Category: Afrika

  • Oppositie van arbeiders en studenten in Zimbabwe ondervindt hevige repressie van regering Mugabe

    Op 13 april sprak ik namens FNV Jong (de jongerenafdeling van de Nederlandse vakbondsfederatie FNV) met twee Zimbabwaanse studentenleiders van de studentenvakbond Zinasu die door een samenwerking van FNV Mondiaal met NIZA/Zimwatch naar Nederland waren gekomen. Zinasu is een grote studentenorganisatie met een achterban van 260.000 studenten op 44 hogescholen en/of universiteiten

    Bas De Ruiter

    Ik vroeg naar onder andere naar de verhouding tussen de studentenbeweging en de arbeidersbeweging, vooral in het licht van de stakingsacties die op 3 en 4 april hebben plaatsgevonden, waarbij in Zimbabwe praktisch het gehele economische leven stil lag. Door de oppositie was namelijk een algemene staking uitgeroepen, die praktisch inhield dat de meeste arbeiders thuis bleven.

    Een van de studentenleiders vertelde dat Zimbabwe sinds 1989 een éénpartijstaat is en dat sinds die periode de arbeiders- en studentenbeweging gezamenlijk optrekken in de oppositie tegen de regering Mugabe. In de praktijk betekent dit dat stakingen van arbeiders door de studenten worden ondersteund en acties van de studenten krijgen steun vanuit de arbeidersbeweging. Een uiting van deze solidariteit was het persbericht dat Zinasu uitgaf (titel: you’ll never walk alone) ter ondersteuning van de leden van de vakbond ZCTU die door dreigementen vanuit het Zimbabwaanse ministerie van Veiligheid onder druk werden gezet om hun staking te beëindigen.

    Zinasu is een integraal onderdeel van de campagne “Save Zimbabwe” en van de nationale raadgevende vergadering van waaruit het initiatief wordt genomen voor de massaprotesten tegen de regering.

    Tussen de belangrijkste oppositiepartij MDC (Mouvement for Democratic Change) van Morgan Tsvangirai en Zinasu bestaan geen officiële banden. Wel heeft Zinasu mede aan de basis gestaan van de MDC en een aantal MDC-parlementsleden zijn voormalige leiders van Zinasu. Zinasu geeft aan de MDC te steunen zolang en in die mate ze opkomt voor de arbeiders, studenten en armen van Zimbabwe. De MDC wordt door die groepen veelal gezien als de enige oppositie in Zimbabwe.

    Gezien de armoede en andere sociaaleconomische problemen in Zimbabwe was het opvallend dat de nadruk vanuit Zinasu als belangrijkste doelstelling van de oppositie toch vooral ligt op de democratische verandering. Dus primair het verjagen van Mutabe’s Zanu-PF en het vestigen van een meer democratische staatsvorm in Zimbabwe. Een van de voornaamste eisen is de wijziging van de grondwet, onder andere zodat president en regering verantwoording moeten gaan afleggen aan het parlement.

    Enerzijds is dat natuurlijk erg logisch, omdat de bestaande dictatuur op geen enkele wijze de situatie van de meerderheid van Zimbabwaanse bevolking verbetert, maar eerder de belangen van een rijke en corrupte elite dient. De andere kant is dat de MDC weliswaar de behoefte aan democratische verandering vertolkt, maar tevens geen programma heeft om de fundamentele oorzaken van de sociaaleconomische ongelijkheid aan te pakken.

    Tegen de achtergrond van wat er in Zimbabwe gebeurt, de arrestaties, mishandelingen (en zelfs verkrachtingen) van (vrouwelijke) studentenactivisten en de repressie tegen de arbeidersbeweging ligt er ook voor de Nederlandse vakbeweging een taak op dit thema op te nemen. Door strijd en solidariteit ook vanuit Nederland moet de druk op de Zimbabwaanse regering hoog blijven, zodat er een einde kan komen aan deze vormen van repressie en geweld. En ook aan de armoede en de uitzichtloze toestand waarin de meerderheid van de Zimbabwaanse bevolking leeft.

  • Nigeria: linkse socialisten op 1 meivieringen opgepakt wegens protest tegen verkiezingsfraude

    Het protest tegen de verkiezingsfraude bij de nationale en regionale verkiezingen in april, heeft geleid tot harde repressie van de overheid tegen een aantal 1 Mei vieringen in Nigeria. Op verschillende activiteiten werden aanwezigen opgepakt en werd politiek materiaal in beslag genomen door de veiligheidsdiensten. Onder de gearresteerden ook Dagga Tolar en andere leidinggevende leden van de Democratic Socialist Movement (onze Nigeriaanse zusterorganisatie).

    Update

    Woensdagavond werden de opgepakte kameraden vrijgelaten.

    Volgens krantenberichten werden in Lagos tot 80 mensen opgepakt, vooral door de staatsveiligheid (State Security Service), een geheimzinnig orgaan dat na het verdwijnen van het militaire bewind in 1999 amper werd aangepakt. De dag voor de 1 Meivieringen verklaarde een Nigeriaanse politie-verantwoordelijke dat “iedere optocht zonder toelating, met geweld zou uiteen gedreven worden, desnoods met traangas of erger.”

    De staatsveiligheid ontkent dat het mensen heeft opgepakt en weigert verzoeken van advocaten om de gearresteerden te spreken.

    Deze arrestaties bevestigen nogmaals het gebrek aan democratie in het land. Eerder werden ook de verkiezingen door waarnemers van de Europese Unie als “ongeloofwaardig” bestempeld. Een week voor de deelstaatverkiezingen stelde het blad Lagos Daily Independent dat de staatsveiligheid aanvallen had doorgevoerd op kantoren van de Transition Monitoring Group, de grootste NGO die zich bezig houdt met controle op het verloop van de verkiezingen.

    Enkele dagen voor de presidentsverkiezingen viel de staatsveiligheid met getrokken wapens binnen in de studio’s van AIT, een belangrijke televisiezender. Een documentaire over de Nigeriaanse politiek werd stopgezet en de opnames werden allemaal in beslag genomen.

    Er is nood aan dringend protest tegen de arrestaties op 1 Mei. De president van Nigeria (president.obasanjo@nigeriagov.org) en Nigeriaanse ambassades kunnen worden aangeschreven met protestbrieven. Stuur een kopie naar de DSM: dsmcentre@hotmail.com en het CWI (cwi@worldsoc.co.uk).

    De hiernavolgende Engelstalige oproep werd in Lagos verspreid door de campagne voor democratie en arbeidersrechten in Nigeria.

    Mayday rallies. Release the detained activists now

    The Campaign for Democratic and Workers’ Rights (CDWR) demands the immediate release of Segun Ajayi (Dagga Tolar), the Publicity Secretary of the Democratic Socialist Movement (DSM), Wale Okuniyi of PRONACO, Chinedu Bosah, member of CDWR and DSM, and Emeka Anene, also of DSM, who were unlawfully arrested yesterday at the May Day rallies in Lagos and Akwa, Anambra State by the men of the State Security Service (SSS). Dagga and Wale were arrested in Lagos while Chinedu and Emeka were arrested in Akwa. We also demand the immediate release of Emma Ezeazu, the General Secretary of the Alliance for Credible Election (ACE), arrested on Monday, April 30 over the apprehension by the SSS that the organization might be planning a mass protest on May Day. He is still being detained as at press time.

    We condemn the heavy militarization of the venues of the May Day rallies across the country by the various state apparatus of repression at the behest of the federal government. The armed security agents mounted barricade at the entrance of the venues and arrogated to themselves the rights to vet the materials being taken in for the rallies. Indeed, in some states like Osun and Edo workers and pro-labour activists were locked out of the venues.

    This reprehensible and repressive action of the security agents was part of the despotic measures aimed at suppressing the possible legitimate mass protest against the just concluded 2007 elections or selections described as a complete farce locally and internationally. This characteristic despotism of the Obasanjo government, which further confirms its lack of commitment to genuine democratic culture, is a throw back to the era of military absolutism with its associated abuse of the fundamental rights of people to freedom of expression, among others.

    The government has become so panic and grown goose pimples over the inevitable mass backlash against its rigged and manipulated elections. This is why, besides the unjust arrest and unlawful detention of pro-democracy activists, the security agents have resorted to impounding materials denouncing the abracadabra elections.

    We strongly assert that Nigerians have fundamental rights to peacefully protest against any anti-people action of the government, let alone the Obasanjo government orchestrated massively rigged and manipulated election to impose its clone on Nigerians in a do or die manner.

    We call on labour, the press, pro-masses organisations and individuals, nationally and internationally, to condemn the unlawful arrest and detention of the aforementioned pro-labour, pro-democracy activists and demand their immediate release. We also call on labour and pro-masses organizations not to be cowed by the repressive and despotic action of Obasanjo government. There should be Day(s) of Actions to include rallies, industrial strikes, peaceful protests, to press home the demand for the cancellation of the farce called 2007 election and an end to anti-poor, neo-liberal economic reforms of the government. The struggle against the rigged and manipulated election should be linked with daily struggles of workers and poor masses for functional education, electricity, decent jobs, living wages, water, health care, good road, food and other basic needs of life.

    Victor Osakwe

  • Nigeria. Arbeiders kunnen weinig verandering verwachten na verkiezingen

    Op 14 april waren er deelstaatverkiezingen in Nigeria als voorloper op de nationale verkiezingen van 21 april. Bij de regionale verkiezingen was er op grote schaal fraude. Er is een groeiend protest hiertegen waarbij ook wordt geëist om de nationale verkiezingen uit te stellen opdat er vrije verkiezingen zouden kunnen plaatsvinden. We publiceren een vertaling van een standpunt door Segun Sango, de algemeen secretaris van de Democratic Socialist Movement (DSM). Dit standpunt verscheen ook in het dagblad Punch.

    Segun Sango, Lagos

    Een evaluatie van alle factoren en krachten in de net afgesloten en de komende verkiezingen toont aan dat de arbeiders geen fundamentele verbetering van hun levensstandaard kunnen verwachten na de verkiezingen.

    Ten eerste zijn alle belangrijke kandidaten van de heersende en de oppositiepartijen zo goed als dezelfde kandidaten die het land sinds de onafhankelijkheid in 1960 hebben beheerst en naar de afgrond hebben geleid. Het is ook belangrijk om vast te stellen dat de zogenaamde voorverkiezingen van de belangrijkste traditionele partijen (waarin de kandidaten werden verkozen) hebben geleid tot de ergste vormen van interne spanningen en geweld tot nu toe. In de meeste gevallen werden de voorverkiezingen “gewonnen” door de reeds op voorhand vastgelegde winnaars die over de steun beschikten van de partijleiding en dat los van de wil van de leden.

    De algemene verkiezingen van 21 april zullen wellicht de duurste ooit zijn met enorme sommen die worden besteed aan reclame op straat, in kranten op het internet,… Deze evolutie van deur-tot-deur campagnes naar dure mediacampagnes is een weerspiegeling van de onoverkombare en groeiende kloof tussen de kapitalistische politici en de reële wereld van de lijdende werkende massa’s.

    Op minder dan 15 dagen voor de verkiezingen is de Onafhankelijke Nationale Verkiezingscommissie (INEC) er niet in geslaagd om de nodige maatregelen te treffen om de verkiezingen degelijk te organiseren. Volgens de verkiezingswetgeving moet het INEC 120 dagen voor de verkiezingen het kiezersregister bekend maken. Dit gebeurde nu niet. Bij een test naar het elektronisch stemmen, bleek dat de meeste kiezers geregistreerd werden bij kiesbureaus die niet overeenstemmen met het bureau van hun wijk. Heel wat kiezers zullen wellicht hun stem niet kunnen uitbrengen door dit soort problemen. Dit soort problemen versterken de geruchten dat de gehate PDP-regering op 29 mei geen afstand zal doen van de macht, ook al werd dit zo vastgelegd in de grondwet van 1999.

    De resultaten van de regionale verkiezingen die reeds werden bekendgemaakt, wijzen erop dat er een nieuwe corrupte laag aan de macht zal komen. De verkiezingen zullen de macht geven aan figuren die de gemeenschapsmiddelen verder zullen leegroven en tegelijk aanvallen zullen doorvoeren op de armsten om de middelen die ze zelf hebben gestolen terug te betalen.

    Enkel de opkomst van een sterke nationale beweging van de Nigeriaanse arbeidersbeweging met een eigen politiek orgaan kan een einde maken aan het asociaal beleid en de corruptie die het beleid na de verkiezingen van 2007 zullen domineren. Jammer genoeg zien we onder de arbeidersorganisaties weinig steun voor dit idee. De vakbonden hebben de afgelopen vijf jaar zeven algemene stakingen georganiseerd en geleid tegen aspecten van het neoliberaal beleid, maar toch beschikt de vakbewzeging niet over een coherent alternatief in het belang van de arbeiders.

    Om ons voor te bereiden op de onvermijdelijke aanvallen na de verkiezingen, is het belangrijk dat er nu reeds wordt gebouwd aan een krachtig verzet van de arbeiders en dat zowel op economisch als op politiek vlak. Daartoe zal er op nationaal vlak nood zijn aan een arbeiderspartij. Enkel een dergelijke politieke formatie kan de macht uit de handen van de zelfverrijkende kapitalistische elementen halen. De enorme reacties op de campagne van Adams Oshiomhole [een Nigeriaanse vakbondsleider] in de deelstaat Edo tonen aan dat de massa’s in het land absoluut klaar zijn voor een breuk met de traditionele politiek.

    We moeten bouwen aan de ontwikkeling van echte socialistische krachten in de vakbonden, wijkcomités en landelijke gemeenschappen, onder de studenten,… Dat is nodig omdat enkel een regering van arbeiders en arme boeren op socialistische basis aan de noden van de bevolking kan voldoen. Enkel zo’n kracht kan de nodige ideologische en organisatorische basis vormen die ervoor kan zorgen dat een politieke formatie van de arbeiders niet geneutraliseerd wordt.

    Onder de actuele socio-economische omstandigheden is een echte arbeiderspartij zowat onmogelijk zonder de cruciale betrokkenheid van de revolutionaire socialisten in het dagelijkse politieke en organisatorische bestaan van die arbeiderspartij. Een arbeiderspartij is nodig en moet een duidelijk socialistisch programma naar voor brengen waarbij de dagelijkse strijd voor de behoeften van de massa’s worden gekoppeld aan de strijd voor een systeemverandering opdat met een democratische planning de enorme rijkdommen kunnen worden ingezet in het belang van de arbeiders en armen.

  • Zimbabwe: economische ineenstorting leidt tot politieke crisis

    Twee weken geleden kwamen honderden activisten bijeen voor een gebedsbijeenkomst van de Save Zimbabwe Campaign, een samenwerking van burgerlijke, kerkelijke en jongerenorganisaties die protesteerden tegen de verschrikkelijke omstandigheden in het land. Beide fracties van de oppositiepartij “Beweging voor Democratische Verandering” (MDC) namen eraan deel. De oproerpolitie zette traangas, een waterkanon en kogels in tegen de gebedsbijeenkomst. Gift Tandari, een jong parlementslid en activist van de MDC werd door de politie doodgeschoten.

    Weizmann Hamilton, Democratic Socialist Movement, Johannesburg

    Er vielen meer dan 100 arrestaties. MDC-leider Morgan Tsivangirai werd opgepakt, andere MDC-kopstukken zoals Nelson Chamisa, Grace Kwinjeh en Sekai Holland kregen zwaar slaag van de politie en mochten niet naar Zuid-Afrika om er medische zorgen te krijgen. De politie blokkeerde de luchthaven om hun ambulances te stoppen.

    De veiligheidstroepen trokken naar het huis van Gift Tandari en gaven het bevel aan de aanwezige rouwenden om op de grond te gaan liggen. Ze kregen allemaal slagen en er werd in de lucht geschoten. De staatsveiligheid roofde het lijk van Tandari en begroef het. De vader van Tandari werd met een geweer tegen het hoofd gedwongen om het graf te delven.

    Sinds de gewelddadige aanval begin maart kwam ook nog een tweede persoon om, de 30-jarige Itai Manyeruki overleed op 11 maart.

    Economische ramp

    De economische neergang begon in 2005 na een decennium van serieuze achteruitgang. Tegen 2005 was het Bruto Binnenlands Product (BBP) reeds met 30% gedaald in vergelijking met de drie voorafgaande jaren. De Verenigde Naties had Zimbabwe uitgeroepen tot het land met de snelst krimpende economie. Ook haalde het de 90de plaats onder de 94 armste landen van de wereld. Meer dan 80% van de bevolking leeft in armoede. Slechts 10% heeft een job in de officiële sector.

    De economie krimpt vandaag sterker dan gelijk waar, misschien met uitzondering van een aantal oorlogsgebieden. De inflatie in het land bedraagt 1.700%, het hoogste ter wereld. “Omvangrijke voedseltekorten zorgen ervoor dat de prijzen door het plafond gaan, waardoor de inwoners van Zimbabwe in Musina (Zuid-Afrika) gaan winkelen omdat de prijzen er soms 100 keer lager zijn. In maart nam de prijs voor 2 liter melk toe van 10.000 Zimbabwaanse dollars (35 euro) tot 17.000 dollars (54 euro) op één dag.”

    “Het tekort aan water zorgde voor de verspreiding van cholera in de hoofdstad Harare. Alle openbare diensten kwamen tot stilstand in Marondera, een regionale stad met 50.000 inwoners in het oosten van het land, nadat er geen geld meer was om kapot gereedschap te vervangen.” (Sunday Times, 11 maart 2007)

    De regering kan niet eens voorzien in de betaling van de lonen of de uitrusting van soldaten en politie-agenten. Dat leidt tot een sterke toename van het aantal deserteurs. In januari kregen de ambtenaren een loonsverhoging van 300%. Hierdoor kregen de leraars echter nog steeds minder dan 45 euro per maand. De politie-agenten en leraars eisten loonsverhogingen van respectievelijk 1000% en 9000%. Een officiële instantie berekende dat een familie van 5 nu 686.115 dollars (een kleine 500 euro) nodig heeft, tegenover 458.986 dollars (zowat 380 euro) een maand geleden. (Sunday Times, 11 maart)

    In een tragi-komische poging om de sterke prijsstijgingen tegen te houden, verklaarde de Centrale Bank dat inflatie voortaan illegaal is. Tussen 1 maart en 30 juni zou iedereen die de prijzen of de lonen verhoogt, worden opgepakt. Dat verklaarde de gouverneur van de nationale bank, Gideon Gono. De toespraak werd op de nationale televisie uitgezonden, maar in Harare bijvoorbeeld kon minstens de helft van de toespraak niet gevolgd worden omdat de elektriciteit was uitgevallen.

    Verdeeldheid

    De crisis heeft geleid tot verdeeldheid in de heersende partij Zanu-PF. Daar zijn er nu drie fracties. Mugabe en zijn aanhangers worden geconfronteerd met twee verschillende groepen tegenstanders waaronder een groep onder leiding van Joce Mujuru, vice-president en vrouw van een gepensioneerd legerleider die nu een rijke zakenman is (Solomon Muljuru).

    De politierepressie tegen Morgan Tsivangirai heeft in zekere zin de geloofwaardigheid van de MDC opnieuw versterkt en heeft ertoe geleid dat de verdeeldheid in de MDC over haar verzet tegen een deelname aan de senaatsverkiezingen naar de achtergrond verdreven. De MDC slaagt er echter niet in om een alternatief aan te bieden aan de meerderheid van de bevolking. Het feit dat er geen andere massapartij aanwezig is of een partij die in het vacuüm stapt, zorgt ervoor dat er enige tijd geen massastrijd plaatsvond. De prioriteit voor velen was het overleven in een moeilijke periode.

    De verschillende fracties van de MDC hielden zich vooral bezig met het elkaar bestrijden en pogingen om goed over te komen bij regionale regimes en Westerse mogendheden om zich te profileren als het beste alternatief op Mugabe.

    Zuid-Afrika en Westen bieden geen hulp

    De Zuid-Afrikaanse elite lijkt niet bereid te zijn om Mugabe naar de uitgang te begeleiden. De elite is wel bezorgd voor een eventuele opstand in het naburige Zimbabwe. De regerende partij ANC (African National Congress) verdedigt een pro-kapitalistische koers en is bang van de mogelijkheid van een massale explosie van de woede in Zimbabwe.

    Dat wordt versterkt door het feit dat er in Zuid-Afrika zelf politieke onrust is naar aanleiding van de opvolging van de president in het land. Er is verdeeldheid in de alliantie van ANC, de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij (SACP) en COSATU (de vakbondsfederatie).

    Zuma, één van de belangrijkste presidentskandidaten, speelt in op het massale ongenoegen onder de zwarte Zuid-Afrikaanse arbeiders en het falen van de ANC-regering om antwoorden te bieden op de groeiende armoede in het land. Een massale opstand net over de grens in Zimbabwe zou tot voorbeeld dienen voor de Zuid-Afrikaanse arbeiders. De ANC-leiders, met inbegrip van Zuma, zijn daar bang voor.

    De steun van de MDC aan acties zoals gebedsbijeenkomsten in plaats van het organiseren van een massabeweging om Mugabe ten val te brengen, heeft delen van de jongeren tot meer wanhopige acties gedreven. Er is een toename van het aantal bomaanslagen, onder meer op treinen of gewapende aanvallen tegen de politie.

    Naar een algemene staking van onbepaalde duur?

    Ondanks de wanhopige economische situatie zijn de arbeiders, zeker in de openbare diensten, begonnen met de strijd tegen hun omstandigheden. De studenten aan de universiteit zijn in staking gegaan. De economische crisis zorgde ervoor dat de regering zich verplicht zag om 2.000 reservisten voor de politie op te roepen, maar dat leidde tot ongenoegen en desertie.

    Op 3 en 4 april is er een algemene staking van twee dagen voorzien en dat zou volgens ons een eerste stap moeten zijn in de richting van een algemene staking die Mugabe ten val brengt. Daartoe moeten er comités opgezet worden in wijken en steden met jongeren, studenten, vrouwen en vakbondsorganisaties. Dit moet op nationaal vlak worden gecoördineerd.

    Deze comités moeten een nationale leiding verkiezen die soldaten van een lage rang moet proberen te bereiken. Die soldaten moeten opgeroepen worden om niet langer gebruikt te worden door de elite die aan de macht is, en die ook niet langer te steunen. Gewapende comités van zelfverdediging kunnen opereren onder de leiding en de discipline van democratisch verkozen stakingscomités.

    Voor een massale arbeiderspartij met een socialistisch programma

    De leiding van de MDC van Tsivangirai stelde dat het verkiezingen onder de huidige grondwet zou boycotten. De MDC is wel bereid om te onderhandelen met andere fracties in de Zanu-PF partij. De fractie in de MDC onder leiding van Arthur Mutumbara bood geen alternatief op de neoliberale koers van de fractie van Tsivangirai. Alle fracties in zowel Zanu-PF als de MDC willen de huidige kapitalistische economische orde verdedigen. De arbeiders moeten zich organiseren in hun eigen massale partij met een socialistisch programma.

    De massa’s moeten in actie komen voor het onmiddellijk ontslag van Mugabe en zijn regering en voor de vestiging van een revolutionaire grondwetgevende raad dat de plannen opmaakt voor een nieuw democratisch en socialistisch Zimbabwe.

    Een aanhoudende economische heropleving en een einde van de massale werkloosheid kan enkel op basis van een democratisch productieplan. Daartoe is de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie noodzakelijk, evenals de onteigening van de grote landbouwbedrijven die nu in handen zijn van aanhangers van Mugabe. Die grond moet verdeeld worden onder de boeren en anderzijds is er ook nood aan een systeem van democratisch collectief bezit om de voedselveiligheid te garanderen.

    De ineenstorting van de Zimbabwaanse economie toont aan hoe dit systeem failliet is en niet in staat om te voorzien aan de basisbehoeften van de meerderheid van de bevolking. De Zimbabwaanse massa’s moeten de strijd voor de omverwerping van het kapitalisme organiseren en opkomen voor een socialistisch alternatief in Zimbabwe als eerste stap naar een socialistisch Afrika en een socialistische wereld.

  • Darfoer. Het falen van de Westerse “conflictoplossingen”

    De voorbije drie jaar kwamen tussen 200.000 en 400.000 mensen om in het conflict te Darfoer in het westen van Soedan. Meer dan 2 miljoen burgers zijn hun huizen ontvlucht en meer dan 3 miljoen mensen zijn afhankelijk van hulp om te kunnen overleven. De Soedanese regeringstroepen en haar Janjaweed milities vallen burgers aan, branden dorpen plat en vermoorden duizenden onschuldigen.

    Niall Mulholland

    In mei 2006 werd een vredesakkoord ondertekend door de Soedanese regering en één van de fracties van de rebellen in Darfoer. Het geweld bleef echter voortduren en zelfs internationale hulporganisaties stellen dat het bijzonder moeilijk is om te blijven werken in de regio.

    Er is onder brede lagen van de bevolking een bezorgdheid omwille van de slachtpartijen in westelijk Soedan. Er zijn oproepen om te komen tot een “vredesmacht” van de Verenigde Naties. Maar kan de VN een einde maken aan de crisis die het niet kon tegenhouden? En kan de VN vermijden dat het conflict in Soedan zich regionaal uitbreidt? Welke oplossingen zijn er tegenover oorlog, armoede en honger in Soedan?

    Opstand

    Net toen het er naar uitzag dat er een einde kwam aan het aanslepende conflict in het zuiden van Soedan, was er een opstand in de westelijke regio van Darfoer. Die opstand werd georganiseerd door de Soedanese Bevrijdingsbeweging/Bevrijdingsleger (SLM/SLA) en de Beweging voor Rechtvaardigheid en Gelijkheid (JEM). Die kwamen in 2003 in opstand tegen het centrale bewind in Khartoum.

    Het conflict komt voort uit politieke, sociale en economische bekommernissen na decennia van regeringsdominatie. Darfoer kende heel wat spanningen bij discussies over de grond en het gebruik van grasweides door nomaden van Arabische afkomst en boeren van de Fur, Massaleet en Zagawa gemeenschappen.

    Het regime van al-Bashir probeerde de opstand begin 2004 neer te slaan en zette daartoe onder meer de Arabische Janjaweed milities in. Na twee jaar van gevechten, tekenden de SLM en de regering een vredesakkoord. Maar twee kleinere rebellengroepen weigerden het akkoord en besloten het conflict verder te zetten. Dat wordt nog complexer door het feit dat er binnen de rebellen tegenstellingen en fracties zijn die elkaar bevechten.

    Er zijn 7.000 militairen van de Afrikaanse Unie ter plaatse, maar ze beschikken over weinig middelen en zijn niet in staat om stabiliteit te brengen in Darfoer. De Soedanese regering verwierp een VN-resolutie waarin een VN-vredesmacht werd voorgesteld. De regering stelde dat een dergelijke troepenmacht haar onafhankelijkheid zou bedreigen en de regering dreigde met een “heilige oorlog” tegen VN-troepen.

    Het plan van de VN wordt gesteund door de VS en andere Westerse machten die invloed willen krijgen op Soedan. China is tegen de aanwezigheid van VN-troepen. Ook buurland Libië is tegen en stelt dat een dergelijke troepenmacht enkel maar in olie geïnteresseerd is. Uiteraard zijn deze regimes niet geïnteresseerd in de belangen van de onderdrukten in Darfoer, ze voeren enkel de wensen uit van de heersende elite en hun kapitalistische broodheren.

    Uitbreiding van het conflict

    De voorbije maanden versterkte het Westen de druk om te komen tot een “internationale macht” aangezien het conflict een uitbreiding kende in Tsjaad en de Centraal Afrikaanse Republiek. Hierdoor ontstaat de dreiging van een bredere oorlog. De regering van Tsjaad beschuldigt de door de Soedenese regering gesteunde Janjaweed milities ervan dat ze aanvallen uitvoeren op de 200.000 vluchtelingen die naar het oosten van Tsjaad trokken. Tsjaad beschuldigt Khartoum er tevens van dat het steun geeft aan een coalitie van gewapende rebellen in Tsjaad. Dit leidt tot scherpere spanningen in het oosten van Tsjaad waar er een gelijkaardige etnische samenstelling is als in Darfoer.

    Soedan van haar kant beschuldigt Tsjaad ervan dat het steun geeft aan rebellen in Darfoer en dat het militaire operaties uitvoert op Soedanees grondgebied. De Centraal Afrikaanse Republiek beschuldigt er Soedan eveneens van dat het rebellen op haar grondgebied steunt. Tsjaad riep op tot een alliantie tegen Soedan. Het Frans imperialisme zit hiermee verveeld aangezien haar troepen de regering van Tsjaad steunen tegen de rebellen.

    Op 20 januari kondigde de VN aan dat de Soedenese minister van buitenlandse zaken akkoord ging met de vestiging van een “hybriede troepenmacht”, waarin ook de VN actief zou zijn, in de regio van Darfoer. De positie van Soedan werd echter opnieuw harder toen het niet weerhouden werd als voorzitter van de Afrikaanse Unie. President al-Bashir blijft zich verzetten tegen VN-troepen en gaat enkel akkoord met een beperkte troepenmacht van de Afrikaanse Unie. De omvang van die troepenmacht of wie er de leiding over zou hebben, is nog steeds onduidelijk.

    Socialisten verzetten zich tegen de brutale acties van het Soedanese regime in Darfoer en steunen echte humanitaire hulp voor de slachtoffers en de vluchtelingen. Maar we verzetten ons tegen tussenkomsten van het Westers imperialisme en dat los van de vlag waaronder ze opereren, ook die van de VN.

    Verschillende VN-vredesmachten tonen elders in de wereld aan dat ze er vooral op gericht zijn om de belangen van het Westers imperialisme te steunen en dat de situatie er nooit op verbeterd met hun tussenkomsten. Meestal nemen de spanningen en de verdeeldheid net toe. Socialisten roepen de werkende bevolking op om zich te verzetten tegen de aanvallen van Janjaweed of de regering.

    Welke oplossing?

    Hoe kunnen we tot een oplossing komen voor de bevolking van Darfoer en Soedan? De ooit bijzonder machtige Soedanese Communistische Partij (SCP) speelt vandaag nog slechts een marginale rol en de leiders van deze partij hebben de tragische lessen van de geschiedenis van de SCP niet getrokken.

    Ze blijven opkomen voor een tweestadia-theorie waarbij gesteld wordt dat er eerst moet worden opgekomen voor democratische rechten en dat in samenwerking met “democratische krachten”, waaronder ook pro-kapitalistsche partijen. Dat leidde er reeds toe dat de SCP akkoord ging met verschillende voorstellen van het regime.

    De strijd voor democratische rechten en tegen onderdruekking is een essentieel onderdeel van een socialistisch programma. Maar het moet verbonden worden met massastrijd waarin de arbeiders en armen worden verenigd tegenover het systeem – kapitalisme, feodalisme en imperialisme – dat leidt tot onderdrukking en uitbuiting.

    Als onderdeel van een massastrijd voor socialisme, moeten socialisten in Soedan opkomen voor volledige rechten voor de onderdrukte minderheden in het zuiden van Soedan en in Darfoer.

    Enkel een krachtige verenigde arbeidersbeweging met een socialistisch programma kan een oplossing aanbieden. Een socialistische federatie van de regio kan de massa’s uit een vicieuze cirkel van armoede, onderdrukking, geweld en oorlog leiden.

    Soedan: een turbulente geschiedenis van gemiste kansen

    De oorsprong van het conflict in Darfoer en de diepe sociale en etnische tegenstellingen in het land komen voort uit het koloniale verleden van Soedan. Het Brits imperialisme maakte gebruik van een verdeel-en-heerspolitiek waarbij het bepaalde stammen extra voordelen gaf en een ‘zuidelijk beleid’ voerde. De moslims en Arabisch-sprekende bevolking in het zuiden van het land werd onderdrukt en moest naar het noorden trekken. De Christelijke en animistische (geloof in geesten die in natuurobjecten aanwezig zijn) bevolkingsgroepen in het zuiden werden het nieuwe slachtoffer van onderdrukking.

    In 1956 werd Soedan onafhankelijk maar de tegenstellingen die door het imperialisme werden versterkt, zorgden ervoor dat Soedan sindsdien slechts 10 jaar van vrede kende. Het land lijdt enorm onder etnische, religieuze, regionale en stammentegenstellingen. De eerste rebellie in het zuiden brak reeds uit in 1962, en dat onder leiding van de Anya Nya beweging.

    In 1964 was er een algemene staking van arbeiders en studenten, de “oktoberrevolutie” van Soedan, waardoor de ‘radicale’ generaal Jafar Nimieri de macht kon grijpen in een staatsgreep (de “mei-revolutie” van 1969). De Soedenese Communistische Partij was toen een krachtige formatie en één van de belangrijkste communistische partijen in de Arabische wereld. De partij besloot om het regime van Nimieri te steunen.

    Fouten van de SCP

    In plaats van een onafhankelijke klassenpositie gericht op het verenigen van de arbeiders onder een socialistisch programma dat inging tegen de pro-kapitalistische partijen en het imperialisme, volgde de SCP een tweestadiatheorie waarbij het allianties sloot met “progressieve” delen van de kapitalistische klasse. Maar Nimieri was vooral “progressief” omdat hij in de periode van Koude Oorlog tussen beide supermachten probeerde te balanceren. In 1971 was er een gefaalde ‘communistische staatsgreep’ waarna er een harde repressie was tegen de SCP.

    In 1972 sloot Nimieri een vredesakkoord met de rebellenbeweging Anya Nya in het zuiden. Maar de ontdekking van olie in het zuiden van Soedan leidde tot een toenemende centrale dominatie. Eind jaren 1970 was er een islamisering van de samenleving (en dat met steun van de VS). Het Arabisch werd de officiële taal. In de jaren 1980 ontstond er een nieuwe burgeroorlog tussen de regeringstroepen en het Soedanees Volksbevrijdingsleger.

    Het catastrofale beleid van Nimieri leidde tot sociale onrust en hij moest aftreden. Er kwamen verkiezingen en een coalitieregering die niet in staat was om de burgeroorlog of de enorme sociale crisis in het land op te lossen. De regering werd snel omver geworpen door de militaire staatsgreep van 1989. Het harde regime onder leiding van Omar-al-Bashir versterkte de repressie en begon een ‘jihad’ tegen het zuiden.

    Na de val van het stalinisme begin jaren 1990, zag het VS-imperialisme Soedan als een onstabiel en vijandig regime. President Bill Clinton gaf zelfs bevel tot raketaanvallen op een farmaceutische site in Khartoum in 1998. Later omschreef Colin Powell het conflict in Darfoer als een “genocide”.

    VS-beleid

    Er zijn nog steeds spanningen tussen Bush en de Soedanese regering, zo zijn er nog altijd economische sancties tegen het regime. Washington probeert de Soedense president al-Bashir echter aan haar kant te krijgen. Het feit dat Soedan olie exporteert en over grote reserves beschikt, leidde ertoe dat de interesse in Soedan erg groot werd. China koopt nu 60% van de olie-export uit Soedan op.

    De VS is tevens bezorgd omwille van het geopolitieke belang van Soedan dat niet ver van Afrika en het Midden Oosten ligt. De onstabiliteit in de Hoorn van Afrika en elders in de regio zorgen ervoor dat Soedan belangrijk wordt. Zeker nu er ook in Somalië een Ethiopische interventie was (met VS-steun) om een einde te maken aan de heerschappij van islamitische krachten in het zuiden van Somalië.

  • Wereld Sociaal Forum (WSF) in Kenya botst op beperkingen

    Op dit ogenblik is het Wereld Sociaal Forum bijeen in het Kenyaanse Nairobi. Deze bijeenkomst komt er ongeveer een jaar na de vorige WSF-bijeenkomst in Mali. Opnieuw discussiëren honderden vertegenwoordigers van allerhande groeperingen en NGO’s over de strijd tegen armoede, analfabetisme,… Ook nu weer blijken echter een aantal beperkingen voor het WSF.

    Onze organisatie, het CWI, is niet aanwezig op dit Wereld Sociaal Forum in Kenya. Terwijl er soms interessante discussies kunnen plaatsvinden, werd geoordeeld dat we niet de middelen zouden vrijmaken om een delegatie naar Kenya te sturen. De WSF-bijeenkomsten beginnen immers steeds meer te lijken op bijeenkomsten van lokale NGO-vertegenwoordigers en hun Westerse geldschieters.

    Vandaag brengt De Morgen het verhaal van pogingen van de arme Kenyanen uit de sloppenwijken van Nairobi om op het WSF voedsel te zoeken. De inwoners van de sloppenwijken waren niet op het WSF omdat de inkomprijs te hoog is voor hen. Eenzelfde probleem zagen we vorig jaar ook reeds op onder meer het Wereld Sociaal Forum in Karachi (Pakistan) waar zowat geen lokale activisten aanwezig waren.

    Dat probleem is geen detail, maar een belangrijk probleem omdat het ook handelt over de kern van het Wereld Sociaal Forum. Wat wil deze bijeenkomst bereiken en wie wil het betrekken bij de discussies? Wil men het beperken tot intellectuele onderonsjes of tot het superviseren van de werking van lokale partners van NGO’s? Daar lijkt het nu soms al te veel op.

    Aan het WSF in Nairobi werd actie gevoerd door inwoners van de sloppenwijken die zelfs een alternatieve versie van het WSF op het getouw hadden gezet. Uiteindelijk gaven de organisatoren echter toe aan de eisen en werd de toegangsprijs voor inwoners van de sloppenwijken geschrapt. Dat leidde ertoe dat arme Kenianen het stadion overvielen om gratis voedsel te eisen.

    Eén van de problemen was dat de organisatie van het WSF in Kenya werd uitbesteed aan een private organisatie die uiteraard probeert munt te slaan uit de bijeenkomst van de “andersglobalisten”. Alles is blijkbaar te koop.

    De jaarlijkse WSF-bijeenkomsten mogen niet verder ontwikkelen tot jaarlijkse bijeenkomsten van professionele activisten en NGO’s. In de discussie over de noodzaak van een andere wereld, is het nodig om tot betrokkenheid van bredere lagen te komen. Zoniet is het onduidelijk wat het nut van het WSF nog is, zeker op een ogenblik dat er wereldwijd een toename van verzet is tegen de gevolgen van het neoliberalisme.

  • Nigeria. Ramp met pijpleiding in Lagos was vermijdbaar

    Voor de tweede keer op een jaar tijd werd de deelstaat Lagos in Nigeria geraakt door een grote vuurzee als gevolg van een barst in een olieleiding. Voor de zoveelste keer zijn bij een dergelijke brand omvangrijke vernielingen aangebracht. Nu was het op 26 december in de wijk Abule-Egba in Lagos.

    Segun Sango vanuit Lagos

    Dit incident heeft nogmaals aangetoond hoe ongevoelig de regering staat tegenover de bevolking en de verzuchtingen van de gewone man in de straat. Dat wordt versterkt door de niet waargemaakte beloftes van de regering, beloftes die meestal volgen na een zoveelste ramp, om voor de nodige mechanismen om te vermijden dat een dergelijke vuurzee kan ontwikkelen.

    Met rapporten en ooggetuigenverslagen werden de relevante overheden, waaronder de politie en de lokale regering, op de hoogte gebracht van het feit dat er een lek was en dat er een deel van de pijpleiding zwaar toegetakeld was. Er werd gewaarschuwd dat er een gevaar was toen twee trucks olie kwamen opladen van op het getroffen punt.

    Met de Democratic Socialist Movement (DSM) keuren we het niet goed dat olie gestolen wordt uit lekken van pijpleidingen. Maar het grote aantal dodelijke slachtoffers op 26 december is een uitdrukking van de wanhopige situatie waarin veel Nigerianen zich bevinden als gevolg van het tekort aan brandstof.

    Zoals meestal het geval is in de drukke commerciële metropool Lagos, waar de meerderheid van de bevolking een inkomen heeft dat per dag wordt betaald, leidde het tekort aan brandstof tot wanhoop aangezien het de levenssituatie van de bevolking bedreigde. Dat werd versterkt door het plaatsvinden van verschillende feesten waarbij gewoonlijk wat extra wordt uitgegeven.

    Benzine blijft een essentieel gegeven voor het transport, zeker bij gebrek aan een modern treinsysteem in het land. De meeste huizen en winkels zijn afhankelijk van stroomgeneratoren omdat het elektriciteitsnet niet stabiel is, ook al werden naar verluidt miljarden geïnvesteerd in de elektriciteitssector.

    Als de regering vooruitziend was geweest, kon deze ramp worden vermeden. De veiligheidsdiensten krijgen ieder jaar een aanzienlijk deel van de begroting toegekend, maar ze hebben in dit geval niet opgetreden ondanks de waarschuwingen door de lokale bevolking.

    Deze ramp heeft ook aangetoond dat de regering loog toen het stelde dat de privatisering en de liberalisering van de oliesector zou leiden tot betere levensstandaarden en meer dienstverlening. Het enige dat verbeterd is, zijn de winsten van de regering en haar vrienden bij de multinationals. Zoals eerder het geval was in de luchthavensector, heeft de privatisering geleid tot minder diensten, compromissen op het vlak van veiligheid en een reeks ongevallen.

    Ondanks het feit dat Nigeria de zevende grootste olieproducent ter wereld is en een immens inkomen verwerft op de internationale markt als gevolg van de crisis in het Midden Oosten, blijft het land afhankelijk van de import van geraffineerde olie voor binnenlands gebruik. De vier olieraffinaderijen in het land liggen volledig plat ondanks het feit dat de regering van Obasanjo beweerde dat het 700 miljoen dollar had uitgegeven voor het onderhoud van de raffinaderijen zodat deze zouden kunnen worden heropgestart.

    Ondanks verschillende rampen rond barsten in de pijpleidingen, is de regering niet in staat gebleken om een degelijke controletechnologie te installeren waardoor onmiddellijk kan opgetreden worden bij lekken. Net Nigeriaans Nationaal Petroleumbedrijf (NNPC) blijft ook in gebreke op dat vlak.

    Tegenover deze achtergrond stelt de DSM:

    • De volledige verantwoordelijkheid voor de ramp van 26 december ligt bij de regering en de NNPC
    • Er moet onmiddellijk voor alle slachtoffers van de ramp toegang zijn tot gratis en degelijke medische behandeling die moet worden aangeboden door de regering die door de olieverkoop toch over voldoende middelen beschikt
    • De NNPC moet volledige compensaties betalen aan alle slachtoffers van de ramp, in het bijzonder aan diegenen wiens huizen, kantoren of winkels in vlammen opgingen
    • Tegenover de privatisering en de commercialisering van de oliesector, moet deze sector samen met andere sleutelsectoren genationaliseerd worden en onder democratische arbeiderscontrole en –beheer worden geplaatst zodat de enorme winsten kunnen gebruikt worden voor de welvaart van de bevolking en voor een ontwikkeling van infrastructuur
    • De DSM steunt het idee dat de arbeiders en hun gezinnen hun lot in eigen handen moeten nemen door te bouwen aan een politiek platform dat gewapend is met een programma gericht op een verandering van het regime en van het systeem. Dat betekent bijvoorbeeld dat wordt ingegaan tegen de verschillende traditionele partijen bij de komende verkiezingen en dat wordt gekozen voor arbeiderskandidaten en arbeiderslijsten
  • Congo. Presidentsverkiezingen leiden tot nieuwe crisis

    Op 29 oktober trokken de kiezers in de Democratische Republiek Congo terug naar de stemlokalen voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. Het ging daarbij om een keuze tussen Joseph Kabila, die in 2001 de macht overnam van zijn vader; en Jean-Pierre Bemba, een voormalige krijgsheer die als vice-president werd aangesteld in een poging om de oorlog te beëindigen. In de eerste ronde haalde Kabila 45% tegenover 20% voor Bemba.

    Peluola Adewale, Democratic Socialist Movement (CWI), Nigeria

    Het magazine ‘The Economist’ (26 oktober) omschreef de keuze voor de Congolese kiezers als één tussen “cholera en pest”. De voorlopige resultaten, die werden bekend gemaakt op 15 november, geven aan dat Kabila het haalde met 58% tegenover 42% voor Bemba. Bemba beweerde echter dat er verkiezingsfraude was met meer dan 1 miljoen valse stemmen voor Kabila.

    De resultaten tonen net zoals bij de eerste ronde aan dat er een enorme verdeeldheid is langs etnische lijnen, tussen het oosten van het land (waar Kabila sterk staat) en het westen van het land met inbegrip van de hoofdstad Kinshasa, waar Bemba een grote aanhang heeft. Deze verdeeldheid zal ook na de verkiezingen blijven bestaan.

    Heel wat aanhangers van Bemba denken dat de VN en de Westerse mogendheden de verkiezingen hebben gefinancierd om Kabila als president te bevestigen en hem een “legitieme” regeringspositie te bezorgen. De internationale machten hopen dat dit de grote bedrijven zal toelaten om de natuurlijke rijkdommen in het land verder te plunderen en tegelijk een einde te maken aan de aanhoudende stroom van Congolese vluchtelingen naar West-Europa.

    Na de eerste ronde van de verkiezingen, in augustus, kwamen er meer dan 30 mensen om bij vuurgevechten. Bij de tweede ronde probeerden de VN en de Europese Unie om wapens te verzamelen in Kinshasa en om de straten te controleren door te patrouilleren, onder meer met helikopters.

    Enorme fraude en corruptie

    De bevolking van Congo had enorme verwachtingen voor deze verkiezingen. Het waren de eerste verkiezingen in meer dan 4 decennia. Er werd gehoopt dat dit een stap vooruit zou betekenen uit het kolonialisme, parasiterende dictaturen, corruptie en een brutale oorlog. Het land is enorm uitgestrekt en even groot als twee derden van West-Europa. Toch zijn er slechts 300 mijl aan stenen wegen. Congo is potentieel één van de rijkste landen van Afrika door een enorme natuurlijke rijkdom.

    Gedurende 32 jaar (1965-1997) werd het land overheerst en geplunderd door een regime dat de steun kreeg van het Westen in de Koude Oorlog. Mobutu Sese Seko plunderde de economie en zorgde voor een harde repressie tegenover de bevolking.

    Mobutu personaliseerde de corruptie en zijn bewind heerste over het land als een “kleptocratie”, een combinatie van diefstal en autocratie. Mobutu kwam aan de macht met de steun van de VS en West-Europese machten, die eerder mee verantwoordelijk waren voor het omverwerpen en de moord op Patrice Lumumba, een linkse premier die aan de macht kwam na het afdwingen van de onafhankelijkheid van België in 1960. De Westerse machten waren bang dat Congo in het vaarwater van Oost-Europa zou komen en wilden het land gebruiken als een steunpunt in de strijd tegen het “communisme”, in het bijzonder tegenover Angola.

    Het Westen maakte ook gebruik van het regime van Mobutu om toegang te verkrijgen tot de rijkdommen in Congo. De VS gaf meer dan 300 miljoen dollar aan wapens en 100 miljoen dollar aan militaire training aan de dictatuur. Het Westerse imperialisme gaf leningen aan het regime waardoor het land ondergraven werd door een zware schuldenlast, zelfs toen duidelijk werd dat deze middelen vaak werden ingezet voor de persoonlijke verrijking van Mobutu. De dictator verzamelde een persoonlijke rijkdom die geschat werd op 4 miljard dollar, terwijl er een buitenlandse schuld was van 12 miljard dollar.

    “Afrika’s wereldoorlog”

    Het verdrijven van Mobutu in 1997 door Lauren Kabila leidde niet tot een antwoord op de enorme armoede in het land. Het leidde tot een verderzetting van de problemen met een catastrofale situatie. De opstand in 1998 kreeg steun vanuit Rwanda en Oeganda en vormde het begin van een oorlog waarin nog zes andere landen betrokken waren. Dit leidde tot wat het bloedigste conflict sinds de Tweede Wereldoorlog wordt genoemd. Meer dan 4 miljoen mensen kwamen om in deze oorlog. De oorlog werd een Afrikaanse wereldoorlog genoemd omdat er zes andere landen bij betrokken waren: Rwanda, Oeganda, Burundi, Angola, Namibië en Zimbabwe. Kabila heeft een eigen leger sinds begin jaren 1990, terwijl Bemba sinds het begin van deze eeuw bouwt aan een eigen leger dat delen van het noordoosten van het land controleert.

    De oorlog leidde er toe dat de Verenigde Naties een erg grote en dure missie op het getouw zetten. Er kwam een vredesmacht met 18.000 troepen wat zo’n 1,1 miljard dollar per jaar kost. De journalist Aidan Hartley omschreef ‘Monuc’ (de VN-troepenmacht in Congo) als een slecht uitgerust “derde wereld leger” dat het moet stellen met Amerikaans materieel uit de Vietnam-periode en vliegtuigen die nog van de Sovjetperiode dateren. Er werden ook vragen gesteld over de moreel van de troepen aangezien de VN ook delegaties gebruikt van landen zoals Pakistan waar er een militaire dictatuur heerst, of andere dictaturen (zoals Nepal of Marokko) die Congo op weg moeten zetten naar een “democratie”. Hartley stelde ook dat de VN-aanpak in Congo wat lijkt op de catastrofale VN-tussenkomst in Somalië in 1993. Bij dat conflict probeerden de imperialistische machten de taak van het stabiliseren van de situatie uit te besteden aan bondgenoten uit Afrika en andere ontwikkelende landen.

    De oorlog in Congo werd versterkt door de enorme bodemrijkdommen in het land. Alle kanten in het conflict willen daar toegang toe, en ook de multinationals hebben een grote interesse in de rijkdommen om deze te plunderen. De bodemrijkdommen werden ook gebruikt om het conflict te financieren. Het land is rijk aan diamanten, water, kobalt, koper, tin en andere grondstoffen. De VN-Veiligheidsraad publiceerde in 2001 al een rapport over de illegale uitvoer van bodemrijkdommen uit het land en schatte dat er minstens 250 miljoen dollar werd verdiend aan het plunderen van de kobalt voorraden. Dat was wellicht al voldoende om de oorlog te financieren. Kobalt wordt gebruikt in de defensieindustrie, maar is ook nuttig voor mobiele telefonie; computers,… De prijs nam sterk toe in 1999 en 2000 toen de vraag erg hoog was. Dat leidde tot een grotere productie van kobalt in Congo.

    De VS, België, Groot-Brittannië en Frankrijk zijn ook betrokken partij in het conflict in Congo. Ze manipuleerden het conflict om er zelf voordeel uit te halen en ze leverden voor miljoen dollars aan wapens aan verschillende partijen. Heel wat wapens werden vanuit de VS en Groot-Brittannië naar Congo uitgevoerd, via Oost-Europese tussenlanden.

    ”Meest verwoeste natie”

    Meer dan gelijk welk ander Afrikaans land, verdient Congo vrede na de lange periode van uitbuiting, crisis (zowel economisch en politiek) en oorlog. Het dagblad ‘Independent’ stelde eind juli dat Congo de “meest verwoeste natie ter wereld” is. Maar de verkiezingen in november brengen niet de vrede waar zo hard naar wordt uitgekeken door de bevolking. Bij de eerste ronde van de presidentsverkiezingen waren er drie dagen lang fysieke confrontaties van de troepen van Kabila en Bemba. De afgelopen weken waren er zowat dagelijks gevechten.

    Om een ernstige crisis na de verkiezingen af te wenden, probeerden buitenlandse diplomaten beide presidentskandidaten te overtuigen van de toekenning van persoonlijke, financiële en legale bescherming van de verliezer. Daarmee wou men proberen te vermijden dat de verliezende partij overgaat tot plunderingen om zijn deel van de koek op te eisen.

    Het enorme lijden van de massa’s in Congo zorgt voor een oorlogsmoeheid. Maar ‘vrede’ onder controle van voormalige krijgsheren en imperialistische machten, zal geen einde maken aan de armoede, werkloosheid en andere sociale problemen waarmee de werkende bevolking wordt geconfronteerd. Enkel een beleid dat erop gericht is om de verwoeste economie wordt omgevormd tot een economie die ten dienste staat van de meerderheid van de bevolking, kan zorgen voor een licht aan het einde van de tunnel. Dat kan echter niet zolang Congo gedomineerd wordt door een neoliberaal beleid dat opgelegd wordt door het IMF en de Wereldbank en zolang de bodemrijkdommen geplunderd worden door multinationals.

    Controle over de rijkom

    Om de middelen te hebben voor basisbehoeften zoals onderwijs, gezondheidszorg, water, elektriciteit en degelijke wegen, moeten de natuurlijke rijkdommen van het land onder de controle van de bevolking komen te staan met een democratische controle en beheer van de arbeiders. Het catastrofale neoliberale beleid moet beëindigd worden. Onder het kapitalisme is er geen weg vooruit voor een neokoloniaal land dat onder de heerschappij van het imperialisme blijft lijden.

    Los van het feit of de presidentsverkiezingen zullen leiden tot een rustiger periode of niet, de situatie van de armen in het land zal niet fundamenteel veranderen zonder een controle van de bevolking over de rijkdommen in het land. Daartoe zal er nood zijn aan massastrijd tegen de lokale heersers en het imperialisme. Dat kan leiden tot een groeiende steun voor een socialistisch alternatief. De arbeidersorganisaties zijn vandaag natuurlijk erg zwak, na jaren dictatuur en oorlog. Maar enkel door te bouwen aan onafhankelijke organisaties van de arbeiders en de armen kan een einde gemaakt worden aan de heerschappij van lokale plunderaars en hun imperialistische vrienden.

  • Ivoorkust. Afvaltransport leidt tot vervuiling en doden

    Er vielen officieel slechts zes doden – maar officieus wordt gesproken over 75 doden – en duizenden anderen werden het slachtoffer van een grootschalige vervuiling in Ivoorkust na het lozen van extreem giftig afval in Abidjan, de hoofdstad van Ivoorkust.

    Marie Francart

    In de nacht van 19 op 20 augustus kwam de Probo Koala aan in Abidjan. Dat was een Russisch schip dat onder Panamese vlag voerde voor een bedrijf dat in Spanje is gevestigd. Officieel bestaat de vracht van het schip uit gebruikt water waarin hydrocarburen zitten. In werkelijkheid ging het om zwavelwaterstof, een erg giftig en gevaarlijk product dat uiteindelijk op een volledige legale wijze werd geloosd in Abidjan.

    Enkele uren na de lozingen werden de lokale inwoners bevangen door ziektes. De medische centra werden snel overspoeld en stonden machteloos door een gebrek aan informatie over de exacte samenstelling van de vervuiling.

    De verantwoordelijken voor deze ramp zijn eerst en vooral de patroons van het multinationale bedrijf Trafigura die de Probo Koala had ingehuurd. Dat bedrijf beweert dat de vervuiling het resultaat is van een industriële schoonmaak van de laadruimtes. Maar toen het schip in Amsterdam vertrok, bleken er reeds ongewone giftige stoffen aan boord te zijn. Een normale behandeling hiervan zou zo’n 285.000 dollar kosten. Het bedrijf besloot om het probleem te "negeren" en het toch uit te sturen naar Abidjan.

    De overheid in Ivoorkust draagt een grote medeverantwoordelijkheid in deze kwestie. Toen de bevolking in actie kwam en deelnam aan grote betogingen, viel de regering.

    Dit voorval staat jammer genoeg niet geïsoleerd. Ieder jaar zijn er vier à vijf gelijkaardige gevallen van lozingen (of pogingen tot lozingen) die bekend raken. Volgens gegevens van het milieuprogramma van de VN nam de export van gevaarlijk afval toe van 2 miljoen ton in 1993 tot 8,5 miljoen ton in 2001. Het is uiteraard geen toeval dat het meeste afval uiteindelijk in arme landen terecht komt: in Afrika en delen van de vroegere Sovjetunie. De veiligheidsmaatregelen zijn daar uiterst beperkt en de corruptie viert er hoogtij. De gezondheid van de bevolking daarentegen wordt compleet genegeerd.

  • Somalië: geen stap vooruit voor het VS-imperialisme

    Krijgsheren die Mogadishu, de hoofdstad van Somalië, nu reeds 15 jaar controleerden, zijn recent uit de stad verdreven door een coalitie van islamitische groepen. Dit heeft de rol van het VS-imperialisme in de hoorn van Afrika nogmaals scherp naar voor gebracht. De vrees van de Republikeinse neo-conservatieven in de VS bestaat eruit dat het resultaat van de tussenkomst in Somalië een regime zal zijn waartegen net een “oorlog tegen het terrorisme” werd gevoerd in Afghanistan.

    Kevin Parslow

    Deze vrees werd versterkt toen Hassan Dahir Aweys, een voormalige kolonel in het Somalische leger en vice-voorzitter van de al-Itihad groep (die omschreven werd als ‘terroristisch’ door Washington), aangesteld werd als leider van een coalitie van islamitische groepen. Aweys is voorstander van een islamitische staat in Somalië.

    Zijn aanstelling kwam er slechts enkele dagen nadat de islamitische leiders een akkoord sloten met de seculiere voorlopige regering in Baidoa, 200 kilometer van Mogadishu. De gevechten werden beëindigd en de islamisten erkennen de regering terwijl de regering de “realiteit en het bestaan” van islamitische rechtbanken heeft erkend.

    Er zijn nog een aantal meningsverschillen, in het bijzonder inzake het gebruik van buitenlandse troepen om de “vrede” te bewaren. De islamisten zijn daar tegen. Een Zweedse cameraman kwam om op een vredesmeeting in Mogadishu toen hij werd aangevallen door een onbekende. Dat doet vragen rijzen over hoe effectief de stabiliteit en de orde zal zijn onder het islamitisch bewind.

    Somalië werd onafhankelijk in 1960 en werd sinds 1969 geleid door president Mohamed Siad Barre na de zogenaamde ‘Oktoberrevolutie’. Aanvankelijk was Barre populair en hij verklaarde zelfs dat het land ‘socialistisch’ was. Er werd echter nooit komaf gemaakt met de kapitalistische en feodale structuren in het land.

    Eind jaren 1970 probeerde Barre om ook de door Ethiopië bezette delen van het “Somalische grondgebied” te veroveren. Na dit mislukte militaire avontuur, greep Barre steeds meer terug naar onpopulaire dictatoriale methoden. Hij probeerde het land te controleren op basis van een verdeel-en-heerspolitiek en dit tot hij werd omvergeworpen in 1991.

    De verdeeldheid waarop Barre inspeelde om te heersen, zorgde ervoor dat het onmogelijk werd om het land te regeren. De krijgsheren kregen steeds meer controle over de hoofdstad en het centrale regime verdween van de kaart. Hierdoor zijn er nu twee internationaal niet erkende ‘onafhankelijke’ of ‘autonomie’ gebieden in het noorden, de ‘republiek van Somaliland’ en de ‘Puntstaat Somalië’. Beiden scheidden zich af van de centrale controle in de jaren 1990.

    De Verenigde Naties stuurde een troepenmacht, onder leiding van de VS, in 1992. Deze troepenmacht moest de orde herstellen. Maar dit leidde onder meer tot enkele ophefmakende incidenten, waaronder het neerschieten van twee Amerikaanse helikopters. Als gevolg van deze vernedering voor het VS-imperialisme, trok president Clinton de Amerikaanse troepen terug en kwam er een volledige terugtrekking van de VS-troepen tegen 1995.

    Het imperialisme liet de krijgsheren toe om het land gedurende een ganse tijd te controleren. Die begonnen tol te heffen op de wegen, haven en luchthavens. Ze werden relatief rijk en machtig in een land van extreme armoede en ontbering. De gemiddelde levensverwachting bedraagt 46 jaar, 219 op 1000 kinderen sterven voor ze 5 jaar worden. Somalië is een van de armste landen ter wereld, maar de interne conflicten maken het moeilijk om over cijfermateriaal te beschikken.

    De Afrikaanse Unie heeft sinds 2000 geprobeerd om opnieuw een centrale regering te vestigen in Somalië. Er waren bijeenkomsten daartoe in Kenia. Daar werd in oktober 2004 een voorlopige regering gevestigd onder leiding van president Abdullahi Yusuf Ahmed. Vanaf juni 2005 begonnen de regeringsleden terug te trekken naar Somalië, ook al bleven er problemen bestaan binnen de regering. De eerste bijeenkomst van het parlement en de regering kwam er uiteindelijk in Baidoa in februari 2006. De macht van deze voorlopige regering gaat echter niet veel verder dan de grenzen van de stad Baidoa…

    Het VS-imperialisme heeft in de praktijk de krijgsheren toegelaten om Mogadishu te controleren omdat ze besefte dat de macht anders zou genomen worden door een radicaal islamitisch regime. Vlakbij een belangrijke zeeroute, was de VS daar geen voorstander van. De bevolking was het regime van de krijgsheren echter beu, zeker ook omwille van de persoonlijk verrijking door deze heersers en het gebrek aan stabiliteit.

    De islamitische Sharia-wetgeving werd steeds meer in gebruik genomen en de bevolking gaf steeds meer steun aan de Eenheid van Islamitische Rechtbanken, de coalitie van islamitische groepen die nu de macht hebben verkregen in de hoofdstad. Dat werd een steeds belangrijker politieke en militaire kracht in de samenleving en het werd gezien als een factor die in staat kan zijn om terug stabiliteit te verkrijgen.

    De indirecte steun van de VS aan de krijgsheren maakt het VS-imperialisme nog meer onpopulair dan voorheen al het geval was. Een aantal zakenmensen stelde dat ze recent Amerikaanse vertegenwoordigers ontmoet hebben in het buurland Djibouti en dat ze daarbij aan die vertegenwoordigers gezegd hadden dat ze de islamisten niet langer zouden financieren op voorwaarde dat de VS niet langer beroep zou doen op de krijgsheren. De VS weigerde dit en nu zijn de islamisten aan de macht in Mogadishu en proberen ze hun invloed te versterken in de regio’s buiten de hoofdstad.

    Dit zal niet leiden tot stabiliteit in Somalië. Afhankelijk van het karakter van het nieuwe regime in Mogadishu en de balans tussen de islamisten en de voorlopige regering, zal de VS mogelijk proberen tussen te komen in haar ‘oorlog tegen het terrorisme’. Wellicht zou dit niet op een directe wijze gebeuren, maar via tussenkanalen. Er zijn al verslagen over Ethiopische troepen die dicht bij de grens gestationeerd zijn en mogelijk zullen tussenkomen om de voorlopige regering te steunen, maar vooral om te vermijden dat er een radicale islamitische staat tot stand komt vlak over haar grens.

    “Dit is een enorme nederlaag voor de VS-strategie om via lokale steunpunten in te gaan tegen het terrorisme”, stelde een Afrika-deskundige in The Guardian. “Het is ook een belangrijke verschuiving in de Somalische politiek. Voor het eerst in jaren is er een nieuwe politieke groep die in staat is om een vorm van administratie op te zetten.”

    Het islamitische regime kan echter snel een theocratische dictatuur worden die iedere onafhankelijke beweging van arbeiders of armen repressief onderdrukt. Het regime in Mogadishu probeerde reeds om bioscopen te sluiten zodat het “kwade uit het Westen” niet langer kan vertoond worden. Zelfs het vertonen van voetbalwedstrijden van het WK-voetbal is verboden.

    De VS stelt dat het geen ‘Talibanisering’ van Somalië zal toelaten. Daarbij suggereert de VS dat er op verschillende vlakken zal tussengekomen worden. Dat zou kunnen leiden tot een nieuwe cyclus van onstabiliteit en geweld, met armoede en miserie voor de bevolking van Somalië.

    Het kapitalisme en feodalisme kunnen deze arme regio niet ontwikkelen. Er zal nood zijn aan een verenigde beweging van de arbeiders en de armen om een alternatief op te bouwen tegenover de huidige politieke krachten.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop