Category: Latijns-Amerika

  • Chili. Massaprotest voor gratis onderwijs

    Patricio Guzman, Socialismo Revolucionario (CWI in Chili)

    17764555986_1765bbb01f_o[dropcap]R[/dropcap]ecent trokken honderdduizenden demonstranten, waaronder vooral veel jongeren maar ook arbeiders en ouderen, de straten op van de grootste steden in Chili. Ze eisten gratis en degelijk onderwijs dat vrij is van corruptie en winstbejag.

    Het personeel sloot zich bij de acties aan en eist een degelijke loopbaan, een stopzetting van de privatisering van het onderwijs en een versterking van het openbare onderwijs.

    De protesten werden spijtig genoeg verstoord door de vreselijke moord op twee jongeren tijdens een protestactie in Valparaiso. Het werd gevolgd door nieuwe protesten in andere steden.

    De belofte van de regering-Bachelet om de marktwerking uit het onderwijs te halen, werd niet waargemaakt. Bachelet stelde Marcos Barraza, die direct betrokken is bij de privatisering van de universiteit van Arcis, aan als minister in de nieuwe regering. Wil Bachelet met de bevolking spotten?

    Naast de eis voor gratis onderwijs, komen de betogers ook op tegen de corruptie van de politieke kaste en de grote bedrijven. Ze zijn boos omwille van de aanhoudende lage lonen en de slechte arbeidersvoorwaarden.

    De massaprotesten zijn een eerste antwoord an de sociale beweging op het duidelijk neoliberale kabinet. De minister van Financiën, erg geliefd onder de werkgevers, werkte eerder voor het IMF en grote Amerikaanse banken.

    De betogingen zijn een sterk antwoord op de regeringsvorming die vanaf de eerste dag op groot wantrouwen van de bevolking kon rekenen. Na een lange periode waarin de studentenbeweging plat lag (door de pogingen om de studentenleiders mee in het bad van de regering te trekken waarbij onderhandeld werd zonder iets te bekomen), komen de studenten opnieuw op straat en tonen ze eens te meer hun kracht.

    Alleen protest is niet genoeg

    De betogingen toonden een groot potentieel, maar ze zullen niet volstaan om tot verandering te komen. De CONFECH (Confederatie van Chileense studenten) en de studentenbeweging hebben een grote autoriteit opgebouwde en kunnen dat gebruiken om vooruit te gaan. We kunnen niet blijven betogen zonder iets af te dwingen.

    We moeten de regering en de politieke kaste dwingen om de eisen van gratis onderwijs toe te kennen en een einde te stellen aan de marktwerking alsook aan alle instellingen die nog voortkomen uit de periode van de dictatuur. Deze instellingen werden geconsolideerd door de regeringen na de dictatuur, regeringen die het neoliberale model van concentratie van rijkdom overnamen.

    Het is nodig om de sociale strijd doorheen het land een te maken, de studenten zullen niet winnen als ze alleen strijden. Als we onze krachten bundelen, kunnen we winnen. De studenten moeten samen met de vakbonden en sociale bewegingen die de strijd willen aangaan, een nationale vergadering van studenten en werkenden bijeen brengen. Van daaruit kunnen we de strijd voor sociale rechten, tegen politieke corruptie en tegen de grote bedrijven organiseren en dit met een nationale 24-urenstaking.

    De protestacties vormen een nieuw hoofdstuk in de politieke en morele crisis van het land. De regering, maar ook het politieke establishment en de bedrijfswereld, worden al maandenlang door deze crisis geteisterd.

    De afgelopen maanden waren er ook acties van een duizendtal stakende arbeiders van Brinks en Prosegur in Santiago. Zij komen op voor betere lonen en arbeidsvoorwaarden. Het was een voorproefje voor wat zou volgen met de massale acties van de studenten. De massa’s betreden het publieke toneel en dit leidt tot een nieuw hoofdstuk in de politieke crisis. We moeten ervoor zorgen dat deze crisis leidt tot een positief resultaat: een grondwetgevende vergadering die een einde maakt aan de erfenis van de dictatuur en de neoliberale regeringen. Het kan het begin vormen van een heropbouw van de revolutionaire linkerzijde.

    De hervormingsplannen van de regering-Bachelet en de aanhoudende corruptieschandalen hebben de steun voor de regering ondermijnd. Het voordeel van de twijfel dat voorheen aanwezig was, smelt als sneeuw voor de zon. Op basis van de vernieuwde massastrijd, waarin jongeren het voortouw nemen, moeten we het volledige kapitalisme in vraag stellen en bouwen aan een socialistisch alternatief.

  • Venezuela. Tekorten en speculatie: wiens fout?

    Analyse door Gabriela Sánchez, Socialismo Revolucionario (Venezuela)

    Eind oktober kondigde de Venezolaanse president aan dat er twee grote pakhuizen vol medische goederen waren ontdekt in de deelstaat Aragua. Terwijl hij de bevolking op televisie toespraak, werden beelden getoond van het grote pakhuis vol goederen, van rolstoelen tot een massale hoeveelheid medicijnen. Maduro verklaarde dat er voldoende was om de volledige bevolking een jaar lang van een publieke gezondheidszorg te voorzien. Twee private bedrijven, beiden eigendom van dezelfde mensen, hadden de goederen geïmporteerd. De dollars waarmee ze tot de import overgingen, werden goedgekeurd door de overheid en dit aan een gunstig tarief. Het ging om 26,2 miljoen dollar sinds 2004 en dit jaar alleen om 24 miljoen dollar.

    Er waren verschillende invallen in pakhuizen doorheen het land. Er werd heel wat voedsel aangetroffen, maar ook andere basisproducten zoals wasmiddel en luiers om maar iets te vermelden. In een aantal gevallen konden de eigenaars geen wettelijke basis voor de import voorleggen, hiervoor zijn documenten en stempels van de douane vereist.

    Het tekort aan voedsel is enorm in het land. Er is een tekort van ongeveer 30%. De inflatie staat momenteel op 63,5% volgens cijfers van de Venezolaanse Centrale Bank. Het tekort heeft niet alleen betrekking op voedsel en persoonlijke verzorgingsproducten, maar ook op goederen voor publieke ziekenhuizen die vaak een tekort hebben aan basisproducten voor de patiënten en hun gezinnen die windels, naalden of andere zaken in voorraad willen hebben. Recent was er een tekort aan paracetamol, het medicijn dat ook gebruikt wordt bij de behandeling van symptomen van het door muggen overgedragen Chinkingunya-virus. Het was niet meer te krijgen in de apotheken en waar het wel te vinden was, waren er rantsoenen. Op sociale netwerken vond je soms nog wat paracetamol, maar dan tot 10 keer zo duur als de normale prijs.

    De regering blijft de rechterzijde beschuldigen van een aanhoudende campagne van sabotage en ‘economische oorlog’ waarbij er via smokkelroutes goederen worden ingevoerd of elders verkocht. De regering stelt dat rechts verantwoordelijk is voor de tekorten en de inflatie.

    Wie saboteert wie?

    Er ligt ongetwijfeld een grote verantwoordelijke voor deze situatie bij de burgerij en de rechterzijde die sinds de dood van Chavez een aanhoudende campagne voert om de regering te destabiliseren. De burgerij, waaronder ook elementen die eerder akkoorden inzake productie en distributie sloten met de regering, roept nu dat de tekorten er komen omdat de regering niet genoeg dollars ter beschikking stelt. Er wordt geklaagd om de inefficiëntie en de bureaucratie van de overheid waardoor ze niet zouden kunnen importeren en waardoor er een probleem van toevoer en distributie is.

    Het klopt dat de hoeveelheid dollars voor zowel private als publieke import dit jaar met ongeveer een derde is afgenomen. Maar zelfs met deze afname werd er in de eerste zes maanden van dit jaar ongeveer 17 miljard dollar (evenveel als het jaarlijkse BBP van sommige kleine landen) toegekend. De overheid is de afgelopen 12 maanden overgegaan tot meer import, maar 60% is nog steeds in handen van de private sector.

    De afwezigheid van goederen die dan plots na maandenlang terug opduiken, leidt tot angst en onzekerheid. Het zorgt ervoor dat velen op het ogenblik dat een product beschikbaar is overgaan tot grootschalige aankopen. Ongetwijfeld worden ook veel gereguleerde producten door tussenpersonen in grote hoeveelheid aangekocht voor en na ze in de winkels terechtkomen om ze nadien duurder te verkopen of om ze achter te houden tot de prijzen opnieuw stijgen door de tekorten.

    De private sector houdt heel wat goederen achter om de druk op de regering te vergroten om de gereguleerde prijzen van basisgoederen op te drijven. De regering stemt daar immers vaak mee in. Recent werd de prijs voor pasta, een vaak gebruikt product in Venezuela, met 300% opgetrokken.

    Lorenzo Mendoza, de voorzitter van het voedselproductie en –distributiebedrijf Polar, stelde in oktober dat er slechts genoeg maïsmeel (voor arepas, het meest geconsumeerde voedingsproduct in het land, en een belangrijk ingrediënt voor de traditionele kerstmaaltijd) was tot in december en dat er nadien geen extra voorraad zou zijn, tenzij de regering de gereguleerde prijs zou verhogen. Polar is eigendom van oligarchen en verantwoordelijk voor de productie en distributie van 18% van de basisvoeding in het land.

    Mendoza is een van de rijkste mannen in het land. Hij beweerde dat het onmogelijk is om tot import over te gaan tegen de gereguleerde prijs. De regering stemde in met een prijsverhoging van 218%. In november hebben de meeste supermarkten een grote voorraad maïsmeel van Polar tegen de nieuwe gereguleerde prijs.

    Als er producten beschikbaar worden na een periode van afwezigheid, zijn er in steeds meer supermarkten lange rijen van mensen die de producten willen kopen. Mensen staan soms uren in de rij, wat de dagelijkse problemen van gewone Venezolanen versterkt.

    Deze situatie is duidelijk onderdeel van een campagne om de traditionele steun voor de regering te ondermijnen om ze uiteindelijk aan de kant te schuiven. Dat kan ofwel op electorale wijze, deze methode geniet de voorkeur van de gematigde rechterzijde, ofwel op straat zoals een minderheid van reactionair rechts wil.

    Het volstaat echter niet dat de regering zegt dat rechts verantwoordelijk is voor een situatie waar ook de regering een verantwoordelijkheid voor draagt. De regering controleert het oliebedrijf PDVSA. De export van olie en afgeleide producten via PVDSA is goed voor 95% van de buitenlandse deviezen die het land inkomen. Dat geld wordt vervolgens aan de private sector toegekend door de regering die meteen ook de wisselkoersen bepaalt.

    De vicevoorzitter van de dienst voor Voedselveiligheid, Iván Gil, verklaarde dat er in Venezuela “een grote private sector kent, een verantwoordelijke sector die enerzijds de goederen produceert die in de publieke ketens Pdval en Mercal verdeeld worden en anderzijds beslist heeft om hun gereguleerde producten aan gereguleerde prijzen aan te bieden.” Hij voegde eraan toe dat “het personeel in de private sector het hele jaar door samenwerkt met ons [de regering], vooral inzake toegang tot grondstoffen en distributie.” Hij had het over de recente komst van goederen, waaronder witgoed, kinderspeelgoed, buitenlands voedsel,… met het oog op kerstmis. Dergelijke opmerkingen leiden tot de vraag wie eigenlijk achter die zogenaamde  ‘economische oorlog’ zit.

    Een van de grote tegenstellingen van het Chavisme is dat er over socialisme wordt gesproken en zelfs beweerd wordt dat Venezuela socialistisch is, terwijl het kapitalisme standhoudt en met dit systeem ook alle tegenstellingen en problemen. De opkomst van contrarevolutionaire bureaucratische krachten binnen het Chavisme en het Bolivariaanse proces is al jarenlang duidelijk, net zoals de corruptie die in wisselende omvang heerst in alle regeringsdepartementen.

    De corruptie en medeplichtigheid geldt ook voor het leger. De generaals hebben machtige posities in de regering en bekeerden zich tot het Chavisme. Maduro beweert dat bovenop de economische oorlog tot 40% van alle voedsel in Venezuela over de erg gemilitariseerde grens met Colombia wordt gesmokkeld.

    Georganiseerde maffia en paramilitaire groepen zijn verantwoordelijk voor smokkelwaren die in grote hoeveelheid op de zwarte markt worden gekocht in dollars (tegen een prijs die tot 90% onder de officiële prijzen in de lokale munt liggen). Er worden grote winsten mee geboekt. Het is evident dat dit stelsel niet zou kunnen functioneren zonder de minstens impliciete steun van delen van het leger en elementen in de regering zelf – zeker in de staten die aan Colombia grenzen, Zulia en Tachira, waarvan er een staat in handen is van de oppositie en een van de regering.

    De recente regeringsmaatregelen tegen de tekorten geven nogmaals aan hoe de regering volledig in de kapitalistische logica vastzit in plaats van ertegen te strijden en de kern van de problemen aan te pakken, met name het systeem zelf.

    De informele sector

    De nieuwe wet tegen de verkoop van voedsel en basisproducten in de informele sector maakt dit duidelijk. Maar liefst 42% van de werkenden in het land zitten in de informele sector en een aanzienlijk percentage daarvan leeft van inkomsten uit verkoop op straat, de zogenaamde ‘buhoneros’ die voedsel, kledij en andere producten verkopen.

    Bij de meeste recente voorbeelden van tekorten was het mogelijk om bij de buhoneros basisproducten zoals suiker, koffie en maïsmeel te vinden. Maar de laatste tijd werden deze veel gevraagde en weinig voorradige producten verkocht aan 50 tot 100% duurdere prijzen dan in de grote ketens waar ze aan de gereguleerde prijs verkocht worden.

    Vanaf 1 november worden straatverkopers eerst gewaarschuwd als ze basisproducten en voedsel verkopen, vervolgens worden hun goederen in beslag genomen en riskeren ze een boete en nadien zelfs een celstraf tot 12 jaar. Straatverkopers die niet in Venezuela geboren zijn, kunnen hun nationaliteit verliezen. Dat kan een grote impact hebben op zowel de Colombiaanse als de Haïtiaanse bevolkingsgroepen in het land, zij vormen een aanzienlijk deel van de informele sector.

    De maatregelen zijn duidelijk gericht tegen de buhoneros en niet de georganiseerde maffia die de goederen verspreiden. Voor elk pakhuis vol goederen dat ontdekt wordt, zijn er honderden en misschien duizenden andere vol goederen die voor de gewone bevolking niet toegankelijk zijn en waarop de maffia via verkoop op de zwarte markt grote winsten boekt.

    De formele sector

    Terwijl de armsten in de distributieketen worden gestraft, en soms zelfs hun nationaliteit verliezen, worden in de kleinere private supermarkten en zelfs in de publieke supermarkten woekerprijzen gevraagd. Maar dan gaat het wel om een legale vorm van verkoop. De producten, doorgaans meer voorkomende basisproducten, worden met door de regering toegekende dollars aangekocht en voor 50 tot 100% duurder verkocht worden.

    In sommige kleinere supermarkten worden zeldzamere producten enkel tegen dollars verkocht. Eerst moeten consumenten op de zwarte markt dollars kopen en dan pas kunnen ze de dure producten aan 100 tot 1000% van de normale prijs aankopen.

    Grote bedrijven als Polar hebben hun eigen methoden om de gereguleerde prijzen te ontwijken door hogere prijzen te vragen voor in essentie dezelfde producten. Nieuwe producten zoals maïsmeel dat zogezegd ‘rijstmeel’ is, blijft buiten de gereguleerde prijzen. Halfvolle melkpoeder valt evenmin onder de gereguleerde prijzen.

    Diegenen die de gevraagde prijs kunnen betalen, hebben toegang tot producten. Als je bij de verkoper klaagt over de prijs, zal die gewoon niet verkopen.

    Maatregelen

    De maatregelen van de regering om de prijzen te volgen en te controleren dat alles volgens de regels van de wet verkocht wordt, hebben weinig effect tenzij in sommige grote supermarktketens. Er zijn kliklijnen opgezet om te hoge prijzen te melden, winkeliers krijgen boetes en soms worden winkels verplicht om hun prijzen te afficheren. Maar in het algemeen werd weinig ondernomen om speculatie en inflatie te stoppen.

    De afgelopen tien jaar hadden de publieke supermarkten en de toegenomen publieke import aanvankelijk een positief effect voor de werkenden en armen. Het openen van de Bicentenario supermarkten zorgde ervoor dat de meeste basisproducten aan vaste prijzen te koop waren. Maar de enorme vraag en gebrek aan voldoende supermarkten, zorgden ervoor dat een uitstap naar de supermarkt al snel vijf uur in beslag nam. Eerst in de rij om binnen te geraken, dan een poging om goederen te vinden en vervolgens in de rij om te betalen.

    We hebben steeds benadrukt dat de economische afhankelijkheid van de export van olie om hervormingen binnen het kader van het kapitalisme te financieren, leidt tot een erg kwetsbare positie waarbij ook internationale factoren zoals de recente daling van de olieprijs verregaande gevolgen hebben. Er werd bovendien weinig echte steun gegeven aan nationale productie om de economie te diversifiëren waardoor de afhankelijkheid van olie-export groter dan ooit tevoren is.

    De bureaucratische controle door regeringsinstellingen werd opgezet om import te controleren, maar zonder deelname of democratische controle van de arbeiders en armen heeft het enkel geleid tot corruptie en inefficiëntie.

    De absurditeit van een regering die de parasiterende heersende klasse van miljarden dollars voorziet, terwijl de meerderheid van de bevolking amper kan rondkomen, moet stoppen. De enige manier daartoe is doorheen een bewuste revolutionaire strijd van de arbeiders en armen georganiseerd met een revolutionair socialistisch programma.

    We eisen:

    • Onmiddellijke bevriezing van de prijzen van voedsel en andere basisproducten
    • Prijsindicaties op alle voedselproducten, medicijnen en andere basisgoederen
    • Een audit van onderuit (door gemeenschapsraden, de gemeenten,…) van alle private bedrijven die dollars kregen van de regering. Ze moeten rekenschap geven voor elke dollar die ze kregen. Stop de corruptie die de arbeiders en armen verarmt.
    • Voor een progressieve belasting en een taks op luxeproducten. Stop de BTW op voeding en medicijnen.
    • De volledige macht voor controle op de distributie en verkoop van voedsel en andere basisproducten moet bij de gemeenschapsraden en gemeenten liggen
    • Voor een geplande economie van onderuit waarbij de echte noden van de gemeenschap, en niet de winsten van een parasiterende kapitalistische klasse, centraal staan. Een planning moet opgemaakt worden met een perspectief van duurzame groei en behoud van het milieu.
    • Nationalisatie onder democratische controle en beheer van de arbeiders van alle import en export om een einde te maken aan speculatie en kapitaalvlucht. Deze maatregel werd deels doorgevoerd met de creatie van Cencoex, maar deze instelling wordt nog steeds door de bureaucratie gecontroleerd zonder enige betrokkenheid van onderuit.
    • Nationaliseer de sleutelsectoren van de economie, geen cent meer voor de heersende klasse!
  • Brazilië. Maken de verkiezingen een einde aan de PT-regering?

    Analyse door André Ferrari, LSR (CWI in Brazilië)

    brazilIn tegenstelling tot vorige Braziliaanse verkiezingen worden deze van oktober gekenmerkt door onzekerheid. Dit komt voort uit de nieuwe politieke situatie na de massale straatprotesten in juni 2013, de verslechterende economische situatie en het diskrediet van de ‘Arbeiderspartij’ (PT) die ondertussen 12 jaar aan het hoofd van de federale regering staat.

    Op 13 augustus kwam de presidentskandidaat Eduardo Campos in een vliegtuigongeval om het leven. Hij werd vervangen door Marina Silva als kandidaat van de Brazilaanse Socialistische Partij (PSB). Dat leidde tot een nieuwe electorale situatie. Er is nu een ernstige mogelijkheid dat de PT een nederlaag zal oplopen.

    Campos was minister in de eerste PT-regering onder Lula. Hij was ook gouverneur van de deelstaat Pernambuco. Hij was voorzitter van de PSB, een kapitalistische partij die voorheen steun gaf aan PT-regeringen. Tegelijk vormde de PSB in verschillende staten, zoals Sao Paulo, een alliantie met rechtse neoliberale partijen zoals de PSDB.

    Vorig jaar braken Campos en de PSB met de PT-regering van Dilma Rouseff. De partij besloot zichzelf op te werpen als een “derde weg” tegenover de twee traditionele kampen met enerzijds de PT en anderzijds de PSDB. Deze twee blokken hebben elkaar sinds 1994 bij iedere verkiezing bestreden.

    In de strijd tussen Dilma (PT) en Aecio Neves (PSDB) had Campos een beperkte kans om te scoren. De verkiezingsdeelname werd eerder gezien als een investering in de toekomst. Maar nu hij vervangen is door Marina Silva lijken de kansen gekeerd en maakt Silva een ernstige kans.

    Wie is Marina Silva?

    Marina heeft een geschiedenis ter linkerzijde. Ze komt voort uit de vakbondsfederatie CUT en de PT van de jaren 1980 in de Amazone-regio. Ze speelde een rol naast internationaal bekende milieustrijders als Chico Mendes die in 1988 door grootgrondbezitters werd vermoord.

    Recenter was Marina Silva minister van Leefmilieu in de regering-Lula van 2003 tot 2008. Ze brak toen met de regering en de PT om lid te worden van de Groenen (PV) waarvoor ze in 2010 deelnam aan de presidentsverkiezingen. Silva eindigde toen als derde met 19,33% of 20 miljoen stemmen.

    Hierna probeerde Marina Silva om een eigen partij uit te bouwen. Het ging om een politiek erg diverse kracht met zowel mensen uit de rechterzijde als linkse activisten naast NGO-mensen. Het werd het ‘duurzaamheidsnetwerk’ genoemd. Maar het initiatief slaagde er niet in om zich te registreren voor de verkiezingen van 2014.

    Als gevolg hiervan sloot Marina Silva een akkoord met Eduardo Gomes. Ze sloot met al haar aanhangers aan bij de PSB. Ze werd vervolgens verkozen als kandidaat vice-president op de lijst onder leiding van Campos.

    Toen Marina Silva van de PT afsplitste was dit op een rechtse basis, ook al behield ze een imago van haar radicale linkse geschiedenis. Als presidentskandidaat in 2010 pleitte ze voor nationale verzoening en riep ze de “goede delen” van alle partijen – de PT maar ook de PSDB – om samen te werken. Ze verdedigde vooral een neoliberaal beleid. Ze hernam uitspraken van Fernando Henrique Cardoso uit de jaren 1990 zoals het idee van “monetaire stabilisatie”. Ze verdedigde heel wat Lula’s sociale programma’s. Haar belangrijkste kritiek was de wijze waarop Dilma de PT beheerde.

    Heel wat kiezers die Marina Silva steunen, zien haar niet als een neoliberaal steunpunt maar als iemand die buiten het traditionele politieke stelsel staat. Haar bekommernis om het milieu en haar linkse verleden laten dit profiel toe. Een ander belangrijk deel van haar steun komt van de meer conservatieve delen van de Braziliaanse samenleving. Ze is een evangelische protestant en gaat in tegen heel wat eisen van de strijd tegen vrouwenonderdrukking, LGBT-rechten,… Met haar standpunten rond deze thema’s slaagt ze er ook in om een groot deel van de meest reactionaire religieuze kiezers naar zich toe te trekken.

    Toen er in juni 2013 een massabeweging losbarstte, ontstond er een mogelijkheid voor een alternatief op de polarisatie van de blokken rond de PT en de PSDB. De figuur Marina Silva kon een bredere steun vinden in het ongenoegen. Voor Marina Silva kandidaat was, zouden veel kiezers die nu voor haar zullen stemmen eerder blanco gestemd hebben, niet zijn gaan stemmen of voor de radicale linkerzijde en vooral Luciana Genro van PSOL gestemd hebben. De kandidatuur van Marina Silva maakt dat de situatie onduidelijker en verwarder is. Ze kan een deel van de linkse en de rechtse oppositiekiezers naar zich toe trekken.

    De peilingen geven een brede steun aan. Marina Silva en Dilma Rouseff staan ongeveer op gelijke hoogte met 34-35%. De kandidaat van de PSDB verliest steun en haalt amper 14%. Het zou leiden tot een tweede ronde waarin Marina Silva met een kleine meerderheid kan winnen. Dat is echter niet zeker. Dilma en de PT beschikken over een enorm apparaat in het politieke systeem. Ze kunnen dat mobiliseren om Dilma te steunen. Maar voor het eerst sinds de PT in 2002 de verkiezingen won, is er wel een ernstige kans op een nederlaag.

    Houdbaarheidsdatum van de PT overschreden

    Van waar komt deze radicale verandering in het mogelijke resultaat van verkiezingen waarvan voorheen algemeen werd aangenomen dat Dilma Rouseff gemakkelijk zou herverkozen raken?

    De regering-Dilma werd hard geraakt door de slechter wordende economische situatie. De economische groei van de afgelopen jaren zorgde voor een zekere stabiliteit en steun voor de regering. Nu ligt de economische groei een pak onder het niveau dat onder Lula werd gehaald. Van 2003 tot 2010 was er een jaarlijkse groei van gemiddeld 4%. Onder Dilma, vanaf 2011, was het gemiddeld 1,8%. Dat is het laagste niveau sinds de regering van Fernando Collor de Mello, een crisisregering die in 1992 door een massabeweging werd neergehaald.

    Dilma probeerde aanvankelijk om een beleid te voeren dat de groei zou stimuleren, met lage rentevoeten en fiscale achterpoortjes voor de grote bedrijven. Het zorgde evenwel niet voor een omkering van de economische neergang. De export werd aangetast door de wereldwijde economische neergang die nu ook in Azië toeslaat. De interne vraag botst op limieten die versterkt worden door hoge particuliere schulden.

    Het maakte dat Dilma haar economische koers moest aanpassen met hogere rentevoeten en zware besparingen op de publieke uitgaven. Brazilië kent nu een technische recessie.

    Ondanks het protest werd de Wereldbeker Voetbal voorgesteld als een factor die groei zou stimuleren. Maar dat was niet het geval. Het wordt nu door de regering zelfs gebruikt als argument om de lage groei in 2014 te verklaren.

    Het einde van de sociale vrede

    Het keerpunt in het economisch beleid van de regering leidde tot spanningen binnen de delen van de heersende klasse die Dilma steunen. Een deel van de bedrijven en banken verloren het enthousiasme dat ze de afgelopen jaren voor de PT-regeringen aan de dag legden. Zij weten dat vanuit hun standpunt dat 2015 een jaar van harde besparingen en aanvallen op de werkende bevolking zal zijn. Ze vragen zich af of de PT in staat zal zijn om dergelijk beleid succesvol door te voeren.

    De heersende klasse weet dat de triomf van het ‘Lulaïsme’ van de afgelopen jaren ten einde is gekomen. Dit beleid was enkel mogelijk in een specifieke internationale en nationale context waarbij er een tijdelijk ‘sociaal staakt-het-vuren’ tussen de grote burgerij en de armste delen van de bevolking in Brazilië mogelijk was. Het einde van deze situatie bleek al in de protestacties van juni 2013. Het opbreken van deze stabiliteit is de belangrijkste verklaring voor de indrukwekkende massabeweging die toen plaatsvond.

    Het is niet louter een kwestie van een slechtere economische situatie maar ook van tegenstellingen binnen het model van Lula. De politiek van zogenaamde ‘volledige tewerkstelling’ kwam in de praktijk neer op erg onzekere en erg flexibele rotjobs met bijzonder lage lonen. De stimulans van de aankoop van allerhande elektronische producten op basis van krediet kwam er op een ogenblik dat er tegelijk een gebrek aan sanitair was alsook aan degelijke gezondheidszorg of onderwijs. De ineenstorting van de levensstandaard in de grote steden blijkt uit de crisis van het openbaar vervoer, de huisvesting en het dagelijkse geweld.

    Omdat het politieke systeem niet op hun eisen kan ingaan, is er onder brede lagen van de bevolking een grote afkeer tegenover de traditionele partijen en politici. Dit gebeurde op een ogenblik dat de radicale linkerzijde niet bezig was met het kanaliseren van het ongenoegen.

    Het leidde vorig jaar tot een grote protestbeweging en verklaart ook de tegenstellingen in deze beweging. Na de juniprotesten van 2013 gaven peilingen aan dat bijna 80% van de bevolking verandering wilde. Dat was vergelijkbaar met de situatie in 2002 toen Lula won van de zetelende president Fernando Henrique Cardoso van de PSDB.

    Ondanks deze elementen beschikt de PT nog steeds over een belangrijke electorale basis, zeker onder de ouderen, in de kleinere steden en onder de armsten die de afgelopen jaren verbetering zagen door de sociale programma’s, zelfs indien deze programma’s op neoliberale wijze werden doorgevoerd. Er is onder kiezers de vrees dat een rechtse overwinning deze beperkte verworvenheden op de helling zal zetten. De campagne van Dilma baseert zich op deze angst.

    Wat is het echte beleid van Marina Silva?

    In de strijd tegen Marina Silva wijst PSDB-kandidaat Aécio Neves op haar vroegere ecologische kritiek op de agro-business en haar vroegere betrokkenheid bij de PT-regeringen.

    Dilma anderzijds herhaalt het traditionele PT-refrein met een linkse retoriek in de maanden voor de verkiezingen om nadien over te gaan tot vier jaar van rechts beleid. De PT-campagne maakt op cynische wijze gebruik van de verhoudingen van Silva met vroegere ministers en economen die met de PSDB verbonden waren en ook haar standpunten inzake LGBT- en vrouwenrechten worde uitgespeeld.

    Silva stelt zichzelf voor als een vertegenwoordiger van de strijd tegen de ‘oude politiek’. Ze herneemt een aantal slogans van het protest in juni 2013 zoals de eis van gratis openbaar vervoer, maar dat wordt beperkt tot studenten van publieke scholen. De prioriteit van Silva vandaag is om het vertrouwen van de grote bedrijven te winnen. Ze verzamelde neoliberale economen rond zich. Haar programma verdedigt expliciet de onafhankelijkheid van de Centrale Bank en het zogenaamde ‘macro-economische trio’ (rigide inflatiedoelstellingen, fiscale discipline en wisselende wisselkoersen) waar de financiële markten op aandringen. Inzake privatiseringen belooft ze de programma’s van publiek-private samenwerking van de PT nog verder op te voeren.

    Alle twijfel over de bouw van een nieuwe hydro-elektrische installaties in het amazonegebied (Belo Monte, Jireau, Santo Antonio) werd opzij geschoven. Dat dit het milieu en de inheemse bevolking bedreigt, is geen argument. Silva begon ook expliciet de agro-business te verdedigen.

    In werkelijkheid herhaalt ze de posities van de PT uit het verleden, waarbij ze probeert om zich ‘realistisch’ voor te doen om de grote bedrijven te kalmeren. Ze slaagt daar ook in. De beurzen veerden op als gevolg van het ‘Marina effect’ en verschillende vertegenwoordigers van de banken hebben haar openlijk steun toegezegd.

    Dit betekent niet dat de grote bedrijven tegen een herverkiezing van Dilma zijn. In feite zijn de banken en grote bedrijven redelijk gerust in alle drie de belangrijkste kandidaten in de peilingen. Ze zijn wel bezorgd om de krachtsverhoudingen na de protestbeweging in juni en gelijk welk obstakel op het pad van het harde besparingsbeleid dat alle drie de voornaamste kandidaten zouden voeren.

    Analyses van de peilingen geven aan dat het verzet tegen Dilma niet noodzakelijk betekent dat er een bocht naar rechts wordt genomen. Zelfs een stem voor de kandidaat van de PSDB is deels een stem tegen Dilma en niet zozeer een stem voor het neoliberale beleid van de PSDB. Hetzelfde geldt voor Marina Silva. Voor de patroons leidt dit tot bezorgdheid. Wie er ook verkozen wordt, de volgende president zal het moeilijk hebben in het doorvoeren van het patronale beleid.

    Links alternatief

    De socialistische linkerzijde kwam versterkt uit de juniprotesten. Dit wordt weerspiegeld in een groei van de PSOL ondanks de interne crisis en de fouten die door de meerderheid van de leiders werden gemaakt.

    In Rio de Janeiro is de PSOL nu een partij met een massale invloed, aanwezig in sociale strijd en met een significant electoraal gewicht. In andere staten is de partij soms ook een factor en kan er groei komen.

    Maar als geheel hebben de linkerzijde en de sociale bewegingen de mogelijkheden van het protest in juni 2013 niet benut. Ondanks de enorme stakingsgolf na de strijd in juni 2013 en voor de Wereldbeker in 2014, was er geen bewuste politiek om de strijd te verenigen en op te komen voor eengemaakte strijd van vakbonden en sociale bewegingen.

    De lerarenstakingen in verschillende staten, het protest van de straatvegers in Rio en andere steden, acties aan de universiteiten van Sao Paulo en elders, en vooral de strijd van de landloze werkenden en de metrostaking in Sao Paulo hebben de voorwaarden gecreëerd voor een bredere betrokkenheid in de opbouw van een algemene 24-urenstaking.

    Bij gebrek aan een centraal orgaan om deze strijd te verenigen, vonden ze allemaal gefragmenteerd plaats. Samen met de Wereldbeker gaf dit de ruimte aan de overheid en de bazen om te antwoorden. Er was een harde repressie, zeker tijdens de Wereldbeker, met aanvallen op betogingen, vervolgen en afdankingen van syndicalisten, processen tegen syndicalisten en het gevangen zetten van activisten. Dit gebeurde op een schaal die niet meer gezien was sinds de militaire dictatuur.

    Het kon echter de algemene sfeer van ongenoegen en bereidheid tot strijd niet keren. Eerder vroeger dan later zal dit opnieuw tot uitbarsten komen op straat. Dit kon in het electorale proces scherper aan bod komen indien links verenigd naar de kiezer was getrokken. Voor de presidentsverkiezingen hebben de drie partijen die in 2006 een Links Front vormden (PSOL, PSTU en PCB) nu elk hun eigen kandidaat.

    In PSOL was de uitverkoren kandidaat senator Randolfe Rodrigues van de rechterzijde van de partij. Maar hij trok zijn kandidatuur terug en staat nu met een voet buiten de PSOL, hij kan elk moment uit de partij trekken. Het leidde tot een crisis binnen de meerderheidsgroep van de partij en het veranderde de krachtsverhoudingen met ruimte voor de linkerzijde van de partij. Na het verdwijnen van Randolfe was de kandidaat het voormalige parlementslid Luciana Genro die eerder met de steun van het Linkse Blok in de PSOL tegen Randolfe opkwam voor de nominatie van de PSOL.

    Campagne van Luciana Genro

    De campagne van Luciana Genro is er een van strijd en baseert zich op het massale protest van juni 2013. Er werd een verband gelegd tussen deze strijd en die van de arbeiders, studenten, daklozen,… Het programma van Luciana en de PSOL omvat de nood aan een audit en schorsing van de betaling van de schulden om onmiddellijk over te gaan tot massale investeringen. Er wordt ook gepleit voor een ‘fiscale revolutie’ waarbij de rijken moeten betalen. De campagne eist de publieke controle op de sleutelsectoren van de economie, zoals energie. Er wordt ook gepleit voor de intrekking van de privatiseringen. Verder worden politieke hervormingen geëist met stelsels van directe democratie, afzetbaarheid en het stopzetten van politieke financiering door grote bedrijven.

    PSOL komt op voor landbouwhervormingen, gratis openbaar vervoer, investeringen in publieke gezondheidszorg, onderwijs en sociale huisvesting. De partij gaat in tegen homofobie en racisme, verdedigt vrouwenrechten waaronder de legalisering van het recht op abortus, en PSOL eist sociale controle op de media. De partij verzet zich tegen de criminalisering van de armen en sociale bewegingen en eist een demilitarisering van de politie en een einde van de ‘oorlog op drugs’.

    Jammer genoeg ontbreken belangrijke programmapunten zoals de nationalisatie onder arbeiderscontrole van de banken en socialisme als alternatief. Maar het programma neemt wel veel eisen van de sociale bewegingen op en speelt een progressieve rol.

    Een belangrijk negatief onderdeel van de campagne is het feit dat Luciana en de kandidaat voor de functie van gouverneur van de staat Rio Grande do Sul, Roberto Robaina, met de steun van de meerderheid van de partij beslisten om een donatie van een groot bedrijf dat actief is in de agro-business en de financiële markten te aanvaarden. Dit leidde tot protest onder de basis van de partij, waaronder ook van LSR (het CWI in Brazilië).

    Desalniettemin is deze campagne uitgesprokener links dan wat onder Randolfe het geval zou geweest zijn. De campagne speelt een rol in het verkiezingsproces. In de televisiedebatten en de campagne slaagt Genro erin om de rol van Marina Silva als ‘tweede paard van de PSDB’ te ontmaskeren en gaat ze in tegen het feit dat PT, PSDB en PSB voor een zelfde beleid staan.

    De mediaboycot van de campagne en de beperkte middelen van PSOL maken het voor de partij moeilijk. De andere partijen zullen miljarden uitgeven, naar schatting evenveel als drie Wereldbekers Voetbal. Ook stellen de illusies die sommigen in de partij in Marina Silva hebben een probleem. Maar toch moet PSOL erin slagen om het aantal parlementsleden te verdubbelen of verdrievoudigen.

    LSR in de campagne

    Met LSR hebben we stelselmatig deelgenomen aan de massaprotesten sinds 2013. We waren actief in stakingen en strijd waarbij we de eenmaking van de strijd naar voor brachten, pleitten voor een nationale conferentie van strijdbewegingen in de voorbereiding van een 24-urenstaking van onderuit.

    Na de Wereldbeker was er meer repressie en werd ons voorstel van een nationale dag van “strijd voor het recht om op te komen voor mee rechten” opgenomen door diverse organisaties, zoals de strijdbare vakbondsbeweging CSP-Conlutas, het congres van de metaalarbeiders in Minas Gerais en de nationale onderwijsbeweging die meer dan 3000 leerkrachten en studenten in Rio organiseert. Wellicht zullen er in de tweede helft van oktober mobilisaties rond dit thema plaatsvinden.

    In de verkiezingen hebben we kandidaten in zes staten, maar leggen we nadruk op twee campagnes. In Rio Grande do Norte, een staat in het noordoosten waar er grote mobilisaties plaatsvonden, is de kandidaat van PSOL als gouverneur Roberio Paulino, een lid van LSR en veteraan van de radicale linkerzijde sinds de jaren 1970.

    Ondanks alle obstakels voor een militante campagne met weinig middelen die bovendien ingaat tegen de regionale machthebbers die al decennialang de macht hebben, is er ruimte voor de linkerzijde om bredere steun te vinden. Jammer genoeg is er wel verwarring door de verdeeldheid ter linkerzijde, de PSTU (LIT) besloot een eigen kandidaat naar voor te schuiven.

    In Rio de Janeiro nemen we deel aan de campagne van twee bondgenoten van onze organisatie: Paulo Eduardo Gomes die kandidaat is voor het nationale parlement en Renatinho die kandidaat is voor het regionale parlement. Beiden kregen veel stemmen in de stad Niteroi bij de gemeenteraadsverkiezingen en maken een kans om verkozen te raken. LSR werkt nauw samen met de organisatie van Paolo Eduardo Gomes, Reage Socialista, en het afgelopen jaar zijn de banden ook aangehaald, onder meer door een deelname van Paolo aan internationale activiteiten van het CWI in Europa.

    Als deze posities in Rio de Janeiro worden binnen gehaald, zou het een grote stap vooruit zijn voor de arbeidersstrijd in Brazilië en zou het de positie van de revolutionaire marxisten versterken.

  • Zomerschool van het CWI. Latijns-Amerika begint gevolgen wereldcrisis te voelen

    Verslag door Claire Laker-Mansfield (Socialist Party Engeland en Wales)

    dimitriOp de zomerschool van het CWI was er dit jaar een commissie over de politieke ontwikkelingen in Latijns-Amerika en de rol die de marxistische krachten van het CWI op het continent spelen. De inleiding gebeurde door Dimitri uit Brazilië. Hij wees erop dat de economische crisis pas laat in Latijns-Amerika toesloeg, althans in vergelijking met Europa en de VS. Maar nu begint de crisis op volle toeren te draaien en worden de gevolgen op sociaal en politiek vlak duidelijk doorheen het continent.

    De discussie kwam er na een plenaire discussie over de protestbewegingen in Brazilië, die ook de achtergrond vormden voor deze commissie. De regering van Dilma Roussef in Brazilië of die van Bachelet in Chili verliezen snel aan steun. Beide landen exporteren vooral grondstoffen – een van de belangrijkste factoren achter de groei in Latijns-Amerika – en de consumptie op basis van krediet botste de afgelopen jaren op zijn grenzen. Dit heeft geleid tot crises en splitsingen in de grote kapitalistische partijen en tot politieke herschikkingen, zowel ter rechterzijde als ter linkerzijde.

    In Brazilië is een begrip van de enorme beweging in juni 2013 essentieel om de huidige bewegingen te kunnen inschatten. Het CWI in Brazilië, LSR, nam deel aan die protesten in 2013 en riep de vakbonden op om er in tussen te komen – niet alleen door de beweging in woorden te steunen, maar door massale stakingsacties te organiseren. Er waren korte werkonderbrekingen die met het protest samenvielen, maar dit was ‘te weinig en te laat’. Het betekende dat de arbeidersbeweging er niet in slaagde om haar stempel op deze belangrijke massabeweging te drukken.

    De PSOL, een brede linkse formatie waarin LSR actief is, kwam evenmin op een degelijke wijze tussen in de beweging. Wellicht vreesden sommigen de afkeer tegenover partijen onder de betogers, een begrijpelijke reactie van die betogers op het verraad van de PT. Het toenemende autoritaire en bureaucratische karakter van de leiding van PSOL moet bestreden worden om ervoor te zorgen dat de partij een rol kan spelen in de ontwikkeling van een massale arbeiderspartij in het land. Op dit ogenblik blijft de partij een aantrekkingskracht voor de politiek meest bewuste arbeiders. Wij komen binnen PSOL op voor een democratische organisatie en een radicaal socialistisch programma. We hebben kandidaten op de lijsten van PSOL voor de komende verkiezingen.

    In Argentinië is de crisis bijzonder uitgesproken. Op het ogenblik van de zomerschool stond het land op de rand van een (inmiddels gerealiseerd) bankroet. Dit zal verregaande gevolgen hebben voor de regering-Kirchner, zeker omdat de dynastie-Kirchner algemeen werd gezien als diegenen die het land in 2002 uit de schuldencrisis hielpen. Het land staat op de rand van een economische ineenstorting. De inflatie loopt hoog op, ondanks de pogingen van Kirchner om het probleem alvast op papier op te lossen met frauduleuze cijfers.  Een gemiddelde huurprijs ging het afgelopen jaar met 36% de hoogte in. Er is een sterke toename van armoede die leidt tot een sociale crisis. Dat is des te acuter omdat Argentinië op een bepaald ogenblik een levensstandaard had die vergelijkbaar was met de Europese.

    Zoals Tony Saunois, de algemeen secretaris van het CWI, en Danny Byrne van het CWI in hun bijdragen uitlegden, heeft dit ertoe geleid dat steeds meer werkenden een politieke breuk met de regering maken. Dit blijkt erg duidelijk op syndicaal vlak, waarbij delen van de vakbonden die meer dan 40% van de leden organiseren ook formeel met de regering hebben gebroken. Bij de recente stakingen was er ook een van de politiediensten. De verschillende stakingsacties hebben het land plat gelegd.

    Het is in deze context dat de radicale linkerzijde opmerkelijke vooruitgang kon realiseren. De alliantie FIT, een alliantie van trotskistische organisaties, haalde in de laatste verkiezingen een mooi resultaat van meer dan 1,2 miljoen stemmen. Hierdoor haalde de FIT drie nationale zetels en provinciale verkozenen in 7 regio’s. Het wijst op de enorme mogelijkheden om links van de regering steun uit te bouwen. Wij dringen erop aan dat de FIT een rol speelt in het opzetten van een nieuwe massale kracht met een breder karakter, waardoor dit kan ontwikkelen tot een organisatie van een echt massale omvang in de toekomst.

    Er was ook discussie over de ontwikkelingen in Venezuela en Bolivia, twee landen die voorheen vaak naar voor werden geschoven als symbool van hoop doorheen het continent en de wereld. De regering-Morales is in Bolivia evenwel sterk naar rechts opgeschoven. Dit bleek onder meer in de nieuwe recente wet die kinderen vanaf 10 jaar toelaat om te werken. Er is nood aan nieuwe organisaties die met een linkse kritiek tegen de regering ingaan.

    In Venezuela heeft de verkiezing van Maduro voor een nieuwe situatie gezorgd. De dood van Chavez heeft de rechterzijde zelfvertrouwen gegeven. Het land wordt geconfronteerd met grote economische problemen, waaronder kapitaalvlucht en inflatie. Het ‘Chavismo’ zonder Chavez is problematisch en leidt tot spanningen binnen zijn partij. De verworvenheden voor de arbeiders en armen onder het regime van Chavez zijn bedreigd. Enkel strijd kan ervoor zorgen dat deze vooruitgang wordt behouden. Het zal mogelijk ook nodig zijn om te strijden tegen de hervormingen en de contra-revolutie die onder de vlag van het ‘Chavismo’ wordt uitgevoerd. De meest dringende taak is de uitbouw van een revolutionair blok, een taak waar onze kleine afdeling in het land mee bezig is.

    Zoals Danny opmerkte probeert de regering-Bachelet in Chili om de explosieve politieke situatie in het land onder controle te houden. Er was massale strijd, waaronder een grote studentenbeweging. Er is een algemene radicalisering in de Chileense samenleving. Dit wordt deels weerspiegeld in de beloften van alle grote partijen om de oude grondwet uit de tijd van Pinochet te herzien. Bachelet voerde ook een aantal beperkte belastinghervormingen door en een beperkte vorm van gratis onderwijs, maar de studenten eisten meer en willen een stopzetting van de vermarkting van het onderwijs.

    Doorheen het continent werken we aan de opbouw van marxistische krachten die kunnen inspelen op de enorme kansen en mogelijkheden om een rol te spelen in de ontwikkeling van massastrijd. Zoals Tony Saunois opmerkte, toont Latijns-Amerika hoe snelle veranderingen in het ritme van de strijd mogelijk zijn. Zoals in 2000-2002 staat Latijns-Amerika opnieuw vooraan in de ontwikkeling van arbeidersstrijd. Het is een continent dat rijk is aan tradities van de arbeidersbeweging en dat rijp is voor socialistische verandering. Het CWI doet er alles aan om mee te bouwen aan een beweging die in staat is om dat te realiseren.

  • Zomerschool van het CWI. Brazilië op de voorgrond van de klassenstrijd

    Verslag door Mathias (Antwerpen)

    De zomerschool van het CWI werd dit jaar geopend met een verslag van de situatie in Brazilië. Sinds de massale protesten in 2013 tegen de verhoging van de prijzen van het openbaar vervoer is er een nieuwe fase in de klassenstrijd aangebroken. Er gaat geen dag voorbij zonder stakingen, betogingen of andere vormen van protest. Door de toenemende economische problemen, een dreigend water tekort in São Paulo en de verkiezingen in oktober belooft het een stormachtig najaar te worden.

    De enorme groei van de Chinese industrie en haar onstilbare vraag naar grondstoffen zorgde in een aantal landen, waaronder Brazilië, voor een snelle groei van de economie. De heersende PT-regering beweerde dat het als gevolg van die boom goed leven was in Brazilië. De meerderheid van de jongeren en werkenden werd met een andere realiteit geconfronteerd: precaire en slecht betaalde jobs, een tekort aan betaalbare woningen, privatiseringen,…

    De afgelopen jaren gingen de werkenden steeds vaker in strijd. 2012 was een recordjaar wat het aantal stakingsdagen betreft. Dat jaar was er ook een historische staking in de openbare sector waar 300.000 mensen aan deelnamen. De juniprotesten van 2013 vielen m.a.w. niet zomaar uit de lucht.

    In Brazilië is het openbaar vervoer het belangrijkste transportmiddel. De verhoging van de ticketprijzen betekende bijgevolg een openlijke oorlogsverklaring van de regering aan de meerderheid van de bevolking. Het resultaat was een ongeziene sociale explosie. Op het hoogtepunt van deze beweging kwamen er in 500 steden in totaal twee miljoen mensen op straat.

    De regering bleef aanvankelijk vasthouden aan de prijsverhoging en probeerde de beweging door middel van brute repressie te breken. Gelijktijdig met de junibeweging vond de Confederations Cup plaats. Tijdens één van de protesten werd er zoveel traangas gebruikt dat de spelers in het stadion er last van hadden. Het gewelddadig optreden van de staat bereikte echter niet het doel dat ze voor ogen had. Integendeel, bij elke mobilisatie nam het aantal actievoerders toe.

    Het was duidelijk dat de regering de controle over de situatie was verloren. Onder druk van het protest was ze genoodzaakt om de prijsverhoging in de meeste steden ongedaan te maken. Maar deze toegeving was niet genoeg. De mensen wilden meer zoals betere lonen, huisvesting en gezondheidszorg. De overwinning van de juniprotesten was een mijlpaal in Brazilië en luidde een nieuwe periode van verhevigde klassenstrijd in.

    De junimobilisaties maakten het terrein vrij voor de georganiseerde arbeidersbeweging om op het strijdtoneel te verschijnen. De straatvegers in Rio de Janeiro gingen in staking tijdens carnaval. Iets wat voor de juniprotesten ondenkbaar zou zijn geweest. Ze moesten daarbij niet alleen hevige repressie doorstaan, zo’n 300 stakers werden ontslagen, maar moesten ook hun eigen vakbondsbureaucratie trotseren. Uiteindelijk behaalden de straatvegers een overwinning, alle ontslagen stakers werden terug aangenomen en ze kregen een loonsverhoging van 30%. Hun voorbeeld maakte duidelijk dat strijd loont en het kreeg al snel navolging in verschillende sectoren in heel het land.

    De voorbereidingen voor het WK voetbal maakten nog eens duidelijk wiens belangen de staat verdedigde. Er werden miljarden uitgegeven aan gigantische prestigeprojecten die de vooral de winsten van de FIFA, de projectontwikkelaars en de speculanten ten goede kwam. De beweging van de dakloze arbeiders (MTST) speelde een centrale rol in de protesten. Op 3 mei bezette deze beweging een stuk land vlakbij het belangrijkste voetbalstadion van São Paulo. Aan de bezetting, ook wel de “People’s Cup” genoemd, namen 4000 gezinnen deel. De PT-regering waarschuwde voor een bloedbad wanneer ze het stuk land zou ontruimen. Maar kort na een solidariteitsbetoging met 25.000 deelnemers probeerde de regering onderhandelingen aan te knopen en gaf aan dat ze de eisen van de MTST zou inwilligen. Deze overwinning zal als voorbeeld dienen voor andere sociale bewegingen om in strijd te gaan.

    De regering probeert opnieuw de controle te verwerven over de situatie. Toen de metrowerkers en de leerkrachten vlak voor het WK in staking gingen, werd er opnieuw harde repressie toegepast. 42 metrowerkers werden ontslagen, verschillende leerkrachten worden rechterlijk vervolgd en de regering probeerde, zonder veel succes, de publieke opinie tegen de metrostaking te mobiliseren. Hoewel beide stakingen naar aanleiding van het WK tijdelijk werden gestopt, is verdere strijd onvermijdelijk.

    De politieke situatie is door het aanhoudend protest volledig veranderd. Voor de juniprotesten gaven peilingen aan dat 60% van de bevolking positief was over Dilma, de huidige presidente. Nu blijft daar niet eens meer de helft van over. Haar herverkiezing is hierdoor geen zekerheid meer. De PT, de regerende partij, is in crisis. De P-Sol, een linkse partij, zal hoogstwaarschijnlijk het aantal stemmen en zetels verdubbelen. Deze verkiezingen levert de linkerzijde binnen die partij de presidentskandidaat. Het kan een belangrijke stap zijn in de uitbouw van links in Brazilië.

    Het WK heeft voor een tijdelijke pauze in de massastrijd gezorgd maar het najaar belooft alles behalve rustig te worden. De economische situatie is merkbaar aan het verslechteren. De groei vertraagt tot 1,2 à 1,6% terwijl de inflatie hoge toppen blijft scheren met 6 à 7%. De tewerkstelling stijgt niet meer en in een heleboel sectoren kondigt zich een ontslaggolf aan. Vooral de industriële sector ziet de productie achteruit gaan en wordt geconfronteerd met lage vraag. Zo zijn er 400.000 wagens die niet verkocht raken. Een confrontatie tussen de patroons en de arbeidersklasse is onvermijdelijk.

    In de grote steden zoals São Paulo dreigt er een heuse watercrisis. Men gaat er van uit dat eind dit jaar de waterbevoorrading totaal in elkaar stort en miljoenen mensen zonder water komen te zitten. In Bolivia leidde een soortgelijke situatie al tot intens massaprotest, in Brazilië zal dat niet anders zijn. De LSR, onze zusterorganisatie, organiseert nu al debatten, bijeenkomsten en comités in de wijken om samen met de wijkbewoners te bediscussiëren hoe ze in strijd zullen gaan. Aan de basis van de nakende crisis ligt de privatisering van de waterdistributie. De LSR pleit daarom voor om de hernationalisatie van die sector als centrale eis naar voren te schuiven in het protest.

    De grootste uitdagingen waar de arbeidersklasse in Brazilië voor staat, is om de verschillende strijdbewegingen nationaal te verenigen. De LSR roept op voor een nationale conferentie om zo tot een eengemaakt platform te komen maar ook om van onderuit te bouwen naar een algemene 24-uren staking. Zulke eengemaakte strijd zou een fundamentele stap vooruit betekenen voor het protest in Brazilië.

  • Argentinië. De terugkeer van de schuldencrisis en taken voor links (deel 2)

    Over de stevige linkerflank van Argentinië

    In het tweede deel van het dossier over Argentinië gaan we in op de strijd van de arbeidersbeweging en de zoektocht naar een politieke vertaling ervan.

    fitEen woordvoerder van de regering, Jorge Capitanich, verklaarde vorige week dat hij hoopte dat de mensen vooral over de voetbal zouden spreken. Het wijst op de wanhoop van de regering en de heersende klasse die wat ‘ademruimte’ zoekt na de opkomst van strijd in de afgelopen periode.

    In maart stonden de leraars vooraan in de strijd tegen hun dalende lonen als gevolg van de galopperende inflatie. In de provincie van Buenos Aires, waar 40% van de Argentijnen wonen, was er een 18-daagse algemene staking in het onderwijs. Deze beweging leidde tot een nieuwe nationale beweging van stakingen en protestacties. Het gaf ook uitdrukking aan een belangrijk kenmerk van deze nieuwe opgang van strijd: de tegenstelling tussen de strijdbare sfeer onder belangrijke delen van de arbeiders die bereid zijn om de strijd aan te gaan en de remmende factor die de vakbondsleiding vormt, onder meer omwille van hun banden met gevestigde politici.

    Er waren bijeenkomsten van de basis waarbij strijdbare linkse organisaties zoals de FIT (Links Front van Arbeiders – zie verder) een belangrijke rol speelden en ingingen tegen de conservatieve leiders. Dit toont het potentieel voor de organisatie van een strijd van onderuit met een beweging voor een strijdbare syndicale positie. De rol van de rechtse leiders in het afremmen van de strijd bleek echter nog steeds beslissend te zijn, er werd geweigerd om de strijd van de leraars en de studenten in de verschillende provincies te verenigen in een nationale staking die de provinciale en nationale regeringen tot toegevingen kon dwingen.

    Potentieel voor een massale beweging van onderuit

    Maar er werden stappen in de juiste richting gezet en dit niet alleen onder de leraars. Er was een indrukwekkende bijeenkomst van strijdbare syndicalisten in maart met meer dan 4.000 aanwezigen vanuit de hele vakbeweging. Een dergelijke coördinatie van de strijdbare basis is uiteindelijk gericht op het omvormen van de vakbonden met een strijdbare socialistische leiding. De coördinatie is in eerste instantie belangrijk om de druk op de bestaande leiders op te voeren zodat ze verder gaan dan ze willen in het organiseren van acties. De bijeenkomst benadrukte de druk van onderuit in de oproep voor een nationale actiedag op 9 april. Dit speelde wellicht een rol in de beslissing van de vakbondsleiders om een algemene staking uit te roepen op 10 april.

    Heel wat krachten van de revolutionaire linkerzijde – georganiseerd rond de FIT – wonnen vaak leidinggevende posities in de vakbonden en speelden een belangrijke rol in dit initiatief. Er is nu het potentieel om verder te gaan en een eengemaakt netwerk van strijdbare syndicalisten uit te bouwen rond eisen voor een strijdbare opstelling door de volledige vakbeweging. Er kan hierbij naar internationale voorbeelden gekeken worden, zoals het National Shop Stewards’ Network in Groot-Brittannië dat met een eengemaakte campagne de kwestie van een algemene staking op de tafel van zelfs de meest conservatieve vakbondsleiders kreeg.

    Algemene staking van 10 april – ‘zondagsstaking’ versus actieve staking

    De algemene staking van 10 april had een nog verlammender effect dan die van 20 november 2012. De enorme woede onder de bevolking zorgde ervoor dat de staking een brede steun genoot. De vakbonden die ervoor opriepen vertegenwoordigen nochtans slechts 40% van de beweging. Maar toch staakte een meerderheid van het personeel in de transportsector, het onderwijs en de industrie.

    De uitbarsting van woede – die zichtbaar werd met duizenden mensen die wegblokkades opwierpen en steden doorheen het hele land plat legden – was ook voor de vakbondsleiders die voor de staking opriepen een verrassing. De oppositionele vakbondsleiders Moyano en Barrionueva dachten dat de staking de heersende politici nog eens rustig kon wijzen op hun bestaan, mogelijk met het oog op een nieuwe alliantie met een van de presidentskandidaten in 2015. Rond de belangrijkste politieke kwesties, zoals de miljardendeal van de regering met de speculanten, staan deze leiders op een zelfde standpunt als de regering.

    Ze riepen op tot een ‘zondagsstaking’ op de dag van de algemene staking met nadruk op het passieve karakter van het protest. Duizenden arbeiders hielden het daar niet bij. Ze bleven niet gewoon thuis maar trokken onder leiding van de linkerzijde in de vakbonden en op politiek vlak de straat op onder de slogan van een ‘actieve staking’ met massale wegblokkades die de verlamming benadrukten en de werkenden een actieve rol in de mobilisaties gaven.

    Deze actieve rol van de werkende bevolking moet nu verder uitgebouwd worden. Democratische algemene vergaderingen op de werkvloer en op lokaal vlak kunnen discussiëren over een mobilisatie van onderuit om een nieuwe staking af te dwingen. Dat kan een eerste stap zijn in de richting van een oplopend actieplan om een alternatief op de miserie van inflatie en plundering door speculanten op te leggen. Zo’n actieplan zou een reeks van algemene stakingen en massale mobilisaties moeten omvatten. Hugo Moyano en andere leiders discussiëren nu over de mogelijkheid van een nieuwe algemene staking in de loop van de komende weken, ook al zullen ze dit proberen te vermijden. Een campagne van onderuit zou een onmiddellijk effect kunnen hebben in de opstart van een nieuwe ronde van nationale strijd.

    Succes van de FIT

    De crisis van het Kirchnerisme heeft geleid tot een splitsing in de vakbeweging, maar het kent ook een politieke uitdrukking. De verdeeldheid in het kamp van Kirchner is groot, er zijn minstens vijf ‘Peronistische’ kandidaten voor de presidentsverkiezingen van 2015, waaronder voormalige ministers en bondgenoten van Kirchner en Fernandez. Geen enkele van deze ‘oppositiekandidaten’ vertegenwoordigt een linkse breuk met de neoliberale koers van het Kirchnerisme. Ze staan niet voor een fundamenteel andere benadering van de kwestie van de schulden, de onteigening van YPF of de bescherming van de lonen tegen inflatie.

    De crisis van het Kirchnerisme kwam ook tot uiting in belangrijke vooruitgang voor de radicale linkerzijde. Het Links Front van Arbeiders (FIT), een alliantie van linkse organisaties onder leiding van de Arbeiderspartij (PO), Partij van Socialistische Arbeiders (PTS) en Socialistisch Links (IS), allen met een trotskistische traditie, behaalde in de parlementsverkiezingen van vorig jaar een belangrijke vooruitgang. Het front haalde 1,2 miljoen stemmen, goed voor drie nationale parlementsleden en regionale verkozenen in zeven provincies. Wellicht zal PO-leider Jorge Altamira de presidentskandidaat van de FIT in 2015 zijn. Hij staat op 4% tot 6% in de peilingen, een verdriedubbeling van het resultaat in 2011. Als dit resultaat in de parlementsverkiezingen zou herhaald worden, zou de FIT haar zetelaantal verdubbelen.

    Dit opmerkelijke resultaat toont de radicalisering in de samenleving waarbij miljoenen mensen zoeken naar een coherent links alternatief op het Kirchnerisme in crisis. FIT komt niet openlijk op voor socialistische verandering maar neemt in het programma wel de belangrijkste aspecten van een socialistisch programma op en dit gericht op de strijd voor een arbeidersregering. Terwijl belangrijke linkse krachten van Griekenland tot Portugal, Mexico en Brazilië hun programma afzwakken en naar rechts opschuiven, is dit een verfrissend gegeven. Het toont ook aan dat een radicaal programma van sociale verandering een brede steun kan vinden. Het doorkruist het argument dat een afzwakking van het programma nodig is om gehoor te vinden bij de massa’s, een argument dat dominant is onder reformistische leiders van de arbeidersbeweging doorheen de hele wereld.

    Hoe bouwen aan een nieuwe massale kracht van de arbeidersklasse?

    De vraag hoe de FIT kan bijdragen tot de ontwikkeling van een massale arbeiderspartij en de politieke leiding kan vormen die nodig is om de samenleving te veranderen, moet doorheen de hele beweging bediscussieerd worden. De crisis van het Kirchnerisme vormt een historische kans voor de groei van een politieke kracht gebaseerd op de arbeidersklasse, de beweging en de belangen van de werkende bevolking. Deze kracht werd in het verleden tegengehouden door het specifieke karakter van het Peronisme. Maar met een correcte benadering en oriëntatie kan de FIT uitgroeien tot een kracht die op massale schaal een breuk met het verleden vormt.

    Maar dit hangt natuurlijk af van de vraag hoe de kansen gegrepen worden. Revolutionaire trotskistische krachten kunnen een belangrijke positie onder de bevolking verwerven en onder bepaalde omstandigheden zelfs massale steun krijgen. Dit is zeker het geval in landen met een sterke trotskistische traditie onder de werkende bevolking – wat in Argentinië het geval is met de ‘MAS’ die een grote inplanting onder de werkende bevolking had voor de partij in crisis kwam en uiteenbarstte in de jaren 1990. De electorale resultaten van de FIT tonen het potentieel dat er niet enkel is voor de groei van individuele organisaties die er deel van uitmaken, maar ook voor de ontwikkeling van een massale arbeiderspartij.

    Er zijn gelijkenissen met de situatie in Frankrijk op het begin van deze eeuw. Bij de presidentsverkiezingen van 2002 haalden de kandidaten van LCR en LO daar samen 10% van de stemmen, het ging om bijna 3 miljoen kiezers. De crisis van de voormalige sociaaldemocratische PS die niet eens in de tweede ronde geraakte, opende de mogelijkheid om een nieuwe massale kracht op te bouwen op basis van arbeidersstrijd. Destijds stelde het CWI dat er in Frankrijk een nieuwe brede linkse formatie moest komen op een federale basis waarbij alle groepen en tendensen bestaansrecht hadden en onafhankelijk konden campagne voeren maar rond een gezamenlijk socialistisch programma.

    Een dergelijke kracht zou brede lagen van de werkenden en jongeren bijeengebracht hebben rond een nieuwe partij en het zou de revolutionaire linkerzijde vestigen als politieke factor die in staat is om de hegemonie van de gevestigde partijen te doorbreken. De LCR en LO volgden dit perspectief niet, ze trokken zich elk terug in hun eigen hoek. De daaropvolgende stagnatie van beide organisaties en de dramatische ineenstorting van de NPA is getuige van de gevolgen van zulke fouten.

    Een gelijkaardige kans om verkiezingssuccessen te gebruiken als springplank naar de ontwikkeling van een nieuwe massale arbeiderskracht is aanwezig in Argentinië. Maar zoals de Franse ervaring aantoont, zal die kans niet altijd blijven bestaan.

    Het succes van het front geeft aan dat geen enkele van de individuele componenten van de alliantie voldoende ontwikkeld was om de massale breuk met het Peronisme te kanaliseren door een groei van de eigen rangen. Het wijst op de nood aan een breder instrument.

    Revolutionairen komen op voor massale revolutionaire partijen die leiding geven aan de strijd voor socialistische verandering.  Deze strijd kan soms doorheen een periode van georganiseerde revolutionaire tussenkomst in een bredere arbeidersformatie gaan waarbij deze formatie aanvankelijk geen volledig uitgewerkt revolutionair socialistisch karakter kent. Dit vereist van revolutionaire krachten soms dat ze een rol spelen in het opzetten van een bredere politieke organisatie van de arbeidersklasse waarbij revolutionaire krachten samenwerken met diegenen die van een reformistisch standpunt komen, zoals diegenen die nu breken met het Peronisme. Het betekent ook dat samen wordt gestreden met werkenden en leiders die nog illusies hebben in een reformistische oplossing voor de crisis van het kapitalisme. Geduldig de beperkingen van deze benadering uitleggen doorheen de gebeurtenissen en de strijd is essentieel om de steun van de meerderheid van de werkende bevolking over te winnen.

    Een perspectief dat de ontwikkeling van een massale revolutionaire kracht ziet als het resultaat van een lineair proces van groei van kleine revolutionaire organisaties waarbij dit proces losstaat van de bochten en keerpunten in de klassenstrijd, zal de revolutionaire niet voorbereiden op de taken van de komende periode. Er is een ander perspectief nodig om massale steun te winnen voor een revolutionair perspectief van socialistische verandering op basis van democratisch publiek bezit van de sleutelsectoren van de economie en een arbeidersregering die de strijd voert voor een socialistische federatie in Latijns-Amerika als deel van een socialistische wereld. Dat is de enige haalbare oplossing voor de huidige crisis.

    De oproep voor een nieuwe brede politieke beweging van de arbeidersklasse kan in Argentinië een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van een massaal socialistisch alternatief op het Kirchnerisme en het Peronisme. Een dergelijke beweging zou zich op federale basis moeten organiseren met het recht voor de verschillende organisaties en tendensen om zich vrij binnen deze beweging te organiseren. De verkiezingssuccessen van de FIT plaatsen deze alliantie in een uitstekende positie om een oproep te lanceren en dit te verbinden met de strijd aan de basis, op straat, op de werkvloer en in de vakbonden.

    De rol van de componenten die deel uitmaken van de FIT was essentieel om tot het huidige succes te komen. Wij hebben meningsverschillen met de belangrijkste krachten binnen de FIT en dit rond belangrijke internationale analyses en rond het programma. Maar ernstige revolutionaire krachten hebben de plicht om na te gaan welke overeenstemming kan bereikt worden met andere krachten en dit op basis van een grondige discussie over programma, methoden en benadering. De ontwikkeling van de FIT en de rol van de organisaties die er deel van uitmaken, kan een beslissende rol spelen op de ontwikkelingen in Argentinië in de komende periode. Dit moet openlijk en eerlijk bediscussieerd worden om tot een eengemaakt standpunt te komen. Door deze discussie wereldwijd te voeren, kunnen de Argentijnse ontwikkelingen mogelijk leiden tot bijzonder interessante vooruitzichten voor de wereldwijde socialistische beweging.

  • Argentinië. De terugkeer van de schuldencrisis en taken voor links (deel 1)

    Vandaag en morgen brengen we een dossier over Argentinië. Niet over de Argentijnse voetbalploeg die komende zaterdag uit de Wereldbeker weggespeeld wordt, maar wel over de politieke en economische situatie met een terugkeer van de schuldencrisis tegen de achtergrond van een groeiend ongenoegen met strijd en politieke radicalisering. Dat laatste kwam onder meer tot uiting in een opvallende score van 1,2 miljoen stemmen voor een front van trotskistische organisaties bij de laatste verkiezingen. Een dossier door DANNY BYRNE van het CWI.

    argentinaDe Argentijnse financiële crisis van 2000-2002 ligt inmiddels meer dan een decennium achter ons. Het was een crisis die leidde tot een van de grootste faillissementen van een nationale staat in de geschiedenis. Het dominante discours vertelt ons dat de periode van economische onrust en massastrijd werd beëindigd door het heldhaftige werk van de Kirchner-dynastie. Nestor Kirchner en Cristina Fernandez Kirchner zouden de situatie gekeerd hebben, waardoor het spook van de schuldencrisis verdween en de economie terug groei kende. Argentinië was een model van hoe een schuldencrisis bij de overheid kon overkomen worden.

    Elf jaar later waarschuwen de internationale media evenwel opnieuw voor een schuldencrisis. Het gaat om dezelfde schulden. Dit is deel van een explosieve cocktail van crisis en sociale onrust die het land naar een nieuwe periode van sociale strijd brengen.

    Speculanten brengen regering op rand van het bankroet

    De vonk voor de hernieuwde schuldencrisis was een beslissing van het Amerikaanse Supreme Court die inging op de eisen van een aantal crediteurs onder leiding van de miljardair Paul Singer (die eerder bekend werd als aanhanger van George W Bush) voor de volledige terugbetaling van de betwiste overheidspapieren. Het gaat om crediteurs die weigerden om deel te nemen aan de schuldherschikking die door de Kirchners werd onderhandeld met 93% van alle obligatiehouders na het bankroet. De totale waarde van de onbetaalde schulden en interesten aan de crediteurs wordt op 15 miljard dollar geschat.

    De beslissing leidde tot chaos op de markten en een dreiging van een nieuw bankroet. Dit werd zelfs bevestigd in een televisietoespraak van Cristina Fernandez. Ze reageerde met sterke taal met de weigering om zich te onderwerpen aan de “afpersing” door deze hefboomfondsen. Ze gaf ook toe dat het voldoen aan de eisen van de crediteurs “onmogelijk” was. De beslissing van de rechtbank opende zelfs de weg om beslag te leggen op publieke eigendommen zoals ambassadegebouwen of militaire schepen indien het land weigert om te betalen.

    De terugkeer van het spook van het bankroet van Argentinië toont aan dat kapitalistische oplossingen voor schuldencrises niet mogelijk zijn. Dit bevat belangrijke lessen voor andere landen die op een gelijkaardige weg geduwd werden onder de druk van de huidige wereldcrisis. In plaats van de tegenstellingen achter de crisis op te lossen, hebben deze ‘oplossingen’ en akkoorden de wonden slechts tijdelijk ondergesneeuwd, terwijl er onderhuids een nieuwe en vaak diepere explosie van crises aan het broeien was. Een consistente oplossing is enkel mogelijk door te breken met de dictatuur van de markten en het kapitalisme en dit gewapend met een socialistisch alternatief.

    Capitulatie van de regering voor het internationale kapitalisme

    Een arbeidersregering zou de beslissing van het Amerikaanse Supreme Court niet aanvaarden omdat de publieke middelen zo broodnodig zijn om te investeren in openbare diensten en het herstel van de levensstandaard. De miljarden moeten niet verdwijnen in de zakken van schuldenspeculanten. Een dergelijke positie zou internationaal op een brede steun kunnen rekenen, niet alleen in Latijns-Amerika maar ook in de door de trojka geplunderde Europese landen. Maar hiervoor zou een breuk met het kapitalisme nodig zijn. De retoriek van de Argentijnse regering tegen de speculanten blijft beperkt tot woorden, er wordt niets gedaan. In deze context is de logica van de positie van de Argentijnse regering er een van akkoorden en compromissen.

    vultureDe regering doet dit omdat een bankroet rampzalig zou zijn voor elke regering die de heerschappij van de markten aanvaard. Het regime van Kirchner probeert bovendien om op een goed blaadje bij de internationale markten te staan. Zo werden de onderhandelingen met de ‘club van Parijs’, een andere bende speculanten, net afgesloten waardoor er 10 miljard dollar publieke middelen werd weg gegooid.

    In 2012 kreeg de regering van Cristina Fernandez wereldwijd de aandacht en sympathie van heel wat werkenden en jongeren toen de regering zich een meerderheid van de aandelen in het oliebedrijf YPF van de Spaanse firma Respol toe-eigende.  Deze  ‘nationalisatie’ had slechts betrekking op 51% van het bedrijf en leidde uiteindelijk tot een akkoord eerder dit jaar waarbij de regering toegaf aan de eisen van het internationale kapitalisme en 10 miljard dollar betaalde aan de voormalige eigenaars van het bedrijf .

    Het argument van de regering is dat het inlossen van de eisen van de speculanten en investeerders ertoe zal leiden dat sommigen terugkomen om te investeren. Er wordt dus op de chantage ingegaan zodat ze zouden terugkomen om meer te plunderen. De huidige crisis geeft aan dat deze benadering niet houdbaar is. De regering kan tijdelijk een groep van aasgieren tevreden stellen, maar alle eisen van alle aasgieren samen volstaan om de economie de dieperik in te sturen.

    Met deze benadering is het niet verwonderlijk dat de forse woorden van verzet tegen de obligatiehouders niet leidden tot een confrontatie met een weigering om te betalen maar tot een bocht van de regering die besloot om onderhandelingen te starten. Zelfs op die basis is een technisch bankroet van Argentinië evenwel niet uitgesloten.

    Een precedent voor buitenlandse schuldencrises

    De gevestigde media hadden het over een ‘precedent’ waarbij de overwinning van de hefboomfondsen een voorbeeld kan worden voor toekomstige schuldencrises. De investeerders willen winsten maken door nationale staten op de knieën te brengen en worden daarin gesteund door de uitspraak van het Amerikaanse Supreme Court. De keuze voor regeringen in landen die het slachtoffer worden van speculanten zal gelijkaardig zijn: ofwel breken met de dictatuur van de markten met stoutmoedige socialistische maatregelen zoals het nationaliseren van de banken en de financiële sector met ook een staatsmonopolie op buitenlandse handel om de economie en de levensstandaard te beschermen, of buigen voor de crediteurs en de schulden betalen door ‘opofferingen’ van de bevolking te vragen doorheen een besparingsbeleid.

    In Griekenland is de leiding van Syriza naar de tweede optie aan het overhellen. Dat gaat in tegen de positie van diegenen die, zoals de militanten van onze Griekse zusterorganisatie, een positie verdedigen van een revolutionaire breuk met de trojka en de kapitalistische EU en voor een alternatieve socialistische Europese confederatie. Grote delen van de Europese linkerzijde in Griekenland, Portugal, Ierland, Spanje,… hebben het standpunt van het Latijns-Amerikaanse reformisme uit het verleden overgenomen. Er wordt gepleit voor het heronderhandelen, de weigering om interest te betalen en niet om de schulden niet af te betalen. We moeten hen vragen hoe een schuldenherschikking er kan uitzien in de context van een Europese crisis en hoe dit de tegenstellingen en rampzalige gevolgen van wat in Argentinië gebeurt kan vermijden?

    Vergelijking tussen Griekse en Argentijnse schuldencrisis
    Vergelijking tussen Griekse en Argentijnse schuldencrisis

    Economische crisis en inflatie richten ramp onder arbeidersklasse aan

    De terugkeer van de schuldencrisis komt er op een ogenblik dat de economische situatie in Argentinië niet bepaald gunstig is. Het land werd ooit geroemd als een model van groei waarbij de wereldwijde crisis niet leek toe te slaan. De vertraging van de ‘opkomende’ economieën en de prijsdalingen voor grondstoffen hebben Argentinië in een recessie gebracht. Van een groei van 8,9% in 2011 viel de economie terug naar een recessie in het eerste kwartaal van 2014.

    De inflatie heeft de lonen aangetast. Er worden dit jaar loonsverhogingen van gemiddeld 27% voorspeld, maar de inflatie bedraagt tot 40%. Dit betekent dat arbeidersgezinnen het bijzonder moeilijk krijgen en het doet terugdenken aan de vernietigende impact van de hyperinflatie in de crisis van tien jaar geleden. In plaats van te blijven buigen voor het imperialisme en het kapitalisme, zou een arbeidersregering een reeks noodmaatregelen kunnen doorvoeren waaronder de nationalisatie van de banken en financiële instellingen onder democratische controle om de prijzen en de inflatie te controleren. Het zou de speculatie kunnen aanpakken en de werkende bevolking, de lonen en levensstandaard kunnen beschermen tegen de vernietigende crisis en inflatie.

    Crisis van het Kirchnerisme

    De huidige economische crisis is in zekere zin een goede uitdrukking van de algemene trends in Zuid-Amerika. Een aantal belangrijke economieën op het continent kenden een groei op basis van de golf van groeiende vraag naar grondstoffen als gevolg van de sterkte van de Chinese economie. Vandaag worden deze economieën met wat vertraging mee gesleurd in de wereldwijde crisis.

    De crisis van het ‘Kirchnerisme’ en de huidige regering zijn een uitdrukking van de algemene crisis va het politieke model van populistische regeringen die zich van een linkse retoriek bedienen. Er zijn verschillende dergelijke regeringen in Latijns-Amerika. De opeenvolgende regeringen onder leiding van Kirchner baseerden hun economische beleid op hoge prijzen voor grondstoffen zoals soja, waarbij dit geld opleverde om beperkte sociale hervormingen door te voeren. Maar op geen enkel ogenblik kwamen er maatregelen die de belangen van de grote bedrijven of het imperialisme fundamenteel bedreigden, zoals significante nationalisaties of maatregelen om de rijken of de multinationals te bestraffen.

    De Kirchners en hun aanhangers zien zichzelf als een voortzetting van de ‘Peronistische’ traditie die het land jarenlang domineerde sinds de jaren 1940. Ondanks gelijkenissen zijn er ook heel wat verschillen met het oorspronkelijke Peronistische model. Het Peronisme was in essentie een burgerlijke nationalistische en bonapartistische beweging die in laatste instantie het kapitalistische systeem verdedigde. Het was nooit een socialistische arbeidersbeweging, maar het Peronisme nam op bepaalde ogenblikken wel maatregelen tegen de grote kapitalisten om zo de brede steun die het onder de werkende bevolking en in de arbeidersorganisaties genoot te behouden. Het was een specifieke vorm van ‘bonapartisme’ waarbij gebalanceerd werd tussen de arbeidersklasse en de bazen en zelfs de steun van een deel van extreemrechts werd bekomen.

    De nationalisaties en progressieve hervormingen onder Juan Peron zorgden voor een stijging van de levensstandaard en kregen steun van veel arbeiders en van de vakbonden. Veel van deze hervormingen werden nadien teruggeschroefd, ook door ‘Peronistische’ regeringen en zeker tijdens de 10 jaar dat Carlos Menem in de jaren 1990 aan de macht was. Maar het verregaande karakter van de oorspronkelijke hervormingen zorgde ervoor dat de massale steun decennialang intact bleef en het Peronisme zich kon consolideren als politieke traditie onder de arbeidersklasse.

    Zeker onder Nestor Kirchner behield het Kirchnerisme een nauwe band met de rechtse vakbondsleiding, maar de greep op de arbeidersbeweging was nooit van een zelfde aard als voorheen het geval was met het Peronisme. Dit komt onder meer door het erg beperkte karakter van de hervormingen en de toegevingen aan de arbeidersklasse. Het eerste regime van Juan Peron baseerde zich op de krachtige economische groei in de naoorlogse periode toen Argentinië een van de sterkste economieën ter wereld kende. Dit liet veel verregaandere hervormingen onder het kapitalisme toe dan wat het Kirchnerisme kon aanbieden.

    De ontwikkelende breuk tussen het Kirchnerisme en de arbeidersklasse was deels zichtbaar door de formele breuk tussen belangrijke vakbondsleiders en de regering tijdens de eerste termijn van Cristina Fernandez. De breuk van Hugo Moyano en Luis Barrionuevo, centrale leiders van de grootste vakbondsfederatie CGT en voormalige aanhangers van de regering, was in het bijzonder erg opvallen. Het gaat niet om strijdbare vakbondsleiders, maar hun breuk met de regering wijst op het asociale profiel van de regering en op het feit dat delen van de arbeidersklasse in strijd beginnen te gaan tegen deze regering. Het kwam tot twee krachtige 24-urenstakingen in november 2012 en april 2014.

  • Wereldbeker voetbal. Ook de Braziliaanse arbeidersbeweging betreedt het terrein

    Artikel door Tim (Brussel), gebaseerd op een dossier van Mariana Campos en Alexandre Arnaud

    Net zoals bij de Confederations Cup een jaar geleden wordt het duidelijk dat ook de Wereldbeker in Brazilië geconfronteerd zal worden met brede protestbewegingen tegen de manier waarop de regering en de FIFA het grootste sportgebeuren van het jaar organiseren. In een land waar miljoenen mensen in de meest armoedige omstandigheden overleven, begrijpen velen niet waarom de regering miljarden investeert in sportinfrastructuur die na het WK waarschijnlijk volledig nutteloos zal zijn.

    Tanende steun voor WK

    De Confederations Cup in 2013 gold voor de Braziliaanse autoriteiten en de FIFA als de generale repetitie voor het WK dat een jaar later zou georganiseerd worden. De competitie werd echter al snel overschaduwd door berichten over massale protesten. Wat begon als een klein protest tegen de prijsverhogingen voor het openbaar vervoer werd al snel een brede beweging tegen de sociale ongelijkheid in het land en het gebrek aan publieke investeringen om de noden in het onderwijs, gezondheidszorg, werkloosheid,… in te lossen.

    Vandaag, een jaar later, en aan de vooravond van het WK, is er op dat vlak weinig veranderd. Uit een peiling begin april bleek dat nog slechts 48% van de bevolking akkoord ging met de organisatie van het WK voetbal in Brazilië, een scherpe terugval tegenover de 79% steun die er in 2008 was, een jaar nadat de competitie werd toegewezen aan het land. Deze cijfers betekenen in geen geval dat voetbal aan populariteit zou verliezen in Brazilië. “Sommige mensen denken dat voetbal een zaak van leven of dood is. Ik ben erg ontgoocheld in die houding. Ik kan je verzekeren dat het veel, veel belangrijker dan dat is”, zei de legendarische Liverpooltrainer Bill Shankly ooit. Hiermee verwoordde hij hoogstwaarschijnlijk precies de gevoelens van de meerderheid van de Brazilianen rond de sport.

    Niet de sport, maar de commercie wordt betwist

    Meer dan 30 miljoen Brazilianen spelen voetbal, dit is 18% van de bevolking. Er zijn 800 professionele clubs en meer dan 11.000 amateurploegen in het land. Toen het legendarische Corinthians uit Sao Paulo in 2012 voor de eerste keer sinds jaren in de finale van de Copa Libertadores speelde, kwam het hele openbare leven in de stad tot stilstand. Geen enkele bus of metro reed, geen enkele winkel was open. De hele stad volgde hun ploeg naar de overwinning in de Zuid-Amerikaanse beker.

    Wat wel gecontesteerd wordt, is het schril contrast tussen de gigantische bedragen die geïnvesteerd worden om van deze wereldbeker een prestigeproject van de Braziliaanse burgerij te maken terwijl een grote meerderheid van de Brazilianen nog steeds in volstrekte armoede blijft leven. Brazilië mag dan wel de achtste economie ter wereld zijn, in de Human Developement Index, dat rekening houdt met de levensverwachting, scholarisatie en levenskwaliteit, staat het land slechts op de 85ste plaats. Deze cijfers tonen aan dat de meerderheid van de Braziliaanse bevolking niet heeft kunnen meegenieten van de economische groei van de voorbije jaren.

    Hetzelfde zien we met de manier waarop deze Wereldbeker wordt georganiseerd. Het is een Wereldbeker die niet draait rond de voetbalfans of de belangen van de lokale bevolking, maar volledig ten dienste staat van het winstbejag van de FIFA, haar sponsors, en de speculanten en bouwfirma’s die de infrastructuur mochten bouwen.

    De totale kost van de Wereldbeker in Brazilië liep op tot 17 miljard dollar, meer dan de kostprijs van de twee vorige WK’s in Duitsland en Zuid-Afrika samen. Meer dan 70% van dat budget werd verhaald op de belastingbetaler. Van verschillende spiksplinternieuwe stadions die speciaal voor het WK werden gebouwd, is het nu reeds duidelijk dat ze achteraf geen enkel praktisch nut meer zullen hebben. In de stad Manaus, in het midden van het Amazonewoud, werd een stadion met 40.000 plaatsen gebouwd, terwijl de beste lokale voetbalploeg in de stad slechts uitkomt in de Braziliaanse vierde klasse! Deze stadions worden dan ook nog eens gebouwd in de meest onveilige werkomstandigheden. Een tiental arbeiders vonden reeds de dood door het helse werkritme en het gebrek aan veiligheidsmaatregelen op de werkvloer. Het WK is vooral winstgevend voor een select clubje aan sponsors en investeerders.

    Groeiend protest van onderuit en stijgende repressie

    Steeds meer groepen in de bevolking eisen nu hun deel op. De voorbije maanden waren er stakingen van arbeiders in de petroleumsector, de vuilnisophalers, de metro- en busbestuurders, leerkrachten, de politie, studenten, daklozen, landloze boeren en inwoners van de favelas, die hun huizen zagen vernietigd worden door immobiliënspeculanten. Ze eisen degelijke openbare diensten, goed onderwijs, een investeringsplan om degelijke huisvesting te voorzien en voldoende en kwaliteitsvolle jobs.

    Het antwoord van de regering van Dilma Rousseff (PT) op deze eisen bestaat vooral uit het ontkennen dat er een probleem is. De regering roept de bevolking op om met fierheid naar het voetbalgebeuren te kijken. In de speelsteden worden de arme favelas, de krottenwijken, fysiek afgescheiden van de delen van de stad waar de toeristen worden verwacht.

    Protestbewegingen worden met steeds grotere repressie geconfronteerd. In Rio de Janeiro werd zelfs een speciale politie-eenheid, de UPP, opgericht om de favelas te “pacifiëren”. In de praktijk wil dit zeggen dat zwaarbewapende politiepatrouilles een open straatoorlog voeren om de controle over de favelas te krijgen. Officieel worden vooral de drugskartels geviseerd, maar in de praktijk wordt het hele dagelijkse leven onder controle van de lokale politiecommandant geplaatst met buitensporig geweld tegenover de lokale bevolking. Officiële cijfers over het politiegeweld zijn er niet, maar Human Right Watch spreekt over jaarlijks 3.000 burgers die gedood worden door politiekogels, en een 2.000-tal mensen die jaarlijks ‘verdwijnen’!

    Vele van de slachtoffers zijn zwarte jongeren uit de favelas die zonder proces op straat worden doodgeschoten door de politie. Wanneer de politie de vermelding “verzet met de dood tot gevolg” als doodsoorzaak registreert, wordt er geen verder onderzoek gevoerd naar de omstandigheden van het overlijden. In de “gepacifieerde wijken” wordt het hele dagelijkse leven, zelfs het onderwijs, door de politie georganiseerd: zelfs in de hoogdagen van de militaire dictatuur durfde men niet zo ver te gaan!

    Neoliberalisme doet ons verliezen, socialisme biedt perspectieven om te winnen

    Dit beleid toont het failliet van het beleid van de PT-regering die sinds 2003 onafgebroken aan de macht is geweest in Brazilië. Ooit was de PT een socialistische strijdpartij die een belangrijke rol heeft gespeeld in de massabewegingen die tot de val van de militaire dictatuur in 1985 hebben geleid. Ondertussen heeft de partij de dogma’s van het neoliberalisme omarmd en voert ze een politiek ten dienste van de nationale burgerij en de multinationals in het land. Vooral sinds de crisis van 2008 wordt de meerderheid van de bevolking steeds meer geconfronteerd met asociale besparingen. Het protest daartegen wordt steeds meer geconfronteerd met repressiemethodes die rechtstreeks werden overgenomen uit de periode van de militaire dictatuur.

    Een echt socialistische regering in Brazilië zou haar investeringsbeleid baseren op de reële noden van de bevolking en niet op de belangen van een kleine minderheid aan speculanten. Ze zou in de praktijk aantonen dat de organisatie van de Wereldbeker voetbal op zo’n manier kan gebeuren dat de honderden miljoenen voetbalfans in het land zelf, én in de rest van de wereld, kunnen genieten van hoogstaande voetbalwedstrijden, maar zonder de bouw van extravagante en nutteloze infrastructuur.

    Lokale buurtcomités zouden een beslissende stem krijgen in de planning en uitvoering van investeringen. Stadions zouden gebouwd worden in steden waar lokale voetbalploegen later gebruik kunnen blijven maken van de nieuwe infrastructuur. Wegen en luchthavens zouden zo worden ingepland dat ze ook achteraf hun nut hebben voor de lokale bevolking. Tegelijkertijd zouden er middelen worden voorzien om een massaal investeringsplan rond scholen, ziekenhuizen en sociale woningbouw te realiseren. Al deze bouwprojecten zouden worden uitgevoerd met degelijke en veilige werkomstandigheden, en goede loon- en arbeidsvoorwaarden.

    Enkel op die manier kan een WK worden georganiseerd dat ook in het belang is van de lokale bevolking. Zo´n WK is voor ons echter enkel mogelijk wanneer de Braziliaanse bevolking de controle in handen neemt over de grootste bedrijven, multinationals en de financiële sector in het land. Enkel zo kunnen voldoende rijkdommen worden gevonden om te investeren in de reële noden in de maatschappij.

  • Solidariteit met Braziliaans protest – actie komende vrijdag in Brussel

    solidariteitbrasil

    Eergisteren publiceerden we een artikel over de strijd van zowel de landlozen als het metropersoneel in Sao Paulo. Maandag werd bijzonder harde repressie ingezet tegen het metropersoneel die dezelfde avond beslisten om de actie op te schorten tot een personeelsvergadering vandaag. Het Braziliaanse establishment wil er alles aan doen om te vermijden dat het protest tijdens de Wereldbeker voetbal doorgaat. Internationale solidariteit is belangrijk, wij organiseren vrijdag een actie aan de Braziliaanse ambassade in Brussel om dit te benadrukken. Er zullen op hetzelfde ogenblik acties in diverse landen zijn. Hieronder onze oproep voor de actie in Brussel.

    [divider]

    Een storm van protest en strijd breekt open boven Brazilië in het kader van de Wereldbeker. De arbeiders bij de metro van Sao Paulo startten op 5 juni een krachtige staking. Die staking werd maandagavond opgeschort, maar op woensdag, op de vooravond van de Wereldbeker, is een algemene vergadering van het personeel voorzien om over nieuwe acties te beslissen. Deze strijdbeweging beperkt zich niet enkel tot looneisen maar is een gevecht om openbaar vervoer voor iedereen te verdedigen. 

    De stakers kunnen rekenen op nationale aandacht maar worden hard aangepakt via brutale repressie van de overheid. Deze vrijdag, 13 juni, roepen wij op voor een solidariteitsactie aan de ambassade van Brazilië om 17.30u. Soortgelijke acties zullen georganiseerd worden in verschillende andere landen, op het initiatief van afdelingen van het CWI, Committee For a Workers’ International, waarvan LSP de Belgische afdeling is.

    Afspraak: 17u30 aan Braziliaanse ambassade, Louizalaan 350 te Brussel (tram 93 en 94, halte Vleurgat)

    Facebook event

  • Brazilië. Strijd van landlozen en metropersoneel doet sfeer verhitten

    André Ferrari, LSR (CWI in Brazilië)

    In de aanloop naar de Wereldbeker is er een golf van strijd en protest in Brazilië. Op 5 juni begon het personeel van de metro in Sao Paulo aan een staking. Deze staking gaat verder dan een strijd voor betere lonen, het is een strijd voor het recht op publiek transport voor de bevolking. Deze strijd staat in het middelpunt van de nationale belangstelling en gaat gebukt onder harde repressie door de overheid.

    De staking begon net op de verjaardag van de massale protestacties van een jaar geleden. Vorige zomer trokken miljoenen mensen de straat op in een revolte die begon na protest tegen een stijging van de tarieven voor het openbaar vervoer. Als gevolg van die sociale uitbarsting moesten verschillende lokale en regionale regeringen de geplande prijsstijgingen intrekken. Het leidde evenwel niet tot het stopzetten van het neoliberale afbraakproces en de privatiseringen van het openbaar vervoer.

    Nieuwe fase van klassenstrijd

    Sinds de explosie van juni 2013 was er een nieuwe opgang van arbeidersstrijd en dit in de context van een groeiende economische crisis en het doodlopende straatje van het economisch en politiek model van de PT-regeringen (van zowel Lula als Dilma).

    Het afgelopen jaar was de strijd doorgaans geïsoleerder dan een jaar geleden, er was geen eengemaakte overkoepelende strijd. Maar er was wel een scherper klassenprofiel. Er waren tal van stakingen in de publieke en private sectoren. Die sectoren met een sterke traditie van strijd (leraars, ambtenaren, banksector, postpersoneel, metaalsector,…) werden vervoegd door sectoren met personeel in onzekere statuten waar het moeilijker is om vakbonden te organiseren.

    Dat was onder meer het geval met het schoonmaakpersoneel in Rio de Janeiro die tijdens het carnaval in staking gingen. Er was niet aanval repressie door het stadsbestuur van Rio, maar ook door de regeringsgezinde vakbondsleiding. Ze kregen echter een brede steun onder de bevolking en zo behaalden de “vegers” (zo staan ze bekend) uiteindelijk een overwinning wat aanleiding gaf tot gelijkaardige strijd in andere steden van het land. Dat was ook het geval voor 28.000 arbeiders die diensten verlenen in het Petrochemische complex van Rio. Ook de buschauffeurs van Rio en Sao Paulo gingen in staking, ook al werden die acties niet door hun vakbondsleiders gesteund.

    Momenteel zijn er nog verschillende sectoren in actie. Een van de langdurige stakingsbewegingen is die van de staatsuniversiteiten van Sao Paulo, in het bijzonder in USP (Universiteit van Sao Paulo) is er een intensieve mobilisatie van studenten, onderwijzend en ander personeel.

    Centrale rol van de MTST

    De afgelopen weken lag de nadruk op de betogingen van de beweging van landlozen, de MTST, die vooral in Sao Paulo massaal waren. Op 3 mei was er een massale bezetting van land dat het voorwerp is van speculatie. De grond bevindt zich op amper vier mijl van het stadion dat de openingswedstrijd van de Wereldbeker ontvangt in de buurt Itaquera, in het oosten van Sao Paulo.

    Door zo dicht bij het erg dure stadion (400 miljoen dollar!) actie te voeren, werd het contrast getoond tussen de publieke middelen die worden uitgetrokken ten voordele van de winsten van de FIFA, de grote bouwbedrijven en de vastgoedspeculanten aan de ene kant en het gebrek aan middelen voor de gewone werkenden.

    De bezetting van Itaquera wordt de ‘Beker van de bevolking’ genoemd. Er zijn momenteel ongeveer 4.000 gezinnen bij betrokken. De Wereldbeker zorgde voor een sterke toename van de vastgoedprijzen, in delen van de stad was er een stijging met 200%, en ook van de huurprijzen. Miljoenen werkenden moeten hun huis verlaten en verder van hun werkplaats gaan wonen, wat het probleem van de mobiliteit in de stad nog erger maakt. De eisen van het recht op betaalbare huisvesting en van openbaar vervoer zijn deel van dezelfde strijd van de werkenden om hun eigen stad in handen te nemen en niet over te laten aan de grote bedrijven.

    De MTST hield betogingen met duizenden aanwezigen, zowel landloze werkenden als hun bondgenoten. De laatste betoging was op 4 juni met 25.000 aanwezigen die de toegang tot het nieuwe stadion een week voor de opening van de Wereldbeker blokkeerden. De betoging toonde de kracht van de beweging die ook de opening van de Wereldbeker kan bedreigen.

    Enkele dagen eerder werd gedreigd met een bloedige ontruiming van Itaquera, waarbij het duidelijk was dat de beweging koos voor verzet. Kort na 4 juni besloot de federale regering van president Dilma Rousseff (PT) dan toch om onderhandelingen op te starten en werd aangekondigd dat enkele eisen zouden ingewilligd worden. De grond die bezet werd zou gebruikt worden om betaalbare huisvesting te bouwen waarvoor publieke middelen zouden uitgetrokken worden en waarbij het beheer in handen van de protestbeweging komt. Eens deze toegeving van de regering bevestigd wordt, zal deze belangrijke overwinning voor de MTST een aanzet zijn voor nieuwe strijd door verschillende bewegingen.

    Personeel van metro in actie

    brazilTegen deze achtergrond zijn ook de personeelsleden van de metro in actie gegaan. Zij richten zich tegen de regionale regering onder leiding van Alckmin (PSDB), een regering van de traditionele neoliberale rechterzijde. Deze deelstaatregering gaat bijzonder hard tekeer tegen de stakers. De politie werd naar stakersposten gestuurd, er werd met ontslag gedreigd en in onderhandelingen toont de regering zich onverzettelijk.

    De vakbond van het metropersoneel wordt geleid door de linkerzijde binnen de vakbonden, een linkerzijde die doorgaans verbonden is met de linkse partijen PSTU en PSoL. De acties genieten een brede steun van de bevolking. Het grootste deel van de vakbondsleiding van het metropersoneel heeft banden met de basisvakbond CSP-Conlutas, maar de vakbond zelf is niet verbonden met een federatie. Er zijn dagelijkse algemene personeelsvergaderingen met meer dan 2.000 aanwezigen op een totaal van 9.500 in de sector. De stakersposten blokkeren ook de pogingen van delen van het patronaat om enkele metrolijnen open te krijgen, zelfs indien dit ten koste van de veiligheid gaat omdat personeel wordt ingezet dat niet opgeleid is.

    De regering doet er alles aan om de publieke opinie tegen het metropersoneel op te zetten, maar dat lukt niet. De lokale regering van Alckmin en eerdere regeringen van de PSDB waren direct betrokken bij grootschalige corruptieschandalen en de vorming van kartels die smeergeld aan de overheid betalen. Ook grote bedrijven als Siemens en Alstom, die producten en diensten voor de metro van Sao Paulo leveren, zijn daarbij betrokken.

    In de aanloop naar de staking stelde de vakbond het beleid van de lokale regering inzake openbaar vervoer aan de kaak. Er werd ook voorgesteld dat de werkonderbreking zou geschorst worden indien de gebruikers gratis toegang zouden krijgen tot het openbaar vervoer. Dat voorstel genoot een brede steun van de bevolking en droeg bij tot een debat over het voorstel van gratis openbaar vervoer, een voorstel dat sinds juni 2013 aan populariteit heeft gewonnen.

    De regering heeft steun van de arbeidsrechtbanken die beslisten dat de staking illegaal is omdat de vakbond geen volledige dienstverlening garandeert in de piekuren. Een dergelijke dienstverlening wordt immers gezien als ‘essentieel’. Wat houdt het stakingsrecht eigenlijk in indien een groep arbeiders 100% van de dienstverlening moet garanderen tijdens de staking. De rechtbanken hebben een dwangsom opgelegd van 40.000 dollar per stakingsdag en bovendien werd beslist dat het afdanken van stakers legitiem is.

    Er werd op een massale personeelsvergadering op 8 juni beslist om de confrontatie met de regering, de media en de rechtbanken aan te gaan en de staking in stand te houden. Heel wat sectoren van de arbeidersbeweging en de sociale bewegingen, waaronder de MTST en jongerenorganisaties mobiliseren steun voor het metropersoneel. Met hun actiebereidheid en sterke organisatie kan het metropersoneel samen met de georganiseerde steun voor de staking de regering een nederlaag toebrengen.

    Actieve solidariteit voor het metropersoneel om tot een overwinning te komen, kan van groot belang zijn voor nieuwe strijd zowel tijdens als na de Wereldbeker.

    Strijd eenmaken in opbouw naar algemene 24-urenstaking

    LSR (het CWI in Brazilië) komt actief tussen in strijdbewegingen en doet er alles aan om die te verenigen. We zijn mee actief met de MTST en in de CSP-Conlutas (de meest dynamische basisvakbond). We proberen beide strijdbare organisaties tot een gecoördineerd optreden te brengen. Geleidelijk aan begint dat ook te gebeuren.

    We hebben ook telkens de noodzaak van een nationale conferentie van strijdbewegingen naar voor geschoven. Zo’n conferentie kan een gemeenschappelijk platform en actieplan uitwerken. Het is nodig om te bouwen aan een 24-urenstaking van onderuit.

    Het verenigen van de strijd van metropersoneel, leraars, landlozen en alle werkenden en jongeren die vandaag opstaan of gerevolteerd zijn door de ongelijkheid die zo scherp tot uiting komt in het kader van de Wereldbeker, is een noodzakelijke voorwaarde om de strijdbare arbeidersbeweging en socialistische linkerzijde in Brazilië op de kaart te zetten.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop