Brazilië. Maken de verkiezingen een einde aan de PT-regering?

Analyse door André Ferrari, LSR (CWI in Brazilië)

brazilIn tegenstelling tot vorige Braziliaanse verkiezingen worden deze van oktober gekenmerkt door onzekerheid. Dit komt voort uit de nieuwe politieke situatie na de massale straatprotesten in juni 2013, de verslechterende economische situatie en het diskrediet van de ‘Arbeiderspartij’ (PT) die ondertussen 12 jaar aan het hoofd van de federale regering staat.

Op 13 augustus kwam de presidentskandidaat Eduardo Campos in een vliegtuigongeval om het leven. Hij werd vervangen door Marina Silva als kandidaat van de Brazilaanse Socialistische Partij (PSB). Dat leidde tot een nieuwe electorale situatie. Er is nu een ernstige mogelijkheid dat de PT een nederlaag zal oplopen.

Campos was minister in de eerste PT-regering onder Lula. Hij was ook gouverneur van de deelstaat Pernambuco. Hij was voorzitter van de PSB, een kapitalistische partij die voorheen steun gaf aan PT-regeringen. Tegelijk vormde de PSB in verschillende staten, zoals Sao Paulo, een alliantie met rechtse neoliberale partijen zoals de PSDB.

Vorig jaar braken Campos en de PSB met de PT-regering van Dilma Rouseff. De partij besloot zichzelf op te werpen als een “derde weg” tegenover de twee traditionele kampen met enerzijds de PT en anderzijds de PSDB. Deze twee blokken hebben elkaar sinds 1994 bij iedere verkiezing bestreden.

In de strijd tussen Dilma (PT) en Aecio Neves (PSDB) had Campos een beperkte kans om te scoren. De verkiezingsdeelname werd eerder gezien als een investering in de toekomst. Maar nu hij vervangen is door Marina Silva lijken de kansen gekeerd en maakt Silva een ernstige kans.

Wie is Marina Silva?

Marina heeft een geschiedenis ter linkerzijde. Ze komt voort uit de vakbondsfederatie CUT en de PT van de jaren 1980 in de Amazone-regio. Ze speelde een rol naast internationaal bekende milieustrijders als Chico Mendes die in 1988 door grootgrondbezitters werd vermoord.

Recenter was Marina Silva minister van Leefmilieu in de regering-Lula van 2003 tot 2008. Ze brak toen met de regering en de PT om lid te worden van de Groenen (PV) waarvoor ze in 2010 deelnam aan de presidentsverkiezingen. Silva eindigde toen als derde met 19,33% of 20 miljoen stemmen.

Hierna probeerde Marina Silva om een eigen partij uit te bouwen. Het ging om een politiek erg diverse kracht met zowel mensen uit de rechterzijde als linkse activisten naast NGO-mensen. Het werd het ‘duurzaamheidsnetwerk’ genoemd. Maar het initiatief slaagde er niet in om zich te registreren voor de verkiezingen van 2014.

Als gevolg hiervan sloot Marina Silva een akkoord met Eduardo Gomes. Ze sloot met al haar aanhangers aan bij de PSB. Ze werd vervolgens verkozen als kandidaat vice-president op de lijst onder leiding van Campos.

Toen Marina Silva van de PT afsplitste was dit op een rechtse basis, ook al behield ze een imago van haar radicale linkse geschiedenis. Als presidentskandidaat in 2010 pleitte ze voor nationale verzoening en riep ze de “goede delen” van alle partijen – de PT maar ook de PSDB – om samen te werken. Ze verdedigde vooral een neoliberaal beleid. Ze hernam uitspraken van Fernando Henrique Cardoso uit de jaren 1990 zoals het idee van “monetaire stabilisatie”. Ze verdedigde heel wat Lula’s sociale programma’s. Haar belangrijkste kritiek was de wijze waarop Dilma de PT beheerde.

Heel wat kiezers die Marina Silva steunen, zien haar niet als een neoliberaal steunpunt maar als iemand die buiten het traditionele politieke stelsel staat. Haar bekommernis om het milieu en haar linkse verleden laten dit profiel toe. Een ander belangrijk deel van haar steun komt van de meer conservatieve delen van de Braziliaanse samenleving. Ze is een evangelische protestant en gaat in tegen heel wat eisen van de strijd tegen vrouwenonderdrukking, LGBT-rechten,… Met haar standpunten rond deze thema’s slaagt ze er ook in om een groot deel van de meest reactionaire religieuze kiezers naar zich toe te trekken.

Toen er in juni 2013 een massabeweging losbarstte, ontstond er een mogelijkheid voor een alternatief op de polarisatie van de blokken rond de PT en de PSDB. De figuur Marina Silva kon een bredere steun vinden in het ongenoegen. Voor Marina Silva kandidaat was, zouden veel kiezers die nu voor haar zullen stemmen eerder blanco gestemd hebben, niet zijn gaan stemmen of voor de radicale linkerzijde en vooral Luciana Genro van PSOL gestemd hebben. De kandidatuur van Marina Silva maakt dat de situatie onduidelijker en verwarder is. Ze kan een deel van de linkse en de rechtse oppositiekiezers naar zich toe trekken.

De peilingen geven een brede steun aan. Marina Silva en Dilma Rouseff staan ongeveer op gelijke hoogte met 34-35%. De kandidaat van de PSDB verliest steun en haalt amper 14%. Het zou leiden tot een tweede ronde waarin Marina Silva met een kleine meerderheid kan winnen. Dat is echter niet zeker. Dilma en de PT beschikken over een enorm apparaat in het politieke systeem. Ze kunnen dat mobiliseren om Dilma te steunen. Maar voor het eerst sinds de PT in 2002 de verkiezingen won, is er wel een ernstige kans op een nederlaag.

Houdbaarheidsdatum van de PT overschreden

Van waar komt deze radicale verandering in het mogelijke resultaat van verkiezingen waarvan voorheen algemeen werd aangenomen dat Dilma Rouseff gemakkelijk zou herverkozen raken?

De regering-Dilma werd hard geraakt door de slechter wordende economische situatie. De economische groei van de afgelopen jaren zorgde voor een zekere stabiliteit en steun voor de regering. Nu ligt de economische groei een pak onder het niveau dat onder Lula werd gehaald. Van 2003 tot 2010 was er een jaarlijkse groei van gemiddeld 4%. Onder Dilma, vanaf 2011, was het gemiddeld 1,8%. Dat is het laagste niveau sinds de regering van Fernando Collor de Mello, een crisisregering die in 1992 door een massabeweging werd neergehaald.

Dilma probeerde aanvankelijk om een beleid te voeren dat de groei zou stimuleren, met lage rentevoeten en fiscale achterpoortjes voor de grote bedrijven. Het zorgde evenwel niet voor een omkering van de economische neergang. De export werd aangetast door de wereldwijde economische neergang die nu ook in Azië toeslaat. De interne vraag botst op limieten die versterkt worden door hoge particuliere schulden.

Het maakte dat Dilma haar economische koers moest aanpassen met hogere rentevoeten en zware besparingen op de publieke uitgaven. Brazilië kent nu een technische recessie.

Ondanks het protest werd de Wereldbeker Voetbal voorgesteld als een factor die groei zou stimuleren. Maar dat was niet het geval. Het wordt nu door de regering zelfs gebruikt als argument om de lage groei in 2014 te verklaren.

Het einde van de sociale vrede

Het keerpunt in het economisch beleid van de regering leidde tot spanningen binnen de delen van de heersende klasse die Dilma steunen. Een deel van de bedrijven en banken verloren het enthousiasme dat ze de afgelopen jaren voor de PT-regeringen aan de dag legden. Zij weten dat vanuit hun standpunt dat 2015 een jaar van harde besparingen en aanvallen op de werkende bevolking zal zijn. Ze vragen zich af of de PT in staat zal zijn om dergelijk beleid succesvol door te voeren.

De heersende klasse weet dat de triomf van het ‘Lulaïsme’ van de afgelopen jaren ten einde is gekomen. Dit beleid was enkel mogelijk in een specifieke internationale en nationale context waarbij er een tijdelijk ‘sociaal staakt-het-vuren’ tussen de grote burgerij en de armste delen van de bevolking in Brazilië mogelijk was. Het einde van deze situatie bleek al in de protestacties van juni 2013. Het opbreken van deze stabiliteit is de belangrijkste verklaring voor de indrukwekkende massabeweging die toen plaatsvond.

Het is niet louter een kwestie van een slechtere economische situatie maar ook van tegenstellingen binnen het model van Lula. De politiek van zogenaamde ‘volledige tewerkstelling’ kwam in de praktijk neer op erg onzekere en erg flexibele rotjobs met bijzonder lage lonen. De stimulans van de aankoop van allerhande elektronische producten op basis van krediet kwam er op een ogenblik dat er tegelijk een gebrek aan sanitair was alsook aan degelijke gezondheidszorg of onderwijs. De ineenstorting van de levensstandaard in de grote steden blijkt uit de crisis van het openbaar vervoer, de huisvesting en het dagelijkse geweld.

Omdat het politieke systeem niet op hun eisen kan ingaan, is er onder brede lagen van de bevolking een grote afkeer tegenover de traditionele partijen en politici. Dit gebeurde op een ogenblik dat de radicale linkerzijde niet bezig was met het kanaliseren van het ongenoegen.

Het leidde vorig jaar tot een grote protestbeweging en verklaart ook de tegenstellingen in deze beweging. Na de juniprotesten van 2013 gaven peilingen aan dat bijna 80% van de bevolking verandering wilde. Dat was vergelijkbaar met de situatie in 2002 toen Lula won van de zetelende president Fernando Henrique Cardoso van de PSDB.

Ondanks deze elementen beschikt de PT nog steeds over een belangrijke electorale basis, zeker onder de ouderen, in de kleinere steden en onder de armsten die de afgelopen jaren verbetering zagen door de sociale programma’s, zelfs indien deze programma’s op neoliberale wijze werden doorgevoerd. Er is onder kiezers de vrees dat een rechtse overwinning deze beperkte verworvenheden op de helling zal zetten. De campagne van Dilma baseert zich op deze angst.

Wat is het echte beleid van Marina Silva?

In de strijd tegen Marina Silva wijst PSDB-kandidaat Aécio Neves op haar vroegere ecologische kritiek op de agro-business en haar vroegere betrokkenheid bij de PT-regeringen.

Dilma anderzijds herhaalt het traditionele PT-refrein met een linkse retoriek in de maanden voor de verkiezingen om nadien over te gaan tot vier jaar van rechts beleid. De PT-campagne maakt op cynische wijze gebruik van de verhoudingen van Silva met vroegere ministers en economen die met de PSDB verbonden waren en ook haar standpunten inzake LGBT- en vrouwenrechten worde uitgespeeld.

Silva stelt zichzelf voor als een vertegenwoordiger van de strijd tegen de ‘oude politiek’. Ze herneemt een aantal slogans van het protest in juni 2013 zoals de eis van gratis openbaar vervoer, maar dat wordt beperkt tot studenten van publieke scholen. De prioriteit van Silva vandaag is om het vertrouwen van de grote bedrijven te winnen. Ze verzamelde neoliberale economen rond zich. Haar programma verdedigt expliciet de onafhankelijkheid van de Centrale Bank en het zogenaamde ‘macro-economische trio’ (rigide inflatiedoelstellingen, fiscale discipline en wisselende wisselkoersen) waar de financiële markten op aandringen. Inzake privatiseringen belooft ze de programma’s van publiek-private samenwerking van de PT nog verder op te voeren.

Alle twijfel over de bouw van een nieuwe hydro-elektrische installaties in het amazonegebied (Belo Monte, Jireau, Santo Antonio) werd opzij geschoven. Dat dit het milieu en de inheemse bevolking bedreigt, is geen argument. Silva begon ook expliciet de agro-business te verdedigen.

In werkelijkheid herhaalt ze de posities van de PT uit het verleden, waarbij ze probeert om zich ‘realistisch’ voor te doen om de grote bedrijven te kalmeren. Ze slaagt daar ook in. De beurzen veerden op als gevolg van het ‘Marina effect’ en verschillende vertegenwoordigers van de banken hebben haar openlijk steun toegezegd.

Dit betekent niet dat de grote bedrijven tegen een herverkiezing van Dilma zijn. In feite zijn de banken en grote bedrijven redelijk gerust in alle drie de belangrijkste kandidaten in de peilingen. Ze zijn wel bezorgd om de krachtsverhoudingen na de protestbeweging in juni en gelijk welk obstakel op het pad van het harde besparingsbeleid dat alle drie de voornaamste kandidaten zouden voeren.

Analyses van de peilingen geven aan dat het verzet tegen Dilma niet noodzakelijk betekent dat er een bocht naar rechts wordt genomen. Zelfs een stem voor de kandidaat van de PSDB is deels een stem tegen Dilma en niet zozeer een stem voor het neoliberale beleid van de PSDB. Hetzelfde geldt voor Marina Silva. Voor de patroons leidt dit tot bezorgdheid. Wie er ook verkozen wordt, de volgende president zal het moeilijk hebben in het doorvoeren van het patronale beleid.

Links alternatief

De socialistische linkerzijde kwam versterkt uit de juniprotesten. Dit wordt weerspiegeld in een groei van de PSOL ondanks de interne crisis en de fouten die door de meerderheid van de leiders werden gemaakt.

In Rio de Janeiro is de PSOL nu een partij met een massale invloed, aanwezig in sociale strijd en met een significant electoraal gewicht. In andere staten is de partij soms ook een factor en kan er groei komen.

Maar als geheel hebben de linkerzijde en de sociale bewegingen de mogelijkheden van het protest in juni 2013 niet benut. Ondanks de enorme stakingsgolf na de strijd in juni 2013 en voor de Wereldbeker in 2014, was er geen bewuste politiek om de strijd te verenigen en op te komen voor eengemaakte strijd van vakbonden en sociale bewegingen.

De lerarenstakingen in verschillende staten, het protest van de straatvegers in Rio en andere steden, acties aan de universiteiten van Sao Paulo en elders, en vooral de strijd van de landloze werkenden en de metrostaking in Sao Paulo hebben de voorwaarden gecreëerd voor een bredere betrokkenheid in de opbouw van een algemene 24-urenstaking.

Bij gebrek aan een centraal orgaan om deze strijd te verenigen, vonden ze allemaal gefragmenteerd plaats. Samen met de Wereldbeker gaf dit de ruimte aan de overheid en de bazen om te antwoorden. Er was een harde repressie, zeker tijdens de Wereldbeker, met aanvallen op betogingen, vervolgen en afdankingen van syndicalisten, processen tegen syndicalisten en het gevangen zetten van activisten. Dit gebeurde op een schaal die niet meer gezien was sinds de militaire dictatuur.

Het kon echter de algemene sfeer van ongenoegen en bereidheid tot strijd niet keren. Eerder vroeger dan later zal dit opnieuw tot uitbarsten komen op straat. Dit kon in het electorale proces scherper aan bod komen indien links verenigd naar de kiezer was getrokken. Voor de presidentsverkiezingen hebben de drie partijen die in 2006 een Links Front vormden (PSOL, PSTU en PCB) nu elk hun eigen kandidaat.

In PSOL was de uitverkoren kandidaat senator Randolfe Rodrigues van de rechterzijde van de partij. Maar hij trok zijn kandidatuur terug en staat nu met een voet buiten de PSOL, hij kan elk moment uit de partij trekken. Het leidde tot een crisis binnen de meerderheidsgroep van de partij en het veranderde de krachtsverhoudingen met ruimte voor de linkerzijde van de partij. Na het verdwijnen van Randolfe was de kandidaat het voormalige parlementslid Luciana Genro die eerder met de steun van het Linkse Blok in de PSOL tegen Randolfe opkwam voor de nominatie van de PSOL.

Campagne van Luciana Genro

De campagne van Luciana Genro is er een van strijd en baseert zich op het massale protest van juni 2013. Er werd een verband gelegd tussen deze strijd en die van de arbeiders, studenten, daklozen,… Het programma van Luciana en de PSOL omvat de nood aan een audit en schorsing van de betaling van de schulden om onmiddellijk over te gaan tot massale investeringen. Er wordt ook gepleit voor een ‘fiscale revolutie’ waarbij de rijken moeten betalen. De campagne eist de publieke controle op de sleutelsectoren van de economie, zoals energie. Er wordt ook gepleit voor de intrekking van de privatiseringen. Verder worden politieke hervormingen geëist met stelsels van directe democratie, afzetbaarheid en het stopzetten van politieke financiering door grote bedrijven.

PSOL komt op voor landbouwhervormingen, gratis openbaar vervoer, investeringen in publieke gezondheidszorg, onderwijs en sociale huisvesting. De partij gaat in tegen homofobie en racisme, verdedigt vrouwenrechten waaronder de legalisering van het recht op abortus, en PSOL eist sociale controle op de media. De partij verzet zich tegen de criminalisering van de armen en sociale bewegingen en eist een demilitarisering van de politie en een einde van de ‘oorlog op drugs’.

Jammer genoeg ontbreken belangrijke programmapunten zoals de nationalisatie onder arbeiderscontrole van de banken en socialisme als alternatief. Maar het programma neemt wel veel eisen van de sociale bewegingen op en speelt een progressieve rol.

Een belangrijk negatief onderdeel van de campagne is het feit dat Luciana en de kandidaat voor de functie van gouverneur van de staat Rio Grande do Sul, Roberto Robaina, met de steun van de meerderheid van de partij beslisten om een donatie van een groot bedrijf dat actief is in de agro-business en de financiële markten te aanvaarden. Dit leidde tot protest onder de basis van de partij, waaronder ook van LSR (het CWI in Brazilië).

Desalniettemin is deze campagne uitgesprokener links dan wat onder Randolfe het geval zou geweest zijn. De campagne speelt een rol in het verkiezingsproces. In de televisiedebatten en de campagne slaagt Genro erin om de rol van Marina Silva als ‘tweede paard van de PSDB’ te ontmaskeren en gaat ze in tegen het feit dat PT, PSDB en PSB voor een zelfde beleid staan.

De mediaboycot van de campagne en de beperkte middelen van PSOL maken het voor de partij moeilijk. De andere partijen zullen miljarden uitgeven, naar schatting evenveel als drie Wereldbekers Voetbal. Ook stellen de illusies die sommigen in de partij in Marina Silva hebben een probleem. Maar toch moet PSOL erin slagen om het aantal parlementsleden te verdubbelen of verdrievoudigen.

LSR in de campagne

Met LSR hebben we stelselmatig deelgenomen aan de massaprotesten sinds 2013. We waren actief in stakingen en strijd waarbij we de eenmaking van de strijd naar voor brachten, pleitten voor een nationale conferentie van strijdbewegingen in de voorbereiding van een 24-urenstaking van onderuit.

Na de Wereldbeker was er meer repressie en werd ons voorstel van een nationale dag van “strijd voor het recht om op te komen voor mee rechten” opgenomen door diverse organisaties, zoals de strijdbare vakbondsbeweging CSP-Conlutas, het congres van de metaalarbeiders in Minas Gerais en de nationale onderwijsbeweging die meer dan 3000 leerkrachten en studenten in Rio organiseert. Wellicht zullen er in de tweede helft van oktober mobilisaties rond dit thema plaatsvinden.

In de verkiezingen hebben we kandidaten in zes staten, maar leggen we nadruk op twee campagnes. In Rio Grande do Norte, een staat in het noordoosten waar er grote mobilisaties plaatsvonden, is de kandidaat van PSOL als gouverneur Roberio Paulino, een lid van LSR en veteraan van de radicale linkerzijde sinds de jaren 1970.

Ondanks alle obstakels voor een militante campagne met weinig middelen die bovendien ingaat tegen de regionale machthebbers die al decennialang de macht hebben, is er ruimte voor de linkerzijde om bredere steun te vinden. Jammer genoeg is er wel verwarring door de verdeeldheid ter linkerzijde, de PSTU (LIT) besloot een eigen kandidaat naar voor te schuiven.

In Rio de Janeiro nemen we deel aan de campagne van twee bondgenoten van onze organisatie: Paulo Eduardo Gomes die kandidaat is voor het nationale parlement en Renatinho die kandidaat is voor het regionale parlement. Beiden kregen veel stemmen in de stad Niteroi bij de gemeenteraadsverkiezingen en maken een kans om verkozen te raken. LSR werkt nauw samen met de organisatie van Paolo Eduardo Gomes, Reage Socialista, en het afgelopen jaar zijn de banden ook aangehaald, onder meer door een deelname van Paolo aan internationale activiteiten van het CWI in Europa.

Als deze posities in Rio de Janeiro worden binnen gehaald, zou het een grote stap vooruit zijn voor de arbeidersstrijd in Brazilië en zou het de positie van de revolutionaire marxisten versterken.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop