Category: Latijns-Amerika

  • Mexico. Tanken op één slag tot 20% duurder. Massaal protest tegen rechtse regering!

    Voor een algemene staking tegen de regering-Nieto!

    De afgelopen weken ontstond er massaal protest in Mexico na een forse stijging van de brandstofprijzen. Deze prijsstijging wordt ‘gasolinazo’ genoemd. Het is het resultaat van maatregelen van de rechtse regering van Pena Nieto. We publiceren een artikel door David Lopez van Izquierda Revolucionaria uit Mexico, een  onderdeel van de internationale groepering met dezelfde naam waarmee het CWI samenwerkt met het oog op eenmaking.

    De “gasolinazo”-aanval van Nieto ging in voege op 1 januari. De prijsstijgingen variëren van 14,2% voor gewone brandstof tot 20,5% voor “premium” brandstof. De stijgingen verschillen op regionaal vlak in Mexico. Deze stijgingen zijn het gevolg van de zogenaamde “liberalisering” van de brandstofprijzen die onder meer inhouden dat de regering sinds 2012 beetje bij beetje alle overheidssubsidies afbouwt.

    De afgelopen vier jaar was er al een stijging van de brandstofprijzen met 60%. De prijzen worden voortaan bepaald op basis van vraag en aanbod, waarbij de internationale prijzen worden gevolgd. In februari komt er al een nieuwe prijsstijging en daarna zijn er wekelijkse of zelfs dagelijkse prijsstijgingen mogelijk.

    Dit gebeurt tegen de achtergrond van de sluipende privatisering van PEMEX, het oliebedrijf dat in handen van de overheid is. De privatisering zou uitgebreid worden tot de distributie en bevoorrading van de tankstations. Dit is een belangrijk onderdeel van de sector. Bijna twee derden van de Mexicaanse brandstof wordt geïmporteerd en het transport hiervan zal voortaan door private bedrijven gebeuren. De prijsstijgingen zijn rechtstreeks verbonden met de winsthonger van de private bedrijven. Het zijn de werkenden die de gevolgen van deze privatisering zullen betalen.

    Massaal protest

    Het antwoord van de Mexicaanse werkenden op de “gasolinazo”-aanval was duidelijk en krachtig. Er waren vier dagen van massale mobilisaties en protestacties. Er waren grote betogingen in verschillende steden, wegen werden geblokkeerd, tankstations werden bezet en distributiecentra van PEMEX werden afgesloten. Daarnaast waren er nog tal van acties.

    De regering is zich bewust van het breed gedragen ongenoegen. Sinds de avond van 3 januari werden provocateurs in de beweging gestuurd om plunderingen en vandalisme in tankstations en winkels te organiseren. Ondanks de provocaties en als antwoord hierop moet de beweging doorgaan, uitbreiden naar meer steden en de krachten verenigen in protest.

    De golf van plunderingen verspreidde zich vorige week woensdag van het noorden in Mexico naar steden als Ecatepec, Naucalpan, Atizapán, Tecámac, Huehuetoca, Tultitlán en elders. Sommige media berichtten hoe de regeringspartij PRI van Nieto mensen betaalde om de plunderingen te organiseren. Het is geen toeval dat de plunderingen vooral plaatsvonden in een deel van Mexico stad waar de acties tegen de gasolinazo het sterkste stonden en waar grote tankstations en centrale wegen geblokkeerd werden door betogers.

    Het plunderen trok helaas een laag van de allerarmsten in de samenleving aan. Die mensen zagen er een kans in om hun ellende een momentje te verzachten. Eens de provocateurs genoeg mensen in hun acties betrokken hebben, komt de politie ter plaatse om massale arrestaties uit te voeren. Dat moet de repressieve tactieken legitimiteit geven. Tegelijk hoopt de regering om op deze manier te verbergen dat ze zelf achter het vandalisme zit. Deze methoden zijn geen deel van de massastrijd tegen de gasolinazo.

    De media zijn medeplichtig aan dit vuile werk van de regering. Ze creëren een klimaat van paniek en hysterie, waarbij het massaprotest op gelijke hoogte wordt geplaatst met het zinloos geweld. Ze proberen de werkenden van de straten weg te houden door de angst voor vandalisme uit te spelen. Anderzijds wordt ook de deur opengezet voor meer repressie, er wordt een sfeer gecreëerd waarin de politie en het leger niet alleen tegen de plunderaars optreden maar tegen de volledige beweging.

    De regering is verantwoordelijk voor de plunderingen en het vandalisme. De regering heeft de afgelopen jaren verschillende groepen straatvechters aan de universiteiten gesteund, de zogenaamde ‘porriles’. Die zijn verantwoordelijk voor tal van gewelddadige acties die het imago van de linkse studentenbeweging schade toebrengen. Nu wordt hetzelfde herhaald, maar dan in stedelijke gemeenschappen.

    Het protest tegen de gasolinazo moet doorgaan en uitgebreid worden tot het hele land. Dit moet gebeuren op basis van een zo breed mogelijke massamobilisatie. Het is belangrijk dat de ‘informatiebrigades’ blijven bestaan, dat zijn groepen die bij blokkades de omstaanders informeren over de maatregelen en de strijd ertegen om zo een bredere steun op te bouwen. We moeten ook de elementen die aansturen op plunderingen en vandalisme identificeren en isoleren. Plunderingen zijn geen nuttige methode, ze leiden enkel tot meer repressie en ze discrediteren de bewegingen. Verder is het belangrijk om bij acties aan sites van PEMEX geen vijandige houding in te nemen tegenover het personeel. Die werkenden zijn deel van onze klasse, we kunnen hen aan onze kant krijgen.

    Tenslotte moeten we bouwen aan een nationaal gecoördineerde beweging tegen de gasolinazo. Deze strijd moet opgebouwd worden als voorbeeld voor andere sectoren en voor de linkerzijde in de strijd tegen de regering. Deze strijd toont de mogelijkheden van zelforganisatie, maar we moeten dit versterken met stabiele comités in alle buurten zodat een strijd van langere duur mogelijk is. Een nationale coördinatie kan de eisen van de werkenden verenigen, ook rond gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, lonen, …

    Comités van werkenden, huisvrouwen, jongeren, boeren, … die samenwerken met strijdbare linkse organisaties kunnen de basis vormen om de eis van publiek bezit van de olie- en energiesector te verdedigen. Het eenmaken en coördineren van het protest moet een aanzet zijn naar een algemene staking tegen de besparingen, privatiseringen en het volledige asociale beleid van de regering-Nieto.

    • Voor massaal protest tegen de gasolinazo!
    • Voor het opzetten van lokale strijdcomités!
    • De vakbonden en de linkse organisaties moeten de strijd vervoegen!
    • Voor een algemene staking tegen de privatisering van de brandstofsector en de energiebedrijven!
    • Weg met de regering-Nieto!
  • Latijns-Amerika. Falen van linkse regeringen, geen steun voor rechts beleid

    [Terugblik op 2016] De afgelopen jaren werd vaak naar Latijns-Amerika gekeken voor alternatieven. In Venezuela en Bolivia waren er linkse regimes die overgingen tot belangrijke hervormingen in het voordeel van de bevolking. In Brazilië was centrum-links aan de macht. Vandaag blijft daar niet veel van over. Dit betekent echter niet dat er steun is voor een rechts beleid. We publiceren een dossier door André Ferrari van onze Braziliaanse zusterorganisatie, tevens de tekst voor de bijeenkomst van het IEC (International Executive Committee) van onze organisatie eind november.

    Protest tegen Temer in Brazilië

    [divider]

    Na een periode van relatieve politieke stabiliteit en economische groei verbonden aan de hoge prijzen voor grondstoffen, kwam Latijns-Amerika opnieuw in een periode van erge economische crisis en grootschalige sociale en politieke turbulentie. De basis voor deze nieuwe periode is de impact van de internationale kapitalistische crisis op het subcontinent. Vooral de vertraging in China speelt een rol, maar het is ook een uitdrukking van de structurele beperkingen van het perifere en afhankelijke model van het kapitalisme in de regio.

    Tegelijk is er een crisis van de politieke alternatieven die de afgelopen 15 jaar inspeelden op het breed gedragen verzet tegen het imperialisme. De ervaring van zogenaamd progressieve regeringen, van centrum-links en van Bolivariaanse varianten in verschillende landen, toont de beperkingen. Ze verschilden sterk van elkaar, maar voorbeelden als het Lulaïsme in Brazilië of het Chavisme in Venezuela hebben geen van allen gebroken met de dominantie van het kapitaal. Ze waren hierdoor niet in staat om de eigen tegenstellingen te overkomen, verder te gaan dan een economisch model op basis van de ontginning van grondstoffen of nog om de diepe internationale crisis te confronteren.

    De crisis van deze regeringen kan de weg openen voor nieuwe linkse alternatieven die in staat zijn om lessen te trekken uit de fouten, beperkingen en het verraad van deze linkse krachten. Dat is een rol waar het CWI en haar Latijns-Amerikaanse afdelingen een rol in willen spelen. Het proces van reorganisatie van de linkerzijde staat echter nog in zijn kinderschoenen. Het belangrijkste kenmerk van de huidige periode in de regio is de groei van rechtse politieke krachten. Tegen die achtergrond is het een strijd om de krachten van het revolutionaire socialisme op te bouwen.

    Crisis van centrum-links en bocht naar rechts

    Dit is het scenario in de belangrijkste landen in de regio. In november 2015 was er de verkiezing van Macri als president van Argentinië. Enkele dagen later won de rechtse oppositie in Venezuela een grote meerderheid in de Nationale Raad wat leidde tot een politieke impasse in het land. In 2016 werd Temer, een voorstander van een hard neoliberaal programma, president van Brazilië met een parlementaire machtsgreep waarmee Dilma Rousseff van de PT na 13 jaar van de macht werd verdreven. Ook in de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar was er een groei van de rechtse partijen en een neergang van de PT.

    Deze vooruitgang van de rechterzijde vond niet alleen plaats ten koste van regeringen die als ‘progressief’ beschouwd werden, maar het gebeurde ook binnen de bestaande regeringen die bijna allemaal een bocht naar rechts namen. Deze bocht van de ‘progressieve’ regeringen heeft hun crisissen enkel verdiept, geleid tot verwarring onder hun sociale basis en ruimte gecreëerd voor een meer expliciete en agressieve rechterzijde.

    Zo steunde Christina Kirchner in Argentinië Daniel Scioli, een zakenman en voormalige gouverneur van Buenos Aires. Het was een symbool voor de conservatieve bocht van het Kirchnerisme. De nederlaag van de rechtse Macri werd er nog demoraliserend door.

    De situatie in Brazilië is nog duidelijker. Dilma werd in 2014 verkozen met een retoriek waarin vooral nadruk werd gelegd op het gevaar van een overwinning van het harde neoliberalisme van haar tegenkandidaat Aécio Neves van de PSDB. Maar na haar herkiezing nam Dilma het neoliberale programma van haar tegenkandidaat gewoon over. Ze voerde een beleid van fiscale besparingen, privatiseringen en besparingen op de kap van de werkenden en sociale rechten. Het leidde tot breed gedragen ongenoegen tegenover Dilma en de PT. Dit opende de weg voor de ineenstorting van de regering en de manoeuvres van de rechterzijde om de macht over te nemen.

    Falen van ‘Bolivariaanse’ regeringen in Bolivia en Ecuador

    In Bolivia heeft dit proces al geleid tot de eerste verkiezingsnederlaag van Evo Morales sinds hij in 2006 aan de macht kwam. In februari verloor hij een referendum over de mogelijkheid om nog eens deel te nemen aan de verkiezingen. Na de extreme sociale en politieke polarisatie in de eerste tien jaar van deze eeuw, met de water- en gasoorlogen en de openlijke confrontatie met de reactionaire rechterzijde van de oostelijke ‘media luna’ regio, dacht Morales dat hij de rechtse oppositie kon bedaren door toegevingen te doen en rechtse elementen in zijn regeringspartij op te nemen.

    Het heeft ertoe geleid dat Morales inging tegen het arbeidersverzet en de strijd van de inheemse bevolking, onder meer tegen de stijgende brandstofprijzen (2010) of de poging om een autoweg aan te leggen doorheen inheems gebied in het westen van het land in 2011. In 2013 voerden de werkenden een strijd tegen de nieuwe pensioenwet. Er was onder meer een algemene staking door de vakbondsfederatie COB. De regering haalde een overwinning en slaagde er meteen ook in om het project om via de COB te bouwen aan een nieuwe arbeiderspartij tot stilstand te brengen. Door mogelijke linkse tegenstromingen te stoppen, zorgde Morales ervoor dat enkel de rechterzijde inspeelde op het ongenoegen tegen zijn regering.

    De nederlaag van Morales in het referendum leidt tot onzekerheid over de toekomst van de Boliviaanse MAS (Beweging naar socialisme). In het voordeel van de MAS speelt het feit dat de crisis in Bolivia nog niet dezelfde dimensies bereikt als in andere landen en het feit dat de rechtse oppositie nog zwak en verdeeld is. Maar deze factoren kunnen veranderen in de komende periode.

    Er is een gelijkaardig proces in Ecuador. President Rafael Correa kwam na een grote massabeweging aan de macht. Die beweging had twee presidenten ten val gebracht. Maar nu verliest Correa de steun van delen van de georganiseerde arbeidersklasse en de inheemse bevolking. De inheemse bewegingen georganiseerd in CONAIE en andere sociale bewegingen braken een tijdje terug met de regering. Recent besliste de regering om de Nationale Vakbond van Ecuadorianen aan te vallen en in de praktijk te ontbinden door de vakbond te verbieden. Dit leidt tot protest door verschillende vakbonden. Correa kondigde aan dat hij geen deel zou nemen aan de verkiezingen van februari 2017. Na 10 jaar aan de macht geweest te zijn, is de toekomst van zijn heersende alliantie onzeker.

    Pseudo-links in Nicaragua en Peru

    Toen het prestige van het Venezolaanse Chavisme groeide, gingen anderen in de richting van het ‘Bolivariaanse’ model om zo toegang tot de politieke macht in hun land te verwerven. In sommige gevallen ontstonden deze politieke krachten op een verwrongen manier, waardoor de rechterzijde kon terugkeren. In andere gevallen gingen dergelijke bewegingen snel naar rechts, zoals in Nicaragua.

    In Peru kwam de neoliberale reactionaire rechterzijde in 2016 opnieuw aan de macht na een ervaring met een regering die zich baseerde op een centrum-links nationalisme. Ollanta Humala, een voormalige legerofficier en lid van de Nationalistische Partij, werd in 2011 tot president verkozen met de verwachting dat hij een Peruviaanse Hugo Chavez zou worden. Eens aan de macht voerde hij een beleid dat dichter bij Lula dan bij Chavez stond. Hij verdedigde de belangen van de grote mijnbedrijven en het grootkapitaal. Humala verloor zijn steun onder de bevolking, wat ruimte gaf voor een rechts tegenoffensief. Uiteindelijk steunde Humala geen enkele kandidaat in de verkiezing van zijn opvolger. De kandidaat die enigszins met links verbonden was, eindigde op de derde plaats. De tweede ronde van de verkiezingen in juni ging tussen twee kandidaten van de neoliberale rechterzijde: de dochter van dictator Alberto Fujimori, Keiko Fujimori, en de voormalige bankier Pedro Pablo Kuczynski. De laatste haalde het.

    In Nicaragua kwamen de Sandinisten in 2007 terug aan de macht. Het ging om een karikatuur van de oude FSLN die de revolutie van 1979 had geleid. Daniel Ortega won zijn derde presidentsverkiezingen op 6 november. Hij kreeg amper tegenstand in die verkiezingen. Zijn overwinning werd gekenmerkt door een autoritair machtsmisbruik. Ortega aarzelde niet om autoritaire methoden te gebruiken om de oppositie uit te schakelen, maar dit betekent niet dat hij maatregelen nam om de lokale burgerij en het imperialisme aan te pakken. Integendeel. Ondanks internationale steun aan de ‘Bolivariaanse’ regeringen en regelmatige uithalen naar de VS, wordt de regering-Ortega gekenmerkt door een conservatief bewind, een alliantie met de grote bedrijven en de oude oligarchen en het volledig opheffen van zelfs een beperkt links programma in woorden.

    Chili: na Bachelet een terugkeer van de rechterzijde?

    Chili deed tussen 2010 en 2014 al ervaring op met een rechtse regering van krachten die uit het tijdperk van Pinochet komen. In 2010 werd Piñera verkozen op basis van ongenoegen tegen de regering van Michelle Bachelet van de Socialistische Partij en de Concertacion die Chili bestuurde sinds het einde van het bewind van Pinochet. De Concertacion voerde een conservatief en neoliberaal beleid.

    Bachelet moest een iets linkser profiel aannemen om de verkiezingen van 2014 te winnen. Ze kwam nu op als onderdeel van de ‘Nieuwe Meerderheid’, waarin ook de Communistische Partij actief was. Haar regering ging echter door met een beleid van ‘matiging’, er kwamen slechts symbolische veranderingen in het beleid die niet volstaat voor de bewegingen die opkomen voor het publiek onderwijs, openbare diensten, …

    Een van de kenmerken vandaag in Chili is het enorme ongenoegen. Dit leidt tot massale acties en strijdbewegingen, zoals de beweging ‘No+AFP’ (tegen de private pensioenfondsen) waarin onze Chileense organisatie erg actief in tussenkomt, of de strijd van de jongeren voor het recht op publiek onderwijs.

    In de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar deed Bachelet het erg slecht. Het ziet er niet goed voor haar uit voor de presidentsverkiezingen van 2017. Een terugkeer van de meest expliciete rechterzijde is niet uitgesloten.

    Honduras en Paraguay: precedenten van institutionele machtsgrepen

    De ervaring van de staatsgrepen in Honduras en Paraguay zijn belangrijk om te begrijpen wat de dynamiek van de lokale heersende klasse en het imperialisme kan zijn in de pogingen om regeringen aan de macht te krijgen die hun belangen dienen. Het gaat dan wel om geïsoleerde feiten in kleine landen, maar deze zijn wel veelzeggend.

    In Honduras was er in 2009 een manoeuvre van het parlement en de gerechtelijke macht bij het uitroepen van de noodtoestand waarop de verkozen president, Manuel Zelaya, werd afgezet. Dit moest ervoor zorgen dat Zelaya geen volksraadpleging zou houden over het opzetten van een Grondwetgevende Vergadering naar het voorbeeld van Venezuela, Bolivia en Ecuador.

    Het afzetten van Zelaya leidde tot sociale strijd, maar de neoliberale rechterzijde slaagde er in alliantie met het imperialisme in om zijn beleid op te leggen. Na verkiezingen werd een conservatieve regering onder leiding van Porfirio Lobo gevormd. De verkiezingen werden niet erkend door de meeste internationale organisaties en landen uit Latijns-Amerika en Europa, maar Lobo consolideerde zijn positie.

    Het ander voorbeeld van een institutionele machtsgreep zagen we in Paraguay in 2012 toen Fernando Lugo, een centrum-linkse voormalige katholieke bisschop, ondanks zijn gematigde beleid aan de kant werd geschoven met een compleet willekeurig afzettingsproces. Het proces dat door het parlement werd opgestart, duurde slechts 48 uur. De officiële rechtvaardiging voor zijn afzetting was “zwakke uitvoering van zijn rol als president.”

    Zowel in Honduras als in Paraguay leidden deze machtsgrepen tot repressieve maatregelen en een harder neoliberaal beleid. Maar tegelijk moesten de verantwoordelijken voor de staatsgrepen de schijn van normale democratie hooghouden. Voor de heersende klasse, de rechterzijde en het imperialisme waren het nuttige ervaringen die ook voor Brazilië van pas kwamen.

    Het einde van de macht van Lula/PT in Brazilië

    Dilma Rousseff werd op 12 mei 2016 tijdelijk afgezet nadat de Senaat het opstarten van een afzettingsprocedure goedkeurde. Deze procedure werd eerder al goedgekeurd in de Kamer. De definitieve afzetting van Dilma gebeurde in een plenaire zitting van de Senaat op 31 augustus. De val van Dilma betekent het einde van de PT-regeringen die begonnen onder Lula in 2002. Het betekent ook het einde van het project van sociale akkoorden en klassencollaboratie.

    De optie om Rousseff af te zetten werd niet onmiddellijk gesteund door de heersende klasse en de rechtse partijen. Zij hadden liever druk gezet op de PT om het vuile werk op te knappen met harde besparingen die uiteindelijk de electorale basis van de partij zouden ondermijnen waardoor de partij op een minder spectaculaire wijze van de macht zou verdreven worden in de verkiezingen van 2018. Een jaar voor de afzetting van Dilma stelde de belangrijkste werkgeversfederatie van het land dat ze tegen een afzettingsprocedure gekant was. Maar het aanscherpen van de economische crisis bracht de werkgevers tot het eisen van meer extreme maatregelen.

    Dilma gooide haar ‘antineoliberale’ retoriek meteen na haar verkiezing in 2014 overboord.  Ze deed er alles aan om aan de heersende klasse te tonen dat ze bereid was om tegenhervormingen en fiscale besparingen door te voeren. De PT-regering zorgde in 2015 voor een verdieping van de recessie, hogere belastingen voor de bevolking, besparingen op uitgaven, doorgedreven privatiseringen en een reeks voorstellen van tegenhervormingen. De PT steunde het voorstel van de PSDB in het parlement om de olie-ontginning open te stellen voor private bedrijven. Maar het was niet genoeg.

    Hoe meer Rousseff het programma van de rechtse oppositie overnam, hoe meer steun ze verloor onder de bevolking zonder dat daar steun van de heersende klasse of medewerking van de rechterzijde voor in de plaats kwam. Uiteindelijk stond Dilma te zwak om het besparingsbeleid dat de grote bedrijven zo hard wilden door te voeren. De kracht van het Lulaïsme lag in de capaciteit om maatregelen in dienst van de grote bedrijven te nemen terwijl tegelijk de armste lagen van de bevolking aan boord werden gehouden met toegevingen. De diepgang van de economische crisis maakte een verderzetting van dat beleid onmogelijk.

    De corruptieschandalen rond onder meer Petrobras en de financiering van verkiezingscampagnes van zowat alle gevestigde partijen (inclusief de PMDB van Temer en de PSDB) werden door de rechters en de onderzoekers van de operatie ‘Lava Jato’ zorgvuldig gemanipuleerd om vooral de PT te viseren. Dilma afzetten was de enige manier geworden om het besparingsbeleid verder te zetten en om een nieuw politiek klimaat te creëren waarin het onderzoek naar corruptie de volledige politieke situatie en alle gevestigde partijen kan destabiliseren. Voor de burgerij was een machtsgreep op basis van de afzetting van Dilma interessant: zo moest ze haar programma niet aan de kiezer voorstellen en konden corrupte politici in andere partijen overeind gehouden worden.

    Er was een georganiseerd en massaal verzet tegen de machtsgreep van Temer en de rechterzijde in het parlement. Er waren betogingen met honderdduizenden deelnemers. Een meerderheid van die betogers wilde de regering niet steunen, maar de machtsgreep wel afkeuren. De leiding van deze beweging was steeds in handen van de PT en bondgenoten van de PT die niet in staat waren om de beweging naar een overwinning te brengen. Sommigen benadrukten dat de regering en Dilma moesten gesteund worden. Anderen hadden al gecapituleerd en keken naar de verkiezingen van 2018 met de mogelijke terugkeer van Lula als enige oplossing.

    De enige manier om de beweging tegen de machtsgreep aan een overwinning te helpen, is door een duidelijke politieke onafhankelijkheid ten aanzien van de regering aan te nemen en een scherp programma tegen het neoliberale besparingsbeleid met daarnaast de eis van nieuwe verkiezingen. Er was geen reden om Dilma aan de macht te laten, de echte keuze ging tussen het slechte toneel van een afzettingsprocedure en een massale bevraging van de bevolking om het doorvoeren van besparingen moeilijker te maken. De PT en zijn nieuwe bondgenoten zouden dit niet verdedigd hebben en de nieuwe ontwikkelende linkerzijde (PSOL en strijdbare sociale bewegingen) waren nog niet in staat (op heel wat vlakken hadden ze niet de nodige politieke duidelijkheid) om deze eisen voldoende sterk naar voor te schuiven.

    Hetzelfde zien we in de strijd tegen de niet-legitieme regering van Temer. Het is een bijzonder onpopulaire regering, maar tegelijk is er een groot wantrouwen tegen het volledige politieke stelsel. Zelfs de slogan ‘Weg met Temer’, een slogan die gesteund wordt door een grote meerderheid van de bevolking, kan pas een effectieve strijdslogan worden als het verbonden wordt met de strijd tegen de aanvallen van de regering die hard aankomen bij de werkenden en jongeren. In die strijd verdedigt het CWI in Brazilië een zo breed mogelijke eenheid in actie tegen de aanvallen van de regering en de lokale besturen. Tegelijk moet een links alternatief op de PT worden opgebouwd. Het project van klassencollaboratie van de PT is verantwoordelijk voor de huidige stappen achteruit voor de werkende klasse. Enkel een nieuwe massale socialistische linkerzijde kan de strijd tot overwinningen brengen en een alternatief vanuit de arbeidersklasse op de agenda zetten.

    Venezuela op een keerpunt

    Jarenlang werd een onderscheid gemaakt tussen het model van Lula in Brazilië en dat van Chavez in Venezuela. Het Chavisme was geradicaliseerd, vooral omdat het op het verzet van het imperialisme en de lokale burgerij botste zoals bij de staatsgreep van 2002 die beantwoord werd door massale acties. Zelfs zonder een socialistisch programma en bijhorende strategie was het Chavisme een inspiratiebron voor een significant deel van de werkenden en armen. In het geval van Lula was er een andere oriëntatie: in de richting van klassensamenwerking en aanpassing aan het systeem. Ondanks hun verschillen, zijn beide modellen in een diepe crisis terechtgekomen. Het stelt de noodzaak van een revolutionair socialistisch politiek alternatief.

    Venezuela kent de ergste economische crisis in haar geschiedenis. In 2016 zal het land voor het derde jaar op rij een negatieve groei van het BBP kennen, er wordt een inkrimping van 8% voorspeld. De tekorten aan goederen en diensten en de inflatie blijven maar toenemen. De kost van basisproduceten nam tussen september 2015 en 2016 met maar liefst 457,5% toe. Vandaag zijn er ongeveer 24 minimumlonen nodig om rond te komen. De levensvoorwaarden gaan erop achteruit en zijn vergelijkbaar met die in oorlogszones. De kindersterfte in het eerste jaar na de geboorte is gestegen tot 18,6 per duizend, in Syrië is dat 15,4.

    Een fundamentele factor in dit scenario is de internationale crisis en het einde van de grondstoffenboom, zeker met de val van de olieprijzen. Na 17 jaar aan de macht geweest te zijn, slaagde het Chavisme erin om een meer gelijke verdeling van de olie-inkomsten door te voeren toen de prijzen hoog waren, maar niet om de afhankelijkheid van de export van grondstoffen te veranderen. De complete afhankelijkheid van olie, zelfs voor de import van voedsel en basisgoederen, is de fundamentele reden voor de crisis en de tekorten die leiden tot een algemeen ongenoegen onder de bevolking.

    Daar bovenop is er de bewuste en opzettelijke positie van de burgerij om politieke verandering af te dwingen om de eigen belangen te dienen. De strategen van het imperialisme en de Venezolaanse burgerij schipperen steeds tussen een openlijke staatsgreep, zoals in 2002, en de strategie om tot verandering te komen via de instellingen zelfs. Ondanks die tweede optie heeft de burgerij nooit afstand gedaan van de mogelijkheid van een openlijke confrontatie als drukkingsmiddel.

    Zoals in Brazilië heeft de Venezolaanse heersende klasse politieke verandering nodig om tot een oplossing te komen waarbij de gevolgen van de crisis volledig op de kap van de werkende klasse terechtkomen. De heersende klasse wil het einde van alle sociale verworvenheden van de afgelopen jaren. Ze zal daartoe alle mogelijke institutionele mogelijkheden benutten, maar desnoods wordt tot geweld overgegaan.

    De vooruitgang van de rechterzijde zorgt ervoor dat de regering-Maduro, in tegenstelling tot Dilma in Brazilië, wel bereid is om tot een directe confrontatie over te gaan. Zo werd de campagne van de rechterzijde om handtekeningen op te halen voor een referendum over de afzetting van Maduro gestopt. Maar de overwegende positie van de regering op dit ogenblik is er één van toegevingen aan de burgerij en de rechterzijde. Er zijn onderhandelingen tussen de regering-Maduro en de rechtse oppositie van MUD – onderhandelingen mee opgezet door de paus – die vanuit het standpunt van de werkende klasse geen perspectief of oplossing kunnen bieden. Het kan de rechterzijde en het kapitaal enkel voordeel opleveren. Binnen het kapitalisme zal er uiteindelijk steeds overgegaan worden tot harde besparingen.

    In het Venezuela van Maduro en de PSUV gaan bijna alle dollars die het land binnenkomen meteen naar de afbetaling van de buitenlandse schulden. Enkel de overblijvende kruimels gaan naar voedsel en medicijnen. Er is geen uitweg uit de economische crisis zonder een confrontatie met de belangen van het grootkapitaal. Het schorsen van de afbetaling van de schulden is een onmiddellijk noodzakelijke maatregel om het land herop te bouwen vanuit de belangen van de meerderheid van de bevolking, de werkende klasse. De nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer van de werkenden is onvermijdelijk om tot een antikapitalistische en socialistische oplossing van de crisis te komen.

    Maar Maduro maakt geen aanzet in die rrichting. De impasse kan leiden tot de voorwaarden van een regressieve institutionele breuk. Samenzweringen voor een staatsgreep zitten in de genen van de rechterzijde. Het kan de regering dwingen om maatregelen te nemen om haar positie te consolideren, maar deze zouden geen verdieping van het revolutionaire proces in antikapitalistische richting betekenen. Het zou integendeel de andere kant uitgaan. De centrale taak van consequente revolutionairen in Venezuela bestaat uit de opbouw van een alternatieve linkse pool tegenover de bureaucratie die de Chavisten domineert. Dit kan enkel door een strijd tegen de rechterzijde en door zich duidelijk aan de kant van de werkenden te zetten als ze de regering-Maduro confronteren.

    Beperkingen van de ‘nieuwe rechterzijde’

    Ondanks de vooruitgang van de rechterzijde heeft geen enkele van deze nieuwe regeringen, ook niet diegenen die met een institutionele staatsgreep aan de macht kwamen, pogingen ondernomen om een autoritair of dictatoriaal regime zoals in de jaren 1960 en 1970 te vestigen.

    Er is geen sociale of politieke krachtsverhouding die dit zou toelaten, er is geen zware nederlaag geleden door de arbeidersklasse. Deze rechtse regeringen slaagden er zelfs nog niet in om een politieke en sociale basis uit te bouwen die vergelijkbaar is met die van de Latijns-Amerikaanse neoliberale partijen van de jaren 1990.

    In de jaren 1990 gingen regeringen zoals die van Cardoso (Brazilië), Menem (Argentinië), Fuijimori (Peru), Gonzalo Sanchez de Lozada (Bolivia) en anderen over tot verregaande privatiseringen, dereguleringen en andere neoliberale tegenhervormingen. Daartoe werd beroep gedaan om harde repressie tegen de arbeidersbeweging en een redelijk effectieve ideologische campagne als onderdeel van het wereldwijde ideologische offensief na de val van de stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa. Dat leidde tot een tijdperk van illusies in de markt en wantrouwen in alternatieven op het kapitalisme die gelijkgesteld werden met stalinisme. Op deze basis genoten enkele van deze regeringen een zekere steun voor het economische beleid waarmee ook een einde werd gemaakt aan de hyperinflatie die de armsten erg hard trof. Ondanks hun karakter was er een tijdlang enige steun voor het ‘Real plan’ in Brazilië of het ‘Cavallo plan’ in Argentinië. Er was in zekere zin een sociale basis voor het neoliberale beleid.

    Vandaag is dat anders. De wereldsituatie wordt niet gekenmerkt door triomfalisme van het kapitalisme, maar net het tegenovergestelde. De effecten van de crisis van 2008 blijven aanwezig in het reële leven van miljoenen werkenden. Er is enerzijds een massale verwerping van de politieke krachten die vooraan stonden in de centrumlinkse regeringen. Maar anderzijds betekent dit niet dat er nostalgische steun is voor de vroegere neoliberale regeringen. Er is geen sociale basis of steun voor een rechtse regering die openlijk opkomt voor privatiseringen, besparingen, repressie en tegenhervormingen. De impact van de crisis laat de rechterzijde niet toe om economische en sociale toegevingen te doen aan de bevolking. In de praktijk zien we het tegenovergestelde.

    Het voorbeeld van Brazilië is veelzeggend. Het feit dat de niet-legitieme president Temer verklaarde dat hij in 2018 geen kandidaat zal zijn, maakt dat hij zich niet hoeft bezig te houden met zijn populariteit. Hij kan zich volledig concentreren op wat het grootkapitaal van hem vraagt. Het resultaat is een erg onpopulaire regering die zich daar bovendien weinig van aantrekt. Deze regering is al gestart met brutale aanvallen op de werkende bevolking. Er zijn elementen van een Bonapartistisch bewind met een repressief onderdeel. Het repressie-apparaat wordt nationaal gecoördineerd in Brazilië op basis van noodmaatregelen in het kader van de Wereldbeker en de Olympische Spelen. De antiterreurmaatregelen van toen worden nu ingezet tegen sociale bewegingen.

    Het asociale beleid en de repressie leiden tot verzet onder de bevolking en tot strijd. Ondanks de aanvallen en ondanks de stappen achteruit was er geen grote historische nederlaag van de arbeidersklasse en gaat de strijd door. De regerende rechterzijde kan blijven beweren dat ze tegen corruptie strijden om zo de ‘linkerzijde’ aan te vallen en ze kan het idee naar voor brengen dat alles wat met ‘de staat’ te maken heeft corrupt is. Er is een zekere steun hiervoor onder de middenklasse en de kleinburgerij. Maar tegelijk is rechts niet in staat om de corruptie echt te bestrijden. De rechterzijde is er immers even hard in betrokken als de vorige ‘centrumlinkse’ regeringen.

    De rechterzijde vreest dat het de controle over de onderzoeken naar corruptie kan verliezen waarop deze onderzoeken zich tegen haar keren. In Argentinië werden allerhande beschuldigingen van corruptie geuit tegen Kirchner, maar president Macri slaagde er niet in om zijn betrokkenheid bij frauduleuze praktijken in verschillende bedrijven te verklaren. In Brazilië is er geen garantie dat operatie ‘Lava Jato’ zich niet uitbreidt tot de leiding van de regering-Temer in het parlement die evenzeer betrokken is bij corruptie. Dat is waarom rechts in het parlement een nieuwe wet voorstelde tegen corruptie maar waarbij er tegelijk amnestie wordt gegeven aan wie vervolgd wordt wegens corruptie. Temer had dit nodig om zijn parlementaire steun te behouden, zeker op een ogenblik dat er groeiend ongenoegen is tegen zijn asociale beleid.  Als Temer afgezet zou worden, moet het parlement indirect de nieuwe president verkiezen. Het zou een kans zijn voor de heersende klasse om een “technocratische” zogenaamd “niet-politieke” regering aan te stellen. Veel rechtse politici gebruiken vandaag het masker van technocratische managers. Onder meer Macri deed dit in Argentinië, maar ook Joa Doria, de verkozen burgemeester in de grootste stad van Brazilië, stelde zich op zo’n manier voor.

    Neoliberale opvattingen kunnen een zekere steun vinden onder delen van de middenklasse en andere sociale lagen als reactie op het falen van de zogenaamde alternatieve modellen van de ‘progressieve regeringen.’ Maar dit betekent niet dat er een stevige sociale basis is voor de tegenhervormingen die doorgevoerd worden. Er is veel ruimte voor grootschalig verzet. De heersende klasse rekent daarbij op de indirecte medewerking van de vakbondsleiders en de politieke leiders van de werkenden.

    Verzet tegen rechtse aanvallen

    Doorheen Latijns-Amerika is er verzet en strijd tegen de besparingen van de regeringen als onderdeel van de erger wordende internationale crisis. In het eerste jaar van het presidentschap van Macri in Argentinië bijvoorbeeld was er een toename van sociale strijd die er tot op zekere hoogte voor zorgde dat de regering niet kon overgaan tot de uitvoering van het volledige besparingsprogramma. Er waren massale mobilisaties van personeel uit de publieke sector tegen de afdankingen, er waren heel wat stakingen van verschillende lagen van werkenden en in april was er een massale betoging tegen de belastingverhogingen en afdankingen. Er kwam geen algemene staking door de capitulatie van de vakbondsleiders die onderhandelingen voerden met de regering.

    Michel Temer werd in Brazilië vanaf zijn eerste dag als president geconfronteerd met massale betogingen. Er waren ook tal van bezettingen van publieke gebouwen zoals het ministerie van cultuur en tal van scholen en universiteiten in het hele land. Er was een reeks van nationale eenheidsmobilisaties van de vakbondsfederaties. Een van de laatste mobilisaties was op 11 november toen een groot aantal sectoren volledig lamgelegd werd en tal van wegen geblokkeerd waren door betogingen. De actiedag van 25 november moet een opstap zijn naar een algemene staking doorheen het land.

    Na jaren van demobilisatie onder de PT-regeringen zijn de voorheen meer strijdbare vakbondsfederaties als CUT een groot deel van hun mobilisatiekracht verloren en was er een opmars van een toplaag van bureaucraten. De belangrijkste en meest vastberaden bewegingen tegen Temer kwamen van buiten de officiële structuren. Dat was het geval met de scholierenbeweging en de studentenacties waarbij er telkens bezettingen waren. Meer dan 1.000 scholen en universiteiten werden bezet.

    De diepte van de crisis heeft in sommige regio’s van het land geleid tot ‘Griekse’ situaties. In Rio de Janeiro wil de regionale regering massale besparingen doorvoeren met loonsverminderingen in de publieke sector. De werkenden reageerden met een meer radicale positie. Recent waren er zelfs mobilisaties onder delen van de politie en er zijn voorbeelden van de oproerpolitie die orders weigerde en niet repressief optrad tegen arbeidersprotest.

    In Chili waren er belangrijke nationale acties tegen de pensioenfondsen en voor een publiek en sociaal pensioenstelsel. In Mexico was er een echte confrontatie tussen delen van de werkenden en de neoliberale regering van Pena Nieto. De strijd van de Mexicaanse leerkrachten heeft al geleid tot meer dan tien doden en tal van verdwijningen.

    Er moet ook gewezen worden op de Latijns-Amerikaanse ‘feministische herfst.’ Werkende vrouwen dragen de zwaarste gevolgen van de besparingen en tegenhervormingen. Tegelijk wordt een rechtse conservatieve agenda opgelegd in verschillende landen. De vrouwenbeweging neemt een speciale rol in de frontlinie van de strijd. In Brazilië was dit heel duidelijk in de strijd tegen Temer en de corrupte parlementaire leiders, waaronder de oerconservatieve Eduardo Cunha. Vrouwen kwamen op straat en speelden een centrale rol in de strijd tegen de pogingen van Cunha om vrouwenrechten terug te dringen.

    In Argentinië leidde de toename van het aantal vrouwen dat vermoord wordt tot massale acties. De moord op 16-jarige jonge vrouw was de directe aanleiding. Het protest verspreidde zich doorheen het land. De beweging ‘Geen enkele vrouw minder’ groeide sterk en organiseerde op 19 oktober een vrouwenstaking van één uur in tal van werkplaatsen.

    Het vredesakkoord in Colombia

    De overwinning van het neen-kamp in het het Colombiaanse referendum over het vredesakkoord tussen de regering van Juan Manuel Santos en de FARC is een stap achteruit. Het heeft geleid tot een versterking van het politieke gewicht van de voormalige rechterzijde rond ex-president Alvaro Uribe, de centrale leider van het neen-kamp. Santos was de leider van de ja-campagne, maar biedt geen echt alternatief op Uribe. Santos staat voor een gematigde vleugel die de belangen van de heersende klasse en het imperialisme dient. Hij weerspiegelt de belangen van het financiekapitaal dat een stabilisering van de politieke situatie in Colombia wil. Uribe daarentegen staat voor de grootgrondbezitters en de meest reactionaire delen van de heersende klasse.

    Onder de meerderheid van de bevolking is er ongetwijfeld een steun voor het idee van een vredesakkoord waarmee een einde owrdt gemaakt aan decennia van geweld waarin duizenden doden vielen en miljoenen mensen moesten vluchten. Maar de prijs voor het vredesproces werd betaald door de bevolking. Het leidde tot weinig enthousiasme voor het referendum: amper 37% kwam stemmen. Het einde van de burgeroorlog zonder perspectief op een revolutionaire overwinning van de arbeidersklasse, zal de weg openen voor een effectieve strijd met de methoden van de arbeidersklasse. De regering-Santos zal het neoliberale beleid verderzetten en moet op straat en in strijd van antwoord gediend worden. De linkerzijde en de sociale bewegingen in Colombia moeten opkomen voor een alternatief op zowel Santos als Uribe.

    Mexico: strijd en repressie

    In 2012 kwam de PRI in Mexico terug aan de macht. Dat was de traditionele partij die meer dan 70 jaar aan de macht was en nu herkozen werd na een korte tussentijd van regeringen van de rechtse neoliberale PAN onder leiding van Fox en Calderon. De huidige president, Pena Nieto, regeert in een van de meest onrustige landen van het continent. Mexico werd hard geraakt door de internationale economische crisis, vooral door de vertraging van de Amerikaanse economie. Bovendien zorgt de huidige vertraging van de Chinese economie voor het einde van de grondstoffenboom.  De rampzalige economische en sociale situatie in Mexico leidt tot sociale, syndicale en politieke strijd.

    De oorlog tegen de drugskartels die onder Calderon werd opgestart en door zijn opvolgers doorgezet, is in de praktijk een oorlog tegen de armen met tal van inbreuken op de mensenrechten. Meer dan 150.000 mensen werden omgebracht in wat een nachtmerrie was voor duizenden Mexicaanse gezinnen. Desondanks slaagde de regering er niet in om de kartels te bestrijden. De organische banden tussen de drugsmaffia en de staat zijn daarvoor te sterk. De opkomst van volksmilities die zichzelf verdedigen tegen de kartels en corrupte agenten, werd repressief beantwoord door de regering die heel wat voortrekkers van de zelfverdedigingsgroepen arresteerde als politieke gevangenen.  Het bloedbad in Ayotzinapa (in de staat Guerrero) in 2014, toen 43 studenten die een betoging hielden verdwenen, leidde tot nationaal protest. Het repressieve karakter van de Mexicaanse staat en de banden met de georganiseerde misdaad werden hiermee erg duidelijk. Een ander voorbeeld van de brutale repressie was de reactie op de lerarenstaking die maandenlang duurde. In juni van dit jaar ging de overheid van Nochixlan (in de staat Oaxaca) over tot de moord op 11 betogers. Er waren ook heel wat verdwijningen en arrestaties.

    De degeneratie van de PRD, een vroegere linkse afsplitsing van de PRI, leidde ertoe dat de voormalige partijleider en presidentskandidaat Lopes Obrador (algemeen bekend als AMLO) een nieuwe partij heeft opgezet: de MORENA. Die partij heeft een links profiel en werd het enige nationale referentiepunt als uitdager van de neoliberale partijen en vertegenwoordigers van de oligarchen. De partij ging er fors op vooruit in de parlementsverkiezingen van 2015. MORENA was meer een electoraal instrument dan een orgaan van sociale strijd, de partij speelde geen rol in de belangrijkste strijdbewegingen van het land.

    In oktober besliste het EZLN (Zapatisten) en het Nationaal Congres van Inheemse Volkeren (CNI) om een raadpleging van de eigen basis te organiseren over de mogelijkheid van een vrouwelijke inheemse Zapatistische kandidaat in de presidentsverkiezingen van 2018. Dat is een belangrijk en positief keerpunt voor het EZLN dat zich doorgaans van het politieke terrein onthield om alle aandacht te vestigen op het gebied dat het controleert in Chiapas. Van hieruit kan een nieuw politiek referentiepunt ontstaan voor grote delen van de meest onderdrukte lagen in Mexico.

    Cuba herstelt banden met de VS

    Het falen van het Chavisme is ongetwijfeld een van de factoren die een grote stap achteruit betekent voor de linkerzijde in Latijns-Amerika. Een andere factor daarin is de opmars van het kapitalistisch herstel in Cuba. We wezen er reeds op dat dit proces aan snelheid wint, maar dat er tegelijk heel wat tegenstellingen, beperkingen en bochten zijn in het beleid van het regime onder leiding van Raul Castro.

    Het feit dat er banden met de VS worden aangeknoopt is enerzijds een stap vooruit voor de Cubaanse bevolking, maar anderzijds is het onderdeel van de strategie van het imperialisme dat de verworvenheden van de revolutie op indirecte wijze wil tenietdoen nadat alle vorige pogingen op directe wijze mislukten. De economische banden zijn nog niet volledig hersteld, maar Obama lijkt het einde van het embargo te willen gebruiken om kapitalistisch herstel in Cuba aan te moedigen. Tegelijk wil de VS de Chinese rivaal bekampen in de strijd over invloed op het eiland, net zoals dit elders in Latijns-Amerika gebeurt.

    De verkiezing van Donald Trump als Amerikaanse president zal de strijd tussen de VS en China in Cuba sterker naar voor brengen. Trump zal gevoeliger zijn voor de reactionaire delen in de VS die tegen het herstel van de banden met Cuba waren. Hij maakte dit duidelijk op het einde van zijn campagne toen hij de anti-Castro kiezers in Miami aansprak. Maar de economische en politieke voordelen voor de VS zijn erg sterk en bekend bij de strategen van het imperialisme. Binnen de Republikeinse partij was Trump tegelijk de enige kandidaat die niet categorisch tegen de verderzetting van het beleid van Obama was en die niet pleitte voor het onmiddellijk verbreken van alle banden met het land. Hij verklaarde dat hij “op een weg in het midden” staat tussen Obama’s beleid en die delen van zijn partij die dit beleid verwerpen. Vanuit het standpunt van het Cubaanse regime is de situatie niet erg anders. De militaire manoeuvres die plaatsvonden en aangekondigd werden na de Amerikaanse presidentsverkiezingen kunnen niet misbegrepen worden. Raul Castro was wel een van de eersten die Trump feliciteerde na zijn overwinning. Het regime zal de mogelijkheid van het herstel van de banden met de VS verder proberen door te drukken. Binnen Cuba kan dit leiden tot angst en meer openlijke kritiek op de gevolgen van dit proces.

    Binnen dit proces vol tegenstrijdigheden kan de verkiezing van Trump bijdragen tot een volledig kapitalistisch herstel in Cuba. De enige manier om dit en de bijhorende vreselijke sociale gevolgen te vermijden, is een strijd van de arbeidersklasse om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen. De strijd van de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse tegen het neoliberalisme, kapitalisme en imperialisme is ook een beslissende factor voor de toekomst van Cuba.

    Herorganisatie van de Latijns-Amerikaanse linkerzijde

    De crisis van het Lulaïsme en het Chavisme en hun varianten in Latijns-Amerika opent nieuwe ruimte voor een links alternatief op deze modellen. De groei van de PSOL in Brazilië en de FIT (Links Arbeidersfront) in Argentinië zijn daar voorbeelden van. Er zijn ook andere mogelijke ontwikkelingen van een nieuwe alternatieve linkerzijde. De mogelijkheid van een inheemse Zapatistische kandidaat

    Massale strijd, zoals de Chileense ervaring van de strijd tegen de pensioenfondsen, kan een rol spelen in het herorganiseren van de vakbonden en strijdbewegingen en kan grote gevolgen hebben op het politieke terrein. Er is ruimte voor een nieuw politiek alternatief in Chili, een aantal lokale verkiezingsresultaten wees al in die richting.

    De herorganisatie van de socialistische linkerzijde in landen als Bolivia, Venezuela of Ecuador en Nicaragua zal de bureaucratische en autoritaire methoden van de regerende partijen en regeringen in die landen moeten overstijgen in de opbouw van een alternatieve linkerzijde. Dit proces van herorganisatie van de linkerzijde en de sociale bewegingen kan versnellen in strijd tegen het rechtse tegenoffensief.

    In dit scenario hebben de krachten van het CWI in Latijns-Amerika twee centrale taken. Eerst en vooral bestaat onze rol uit het versterken van het verzet tegen de nieuwe aanvallen op sociale en democratische rechten waarbij we de beste strategie en tactieken voor deze strijdbewegingen proberen te ontwikkelen en te verdedigen. Voor duizenden werkenden, jongeren, vrouwen, zwarten, inheemse mensen en alle andere onderdrukten is dit een strijd op leven en dood. Tegelijk is het belangrijk om in dit proces van strijd te bouwen aan een socialistische linkerzijde die lessen trekt uit de beperkingen en het verraad van de politieke krachten die in verschillende landen van het continent aan de macht (geweest) zijn.

  • Brazilië: Politieke coup tegen Dilma dient de belangen van rechts! Temer moet weg!

    "Fora Temer", spandoek tegen Temer op betoging.
    “Fora Temer”, spandoek tegen Temer op betoging.

    Brazilië wordt geconfronteerd met de diepste politieke crisis in haar recente geschiedenis. Op 12 mei werd een afzettingsprocedure opgestart tegen toenmalig president Dilma Rousseff. Vice-president Michel Temer van de PMDB, conservatieve democraten, nam het presidentschap over. Op 31 augustus werd Dilma door de Senaat definitief uit haar functie gezet. Op die manier kwam een einde aan 13 jaar presidentschap in handen van de PT (Arbeiderspartij).

    Artikel door Emilie (Gent) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    De erfenis van de PT

    De achtergrond van de huidige crisis is een diepe economische en sociale onvrede in de maatschappij. De Braziliaanse economie viel in 2015 terug met 3,8% en voor 2016 worden soortgelijke cijfers verwacht. De inflatie steeg tot boven de 10%. Drie miljoen mensen verloren dit jaar hun job. Er zijn officieel 11 miljoen werklozen. Een kwart van diegenen die werk hebben, krijgen slechts het vastgelegde minimumloon van 240 euro per maand.

    Tot vorig jaar had de economische en politieke elite er vertrouwen in dat Dilma Rousseff in staat zou zijn om de voor hen belangrijke neoliberale hervormingen door te voeren. Dilma werd geacht een neoliberale agenda te promoten maar dat was precies het tegenovergestelde van wat de PT tijdens de laatste verkiezingen in 2014 had beloofd. De PT behaalde in 2014 een erg nipte overwinning die ze niet zozeer te danken had aan haar goed beleid, dan wel aan het feit dat voor heel wat Brazilianen een regering van de traditionele rechterzijde, die nog vaak gelinkt wordt aan de oude dictatuur, nog erger zou zijn.

    Zolang de economie groeide, vooral op basis van de export van grondstoffen, waren er middelen voor het financieren van beperkte sociale programma’s. Deze verdwenen de voorbije jaren als sneeuw voor de zon. Voor veel Brazilianen brak Dilma haar verkiezingsbeloftes. De fiscale cadeau’s voor de grote bedrijven, de aanvallen op arbeidsvoorwaarden en de lonen van de werkenden en de enorme uitgaven voor de grote prestigeprojecten, het WK voetbal en de Olympische Spelen, maakten Dilma al snel de meest onpopulaire president in de geschiedenis van Brazilië.

    Het aan het licht komen van de grootschalige corruptieschandalen, waar vooral de rechtse partijen bij betrokken waren, en de vervolging van verschillende regeringsministers in ‘Operatie Carwash’ (het onderzoek naar de corruptieschandalen), zorgde voor een explosief effect op de publieke opinie. In deze omstandigheden werd het voor de regering-Dilma steeds moeilijker om de besparingsagenda door te voeren.

    Toen ook de grote private banken en de patroonsorganisatie van de staat Sao Paulo zich in januari publiekelijk tegen Dilma uitspraken, was het duidelijk dat haar dagen geteld waren.

    Tot op het laatste moment trachtte Dilma Rousseff de kapitalistische klasse ervan te overtuigen dat haar regering de nodige hervormingen kon doorvoeren. Zo nam ze maatregelen die buitenlandse bedrijven toelaten om olie te ontginnen in Brazilië, de staatsschuld werd heronderhandeld hetgeen privatiseringen met zich meebracht en er werd een anti-terrorismewet gestemd die de weg opent voor de criminalisering van sociale bewegingen.

    Temer wil hard neoliberaal beleid

    De ondemocratische wijze waarop de huidige regering aan de macht kwam, creëert heel wat protest in de samenleving. Ook de namen van Temer en vele anderen worden genoemd in ‘Operatie Carwash’. Het feit dat Temer niet van plan is om zich kandidaat te stellen voor de verkiezingen in 2018 en dus geen rekening moet houden met populariteitspolls, stelt hem in staat een hard neoliberaal beleid te voeren.

    Vanaf de eerste dag kondigde de regering-Temer een lawine aan hervormingen aan. Zo worden bepaalde staatssubsidies in de gezondheidszorg en het onderwijs stopgezet, wordt de pensioenleeftijd opgetrokken, wordt de ontslagregeling versoepeld waardoor grote bedrijven sneller kunnen ontslaan, … Ook vanaf de eerste dag waren er massabetogingen tegen de politieke coup en de voorgestelde hervormingen. Deze betogingen vonden plaats onder de slogan ‘Temer Out’! In Sao Paulo werden meer dan 200 scholen bezet. Stakingsbewegingen vonden plaats bij onderaannemingen van Volkswagen en General Motors. Het ministerie van cultuur werd bezet door kunstenaars en muzikanten.

    De beweging ‘Temer Out’ is geen automatische steunbetuiging aan Dilma of de PT. Voor velen in de beweging stelt zich de vraag welk politiek alternatief nodig is na het verraad van de PT enerzijds en de politieke coup van Temer anderzijds. De linkse oppositiepartij PSOL die de voorbije 15 jaar verschillende ups and downs kende, soms naar het centrum afgleed om later op basis van massabewegingen terug naar links op te schuiven, heeft nu een historische kans. In oktober zijn er gemeenteraadsverkiezingen en volgens recente peilingen kan ze in veel grote steden de tweede grootste partij worden.

    De zusterorganisatie van LSP in Brazilië, LSR (Liberdade, Socialismo, Revoluçao), is actief binnen PSOL en pleit er voor een strijdbaar en socialistisch programma. Binnen de beweging ‘Temer Out’ verdedigt ze het idee dat er nieuwe verkiezingen moeten komen en werken de militanten aan de eenmaking van de verschillende protestbewegingen tegen Temer en de neoliberale aanvallen van zijn regering.

  • Brazilië: val van Rousseff leidt tot nieuw offensief tegen werkenden

    lsr1Brazilië kent een diepgaande economische en sociale crisis. Daarbovenop is er nu ook een enorme politieke crisis. Deze ontstond door de ondemocratische stappen van het rechtse establishment en de grote bedrijven. Maar het is ook het resultaat van een compleet falen van het overlegmodel van ‘klassensamenwerking’ door de Arbeiderspartij (PT) in de 13 jaar dat deze partij aan de macht is.

    Door André Ferrari, LSR (Brazilië)

    Op 12 mei werd president Dilma Rousseff van de PT uit haar functie gezet door de federale Senaat. Ze werd vervangen door de voormalige vice-president Michel Temer van de PMDB, de rechtse Braziliaanse Democratische Bewegingspartij. Het afzetten van Dilma gebeurde enkele dagen nadat de Kamer met een grote meerderheid instemde met een procedure van afzetting van de president. Zowel in de Kamer als de Senaat werd de zitting die over het afzetten van de president handelde voorgezeten door verkozenen die zelf betrokken zijn in corruptieschandalen.

    Protest tegen de nieuwe regering
    Protest tegen de nieuwe regering

    Kamervoorzitter Eduardo Cunha (PMDB) verloor enkele dagen na de stemming zijn parlementaire onschendbaarheid. Het federaal Hooggerechtshof besliste daartoe. Formeel gezien wordt Rousseff 180 dagen uit haar functie gezet vooraleer de Senaat een finale beslissing over de afzetting kan nemen. Het resultaat van de eerste stemming geeft aan wat de beslissing zal zijn van de door de conservatieve rechterzijde gedomineerde corrupte Senaat.

    Val van Rousseff

    De val van Rousseff was het resultaat van een veranderde positie van enkele traditionele rechtse partijen die gesteund worden door delen van de grote bedrijven. Jarenlang steunden ze de PT-regering in het parlement. Maar de zwakte van de regering-Dilma was gezien de ernst van de situatie niet langer houdbaar. De erger wordende economische crisis met massale werkloosheid en het doorvoeren van fiscale maatregelen met aanvallen op de werkenden, zorgden ervoor dat Dilma een van de meest onpopulaire presidenten uit de Braziliaanse geschiedenis werd.

    Het passieve ongenoegen in de samenleving liet de rechterzijde toe om zich op te werpen en delen van de middenklasse te mobiliseren. Het waren de eerste massabetogingen die de rechterzijde sinds decennia kon organiseren.

    Begin dit jaar besliste de kern van het grootkapitaal – de grootste private banken en de werkgeversfederatie FIESP – om de procedure van afzetting te laten starten. Elke mogelijke kunstgreep werd gebruikt om tot het juiste resultaat in de parlementaire stemming te komen. De formele beschuldiging tegen Dilma Rousseff is haar betrokkenheid in corruptie waarbij ze verantwoordelijk was voor uitzonderlijk hoge publieke uitgaven en deze in de cijfers zou verborgen hebben.

    Het beleid van de PT

    Tot op het laatste moment probeerde Rousseff de grote kapitalisten ervan te overtuigen dat haar regering in staat zou zijn om de neoliberale maatregelen te nemen die door hen geëist worden. Het gaat onder meer over het openen van de economie voor buitenlandse bedrijven uit de olie-sector of nog om het heronderhandelen van de overheidsschulden wat tot harde besparingen, privatiseringen, … zou leiden.  Een van de laatste beslissingen van Dilma was om de bouw van een hydro-elektriciteitscentrale in Belo Monte toe te laten. Het gaat om een ecologische ramp.

    Ondanks dit beleid waren er grote betogingen tegen de afzetting van Rousseff. De mobilisatie werd versterkt door het idee dat er een staatsgreep bezig was, een aanval op de democratie. De PT gebruikte dit en schakelde inzake retoriek een versnelling hoger. Dit moest meteen verbergen dat het quasi onmogelijk is om het beleid van de regering-Rousseff te verdedigen.

    De ondemocratische acties om de regering weg te krijgen, vormen een ernstig precedent dat kan leiden tot nog meer anti-democratische aanvallen op de werkende bevolking en de onderdrukten. Toen voormalig president Lula, de historische leider van de PT en van de Braziliaanse arbeidersbeweging, met gevangenzetting bedreigd werd, volgde er een radicalisering.

    Maar dit duurde slechts enkele dagen. Op een massabetoging in Sao Paulo op 18 maart demobiliseerde Lula de beweging door aan te kondigen dat hij in de regering-Rousseff zou treden om er als minister een nieuw akkoord met de PMDB te onderhandelen om zo de afzetting te stoppen. Het belangrijkste obstakel in de strijd tegen de rechterzijde is het beleid van de regering-Rousseff en de leiding van de PT.

    Delen van de werkende bevolking die historisch steeds steun gaven aan de PT en Lula zien nu hoe deze partij niet in staat is om de strijd tegen rechts te voeren. Deze werkenden hebben genoeg van het beleid van klassensamenwerking dat geleid heeft tot steeds nieuwe nederlagen.

    Regering-Temer

    Michel Temer heeft geen sociale basis. Onder de huidige voorwaarden is het weinig waarschijnlijk dat hij een stabiele regering kan vormen. Zijn naam wordt genoemd in corruptieschandalen en er lopen verschillende onderzoeken.

    Op dit ogenblik vestigen de Braziliaanse heersende klasse en het VS-imperialisme alle hoop op Temer. Ze hopen dat deze regering alle gewenste aanvallen op de werkende bevolking zal doorvoeren.

    De eerste dagen van de nieuwe regering werden gekenmerkt door een groot aantal aankondigen van nieuwe maatregelen tegen de levensstandaard van werkenden en armen. Zo kondigde de Minister van Gezondheidszorg aan dat het publieke gezondheidsstelsel zal herzien worden. Verder worden maatregelen genomen om de bescherming van werkenden tegen arbeidsvoorwaarden die aan slavernij doen denken af te bouwen. Er komt ook een nieuwe reeks van privatiseringen. De regering heeft het project om 10.000 nieuwe sociale woningen te bouwen afgevoerd.

    De reactie van de bevolking is explosief. De instabiliteit en de conflicten zullen de komende dagen en weken verder toenemen. Het is niet uitgesloten dat de vakbondsfederatie CUT samen met andere bonden na jarenlang stilzwijgen noodgedwongen tot een algemene staking tegen het beleid van Temer zal oproepen.

    PSOL en links

    De brede linkse partij PSOL (Partij voor socialism en vrijheid) heeft aan autoriteit gewonnen in deze crisis. Er werd geprotesteerd tegen het beleid van Dilma, maar de verkozenen hebben zich terecht tegen de afzetting verzet in Kamer en Senaat.

    De opbouw van een front van de socialistische linkerzijde vanuit verschillende partijen en sociale bewegingen die niet aan de PT-regeringen deelnamen, is van groot belang voor de opbouw van een links alternatief.

    Andere delen van de socialistische linkerzijde isoleerden zich in de recente ontwikkelingen. Zo riep de PSTU op: “Fuera Todos” (‘Allemaal buiten’) zonder enig onderscheid tussen Dilma Rousseff en de rechtse partijen. Op een ogenblik van een afzettingsprocedure tegen Dilma is dat verkeerd. De PSTU ziet niet dat de afzetting van Dilma de situatie verandert en kan leiden tot hardere aanvallen op de werkende bevolking.

    Er is een nieuwe fase in de Braziliaanse klassenstrijd. Dit zal mogelijkheden bieden voor de opbouw van een nieuwe socialistische linkerzijde. LSR komt daar actief voor op.

     

  • Het bezoek van Obama aan Cuba – reactie door een Cubaanse socialist

    Cuba ObamaHet bezoek van de Amerikaanse president Obama aan Cuba was het voorwerp van heel wat analyses en interpretaties. Hierbij mijn standpunt dat afwijkt van wat doorgaans naar voor kwam.

    Reactie door Rogelio Manuel Díaz Moreno, socialistische activist in Havana (Cuba)

    Het bezoek van Obama moet gezien worden in de context van het proces van “normalisering” van de relaties tussen Cuba en de VS. Zoals geweten, begonnen de presidenten van beide landen op 17 december 2014 een proces van ‘ontdooien’ van de bilaterale relaties. Het Witte Huis kondigde een reeks maatregelen aan om het embargo tegen Cuba deels af te zwakken. Er kwam kritiek op Havana omdat het geen gelijkaardige maatregelen nam, maar Cuba nam nooit een gelijkaardig embargo als dat van de VS aan. Wel kwamen er beleidswijzigingen op andere domeinen in Cuba.

    Het bezoek van Obama was vooral een mediaspektakel, zowel op politiek, ideologisch, cultureel en zelfs op sportief vlak. Velen namen bewust deel aan dit spektakel dat een impact in de hele samenleving had, zowel aan de top als onder de gewone mensen.

    Om te begrijpen wat er gebeurt, moeten we een element van het beruchte embargo begrijpen dat vaak niet erkend wordt. Met name het feit dat het embargo van de VS in zekere zin ‘antikapitalistisch’ was, het vormde een obstakel voor een kapitalistische ontwikkeling.

    In het tijdperk van de Sovjet-Unie, toen Cuba stelde dat buitenlandse aanwezigheid en de dollar slecht waren, liet dit element van de blokkade zich niet voelen. Na de val van de Sovjet-Unie is er veel veranderd. Zo begonnen Europese en Chinese kapitalisten zich in te kopen in Cuba en was de regering erop uit om dingen te verkopen.

    Met de opeenvolgende economische crisissen van de voorbije decennia, begonnen steeds meer Amerikaanse kapitalisten hongerig uit te kijken naar die markt aan hun voordeur. Een markt met 11 miljoen inwoners, opgeleide arbeidskrachten, natuurlijke rijkdommen en een gunstige geografische ligging. Dit alles is erg aantrekkelijk voor het kapitaal. Zelfs mensen als Donald Trump en Jorge Mas Santos zijn pragmatisch genoeg om in Cuba te willen investeren. Ideologische verschillen die benadrukt worden door het embargo werden steeds meer gezien als een obstakel voor mogelijke handelsvoordelen.

    Het bestaan van een eenpartijregime in Cuba is voor Amerikaanse investeerders geen probleem. De ervaringen met China tonen aan dat dit zelfs een voordeel kan zijn. Het maakt sociale controle makkelijker en hierdoor de winsten veiliger. De bevolking herinnert zich immers weinig van de rebelse en democratische tradities en strijdbewegingen.

    De grootste tegenstanders van het embargo in Washington wonnen de afgelopen periode terrein. Het gaat onder meer om exportbedrijven in de agro-industrie. Groepen zoals de Cubaanse Amerikanen voor Samenwerking speelden daarop in en probeerden alle gemiste kansen te belichten.

    Een aantal buitenlandse kapitalisten werden na de val van de Sovjet-Unie niet langer als ‘slecht’ gezien in Cuba. De “hervormingen” wonnen aan tempo, met ups en downs maar een algemene tendens in de richting van liberalisering. Er werden contracten van 100 jaar onderhandeld met toegang tot natuurlijke grondstoffen, belastingverlagingen en het recht om werkenden in te zetten die slechts beperkte rechten genieten. Deze akkoorden stapelden zich op en de enige kapitalisten die er geen gebruik van konden maken waren die uit de VS. Zij botsten op het beleid van de eigen regering.

    Een beleid dat al 50 jaar bestaat, verander je niet zo eenvoudig, zeker niet nadat dit beleid velen materiële en electorale voordelen heeft opgeleverd doorheen de jaren. De huidige Amerikaanse regering moest traag maar vastberaden werken aan de verandering. De stappen die gezet worden, liggen volledig in de logica van de kapitalistische markt en gaan gepaard met een retoriek van verandering, modernisering en democratie in Cuba.

    De eersten die toelating kregen om handel te drijven, nog voor Obama president werd, waren de exporteurs van landbouwproducten. Nu willen ook de luchtvaartmaatschappijen uitbreiden om meer “contact tussen de mensen” mogelijk te maken. Er kwamen meer licenties voor vluchten. Andere onderdelen van de transportsector en het toerisme willen eveneens deelnemen aan de nieuwe mogelijkheden, er kwamen licenties voor ferrydiensten en het aantal contracten voor hotels neemt geleidelijk aan toe.

    Maar dit alles is moeilijk te realiseren zolang er beperkingen van de VS zijn over het gebruik van de dollar in Cuba en op invoer vanuit het land. De beperkingen worden dan ook afgebouwd.

    De Cubaanse infrastructuur laat vaak te wensen over, onder meer in de telecommunicatie is dit het geval. Google en andere bedrijven kregen snel licenties om een werking aan de dag te leggen. Aanvankelijk was er een beetje weerstand van Havana. Het monopolie van telecombedrijf Etecsa leidde tot grote winsten en controle over de informatie. Maar uiteindelijk begreep de regering dat er opofferingen nodig zijn om kapitaal aan te trekken.

    Op het vlak van sport werd aangekondigd dat enkele van de strengste beperkingen zullen verdwijnen. De autoriteiten kondigden aan dat de sportsector opengesteld wordt voor de markt. Voorheen was deze gesloten met een retoriek tegen atleten die handelswaar geworden zijn.

    Er is geen ultralinkse paranoia of samenzweringstheorie in deze analyse. We hebben in essentie te maken met de ontmanteling van een “antikapitalistisch” embargobeleid door de kapitalisten die door dit beleid getroffen werden. Als er een metaforisch paard van Troje werd binnengehaald, gebeurde dit op een wel erg openlijke manier en ging het gepaard met een enthousiaste verwelkoming in en buiten Havana. Het Cubaanse regime deed er zelfs alles aan om het Trojaanse paard binnen te halen terwijl tegelijk de retoriek over waardigheid en onafhankelijkheid werd behouden.

    De Amerikaanse kapitalisten die al groen licht kregen van Cuba zullen dit nu ook in de VS krijgen. Ze zullen groen licht krijgen om onze natuurlijke rijkdommen en arbeidskrachten uit te buiten. De Amerikaanse landbouwindustrie kan de onze overspoelen. Chevron en co kunnen de mogelijkheid van fracking onderzoeken. Cubaanse miljonairs zoals Alfonso Fanjul zullen onze suikersector terug in handen kunnen nemen als onderdeel van hun imperium doorheen de Caraïben en Centraal-Amerika.

    De verhoudingen van de Cubaanse bevolking met gelijk welk ander volk ter wereld kan uiteraard enkel maar beter worden als deze gebaseerd zijn op vriendschap en broederlijkheid. Dit moet zeker gepromoot worden. En natuurlijk moeten er ook handelsrelaties zijn met de kapitalistische buitenwereld. Maar het enige socialistische standpunt is dat deze handel, zowel in als buiten het land, in handen van de democratische macht van ons volk moet blijven. Tegelijk moeten we onze bijna vergeten praktijk van solidariteit van onze werkende bevolking met de arbeidersklassen van deze landen, hun werkenden en kleine landbouwers, terug ontdekken en promoten.

  • Linkse modellen in Latijns-Amerika falen, maar geen enthousiasme voor rechts

    De inleiding in de sessie over Latijns-Amerika werd gedaan door André Ferrari uit Brazilië.
    De inleiding in de sessie over Latijns-Amerika werd gedaan door André Ferrari uit Brazilië.

    Tot voor enkele jaren werd door de internationale linkerzijde naar Latijns-Amerika uitgekeken. Daar zagen we de opkomst van nieuwe linkse krachten en regeringen. Er was discussie over verschillende mogelijkheden voor links met het model van het Chavisme in Venezuela aan de ene kant en dat van het Lulaïsme in Brazilië aan de andere kant. Vandaag blijft er van het enthousiasme niet veel over, zowel Maduro als Dilma zijn onpopulair en krijgen te maken met groeiende oppositie.

    Verslag vanop het 11de Wereldcongres van het CWI

    Het model van Lula met een gematigde politiek werd door de burgerij als de beste weg voorgesteld. In Venezuela werd een radicalere weg opgegaan onder Chavez. Ook in de Braziliaanse linkerzijde werd naar Venezuela uitgekeken als alternatief op de aanpassingen aan het kapitalisme onder Lula. Maar ook in Venezuela werd niet met het kapitalisme gebroken.

    Zowel Brazilië als Venezuela worden geconfronteerd met een erg slechte economische situatie, beide landen staan in de frontlijn van de economische crisis. Dat komt niet omdat er een ‘links beleid’ gevoerd werd, maar wel omdat de positieve hervormingen enkel bereikt werden door hoge grondstoffenprijzen waardoor ruimte ontstond voor een beperkte mate van sociale hervormingen. Door de economische achtergrond van wereldwijde crisis met een vertraging in China en dalende olieprijzen is die ruimte vandaag grotendeels verdwenen. De beperkingen van het beleid in de vorige periode, namelijk de weigering om volledig met het kapitalisme te breken, eisen nu hun tol.

    De ontwikkeling van de industrie en het groeiende belang van grondstoffen zorgden voor een gecombineerde en ongelijke ontwikkeling. Er waren zowel achtergebleven elementen als voorbeelden van snelle vooruitgang, waarbij beiden op elkaar inspeelden. Er was de illusie dat landen uit de regio zich zouden opwerken, maar in het beste geval konden ze een sub-imperialistische rol spelen zoals in het geval van Brazilië. Maar toch was de illusie dat sommige landen in Latijns-Amerika de zogenaamde ‘Eerste Wereld’ zouden vervoegen breed verspreid, ook onder linkse krachten.

    De afgelopen jaren zorgden hoge grondstoffenprijzen voor een versnelde groei. China was goed voor 36% van de wereldwijde aankoop van olie. Het is de grootste consument ter wereld van zink, koper, aluminium en soja, en de tweede grootste consument van olie en suiker. Veel van die grondstoffen komen uit Latijns-Amerika, de export van grondstoffen naar China was in 2013 goed voor 72% van de totale export vanuit het continent. Tegelijk werden afgewerkte goederen uit China geïmporteerd, wat leidde tot een proces van desindustrialisering in Argentinië, Brazilië en Mexico.

    Maar de grondstoffenexport zorgde voor ademruimte. Mobilisaties van onderuit zorgden voor druk om een zekere herverdeling van de rijkdom te bekomen, zonder evenwel de fundamentele verhoudingen te veranderen. Dit kon in een erg specifieke situatie, door de vraag vanuit China, maar die is nu voorbij. De recessie wordt bovendien versterkt door een kapitaalvlucht uit deze landen als gevolg van de volatiliteit.

    Venezuela heeft wellicht het ergste geleden. Daar was er niet alleen de impact van de dalende olieprijzen. Er was ook een vrij openlijke sabotage door de burgerij. President Maduro gebruikt dat als excuus voor de huidige rampzalige situatie, maar als de burgerij tot deze sabotage kon overgaan was dit omdat het revolutionaire proces niet werd doorgezet en de economische macht van de kapitalisten gewoon in stand bleef. Overigens gebruikt Maduro zijn terechte verwijzingen naar de sabotage niet om de kapitalisten voortaan harder aan te pakken.

    Met de rechterzijde die de parlementsverkiezingen in Venezuela won en een massabeweging tegen Dilma in Brazilië die steeds minder populair is, wordt al eens gesproken over een bocht naar rechts in Latijns-Amerika. We moeten voorzichtig zijn met zo’n omschrijving. Begin jaren 1990 was er een proces van verrechtsing, er waren rechtse regeringen die extreem neoliberale maatregelen doorvoerden en een zekere sociale basis hadden. Tegen eind jaren 1990 ontstonden er massabewegingen die voor een verandering in de situatie zorgden. Er waren elementen van revolutionaire en prérevolutionaire situaties. Er ontstonden nieuwe radicale regeringen die tegen het neoliberaal beleid ingingen, denk maar aan Venezuela, Bolivia, Ecuador, … Doorheen de massabewegingen verloren de gevestigde instellingen en partijen aan steun, soms verloren ze zelfs de volledige controle. Dat was bijvoorbeeld het geval met de explosie in Argentinië in 2001, waarna zelfs burgerlijke formaties ene radicaal standpunt moesten innemen. We zagen het met Kirchner.

    De crisis van de linkse regeringen en bewegingen leidt vandaag niet tot een terugkeer naar het begin van de jaren 1990. Tegen de achtergrond van een wereldwijde crisis van het kapitalisme ontstaat een volatiele politieke situatie waarbij een stem voor een rechtse partij niet zozeer een roep is naar een rechts beleid, maar wel een afstraffing van het vorige beleid. Er is geen toename van steun voor een neoliberaal beleid. Zelfs onder de honderdduizenden die in Brazilië op straat kwamen tegen de regering-Dilma in betogingen die door rechts georganiseerd waren, was er vooral protest tegen het besparingsbeleid van de regering-Dilma. In 2014 kon Dilma de presidentsverkiezingen enkel winnen omdat ze inging tegen het neoliberale beleid dat door rechts werd voorgesteld, maar daarna voerde ze zelf een hard besparingsbeleid. Het zorgde ervoor dat haar populariteit compleet in elkaar stortte.

    De rechterzijde wint verkiezingen in Latijns-Amerika, maar er is geen grote historische nederlaag door de arbeidersklasse geleden. Er blijft ruimte voor de uitbouw van een links alternatief. Als links zich niet organiseert, dreigt er wel een gevaar van een hardere rechtse politiek. We zien het al in Argentinië waar een rechtse president aan de macht kwam en het nieuwe bewind een reeks asociale maatregelen wil doorvoeren, onder meer de intrekking van de subsidies voor elektriciteit wat de levensstandaard van de bevolking ondermijnt. Dit kan tot protest leiden, er zijn ook linkse krachten aanwezig. Zo haalde FIT, een alliantie van trotskistische groepen, een miljoen stemmen in de parlementsverkiezingen en 800.000 in de presidentsverkiezingen. Het model-K (Kirchner) is ineengestort, de presidentsverkiezingen werden verloren door de ‘gematigde’ aanhanger van Kirchner die kandidaat was.

    De rechtse parlementsoverwinning in Venezuela is een symbolische overwinning voor rechts op het continent. Sinds Chavez in 1998 aan de macht kwam, waren er 20 verkiezingen waarin de Chavista’s 18 keer wonnen. De alliantie rond de PSUV verloor twee miljoen stemmen sinds de vorige verkiezingen, rechts won 400.000 stemmen en werd daarmee afgetekend de grootste. Het is vooral een nederlaag voor de Chavista’s met een proteststem tegen de chaos en de desintegratie in het land, het is geen steun voor een rechts beleid. De rechterzijde is dan ook voorzichtig in de aanvallen op de sociale maatregelen, zo zwijgt de rechtse leider Caprilis over de sociale maatregelen en het terugtrekken ervan. Maduro riep de ‘economische noodtoestand’ uit, officieel om hardere maatregelen tegen de kapitalisten te kunnen nemen. Het geeft aan dat er geen vooruitzicht op verzoening is, maar eerder een verderzetting van strijd tussen de verschillende krachten. De economische crisis is zo diepgaand dat de verworvenheden van onder Chavez bedreigd zijn. Dat leidt tot discussie over wat er gebeurd is, het biedt een zekere ruimte voor kritische stemmen. Maar de uitkomst zal vooral afhangen van de vraag hoeveel energie en dynamiek de massa’s nog hebben om hun traditie van strijd terug op te nemen.

    In Bolivia lijkt de regering-Morales nog relatief stabiel te zijn, maar het karakter van de regering is wel veranderd. Dit regime kwam aan de macht op basis van revolutionaire bewegingen, onder meer met een wateroorlog en een gasoorlog in 2001-2003. De rechterzijde ging over tot frontale aanvallen op de regering van Morales, zeker de grootgrondbezitters uit Santa Cruz speelden daar een rol in. Maar onder Morales kwam er met de uitvoer van grondstoffen, waaronder lithium, een spectaculaire groei van de economie. De armoede werd aangepakt, tussen 2005 en 2013 nam de armoede af van 63% tot 25%. Maar tegelijk werd niets gedaan om tot een landhervorming te komen en kwamen er belangrijke toegevingen aan grootgrondbezitters. Rechtse politici werden in de regering opgenomen. In feite ging Morales van het Chavisme naar het Lulaïsme over. Omdat er tegen de achtergrond van groei een relatieve stabiliteit was, werd dit door de burgerij steeds meer gesteund. Nu dreigt wel discussie te ontstaan over de opvolging van Morales. Hij overweegt een referendum om een extra termijn te kunnen bekomen, maar de uitkomst hiervan is niet zeker.

    Ook in Ecuador schoof de regering-Correa naar rechts op. Hier leidde dit tot een scherpe breuk met de sociale basis die de regering genoot onder de inheemse bevolking. Er is het begin van een nieuwe linkse formatie, opgezet vanuit de inheemse bevolking met de steun van linkse vakbondsmilitanten en andere linkse krachten. Met 3% in de verkiezingen bleef het resultaat nog beperkt, maar het kan de basis vormen voor een nieuwe formatie.

    In Chili leidden massamobilisaties tot een nederlaag voor de rechtse regering. Er kwam een nieuwe regering met socialisten en ook leden van de communistische partij. Ze probeert zich voor te doen als een linkse regering, maar het beleid ligt eerder in de lijn van een neoliberaal model.

    De dreiging van rechtse regeringen is reëel en brengt de kwestie van het ‘minste kwaad’ terug op de agenda. Moeten we ondanks alle beperkingen toch niet eerder steun geven aan Maduro, al was het maar om rechts te stoppen? De vrees dat rechts de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking nog verder zal ondermijnen is aanwezig en terecht. Maar formaties zoals zowel de Chavista’s als diegenen die eerder op het Lulaïsme teruggaan, zullen er geen antwoorden op bieden. Hun modellen hebben gefaald, er is nood aan nieuwe linkse formaties die volledig breken met het kapitalisme.

    Ook waar er linkse krachten bestaan, is er druk voor het ‘minste kwaad’. In Brazilië zijn er verschillende linkse bewegingen, zo zijn er strijdbewegingen zoals die van de daklozen (MTST) naast partijen als PSOL dat een te electorale benadering heeft en het eerder sectaire PSTU dat wel een een belangrijke kracht heeft in zijn vakbondsfront CSP-Conlutas. Bij het rechtse voorstel in het parlement om Dilma af te zetten met een procedure van impeachment. Het leidde tot acties en betogingen om de regering te ondersteunen. Onder meer bij de MTST en het front van ‘mensen zonder vrees’, een front van sociale bewegingen, was er druk om daaraan deel te nemen. Wij zijn daar tegen ingegaan en haalden het pleit, niet door onze aantallen maar door onze politieke autoriteit. We verzetten ons tegen een impeachment door rechts, maar geven tegelijk geen steun aan regeringsgezinde betogingen. Er is nood aan een derde kracht, tegen zowel de rechterzijde als het regeringsbeleid.

    De PT kent een diepe crisis en zal mogelijk onder een andere naam opkomen. Zelfs Lula neemt afstand van Dilma en probeert het voor te stellen alsof alles goed ging zolang hij aan de macht was en dat het fout liep onder Dilma. Het is echter geen kwestie van personen, het gaat om de gebreken van het beleid. Bij lokale verkiezingen dit jaar kan PSOL het mogelijk goed doen en in een aantal steden de grootste, tweede of derde grootste worden in de burgemeestersverkiezingen. De partij kan een aantrekkingskracht hebben, maar de vraag is natuurlijk steeds wat PSOL met de verworven posities zal doen.

    In Argentinië is er FIT, het front van trotskistische krachten dat werd deels omwille van electorale regels werd opgezet. FIT had een grote impact, er ging een dynamiek van uit. In de aanloop naar de laatste verkiezingen veranderden de verhoudingen binnen FIT enigszins, in plaats van de PO werd de PTS een dominantere kracht. FIT haalde 3,2% in de presidentsverkiezingen, 4 nationale parlementsleden, 20 provinciale verkozenen en een hele reeks gemeenteraadsleden. Het succes van FIT leidt ook tot veranderingen in de opstelling van deelnemende organisaties, zo schuift de Braziliaanse groep van PTS op van een sectaire opstelling naar een vraag om PSOL te vervoegen.

    De situatie in Centraal-Amerika is anders dan in Zuid-Amerika. Zo is Mexico sterk afhankelijk van de Amerikaanse economie. In Centraal-Amerika waren er enkele grote bewegingen, Guatemala kende de grootste mobilisaties sinds lang. In Honduras werd een Chavez-gezinde president met een staatsgreep van de macht gehaald, maar zijn er nu grote mobilisaties tegen de rechtse regering. In Haïti is er een toename van repressie door de VN met steun van de VS, maar ook van Brazilië en Chili.

    Er is een nieuwe situatie in Latijns-Amerika aangebroken. Er zijn ervaringen opgedaan met diverse linkse stromingen en de beperkingen ervan die duidelijker naar voor komen nu het continent een crisis kent. In deze nieuwe periode zal het verzet tegen het neoliberale beleid niet verdwijnen. Het failliet van zowel het Chavisme als het Lulaïsme kunnen voor een grotere verwarring zorgen, maar doorheen strijd zal het mogelijk zijn om te bouwen aan sterke revolutionaire socialistische organisaties.

  • Rechterzijde wint in Venezuela: eerste verkiezingsnederlaag voor Chavistas sinds 1998

    venezuelaIn 1998 werd Hugo Chavez verkozen tot president van Venezuela. Sindsdien haalden hij en zijn aanhangers het in alle verkiezingen. Tot de laatste parlementsverkiezingen in december 2015. Daarin won de rechtse coalitie MUD overtuigend met 7,707 miljoen stemmen tegen 5,599 miljoen stemmen voor de alliantie rond de Partido Socialita Unido de Venezuela (PSUV). Rechts haalde 112 van de 167 zetels in het parlement. In zes grote deelstaten, goed voor meer dan de helft van de bevolking, verloor de PSUV. De staten waar de PSUV won, zijn vooral plattelandsgebieden.

    Analyse door Tony Saunois uit ‘Socialism Today’

    Deze verkiezingen bevestigen spijtig genoeg waar wij al langer voor waarschuwen: het is een gevolg van het falen om het revolutionaire proces vooruit te duwen. Het kapitalisme moet volledig verdwijnen, we stelden dat het nodig was om de sleutelsectoren van de ecomie te nationaliseren en te bouwen aan eensysteem van democratische, socialistische planning met arbeiderscontrole en -beheer. Als dit niet gebeurt, waarschuwden we, dan zou ontgoocheling en wanhoop een logisch gevolg zijn en zou dit een terugkeer van de rechtse krachten van de kapitalistische klasse mogelijk maken.

    Sinds de dood van Hugo Chavez verloor de regering onder leiding van Nicolas Maduro heel wat steun door de slechter wordende economische en sociale crisissen. Nog voor de dood van Chavez was er een ontwikkeling van deze tendens. Maar samen met de drastische economische achteruitgang kwam het sneller naar voor. Het feit dat de kapitalistische economie niet werd vervangen door een democratisch socialistisch stelsel heeft ertoe geleid dat het regime onderuit ging door twee tegengestelde en tegenstrijdige tendensen. Enerzijds maakte het regime de heersende klasse woest, anderzijds slaagde het er niet in om de noden van de massa’s in te lossen.

    Het liet de kapitalistische heersende klasse toe om een stelselmatige campagne van economische sabotage en destabilisering te voeren. De tekorten aan heel wat basisproducten op vlak van voedsel en andere goederen, waren deels een gevolg van de kapitalistische acties. Tegelijk werd dit versterkt door de groei van een enorme staatsbureaucratie, corruptie en wanbeheer in de staatssectoren. Het leide tot de opkomst van een groep ‘nieuwe rijken’ onder bureaucraten van de partij en de staat. Samen met de werkgevers verrijkten zij zich op de kap van de Chavista-beweging. Er werd gesproken over de boli-bourgeoisie, naar Simon Bolivar, de held van de Chavistas.

    Deze elementen waren al langer aanwezig, maar kwamen versneld naar voor als gevolg van de instorting van de olieprijs. Bij het begin van de wereldwijde financiële crisis in 2008 stond de olieprijs op ongeveer 120 dollar per vat, nu is dat nog 30 dollar en de daling blijft doorgaan. De inflatie loopt sterk op in Venezuela, vaak in cijfers met drie eenheden, het gaat om de hoogste inflatie ter wereld. De vooruitzichten voor het komende jaar zijn nog erger, er wordt verwacht dat de economie opnieuw met 7% zal krimpen. De economische chaos leidt tot het bestaan van drie officiële wisselkoersen voor de nationale munt, wat natuurlijk extra zuurstof geeft aan de zwarte markt.

    Er is een groot tekort aan basisgoederen, wat leidt tot lange rijen voor vanalles en nog wat, van toiletpapier tot rijst en bonen. De lange rijen zijn dagelijkse kost geworden voor miljoenen Venezolanen. De elementen van sociale ineenstorting en desintegratie blijken onder meer uit de toename van geweld en criminaliteit. In 2014 waren er meer dan 23.000 moorden, hiermee is Venezuela een van de meest gevaarlijke en gewelddadige landen ter wereld. In restaurants zie je wel meer een bordje met als opschrift: “Niet roken. Geen wapens.”

    De sociale en economische ramp is het gevolg van de poging om een ‘halve revolutie’ door te voeren, waarbij uiteindelijk het slechtste van beide werelden werd bekomen. De kapitalistische heersende klasse is kwaad en de massa’s ontevreden. De chaos die eruit voortvloeit, ondermijnt de enthousiaste steun die aanvankelijk bestond voor de ‘socialistische revolutie’ die door Chavez werd beloofd, zeker in de periode na het neerslaan van de contrarevolutionaire staatsgreep in 2002.

    De erosie van de steun en de ontgoocheling hebben ruimte gelaten aan de rechtse MUD om een electorale overwinning te behalen. Het doet denken aan wat gebeurde in Nicaragua en de uiteindelijke nederlaag van de Sandinisten in 1989. Er was een opmerkelijk groot aantal onthoudingen en blanco stemmen, respectief 25 en 8%. Het gaat in totaal om zes miljoen stemmen, dat zijn er net iets meer dan het aantal stemmen voor de alliantie rond de Chavistische PSUV. MUD leerde van de mislukte pogingen tot contrarevolutie die de bevolking naar links duwden. De meeste extreme delen van de rechterzijde kwamen niet aan bod en het harde neoliberale beleid waar velen van hen voorstander van zijn, werd niet openlijk verdedigd.

    Toch doet de huidige situatie in zekere zin denken aan de ervaring van het revolutionaire proces na de mislukte staatsgreep van 2002. De omvang van de recente verkiezingsoverwinning heeft onder de rechterzijde de hoop gevestigd dat het mogelijk is om enkele overblijvende sociale verworvenheden van onder de Chavistas onmiddellijk terug te dringen. Rechts ging rechtstreeks in tegen Maduro en probeerde hem af te zetten als president. De Chavistas zullen echter niet zomaar hun boeltje pakken en vertrekken. Velen hebben eigen belangen die verbonden zijn met de posities die ze in de staatsmachine innemen, een staatsmachine die nog steeds in grote mate door Chavistas wordt gecontroleerd.

    In december besloot het aftredende parlement om nog snel dertien nieuwe rechters in het Hooggerechtshof aan te stellen. Dit gerechtshof besloot na de verkiezingen om drie nieuw verkozen parlementsleden af te zetten op basis van beschuldigingen van verkiezingsfraude. Het zorgde ervoor dat de MUD geen tweederdenmeerderheid kon vormen in het parlement, zo’n meerderheid zou het mogelijk maken om de macht van Maduro sterk te beperken, ministers af te zetten en de termijn van de president in te korten. Nu loopt de termijn van Maduro tot 2018.

    Dit betekent echter niet het einde van de crisis of van het conflict tussen de Chavistas en de rechtse oppositie. De slechte economische situatie en aanhoudende politieke machtsstrijd zullen de komende periode wellicht enkel verergeren. Zoals een ondernemer in de Financial Times (17 december) stelde: “Dit jaar was een wandeling door het park in vergelijking met wat nog moet komen.”

    Een confrontatie tussen de Chavistas rond Maduro en de rechterzijde blijft een waarschijnlijk vooruitzicht. MUD heeft al wetsvoorstellen gedaan om de ‘onteigeningen’ van private bedrijven om te keren en om opgesloten medestanders uit de gevangenis te halen. Leopoldo Lopez, de opgesloten rechtse leider, waarschuwde al dat Maduro en zijn aanhangers niet moeten proberen om de veranderingen tegen te houden want dan “zullen ze zelf afgezet worden.” Maduro reageerde als volgt: “We worden geconfronteerd met een grote crisis, een contrarevolutionaire crisis die leidt tot een machtsstrijd.”

    Het is mogelijk dat sommigen in de rechtse coalitie, zoals Julio Borges, proberen om delen van de Chavista bureaucratie naar hun kant te trekken. In een interview stelde hij: “Onze onmiddellijke prioriteit is om Venezolanen toegang tot medicijnen en voedsel te geven. De regering moet begrijpen dat ze deel moet zijn van de veranderingen.” (Financial Times 17 december). Maduro probeerde sinds april 2014 een ‘samenlevingspact’ te sluiten met de oppositie. Borges waarschuwde verder: “Als de regering geen deel is van de veranderingen, moet ze zelf verdwijnen.”

    Deze rechtse overwinning kan niet vergeleken worden met de bloedige nederlaag van de arbeidersklasse in Chili in 1973. Als de rechtse meerderheid in het parlement probeert om zijn echte agenda door te zetten, waarbij de hervormingen van onder Chavez volledig ontmanteld worden en de levensstandaard van de massa’s nog meer onder vuur komt te liggen, dan kan dit tot massaal verzet leiden. De ontgoochelingen die de afgelopen periode ontwikkelden, kunnen natuurlijk wel een complicatie voor dit verzet zijn.

    De rechtse meerderheid in het parlement heeft geen blanco cheque gekregen. In het voormalige Chavista bastion van Barinas stelde een arbeider uit de landbouwsector dat hij voorheen voor Chavez stemde, maar nu voor de oppositie. “Ik hoop dat de overwinnaars snel voor economische verbetering kunnen zorgen. Als ze dat niet doen, zullen ze hetzelfde lot ondergaan als de vorige machthebbers.” (International New York Times, 15 december)

    De kritische krachten binnen de Chavista beweging en de arbeiders en jongeren in het algemeen staan voor grote uitdagingen. Er moeten lessen getrokken worden uit deze nederlaag om te bouwen aan een onafhankelijke socialistische partij van de werkende klasse rond een programma dat breekt met het kapitalisme en opkomt voor een democratisch, socialistische geplande economie. Delen van de rechterzijde in Latijns-Amerika en de rest van de wereld proberen al om het verkiezingsresultaat in Venezuela voor te stellen als een voorbeeld van het ‘falen van het socialisme’. Dat klopt niet. Het is het falen van een poging om slechts gedeeltelijke maatregelen te nemen waarbij de kapitalistische belangen een beetje worden aangepakt, terwijl de kapitalisten hun sociale en economische macht behouden. Deze les is ook van belang voor elke toekomstige ‘linkse’ regering in Groot-Brittannië onder Jeremy Corbyn of om het verraad van Alexis Tsipras en Syriza in Griekenland te begrijpen.

  • Rechtse coalitie wint verkiezingen in Venezuela

    maduro2Het proces van contrarevolutie in Venezuela komt versterkt uit de parlementsverkiezingen van 6 december. De rechtse coalitie, MUD, haalde een grote meerderheid. De PSUV, de partij van president Maduro die voortbouwt op de erfenis van de ‘Bolivariaanse revolutie’ van Hugo Chavez, leed een zware nederlaag.

    Artikel door Ben (Charleroi)

    De rechtse coalitie haalde 7,7 miljoen stemmen of 2 miljoen meer dan in 2010. Het is meteen ook het aantal stemmen dat rechts meer haalde dan de PSUV bij deze verkiezingen. De rechterzijde gaat van 65 verkozenen in 2010 naar 112 vandaag. De PSUV verliest zijn meerderheid, van 95 verkozenen in 2010 valt de partij terug op 55 zetels. President Maduro zal dus rekening moeten houden met pogingen van de rechterzijde om het beleid stokken in de wielen te steken.

    Het is de eerste belangrijke verkiezingsnederlaag sinds 1998 en de overwinning van Hugo Chavez in de presidentsverkiezingen van dat jaar. In 2010 haalde de PSUV al een pak minder verkozenen en kon de verenigde rechtse oppositie MUD enkele honderdduizenden stemmen meer dan de PSUV voor zich winnen. Bij de presidentsverkiezingen van 2013, na het overlijden van Chavez, haalde Maduro het met amper 1% meer dan de rechtse kandidaat. Voor wie de ontwikkelingen in Venezuela volgt, was het resultaat van deze parlementsverkiezingen dus niet verrassend. Onze organisatie heeft stelselmatig gewaarschuwd voor dit risico. Zo verwijzen we naar dit artikel.

    De afgelopen jaren was er een proces van ‘Nicaraguasering’ van Venezuela, een verwijzing naar de sluipende contrarevolutie die eind jaren 1980 en begin jaren 1990 een einde maakte aan de Sandinistische revolutie in Nicaragua. (Over de opkomst en neergang van de Sandinisten publiceerden we in 2006 dit dossier waarvan zeker de laatste paragrafen nuttig zijn in de context van Venezuela vandaag).

    Na de periode van revolutionaire euforie tussen 2003 en 2006 volgde een geleidelijke electorale opmars van de contrarevolutionaire krachten. De maatregelen waarmee de revolutie vooruit kon geduwd worden en waarmee met het kapitalisme gebroken werd, bleven uit. Het falen van de revolutie om vooruit te gaan en effectief te breken met het kapitalisme ligt aan de basis van de uitputting en demoralisatie van brede lagen van de bevolking. De rechterzijde kon hierop inspelen om een verkiezingsoverwinning te boeken.

    Venezuela is hard geraakt door de sterke daling van de olieprijs. De petrodollars waren van cruciaal belang om de programma’s van sociale zekerheid te financieren. De lage olieprijzen leiden tot problemen die nog versterkt worden door de gevolgen van de economische sabotage door de kapitalisten, maar ook door de corruptie en de toenemende bureaucratisering. De regering heeft sinds 2014 geen cijfers van het BBP meer gepubliceerd. Het IMF heeft het over een inkrimping van minstens 10%. Maar liefst 30% van de goudreserves van de regering werden gebruikt om schulden af te betalen of voor import. De vertraging van de Chinese economie heeft vooral gevolgen voor Brazilië en Chili, maar die wegen op hun beurt op het volledige continent en dus ook op de economie in Venezuela. Er is een enorme inflatie. De tekorten aan basisproducten zijn breed verspreid en treffen het dagelijkse leven van de werkenden en de middenklasse. De sociale en economische situatie is rampzalig geworden.

    Maduro verwijst in zijn verklaringen over de rampzalige situatie steeds naar de economische sabotage door de kapitalisten. Maar ondertussen neemt hij geen maatregelen om de economie in handen te nemen en een democratisch bediscussieerde planning van de productie op te maken. De werkenden moeten zich organiseren rond een duidelijk eisenplatform tegen de besparingen en de aanvallen op de democratische rechten die de rechterzijde in de komende periode ongetwijfeld zal opvoeren.

  • [Interview] Nieuwe golf van strijd in Chili

    Enrique. Foto door Natalia
    Enrique. Foto door Natalia

    Op de zomerschool van het CWI spraken we met Enrique van onze Chileense afdeling. In Chili was er de afgelopen maanden een nieuwe opleving van strijd.

    Hoe staat Chili er economisch voor?

    “Eerst en vooral moet je goed begrijpen dat er economisch sterke banden zijn tussen Latijns-Amerika en China. China had de afgelopen jaren heel wat natuurlijke grondstoffen nodig. Het maakt dat Chili bijvoorbeeld 40% van de koper in het land uitvoert naar China. Het is dan ook logisch dat de stagnatie van de Chinese economie gevolgen heeft voor de situatie in Chili. De daling van de koperprijs speelt ook een rol. Het zorgt er allemaal voor dat de economie sterk vertraagt.”

    Wat betekent dit voor het dagelijkse leven van de gewone bevolking?

    “Er is een toenemende verarming. De lonen stijgen niet, maar de prijzen wel. 70% van de bevolking verdient minder dan wat overeenkomt met 600 euro per maand en 55% verdient zelfs minder dan 300 euro per maand. De levensduurte is nochtans erg hoog. Een bescheiden appartement kost al gauw meer dan 200 euro per maand. Er blijft dan niet veel over om van te leven. Er waren de afgelopen maanden heel wat stakingsacties, onder meer bij het openbaar vervoer of nog in de kopermijnen.

    chili“Het lijkt erop dat Chili een nieuw tijdperk is ingetreden. Naast het begin van een toename van strijd van de arbeidersbeweging zijn ook de studenten opnieuw in actie gekomen nadat hun beweging eind 2011 een pauze kende. Er waren verschillende grote mobilisaties. Op 18 april bijvoorbeeld betoogden 150.000 jongeren om gratis onderwijs te eisen. Sindsdien waren er verschillende betogingen met meer dan 100.000 jongeren.”

    Ik dacht dat een van de belangrijkste slogans op die betoging de volgende was: ‘Dat de corrupte figuren niet langer beslissen over wat Chili nodig heeft’. Van waar komt die slogan?

    “Die slogan heeft betrekking op zowat alle gevestigde politici in het land. Er waren recent heel wat gevallen van corruptie, zowel bij de oppositie als bij de coalitie die aan de macht is. Het gaat vooral om grote financiële bijdragen van bedrijven aan politici. Zelfs de zoon van president Bachelet wordt vervolgd wegens corruptie. Het leidt tot een afkeer tegen heel het politieke establishment. Bij de laatste verkiezingen ging slechts 41% van de bevolking stemmen. En de nieuwe corruptiezaken ondermijnen de autoriteit van de gevestigde partijen en het politieke stelsel verder.

    “Bovendien is geen enkele van de beloofde grote hervormingen op vlak van arbiedswetgeving, fiscaliteit of onderwijs gerealiseerd. Meestal is er zelfs achteruitgang op deze vlakken. Het maakt dat de populariteit van Bachelet tot minder dan 20% is gezakt. Op het einde van haar eerste mandaat stond Bachelet nog op een populariteit van 84%.”

    Bij een aantal recente betogingen raakten jongeren ernstig gewond en vielen er zelfs doden. Is er een toename van de repressie?

    “Zeker en vast. De minister van binnenlandse zaken is overigens een voormalige kopstuk van Oficina, de geheime diensten die in de jaren 1990 nog ingezet werden tegen de gewapende linkse oppositie. Er zijn regelmatig infiltraties of provocaties tegen sociale bewegingen. Er wordt ook regelmatig beroep gedaan op methoden die nog stammen uit de dictatuur van Pinochet. Deze repressie neemt onwaarschijnlijke vormen aan tegen de Mapuches, een inheemse bevolking uit het zuiden van het land. Er is een echte militaire bezetting van hun regio. Verschillende Mapuche zijn verdwenen, er zijn in kaart gezette processen en meer dan tien politieke gevangenen. Voor de verkiezingen verklaarde Bachelet dat ze de beruchte ‘antiterreurwet’ niet meer zou gebruiken, maar meteen na de verkiezingen was ze blijkbaar van mening veranderd…”

  • Dossier. Een nieuw keerpunt in Latijns-Amerika

    obamacastro [dropcap]D[/dropcap]e historische ontmoeting tussen Barack Obama en Raul Castro, politieke en economische onrust in Venezuela, het stilvallen van de hervormingen in Bolivia en de crisis in Brazilië zijn uitdrukkingen van een nieuw keerpunt in Latijns-Amerika. Er is ook een hernieuwde strijd van de werkenden en onderdrukten in deze nieuwe, instabiele periode. Een dossier door Tony Saunois.

    Latijns-Amerika komt in een nieuwe fase van economische crisis alsook politieke en sociale onrust. De grote verwachtingen in de radicale hervormingen in Venezuela, Bolivia en Ecuador werden gevolgd door ontgoocheling en crisis. De verklaringen van Hugo Chavez en Evo Morales die een overgang naar het socialisme beloofden, gingen niet gepaard met maatregelen om met het kapitalisme te breken en te starten aan de opbouw van een socialistisch alternatief. Het zette de deur open voor een intrekking van de hervormingen die ze aangevat hadden en voor economische en sociale desintegratie.

    Landen zoals Brazilië en Chili die geleid werden door zogenaamde ‘centrumlinkse’ regeringen onder leiding van Lula en nu Dilma Rousseff in Brazilië en Michelle Bachelet in Chili, komen eveneens in een nieuwe fase van crisis. Een nooit gezien niveau van corruptie en politieke crisis is kenmerkend voor de hele regio, van Mexico in het noorden tot Argentinië in het zuiden.

    Gedurende meer dan tien jaar kende het continent een snelle groei en economische uitbreiding. Het vooruitzicht dat Brazilië en Argentinië de ‘eerste wereld’ zouden vervoegen, werd door de heersers in deze landen naar voor geschoven. De middenklasse werd groter en de levensstandaard van veel werkenden ging erop vooruit. Zelfs de armsten kenden zeker in Brazilië vooruitgang. Het maakte dat vele analisten meegingen in het perspectief dat deze landen tot de ‘eerste wereld’ zouden toetreden. Gedurende meer dan tien jaar kende Argentinië een jaarlijkse groei van telkens 5 tot 7%.

    In een aantal gevallen liet deze groei de centrumlinkse regeringen toe om een aantal hervormingen door te voeren en de levensstandaard van werkenden te verhogen. Maar zelfs in deze periode van sterke groei, bleven miljoenen mensen achter in armoede. De groei is nu tot stilstand gekomen. Eerder werd de groei mogelijk door de stijgende grondstoffenprijzen en de export naar China. Olie, gas, koper, soja en andere grondstoffen die in overvloed voorkomen in Latijns-Amerika vonden een gretige afzetmarkt in China. In Chili is er veel koper, maar liefst 40% van de export ervan gaat naar China. De prijs van koper verviervoudigde de afgelopen jaren tot 4 dollar per pond. Een gelijkaardig verhaal zagen we bij olie en andere grondstoffen.

    De vertraging van de Chinese economie heeft de export van grondstoffen eveneens snel doen vertragen. De prijzen kenden een forse daling. Dit heeft een vernietigend effect, zowel op economisch, sociaal als politiek vlak. De tijden van sterke economische groei en het vooruitzicht dat landen als Brazilië bij de club van de ‘eerste wereld’ zouden aansluiten, behoren tot het verleden. De Braziliaanse economie zal dit jaar wellicht voor het tweede jaar op rij een negatieve groei kennen, mogelijk met tot 1% dit jaar. Het is de sterkste economische achteruitgang sinds 1932. Argentinië kent eveneens een diepe economische recessie en in Chili is de economie sterk vertraagd.

    De afhankelijkheid van de export van grondstoffen tijdens de periode van groei leidde tot een desindustrialisering van deze landen, waardoor ze uiteindelijk verzwakt uit deze periode komen. Wij hebben daar de voorbije jaren al meermaals op gewezen. Het aandeel van de industrie in de Latijns-Amerikaanse economie is de afgelopen tien jaar fors afgenomen. Eerder nam het belang van de export van grondstoffen af van 52% begin jaren 1980 tot 27% in de jaren 1990. Nadien nam het opnieuw toe tot meer dan 50%. Grondstoffen zijn goed voor 60% van de Braziliaanse export. Olie is goed voor 96% van de Venezolaanse inkomsten uit export. De Chinese aanwezigheid in Latijns-Amerika heeft volgens de analist Dani Rodrik van Harvard geleid tot een “premature desindustrialisering”.

    Het feit dat de nieuwe periode van crisis het continent in zijn greep houdt terwijl linkse of centrumlinkse regeringen aan de macht zijn, leidt tot heel wat verwarring onder de Latijns-Amerikaanse linkerzijde. Het werpt vragen op zoals die of het continent nu naar rechts aan het opschuiven is. De traditionele rechtse krachten proberen de situatie op populistische wijze aan te grijpen om zichzelf te versterken. Dit wordt versterkt door de dreiging van kapitalistisch herstel in Cuba. In The Guardian stelde Jonathan Watts volgende vraag: “Schandalen, protest, zwakke groei: is de Latijns-Amerikaanse linkerzijde op de terugtocht?” (22 maart). Hij concludeerde: “Het algemene beeld is niet zo rooskleurig als tien jaar geleden, maar het is nog niet voorbij”.

    Regeringen zoals die van Lula/Roussef in Brazilië of Christina Kirchner in Argentinië hebben geen links beleid gevoerd. Ze hebben een pro-kapitalistische koers gevaren waarbij aanvankelijk enkele beperkte toegevingen werden gedaan. In Venezuela heeft Chavez, en zeker zijn opvolger Maduro, net zoals Morales in Bolivia een prijs betaald voor het feit dat geen breuk met het kapitalisme werd gemaakt. Er waren belangrijke en positieve hervormingen, maar ook die zijn nu opnieuw bedreigd. Deze regeringen hebben de afgelopen periode meer nadruk gelegd op een pro-kapitalistisch beleid, ze maakten een scherpe bocht naar rechts.

    Enorme corruptie in Brazilië

    De aanhoudende woede en het ongenoegen heeft ruimte gegeven aan enkele traditionele rechtse partijen om via populistische acties en campagnes een grotere steun te vinden. Dit is geen uitdrukking van een bocht naar rechts in de samenleving. Het is de afwezigheid van een sterk en massaal socialistisch alternatief die ruimte liet aan de populistische rechterzijde om zich te beroepen op het vacuüm dat is ontstaan. Dit blijkt vooral heel scherp uit de enorme crisis die in Brazilië is ontstaan.

    Brazilië kent verschillende crises, die mogelijk kunnen samenkomen in een ‘perfecte storm’ met een massale en nooit geziene sociale en politieke onrust. Het zal heel wat kansen bieden voor opkomende socialistische krachten zoals PSOL (Partido Socialismo e Liberadade) of de beweging van daklozen MTST (Movimento dos Trabalhadores Sem Teto) om een socialistisch alternatief naar voor te schuiven. De economische crisis leidt tot afdankingen, besparingen en aanvallen op de werkende bevolking en de middenklasse. Het leidde eerder dit jaar al tot een golf van strijd. Personeel uit de publieke sector, leraars, arbeiders uit de automobielsector, metaalarbeiders, … gingen in staking en strijd. In Paraná was er een staking van onbepaalde duur door het personeel van de publieke sector waardoor de lokale overheid de besparingen moest intrekken. Arbeiders van Volkswagen en General Motors behaalden gedeeltelijke overwinningen in stakingen tegen afdankingen.

    Er is een bijzonder explosief corruptieschandaal rond Petrobas, het grote Braziliaanse oliebedrijf. Er werd tot 10 miljard dollar uitgedeeld aan bouwbedrijven en politici, vooral van de PT van Rousseff en Lula. Een manager slaagde erin om 100 miljoen dollar naar zichzelf door te schuiven en vervolgens in belastingparadijzen te plaatsen.

    Er werden al 133 mensen in vervolging gesteld, waaronder 33 leden van de PT. De financiële verantwoordelijke van de PT, João Vaccari, werd opgepakt en moest ontslag nemen. Meer dan 40 politici zijn betrokken in corruptieschandalen, onder hen beide parlementsvoorzitters. De grootste coalitiepartner van de PT weigerde recent om een wetsvoorstel te steunen omdat een leider van de partij niet werd beschermd tegen een onderzoek naar corruptie. De presidentiële campagne van Rousseff in 2010 kreeg naar verluidt meermaals steun vanuit verdacht hoek. Volgens de federale politie zijn er onderzoeken naar tien grote bouwbedrijven. Dit schandaal en de achtergrond van economische en sociale crisis zorgen voor een val van het vertrouwen in het politieke stelsel en de kaste die aan het hoofd ervan staat.

    Er is verder een aanhoudende periode van droogte die in het zuiden van het land, onder meer in São Paulo, verregaande gevolgen heeft. De rantsoenering van water heeft gevolgen voor miljoenen mensen en kan leiden tot een grote humanitaire ramp in een van de grootste stedelijke centra ter wereld. Het belangrijkste waterreservoir dat São Paulo bedient, stond in 2014 op een capaciteit van 39%. Dat is nu gedaald tot 19,4% – zelfs indien het ‘volume morto’ (de noodvoorraad die slechts na een speciale procedure kan gebruikt worden) in rekening wordt gebracht.

    Nieuwe golf van strijd

    Deze situatie is het directe gevolg van de privatisering en de ontbossing. Een gebrek aan investeringen in infrastructuur zorgt ervoor dat tot 30% van het water in São Paulo verloren zou gaan in lekken. Het versterkt de crisis die er al lang zat aan te komen. De federale of regionale regeringen hebben er niets aan gedaan en de geprivatiseerde waterbedrijven al helemaal niet. Het zorgt voor protest en het kan een belangrijk thema worden in de komende maanden.

    Rousseff slaagde er nipt in om voor een tweede termijn verkozen te raken. De steun die ze geniet is wel in vrije val, van 25% tot 13% op enkele maanden tijd en het laagste niveau sinds de massabeweging tegen de voormalige president Fernando Collor de Mello. Die werd in 1992 door de bevolking uitgespuwd en vervolgd wegens corruptie. De traditionele rechtse pro-kapitalistische PSDB (Partido da Social Democracia Brasileira) gebruikte de recente ontwikkelingen op populistische wijze om de afzetting van Rousseff te eisen. Er volgden grote acties, vooral van de middenklasse. Velen op de acties waren geen traditionele rechtse aanhangers, maar mensen die gewoon woedend zijn, in het bijzonder omwille van de corruptie.

    De PT en de regering probeerden hierop hun traditionele achterban te mobiliseren. Het leidt tot enorme verwarring, brede lagen van de bevolking zijn niet bereid om de PT-leiders te steunen. Mede door het werk van LSR (Liberdade Socialismo e Revolução, onze Braziliaanse zusterorganisatie) zijn er ook acties die sociale hervormingen eisen en ingaan tegen zowel de regering als de rechterzijde. Op 15 april was er in São Paulo een actie van de MTST en PSOL, waar ook de vakbondsfederatie CSP-Conlutas aan deelnam, met tot 30.000 aanwezigen. De druk van onderuit zorgde ervoor dat ook de officiële vakbondsfederatie CUT uiteindelijk de actie moest steunen en overging tot een nationale actiedag met ook acties en stakingen in Porto Alegre, Recife en vele andere steden.

    Het idee van een algemene 24-urenstaking dat al enige tijd door LSR naar voor wordt gebracht, begint nu opgenomen te worden. CSP-Conlutas stelt terecht dat er een datum voor deze stakingsdag moet komen. De CUT staat voor het eerst sinds jaren onder druk om effectief over te gaan tot een algemene staking. De ontwikkelingen in Brazilië, de economische en politieke reus van het continent, zullen ongetwijfeld een grote impact hebben op de rest van het continent. Zeker indien PSOL en sociale bewegingen als MTST erin slagen om sterke socialistische krachten uit te bouwen als alternatief op zowel de regering als de rechtse oppositie.

    Argentinië wordt gekenmerkt door een vernietigende economische crisis. Kirchner voerde een pro-kapitalistisch binnenlands beleid, maar ging wel in conflict met de internationale imperialistische belangen. Ze verrijkte zichzelf en is vandaag 20 keer zo rijk als in 2003. De electorale groei van de trotskistische alliantie FIT (Frente de Izquierda y de los Trabajadores) weerlegt het idee dat het continent naar rechts opschuift. Maar het succes van de FIT stelt wel nieuwe uitdagingen. Zal de alliantie erin slagen om op het succes verder te bouwen en ook delen van de voormalige aanhangers van de Peronistische vakbonden te betrekken in de opbouw van een bredere arbeiderspartij?

    Chili was het voorbeeldland voor het continent, maar ook Chili wordt getroffen door de crisis. De economie vertraagt er als gevolg van de dalende koperprijzen en de afname van de export naar China. Michelle Bachelet en haar ‘Nieuwe Meerderheid’ voerden campagne met de belofte van hervormingen, maar na de verkiezingen kwam daar niets van in huis. Het verlies aan autoriteit van de gevestigde partijen bleek in de verkiezingen van 2013. Amper 41% van de kiezers ging effectief stemmen. Er was tegelijk een grote jongerenrevolte en het begin van een nieuwe golf van strijd van de werkenden en gewelddadige confrontaties van onder meer de Mapuche bevolking.

    Venezolaanse regime onder druk

    De dreiging van de rechtse MUD (Mesa de la Unidad Democrática) voor de regering-Maduro is reëel. De leiding van Henrique Capriles neemt een bijzonder populistische benadering aan om in te spelen op het ongenoegen als gevolg van de economische situatie. Maduro verwijst wel naar socialisme, maar schoof sterk naar rechts op om het kapitalisme gerust te stellen. De rechterzijde en het VS-imperialisme nemen er evenwel geen genoegen mee, ze blijven opkomen voor een volledige nederlaag van deze regering.

    De bocht naar rechts blijkt onder meer in het nieuwe bestuur van het oliebedrijf PDVSA onder leiding van Eulogio del Pino. De private aandeelhouders, een minderheid in het oliebedrijf, kregen een grotere invloed. De werknemers van PDVSA moeten niet langer een rood t-shirt dragen en de door de overheid aangestelde bestuurders zijn aan de kant geschoven.

    De economische ramp in het land werd versterkt door de val van de olieprijzen. Dit jaar zou de economie met 5% krimpen nadat het vorig jaar ook al een negatieve groei van 4% kende. Er is een tekort aan zowat alles. Volgens schattingen zijn een op de drie basisgoederen niet beschikbaar, het gaat onder meer om voedsel, medicijnen en kledij. Er zijn prikborden waar mensen aan ruilhandel doen, bijvoorbeeld toiletpapier ruilen voor wasmiddel. Venezuela kent de hoogste inflatiecijfers ter wereld met ongeveer 70%.

    Dit ondermijnt de steun voor de regering. De tekorten zijn deels het gevolg van speculatie en de pogingen van de kapitalisten om het land te destabiliseren. Maar ze zijn ook het gevolg van de bureaucratische top-down aanpak van het regime. De hervormingen van Chavez worden hierdoor ondermijnd. Het gezondheidssysteem is in crisis, van de 45.000 bedden in publieke ziekenhuizen kunnen er slechts 16.000 effectief gebruikt worden. De rest worden niet gebruikt wegens tekorten.

    De steun voor Maduro is volgens peilingen onder de 30% gezakt. Wij waarschuwden er eerder al voor dat dit het resultaat is van de impasse als gevolg van het feit dat niet gebroken werd met het kapitalisme. Er kwam geen nationalisatie van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer. De impasse opent de weg voor ontgoocheling, waar de rechtse MUD op kan inspelen.

    Voorheen kreeg Venezuela leningen van China in ruil voor olie. De afname van de oliereserve heeft geleid tot vertragingen in de olieleveringen en een gedeeltelijk falen in de terugbetaling van de schulden aan China. Tegen de achtergrond van een diepere crisis is het niet uitgesloten dat zelfs Maduro radicalere maatregelen neemt waarbij tegen de kapitalistische belangen wordt ingegaan. Dit is niet het meest waarschijnlijke perspectief, maar het is niet uitgesloten.

    Het einde van het embargo tegen Cuba

    Begin dit jaar kondigden de Amerikaanse president Barack Obama en de Cubaanse president Raul Castro een reeks historische akkoorden aan. Het leidde tot een herstel van diplomatieke betrekkingen tussen de twee landen, een verzachting van de reisbeperkingen en de eerste stappen in de richting van een afbouw van het handelsembargo dat van kracht is sinds de revolutie van 1959/60. Er was al een vrijlating van gevangenen, waaronder Amerikaanse onderdanen, door Cuba en ook van Cubanen die in de VS werden vastgehouden.

    Het wijst op een keerpunt in het beleid van het VS-imperialisme ten aanzien van Cuba. Deze bocht werd versterkt in de gesprekken tussen Obama en Castro tijdens de recente Amerikaanse Top in Panama. Voor het Cubaanse regime wijst dit op een verdere stap in de richting van kapitalistisch herstel, een proces dat al jarenlang bezig is. De aankondigingen in Panama waren het resultaat van geheime onderhandelingen tussen beide regeringen. Deze onderhandelingen waren al enkele jaren bezig in Canada. De rechtse regering van Canada en ook de paus speelden er een rol in.

    Obama erkende: “Je kan niet meer dan 50 jaar hetzelfde doen en toch een ander resultaat verwachten.” De Europese en Canadese heersende klassen, maar ook het grootste deel van het Latijns-Amerikaanse kapitalisme, kozen voor een andere aanpak die nu ook door Obama wordt gedeeld. Raul Castro prees Obama en stelde dat hij de Nobelprijs voor de Vrede moet krijgen. Dat de huidige VS-president meer aanvallen met drones in Afghanistan en het Midden-Oosten uitvoerde dan George Bush, leek Castro te ontgaan.

    Sinds de Cubaanse revolutie heeft het VS-imperialisme een strikt embargo opgelegd tegen Cuba en werden verschillende pogingen ondernomen om het regime omver te werpen en het kapitalisme te herstellen. In 1961 was er zelfs een gewapende interventie daartoe. Ondanks de verregaande gevolgen van het embargo, heeft de VS-aanpak gefaald. Dat kwam vooral door de brede steun voor de revolutie in Cuba. In de VS werd de harde koers mee in de hand gewerkt uit electorale overwegingen, meer bepaald onder de Cubaanse vluchtelingen in Miami.

    Het VS-imperialisme kiest nu voor een nieuw beleid waarbij het embargo kan verdwijnen. De dreiging van kapitalistisch herstel in een geïsoleerde arbeidersstaat kan niet alleen voortkomen uit de dreiging van een militaire interventie. Zoals Leon Trotski waarschuwde met betrekking tot de voormalige Sovjet-Unie kan de dreiging ook komen in de vorm van “goedkope producten in de goederentrein van het imperialisme.” Het doel van het VS-imperialisme blijft hetzelfde, maar er wordt voor een andere weg gekozen om dit te bereiken. Door de Cubaanse economie te overspoelen met goederen en investeringen hoopt de VS het kapitalisme volledig te herstellen.

    Verworvenheden uit het verleden op de helling

    De koerswijziging van de VS werd mee mogelijk door de verandering van het beeld van de nieuwe generatie binnen de gemeenschap van Cubaanse vluchtelingen in de VS. De vorige generaties hielden sterk vast aan een embargo en een openlijke strijd tegen het regime. Volgens sommige peilingen zouden 52% van de Cubanen in de VS vandaag voorstander zijn van het beëindigen van het embargo. Delen van de kapitalistische klasse, zoals suikermagnaat Alfy Fanjul, spraken zich openlijk uit voor het einde van het embargo. Zij kijken uit naar de vooruitzichten van nieuwe markten in een kapitalistisch Cuba.

    Veel Cubanen zijn afhankelijk van financiële steun die ze van familieleden in de VS krijgen. Naar schatting 62% van de Cubaanse gezinnen krijgt steun van buitenaf. Volgens sommige schattingen zouden deze bijdragen zelfs goed zijn voor maar liefst 90% van de distributiemarkt. De harde economische situatie is rampzalig voor de massa’s. De belangrijke sociale verworvenheden als gevolg van de omverwerping van het kapitalisme worden ondermijnd. De steun voor de revolutie en de vijandigheid tegenover het kapitalisme en het VS-imperialisme zorgden ervoor dat het Cubaanse regime de geplande economie en het bureaucratische regime tegen de stroom in kon behouden doorheen de jaren 1990 (de ‘speciale periode’). De waarde van de lonen in Cuba zou nu nog slechts 28% van de waarde voor de val van de Sovjetunie bedragen.

    Het regime en de planeconomie hielden stand ondanks de golf van het vrijemarktkapitalisme op wereldvlak. Het regime hield zich politiek in stand en gebruikte het VS-embargo om de afkeer tegen het imperialisme te versterken. Toen Chavez aan de macht kwam in Venezuela was er wat ademruimte in de vorm van goedkope olie. Dit wordt nu bedreigd als gevolg van de dalende olieprijzen en de crisis van de regering-Maduro. Het gebrek aan echte arbeiderscontrole en –democratie zorgt samen met het bijhorend bureaucratisch wanbeheer en corruptie voor een versterking van de economische en sociale crisis.

    De revolutionaire ontwikkelingen in Venezuela, Bolivia en Ecuador begin deze eeuw zorgden ervoor dat Cuba uit het isolement kon geraken. Een echte arbeidersdemocratie zou deze kans gegrepen hebben om stappen te zetten in de richting van een vrijwillige socialistische federatie van deze landen. Het zou de mogelijkheid geboden hebben om tot economische samenwerking en planning over te gaan en de rest van de werkende bevolking van Latijns-Amerika mee te trekken in een alternatief op het kapitalisme. Deze kans werd niet gegrepen, de crisis die nu al deze landen treft zorgt ervoor dat de massa’s hier de prijs voor zullen betalen.

    Jammer genoeg hebben noch het Cubaanse regime noch de reformistische regimes van Morales, Chavez of Rafael Correa (uit Ecuador) stappen in deze richting gezet. De laatste drie bleven vastzitten in het kapitalistische kader. Het Cubaanse regime voerde een reeks maatregelen die de weg naar kapitalistische herstel openen. De ontwikkelingen van de afgelopen periode wijzen erop dat het proces verder deze richting uitgaat.

    Een bruggenhoofd voor het kapitalisme

    Het afzwakken van de reisbeperkingen moet zeker verwelkomd worden, maar andere maatregelen bedreigen de overblijvende verworvenheden van de revolutie. De nieuwe arbeidswet vormt een aanval op de arbeidsvoorwaarden. De pensioenleeftijd werd in 2008 al met vijf jaar verhoogd. De invoering van een ‘dubbele munt’ waarbij sommige werkenden in dollars betaald worden, heeft de ongelijkheid versterkt. Het regime voerde een ‘omwisselbare peso’ (CUC) in die aan de dollar werd vast geklonken en gebruikt wordt in de toeristische sector en voor de import. Lokale producten gebruiken de lokale peso (CUP) waarvan er nu al 25 nodig zijn voor 1 CUC. De regering kondigde aan dat de dubbele munt zal verdwijnen, maar voorlopig bleef het bij woorden.

    De dubbele munt versterkt de zwarte markt. De regering wil bovendien een miljoen werkenden uit de publieke sector halen om duizenden kleine en middelgrote bedrijven (“cuentapropistas”) op te zetten. Er zijn al 500.000 toelatingen voor dergelijke bedrijven. Het gaat vooral om kleine bedrijven zoals restaurants. Het aantal personeelsleden in de private sector nam sinds 2007 toe van ongeveer 140.000 tot 400.000. Dat is een opmerkelijke stijging maar het blijft slechts een minderheid van het totale aantal werkenden dat vijf miljoen bedraagt.

    Er is in de toeristische sector een bruggenhoofd voor kapitalistisch herstel gevestigd. Deze sector trok heel wat buitenlandse investeringen uit Europa, Canada, Brazilië en recent ook uit China aan. Prostitutie werd na de revolutie uit de samenleving verbannen maar is nu terug op de straten van Havana, zeker in de toeristische gebieden.

    Er zijn speciale vrijhandelszones geopend, zoals de nieuwe haveninfrastructuur aan de baai van Mariel gefinancierd door investeringen uit Brazilië en Singapore. Er wordt hier geïnvesteerd met het oog op een einde van het Amerikaanse handelsembargo en de uitbreiding van het kanaal van Panama en de opening van het nieuwe vanuit China gefinancierde kanaal in Nicaragua. Investeerders krijgen contracten van 50 jaar in plaats van de gebruikelijke 25-jarige contracten. Investeerders hebben 100% bezit van de infrastructuur. Ze moeten geen lokale belastingen betalen en worden tien jaar vrijgesteld van de belasting van 12% op de winsten.

    Ondanks deze maatregelen moeten kapitalistische investeerders nog steeds onderhandelen met de regering of de staatsbedrijven. Het Cubaanse regime hanteert nog steeds elementen van socialistische retoriek, deels is dit een uitdrukking van de steun die er nog altijd is voor de revolutie en dit zeker onder de oudere generatie, maar er wordt steeds vaker beroep gedaan op het nationalisme van José Marti, de leider van de onafhankelijkheidsbeweging tegen de Spaanse kolonisten.

    De jonge generaties wachten wanhopig op de nieuwe vrijheden van internet en de mogelijkheid om te reizen. Zij hebben niet zozeer de verworvenheden van de revolutie gekend, maar wel de ondermijning en uitholling van deze verworvenheden met economische en sociale crisis alsook de verstikkende bureaucratie. De komst van goedkope goederen kan aanvankelijk een aantrekkingskracht uitoefenen, maar de realiteit van het leven in een kapitalistische samenleving zal eveneens gauw duidelijk worden.

    Deze ontwikkelingen vormen een belangrijke stap in de richting van een herinvoering van het kapitalisme. Dit is al bezig in enkele sectoren, ook al gebeurt het onder toezicht van de overheid. De staat oefent nog steeds een sterke controle uit en kan op bepaalde ogenblikken de contrahervormingen terugdraaien. Randal C Archibold haald eeen Amerikaanse advocaat aan die advies geeft aan investeerders in Cuba: “Wat gebeurt er indien het kapitaal naar daar gaat en Cuba van koers verandert? Je weet nooit of de Cubanen van standpunt kunnen veraderen. Er zijn heel wat onzekerheden omdat dit een volledig nieuwe ontwikkeling is.” (New York Times 9 april).

    De overgang naar een volledig kapitalistisch herstel zal niet rechtlijnig verlopen. Delen van het regime zien deze ontwikkeling ook niet zitten. Zo verklaarde Maiela Castro, de dochter van Raul, in januari: “De Cubaanse bevolking wil geen terugkeer naar het kapitalisme.” Op dit ogenblik zijn de sleutelsectoren van de economie nog niet geprivatiseerd of verkocht aan buitenlandse kapitalisten. De komst van Mastercard en Netflix is opmerkelijk maar blijft grotendeels symbolisch.

    Crisis en verzet

    Voor socialisten en de werkende klasse vormen de maatregelen in de richting van kapitalistisch herstel een stap achteruit. Het ondermijnt de verworvenheden van de Cubaanse revolutie voor de massa’s. Het zal uiteindelijk door de heersende klasse, zeker in Latijns-Amerika, gebruikt worden om het idee van socialisme als alternatief op het kapitalisme te discrediteren. Maar dit zal niet dezelfde effecten hebben als het ideologische offensief tegen het socialisme na de val van de voormalige stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa in 1989/90.

    Er opent zich een nieuwe fase van kapitalistische crisis en arbeidersstrijd doorheen de wereld. De arbeidersklasse heeft de afgelopen 25 jaar de ‘suprematie van de vrije markt’ ondergaan en begint de strijd ertegen te voeren. Het opheffen van het embargo tegen Cuba is een nederlaag voor het vroegere beleid van het VS-imperialisme in de pogingen om het Cubaanse regime omver te werpen. Het zal Cuba de mogelijkheid bieden om handel te drijven op de wereldmarkt.

    Zonder een echte arbeidersdemocratie dreigt dit de ontwikkeling van kapitalistisch herstel te versnellen. Een staatsmonopolie op buitenlandse handel, onder democratische controle van een arbeidersdemocratie is essentieel om deze dreiging af te wenden. Tegen de achtergrond van een nieuwe internationale kapitalistische crisis is het mogelijk dat de stappen naar kapitalistisch herstel beperkt blijven. Het is mogelijk dat Cuba een langere tijd een gemengde of hybride situatie kent.

    Aanvankelijk zullen verworvenheden van de revolutie op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs mogelijk behouden blijven, zelfs al gaan ook deze gebukt onder een gebrek aan investeringen. Er blijven heel wat obstakels en er zal ongetwijfeld verzet zijn als de realiteit van kapitalistisch herstel duidelijk wordt. Delen van de bevolking zijn bang voor het verdwijnen van de verworvenheden van de revolutie en vrezen dat het land een nieuw Puerto Rico kan worden. Er is verzet nodig tegen het kapitalistisch herstel waarbij dit verzet gekoppeld wordt aan de strijd voor arbeidersdemocratie en een geplande economie.

    In Latijns-Amerika is er nood aan een massaal socialistisch alternatief. Daarbij moeten we de beperkingen van de radicale reformistische maatregelen en bureaucratische methoden in Venezuela, Bolivia en Ecuador erkennen. Deze landen bleven gevangen zitten in het kapitalisme. De opportunistische populistische mobilisaties van de rechterzijde in Brazilië, Venezuela en andere landen tonen de dringendheid van een sterke socialistische beweging. Er is een nieuwe fase in de crisis en de strijd doorheen het continent. De arbeidersklasse en de revolutionaire socialisten moeten daarin bouwen aan een strijdbaar socialistisch alternatief.

     

     

     

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop