aanhangers van de regering zijn normaal. Het geweld kwam vooral van de reactionaire rechterzijde. Dit vormt een nieuwe cruciale fase voor de arbeidersklasse en de armen in het Bolivariaanse proces.
Maduro omschreef het protest als ‘een oprukkende staatsgreep’. Velen ter linkerzijde vergeleken het met de gebeurtenissen in de aanloop naar de staatsgreep van 2002 tegen Chavez. Er was een arrestatiebevel voor Leopoldo Lopez, de rechtse leider die in de staatsgreep van 2002 betrokken was. De rechterzijde anderzijds probeert het voor te doen als een strijd voor ‘bevrijding’ tegen een ‘dictatuur’ die verantwoordelijk is voor al het kwade van de wereld, waaronder inflatie, misdaad en corruptie.
Sommige rechtse leiders proberen het af te doen als ‘volksprotest’ dat gesteund wordt door de meerderheid van de bevolking. Enkele linkse groepen stelden zelfs dat de acties een uitdrukking vormen van de algemene publieke opinie en het sluimerende ‘ongenoegen’ dat in de samenleving bestaat. Eén groep ging nog verder en riep op tot een verenigd front om samen te strijden voor een arbeidersregering. Alsof ze niet weten dat beide klassen voor iets totaal anders opkomen.
Er waren vorig jaar honderden protestacties tegen de problemen inzake huisvesting, misdaad of voor degelijke arbeidscontracten. Er waren enkele bedrijfsbezettingen en oproepen van arbeiders aan de regering om bedrijven te nationaliseren en de arbeiders de controle en het beheer over de bedrijven in handen te geven. Wij hebben over verschillende van die strijdbewegingen geschreven en er steun aan gegeven. Maar deze acties en de protestacties die we nu zien zijn totaal verschillend.
Er waren ter linkerzijde in Venezuela en internationaal verschillende standpunten over welk standpunt revolutionairen moeten innemen en wat nodig is om een nieuwe rechtse dreiging te bestrijden.
Een nieuwe staatsgreep?
In een toespraak voor de volledige bevolking stelde Maduro op 16 februari dat de rechterzijde uit twee delen bestaat. Een deel probeert haar steun voor de protestacties te verbergen en zich voor te doen als democratisch, terwijl het andere deel openlijk voorstander is van een staatsgreep met Amerikaanse steun.
De rol van het VS-imperialisme staat buiten kijf. Er zijn echter ook belangrijke verschillen met wat in 2002 gebeurde, zeker wat de rechterzijde en haar aanhangers betreft alsook bij het leger. Na jaren van mislukte pogingen om met staatsgrepen of economische sabotage het regime weg te krijgen, had de rechterzijde enkele jaren nodig om zich te herorganiseren. In 2012 was de rechterzijde voor het eerst in staat om samen een gemeenschappelijke kandidaat, Capriles Radonski, te steunen in de laatste presidentsverkiezingen van Chavez. De rechtse leiders verwierpen de fouten van de staatsgreep en de patronale lockout. Ze hamerden op de thema’s die de arbeiders en armen raken en waar de regering onvoldoende op antwoordt, met name huisvesting, misdaad en de slechter wordende economische situatie.
De rechterzijde verloor de verkiezingen, maar haalde toch meer dan 6 miljoen stemmen en kondigde aan dat ze verder op ‘democratische’ wijze zou opkomen voor de Venezolanen. De volgende presidentsverkiezingen van april 2013 leverden een verschil van amper 200.000 stemmen tussen Capriles en Maduro op. Het resultaat werd betwist door de rechterzijde en de tactieken daarbij begonnen te wijzen op de verschillen binnen hun rechtse ‘eenheid’. Enerzijds was er de ‘democratische’ Capriles, maar anderzijds ook de meer reactionaire figuren als Leopoldo Lopez en Maria Carolina Machado.
Dit verschil werd de afgelopen maanden nog duidelijker. Lopez en Machado riepen op tot deelname aan de verschillende acties die uiteindelijk leidden tot het protest van 12 februari. Ze doopten die betoging om tot de mars van de exit (waarmee ze het vertrek van het regime eisten). Zelfs rechtse aanhangers schreven in opiniestukken dat deze plannen het einde van de rechterzijde zouden betekenen en dat de voortrekkers ervan beter lessen uit 2002 zouden trekken.
De afgelopen dagen heeft de gematigde rechterzijde geprobeerd om wat afstand te houden van de protestacties door een kleine groep studenten waarbij regeringsgebouwen en andere publieke gebouwen het doelwit waren. Ironisch genoeg werd ervoor gekozen om deze acties te voeren in hun eigen buurten, waardoor ze vooral de beter begoede lagen tot last zijn. Velen hebben gezegd dat dit het werk is van infiltranten, maar het feit dat dezelfde protestacties vijf avonden op rij plaatsvonden maakt duidelijk dat dit niet het geval is. ‘Infiltranten’ zouden niet in staat zijn om zich telkens op zo’n schaal te organiseren.
Maar zelfs het dagelijkse protest van honderden studenten op het centrale plein in de beter begoede wijk Altamira in Caracas werd niet gesteund door een meerderheid van de omwonenden. Studenten hielden een centraal kruispunt geblokkeerd, waardoor een centrale invalsweg naar de stad vast stond. Mensen wandelen rond de blokkade heen om naar hun werk te trekken, op restaurant te gaan of met hun dagelijkse activiteiten door te gaan. Op de betoging van afgelopen zondag, een betoging voor ‘vrede’ en de vrijlating van de opgepakte studenten, waren er wel duizenden aanwezigen maar zelfs hiervoor was de steun beperkt. Dat is erg verschillende van de massale rechtse betogingen in de aanloop naar de staatsgreep van 2002. Toen zorgden betogingen op Altamira voor een massale opkomst.
Het kan snel veranderen en we moeten het in het oog houden. De arrestatie van Lopez bijvoorbeeld of de aanhoudende repressie tegen de kleine studentenprotesten kunnen een groter deel van de rechterzijde tot actie aanzetten of tot steun aan meer reactionaire methoden. Het is mogelijk dat er grotere protesten komen, zelfs indien deze zich wellicht blijven beperken tot dezelfde wijken waar er nu actie wordt gevoerd. Die wijken worden lokaal overigens bestuurd door de rechterzijde.
Een ander belangrijk onderscheid met de staatsgreep van 2002 is de rol van het leger. In 2002 had de rechterzijde de steun van een deel van het leger. Maar sindsdien is het regime erin geslaagd om haar positie te consolideren. Op dit ogenblik heeft het regime de overweldigende steun van het leger. Dissidentie binnen het leger zal wellicht niet getolereerd worden.
Protest, ongenoegen en klasse
Het is geen geheim dat er een breed ongenoegen rond diverse thema’s leeft in de samenleving. Het gaat onder meer over de economie, misdaad en huisvesting. We zijn het eens dat protest hierover nodig is, maar er is een groot verschil tussen hoe dit wordt aangevoeld door de verschillende klassen in de samenleving en bijgevolg in de eisen die naar voor worden gebracht. De impact van de economische crisis in het land heeft verregaande gevolgen voor de werken en armen. Die impact is veel groter dan op de hogere middenklasse en de burgerij.Zoals steeds het geval is bij kapitalistische crisis worden de werkenden en armen het hardste geraakt. De meerderheid van de bevolking heeft moeite om rond te komen. Het minimumloon is op jaarbasis met 45% gestegen in 2013, maar het volstaat niet om het ritme van de inflatie te volgen. Die liep volgens officiële cijfers op tot 56% in 2013. Deze inflatie heeft op alles een invloed, van het WC-papier tot de schooluniformen. De inflatie is vooral hoog voor goederen en voedselproducten die niet gereguleerd zijn door de overheid. Dat omvat zowat alles buiten de essentiële basisgoederen.
De hervormen die van onderuit verder gestuwd werden onder Chavez, waren progressief en hebben de extreme armoede in het land terug gedrongen. Het Chavisme is er echter omwille van vele redenen, die we eerder al uitlegden, niet in geslaagd om volledig te breken met het kapitalisme. Het resultaat hiervan is dat de hervormingen erg kwetsbaar zijn, zeker in een land dat bijna volledig afhankelijk is van de export van olie.
De gevolgen van de wereldwijde economische neergang werden scherp aangevoeld in 2009 toen de globale financiële crisis de olieprijzen met de helft deed zakken. Dat leidde meteen tot een scherpe daling van de middelen voor de hervormingen. De armsten werden het eerste geraakt door de besparingen in de sociale diensten en de gezondheidszorg.
Vandaag moeten armen urenlang in de rij staan, soms dagenlang, om toegang tot gezondheidszorg te hebben. In de rijke buurten van Caracas zijn er soms ook rijen, maar dan van rijken die hun huisdieren laten behandelen door een gratis mobiele dierenarts die door de lokale rechtse autoriteiten wordt gefinancierd.
Het zijn de werkenden en arme studenten in het publieke onderwijs die soms niet genoeg leraars hebben om elk vak onderwezen te krijgen. Het zijn deze studenten die geen plaats bekomen op een publieke universiteit. Het zijn de tienermeisjes uit de arme buurten en het platteland die vaker op jonge leeftijd zwanger geraken en als gevolg ervan hun school niet afmaken. Venezuela kent het grootste aantal tienerzwangerschappen van Latijns-Amerika. Werkenden en armen leven ook vaak in onveilige huizen en moeten soms lang wachten op sociale huisvesting.
De werkenden en armen vormen de overgrote meerderheid van de bevolking. Er is een belangrijke afname van hun steun aan de regering, maar deze meerderheid weet dat een terugkeer van de rechterzijde hun situatie er niet op zal verbeteren.
Het Bolivariaanse proces heeft de werkende bevolking het bewustzijn opgeleverd dat een terugkeer naar het verleden geen stap vooruit zou zijn. De slogans ‘No Volveran’ en ‘Chavez Vive, la Revolucion Sigue’ op betogingen en acties zijn een uitdrukking van het feit dat velen de rechterzijde niet zien als een oplossing en integendeel opkomen voor revolutie. De definitie van wat socialisme en revolutie inhouden blijft verward onder bredere lagen van de bevolking. Maar de roep ernaar blijft. Het ontbreekt aan een organisatie die deze eisen vooruit helpt.
De meer ontwikkelde delen van de arbeidersklasse protesteren terecht tegen zowel de bureaucratie, de corruptie, de contrarevolutionaire elementen in de regering als ook tegen de repressie tegen stakingen en arbeidersrechten. Ze keren zich tegen de inherente tegenstellingen van het Chavisme om de eisen van de arbeidersklasse naar voor te brengen. De specifieke eisen zijn natuurlijk afhankelijk van iedere werkplaats of andere plaats van strijd, maar doorgaans is er een brede steun voor de eis van arbeiderscontrole en –beheer, voor echte arbeidersvertegenwoordiging en voor het recht van vakbonden om zich te organiseren en te staken.
De minderheid die vorige week protesteerde heeft niet deze eisen of belangen. Ze kent niet dezelfde dagelijkse problemen als de meerderheid van de bevolking. Er waren beelden van studenten die betoogden en hun acties kunnen verward worden met het jongerenprotest in Griekenland, Spanje of andere landen waar wordt gestreden tegen harde kapitalistische besparingen. Maar deze rijke studenten in Venezuela kennen geen jongerenwerkloosheid van 60%, harde besparingen in het onderwijs of een leven in armoede. Het gaat om de meest bevoorrechte lagen in de Venezolaanse samenleving. Ze gaan naar de beste private scholen, private universiteiten, rijden in de nieuwste modellen van auto’s of motorfietsen en hebben vaak de mogelijkheid om tijdens de vakantie naar andere continenten te trekken.
Er waren verschillende ‘documentaires’ op de sociale media over hoe de dictatuur kan bestreden worden. Daarbij werden historische voorbeelden gegeven, zoals van de strijd tegen Pinochet en andere bloedige dictators. Heel wat van de slogans hebben het over ‘vrijheid’. Maar welke ‘vrijheid’ hopen ze met een rechts bewind te bekomen? Deze betogers keren zich tegen het socialisme en denken dat een ‘democratie’ hen zal bevrijden.
Venezuela is een van de meest gewelddadige landen ter wereld. De roep van de rechterzijde om daar iets aan te doen is terecht. Maar ook de werkende bevolking eist maatregelen hiertegen. Om de kwestie van misdaad echt aan te pakken, moeten de inherente ongelijkheden van het kapitalisme aangepakt worden. Misdaad zal niet aangepakt worden door een rechtse regering, het zal niet serieus aangepakt worden door een regering die de oorzaak van de problemen niet wil aanpakken.
Het idee dat de arbeidersklasse en de armen in Venezuela en diegenen die strijden tegen wat volgens hen ‘socialisme’ is, dezelfde problemen of eisen hebben en zich bijgevolg kunnen verenigen, is absurd. Het toont een compleet verkeerde inschatting van de marxistische analyse van een klassensamenleving.
Iedere vorm van staatsgreep zal verworpen worden door een meerderheid van de bevolking. De rechtse dreiging zal de armen en werkenden ertoe aanzetten om op straat te komen om de regering te verdedigen, indien er geen ander alternatief bestaat. De centrale kwestie voor revolutionairen is hoe we daarin tussenkomen en een strijdbaar socialistisch programma naar voor brengen.
Meetings voor vrede
Zowel de rechterzijde als de regering hielden afgelopen weekend protestbijeenkomsten voor ‘vrede’. Maduro nodigde Capriles publiekelijk uit om hem te ontmoeten en te spreken over de protestacties om een uitweg te vinden. Deze verzoenende taal is niet nieuw voor het Chavisme.Na de gebeurtenissen van 2002 hield Chavez een toespraak waarin hij de mensen opriep om naar huis te gaan. In plaats van hen op te roepen om comités van werkenden en armen te vormen om de staatsgreep te onderzoeken, zei hij dat iedereen moest samenwerken en beter de gebeurtenissen rond de staatsgreep kon vergeten. Het waren de ontwikkelingen na de staatsgreep en de enorme druk van onderuit die Chavez ertoe dwongen om te radicaliseren, maar tegelijk werden steeds stappen gezet om allianties te vormen met delen van de burgerij.
Na de verkiezing van Maduro in april riep hij niet op tot massameetings van werkenden en armen om te discussiëren over hoe we de samenleving kunnen veranderen. Hij vroeg een vergadering met het hoofd van de Mendoza-familie, de machtigste familie van het land die onder meer Polar bezit, een bedrijf dat onder meer voedsel produceert en importeert. Maduro sloot een akkoord dat de regering niet aan Polar zou raken en dat de familie zich zou kunnen blijven verrijken, onder meer door de voedselproductie en import op te drijven en dit met regeringssteun. Het bedrijf kreeg zelfs enkele grote bedrijven cadeau die voordien door de regering waren onteigend.
De protestbijeenkomsten voor vrede zijn een poging van de regering om steun van alle lagen van de bevolking te krijgen en om radicalere acties te vermijden. We zagen al meermaals hoe de regering reageert op druk van onderuit. Deze druk heeft nog steeds niet geleid tot de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, bijvoorbeeld van de bankensector, en al evenmin tot de invoering van een geplande economie.
Perspectieven
Op dit ogenblik blijven de perspectieven voor de gebeurtenissen in Venezuela de komende weken open. Er zit beweging in de situatie en hoe dit verder zal ontwikkelen, hangt af van verschillende factoren. Aanhoudende repressie kan leiden tot een grotere steun van de rechterzijde voor radicalere acties.De dag na 12 februari stelde Maduro dat geen enkel protest zou toegelaten worden en dat de overheid illegale acties zou aanpakken. We verzetten ons tegen maatregelen van de regering om het recht op protest aan banden te leggen, dit kan en wordt immers ook gebruikt tegen de werkenden en armen.
We moeten de rechterzijde stoppen door te bouwen aan een massabeweging van de werkende bevolking en de armen met een programma dat opkomt voor socialisme. Zo’n beweging kan delen van de middenklasse overwinnen, die delen kunnen een belangrijke rol in de revolutie spelen.
De oproep voor een verenigd front van de linkerzijde als eerste stap hiertoe is meer dan ooit relevant. Een linkse front zou niet alleen de eisen van werkenden en armen verenigen en met elkaar verbinden. Doorheen democratisch debat op nationaal vlak zou het ook een programma van revolutionaire verandering kunnen naar voor brengen.
Zo’n programma zou de eerste stappen moeten bevatten om te breken met het kapitalisme en om tot een geplande economie te komen. Dat kan onder meer met een volledige nationalisatie van de banksector en de commandoposten van de economie. Dit moet onder democratische arbeiderscontrole en -beheer. Alle macht zou aan de lokale comités moeten toekomen zodat de georganiseerde bevolking met democratische verkiezingen haar vertegenwoordigers kan aanstellen. Alle verkozen vertegenwoordigers mogen daarbij niet meer verdienen dan een gemiddelde geschoolde werknemer en ze moeten steeds afzetbaar zijn. Er zou werk gemaakt worden van gratis en degelijk onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen.
De terugkeer van de rechterzijde zou voor socialisten doorheen de wereld een nederlaag betekenen. Werkenden en armen zullen de oproepen van de regering om daartegen te protesteren ondersteunen. Revolutionairen staan in die strijd en versterken die strijd door op een klassenbasis voor echte verandering op te komen.
-
Cuba. Nieuwe strijd voor oude uitdagingen
Toespraak van Rogelio M. Díaz Moreno van Observatorio Critico op een internationale bijeenkomst van het CWI
In december was er een bijeenkomst van het Internationaal Uitvoerend Bureau van het Comittee for a Workers’ International, de internationale organisatie waar LSP de Belgische afdeling van is. Voor het eerst was er een Cubaanse vertegenwoordiger aanwezig, een waarnemer van de groepering Observatorio Critico. We publiceren de interventie die hij maakte over de situatie in Cuba.Verworvenheden van de revolutie
“Zoals algemeen geweten, is het moeilijk om de complexe en interessante realiteit in Cuba uit te leggen. Het einde van het zogenaamde ‘socialistische kamp’ heeft het land meer dan 80% van haar afzetmarkt en de Sovjetsubsidies gekost. Daarbovenop nam de imperialistische agressie van de Amerikaanse regering toe, werd de economische blokkade opgevoerd net als de financiering van rechtse oppositiegroepen die miljoenen dollars kregen. Activiteiten van groepen die voorstander zijn van terreurdaden in mijn land worden nog steeds probleemloos toegelaten in de VS. De imperialistische interventies van de VS zijn en blijven een belangrijke factor. Het voedt ook de reactionaire en conservatieve tendens van de huidige Cubaanse regering die het als excuus gebruikt om linkse krachten en socialisten die onafhankelijk van de bureaucratie staan aan te pakken.
“Toen de revolutie overwon, kwamen de overwinnende krachten samen in een eengemaakte partij op basis van bewegingen die de strijd hadden geleid. In essentie waren dat bewegingen over de klassen heen zoals de Beweging van 26 juli en het Revolutionair Directoir alsook de Communistische Partij die een stalinistisch karakter had en ten slotte de beslissende steun van de boeren.
“Het aanvankelijke programma van deze partij was niet socialistisch, maar wel progressief vanuit burgerlijk nationalistisch oogpunt. De landbouwhervorming was het belangrijkste element. Maar de klassenstrijd die losbarstte, heeft destijds geleid tot een radicalisering en polarisering van het beleid. De landbouwhervorming, de nationalisatie van bedrijven, de alfabetiseringscampagne, de integratie van de bevolking in organen ter verdediging van de revolutie, de overgang naar een geplande economie door de markteconomie aan de kant te schuiven en de forse sociale investeringen lieten de omvorming van de staat toe, zelfs indien het aan controle en arbeidersdemocratie ontbrak. De steun vanuit de Sovjetunie liet toe om een einde te maken aan de enorme armoede die voorheen bestond. Er ontstond een samenleving met een grotere menselijke ontwikkeling. Maar 30 jaar later, toen de Muur van Berlijn viel, stond het socialisme in Cuba voor haar grootste uitdaging ooit.
Na de val van de Berlijnse Muur
“In de jaren na de val van de Muur kon de regering trots blijven wijzen op een enorme mobilisatiecapaciteit voor betogingen om de regering te ondersteunen. Maar er werd wel steeds meer druk gezet op de betogers en er was corruptie onder de organisatoren.
“We kunnen ook niet ontkennen dat de afgelopen twintig jaar bijna een half miljoen Cubanen het land verlaten hebben. Na decennia van beleid zonder controle erop en zonder democratische maatregelen om deel te nemen aan de nationale beslissingen, is er bovendien een bijzonder grote kloof tussen de leiding en de gewone werkenden. Het diskrediet van de sovjetideologie heeft een groot vacuüm gecreëerd, waar al snel op werd ingespeeld door de filosofie die gesymboliseerd werd door de stad Miami.
“Deze filosofie is gebaseerd op het feit dat welvaart wordt gelijkgesteld met consumptie en persoonlijk en sociaal prestige wordt herleid tot de mogelijkheid om een hoge levensstandaard te laten zien. Dat leidt bij velen tot een grote frustratie met ook een toename van misdaad om in de behoeften te voorzien. Dit alles werd ook gevoed door een corrupte bureaucratische elite die openlijk deze levenswijze aannam, ook al staat deze mijlenver van de sobere socialistische opstelling waar zeker de figuur van Ernesto Che Guevara voor bekend stond.
“Het economische beleid van de regering heeft die consumptiementaliteit enkel nog versterkt, onder meer in de wanhopige pogingen om meer buitenlands geld aan te trekken. De belangrijkste sociale maatregelen zijn echter wel gebleven met onder meer werkzekerheid, het behoud van het onderwijs, de gezondheidszorg en de algemene sociale zekerheid. Dat heeft het regime toegelaten om de macht te behouden, zelfs indien de Cubanen heel wat tekorten kenden op vlak van voedingsproducten maar ook industriële producten en tevens regelmatig geconfronteerd werden met stroomonderbrekingen.
Chinese model?
“We zien vandaag de geleidelijke maar tegelijk beslissende ontwikkeling naar een overgang die aan het Chinese model doet denken: een economisch marktsysteem onder de strikte controle van een bureaucratische en autoritaire politieke kracht. We zijn nog niet zo ver, maar de openingen voor het kleine nationale kapitalisme en voor het grote internationale kapitaal zijn vandaag wel aanwezig. Bovendien wordt bespaard op sociale maatregelen en op de rechten van arbeiders. Dat maakt dat we zo’n ontwikkeling als in China wel verwachten.
“Toen aangekondigd werd dat Cuba bijna een miljoen werkenden zou afdanken, zorgde dat aanvankelijk voor geen enkel verzet van de leiding van de CTC, de Cubaanse vakbondsfederatie. Maar aan de basis was er wel een grote woede. Zonder bewuste organisatie bleef het ongenoegen doorgaans tot het individuele niveau beperkt, zelfs indien het om heel veel individuen ging. Het was overigens de enorme woede die de regering ertoe aanzette om toegevingen te doen en het ritme van de aanval te herzien.
Nieuwe arbeidswet
“De ongelijkheden en het ongenoegen nemen toe, net zoals individualistische tendensen en vervreemding. De nieuwste etappe in dit proces kwam er met een nieuw voorstel van Arbeidswet waarbij een aantal ‘achterhaalde’ principes uit de oude wet werden aangepast. Het gaat onder meer om het recht en de plicht van iedere burger om een job uit te oefenen. Er komt dus een einde aan de werkzekerheid, ontslag wordt gemakkelijker als gewoon beloofd wordt om een alternatief te zoeken voor de afgedankte werknemer. De vakbond behoudt wel het recht om in bepaalde gevallen een standpunt naar voor te brengen bij afdankingen.
“Dat is de situatie in de publieke sector. In de private sector krijgt de nieuwe opkomende klasse van kapitalisten enorme mogelijkheden om het personeel uit te buiten. Er is geen efficiënte bescherming van werkenden, zelfs niet op het vlak van de basisrechten zoals arbeidsuren, minimumloon, vakantie, ouderschapsrechten, collectieve onderhandelingen, verdediging tegen discriminatie op basis van ras, geslacht of seksuele geaardheid. [Enkele dagen later werd het ontwerp van arbeidswet aangepast waarbij in theorie beperkte verdedigingsmogelijkheden werden gecreëerd, maar het valt nog af te wachten wat daarvan in huis zal komen, noot van de vertaler.]
Internationale solidariteit
“We moeten alle kansen grijpen om de bureaucratie die zich opwerpt als de ware verdedigers van het socialisme en de nationale soevereiniteit te ontmaskeren. De bureaucratie doet dit immers terwijl het tegelijk ons land stukje bij beetje uitverkoopt aan lokale en internationale kapitalisten. We moeten er alle inwoners van Cuba aan blijven herinneren dat ze zelf het recht hebben om op te komen voor een verbetering van het eigen leven. We moeten de uitoefening van dat recht aanleren, nu is het immers in handen van een elite uit het verleden.
“Het is in dat kader dat we aan deze bijeenkomst van het Committee for a Workers’ International deelnemen en onze moed en hoop versterken. We zien hier de kracht van de solidariteit tussen socialisten uit de hele wereld.
“We zijn dan ook heel dankbaar voor de steun aan onze strijd voor de emancipatie van iedereen op sociaal vlak, tegen de dominantie van diegenen die overgaan tot de onderdrukking en uitbuiting van diegenen die werken, een andere huidskleur hebben of een seksuele geaardheid die niet door de meerderheid wordt gedeeld. We zijn ook dankbaar voor de steun aan de strijd tegen iedere onrechtvaardigheid die in ons land bestaat en waartegen we de strijd nooit zullen opgeven.
“In naam van Observatorio Critico wil ik jullie nogmaals bedanken.”
-
Tweede ronde Chileense presidentsverkiezingen. Meerderheid gaat niet stemmen…
Chili bevindt zich in een nieuw politiek stadium. Een groeiend deel van de bevolking heeft niet langer vertrouwen in de democratische instellingen van de burgerij. In feite zijn zowel de rechtse ‘Alianza’ en de centrumlinkse ‘Concertación’ de grote verliezers van de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. Slechts 5,6 miljoen van de 13 miljoen kiesgerechtigden kwam opdagen om te stemmen, maar liefst 57% ging niet stemmen.
Op de dag van de verkiezingen, 15 december, toonden alle media de lege stembureau’s met hier en daar zelfs verantwoordelijken van de bureau’s die in slaap gedommeld waren bij gebrek aan kiezers.
Als enkele mensen niet opdagen, zegt dat niet zoveel. Maar als een meerderheid van de bevolking het niet de moeite vindt om te stemmen in een land dat enkele decennia geleden nog een dictatuur kende, wijst erop dat er geen echte democratie is in het land. De mensen geloven niet meer dat ze iets kunnen veranderen door te stemmen. Dat is een uitdrukking van een breed gedragen ongenoegen onder de Chileense bevolking, een ongenoegen dat nog tot uiting kwam in de grote mobilisaties in 2011 en 2012 toen miljoenen jongeren en werkenden betoogden in alle grote steden van het land.
Een ander belangrijk element is het feit dat vooral oudere generaties wel gingen stemmen. Van de mensen jonger dan 40 jaar ging bijna niemand stemmen. Diegenen die nu thuis bleven, zijn dezelfde lagen die de afgelopen jaren op straat kwamen om te betogen en het wantrouwen in de gevestigde politiek te laten zien. Er wordt duidelijk niet geloofd dat de traditionele partijen iets zullen ondernemen rond de bekommernissen van de bevolking.
Er is een algemeen ongenoegen dat zeker onder de jongeren sterk aanwezig is. De jongeren hebben de dictatuur niet meer meegemaakt en vrezen niet voor repressie of een terugkeer naar dictatuur indien het protest “te ver” gaat. De studenten en jonge werkenden kenden alleen maar regeringen van de Concertación en de rechterzijde.
We moeten ook nog opmerken dat de reële steun voor Bachelet erg beperkt is. Relatief gezien haalde ze 62% van de stemmen, maar met een opkomst van 43% betekent dit dat er amper een kwart van de Chilenen voor de nieuwe president heeft gestemd. Dat is een pak minder dan bij de presidentsverkiezingen van 2005 toen Bachelet voor het eerst als president werd verkozen.
De studentenbeweging heeft geen enkel vertrouwen in Michelle Bachelet. De repressieve antecedenten onder de vorige regering hebben dat mee in de hand gewerkt. De beweging heeft al aangekondigd dat de nieuwe regering op mobilisaties en acties zal stoten. De jongeren willen concrete maatregelen zien om een einde te maken aan de privatisering van het onderwijs en aan de winstlogica die het onderwijs overspoelt.
Alles lijkt erop te wijzen dat de wittebroodsweken van de nieuwe regering van erg korte duur zullen zijn. Waar er nog verwachtingen en hoop in Bachelet leven, zullen die snel doorprikt worden. En dat zal zorgen voor nieuwe olie op het vuur van het sociale protest dat we de afgelopen jaren al zagen.
Lees ook:
- Chileense presidentsverkiezingen wijzen op nieuw tijdperk (14 november)
- Chileense verkiezingen tonen verzet tegen rechterzijde (10 december)
-
Latijns-Amerika terug op weg naar epicentrum van wereldwijde strijd
Op de bijeenkomst van de internationale leiding van het CWI begin december was er een uitgebreide discussie over de nieuwe turbulente fase waar Latijns-Amerika in terecht komt. De discussie werd ingeleid en afgerond door André Ferrari van Liberdade, Socialismo e Revolução (LSR, onze Braziliaanse zusterorganisatie). Enkele jaren geleden stond Latijns-Amerika vooraan in de strijd op wereldvlak, maar de afgelopen jaren leek de rust weer gekeerd te zijn. Dat beeld wordt nu steeds meer doorprikt. Het continent maakt zich op voor een volgende ronde.
Deze nieuwe fase betekent het einde aan de vrij lange periode van relatieve economische stabiliteit en politieke continuïteit. In de afgelopen 15 jaar kenden de belangrijkste regeringen van het continent een nooit eerder vertoonde continuïteit met herhaaldelijke herverkiezingen van de belangrijkste leiders en een schijnbaar onbedreigde dominantie van verschillende politieke blokken waarbij de macht van de ene leider op de andere overging, zoals met de Kirchners in Argentinië, de rechterzijde van Uribe en Santos in Colombia,…
Einde van economische voorspoed
De stabiliteit was in veel gevallen gebaseerd op het zogenaamde economische mirakel. Latijns-Amerika leek niet geraakt te worden door de wereldwijde kapitalistische crisis, de belangrijkste economieën bleven snel groeien. Maar onder de oppervlakte was de situatie complexer. André legde uit dat de sterkte van de belangrijkste economieën van het continent in deze periode vooral gebaseerd was op een toegenomen vraag naar grondstoffen, vooral vanuit China.
Het leidde niet tot een vorm van heropleving van het continent en het bracht het continent ook niet in de club van de ‘eerste wereld’. Er was zelfs een opvallende desindustrialisering en de economische activiteit was steeds meer beperkt tot de productie en export van grondstoffen. Dit nieuwe model zorgde ervoor dat de Latijns-Amerikaanse economie veel kwetsbaarder werd voor de huidige vertraging in de zogenaamde ‘opkomende economieën’ zoals China. Dit jaar zal het continent als geheel het laagste groeicijfer sinds meer dan 10 jaar kennen, er wordt verwacht dat het groeicijfer tussen 2% en 2,5% zal liggen.
André en anderen die in de discussie spraken, waaronder activisten uit Venezuela, Bolivia, Chili, Cuba, Zweden, Ierland, de VS en van het Internationaal Secretariaat van het CWI, legden uit hoe het afbreken van de economische voorspoed voor het continent al heeft geleid tot grote sociale en politieke onrust. Dit was het geval in elk van de vier grootste economieën van het land – Brazilië, Mexico, Argentinië en Colombia die samen goed zijn voor meer dan 75% van de Latijns-Amerikaanse economie.
Onrust in Mexico en Colombia
In Mexico werd de neoliberale partij PAN dit jaar weg gestemd bij de verkiezingen. Ze moest plaats maken voor de PRI, de partij die voorheen meer dan 70 jaar aan de macht was. De PRI stond traditioneel meer voor een protectionistische benadering, maar volgt nu trouw de politieke koers van de PAN, onder meer met de sluipende privatisering van de olie- en elektriciteitssectoren. Dit werd mee in de hand gewerkt door het neoliberale ‘Pacto por Mexico’ dat over de partijen heen een akkoord wil vormen voor een reeks ‘hervormingen’. Schandalig genoeg werd dit aanvankelijk zelfs gesteund door de traditioneel linkse partij PRD. Andre en ook Alan uit de VS beschreven de politieke degeneratie van de PRD de afgelopen jaren. Er waren afsplitsingen van de partij, onder meer met de nieuwe formatie ‘Morena’ rond Lopez Obrador (AMLO, de voormalige linkse kandidaat die in 2006 van de macht werd gehouden op basis van verkiezingsfraude). Maar AMLO neemt zelf een meer ‘gematigd’ standpunt in dan wat voorheen het geval was. Hij staat dichter bij Lula dan wat tijdens zijn verkiezingscampagne van 2006 het geval was. Zijn campagne voor de presidentsverkiezingen van 2012 was bijzonder zwak en demagogisch.
Ondanks de afwezigheid van een strijdbaar en massaal links alternatief, is het proces van neoliberale aanvallen niet zonder moedig verzet van grote delen van de arbeidersklasse gepaard gegaan. Er werd gesproken over de staking van het personeel uit de elektriciteitssector waarmee tegen de privatisering werd geprotesteerd of nog over de acties van de leraars. Beide strijdbewegingen botsten op harde repressie. Er is een toegenomen militaire sfeer. De regering probeert immers de militaire spierballen te laten rollen in de ‘oorlog’ tegen de drugshandelaars. Deze spierballen worden echter ook tegen de arbeidersbeweging ingezet.
Colombia is een andere centrale pijler van de traditionele VS-gezinde rechterzijde op het continent. De regering van Santos werd gedwongen om de standpunten wat af te zwakken, in het bijzonder met betrekking tot de oorlog met de FARC (waarmee onderhandelingen zijn opgestart). Dit heeft echter snel geleid tot een splitsing binnen de rechterzijde, met Santos’ voorganger Uribe die een hardere koers verdedigt en zijn steun uitsprak aan een rechtse tegenkandidaat voor Santos bij de verkiezingen van volgend jaar. In die verkiezingen zal ook het Patriottisch Front opkomen, een brede linkse kracht die banden heeft met delen van de guerrillabeweging.
Er was een massale opgang van sociale strijd met onder meer een beweging van werkenden op het platteland. Dit heeft de regering doen wankelen. Er was ook een sterke beweging in het onderwijs met stakingsacties van het personeel en de studenten. De repressie blijft een belangrijk thema, er blijven vakbondsmilitanten vermoord worden. Op de internationale bijeenkomst van het CWI werd een solidariteitsbericht opgesteld voor de arbeiders van een fabriek van Nestlé waar recent vakbondsmilitanten werden vermoord.
Nieuwe crisis in Argentinië, vooruitgang voor de revolutionaire linkerzijde
In Argentinië kent ook het voorheen stabiele regime van Kirchner een crisis. Het regime probeert de indruk van een zekere bocht naar links te wekken, onder meer door een nieuwe ‘linkse’ minister van Financiën aan te stellen, maar in werkelijkheid blijft de regering van Christina Kirchner naar rechts opschuiven. Dat blijkt onder meer uit nieuwe akkoorden om de schulden aan Amerikaanse schuldeisers terug te betalen en een akkoord rond een grote compensatie voor de Spaanse multinational YPF die vorig jaar deels onteigend werd. Kirchner maakt zich ook op voor een nieuwe grote besparingsronde tegen 2015.
De opgang van strijd en verzet hiertegen kwam ook tot uiting in de parlementsverkiezingen van dit jaar. De FIT (Linkse Arbeidersfront, een alliantie van ‘trotskistische’ organisaties) haalde 5% of 1,2 miljoen stemmen en 3 verkozenen in het parlement. Zonder de duidelijke verkiezingsfraude waren het vier verkozenen geweest. De alliantie haalde ook regionale verkozenen in zeven regio’s. Het resultaat in Salta was opvallend, in die regio werd de PO (de grootste partij binnen de FIT) met 27% de grootste partij. Deze enorme stap vooruit werd deels mogelijk door de bocht naar rechts van ‘centrum-links’, waardoor er een zekere ruimte ontstond. Maar het is ook een uitdrukking van jaren van geduldig werk in de arbeidersbeweging en sociale bewegingen.
Tony Saunois van het Internationaal Secretariaat benadrukte dat het nu de vraag is hoe de FIT zal ontwikkelen en hoe het front een nieuwe massale kracht kan worden. Dit werpt enkele belangrijke vragen op, waaronder de vraag hoe zal omgegaan worden met de ondermijning en afsplitsingen van de Peronistische traditie die de arbeidersbeweging nog domineert op dit ogenblik. Het massale gehoor dat de FIT vond, lijkt de traditioneel sectaire opstelling van de partijen die er deel van uitmaken wat te doorbreken. Maar de noodzaak van een oriëntatie op de massabeweging van de werkenden en jongeren terwijl tegelijk wordt gepleit voor een revolutionair socialistisch programma blijft een cruciale kwestie.
Brazilië, de sleutel tot het continent
Voor ons blijft Brazilië het belangrijkste land van het continent omwille van het regionale belang van het land maar ook omwille van de basis die we er de afgelopen jaren hebben uitgebouwd. Economisch gezien was het land jarenlang de motor van het continent, maar nu kent Brazilië de laagste groeicijfers van alle ‘BRICS’-landen. Het ‘Lulaïsme’ was voorheen een referentie voor het kapitalisme in de regio, maar het werd dit jaar voor het eerst geconfronteerd met een explosie van woede op straat. President Dilma blijft redelijk sterk in het zadel zitten en zal wellicht de volgende presidentsverkiezingen winnen, maar de stabiliteit van de regering werd voor het eerst in vraag gesteld. André legde uit dat een nieuwe factor op het politieke toneel is verschenen, “de straat”.
Luciano, ook uit Brazilië, had het over de massale beweging die in juni was uitgebroken. Ze legde uit dat de directe aanleiding de prijsverhoging voor het openbaar vervoer was, maar dat het eigenlijk een algemene revolte tegen de gang van zaken was. Het feit dat er miljoenen worden uitgegeven aan de Wereldbeker en de Olympische Spelen of aan infrastructuurprojecten in dit kader, versterkt het beeld van de enorme ongelijkheid waarbij miljoenen mensen in favela’s overleven en te horen krijgen dat er ‘geen geld’ is voor verbetering.
Deze beweging is geen geïsoleerd gegeven, het is het hoogtepunt van een proces van ontwikkelende sociale strijd. Dit proces was al duidelijk in 2012, in dat jaar waren er het grootste aantal stakingen sinds 16 jaar. Er was eerder dit jaar ook een golf van nieuwe strijd, onder meer van 300.000 personeelsleden van de ambtenaren die maandenlang actie voerden of van het onderwijzend personeel in de deelstaat Rio de Janeiro. In die staking speelden onze leden overigens een actieve rol.
Zoals in andere landen was er heel wat repressie tegen het protest. Er werden rubberkogels ingezet en tal van activisten werden opgepakt. De repressie wordt opgevoerd, zeker door de militaire politie in de sloppenwijken. Maar er is een verandering in de manier waarop de onderdrukten en zeker de jongeren reageren. Ze zijn de angst kwijt. Het nieuwe zelfvertrouwen bleek in hoe de beweging reageerde toen een gedeeltelijke overwinning werd behaald toen de transportprijzen werden verlaagd. De acties verdwenen niet maar werden integendeel groter en er werden radicalere eisen naar voor gebracht.
Er is een ‘antipartij’-gevoel aanwezig in de beweging, maar we moeten dit aangrijpen om de discussie aan te gaan en de kwestie van een politiek verlengstuk voor de beweging naar voor te brengen. Ondanks de complicaties slaagde LSR erin om heel wat nieuwe leden te maken doorheen deze beweging.
De brede linkse partij PSOL moet zich ontwikkelen als een strijdbare en onafhankelijke massakracht die een politieke stem aan strijdbewegingen geeft en ze bewapent met een socialistisch programma. Dat is van cruciaal belang om de crisis van politieke leiding te overstijgen. Jammer genoeg is de rechterzijde van de partij er met allerhande kunstgrepen in geslaagd om de leiding van de partij in handen te houden tijdens het recente congres van PSOL. Maar het linkse blok waarin LSR actief is, kwam versterkt naar voor in de strijd tegen principeloze coalities met burgerlijke partijen en voor een socialistisch programma. Paolo Eduardo Gomes, een gemeenteraadslid van PSOL in Niteroi die nauw met LSR samenwerkt, nam ook het woord op de internationale bijeenkomst van het CWI om te benadrukken dat PSOL zich moet opwerpen als strijdbare socialistische kracht.
Chili
De presidentsverkiezingen in Chili vormden een keerpunt. Ze vormden een uitdrukking van de opgang van klassenstrijd in Chili de afgelopen periode, met vooral de studenten die in actie kwamen in de strijd voor gratis onderwijs. De alliantie ‘nieuwe meerderheid’ waarmee Bachelet aan de macht kwam, is in werkelijkheid meer een ‘nieuwe minderheid’. Een meerderheid van de kiezers ging zowel in de eerste als de tweede ronde niet stemmen. Het wijst op een enorme ontgoocheling en wantrouwen in het politieke systeem.
Patricio Guzman van Socialismo Revolucionario (Chili) en andere kameraden legden uit dat Bachelet om herverkozen te raken het linkse profiel van de Communistische Partij kon gebruiken. Die partij heeft zich bij de alliantie van de Concertacion gevoegd en zal wellicht in de nieuwe regering treden. De noodzaak van een onafhankelijk links alternatief op Bachelet stelde zich dan ook. Bachelet voerde tussen 2005 en 2009 reeds een neoliberaal beleid, we weten dus wat er zal komen. De kandidaat die het beste geplaatst was om ter linkerzijde op de voorgrond te treden en het vacuüm te vullen, was Marcel Claude rond wie de beweging ‘Todos a la Moneda’ ontstond. Socialismo Revolucionario was actief betrokken bij die beweging en had kandidaten voor de regionale raad en voor de senaat. Onze kandidaten haalden mooie resultaten (Celso Calfullan haalde 16.000 stemmen voor de regionale raad en Patricio Guzman 13.000 voor de senaat).
We waren ons echter bewust van de beperkingen en tegenstrijdigheden binnen de campagne. Marcel Claude begon de campagne met een vrij radicale retoriek en een programma dat opkwam voor de nationalisatie van de kopersector en de natuurlijke grondstoffen. Hij eiste een Grondwetgevende Vergadering om een einde te maken aan de grondwet van Pinochet. Maar tijdens de campagne schoof hij naar rechts op, de retoriek werd afgezwakt en op een bepaald ogenblik ontkende hij zelfs dat hij links was. Het had een directe impact op de campagne. Waar er aanvankelijk duizenden mensen naar de verkiezingsmeetings kwamen en Claude op 7% in de peilingen stond, verloor de campagne het momentum naarmate de verkiezingen naderden en Marcel Claude eindigde op slechts 2,8%.
Patricio legde uit dat Socialismo Revolucionario de beweging steunde en dit combineerde met een politieke interventie om een socialistisch programma van democratisch publiek bezit van de sleutelsectoren naar voor te brengen. We hielpen de meest strijdbare lagen om zich te organiseren in het ‘Arbeidersfront voor Marcel Claude’, een front waarin de militante federatie van bankarbeiders betrokken was naast een reeks linkse organisaties. We verdedigden met dit front ook de noodzaak om na de verkiezingen verder te bouwen aan een massaal alternatief voor de arbeidersbeweging. Het front blijft bestaan en we zullen er alles aan doen om het een socialistisch programma te laten aannemen en ervoor te zorgen dat het een stap in de richting van een nieuwe massale arbeiderspartij kan vormen.
Op de bijeenkomst begin december was er discussie over hoe revolutionaire marxisten zich verhouden tot bredere en eerste stappen in de heropbouw van de linkerzijde en de arbeidersbeweging. We benaderen dergelijke stappen, zoals tijdens de Chileense campagne, op een positieve manier zelfs indien het karakter ervan nog niet duidelijk is. We benadrukken op elk ogenblik de noodzaak van politieke strijd binnen de beweging en verdedigen een revolutionair socialistisch programma en de noodzaak van een politiek onafhankelijke massakracht van de arbeidersklasse. Tony Saunois stelde dat we in deze strijd bereid moeten zijn om deel te nemen aan de eerste stappen en formaties die nieuwe lagen van werkenden en jongeren aantrekken in de strijd tegen besparingen, kapitalisme en onderdrukking. Tegelijk moeten we begrijpen dat het om tijdelijke fasen en stappen gaat in het proces van de heropbouw van de arbeidersbeweging en de linkerzijde. Deze methode laat ons toe om succesvol tussen te komen in bredere formaties, onder meer in Chili en Brazilië maar ook in Europa.
Venezuela en Bolivia
De nieuwe fase van crisis en onstabiliteit op het continent heeft ook die landen bereikt die centraal stonden in het ‘Bolivariaanse’ revolutionaire proces van de laatste 10-15 jaar. Johan Rivas van Socialismo Revolucionario (Venezuela) legde uit dat de dood van Chavez heeft geleid tot een nieuwe situatie waarin de tegenstellingen van het Bolivariaanse proces volledig tot uiting komen. De fundamentele basis voor deze tegenstellingen ligt in het feit dat er ondanks de progressieve hervormingen en nationalisaties van de Chavisten de afgelopen 15 jaar geen volledige breuk met het kapitalisme kwam. Het leidde tot een situatie waarin de druk van de diepe economische crisis – met elementen van stagflatie – de voorheen gediscrediteerde rechterzijde toeliet om vooruitgang te boeken, ook onder de basis van de Chavisten. Dit bleek bij de recente verkiezingen in het land. Tussen de herverkiezing van Chavez in november en de verkiezing van Nicolas Maduro in april verloor de Chavistische beweging 2 miljoen stemmen, een trend die nadien werd verdergezet bij de parlements- en lokale verkiezingen.
De enorme autoriteit en het charisma van Chavez maakten het mogelijk om stabiliteit te behouden en de eenheid van de regering te bewaren. Onder Maduro is dat veel minder het geval. De ‘economische oorlog’ van de bazen en de rechterzijde waar Maduro over spreekt, werd mee mogelijk door het regeringsbeleid dat verzoening met de private sector en het imperialisme nastreeft. Een vleugel van de Chavisten flirt zelf met delen van de oppositie. Er is ook een groeiende kloof tussen de burgerlijke en de militaire vleugels van de regering, de militaire vleugel heeft zich na de dood van Chavez versterkt.
Om te vermijden dat de rechterzijde terug aan de macht kan komen en om het economische lijden van de massa’s te stoppen, moet de arbeidersklasse opkomen voor een eigen onafhankelijke politieke stem waarmee het opkomt voor een revolutionaire breuk met het kapitalisme. Socialismo Revolucionario komt op voor een massaal links alternatief van de werkenden en armen, rond de basis van het Chavisme en de voortrekkers van arbeidersstrijd die de afgelopen maanden in actie kwamen met onder meer bezettingen en het invoeren van arbeiderscontrole op lokaal vlak.
In Bolivia ging de regering van Morales in tegen haar eigen basis van werkenden en boeren. Dat gebeurde met een reeks maatregelen tegen de werkende bevolking, onder meer met een aanval op de pensioenen eerder dit jaar. Het heeft geleid tot nieuwe strijd met onder meer een staking van onbepaalde duur door de vakbondsfederatie COB. Deze staking duurde een week. Het idee van een onafhankelijke arbeiderspartij werd door de meest strijdbare elementen opgenomen. De afwezigheid van zo’n partij was een belangrijke zwakte van de revolutionaire beweging waarop de MAS zich baseerde om aan de macht te komen. De vakbondsfederatie COB heeft het initiatief genomen om een nieuwe partij op te zetten, de arbeiderspartij PT. De ontwikkeling van die partij is echter onzeker. Franco van ASR (het CWI in Bolivia) stelde dat het belangrijk is om te blijven opkomen voor een onafhankelijke opstelling van de PT tegenover de regering en voor de opbouw van een massale politieke kracht met een revolutionair programma en niet enkel een drukkingsmiddel van de COB-leiding.
Cuba
De discussie werd verrijkt door de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van ‘Observatorio Critico’, een Cubaans netwerk van linkse activisten. Rogelio had het over de groeiende tegenstellingen binnen de Cubaanse samenleving als gevolg va de nieuwe beperkte markthervormingen die door de regering van Raul Castro werden doorgevoerd. Binnen de Cubaanse bureaucratie worden deze hervormingen door velen gezien als het begin van het proces naar het herstel van een markteconomie, maar Tony Saunois wees erop dat het verkeerd zou zijn te denken dat zo’n proces in Cuba een gelijkaardig parkoers als de ineenstorting van de Sovjetunie of het proces van het openen van de kapitalistische markt in China zou volgen. De verworvenheden van de Cubaanse revolutie zitten diep geworteld in het bewustzijn van miljoenen Cubanen, waardoor zo’n proces kan vertraagd of zelfs omgekeerd worden onder druk van onderuit. Revolutionaire marxisten moeten hun begrip van de Cubaanse revolutie en de huidige situatie aanscherpen om een programma op te maken voor de verdediging van de revolutie tegen het imperialisme en voor een verdieping van de revolutie op basis van arbeidersdemocratie en internationaal socialisme.
De discussie werd afgerond door André Ferrari die wees op de enorme mogelijkheden voor het CWI om te groeien en voet aan grond te krijgen in nieuwe landen als Colombia en Peru. We gaan naar een interessante periode in Latijns-Amerika dat zich opnieuw zal opwerpen als epicentrum van de wereldwijde strijd en van de revolutie. Het feit dat we met het CWI belangrijke stappen vooruit gezet hebben in Brazilië, Chili, Venezuela en elders plaatst ons in een goede positie om revolutionair socialistische standpunten in de frontlinie van de komende klassenstrijd te plaatsen. Daarmee kan de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse overwinningen boeken in de strijd voor een socialistische confederatie van de regio.
-
Chileense verkiezingen tonen verzet tegen rechterzijde
Met 51,4% waren de kiezers die niet kwamen opdagen de grote winnaar van de eerste ronde van de presidentsverkiezingen in Chili op 17 november. Het is een uitdrukking van de desinteresse van de kiezers in het huidige politieke systeem. Het overschaduwt de overwinning van Michelle Bachelet, de kandidaat van de officiële linkerzijde die het haalde.
De terugkeer van Bachelet
Bachelet slaagde er niet in om zoals gehoopt meteen in de eerste ronde verkozen te raken. Bovendien zijn haar 3.070.012 stemmen (46,67%) slechts goed voor 22,7% van de kiesgerechtigden. De kandidaat van de rechterzijde en van extreemrechts, Evelyn Matthei, haalde 1.645.271 stemmen (25,01%) of slechts 12,1% van de kiesgerechtigden. Dat is de traditionele basis voor de rechterzijde.
Het maakt meteen duidelijk dat rechts de vorige verkiezingen in 2010 enkel kon winnen op basis van de diepe afkeer van de bevolking tegenover de Concertación, de centrumlinkse alliantie die aan de macht was sinds begin jaren 1990 en nu is omgedoopt tot ‘Nieuwe Meerderheid’. De regering van de Concertación onder Bachelet botste op grote mobilisaties, onder meer vanwege de scholieren. De repressie tegen werkenden die in actie kwamen of tegen de inheemse Mapuchebevolking leidde tot verschillende doden. Deze ‘linkse’ regering aarzelde niet om de erg repressieve zogenaamde ‘antiterrorismewetten’ van onder de dictatuur van Pinochet opnieuw boven te halen.
De afstraffing van de Concertación in 2010 leek te leiden tot een ontbinding van de alliantie. Maar dit werd gekeerd door een imagocampagne van Bachelet en de steun van de Chileense Communistische Partij.
Potentieel voor radicaal-links
Links van de gevestigde partijen vormde de kandidatuur van Marcel Claude de beste uitdrukking van de hoop op een alternatief. Ondanks de jongerenbewegingen van de afgelopen jaren en de discussies onder het traditioneel linkse kiespubliek werd geen schokkend resultaat neergezet. Claude haalde 184.906 stemmen (2,81%).
De beweging ‘Todos a la Moneda’ (Allen naar het presidentieel paleis) toonde met honderden vrijwilligers nochtans een enorm potentieel. Deze beweging genoot de steun van de Chileense Humanistische Partij en verschillende andere linkse groeperingen waaronder Socialismo Revolucionario, onze Chileense zusterorganisatie.
Deze campagne kwam naar voor met het meest radicale linkse programma sinds de val van de dictatuur. Zo werd gepleit voor het samenroepen van een Grondwetgevende vergadering, de nationalisatie van de kopersector en de grondstoffen in het algemeen, het einde van het private pensioenstelsel, toegang tot onderwijs en gratis gezondheidszorg of nog voor de opbouw van een staat waarin rekening wordt gehouden met de verschillende nationaliteiten (zoals de inheemse bevolkingsgroepen). Dat is de basis waarop de campagne een steun vond onder jongeren die doorgaans niet stemmen. Er kwam ook steun van tientallen organisaties en er waren grote bijeenkomsten doorheen het hele land.
Mogelijkheden niet volledig benut
Het resultaat van Marcel Claude stemt niet overeen met het potentieel. Dat is ook deels toe te schrijven aan de verdeeldheid onder de antikapitalistische krachten in het land. Bovendien werd de campagne heel sterk gericht op de presidentsverkiezingen en niet zozeer op de campagnes voor de parlementsverkiezingen of de regionale raden. De electorale moeilijkheden van radicaal-links zijn niet alleen hieraan toe te schrijven. Er is ook een vertraging in het bewustzijn die mee versterkt wordt door het monopolie van de grote partijen in de gevestigde media.
Maar de comités die voor de campagne ‘Todos a la Moneda’ werden opgezet, vormden een kans om met militanten van diverse achtergronden samen te komen en een stap te zetten om de verdeeldheid te overkomen. Er was een voorstel om een Arbeidersfront op te zetten om ook na de verkiezingscampagne door te gaan. Dat is slechts een eerste stap in de eenmaking en de opbouw van een sterker klassenbewustzijn onder de werkenden en de jongeren, maar het is wel een belangrijke verwezenlijking van de campagne dat deze stap is gezet.
Ten slotte kan nog vermeld worden dat een deel van de studentenbeweging rond de Izquierda Autónoma Universitaria (Autonome Linkerzijde aan de Universiteiten) erin slaagde om een kandidaat in het parlement verkozen te krijgen. De afwezigheid van de meest dynamische jongeren, de afkeer tegenover het establishment, de enorme sociale ongelijkheid, de toenemende particuliere schulden en het stilvallen van de economische groei zullen de marge voor de nieuwe centrumlinkse regering beperken. De regering zal over weinig vertrouwen beschikken en kan snel op sterke sociale mobilisaties botsen. Dat biedt de komende jaren ongetwijfeld een enorme ruimte voor democratisch socialistische ideeën.
Onze kandidaten
Celso Calfullan van Socialismo Revolucionario was kandidaat voor de regionale raad van Santiago. Hij haalde 16.500 stemmen in het tweede kiesdistrict, een van de beste resultaten van de beweging ‘Todos a la Moneda’. Patricio Guzmán, eveneens lid van Socialismo Revolucionario, haalde 13.000 stemmen in de senaatsverkiezingen in Santiago Oriente.
-
Crisis in Venezuela wordt dieper
De Venezolaanse economie wordt geconfronteerd met een sterk oplopende inflatie, speculatie en ernstige voedseltekorten. Tegelijk voelen kapitalistische krachten zich steeds sterker door de groeiende verdeeldheid binnen de regering. Het vacuüm aan de top van de Venezolaanse regering sinds de dood van Hugo Chávez, samen met de dieper wordende wereldwijde crisis en de beperkingen van de hervormingen in Venezuela, zorgen ervoor dat de zwaktes en tegenstellingen van de zogenaamde ‘Bolivariaanse revolutie’ tot uiting komen. Het leidt tot een nieuwe fase met een sterkere klassenstrijd.
De afwezigheid van een bewuste organisatie van de arbeiders en armen tegen het kapitalisme, corruptie en de opmars van de bureaucratie, heeft het de rechtse krachten gemakkelijker gemaakt om een nieuw politiek en economisch offensief in te zetten met zelfs de mogelijkheid om de politieke controle terug over te nemen.
Sinds de dood van Chávez in maart zijn de tegenstellingen binnen de beweging van Chavisten sterker op de voorgrond getreden. Dat heeft geleid tot spanningen en verdeeldheid tussen de burgerlijke en militaire onderdelen die elk de controle op de heersende PSUV (Partido Socialista Unida de Venezuela) en de regering willen verwerven. Het heeft geleid tot politieke crisis binnen de PSUV, wat ook bleek uit de selectie van de kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 8 december.
De PSUV legde kandidaten van bovenaf op, vaak zonder rekening te houden met wat leefde aan de basis. Dit heeft geleid tot een aantal afsplitsingen, waarbij sommige ontevredenen zichzelf omschrijven als ‘rebelse Chavisten’ die onafhankelijke kandidaten naar voor schuiven tegen de partijleiding in. Diosdado Cabello, de vice-voorzitter van de PSUV en parlementsvoorzitter, verklaarde dat al wie de partijbeslissingen niet ‘respecteert’ verraders en contrarevolutionairen zijn. Hij verklaarde dat geen enkele kandidaat buiten de PSUV beroep kan doen op de traditie van Chávez.
Tegen de achtergrond van wat de regering omschrijft als ‘sabotage’ en ‘economische oorlog’ wordt de burgerij een samenzwering verweten. Tegelijk probeert de regering een alliantie te vormen met delen van de kapitalisten die als ‘nationaal’ en ‘democratisch’ worden gezien.
De opvolgen van Chávez, Nicolás Maduro, riep geen bijeenkomst van werkenden, armen en sociale bewegingen bijeen om een revolutionair politiek plan op te maken tegen het kapitalisme en het geweld van de reactionaire straatvechters die door de kapitalisten worden ingezet. In plaats daarvan ging hij op bezoek bij vertegenwoordigers van de grote bedrijven en de burgerij. Zo trok hij naar de familie-Mendoza, de eigenaars van het grootste monopolie in het land, het voeding- en drankdistributiebedrijf POLAR. De regering bood hen grote toegevingen aan, vooral op het vlak van beperkingen inzake arbeidersrechten en gunstige financiële voorwaarden. Een prijsverhoging voor basisvoeding werd zomaar toegelaten en de munt werd met 46% gedevalueerd.
Dat volstond nog niet voor de bazen die nu druk zetten voor meer flexibiliteit inzake de wisselkoersen en voor een verdere devaluatie. De regering neemt dat in overweging. Tegelijk komen de werkgevers op voor een afzwakking van de arbeidswetten die van toepassing zijn op 20 tot 30% van de productie. Volgens de bazen zijn de arbeidersrechten een van de factoren voor de economische tekorten.
Inflatie en speculatie
De belangrijkste woordvoerders van vakbondsfederaties als CBST (Central Bolivariana Socialista de Trabajadores) en UNETE (Unión Nacional de Trabajadores de Venezuela) verklaarden vreemd genoeg dat het absenteïsme van werknemers een factor is in de neergang van de productie. Ze stellen dat werknemers meer gemotiveerd moeten worden om tot het bedrijf bij te dragen.
Er zijn natuurlijk verschillende redenen voor de dalende productie. In de regio Cordero in de staat Lara bijvoorbeeld ging het kippenbedrijf Souto failliet na een frauduleus bankroet dat door de eigenaars in kaart werd gezet. Dat heeft bijgedragen tot de voedseltekorten. De arbeiders van Souto gingen maandenlang over tot een moedig verzet, ze eisten de nationalisatie van het bedrijf door de overheid maar met arbeiders- en gemeenschapscontrole. Het antwoord van de regering bestond evenwel uit de import van voedsel, waaronder kippen. Er zijn tal van gelijkaardige voorbeelden.
De vakbondsleiding lijkt zich opportunistisch aan te schurken bij de oppositie tegen de regering in plaats van op te komen voor eenheid in actie voor arbeidersrechten en een revolutionair alternatief op de bocht naar rechts van de regering en de sabotage door de rechterzijde.
Het regeringsbeleid maakt de economische situatie nog erger. De tekorten bereiken historische niveaus. Voor de meeste producten is er een tekort van ongeveer 20%, maar dat loopt op tot 50 à 100% voor bepaalde producten zoals melk, kip, olie,… Bureaucratische pogingen om de prijzen te controleren werken niet en de bazen gaan maar door met speculatie. De inflatie bedraagt in het algemeen 40% en voor voedselproducten eerder 70%. De hogere prijzen voor olie op de wereldmarkt, met gedurende enkele jaren meer dan 100 dollar voor een vat olie, volstonden voor de regering niet om het sociale beleid verder te zetten. Bovendien worden de sociale maatregelen bedreigd door de toegevingen aan een aantal bazen.
De regering kent een ernstige liquiditeitscrisis, vooral door productieproblemen bij het oliebedrijf PDVSA en bij CVG (het gedecentraliseerd staatsbedrijf voor metaal en mijnbouw). Dat wordt versterkt door een massale kapitaalvlucht die wordt gepromoot door de kapitalisten.
Ondanks een inkomen van meer dan 900 miljard dollar de afgelopen 14 jaar, heeft de regering zware schulden opgebouwd. En het wordt er niet beter op. De voornaamste schuldeiser is nu China. Het Chinese regime vreest politieke onstabiliteit en een constante vraag naar bijkomend krediet. Maduro trok begin oktober naar China om nieuwe kredieten te vragen. Het Chinese regime gaat na of het kan investeren in technologie, de bouwsector, telecommunicatie en de automobielsector. Ze proberen ook grote stukken van de landbouwgrond in handen te krijgen. Dat lijkt paradoxaal voor een land dat grote voedseltekorten kent.
Het is een risicovol beleid. Ondanks de grote groei die China in het verleden kende, wordt het duidelijk dat dit land niet immuun is voor de kapitalistische crisis. De vertraging van de economie en de economische neergang in Venezuela zorgen er samen met een daling van de olieprijzen op wereldvlak voor dat Venezuela zich op een kritiek punt bevindt. Dat leidt ook tot een toename van de klassenstrijd.
Onder het mom van strijd tegen corruptie en kapitaalvlucht, richt de regering zich ook tegen de gewone mensen die soms uit extreme noodzaak meewerken met criminele netwerken die buitenlands geld aan staatsprijzen opkopen en op de zwarte markt duurder verder verkopen. De topfiguren van deze netwerken blijven grotendeels buiten schot.
De dominantie van de zwarte markt houdt de economie in een ijzeren greep. Er is massale speculatie op prijzen. Zo werden vliegtuigtickets 400% duurder. Elektronische toestellen of GSM’s die elders doorgaans 100 tot 500 dollar kosten, halen in Venezuela gemakkelijk prijzen van 1.000 tot 5.000 dollar. De regering nam nieuwe maatregelen om de invoer van buitenlands geld te beperken. Maar dit is slechts het tipje van de ijsberg.
Groeiende ongelijkheid
Vorig jaar alleen kreeg de private sector 23 miljard dollar voor ‘importkosten’. Dit verdween in spookfirma’s die opgezet zijn om corruptie gemakkelijker te maken, doorgaans met medewerking van elementen uit de overheidsbureaucratie. De regering probeert hierover te zwijgen omdat er veel ongenoegen over is onder de basis van de Chavistische beweging. Het werpt ook vragen op over hoe ernstig de regering de strijd tegen corruptie echt neemt. De regering probeert te verbergen dat de bureaucratie van bovenaf controle uitoefent zonder echte deelname van de werkenden, wat corruptie mogelijk maakt, en dat dit de crisis heeft versterkt.
De afgelopen 14 jaar heeft de regering de economische macht van de kapitalisten in stand gehouden. Die blijven grote winsten maken. Maar liefst 70% van het BBP is in handen van 1% van de bevolking. Vorig jaar kwam 97% van de overheidsinkomsten van het overheidsbedrijf PDVSA. Dit betekent dat de 1% rijksten in het land goed zijn voor minder dan 3% van de overheidsinkomsten. Van het geld werd 60% besteed aan import, vooral van voedsel en afgewerkte producten. De parasiterende klasse krijgt hierdoor het meeste van het oliegeld.
ALEM, een Latijns-Amerikaanse vereniging van marxistische economen, schatte dat Venezuela 423 ‘eenheden’ van landbouwproductie kent. Twee procent hiervan bezit 17 miljoen hectaren of 55% van de beschikbare landbouwgrond. Sinds 1999 heeft de overheid steeds nieuwe uitwegen gecreëerd voor grote bedrijven die geen belastingen willen betalen. Buitenlandse multinationals betalen geen belastingen op hun productie in Venezuela, ze betalen enkel in hun ‘thuisland’. Dit nieuwe belastingverdrag werd aangeklaagd door Luis Brito Garcia, een bekende linkse econoom. Hij stelde dat de overheid hierdoor 17 miljard dollar is mislopen in de periode voor 2009. Deze belastingvrijstelling moet weg, net als onrechtvaardige taksen zoals BTW.
De radicalisering van de massa’s dwong Chávez tot de nationalisatie van bedrijven en de onteigening van enkele grootgrondbezitters. Die maatregelen deden de kapitalisten en imperialisten beven, maar dezelfde kapitalisten hebben hun winsten en hun rijkdom behouden en kunnen uitbreiden onder Chávez en Maduro. Zelfs tijdens de recessie maken de private banken recordwinsten.
Ondanks diplomatieke conflicten en pogingen om nieuwe allianties met Rusland en China aan te gaan, blijft de Venezolaanse economie in grote mate afhankelijk van de VS, nog steeds de belangrijkste handelspartner in tal van sectoren. De Amerikaanse regering vatte het als volgt samen: “Diplomatieke spanningen tussen de Venezolaanse regering en de VS-administratie hebben geen impact op de vruchtbare commerciële relatie tussen beide landen.”
Verworvenheden bedreigd
De arbeidersklasse staat voor heel wat uitdagingen in Venezuela. De belangrijkste uitdaging is de voortzetting van het proces dat onder brede lagen van de werkenden en armen de kwestie van socialistische revolutie op de agenda plaatste als antwoord op de armoede.
Het gebrek aan organisatie van onderuit onder de arbeiders en armen om een centrale rol te spelen, maakt dat dit proces nog erg zwak staat en dat het grotendeels beperkt bleef tot democratische en populistische hervormingen binnen het kader van het kapitalistische systeem. Dat verklaart waarom een proces dat internationaal zo’n sterk referentiepunt werd voor wie opkomt tegen het kapitalisme niet in staat was om op beslissende wijze met het systeem te breken.
De huidige politieke en economische crisis bedreigt niet alleen wat werd bekomen door de revolutie maar het dreigt ook een politieke nederlaag te vormen. Dat kan door de heersende klasse gebruikt worden – en het wordt deels al gedaan – om te stellen dat het ‘socialisme’ niet werkt en een achterhaald model is. Ze proberen ons wijs te maken dat we ons moeten beperken tot hervormingen onder het kapitalisme op basis van sociale vrede tussen de klassen. Gezien de ervaringen op wereldvlak weten we dat dit nonsens is.
De regering had het over de sabotage en de economische oorlog tegen het Venezolaanse regime. Die retoriek werd ook gebruikt bij de 40ste verjaardag van de militaire staatsgreep tegen Salvador Allende in Chili in 1973. Er werd geprobeerd om een historische analogie te maken, maar dan wel op een erg mechanische wijze en met als doel om de mensen ervan te overtuigen dat de huidige situatie niets te maken heeft met het eigen politieke falen maar wel als nieuwe pogingen van het kapitalisme en het imperialisme om de revolutie een nederlaag toe te brengen. Dat is een manipulatie die erop gericht is om te verbergen dat de regering een politiek van klassenverzoening voert en het is een verraad aan de arbeiders die opkomen voor het idee van socialistische revolutie dat ook door Chávez naar voor werd gebracht.
De rol van het leger
Het falen van het economische beleid van de regering heeft de sociale basis van het regime ondermijnd. Bij de laatste verkiezingen van 14 april werd duidelijk dat de Chavisten op minder dan vijf maanden tijd twee miljoen stemmen waren verloren. Er is een groeiend ongenoegen aan de basis en de arbeiders die, ondanks verwarring en gebrek aan politieke leiding, nog steeds vasthouden aan het idee van revolutie en echte systeemverandering. Dit maakt het voor de rechterzijde en de bureaucratie van de Chavistische beweging onmogelijk om de situatie volledig te controleren en een nieuwe revolutionaire uitbarsting te vermijden.
In een dergelijke situatie speelt het leger vaak de rol van een scheidsrechter die tussenkomt om de stabiliteit te garanderen. Maar ook dat is niet evident aangezien er veel politieke tegenstellingen zijn binnen het leger zelf. Delen van het Venezolaanse leger hebben een arbeidersbasis, in tegenstelling tot veel landen in de regio. Chavez bracht ook het idee van socialisme in het leger binnen, ook al deed hij dat met een sterke nationalistische ondertoon.
Zelfs indien deze socialistische ideeën abstract en verward zijn, kan het leiden tot verdeeldheid en confrontaties in het leger zelf. De meerderheid van het leger zal proberen om het systeem te beschermen en kan een sleutelrol spelen.
Maduro heeft het leger meer macht gegeven dan wat onder Chavez het geval was. Dat heeft als doel om het ongenoegen in het leger de kop in te drukken. De regering kondigde loonsverhogingen voor het legerpersoneel aan en maakt middelen vrij voor nieuwe wapens en gereedschap. Dit is niet nieuw, Chavez deed dit in het verleden ook. Maar Chavez beschikte wel over voldoende autoriteit om het evenwicht tussen het leger en de burgerlijke sector te bewaren. Hij kon ook op een sterkere economische positie rekenen.
De groeiende tegenstellingen binnen de Chavistische beweging, de politieke en economische crises en de versterkte tegenstellingen binnen de partijen die de regering ondersteunen en de PSUV in het bijzonder, leiden tot de mogelijkheid van een reorganisatie van de linkerzijde en de basis die opkomt voor een radicalisering en verdieping van de Bolivariaanse revolutie.
In de komende periode zullen we een toename van sociale conflicten zien, de eerste tekenen daarvan zijn al aanwezig bij de arbeiders van het staalbedrijf Sidor en elders. De nood aan een leiding die zich baseert op de strijd van de arbeiders en armen blijft de beslissende kwestie. Dat is de centrale uitdaging voor de revolutionaire linkerzijde.
Gezien de huidige krachtsverhoudingen is het anderzijds niet uitgesloten dat de burgerij zal proberen om de macht volledig in handen te nemen, ofwel met de rechtse alliantie MUD (Mesa de Unidad Democratica) ofwel met een contrarevolutie binnen de Chavistische beweging zelf. Het zou echter verkeerd zijn om pessimistische conclusies te trekken. De tegenstellingen van het kapitalisme komen immers op een kookpunt in Venezuela.
Wereldwijd verdiept de crisis van het kapitalisme. Verandering zal niet uit de lucht komen vallen. Maar in de context van een nieuwe periode van klassenstrijd zal iedere regering die op kapitalistische basis functioneert geconfronteerd worden met de mogelijkheid van revolutionaire explosies onder de werkenden en armen.
-
Chileense presidentsverkiezingen wijzen op nieuw tijdperk
Linkse socialisten nemen deel aan campagne rond Marcel Claude
De 40ste verjaardag van de bloedige door de VS ondersteunde staatsgreep in Chili werd dit jaar gevierd met strijd door arbeiders en jongeren. Dit heeft ook gevolgen voor de verkiezingen van 17 november. Het ziet ernaar uit dat centrumlinks onder leiding van Bachelet terug aan de macht kan komen. Maar de sterke campagne rond de linkse kandidaat Marcel Claude, een campagne die wij actief steunen, toont het potentieel voor een nieuwe kracht van arbeiders en jongeren.
Er werd al veel gezegd en geschreven over de 40ste verjaardag van de staatsgreep die een einde maakte aan de regering van de Unidad Popular van Allende. Maar de parlements- en presidentsverkiezingen van 17 november geven een nieuwe invulling aan die verjaardag. Er is een nieuwe periode van crisis, onrust, strijd en onstabiliteit. De tegenstellingen die na de staatsgreep en de overgang naar ‘democratie’ werden opeengestapeld, beginnen zich allemaal tegelijk op te werpen.
In de huidige presidentscampagne zien we hoe Chili in een nieuwe periode terecht komt, ook al wordt een grote meerderheid voorspeld voor de voormalige Concertacion (centrumlinkse coalitie die meer dan 20 jaar na het einde van de dictatuur van Pinochet aan de macht was) onder leiding van Michelle Bachelet.
Tegenstellingen uit het post-Pinochet tijdperk komen naar voor
Na de staatsgreep van Pinochet werd Chili een laboratorium voor neoliberaal beleid. De dictatuur ging over tot het breken van de arbeidersbeweging om een reeks brutale aanvallen in te zetten. De strijd tegen de dictatuur was dan ook nauw verbonden met de strijd van de arbeidersklasse voor rechten en degelijke omstandigheden, en dus tegen het Chileense kapitalisme: de dictatuur van de bazen en het imperialisme. De massale betogingen en stakingen tijdens de laatste jaren van de dictatuur werden door veel arbeiders gezien als een manier om terug aan te sluiten bij de strijd voor een socialistische samenleving die begin jaren 1970 begon. Dit proces werd echter in de kiem gesmoord. De leiders van de arbeidersorganisaties en de grote linkse partijen slaagden erin om de strijd op het zijspoor van ‘vreedzame onderhandelingen’ te zetten. Dat leidde tot de vestiging van een kapitalistische democratie zonder een einde te maken aan de dictatuur van de grote bedrijven en het imperialisme. De werkenden en de armen kregen te horen dat deze periode van verandering zou leiden tot de verkiezing van linkse regeringen en dat dit tot echte verandering zou leiden.
Op 17 november zullen we effectief de zesde presidentsverkiezingen in Chili kennen sinds het einde van de dictatuur. Daarvan werden er vier gewonnen door de kandidaten van de Concertacion. De 20 jaar van regeringen van de Concertacion betekenden 20 jaar van verraad. Het neoliberalisme van onder Pinochet werd niet alleen behouden, het werd vaak nog versterkt. De grondwet van Pinochet werd behouden en de voormalige dictator werd zelfs aangesteld tot senator voor het leven.
De laatste regering van Bachelet vormde geen uitzondering. Bachelet probeert haar rol in het verzet tegen dictatuur centraal te stellen – haar vader was een militaire leider onder Allende die zich tegen de staatsgreep verzette en zelf was ze actief tegen de dictatuur van Pinochet en werd hiervoor gemarteld. Maar eens ze zelf aan de macht was, vergat ze dit snel. Ze veranderde niets aan de grondwet van Pinochet of aan de antivakbondswetten. Haar regime zette antiterrorismewetten in tegen de strijd van de Mapuchebevolking, het ging om wetten waar Pinochet enkel van kon dromen. Onder Bachelet werden meer Mapuche (een onderdrukte inheemse bevolkingsgroep) vermoord door de overheid dan onder de huidige rechtse regering van Pinera.
Politieke establishment en systeem gediscrediteerd
Zoals te verwachten was, begon het geduld met de Concertacion op te geraken. Na 20 jaar leidde dit op een verwrongen manier tot de eerste nederlaag van de Concertacion bij de presidentsverkiezingen. De rechterzijde won met Pinera. De Concertacion had zo’n verraderlijke rol gespeeld in de strijd voor verandering na de val van de dictatuur dat het ondenkbare gebeurde: een democratische verkiezingsoverwinning voor een aanhanger van de staatsgreep.
De steun voor de rechterzijde was echter van korte duur. Pinera is de minst populaire aftredende president sinds Allende werd vermoord, minder populair dus dan de bloedige dictator zelf. De belangrijkste factor hiervoor is de terugkeer van de klassenstrijd. Maar dat heeft niet geleid tot een hernieuwd vertrouwen in de Concertacion.
De belangrijkste ontwikkeling was er een van massale ontgoocheling in het volledige politieke establishment. Bij de laatste verkiezingen, lokale verkiezingen in november vorig jaar, kwam 60% gewoon niet opdagen. Dit fenomeen is vooral sterk verspreid onder jongeren. Bij de verkiezing van Pinera had 75% van de jongeren niet eens de moeite gedaan om zich te registreren voor de verkiezingen. Het is niet verrassend dat de jongeren de afgelopen jaren vooraan stonden in de strijd met een grote en heroïsche studentenbeweging.
Deze explosieve strijd werd gekenmerkt door een massale verwerping van het systeem. Er werden verregaande eisen gesteld, zoals de afschaffing van de grondwet van onder Pinochet en de vorming van een Grondwetgevende vergadering. De verkiezingscampagne vormt daar een weerspiegeling van, zelfs de rechtse partijen moeten er rekening mee houden. Er worden veel vragen gesteld en er is een breed verzet tegen het falende systeem dat na de dictatuur volgde.
De rechtse campagne is verdeeld, deels een uitdrukking van de kopzorgen die de dictatuur de rechterzijde nog bezorgen. Naast Evelyn Mettei, de kandidaat van de Alianza, is er nog een tweede rechtse kandidaat. Het gaat om de econoom en televisiepersonaliteit Franco Parisi. Hij is kandidaat met een rechts programma, maar hij probeerde dat wat op te frissen met de stelling dat er een breuk is van expliciete steun aan de dictatuur (ook al zijn er foto’s van Parisi naast Pinochet). De campagne van Parisi kreeg meer steun dan verwacht en hij ligt in een aantal peilingen nek aan nek met de officiële kandidaat van Alianza. Ook dat is een uitdrukking van de crisis van het regime.
Bachelet – naar een nieuwe crisisregering
De populariteit van Bachelet lijkt in tegenspraak met dit beeld, maar dat is het niet. De “hoge populariteit” verbergt dat de grote meerderheid niet de bedoeling heeft om voor haar te stemmen. Een belangrijke factor om de stabiliteit in het post-Pinochet tijdperk was de economische groei die Chili vrij consistent kende, zeker in het afgelopen decennium.
Bij de wereldwijde economische crisis leek Chili aanvankelijk niet geraakt te worden. De economie kon meesurfen op de Chinese golf. Maar China is niet in staat om de Latijns-Amerikaanse of Chileense economie van de gevolgen van de crisis te vrijwaren. Dat blijkt uit de snelle neergang die momenteel optreedt. Velen kijken nu met enige nostalgie naar het bewind van Bachelet omwille van de economische ‘sucessen’ onder haar regering. Dat vormde de basis voor de erg beperkte sociale hervormingen die toen werden doorgevoerd. Een regering onder Bachelet zou in 2013 echter niet hetzelfde zijn. Dit regime zal tot steeds hardere conflicten met de werkende bevolking gedwongen worden. Voor de arbeidersbeweging en de linkerzijde is dat een belangrijk perspectief en het kan tot vooruitgang leiden. Het is schandalig dat de leiding van de Chileense Communistische Partij net op zo’n ogenblik het slechtst mogelijke standpunt inneemt. De partij gooit zich volledig in de Concertacion. Dat heeft geleid tot een significante crisis en polarisatie binnen de partij, een aantal militanten heeft de partij verlaten en steunt de campagne van Marcel Claude.
Bachelet en de Concertacion bereidden zich voor op meer van hetzelfde asociale beleid. De beloftes bij de verkiezingen moeten rekening houden met een radicalisering in de samenleving en de druk van de klassenstrijd. Zo wordt opgekomen voor gratis onderwijs of een nieuwe grondwet. Maar het doel hiervan is enkel om kiezers te verleiden, niet om het ook effectief door te voeren. Bachelet wordt bijgestaan door de antidemocratische kieswetgeving in het land. Om een belangrijke maatregel door te voeren, heeft een regering een meerderheid van ofwel twee derden, drie vijfden of vier zevenden nodig. Zo ver zal Bachelet niet geraken in het parlement. Verkiezingsbeloften rond gratis onderwijs, abortusrechten, homohuwelijk,… kunnen met dat ‘argument’ worden opgeborgen na de verkiezingen. Een oprecht socialistische regering zou zich niet in het keurslijf van de wetten van onder Pinochet laten dwingen, zo’n regering zou op basis van mobilisatie en de kracht van de arbeidersklasse ingaan tegen de kapitalistische wetten om de samenleving te verandering.
Sommigen speculeren dat Bachelet zelfs geen meerderheid wil die groot genoeg is, omdat ze anders zou ontmaskerd worden als iemand die niet echt tot verandering wil komen. In de media waren er berichten over een geheime ontmoeting tussen de voorzitter van de socialistische partij PS (deel van de Concertacion) en een senator van de Alianza om tot een ‘akkoord’ te komen waarbij een overwinning van Bachelet in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen niet zou leiden tot een tweede ronde om een vernederende nederlaag van de rechtse kandidaat te voorkomen (indien de officiële Alianza-kandidaat naar de tweede ronde gaat natuurlijk…). De rotte leiding van de Concertacion heeft nood aan een ‘betrouwbare’ oppositie om te vermijden dat er een echte oppositiekracht ontwikkelt tegenover het asociale beleid.
In de eerste explosie van de studentenbeweging bleek de enorme haat tegenover het politieke establishment. Dit werd vaak vertaald een ruwe ‘anti-partijsfeer’, elementen daarvan zien we in tal van landen in Europa of Latijns-Amerika. We begrijpen deze sfeer en de progressieve oorsprong ervan in een verwerping van de rotte partijen uit het verleden, maar revolutionaire socialisten proberen deze sfeer toch te overkomen omdat het een obstakel is in de opbouw en ontwikkeling van de nodige politieke uitdrukking van de opkomende klassenstrijd.
Opkomst van strijd
De afwezigheid van een massaal politiek alternatief heeft de Chileense arbeiders, onderdrukten en jongeren niet tegen gehouden om hun eigen oppositie op straat en op de werkvloer op te bouwen. De studentenbeweging bracht grote aantallen betogers op straat, dat hadden we sinds meer dan 20 jaar niet meer gezien. De beweging genoot de steun van alle delen van de arbeidersbeweging. Een nieuwe generatie van activisten werd gestaald in de strijd, vaak was er sprake van brutale repressie door de beruchte ordediensten.
De studenten stonden niet alleen. In het zuiden van het land was er een massale rebellie waarbij de autoriteiten de controle over volledige regio’s verloren toen de bevolking zich verenigde in stakingen en blokkades tegen speculatie op prijzen en de gebrekkige openbare diensten. Het aantal belangrijke syndicale bewegingen van de afgelopen jaren is erg groot. Er waren acties van precaire werkenden in de distributiesector tot acties van de zwaarste bataljons van de Chileense arbeidersklasse, de koperarbeiders.
Deze strijd vond telkens plaats zonder enige leiding van de top van de belangrijkste vakbonden. Leiders van de ooit machtige CUT (de centrale vakbondsfederatie) worden nu vaak evenzeer gehaat als de kapitalistische politici. Nog maar drie maanden geleden voerden de havenarbeiders een inspirerende strijd tegen de aanvallen op hun lonen en arbeidsvoorwaarden. De staking verspreidde zich als een lopend vuurtje van de ene haven naar de andere, op een paar dagen tijd lag de volledige sector plat en dit terwijl de havenarbeiders niet eens een nationale vakbondsstructuur hebben! Zoals vaak vinden de arbeiders en jongeren in hun strijd manieren om de obstakels van de rechtse vakbondsleiders en de afwezigheid van een massale politieke stem te overkomen.
Marcel Claude en de campagne ‘Todos a la Moneda’
Socialismo Revolucionario, het CWI in Chili, steunt de presidentscampagne van Marcel Claude en ‘Todos a la Moneda’ (vrije vertaling: ‘allemaal naar het presidentieel paleis La Moneda’). We hebben kandidaten voor deze campagne voor zowel de senaat als de lokale raden. De campagne biedt een mogelijkheid om de afwezigheid van een politieke stem voor de strijd van de werkenden en de jongeren te overkomen. De campagne lijkt uit het niets te zijn ontstaan, maar geniet een momentum. Er waren massale bijeenkomsten doorheen het land met een grote deelname van jongeren en studentenactivisten en organisaties. Het wijst erop dat het bewustzijn verder gaat dan een ruwe ‘anti-partij’ positie en dat er een groeiend begrip is dat we de strijd ook op het politieke terrein moeten voeren. Onder jongeren (onder de 24 jaar) geniet Claude momenteel een gelijkaardige steun als Bachelet . De campagne kreeg steun van alle sectoren die in strijd gingen, van de tienduizenden die in actie gingen tegen het onrechtvaardige private AFP pensioenstelsel tot de gemeenschappen die in actie komen tegen het gebrek aan diensten, zoals in Aysen het geval was.
Het programma van Claude omvat heel wat van de centrale eisen van deze strijdbewegingen, onder meer eisen voor gratis en degelijk onderwijs en gezondheidszorg, betaald door een progressieve belasting en de hernationalisatie van de kopersector en andere grondstoffen. De campagne eist de vorming van een nieuwe grondwetgevende vergadering gebaseerd op een proces waarbij organisaties van werkenden en jongeren alsook sociale bewegingen een nieuwe grondwet opmaken om die uit het tijdperk van Pinochet te vervangen. Claude omschrijft zichzelf als een antikapitalist en verwerpt terecht een electoraal akkoord met Bachelet. Hij stelt dat er in een tweede ronde tussen Bachelet en de traditionele rechterzijde geen sprake kan zijn van steun aan Bachelet.
Dit programma is een enorme stap in de goede richting en het biedt de mogelijkheid voor een politieke strijd die uitgaat van de eisen en behoeften van de werkenden en de sociale bewegingen, maar er blijven een aantal tegenstrijdigheden en gebreken. Claude verdedigt een antikapitalistische standpunt, maar blijft haperen als het gaat om de nood aan een socialistische samenleving. Dat is een belangrijke zwakte waar we volgens Socialisme Revolucionario een antwoord op moeten bieden.
Om de centrale voorstellen van de campagne van Claude door te voeren, is een strijd voor een ander systeem noodzakelijk. De nationalisatie van de kopersector om gratis onderwijs en gezondheidszorg mogelijk te maken, zou bijvoorbeeld de nationalisatie van de banken onder democratische controle vereisen om een plan voor de economie te kunnen ontwikkelen en de nodige middelen te kunnen investeren om de levensstandaard en de openbare diensten op te krikken. Als Marcel Claude zich beperkt tot “controle en regulatie” van de banken, dan gaat dit niet ver genoeg. Een revolutionaire grondwetgevende vergadering op basis van arbeidersdemocratie op de werkvloer, in de scholen en de gemeenschappen, zou een nieuwe ‘overgang’ kunnen inluiden, deze keer een revolutionaire overgang die een einde maakt aan kapitalisme en de decennialange strijd van de Chileense arbeidersklasse voor socialisme na de bloedige nederlaag van 1973 uiteindelijk tot een overwinning brengt.
Daartoe is een revolutionaire benadering nodig voor de linkerzijde en de sociale bewegingen. Zoals Patricio Guzman van Socialismo Revolucionario (en kandidaat voor de senaat) stelde tijdens een debat op TVN, de grootste televisiezender: “we moeten komaf maken aan het kapitalisme en strijden voor een nieuwe socialistische samenleving”. Enkel zo’n perspectief kan op blijvende basis tegemoet komen aan de eisen en bekommernissen van de werkenden en jongeren. Het is onderdeel van de internationale strijd voor socialisme doorheen Latijns-Amerika en de wereld.
Een aantal peilingen plaatsten de campagne van Claude op 7%. Het is belangrijk dat dit project na de verkiezingen niet gewoon terug in de koelkast verdwijnt. Socialismo Revolucionario en anderen in de campagne – vooral rond het ‘Arbeidersfront voor Marcel Claude’ – stellen dat de campagne ‘Todos a la Moneda’ maar een eerste stap mag zijn. Er is een initiatief om met het ‘arbeidersfront’ een brede steun te verzamelen onder syndicalisten en linkse activisten. Het doel is om te mobiliseren en de steun te organiseren rond een klassenstandpunt en een socialistisch programma. Het ‘arbeidersfront’ werd op een bijeenkomst met een duizendtal aanwezigen opgezet en verdedigt de noodzaak om de huidige campagne ook na de verkiezingen verder te zetten. Zo kan het een springplank worden naar een nieuwe politieke kracht die de Chileense samenleving kan veranderen. Een massale politieke kracht, een nieuwe partij van de werkenden, jongeren en onderdrukten, met een strijdbaar socialistisch programma vormt de orde van de dag. De campagne van Claude zal de Chileense samenleving pas echt veranderen als het zo’n richting uitgaat.
-
Brazilië. Overwinning door massastrijd
Na de tsunami van massastrijd de afgelopen dagen, hebben de lokale regeringen van Sao Paulo en Rio de Janeiro, de twee grootste steden van het land, samen met de verantwoordelijken van tientallen andere steden in het land beslist om de tarieven voor het openbaar vervoer te verlagen. In het geval van Sao Paulo gaat het om een verlaging met 12 centavos. Het is de belangrijkste overwinning van de afgelopen 20 jaar van neoliberaal offensief tegen de arbeiders en de bevolking in het algemeen.
Ook de lokale overheden die vooraan stonden in de repressieve aanpak van de betogers moesten na twee weken van intensieve mobilisatie een bocht maken. Op 17 juni waren er meer dan 300.000 betogers in verschillende steden. In Sao Paulo en Rio alleen ging het om bijna 200.000 betogers. In de hoofdstad Brasilia werd het parlementsgebouw bezet en in Sao Paulo onderging het stadhuis hetzelfde lot.
De acties in Sao Paulo legden de belangrijkste straten plat en er werd betoogd naar Ponte Estaiada, een symbool voor de rijke vastgoedspeculanten. De brutale politierepressie van de voorbije week leidde tot nog grotere acties. Op 17 juni besloot de regionale gouverneur om af te zien van verdere repressie.
In Rio de Janeiro was er wel nog sprake van harde repressie en arrestaties. Onder hen ook een lid van LSR (onze Braziliaanse zusterorganisatie). Deze kameraad werd ervan beschuldigd lid te zijn van een ‘georganiseerde criminele bende’ en hij kwam pas vrij na een boete te hebben betaald. In Belo Horizonte, in de staat Minas Gerais, was er een voetbalwedstrijd in het kader van de Confederatie Cup. Er waren meer mensen die buiten aan het stadion protesteerden dan er toeschouwers waren voor de internationale wedstrijd.
Er werd in Sao Paulo tot een nieuwe betoging opgeroepen voor 18 juni. Daar waren er 80.000 aanwezigen en werd het Praca da Sé plein in het stadscentrum volledig ingenomen. Er waren tegelijk ook acties op de Avenida Paulista, waar er pogingen waren om het stadhuis en het kantoor van de stadsautoriteiten over te nemen. Een dag eerder werden de kantoren van het lokale parlement van Rio de Janeiro vijf uur lang effectief overgenomen door betogers.
Op 19 juni waren er de hele dag massaprotesten. Snelwegen werden afgezet, busstations geblokkeerd en er waren grote betogingen van onder meer de MSTS (Beweging van arbeiders zonder dak boven het hoofd). Een groep LSR-leden kwam in die betoging in de buurt van Sao Paulo tussen. De strijd begon verder te radicaliseren en kende uitbreiding onder de armen in de hele stad. Dit verhoogde de druk op de regering.
Na een oproep tot nieuwe eengemaakte acties op nationaal vlak op 20 juni, kondigden de lokale autoriteiten in Sao Paulo en Rio aan dat de tarieven voor het openbaar vervoer zouden dalen.
Verdeeldheid onder de regerende partijen
De toegeving kwam er na zware discussies en verdeeldheid binnen de heersende partijen. Er werd een crisisberaad georganiseerd met onder meer Lula (de voormalige president die officieel geen enkele positie meer bekleedt), president Dilma Rouseff en de prefect van Sao Paulo. Terwijl die vergadering plaats vond, werd het gebouw van de prefectuur omsingeld door betogers.
De volgende ochtend kondigde de prefect nog aan dat een verlaging van de tarieven een ‘populistische’ positie zou zijn. Dat standpunt hield niet lang stand. Bij een voetbalwedstrijd tussen Mexico en Brazilië in Fortaleza werd het stadion omsingeld door betogers. Er werd een persconferentie georganiseerd door de prefect en de gouverneur van Sao Paulo, Alkmin van de rechtse PSDB. Ze kondigden samen aan dat er een verlaging van de tarieven zou komen.
De omvorming van de PT (Arbeiderspartij) tot een kapitalistische partij en het feit dat de vakbondsfederatie CUT vooral dienst doet als relais van de regering onder de arbeiders, heeft geleid tot een sterk anti-partij gevoel onder de betogers. Rechtse krachten maakten daar gebruik van om uit te halen naar de linkse politieke krachten die aan de acties deelnamen.
Het antipartijgevoel werd vaak vertaald in fysieke aanvallen op wie vlaggen of borden van linkse partijen meedroeg. Dit gebeurde vaak na acties van rechtse provocateurs, waaronder ook politie-infiltranten. Gezien de omvang van de massabeweging hebben alle politieke krachten in het land, ook de partijen die in de federale regering zitten en de vertegenwoordigers van de werkgevers, op cynische wijze geprobeerd om het vuur van de jonge betogers te recupereren. De kapitalistische klasse van Brazilië heeft het strijdtoneel betreden en probeert de leiding van de beweging over te nemen door enkele eisen ervan over te nemen.
Het is tegen deze achtergrond dat de linkse partijen (zoals PSOL, PSTU en PCB) alsook sociale bewegingen als de MTST en Terra Livre (waarmee wij actief samenwerken), verschillende vakbondsorganisaties als CSP-Conlutas en Intersindical en anderen, waaronder anarchistische groepen, aan het protest deelnemen. De aandacht ging vooral uit naar de betogingen van 20 juni en de verdediging van het recht van linkse partijen om hun vlaggen en materiaal naar voor te brengen op de acties en daar in te gaan tegen de invloed van rechtse krachten op de beweging.
Er zijn tegenstrijdige elementen in het politieke bewustzijn van diegenen die aan de beweging deelnemen. Maar toch heeft de beweging geleid tot een overwinning in de vorm van een tariefdaling voor het openbaar vervoer. Dat leidt meteen tot de vraag hoe de beweging verder kan gaan. Er is daarover geen overeenstemming onder de strijdbare sociale bewegingen en de linkerzijde. De nationale acties van vandaag dreigen vooral een herdenking te worden voor wat werd bereikt en niet zozeer een stap om verder vooruit te gaan.
LSR roept op tot de vorming van algemene vergaderingen en fora van de beweging om eisen uit te werken en ook een programma. Daarmee kunnen we de reeds bekomen verworvenheden consolideren en uitbreiden om te komen tot volledig gratis openbaar vervoer. De regeringen hebben aangekondigd dat de verlaging van de tarieven voor het openbaar vervoer zullen leiden tot andere besparingen in sociale programma’s. De beweging moet eisen dat het geld wordt gezocht bij de private bedrijven die het transportsysteem beheersen en niet bij andere sociale programma’s.
Zelfs met deze toegevingen blijft de kost om te reizen erg hoog voor werkenden en studenten. De eis van gratis vervoer was destijds een eis van de PT, maar dat was voor de bocht naar rechts. Deze eis moet opnieuw boven gehaald worden. We kunnen het verbinden aan de eis om het volledige transportsysteem in publieke handen te nemen.
De middelen om openbaar vervoer te organiseren en de kwaliteit ervan drastisch te verbeteren, kunnen gevonden worden indien de overheidschulden niet worden afbetaald. Nu wordt de afbetaling van die schulden vooral gebruikt door banken en speculanten om gemakkelijke winsten te boeken.
Aansluiting zoeken bij andere strijdbewegingen
Om de strijd voor degelijk gratis openbaar vervoer te voeren, moet de beweging zich verenigen met andere strijdbewegingen die naar voor komen en de eisen van de arbeiders, jongeren en de bevolking van de steden. We denken daarbij onder meer aan campagnes zoals deze tegen de misdaden die worden begaan bij de voorbereiding van de Wereldbeker voetbal volgend jaar. Er worden grote bedragen uitgetrokken voor de bouw van nieuwe stadions en andere infrastructuurwerken voor de Wereldbeker. Maar ondertussen zijn er tekorten voor de scholen, ziekenhuizen en andere voorzieningen voor de gewone bevolking.
We moeten ook dringend de eis van de verdediging van democratische rechten opnemen. De Wereldbeker betekent in de praktijk een periode van noodtoestand waarbij armoede en sociaal protest worden gecriminaliseerd.
We moeten de massale acties verder verdiepen en de strijdmethoden van de arbeidersbeweging naar voor brengen. Dat is de meest efficiënte manier om te vermijden dat de rechterzijde een invloed in de beweging kan verwerven.
De Braziliaanse heersende klasse bereidt de situatie voor een algemene staking voor. De kwestie van zo’n algemene 24-urenstaking zal zich vroeg of laat stellen indien de beweging stand houdt en zich kan versterken.
Er is dringend nood aan een eenheidsfront van linkse en sociale politieke krachten. Daaraan gekoppeld is er nood aan een nationale bijeenkomst van arbeiders, jongeren en wijkorganisaties om te discussiëren over een programma voor het verderzetten van de strijd en de acties waarmee dat kan.
De klassenstrijd in Brazilië komt in een nieuwe fase terecht. Na een lange tijd komen we uit de lange periode van neoliberalisme en beperkte sociale strijd. We mogen deze kans niet laten liggen!