Your cart is currently empty!
Category: Latijns-Amerika
-
Brazilië voelt het gewicht van de crisis terwijl massastrijd weer de kop op steekt
Massale demonstraties tegen de verhoging van de bustarieven in alle grote steden
Op de avond van 13 juni viel de militaire politie in centrum van São Paulo een vreedzame betoging van ongeveer 15000 mensen laffelijk aan. Op een volstrekt willekeurige manier arresteerde de politie 235 mensen, velen louter omdat ze zich in de buurt bevonden. Sommigen werden gearresteerd omdat ze een student leken te zijn of omdat ze azijn in hun rugzak hadden om de effecten van traangas te verzachten.
Oproerpolitie vuurde zonder onderscheid rubberen kogels en bommen af. Bovenop betogers werden veel journalisten, fotografen en cameramensen gekwetst. Zelfs degenen die probeerden om de gewonden medisch bij te staan werden gearresteerd en hun EHBO-kits werden in beslag genomen. Het hardhandige politieoptreden komt te midden van een algemene golf van aanvallen op sociale bewegingen en armen.
Brazilië ervaart een nieuw tijdperk gekenmerkt door de meer evidente tekenen van crisis en de heropleving van de strijd door de arbeiders en jongeren. Het jaar 2012 had het hoogste aantal stakingen in 16 jaar. Werknemers in de publieke sector verzetten zich tegen besparingen en aanvallen op verworven rechten. Ook werknemers uit de private sector eisen hun aandeel in de geroemde economische groei.
De politieke impact van deze strijd is beperkt door de versnippering van de beweging, de aard van de bureaucratische vakbondsleiders evenals de zwakheid van de linkse oppositie tegen de regering van Dilma Rousseff van de Arbeiderspartij (PT). 2013 toont echter voortdurende afbrokkeling van politieke steun voor de regering en de opkomst van een nieuw bewustzijn onder brede lagen van jongeren en arbeiders.
Het beeld van Brazilië als een land op weg naar de “Eerste Wereld” wordt zwaar aangetast door een situatie van zeer beperkte groei (minder dan 1% in 2012) samen met een hoge inflatie, die vooral de armen treft. Op een moment dat het economisch beleid van de federale overheid naar rechts opschuift (rentestijging, privatisering van havens, luchthavens, olievelden, etc.) daalt de steun in de peilingen met 8% (sinds maart van 65% naar 57%).
Stijging transport tarieven leidt tot strijd in grote steden
De laatste weken hebben we een explosie van volksstrijd gekend, geleid door de jeugd en aangestoken door de verhoging van de prijzen van het openbaar vervoer. In vele hoofdplaatsen en grote steden, bereikten de betogingen een hoger niveau, zowel kwalitatief als kwantitatief, als in voorgaande bewegingen. Op vele plaatsen, zoals in Porto Alegre, Teresina, Goiânia en Natal, werd de prijsverhoging dan ook teruggeschroefd dankzij die protesten.
Op dit moment, wordt de belangrijkste strijd geleverd in São Paulo. Met vier verschillende betogingen sinds 6 juni, groeit de beweging dagelijks. De onmiddellijke eis is een prijsverlaging van de bus-, en metro-tarieven van 3,20 naar 3,00 Braziliaanse real (van ongeveer 1,1 Euro naar ongeveer 1 Euro). Bijkomend klaagt de beweging de logica van het huidige transportsysteem in de stad aan, dat nu enkel dient om winsten te genereren voor een handvol werkgevers. Dure tickets, overbezetting en slechte omstandigheden vormen een ware nachtmerrie voor de arbeiders en studenten die dagelijks moeten reizen in deze gigantische metropool.
In Brazilië worden door de hoge prijzen naar schatting 37 miljoen mensen uitgesloten van openbaar vervoer. Tientallen miljoenen meer mensen geven een groot deel van hun inkomen uit aan de verplaatsing naar werk of school met chaotisch vervoer van lage kwaliteit. Een van de eisen van de beweging is gratis vervoer in São Paulo. Het idee is dat bedrijven en de rijkere lagen van de bevolking het grootste aandeel van de vervoerskosten zouden moeten betalen en niet de werknemers en studenten.
De PT verdedigde dit in de jaren 1980, toen de partij nog links was en zich baseerde op de sociale bewegingen. Het huidige PT-bewind in de stad, aangevoerd door burgemeester Fernando Haddad, verwerpt dit project vandaag, weigert de privatiseringen in het transportsysteem terug te draaien en is hondstrouw aan zakenlieden in de vervoersector.
De deelstaatregering van São Paulo, geleid door Geraldo Alckmin van de PSDB, de belangrijkste rechtse oppositie tegen de federale regering van de PT, is verantwoordelijk voor de metro van São Paulo en weigert om deze eisen te bespreken. Alckmin bevordert een proces van privatisering van nieuwe metrolijnen en is verantwoordelijk voor de brute repressieve reactie van de militaire politie van São Paulo tijdens de demonstraties.
Vele jonge arbeiders die bij de gemeenteraadsverkiezingen in oktober vorig jaar stemden voor Haddad en de PT om een nieuwe overwinning van traditioneel rechts te vermijden, destijds geleid door PSDB kandidaat Jose Serra, zijn vandaag diep teleurgesteld in de PT. De eenheid van de PT met de PSDB tegen de eisen van de beweging in en het beleid van repressie tegen betogingen vervreemdt grote delen van hun sociale en electorale basis.
Wereldbeker misdaden
De grote evenementen die de komende jaren in het land zullen plaatsvinden (Wereldbeker in 2014 en de Olympische Spelen in Rio 2016) dienen als voorwendsel voor echte contra-hervormingen in de grote steden. De bouwprojecten in verband met het WK veroorzaken de verwijdering van duizenden gezinnen uit hun huizen om plaats te maken voor vastgoedspeculatie.
In plaats van mensen te dienen, worden steden steeds meer gevormd om het kapitaal te dienen. De openbare ruimte is te koop en elk obstakel in de weg van de winst moet worden geëlimineerd. Dit alles is onder een façade van modernisering en sociale vrede.
Stadions worden geprivatiseerd, de corruptie viert hoogtij in de bouwprojecten van het WK, overmatige uitbuiting van bouwvakkers veroorzaakte (dodelijke) ongevallen, aannemers en overheden profiteren buitensporig, terwijl de rechten van de inwoners van grote steden worden vertrapt. Op 14 juni begon een campagne van nationale strijd van volksbewegingen voor huisvesting, het Stedelijke Verzets Front, samen met de WK Volkscomité’s, om de WK-misdaden aan te klagen.
Repressie en criminaliseren van de sociale bewegingen
Geconfronteerd met de opgang van de strijd en de behoefte om de betogingen te blokkeren op de avond van de Confederatie Cup (die op 15 juni van start gaat), neemt het politiegeweld tegen de betogers dramatisch toe.
De straten optrekken, nochtans een democratisch recht, wordt verboden. In vele steden doet het politiegeweld ons denken aan militair dictatoriaal regime. Gerechtelijke uitspraken die betogingen verbieden, samen met de kogels en bommen van de politie tegen de demonstranten, toont aan dat we op dit moment een grote aanval kennen op de democratische basisrechten van het volk.
Na een straffe mediacampagne, die stelde dat de betogers vandalen en hooligans zijn en die het politiegeweld op die manier ondersteunde en rechtvaardigde, heeft de drastische repressie van de betoging op 13 juni zo’n grote commotie veroorzaakt dat de traditionele media zich nu genoodzaakt zag een toontje lager te zingen.
In het centrum van São Paulo viel de politie in de nacht van 13 juni op een laffe manier een vredevolle en georganiseerde betoging van ongeveer 15.000 mensen aan. Daarbij werden ongeveer 235 mensen op een brutale manier gearresteerd. De oproerpolitie schoot lukraak met rubberen kogels en bommen. Daarbij bleven naast betogers ook de journalisten, fotografen en cameramannen niet gespaard. Dit politiegeweld komt midden in een golf van aanvallen op sociale bewegingen en meer algemeen tegen de arme bevolking. In grote steden, zoals São Paulo en Rio, leeft de zwarte jeugd in de voorsteden in een permanente staat van geweld.
Verkrachtingen namen in Rio sterk toe de laatste tijd. Het racistisch geweld van de politie en de straffeloosheid waarmee de doodseskaders wegkomen, het geweld tegen vrouwen, de criminalisering van de armste laag van de bevolking en de repressie van de rechtervleugel, zijn een ware realiteit in de voorsteden.
Plaatselijke leiders worden systematisch vermoord, zoals onlangs nog twee inheemse leiders (de etnische Terena en Guarani-Kaiwoas) die ingaan tegen de praktijken van de landbouwmultinationals en de overheid bij het vernielen van hun land.
De strijd die de democratische rechten verdedigt, verwerft een centraal belang in de context van de Wereldbeker. Men poogt een soort noodtoestand in het land te creëren die het recht geeft om betogingen te verbieden en vrije meningsuiting te beknotten.
De stad van de arbeiders, de jeugd en het volk
Deze strijd voor openbaar vervoer, huisvesting en het democratisch recht om de straten te bezetten, zou moeten verenigd worden in een grote nationale beweging van de arbeiders, de jeugd en het volk om hun eigen steden te controleren en te bezitten.
Als resultaat hiervan zou het mogelijk worden om de basis te leggen voor de eenmaking en de organisatie van de arbeidersstrijd, volks- en studentenbewegingen, en dit onafhankelijk van de overheid en de werkgevers. Een nationale bijeenkomst van arbeiders en studenten om een gemeenschappelijk actieplan te ontwikkelen, zou kunnen leiden tot een krachtige nieuwe eengemaakte vorm van strijd.
Dat is waar de LSR (De Braziliaanse afdeling van de CWI, en dus verbonden met de LSP) voor ijvert in de sociale bewegingen waar zij deel van uitmaakt alsook in PSOL (Partij voor socialisme en vrijheid).
Wij staan voor :
- Onmiddellijke verlaging van de vervoerstarieven. Strijden voor gratis vervoer – laat de bedrijven betalen voor openbaar vervoer! Nationaliseren van openbaar vervoer, democratisch onder de controle van arbeiders en gebruikers. Niet betalen van de schuld aan de bankiers en een massale investering in openbaar vervoer!
- Een einde maken aan het uitzetten van inwoners! Neen tegen seksueel misbruik! Vechten tegen het misbruiken en geweldplegingen tegen vrouwen!
- Verdedig de rechten van de bouwvakkers op de Wereldbeker-projecten! Neen aan de privatisering van Maracanã en aan de corruptie in de bouwprojecten rond de Wereldbeker! Afbakening van de grond van de inheemse bevolking! Geen noodwetten opgelegd door de FIFA – voor het recht om ons te organiseren, onze mening te uiten en te betogen!
- Neen aan de repressie tegen betogingen van jongeren en werkenden! Neen aan de criminalisering en toegenomen gebruik van het gerechtelijk systeem tegen sociale strijd! Onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangenen die werden opgepakt in de strijd tegen de prijsverhoging voor het openbaar vervoer en in andere bewegingen. Neen aan de slachtpartij onder zwarte jongeren in de voorsteden!
- Voor een nationale dag van verenigde strijd rond de eisen voor openbaar vervoer, betaalbare huisvesting, tegen de misdaden rond de Wereldbeker en in verdediging van het recht om te betogen en tegen de criminalisering en repressie van sociale bewegingen
- Voor een nationale bijeenkomst van arbeiders en jongeren om een actieplan uit te werken en te bouwen aan een eengemaakt nationaal forum van strijdbewegingen.
-
Hugo Chavez overleden, strijd gaat door
Miljoenen Venezolaanse arbeiders, armen en jongeren rouwen om de dood van de Venezolaanse president Hugo Chavez. Duizenden trokken de straten van Caracas op met slogans als ‘Todos somos Chavez’, ‘We zijn allemaal Chavez’. In een tijdperk van een grote kloof tussen de gevestigde politici, die de belangen van de grote bedrijven en superrijken verdedigen, en de massa’s aan de andere kant, was Chavez ongetwijfeld een opvallende figuur. In een tijdperk van besparingen en aanvallen, zijn de maatregelen die hij nam om armoede te verzachten des te opvallender.
De arbeiders en jongeren in Venezuela staan niet alleen, wereldwijd werd uitgekeken naar het regime van Chavez als een regime dat een alternatief bood op het imperialisme, neoliberalisme en kapitalisme. Heel wat rechtse commentatoren en media stonden natuurlijk meteen klaar met hun veroordeling en hun haat tegenover dit regime. Het rouwen voor het overlijden van Chavez en de woede tegenover de aanvallen van de rechterzijde moeten omgezet worden in een nieuw stadium in de arbeidersstrijd voor socialisme in Venezuela en de rest van de wereld.
Hypocrisie van de kapitalistische commentatoren
Sinds het overlijden van Chavez waren er tal van artikels waarin Chavez werd afgedaan als ‘autoritair’, ‘dictator’ of als ‘caudillo’. Sommigen probeerden van zijn dood gebruik te maken om het voor te stellen als het einde van nog een mislukt socialistisch regime.
Deze commentatoren hoopten in oktober 2012 dat Chavez de presidentsverkiezingen zou verliezen, maar ze kregen lik op stuk. Tegen de verwachtingen van de internationale gevestigde media en politici in, haalde Chavez het voor een derde termijn en dat met 55% van de stemmen bij een opkomst van 80%. Gelijk welke aftredende kapitalistische politicus in Europa kan enkel dromen van zo’n resultaat.
De zelfde commentatoren brachten een oorverdovende stilte tijdens de poging tot staatsgreep in 2002 – een poging die werd ondersteund door het VS-imperialisme. Als deze zelf verklaarde verdedigers van de democratie Chavez aanvallen, gaan ze voorbij aan het feit dat Chavez sinds 1998 17 verkiezingen heeft gekend en er daarvan 16 heeft gewonnen.
De commentatoren en de kapitalistische politici kunnen niet voorbij aan het feit dat een leider die over ‘socialisme’ en ‘socialistische revolutie’ sprak en in conflict ging met het VS-imperialisme en de kapitalistische klasse een brede steun onder de bevolking vond. Zij vrezen ook de potentiële revolutionaire beweging van de massa’s waar Chavez zich op baseerde.
‘Por ahora’ – ‘Voorlopig’
Chavez kwam niet naar voor als een politieke leider met een uitgewerkte ideologie of programma. Hij heeft verschillende standpunten opgenomen op basis van de gebeurtenissen die plaatsvonden. Chavez kwam in 1998 aan de macht met een brede steun. Hij sprak aanvankelijk enkel over een ‘Bolivariaanse revolutie’ en hervormingen van het oude corrupte systeem. Net zoals duizenden anderen in Venezuela, waaronder ook heel wat lagere officiers in het leger zoals ook Chavez dat was geweest, radicaliseerde hij door de ‘Caracazo’ die in 1989 in Venezuela toesloeg.
Carlos Perez had de verkiezingen gewonnen op basis van een verzet tegen het neoliberalisme en het IMF. Maar aan de macht maakte hij een scherpe bocht en voerde hij een “schoktherapie” van het neoliberalisme door. Het leidde tot een massale opstand van de armen in de steden. Het leger werd ingezet en er vielen naar schatting 3.000 doden. De rechtse opponenten van Chavez hebben weinig te zeggen over die gebeurtenissen. Maar het radicaliseerde mensen als Chavez die getroffen was door de horror van 1989.
Chavez stond aan het hoofd van een links-populistische revolte in het leger in 1992. Die revolte ging in tegen de moorddadige regering van Perez. De staatsgreep draaide op een nederlaag uit en Chavez verklaarde dat de revolutie beëindigd was, “voorlopig” althans. Die uitspraak ‘por ahora’ (voorlopig) werd onderdeel van het collectieve bewustzijn van de massa’s.
Hij kwam twee jaar later uit de gevangenis en bouwde een brede steun op waarmee hij in de verkiezingen van 1998 aan de macht kwam. Een brede meerderheid van de bevolking eiste immers het einde van het neoliberalisme en verandering.
De beperkte maar populaire hervormingen die zijn regering doorvoerde, werden gefinancierd door de olierijkdom van het land. Deze hervormingen volstonden om de heersende elite woedend te maken. Het leidde tot een poging tot staatsgreep in 2002 gevolgd door een patronale lock-out. Na 48 uur bleef er niet veel van de staatsgreep over en werd Chavez terug naar Caracas en de macht gebracht. Tijdens de staatsgreep stroomden de massa’s op de straten samen om het nieuwe rechtse regime te bestrijden. Er was ook een revolte in het leger en onder de lagere officiers.
Rechtse staatsgreep in 2002
De brede mobilisatie tegen de rechtse staatsgreep onder leiding van Pedro Carmona zorgde ervoor dat de staatsgreep mislukte. Dat was een belangrijke nederlaag voor de heersende klasse en het kapitalisme. De arbeidersklasse en de armen hadden de kans om het beheer van de samenleving zelf over te nemen. Jammer genoeg riep Chavez op dat ogenblik op tot ‘nationale eenheid’ en een akkoord met delen van de kapitalisten.
De patronale lock-out werd gebroken na een strijd die 12 maanden duurden. Ook hier werd Chavez gered door een massabeweging van onderuit.
Deze gebeurtenissen deden Chavez radicaliseren. Tegen 2005 begon hij te spreken over ‘socialistische revolutie’ en kwamen er ook verwijzingen naar de ideeën van een van de leiders van de Russische Revolutie, Leon Trotski, en ook naar onder meer Karl Marx. Chavez riep op tot de vorming van een nieuwe, Vijfde Internationale.
Dat leidde natuurlijk tot woede onder de Venezolaanse heersende klasse en het VS-imperialisme. Er waren nationalisaties en gedeeltelijke nationalisaties van grote bedrijven. Er kwam een beperkte, maar wel gratis, gezondheidszorg voor iedereen en er waren grote programma’s op het vlak van onderwijs en tegen analfabetisme. Dat leidde tot een grote steun voor de regering. Het is opvallend dat Chavez in de verkiezingen van 2006 – na zijn bocht naar links – de beste electorale score ooit behaalde, hij haalde toen 62%.
Deze ontwikkeling had een erg positieve impact op de mogelijkheden om socialisme opnieuw op de agenda te plaatsen in Venezuela en in zekere zin in Latijns-Amerika en de rest van de wereld. Het idee van ‘revolutie’ en zelfs van ‘socialisme’ met radicale hervormingen, is sterk aanwezig in het bewustzijn van een meerderheid van de Venezolaanse bevolking. Dat is een erg positieve erfenis die Chavez achterlaat. Er is een duidelijke verwerping van het idee van een terugkeer naar het oude regime.
Het kapitalisme werd een slag toegebracht, maar het werd niet verslagen
Ondanks de radicale woorden, ging Chavez en de Venezolaanse regering als antwoord op de globale economische crisis vanaf 2007 niet in de richting van een breuk met het kapitalisme maar integendeel in de andere richting.
Het kapitalisme kreeg slagen te verwerken, maar werd niet verslagen. De kapitalistische klasse bleef de controle behouden. Vanuit de Bolivariaanse beweging ontstond een nieuwe kracht, de ‘boli-bourgeoisie’, een machtige laag in de samenleving die rijk werd op de kap van de beweging van Chavez.
Samen met de opkomst van een sterke bureaucratie en een slechter wordende economische situatie, zorgde dit ervoor dat de enorme sociale problemen van armoede, werkloosheid, corruptie, geweld en misdaad blijven bestaan. En dat ondanks de populaire hervormingen, die wij uiteraard steunen. De sociale problemen houden echter aan en dat komt omdat er geen einde wordt gesteld aan het kapitalisme.
Samen met de strakke top-down benadering van de bureaucratie en een gebrek aan democratische arbeiderscontrole en -beheer in het revolutionaire proces, zorgde dit ervoor dat Chavez dan wel een enorme steun genoot maar dat tegelijk de ontevredenheid en frustratie sterk toenam. Recente stakingsacties door leraars en metaalarbeiders werden onderdrukt door de staat. Het zijn allemaal maatregelen die de rechterzijde versterken in haar strijd tegen het regime.
De socialistische hoop in werkelijkheid omzetten
Als de rechtse oppositieleider Henrique Capriles en de rechterzijde in het algemeen hopen dat de dood van Chavez hen gemakkelijk terug aan de macht zal brengen, dan vergissen ze zich. Ondanks het ongenoegen heeft de steun aan het revolutionaire proces, voor het idee van socialisme en voor de verdediging van de hervormingen,… een diepe ingang gevonden in de samenleving.
Op korte termijn is het waarschijnlijk dat Nicolas Maduro, de vice-president die door Chavez werd aangeduid als opvolger, de verkiezingen wint. De aanhangers van Chavez en de armen beginnen zich al te mobiliseren om de rechterzijde opnieuw een nederlaag toe te brengen. Capriles en de rechterzijde roepen, net als Maduro, op tot kalmte, rust en eenheid. Ze voelen zich terecht niet sterk genoeg en proberen er alles aan te doen om een massabeweging te vermijden.
Terwijl delen van de rechtse media bij ons de dood van Chavez hebben aangegrepen om hun hypocriete grijs gedraaide anti-socialistische plaat boven te halen, hebben andere delen van het kapitalisme en imperialisme meer voorzichtigheid aan de dag gelegd. De Amerikaanse president Obama was erg behoedzaam in zijn verklaring. Ook de Britse minister van Buitenlandse Zaken reageerde op een gelijkaardige manier. Zij hopen natuurlijk om gemakkelijker te kunnen samenwerken met de toekomstige regering onder leiding van Maduro. Ze gaan ervan uit dat het onwaarschijnlijk is dat de rechterzijde de verkiezingen zal winnen en laten daarom de deur open voor samenwerking met een nieuwe ‘Chavista’ regering.
Maduro en de leiding zullen niet dezelfde autoriteit als Chavez hebben in de periode na de verkiezingen. Dan zullen tegenstellingen tussen de verschillende stromingen binnen de Chavistische beweging mogelijk openlijk tot uiting komen. Delen van de heersende klasse zullen daarop inspelen in de hoop dat ze via die weg de beweging een nederlaag kunnen toebrengen.
Dat benadrukt enkel de dringendheid om met de arbeidersklasse en de armen de strijd tegen de rechterzijde aan te gaan door het revolutionaire proces zelf in handen te nemen met eigen onafhankelijke organisaties en een programma waarmee de ‘socialistische hoop’ die door Chavez naar voor werd gebracht ook effectief wordt gerealiseerd. De dood van Chavez betekent niet het einde van de strijd. Het is het begin van een nieuw hoofdstuk in de strijd.
-
Film. ‘No’, een oefening in het herschrijven van de geschiedenis
De film ‘No’ van Pablo Larrain zegt jammer genoeg niets over de achtergrond van het referendum in Chili in 1988 en over de strijd tegen de dictatuur van Pinochet. De film speelt zich af in 1988 in Santiago, Chili. De brutale dictatuur van Pinochet is ondertussen 15 jaar aan de macht. Het militaire regime ziet zich verplicht om een referendum te houden over de verderzetting van het presidentschap van Pinochet. De keuze op de stembrief is eenvoudig: ja of neen.
Dat is de achtergrond van de film van de Chileense regiseur Pablo Larrain. ‘No’ kwam in 2012 uit en brengt het verhaal van een reclameman, Rene, een alleenstaande ouder gespeeld door de Mexicaanse acteur Gael Garcia Bernal die eerder Che Guevara speelde in de film ‘Che’.
’No’ werd genomineerd voor de Oscars en werd geprezen als een film die je moet gezien hebben om te weten wat er in de jaren 1980 in Chili gebeurde. Het wordt voorgesteld als een ‘radicale’ film maar is verre van een ‘typisch politiek drama’.
De film mengt originele nieuwsberichten met het verhaal zelf. Er wordt gestart met een uitgebreide lijst van misdaden door het regime. Er zijn beelden van bijeenkomsten van raadgevers van Pinochet en van de ja-campagne. Die beelden geven aan dat het regime bijzonder ver van de gewone samenleving af stond. De film aarzelt niet om dit met een ironische inslag te brengen. Er zijn enkele sterke momenten – zoals de uitspraak van een minister die zich afvraagt of het regenboogsymbool van de neen-campagne nu een symbool van de holebibeweging is of van de Mapuches (een inheemse bevolkingsgroep in Latijns-Amerika) of van Mapuches die ook holebi zijn.
Herschrijven van de geschiedenis
Maar naast de beelden van politierepressie gaat deze film volledig voorbij aan de echte helden van de strijd tegen het regime. Het gebeurt vandaag wel vaker dat pogingen worden gedaan om de geschiedenis te herschrijven zodat de rol van massastrijd en de arbeidersbeweging in het bijzonder uit belangrijke gebeurtenissen wordt weg geschreven.
In het geval van ‘No’ gebeurt dit met een radicaal imago om een nieuw publiek aan te spreken. Vanuit het perspectief van een advertentiecampagne op televisie lijkt het alsof een reclameman erin slaagde om het regime een nederlaag toe te brengen. Dat gebeurde met de slogan ‘Het geluk komt naar Chili’. Die slogan werd inderdaad gebruikt in de neen-campagne, maar dan wel als poging van de leiders om de beweging te depolitiseren. De neen-stem haalde het eerder ondanks dan dankzij de campagneslogan.
De film zegt niets over de achtergrond van het referendum en de strijd tegen het regime. Doorheen de film is er geen enkel beeld van een arbeidersbuurt of van een krottenwijk zoals er toen zoveel waren rond Santiago. Daar bevond zich het centrum van het verzet tegen de militaire dictatuur. De volledige strijd wordt bekeken vanuit het verwrongen oogpunt van de reclamewereld.
Druk van onderuit
Het regime moest onder druk van massaprotest in de jaren 1980 tot een referendum overgaan. Tienduizenden trokken de straat op, wierpen barricades op en gingen de strijd met de oproerpolitie en het leger aan.
In 1984 was er op 1 mei een massale betoging met 250.000 aanwezigen in Santiago. Het was hier dat de krant van het CWI, ‘Democracia Obrera’, voor het eerst werd verkocht. Onze militanten deden dat gemaskerd zodat ze niet geïdentificeerd konden worden door de geheime politie.
Op het einde van de betoging was er een harde confrontatie tussen duizenden gemaskerde jongeren en het leger en politie. Er was een brede steun voor de jongeren en voor een gewapende opstand.
De Chileense communistische partij had een dubbele houding. Enerzijds was de partij verplicht om de sfeer onder de jongeren te weerspiegelen en er werd zelfs een eigen gewapende vleugel opgezet met de PFMR. Tegen eind jaren 1980 stond Chili aan de rand van een opstand. Zelfs het rechtse dagblad El Mercurio dat in 1973 de staatsgreep had gesteund, waarschuwde voor de mogelijkheid van een ‘Nicaraguaanse weg’. De overwinning van de Sandinisten maakte in 1979 een einde aan de brutale dictatuur van Samoza in Nicaragua. Hierdoor werd het idee opnieuw gevestigd dat een opstandige strijd repressieve regimes in Latijns Amerika ten val kon brengen.
Verraad door de Communistische Partij
Tegelijk voerde de Chileense communistische partij echter een politiek van samenwerking met ‘democratische’ kapitalisten en werd gegaan voor een gecontroleerde machtsovergang.
De massabeweging en de dreiging van een opstand dwongen de heersende klasse en daarna ook het regime tot een referendum. De leiders van de Communistische Partij en de Socialistische Partij vormden een alliantie met burgerlijke partijen als de Christen-Democraten om het referendum te gebruiken als een manier om het massale verzet te kanaliseren naar een ‘veilige’, ‘democratische’ overgang om een opstand te vermijden. Dat alles komt niet aan bod in de film. Het was blijkbaar allemaal het werk van een man, Rene de reclameman.
Het regime was ervan overtuigd dat het een meerderheid zou halen bij het referendum. Desnoods zou het de resultaten wat bijsturen als ze negatief uitvielen. Dat komt goed aan bod in de film. Toen de resultaten binnenkwamen, was er een stroomonderbreking. Dat gebeurde al eens in gewone buurten in Chili. Maar plots gaf het regime toch toe en werd het resultaat erkend. Waarom? De film doet zelfs geen poging om op die vraag te antwoorden en houdt het op ‘internationale druk’. Dezelfde internationale gemeenschap had de dictatuur van Pinochet nochtans 15 jaar lang ongemoeid gelaten.
De film toont archiefmateriaal van luchtmachtchef Matthei die op het presidentieel paleis La Moneda aankomt en daar verklaart dat hij de overwinning van het neen-kamp erkent. De luchtmacht was al langer voorstander van een gecontroleerde machtsovergang. Maar van waar kwam die positie binnen het leger?
Toen de elektriciteit werd afgesloten, was er een strijd binnen het regime. Pinochet wilde het resultaat aanpassen. Maar onder de druk van de massa’s was er verdeeldheid onder de generaals waardoor het spel gespeeld was. Aan het presidentieel paleis waren er honderdduizenden betogers. Duizenden van de beste jonge activisten waren in het stadscentrum bijeengekomen en waren bereid om het presidentieel paleis te bestormen. Onder die jongeren ook CWI-leden.
Strijd gaat door
De jongeren werden naar huis gestuurd door de leiders van de Communistische Partij die de betogers toespraken vanop politiewagens. Ze stelden dat de situatie ‘onder controle’ was en dat ze de jongeren tot actie zouden oproepen als dat nodig was. In werkelijkheid was er achter de schermen een akkoord gesloten tussen het leger en de oppositie. De film ‘No’ laat dit evenwel volledig terzijde.
De film eindigt met een archiefbeeld van Pinochet die lachend de macht doorgeeft en de handen schudt met Patricio Alwyn, de nieuw verkozen president en lid van de kapitalistische Christen-Democraten die in 1973 de staatsgreep hadden ondersteund. Een ‘gecontroleerde’ overgang naar een even ondemocratisch systeem volgde. Daarbij bleef Pinochet hoofd van het leger en senator voor het leven. Er kwam een wet waarin stond dat het leger onschendbaar zou zijn voor de misdaden zoals martelingen en moorden.
De neen-campagne beloofde dat ‘geluk naar Chili’ zou komen, maar er kwam nog meer ongelijkheid en een hard neoliberaal beleid. Een nieuwe generatie neemt nu de strijd tegen dit beleid op, dat bleek onder meer in de enorme studentenbeweging van de afgelopen twee jaar. In 2012 was er massaprotest om de hernationalisatie van koper en de natuurlijke rijkdommen te eisen om daarmee degelijk onderwijs te kunnen financieren. De mijnen en de ontginning van de grondstoffen werden onder Pinochet geprivatiseerd en de daaropvolgende regeringen kwamen daar niet op terug.
De film ‘No’ vestigt de aandacht op het feit dat Pinochet het referendum verloor. Maar biedt het ook duidelijkheid over wat er echt gebeurde of welke lessen er kunnen getrokken worden? Neen.
-
EU sluit vrijhandelsakkoord met Colombia en Peru. Winsten gaan voor op rechten van arbeiders
Ondanks de vele mooie woorden die soms weerklinken in het Europees Parlement, werd deze week nog eens duidelijk gemaakt dat de belangen van de grote bedrijven nog steeds voor gaan op mensenrechten en arbeidersrechten. Een grote meerderheid van 486 tegenover 147 (en 41 onthoudingen) stemde in met het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Colombia en Peru.
Ondanks de vele emails en verslagen van NGO’s, mensenrechtengroepen en activisten over systematische schendingen van de mensenrechten in Colombia stemde een grote meerderheid voor. Na de stortvloed van emails van tegenstanders was er ook een email die opriep om voor te stemmen. Deze mail kwam van BusinessEurope, EuroCommerce, de European Spirits Organisations, Diageo en andere grote werkgeversorganisaties. Je kunt twee keer raden welke boodschap zwaarder doorwoog bij de meeste parlementsleden.
Iedere vakbondsfederatie die rond Colombia bezig is, riep op om tegen te stemmen. Er was een oproep van de Colombiaanse CUT, het Internationaal Vakverbond, het Europese Vakverbond en ook van de Ierse vakbondsfederatie [ook vanuit de Belgische vakbondsbeweging werd naar deze stemming uitgekeken]. Er waren indrukwekkende campagnes van organisaties als Oidhaco, Trocaire, Christian Aid en tal van andere organisaties. Het hield de Europarlementsleden niet tegen om toch voor het akkoord te stemmen en te beargumenteren dat deze stem goed zou zijn voor de arbeidersrechten en mensenrechten in Colombia.
De Europarlementsleden die het akkoord verdedigden, wezen op het ‘Actieplan’ van de Colombiaanse regering die zou moeten aantonen dat de regering de situatie wil verbeteren. Dit actieplan kwam er na een resolutie van het parlement in juni 2012 waarin werd opgeroepen tot een transparant en bindend stappenplan voor mensenrechten, ecologische en arbeidersrechten.
Dit actieplan was geen dergelijk stappenplan. Het International Office of Human Rights wees op de beperkingen van het actieplan en het gebrek aan vooruitgang op het terrein zelf. Het was een schaamlapje om het stemgedrag van de Europarlementsleden te rechtvaardigen. Die parlementsleden konden nu zeggen dat de mensenrechten toch aangepakt worden. Terwijl het actieplan al in voege is, zien we geen verbetering op het vlak van mensenrechten.
Colombia blijft het gevaarlijkste land ter wereld voor vakbondsmilitanten. Tot in augustus werden er dit jaar 17 syndicalisten vermoord, de Colombiaanse vakbondsfederatie noteerde ook 146 bedreigingen. Hiernaast zijn er systematische inbreuken op de rechten van journalisten, inheemse gemeenschappen en mensenrechtenactivisten. Dat geeft een beeld van een regering die geen enkel respect heeft voor mensenrechten of arbeidersrechten. Een recent rapport van internationale organisaties wijst op het feit dat de inbreuken op de mensenrechten blijven doorgaan.
Een ander belangrijk thema is de hoge graad van straffeloosheid. Bij meer dan 90% van de inbreuken op mensenrechten komt er geen gerechtelijke vervolging. Dat kan nog toenemen naarmate de macht van het leger groter wordt.
Momenteel wordt de gepensioneerde generaal Mauricio Santoyo, de voormalige veiligheidschef van ex-president Uribe, vervolgd in de VS. Hij gaf toe dat hij Colombiaanse doodseskaders hulp aanbood, onder meer de paramilitaire rechtse groep ‘Verenigde Zelfverdediging van Colombia’, om slachtoffers die zouden omgebracht worden te identificeren en om zonder vervolging te kunnen ontsnappen. Dat geldt ook voor president Uribe met wie de Europese Commissie dit vrijhandelsakkoord onderhandelde en onder wie de huidige president Santos minister van defensie was.
Bij de stemming in het Europees Parlement viel de schandalige houding van de sociaaldemocraten op. Deze groep is traditioneel verbonden met de arbeidersbeweging, maar een meerderheid stemde voor het akkoord. Ierse parlementsleden kregen van de regering een aanbeveling om voor te stemmen, in deze regering zit ook de Labour Party. Hiermee wordt aangegeven hoe ver deze partijen naar rechts zijn opgeschoven en hoe ze oproepen van de vakbondsbeweging naast zich neerleggen om de belangen van de grote bedrijven te dienen.
De grote steun van Europarlementsleden betekent niet dat de strijd tegen het akkoord voorbij is. Er zullen nu stemmingen zijn in de parlementen van alle deelstaten. Daar moet overal voorgestemd worden vooraleer het akkoord in werking kan treden. Dat biedt mogelijkheden om overal te pleiten om tegen te stemmen.
-
Venezuela. Chavez verslaat de rechterzijde, maar moet nu socialistisch beleid voeren
Zondagavond kwamen duizenden mensen toegestroomd voor het Miraflores, het presidentieel paleis in Caracas. De vreugde voor de overwinning van Chavez bij de presidentsverkiezingen was groot. De beelden deden denken aan wat er gebeurde na de nederlaag van de rechtse staatsgreep in 2002. Soldaten van de presidentiële garde wapperden met vlaggen vanop de top van het paleis. Andere soldaten vervoegden de arbeiders, jongeren, werklozen en anderen die naar het stadscentrum waren getrokken om de nederlaag van de rechtse kandidaat Henrique Capriles te vieren.
De overwinning van Chavez was de vijfde sinds 1998. Hiermee werd de rechterzijde nogmaals een nederlaag toegebracht. Socialismo Revolucionario en het CWI verwelkomen de overwinning van Chavez. Een overwinning van de rechterzijde zou immers geleid hebben tot een aanval op de Venezolaanse arbeidersklasse, een opbergen van de hervormingen en een politiek offensief van de heersende klasse zowel op nationaal als internationaal vlak. Het zou voorgesteld worden als nog maar eens een nederlaag voor het ‘socialisme’. Met een opkomst van meer dan 80% – wat meer was dan de 75% in 2006 – werd de hoogste opkomst in decennia bereikt. Dat is een uitdrukking van een polarisatie die de Venezolaanse samenleving in haar greep blijft houden.
Met bijna alle stemmen geteld, stond Chavez op 55,25% (8.133.952 stemmen) tegenover 44,14% (6.498.527 stemmen) voor de rijke zakenman Capriles. Chavez haalde het in 20 van de 24 federale staten van Venezuela. Als hij zijn mandaat van zes jaar volledig uitzit, dan zal hij twee decennia aan de macht geweest zijn. Hiermee zou hij de langste zittende president van Venezuela zijn sinds Juan Vincente Gomez die van 1908 tot 1935 aan de macht was. Het verschil is wel dat Chavez werd verkozen door steun van onderuit, terwijl Gomez aan het hoofd van een dictatuur stond. Kapitalistische politici en leiders van voormalige arbeiderspartijen in Europa en elders kijken wellicht jaloers naar de aanhoudende verkiezingsoverwinningen van Chavez en het feit dat hij erin slaagt om miljoenen aanhangers te mobiliseren. Er waren geen andere politieke leiders bij recente verkiezingen die miljoenen mensen op verkiezingsmeetings kregen of waar een overwinning op zo’n grote schaal werd gevierd.
Populisme van de rechterzijde
Deze verkiezingscampagne werd in Venezuela voorgesteld als ‘historisch’, een verkiezing die de toekomst van het land zou beslissen met een keuze tussen ‘twee verschillende modellen’. Zo’n duidelijke keuze bleek echter niet in de campagne van Chavez die geen duidelijk socialistisch programma met een breuk met het kapitalisme naar voor schoof. In zijn toespraken, ook na zijn overwinning, repte hij evenmin met een woord over zo’n socialistisch programma.
De verkiezingscampagne bracht wel een uitdrukking van enkele nieuwe elementen in de strijd die de afgelopen 14 jaar sinds de eerste overwinning van Chavez naar voor zijn gekomen.
Een van de meest opvallende elementen in de verkiezingen was het karakter van de rechtse campagne. Het effect van het beleid en de strijd de afgelopen 14 jaar heeft geleid tot een brede steun voor een radicaal sociaal beleid en tot op zekere hoogte voor het algemene idee van ‘socialisme’. Dat is erg populair in het algemene politieke bewustzijn.
Onder druk van de radicalisering ter linkerzijde die dominant is in het land, moest Capriles zijn programma op een populistische wijze brengen om zijn echte rechte neoliberale agenda te verstoppen. Dat is een belangrijke verandering in de strategie van de rechterzijde.
De propaganda en toespraken van Capriles probeerden om ook het lot van de armen centraal te stellen en de welvaartstaat te verdedigen. Hij stelde dat hij niet alle hervormingen zou terugschroeven. Capriles stelde op te komen voor het recht op onafhankelijke vakbonden en probeerde steun van het personeel in de publieke sector te verkrijgen met de belofte dat de verplichte aanwezigheid op bijeenkomsten en protestacties – een belangrijke bron van ongenoegen tegenover Chavez – zou verdwijnen. Capriles trok het hele land door en probeerde zich voor te doen als een ‘radicale’ nieuwe jongere figuur tegenover de oudere en ‘vermoeide’ Chavez. Hij had met deze retoriek enig succes onder jongeren.
Het echte programma van de rechterzijde zat ver weg geborgen in het verkiezingsmateriaal. De rechterzijde pleit voor het beperken van het overheidsinterventies en voor een grotere rol van private investeringen in de economie. Bij de mislukte staatsgreep van 2002 was Capriles betrokken bij de rechtse aanval op de Cubaanse ambassade. Als de rechterzijde nu een overwinning had geboekt, dan zou de regering onder Capriles de hervormingen van de vorige regeringen wel degelijk terugdringen en tevens meer neoliberale maatregelen nemen.
Deze verandering in de rechtse propaganda is een uitdrukking van de echte krachtsverhoudingen op politiek vlak. Capriles moest inboeten op zijn rechterflank. Als hij de extreme rechterzijde naar voor had gebracht of expliciet had gepleit voor een rechtser neoliberaal beleid, dan zou de overwinning van Chavez nog groter geweest zijn.
Ernstige waarschuwing
Ondanks de overwinning van Chavez vormen deze verkiezingen ook een waarschuwing en moeten er belangrijke lessen getrokken worden om een rechtse overwinning in de toekomst te vermijden. Het percentage van Chavez ging met 7,6 procentpunten achteruit in vergelijking met de verkiezingen van 2006, de rechterzijde ging met 7,2 procentpunten vooruit. Met een hogere opkomst haalde Chavez uiteindelijk 824.872 stemmen meer, maar Capriles zorgde ervoor dat de rechterzijde 2,2 miljoen extra stemmen binnen haalde. Dat kan als waarschuwing tellen. Naast het referendum over de grondwetsherziening in 2007 was dit het laagste resultaat voor Chavez bij gelijk welke verkiezing.
De rechterzijde is bij iedere verkiezing vooruit gegaan. Dat is een uitdrukking van een sluipende en trage contrarevolutie. De steun voor een radicaal links beleid blijft op dit ogenblik dominant. De massa’s, ook delen die nu voor rechts stemden, zijn gekant tegen iedere poging om terug te gaan naar de oude orde die bestond voor Chavez aan de macht kwam.
Maar het feit dat Chavez niet heeft gebroken met het kapitalisme en geen echt socialistisch programma met democratische controle en beheer door de arbeidersklasse en alle onderdrukten doorvoert, laat de rechterzijde toe om in te spelen op het groeiende ongenoegen en de frustraties als gevolg van de erger wordende sociale omstandigheden, corruptie en het wanbeheer dat gepaard gaat met de groeiende bureaucratie van de Chavista en de top-down benadering van de regering. Dat zijn elementen waar wij steevast voor gewaarschuwd hebben en waartegen we ons steeds tegen hebben verzet.
Het hoogste percentage dat Chavez al behaalde was in 2006 toen hij 62% van de stemmen kreeg. Dat was opvallend genoeg ook de meest radicale campagne van Chavez en het ogenblik dat het element van ‘socialisme’ centraal werd gesteld in de campagne. Er was op dat ogenblik een revolutionaire ontwikkeling na de mislukte rechtse staatsgreep en de lock-out door de patroons in 2002-03. Maar sinds deze overwinning zijn geen verdere stappen vooruit gezet met een programma dat breekt met het kapitalisme en een echt systeem van democratische arbeiderscontrole en –beheer naar voor schuift. Het revolutionaire proces hield halt en is bijgevolg op de terugtocht.
De regering is steeds meer gaan samenwerken met de heersende klasse en probeerde een akkoord ermee te sluiten. Vandaar het beleid van ‘nationale verzoening’ en de akkoorden met de werkgeversfederatie. Tegelijk was er de opkomst van diegenen die rijk werden op basis van de beweging van Chavez, de zogenaamde ‘boli-bourgeoisie’. Dat leidt onvermijdelijk tot ongenoegen en protest tegen de regering.
Hervormingen en wanhoop onder de armsten
Het antwoord van de regering op de globale economische kapitalistische crisis vanaf 2007 bestond niet uit een breuk met het kapitalisme, er werd eerder de andere kant uitgegaan waarbij de regering de kapitalisten net probeerde gerust te stellen door naar rechts op te schuiven. Er waren belastingverlagingen voor de multinationals. Het publieke oliebedrijf PDVSA, dat verantwoordelijk is voor de financiering van de hervormingen, heeft het sociale budget voor de hervormingen met bijna 30% verminderd.
Er was ook een toegenomen repressie tegen arbeiders en anderen die in staking gingen. Personeel van de publieke sector wordt onderworpen aan een Wet voor de Veiligheid en Verdediging van deNatie waardoor ze eigenlijk niet mogen staken en zelfs geen protestacties houden. De politie vermoordde twee arbeidersleiders van de autofabriek van Mitsubishi, terwijl de gouverneur van deze deelstaat een aanhanger van Chavez is. Arbeiders bij Toyota ondergingen hetzelfde lot van repressie.
Ondanks het populaire hervormingsbeleid met de ‘misiones’ waarbij miljoenen mensen hulp krijgen voor gezondheidszorg, onderwijs en andere programma’s, blijven er rampzalige sociale omstandigheden in de armste wijken en zijn er daar weinig tekenen van verbetering. Dat vormt de voedingsbodem voor een dramatische toename van de criminaliteit, geweld en ontvoeringen om geld te eisen van de families van de slachtoffers. Venezuela kent nog steeds een van de hoogste aantal moorden ter wereld. De regering had het in officiële cijfers over 19.000 mensen die in 2011 zijn vermoord. Dat cijfer is nog een onderschatting.
Venezuela is een van de meest gewelddadige landen ter wereld. In een van de eerder rijke wijken in de buurt van Caracas, El Hatillo, waren er dit jaar al 70 ontvoeringen. De ervaring van onze leden is veelzeggend. Een kameraad die in een sloppenwijk woont, vertelde op een vergadering de dag voor de verkiezingen hoe zijn schoonbroer de avond voordien was neergeschoten. Een andere kameraad vertelde hoe de huisbaas van zijn appartement was neergeschoten. Anderen vertelden dat collega’s waren ontvoerd. Een andere kameraad vertelde dat hij geld had afgehaald en vijf minuten later werd overvallen door een groep jongeren op motorfietsen. De jongeren waren ingelicht door de bediende in de bank die nadien een deel van het geld kreeg. Dergelijke aanvallen maken deel uit van het leven van de armen en de middenklasse en het zorgt voor een bijna permanente ongerustheid en angst.
De huisvesting blijft een wanhopig probleem, zeker in de armste wijken. De regering heeft in de aanloop naar de verkiezingen een noodprogramma gelanceerd en beweert dat er meer dan 200.000 nieuwe huizen werden gebouwd. Velen stellen dat cijfer in vraag. Veel mensen verloren hun onderdak bij hevige regenval in 2010 en zitten nog steeds in vluchtelingenkampen. De omstandigheden in die kampen zijn verschrikkelijk, er waren bloedbaden bij geweld tussen vluchtelingen of met drugkartels die er actief zijn. Wat nu wordt gebouwd, zijn in feite nieuwe getto’s. Het gaat om kleine appartementen in grote blokken zonder faciliteiten. De appartementen komen op leegstaande grond die werd onteigend. Soms is er geen enkel vervoer voorzien, zo is er een project van huisvesting met slechts een toegangsweg waarbij je er een uur over doet om aan het eerste metrostation te geraken.
Corruptie, een gebrek aan democratische planning en controle en een gebrek aan degelijke bouwmaterialen leiden er vaak toe dat de gebouwen nog voor ze bewoond worden al in slechte staat zijn.
Deze omstandigheden vormen een potentiële voedingsbodem voor gewapende groepen van jongeren die overgaan tot gewelddadige overvallen en ontvoeringen. De rechterzijde kan daarop inspelen. Minstens leidt het tot demoralisatie en apathie tegenover de regering. Dit is al aan de gang en het bleek ook in de campagne.
Amper nog verwijzingen naar socialisme
De campagne van Chavez bij deze verkiezingen stond rechts van die in 2006. Toen kwam de campagne kort na het voorstel van Chavez om de PSUV op te zetten, de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela die door Chavez werd omschreven als een ‘revolutionaire partij’. Chavez verwees naar Trotski, de permanente revolutie en het overgangsprogramma. Hij had het over de nood aan een ‘vijfde internationale’ van ‘linkse partijen’. Bij de verkiezingen dit jaar werd daar allemaal met geen woord over gerept. De verwijzingen naar het socialisme waren bijzonder beperkt tot in de laatste week van de campagne. De centrale slogan van Chavez was: “Chavez, het hart van het vaderland”. De campagne was uitgesproken nationalistisch met beloften om het ‘vaderland’ te ontwikkelen. Ook was er een erg gepersonaliseerde campagne en dat in beide kampen. De centrale lanen van Caracas liepen vol voor de slotmeeting van Chavez en daarbij viel het op dat alle affiches gewoon de afbeelding van Chavez droegen met de slogan ‘Vaderland’. Er was geen politieke inhoud. Op de slotmeeting waren er geen spandoeken van de PSUV of van de vakbonden. Veel aanwezigen droegen hun werkkledij en vertelden ook dat ze door hun werkgevers verplicht waren om aan de bijeenkomst deel te nemen.
Velen waren enthousiast voor Chavez omdat ze er hun hoop in vestigen en bang zijn van rechts. Maar er waren evengoed veel aanwezigen die verplicht aanwezig moesten zijn om ‘Chavez en vaderland’ te scanderen.
Dat wijst op het gebrek aan een onafhankelijk georganiseerde politieke kracht van de arbeiders en de armen, waar we in eerdere artikels ook al op wezen. Samen met de bureaucratische top-down benadering van de regering heeft dit geleid tot een verzwakking van de beweging. Wij hebben daar steeds voor gewaarschuwd. De top-down benadering bleek ook tijdens de verkiezingscampagne. Er waren twee incidenten toen Chavez op massameetings in de deelstaten sprak en een aantal aanwezigen riepen ‘Chavez ja, maar … niet’ waarbij kandidaten van de Chavista’s voor de deelstaatverkiezingen van december werden afgewezen. Chavez reageerde met de stelling dat als de opgelegde kandidaten werden verworpen, hijzelf ook maar moest verworpen worden.
Het gebrek aan democratische onafhankelijke arbeidersbeweging is een van de grootste zwaktes en gevaren. Het geeft ruimte aan de rechterzijde om vooruit te gaan. Als de arbeiders, jongeren en armen niet bouwen aan een democratisch en onafhankelijk georganiseerde kracht, zal het gevaar van de rechterzijde en de contrarevolutie toenemen. Het is niet uitgesloten dat de rechterzijde bij de regionale verkiezingen van december vooruitgang boekt, zeker daar waar de Chavista-kandidaten weinig populair zijn.
Na deze overwinning heeft Chavez in zijn toespraken jammer genoeg niets gezegd over volgende stappen in de strijd tegen het kapitalisme. Hij had het over dialoog en debat met de oppositie. “We zijn allemaal broeders van het vaderland”, verklaarde hij na de bekendmaking van het resultaat. Hij had het over de opbouw van een verenigd Venezuela. Dat werd overigens door beide kampen benadrukt in de laatste week van de campagne. De laatste dagen was er een opbod van propaganda op televisie waarbij beide kampen opriepen tot vrede, eenheid en verzoening. Zowel Chavez als Capriles riepen op tot ‘rust’ en ‘kalmte’, ze waren duidelijk bang van een polarisatie die zou leiden tot confrontaties en een sociale uitbarsting.
Gemengde economie of breuk met het kapitalisme?
Chavez groette zijn aanhangers na de bekendmaking van de resultaten en maakte twee verwijzingen naar het socialisme. Maar die verzopen in de vele slogans zoals ‘Viva Bolivar’, ‘Viva La Patria’, ‘Viva Venezuela’. In de campagne stelde Chavez dat het ‘socialisme’ van de Sovjetunie had gefaald en dat er nood was aan een nieuwe vorm van socialisme in de 21ste eeuw. Dit betekende echter niet dat het totalitaire karakter van de stalinistische regimes werd verworpen om vervolgens te pleiten voor een programma van arbeidersdemocratie. De ‘nieuwe vorm’ van socialisme bestaat voor Chavez uit een ‘gemengde economie’ waarbij kapitalisme wordt gecombineerd met staatstussenkomsten en hervormingen. De hervormingen, die wij steeds hebben gesteund, worden nu echter terug geschroefd. Deze hervormingen kunnen enkel behouden en uitgebreid worden op basis van een breuk met het kapitalisme en een democratische socialistische planning van de economie.
Capriles wacht zijn tijd af en zal nu zijn gegroeide steun consolideren. Chavez zal zijn beleid van verzoening verderzetten en samenwerken met die delen van de heersende klasse die daartoe bereid zijn. Dat zal leiden tot botsingen tussen de regering en de belangen van de arbeiders en armen. Het sociale ongenoegen zal toenemen. Er is dringend nood aan een onafhankelijke democratische socialistische arbeidersbeweging met een programma dat breekt met het kapitalisme. Zoniet zullen sociale desintegratie en de dreiging van rechts een opmars kennen.
De dieper wordende wereldwijde kapitalistische economische crisis zal een enorme impact hebben op Venezuela. Een substantiële daling van de olieprijs, het belangrijkste exportproduct en vorig jaar goed voor 60 miljard dollar inkomsten, zou het beleid van Chavez ondermijnen. Het is niet uitgesloten dat Chavez terug naar links wordt geduwd en radicalere maatregelen neemt die ingaan tegen het kapitalisme. Maar dat is verre van zeker en zou op zich geen socialistische omvorming van de samenleving inhouden. Daartoe is nood aan een echt democratisch socialistisch alternatief waartoe er nood is aan een onafhankelijke, democratische en politiek bewuste socialistische arbeidersbeweging.
-
Legale staatsgreep tegen Fernando Lugo in Paraguay
De president van Paraguay werd afgezet door een stemming in de senaat met 39 stemmen voor, 2 onthoudingen en 4 tegenstemmen. De stemming kwam er na een bloedige confrontatie tussen de politie en landloze boeren die een stuk grond bezetten. De wettelijke afzetting van Lugo wordt gezien als een nieuwe poging om wie de belangen van de kapitalisten niet dient aan de kant te schuiven. In 2010 werd ook de president van Honduras, Manuel Zelaya, aan de kant geschoven. De Venezolaanse president Chavez noemde de afzetting van Lugo een stille staatsgreep. Het zal leiden tot een nieuwe onstabiele situatie met explosieve spanningen tussen het nieuwe regime van Federico Franco en de arme massa’s die in Lugo hun vertegenwoordiger zien.
Franco was vice-president voor Lugo werd afgezet. Hij komt aan de macht als vertegenwoordiger van de oligarchie van grootgrondbezitters. Hij zal niet aarzelen om een beleid te voeren waarbij het voor de armen duidelijk zal zijn dat hun lot er niet op zal verbeteren. Of de rechterzijde haar nieuwe machtspositie kan consolideren, hangt in grote mate af van de vraag of de arme massa’s zich zullen mobiliseren in een strijd tegen het regime en tegen de coup om de democratische wil van de bevolking te verdedigen. Om de politieke macht van de grootgrondbezitters en multinationals te breken, zal het nodig zijn om te strijden voor een regering die fundamenteel breekt met hun heerschappij over de economie en de samenleving.
Tegenstrijdigheden in het beleid van Lugo
Lugo kwam in 2008 aan de macht met de steun van een wel erg brede waaier aan partijen. Hij had 10% meer dan de tweede kandidaat van de Colorado Partij. De overwinning van Lugo was een historische nederlaag voor die Colorado Partij, de traditionele politieke stem van de heersende klasse die 61 jaar onafgebroken aan de macht was met inbegrip van de 35 jaar van bloedige dictatuur onder Stroessner. Colorado regeerde met een ijzeren hand om de parasiterende heerschappij van de grootgrondbezitters en imperialisten te behouden. In Paraguay bezit een elite van 2% van de bevolking maar liefst 80% van de landbouwgrond. Miljoenen boeren en werkenden leven in armzalige omstandigheden, ze behoren tot de armsten van het continent. Lugo kwam aan de macht op basis van beloftes om op te komen voor landhervormingen en met de aankondiging dat hij maatregelen zou nemen tegen de multinationals, in het bijzonder in de energiesector. Lugo kreeg de bijnaam ‘rode bisschop’ (hij is een voormalige katholieke bisschop) en surfte mee op de golf die linkse regeringen aan de macht bracht in Venezuela, Bolivia, Ecuador,…
Maar er zijn enkele belangrijke verschillen tussen de ervaringen in Paraguay en de processen in Venezuela en Bolivia. Lugo werd verkozen als kandidaat van de Patriottische Alliantie voor Verandering, een alliantie die steun genoot van heel wat politieke en sociale organisaties van arbeiders en boeren maar ook van de liberale kapitalistische partij PLRA (Partido Liberal Radical Auténtico). Die laatste partij zag in de verkiezing van Lugo een kans om het monopolie van de Colorado partij te doorbreken. Federico Franco staat aan het hoofd van de PLRA en verklaarde eerder dat hij het niet eens was met een hele reeks maatregelen van Lugo. Er verschenen documenten op Wikileaks waaruit blijkt dat de rechterzijde al sinds 2009 bezig was met het voorbereiden van een campagne om Lugo van de macht te verwijderen.
Het presidentschap van Lugo was dus van bij het begin een vat vol tegenstellingen. De methode van Lugo was niet gebaseerd op de onafhankelijke politieke strijd van de arbeiders en boeren, maar die van een ongemakkelijke en onhoudbare alliantie met kapitalistische elementen die vijandig staan tegenover iedere radicale maatregel om het lot van de meerderheid van de bevolking te verbeteren. Dit had uiteraard een impact op het beleid dat werd gevoerd door Lugo. Hij kon een aantal belangrijke sociale hervormingen doorvoeren, onder meer op vlak van gezondheidszorg, subsidies voor meer dan 20.000 van de armste gezinnen, een onderwijshervorming met gratis maaltijden op de openbare scholen,… Maar er werden geen maatregelen genomen die verder gingen, zoals het onteigenen van grootgrondbezitters om de grond onder de boeren te verdelen of de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie.
Lugo kon niet verder gaan door de foute vertrekbasis van onderhandelingen en allianties met pro-kapitalistische partijen (waaronder ook de Colorado partij) in het parlement, in plaats van zich te baseren op de bewegingen en mobilisaties van de arbeiders en arme boeren rond eisen van echte veranderingen. Net zoals in Venezuela en Bolivia zien we dat een linkse regering moet gepaard gaan met een politieke strijd van de arbeiders en boeren die daartoe hun eigen democratische organisaties moeten opbouwen en deze moeten wapenen met een programma waarmee de macht van de imperialisten en oligarchen kan worden gebroken. Als er geen duidelijke anti-kapitalistische maatregelen worden genomen, eindigt de evenwichtsoefening tussen hervormingen voor de armen en het behoud van de heerschappij van de multinationals en grootgrondbezitters steeds in een strijd waarbij de rechterzijde kan terugkeren. Commentatoren in Paraguay stellen dat het afzetten van Lugo onderdeel is van de voorbereiding door de rechterzijde om bij de verkiezingen van 2013 de macht terug volledig in handen te nemen. Een artikel in El Pais na de coup van 24 juni stelde dat het een “mirakel” was dat Lugo zo lang aan de macht had kunnen blijven. De krant stelde nog: “dit mirakel kan enkel uitgelegd worden door de veronderstelling dat de belangen van de grootgrondbezitters niet in vraag werden gesteld.”
Boerenstrijd en bezettingen
Het afzetten van Lugo komt er na de bloedige gebeurtenissen op de boerderij Curuguaty op 240 kilometer van de hoofdstad Asuncion. Het gaat om grond van een grootgrondbezitter die zelf lid is van de Colorado Partij. De grond werd bezet door meer dan 50 landloze boeren van de ‘carperos’-beweging. Deze beweging is genoemd naar de tenten waarin de actievoerende boeren verblijven. De beweging vormt een belangrijke kracht in de ondersteuning van Lugo. Er zijn duizenden gelijkaardige bezettingsacties doorheen het hele land. Er was een confrontatie tussen de landloze boeren en de politie, het ziet er naar uit dat deze confrontatie werd opgezet door leden van de Colorado Partij. Er werden sluipschutters ingezet en er volgde een bloedbad: 17 mensen (11 boeren en 6 agenten) kwamen om het leven. Het incident werd aangegrepen om Lugo af te zetten, hij werd door de rechterzijde verweten dat hij te dicht bij de carperos staat en dat hij de bezettingsacties toelaat. De publieke verontwaardiging na het bloedbad leidde tot het ontslag van de minister van binnenlandse zaken, Carlos Filizzola, en het hoofd van de politie. Maar de minister, die aan het hoofd van de Partido Pais Solidario staat, werd door de senaat in zijn functie hersteld zodat hij kon meestemmen in de ‘legale’ staatsgreep waarbij Lugo werd afgezet.
Het doel was uiteraard om de sociale bewegingen en Lugo een nederlaag toe te brengen. Tegelijk werden de tegenstellingen in het regime van Lugo nogmaals belicht, hij werd gezien als iemand die dicht bij de boerenstrijd stond maar er tegelijk niet in slaagde om de belangen van de arme boeren politiek te verdedigen. Als Lugo had opgekomen voor een radicale landhervorming waarbij de bezettingen door de carpero’s werden gelegaliseerd en er een herverdeling van de grond zou doorgevoerd worden, dan zou dit de macht van de partijen van de grootgrondbezitters ernstig ondermijnd hebben. De dreiging vanuit de hoek van de grootgrondbezitters zou beantwoord kunnen worden met massamobilisaties, zoals dit in Venezuela gebeurde tegen de poging tot rechtse staatsgreep in 2002. Om de rechterzijde en de ondemocratische aanvallen van antwoord te dienen, moeten daar lessen uit getrokken worden.
Internationale reacties
Het afzetten van Lugo werd algemeen verworpen door de UNASUR (Unie van Zuid-Amerikaanse Naties). De regeringen van Venezuela, Bolivia, Ecuador en Brazilië kondigden aan dat ze de nieuwe regering niet erkennen en riepen op om Paraguay uit de UNASUR te zetten. De Argentijnse regering van Cristina Fernandez Kirchner veroordeelde de staatsgreep, een nieuwe uitdrukking van de radicalisering en de regionale rol die het land wil spelen nadat eerder het Spaanse oliebedrijf YPF werd genationaliseerd en er opnieuw een scherpe toon werd aangemeten over de Mavinas-eilanden. Kirchner stelde dat het afzetten van Lugo een staatsgreep was en ze kondigde meteen aan dat de Argentijnse ambassadeur wordt teruggetrokken tot “de democratische orde wordt hersteld”. De regering van Chavez heeft alle olie-export naar Paraguay gestopt om de druk op te voeren (30% van de olie in Paraguay komt uit Venezuela).
De Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) kwam met een weinig duidelijke verklaring waarin het sprak over “respect voor het proces” van de politieke actie tegen Lugo. Het debat rond de verklaring zette de regeringen van Nicaragua, Bolivia en Venezuela ertoe aan om het proces af te doen als een “onderhuidse staatsgreep”. Raul Castro van Cuba stelde: “De staatsgreep keert terug naar Latijns-Amerika, maar nu in een meer bedekte vorm.” Deze ontwikkelingen maakten duidelijk dat de heersende kapitalistische elite in Latijns-Amerika (en elders) gemakkelijk afstand doet van de ‘normale democratische’ procedures als het erop aankomt om de eigen agenda van economische miserie voor de meerderheid van de bevolking op te leggen.
Mobilisatie nodig om regime neer te halen
Na zijn afzetting maakte Lugo een cruciale fout toen hij deze afzetting aanvankelijk aanvaardde. Hij corrigeerde dit gedeeltelijk toen hij een ‘alternatieve regering’ vormde tegenover de regering van Franco. Het momentum van het protest tegen de staatsgreep moet gebruikt worden om een strijd van onderuit op te bouwen waarmee de democratische wil van de bevolking wordt opgelegd en de staatsgreep ongedaan wordt gemaakt. Toen Lugo werd afgezet waren er dezelfde avond al tienduizenden betogers in de hoofdstad, veel arme boeren trokken naar Asuncion om te protesteren. De politie trad hardhandig op tegen het protest, net zoals dit eerder in Honduras gebeurde toen Zelaya werd afgezet. Toen werden de eerste acties de kop ingedrukt en hoopte het nieuwe regime dat het gebrek aan leiding er wel voor zou zorgen dat alles zou uitdoven.
De afgelopen dagen ging het protest in Asuncion gewoon door. Het regime van Franco staat internationaal geïsoleerd. Dat heeft Lugo ertoe aangezet om iets van verzet tegen de staatsgreep op te zetten. Het is echter nog niet duidelijk of Lugo zal kunnen deelnemen aan de nieuwe verkiezingen die normaal in 2013 zullen plaatsvinden. De arbeiders en armen van Paraguay mogen zich echter niet afhankelijk maken van verkiezingen die door het establishment worden georganiseerd en mogelijk met de nodige fraude gepaard zullen gaan om een marionettenregime aan de macht te brengen. Een georganiseerde beweging om de staatsgreep een nederlaag toe te brengen, moet als doel hebben om oprecht democratische verkiezingen te houden die gecontroleerd worden door de organisaties van de arme massa’s. Deze verkiezingen voor een nationale raad moeten gericht zijn op het verkiezen van een regering van arbeiders en boeren met een revolutionair socialistisch beleid. Dat is de enige manier om het land definitief te ontdoen van de dreiging van het kapitalisme en het grootgrondbezit.
Wij staan voor:
- Het respecteren van de democratische wil van de bevolking van Paraguay die Lugo als president verkoos
- Het stoppen van de brutale repressie door de regering Franco. Weg met het nieuwe regime!
- De arbeiders en armen moeten zich organiseren om het nieuwe regime neer te halen en om te strijden voor democratische verkiezingen om een regering van arbeiders en boeren te verkiezen
- Voor een verenigde strijd van de Latijns-Amerikaanse massa’s tegen staatsgrepen en aanvallen op de democratie! Voor internationale solidariteitsacties.
- Voor een regering van arbeiders en boeren met een revolutionair socialistisch beleid waarbij de rijkdom en de middelen in publiek bezit worden genomen als basis voor een nieuwe socialistische samenleving in Paraguay en de rest van Latijns-Amerika
-
Argentinië. Nationalisatie van oliebedrijf wekt toorn van het imperialisme op
De Peronistische president van Argentinië, Christina Fernández Kirchner, maakte bekend dat de overheid 51% van de aandelen van het oliebedrijf YPF in handen heeft genomen. De aankondiging leidde tot brede steun in Argentinië. De bevolking ziet hierin een nederlaag voor de multinational Repsol. Anderen reageerden minder positief. De Spaanse regering, Europese leiders en Latijns-Amerikaanse presidenten stonden in de rij om te protesteren.
De Spaanse minister van industrie, José Manuel Soria, deed de beslissing af als een “vijandige daad tegenover Spanje” waaraan “gevolgen” verboden zullen zijn. Premier Rajoy stelde dat het om een vijandige en willekeurige daad ging die de “vriendschappelijke banden” tussen de landen bedreigen. De Britse krant Financial Times ging in dezelfde richting. In een edito onder de titel “Een dubieuze daad van economische piraterij” werd gesteld dat Argentinië wel eens uit de G20 kan worden gezet. De krant waarschuwde Kirchner dat “ze niet mag vergeten dat deze daden gevolgen zullen hebben.” (FT 18 april).
De hardvochtige Chileense neoliberale president Pinera en zijn Mexicaanse college Calderon vervoegden het spreekkoor van de critici die uithalen naar het optreden van Kirchner tegen het oliebedrijf. Zelf de Boliviaanse president Evo Morales hield zich eigenlijk op de vlakte toen hij verklaarde dat het een bilaterale kwestie betreft en dat zijn regering goede banden heeft met Repsol. De Boliviaanse regering lag eerder zelf onder vuur vanuit Brazilië, toen de regering gelijkaardige maatregelen nam tegen de Braziliaanse multinational Petrobras.
Het feit dat de Argentijnse regering de aandelen van YPF aankocht, is een belangrijke ontwikkeling met internationale gevolgen. Dat is waarom er zo hard wordt gereageerd tegen de overheidsinterventie van Kirchner. De heersende klasse vreest dat dit tegen de achtergrond van een erger wordende economische crisis een precedent kan vormen voor andere regeringen. De Financial Times stelde: “De lokroep van het populisme slaat opnieuw toe”. De Argentijnse ontwikkelingen kunnen een voorbode zijn van wat elders kan gebeuren naarmate de kapitalistische crisis dieper wordt. In die zin is het een uitdrukking van een nieuw tijdperk.
Er was eerder ook een grote tegenkanting toen Hugo Chávez in Venezuela overging tot gelijkaardige maatregelen tegen Total, BP en Chevron. Maar de discussies waren toen minder scherp dan vandaag naar aanleiding van de tussenkomst van Kirchner.
De internationale situatie is immers dramatischer voor het wereldkapitalisme dan toen Chavez optrad tegen deze bedrijven. Het vooruitzicht dat andere regeringen hetzelfde pad zouden kunnen volgen en zelfs volledige sectoren van de economie zouden nationaliseren onder druk van de massa’s van de bevolking of om de eigen belangen te verdedigen, is angstaanjagend voor de heersende klasse.
Een nieuwe politiek van de heersende klasse?
De interventie van Kirchner om 51% van de aandelen van YPF in handen te nemen, kan een voorbode zijn van een situatie waarin meerdere regeringen actief tussenkomen in de economie in een poging om de gevolgen van een lange diepgaande recessie wat te verzachten.
Dit zet ook de kwestie van nationalisatie op de politieke agenda. De heersende klasse is uiteraard bang dat deze eis opnieuw zal worden opgenomen door de arbeidersklasse. Dat verklaart het belang van de Argentijnse gebeurtenissen.
Een ander element wordt gevormd door de geopolitieke belangen in Latijns-Amerika en de rest van het continent. Er wordt algemeen gesteld dat de invloed van Chavez is afgenomen, waardoor er ruimte ontstaat die Kirchner probeert in te nemen. Het VS-imperialisme is erg voorzichtig en wil Kirchner niet verder in het “populistische kamp” duwen. De Spaanse krant El Pais haalde een Amerikaanse diplomaat aan die tijdens een recente top in Colombia verklaarde: “We hebben wel eens meningsverschillen met Argentinië maar we willen niet dat dit onze algemene samenwerking op vlak van economie en veiligheid op de helling zet.” (El Pais 16 april)
De gedeeltelijke hernationalisatie van YPF is een direct gevolg van de rampzalige gevolgen van de massale privatiseringen die in de jaren 1990 werden doorgevoerd onder de Peronistische president Carlos Menem. Het Peronisme is traditioneel een populistische nationalistische beweging met een beleid waarin de nadruk op overheidsinterventies ligt. Menem zorgde voor een koerswijziging en ging over tot een massale privatisering. Dat was een weerspiegeling van de internationale tendens om het neoliberale beleid te aanvaarden en door te voeren.
Het stond zo ver van het Peronisme af dat het Menemismo werd genoemd. YPF werd in 1992 geprivatiseerd. Zoals met zoveel andere privatiseringen was het een ramp voor de bevolking. Het leverde de Argentijnse kapitalisten en multinationals zoals Repsol wel heel wat kansen op. Repsol kwam samen met andere nieuwe ‘conquistadores’ terug naar Latijns-Amerika door grote delen van de Argentijnse en de regionale economie op te kopen.
De privatiseringen waren rampzalig voor de economie. Kirchner wees op een gebrek aan investeringen en ontwikkeling van de olie- en energiesector waardoor Argentinië voor het eerst in meer dan 17 jaar olie en gas moest importeren. Recent werd er nochtans een grote gasvoorraad ontdekt, de voorraad staat gekend als ‘Vaca Muerta’, de dode koe. Kirchner verklaarde terecht dat de weigering om te investeren de Argentijnse economie enorm hindert en dat terwijl er wel voldoende grondstoffen en middelen aanwezig zijn. De afgelopen periode werden ook het geprivatiseerde Aerolineas Argentias, enkele elektriciteitsbedrijven en andere bedrijven genationaliseerd. Dat gebeurde telkens met gelijkaardige argumenten.
Deze koerswijziging van de regering-Kirchner kwam er na een scherpe vertraging van de economie, een stijgende inflatie en het doorvoeren van besparingen met een toenemende werkloosheid. Wat Kirchner eigenlijk zegt, is dat als de private sector niet voorziet inde essentiële diensten de overheid het moet overnemen. Maar ondanks de stortvloed van vijandige reacties door vertegenwoordigers van het kapitalisme en het imperialisme, gaat het hier niet om een socialistische nationalisatie.
Trotski en Mexico 1938
In maart 1938 ging de radicale populistische Mexicaanse regering van Lazaro Cardenas over tot de nationalisatie van Britse, Amerikaanse en Nederlandse oliebedrijven. Trotski stelde dat dit moest gesteund worden en dat de vakbonden en de arbeidersklasse moesten opkomen voor democratische arbeiderscontrole en –beheer in deze nieuwe overheidsbedrijven, zelfs indien de nationalisatie niet op een socialistische basis werd doorgevoerd. Die benadering is ook nuttig voor Argentinië vandaag.
Toen de Britse marxisten na de Tweede Wereldoorlog werden geconfronteerd met Labour-regeringen die de steenkoolsector, de spoorwegen en later ook andere delen van de economie nationaliseerden, eisten ze eveneens dat dit zou gepaard gaan met arbeiderscontrole en –beheer. Ze stelden voor dat de raad van bestuur van de bedrijven zou bestaan uit een derde vakbondsvertegenwoordigers uit de sector, een derde vertegenwoordigers van de volledige arbeidersbeweging en een derde vertegenwoordigers van de regering.
De gedeeltelijke nationalisatie door Kirchner heeft de toorn van de heersende klasse opgewekt. Het gaat niet gewoon om een koerswijziging door de regering, de Kirchner-dynastie neemt zelf een bocht. Zij waren nooit vrienden van de Argentijnse arbeiders en armen. Haar voorganger en intussen overleden echtgenoot Nestor Kirchner was een enthousiaste aanhanger van de privatisering van YPF in 1992. Hij verkocht 5% van de YPF-aandelen aan Repsol. Het ging op de aandelen die in handen waren van Patagonia in de provincie Santa Cruz waar Kirchner toen gouverneur was.
Toen Repsol 99% van de aandelen van YPF in handen kreeg, steunde Kirchner een beleid van “Argentijnisering” waarbij erop werd aangedrongen dat een percentage van de aandelen in Argentijnse handen bleef. Als gevolg hiervan kreeg de Argentijnse groep Peterson, in handen van de familie Eskenazi, 25% van de aandelen van YPF. Daar werd niet aan geraakt bij de recente gedeeltelijke nationalisatie.
De familie Kirchner heeft een fortuin vergaard terwijl ze in de regering zat. Toen Nestor Kirchner in 2003 werd verkozen tot president, werd het fortuin van het koppel op 2,35 miljoen dollar geschat. Eens aan de macht is het fortuin van het gezin op zeven jaar tijd toegenomen met maar liefst 900%. Tegen het overlijden van Nestor in 2010 was het gezin goed voor 18 miljoen dollar met 27 huizen, appartementen, winkels en hotels. In 2003 had het gezin geen enkel zakelijk belang in de stad El Calafate in Patagonië. Tegen 2010 was 60-70% van de economische activiteit in het stadje in handen van de familie.
De stappen die nu door Christina Kirchner worden genomen, kunnen op een brede steun van de Argentijnse bevolking rekenen. Het gaat om een kapitalistische overheidstussenkomst in een poging om de energiecrisis op te lossen. Het is deels het gevolg van het tekort aan energie en het falen van Repsol om de industrie te ontwikkelen. Het vormt ook een poging van Kirchner om haar populariteit op peil te houden op een ogenblik dat de economie het slecht doet en er aanvallen zijn op de arbeidersklasse. Kirchner probeert zich te beroepen op het beeld van de radicale populistische nationaliste Evita Peron. De gedeeltelijke nationalisatie van YPF werd aangekondigd voor een groot beeld van een lachende Evita en in aanwezigheid van de Madres de la Plaza, de moeders van de duizenden verdwenen mensen tijdens de militaire dictatuur.
Deze interventie toont hoe de heersende klasse soms van politiek moet veranderen en een overheidstussenkomst ondersteunt als haar belangen worden bedreigd. Met deze maatregelen heeft Kirchner de belangen van het Spaanse imperialisme en de Spaanse multinational Repsol een slag toegebracht. Hierdoor is meteen de mogelijkheid van grotere nationalisaties in andere landen op de politieke agenda geplaatst. Dit boezemt de heersende klasse op internationaal vlak angst in. De eis van de nationalisatie moet nu worden opgenomen door de arbeidersbeweging. Het is overigens positief dat Izquerda Unida (IU, Verenigd Links) zich in Spanje heeft uitgesproken tegen de Spaanse regering en het opnam voor het recht van de Argentijnse regering om YPF te nationaliseren.
Maar het opkopen van 51% van de aandelen van YPF is niet hetzelfde als een ‘socialistische nationalisatie’. Dit werd door Kirchner zelf duidelijk gemaakt toen ze verklaarde: “Het model is geen staatseconomie, dat is duidelijk. Het gaat om het herwinnen van de controle op het functioneren van de economie.” (El Pais, 17 april).
Het CWI verzet zich tegen het protest van de imperialistische en kapitalistische politici. We steunen alle oprechte maatregelen die tegen het imperialisme ingaan. We eisen reële actie tegen de imperialistische dominantie op de economie en tegen de nationale kapitalisten die de bevolking uitbuiten. We steunen de eis van een democratische socialistische nationalisatie van de volledige energiesector. We eisen de nationalisatie van Repsol, alle multinationals en YPF zonder schadeloosstelling, tenzij op basis van bewezen behoefte. De genationaliseerde energiesector zou democratisch moeten worden beheerd door de werkende bevolking van Argentinië als onderdeel van een democratische planning van de hele economie op basis van de nationalisatie van de grote bedrijven en de financiële sector.
-
Brazilië: arbeider ABInBev omgekomen door gebrek aan veiligheidsmaatregelen op de werkvloer
Op 1 februari kwam een 25-jarige arbeider die net vader ging worden om het leven. De arbeider werd het slachtoffer van de hebzucht en de arrogantie van AmBev, onderdeel van de Anheuser-Busch InBev groep, dat zich ook uit in een onverantwoorde houding tegenover de veiligheid en de gezondheid van het personeel.
Fabiano Cleito Silva was amper 25 jaar. Hij stond op het punt te trouwen en zou vader worden. Maar daar wordt doorkruist door een tragisch ongeval. Fabiano werkte als contractueel voor Ambev, een onderdeel van de ABInBev groep die actief is in meer dan 23 landen en onder meer merken als Budweiser, Brahma, Skol, Antártica, Boemia en Guaraná Antártica produceert.
De jonge arbeider moest het systeem van bliksemafleiders herstellen op een hoogte van zowat 12 meter. Hij viel en werd daarbij wel gered, maar hij herstelde niet van zijn verwondingen. Drie uur later overleed hij.
Er volgde een onderzoek door leden van het veiligheidscomité waarbij duidelijk werd dat een reeks van onregelmatigheden hadden bijgedragen tot dit tragische ongeval.
Zo ontbrak de staat van dienst van de stalen kabel die gebruikt wordt om de arbeiders vast te klikken. Het dak is in een erg slechte staat. De verantwoordelijken waren op de hoogte van de risico’s, maar gaven toch opdracht om de herstellingen door te voeren.
Er waren geen veiligheidsinspecteurs aanwezig en de procedures voor dit soort opdrachten werden niet nageleefd. Er kwam toelating van een ingenieur op het hoofdkwartier van InBev zonder rekening te houden met de gevaren.
Het gebrek aan veiligheidsmaatregelen bij de vestiging van AmBev in Jacarei (in de deelstaat São Paulo) is niet nieuw. Er waren al tientallen ernstige ongevallen en honderden anderen hadden al te kampen met arbeidsgerelateerde ziektes.
We eisen dat de publieke autoriteiten die verantwoordelijk zijn, het parket en het ministerie van arbeid, een ernstig onderzoek doen om de verantwoordelijken voor dit dodelijk ongeval aan te duiden. We eisen dat er maatregelen worden genomen om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren zodat dergelijke ongevallen niet meer kunnen plaatsvinden.
-
Illusie van stabiliteit in Latijns-Amerika
We publiceren een verslag van de commissie over Latijns-Amerika op de bijeenkomst van het Interationaal Uitvoerend Bureau van het CWI eind januari. Latijns-Amerika lijkt tijdelijk in te gaan tegen de internationale trend van stagnatie, recessie en economische crisis. Exportgerichte economieën zoals deze van Brazilië konden genieten van de grote Chinese vraag naar grondstoffen. Dit leidde tot een recordgroei.
André Ferrari van de LSR (onze Braziliaanse zusterorganisatie) leidde de discussie in. Hij wees op een reeks tegenstellingen en onevenwichten waarop de illusie van aanhoudende groei en politieke stabiliteit gebaseerd zijn. De economische groei heeft de enorme kloof tussen rijk en arm niet kleiner gemaakt, integendeel. In Brazilië kan worden geprofiteerd van de banden met China, maar tegelijk worden er enorme schulden opgebouwd.
De economische vertraging die er in China zat aan te komen en de erger wordende crisis in Europa en de VS zullen de vraag naar exportproducten verminderen en zullen een impact hebben op de investeringen. Dit betekent dat de groei in de regio een tijdelijk gegeven is en het kan snel tot een economische neergang komen. Dat kan leiden tot een nieuwe periode van turbulentie en klassenstrijd. Het zou een einde kunnen maken aan de relatieve politieke stabiliteit waarbij partijen, leiders en regeringen gingen voor een tweede en een derde ambtstermijn in Colombia, Brazilië, Argentinië en Venezuela.
In Peru kregen we een eerste voorbode. De nieuwe regering van Ollanta werd verkozen op basis van de belofte om de hervormingen van de eerste regering van Lula in Brazilië en van Chavez in Venezuela door te voeren in Peru. Maar bij de eerste sociale beweging in de mijnsector, ging Ollanta over tot het uitroepen van de noodtoestand. Ollante schoof nog voor de verkiezingen naar rechts op. In de campagne werd hij omringd door Braziliaanse adviseurs waardoor hij steeds meer bij Lula aansluiting zocht in plaats van bij Chavez.
Dilma heeft Lula opgevolgd als president. De regering-Dilma is als voorbereiding op de komende crisis overgegaan tot het uitbreiden van de staatstussenkomsten. Er is tegelijk een nieuw programma van fiscale hervormingen waarbij er wordt bespaard op sociale programma’s. Nog voor het einde van de periode van economische groei, kent Brazilië al een reeks strijdbewegingen. Luciano van LSR stelde dat de politici aankondigden dat ze de grootste economie uit de regio naar de “eerste wereld” zouden loodsen. De georganiseerde arbeidersklasse heeft op de economische groei ingespeeld met acties waarbij ze hun deel van de rijkdom opeisten. Er waren stakingen die infrastructuurprojecten van de regering verstoorden. Deze projecten zijn erop gericht om de bedrijven onbeperkte toegang te verlenen tot de oceaan en de nog niet aangesneden markten van de buurlanden. Er zijn ook prestigeprojecten in het kader van de Wereldbeker en de Olympische Spelen.
Er waren stakingsacties die tot in het hart van de staatsmachine gingen. Zo was er een massale staking van de brandweer in Rio, waar de brandweer deel uitmaakt van het leger en bijgevolg bewapend is, die bovendien op een grote steun van de bevolking kon rekenen. Er waren ook strijdbewegingen van onder meer de werknemers van de banksector, leraars, oliearbeiders, bouwvakkers en in de metaalsector.
Bolivia en Venezuela
Het eerste decennium van deze eeuw werd gekenmerkt door revolutionaire opstoten doorheen de regio. Massale bewegingen brachten leiders en regeringen aan de macht die beloofden om hervormingen ten voordele van de armen door te voeren op basis van overheidstussenkomsten. Dit waren de eerste regimes die de neoliberale consensus van de periode na de val van het Stalinisme doorbraken. De afgelopen jaren zijn de regimes van Morales in Bolivia en van Chavez in Venezuela echter naar rechts opgeschoven. Het revolutionaire proces gaat niet meer vooruit, er wordt niet gebroken met het kapitalisme en het grootgrondbezit.
Dit heeft de contrarevolutionaire krachten toegelaten om zich te versterken. Leden uit Bolivia stelden dat Morales in zijn wanhopige poging om investeringen van Braziliaanse multinationals aan te trekken, niet aarzelde om de inheemse bevolking repressief aan te pakken. Die inheemse bevolking vormt een belangrijk onderdeel van de basis van Morales. Maar de economische problemen, er wordt voorspeld dat de gasreserves binnen 15 jaar op zullen zijn, maakten dat Morales aandrong om een snelweg aan te leggen doorheen beschermde gebieden op het platteland. De beweging van de inheemse boeren, gesteund door de arbeidersbeweging, dwongen de regering ertoe om van dit plan af te zien.
In Venezuela heerst een grote onzekerheid als gevolg van de ziekte van Chavez en de groeiende steun voor de rechtse neoliberale oppositie als reactie op de economische problemen. William van Socialismo Revolucionario (het CWI in Venezuela) stelde dat de toegenomen investeringen in sociale programma’s en de hoge olieprijzen ervoor kunnen zorgen dat de regering in oktober herverkozen geraakt. Maar de onzekere gezondheidstoestand van Chavez kan gevolgen hebben in de periode na de verkiezingen, zelfs indien hij zoals verwacht herverkozen wordt. Er is een ongenoegen tegenover de bureaucratische organisaties, de politieke allianties, partijen en vakbonden die werden opgezet opdat het regime haar machtsgreep zou kunnen behouden en niet als instrument van massastrijd.
In beide landen gaven we kritische steun aan de sociale hervormingen van Chavez en Morales en aan het beleid van nationalisaties. We stelden dat de sociale vooruitgang werd bekomen door de druk van de massa’s tegen de pogingen van contrarevolutie en voegden eraan toe dat we de vooruitgang enkel zouden kunnen behouden en uitbreiden door volledig te breken met het kapitalisme. Het feit dat dit niet gebeurde, leidde ertoe dat beide regimes naar rechts opschoven.
Het komt er voor socialisten in deze landen op aan om onafhankelijke democratische organisaties van de arbeiders en armen op te bouwen, politieke partijen en vakbonden die ervoor opkomen om de industrie, de banken, de grond en de sleutelsectoren van de economie onder democratisch beheer in publieke handen te nemen. De situatie in Venezuela is complex, onder meer door de aanvallen van het regime op strijdbare syndicalisten. In Bolivia is er een breed gedragen steun voor het idee van een nieuwe politieke kracht die zich op de arbeidersklasse en de armen baseert. Die steun is onder meer een gevolg van de enorme tradities van socialistische en revolutionaire bewegingen in Bolivia, een element dat in Venezuela veel minder sterk aanwezig is. Arbeidersorganisateies speelden een cruciale rol in de revolutionaire beweging waarmee Morales aan de macht kwam en ze beginnen nu uit te kijken naar een strijdbaar alternatief.
Chili
De afgelopen jaren hinkte Chili wat achterop in vergelijking met de bewegingen in andere landen op het continent. Celso van Socialismo Revolucionario (het CWI in Chili) wees erop dat ons perspectief dat de verkiezing van de neoliberale regering van Pinera niet betekende dat er in de samenleving een bocht naar rechts werd gemaakt, werd bevestigd door de enorme beweging van de studenten en de beweging tegen de prijsstijgingen voor gas in het zuiden van het land.
De studentenstrijd voor gratis onderwijs vormde de belangrijkste strijdbeweging sinds de val van de dictatuur in Chili. Deze studentenstrijd kreeg de steun van de arbeidersbeweging, wat leidde tot een algemene staking in augustus. De beweging eiste de nationalisatie van de koperindustrie. In de beweging tegen de prijsstijgingen voor gas werd in het zuiden van het land een stad overgenomen door de arbeiders en armen die de stad bestuurden via een volksvergadering, een traditie uit de strijd tegen het regime van Pinochet. Dit bleef duren tot de regering het leger erop af stuurde.
In de discussie over Chili werd ingegaan op de rol van de Communistische Partij die geen strategie aan de beweging aanbood. Celso stelde dat dit leidt tot de ontwikkeling van een sterk anti-partijengevoel onder jongeren. Er is nochtans nood aan een echte socialistische kracht. De afgelopen decennia van neoliberalisme hebben ertoe geleid dat de autoriteit van het kapitalisme en haar instellingen (zoals de kerk, het parlement, de gevestigde partijen, de politie,…) steeds meer afneemt. Daartegenover is er nood aan een alternatief.
Mexico gaat gebukt onder de economische crisis in de VS. Het land kent de slechtste economische situatie van de hele regio. Na meer dan een decennium is het mogelijk dat de PRI terug aan de macht komt. De opeenvolgende neoliberale regeringen onder leiding van Fox en Calderon hebben het ongenoegen aangewakkerd. Dit zal wellicht leiden tot een opleving van strijd van de arbeiders en armen. De oorlog tegen drugs is in werkelijkheid een burgeroorlog tegen de volledige bevolking van het noorden. Het is tevens gericht tegen iedere ontwikkeling van strijd, onder meer met de beweging van families van dodelijke slachtoffers in de ‘drugsoorlog’ die aan kracht wint.
In de discussie bracht Alec Thraves (Socialist Party Wales) een verslag van zijn bezoek aan het recente congres van de PSOL in Brazilië. Onze Braziliaanse afdeling is actief binnen die bredere partij en speelt er een belangrijke rol in het organiseren van een links blok dat zich verzet tegen electorale allianties met besparingspartijen. We zijn daarnaast ook actief binnen Conlutas om deze vakbond op nationaal vlak als strijdbare bond op de kaart te zetten.
-
Chili. Rechtse regering wil studentenprotest discrediteren
De rechtse Chileense president Sebastián Piñera en onderwijsminister Felipe Bulnes hebben samen met de werkgevers, die ook de media controleren, hun campagne tegen het studentenprotest opgevoerd. Er zijn intussen al vijf maanden lang betogingen van jongeren die opkomen voor gratis onderwijs voor iedereen. De regering en haar bondgenoten bij de grote bedrijven proberen de studentenbewegingen nu als gewelddadig af te doen.
Deze regering trekt geen lessen uit haar eigen ervaringen. Eerder werd de media ingezet in een propagandacampagne rond de redding van 33 mijnwerkers vorig jaar. In september was er een poging om een vliegtuigramp op de Juan Fernández eilanden waarbij tal van doden vielen te gebruiken om de aandacht van de studentenbeweging af te leiden. De redding van de mijnwerkers zorgde ervoor dat de steun voor de regering sterk de hoogte in ging, maar de neergang was even snel en groot. Met de vliegtuigramp haalde de regering enkele extra procentpunten steun in de peilingen, maar ze slaagde er niet in om de studentenbeweging te stoppen. De studentenbeweging en de eis voor gratis onderwijs krijgen nog steeds de steun van 80% van de bevolking. De huidige ‘campagne tegen geweld’ zal daar niets aan veranderen. Grote delen van de bevolking beseffen dat deze campagne een strategie van de regering is.
Het startschot voor de campagne kwam van ‘La Moneda’ (het presidentieel paleis). Daar werd gesteld dat de studentenbeweging met geweld moet worden gelijkgesteld en dat zoveel mogelijk aandacht moet worden gegeven aan gemaskerde betogers. Het is geen toeval dat alle televisiezenders het nieuws over de studentenbeweging illustreren met beelden van barricades en straatgevechten. De beelden daarvan worden steeds opnieuw getoond. Dit moet de indruk wekken dat dergelijke incidenten dagelijkse kost zijn. Nochtans gaat het veelal om beelden die al ouder zijn. Het radionieuws wordt algemeen als meer geloofwaardig beschouwd. Een groot deel van de bevolking hecht steeds minder geloof aan wat het televisienieuws zegt. Dat varieert immers van openlijke leugens tot een verkeerde voorstelling van wat gebeurt.
De oproerpolitie kreeg het bevel om vreedzame betogers hard aan te pakken terwijl de kleine minderheid van betogers die schade aanrichten ongemoeid worden gelaten. Zo was er een incident waarbij een bus in brand werd gestoken. De beelden daarvan werden een centraal punt in het nieuws. Alle zenders bestookten er de kijkers mee.
De arrogante opstelling van onderwijsminister Felipe Bulnes is een onderdeel van deze strategie. Hij provoceert de studenten en doet er alles aan om gewelddadige reacties uit te lokken. Het gaat gepaard met cynische oproepen tot ‘dialoog’ met de regering.
De massale betogingen van de studenten en het feit dat 80% van de bevolking deze acties steunt, betekent dat de regering van de grote bedrijven er niet in slaagt om de mening van de meerderheid te veranderen. Dit maakt duidelijk dat een dictatoriale minderheid haar beleid oplegt zodat de grote bedrijven extra winsten kunnen maken terwijl het onderwijs wordt geplunderd door toplui en bankiers.
Private universiteiten halen miljoenen dollars uit de kast om bedrieglijke reclamecampagnes te voeren om toekomstige ‘klanten’ aan te trekken. Ze gebruiken dit geld om de potentiële ‘klanten’ een fantastische toekomst te beloven, maar de realiteit ziet er anders uit. Het enige wat van tel is, zijn de winsten van de onderwijshandelaars.
Het uiteindelijke doel van de regering is om nieuwe wetten op te leggen op basis van het excuus dat er een klein aantal gewelddadige betogers is. Er wordt in feite geprobeerd om sociale strijd te criminaliseren en om studenten die hun hogeschool of universiteit bezetten op te pakken. Hiermee kan ook arbeidersstrijd worden gecriminaliseerd, vooral het personeel uit de gezondheidssector ligt onder vuur. De gezondheidszorg kent een crisis en zal onvermijdelijk leiden tot een grote strijd van het personeel en de gebruikers. De regering wil daar nu al op inspelen door de mogelijkheden van verzet te beperken.
De regering- Piñera werpt zich op als een trouwe erfgenaam van de dictatuur. De regering wil misschien niet direct terugkeren naar een openlijke militaire dictatuur, maar er zijn intussen wel pogingen om hun visie op te leggen door de repressie op te voeren. Dat zal niet lukken, het is zelfs Pinochet niet gelukt. Ondanks de martelingen en de dood van duizenden Chileense arbeiders en jongeren, kwamen de arbeiders en jongeren op straat om een einde te maken aan de dictatuur van dezelfde kapitalisten die vandaag Piñera steunen.
De studentenstrijd heeft de verdienste dat wordt aangetoond dat het mogelijk is om in verzet te gaan tegen het onrechtvaardige system dat wordt opgelegd door de dictatuur van de grote bedrijven. We zien het begin van een nieuw tijdperk van strijd tegen de afbraak van de levensstandaard van de werkende bevolking die intussen al meer dan 40 jaar wordt opgelegd.
In de komende periode moeten de arbeiders op het voorplan treden om een centrale rol te spelen in de strijd tegen de ongelijkheid die uit de kapitalistische winsthonger voortvloeit en in de opbouw van een eigen alternatief.
40 jaar na Chili’s 9/11: arbeiders en jongeren massaal in verzet. Welke lessen uit de overwinning en nederlaag van de Chileense arbeidersbeweging in de jaren ‘70?
In Antwerpen organiseren de Actief Linkse Studenten samen met het Collectief Zudaka een informatie-avond over Chili. We kijken terug op wat de staatsgreep van Pinochet in 1973 maar hebben ook aandacht voor de huidige massale jongerenbeweging.
Welke lessen moeten marxisten en revolutionairen trekken uit de dramatische gebeurtenissen van toen, om een soortgelijke tragedie vandaag en in de toekomst te vermijden? Zoek je zelf een antwoord op deze vragen en/of wil je er met ons mee de discussie over aangaan? Kom dan naar de meeting op de UA op donderdag 3 november om 19u30 in aula R0.10! Hieronder de affiche voor deze vorming.