Your cart is currently empty!
Category: Afrika
-
Vrouw zijn in Congo: een nachtmerrie
De geschiedenis van Congo is woelig en tot op vandaag is er geen stabiliteit. Congo is voor vrouwen momenteel de meest afschuwelijke plaats van de hele wereld om te leven volgens Human Rights Watch.
Het systeem is de oorzaak
Al van bij het ontstaan van het kapitalisme zorgde de enorme natuurlijke bodemrijkdom van de regio voor aanhoudende conflicten. Imperialisten deden er alles aan om de controle te verwerven over de vele mineralen die Congo rijk is. Binnen het kapitalistisch systeem wordt enkel gekeken naar de winst en alles – ook de levenskwaliteit van de bevolking – wordt opgeofferd om winst te verzekeren en een kleine groep te verrijken. De bevolking wordt uitgebuit en men wordt tegen elkaar opgezet op alle mogelijke terreinen: afkomst, geslacht,… De uitbuiting neemt namelijk de gruwelijkste vormen aan daar waar mensen het hardst tegen elkaar uitgespeeld worden. Verdeeldheid zorgt er immers voor dat er geen krachtsverhouding tegen de heersende klasse uitgebouwd wordt. De situatie in Congo, waar het falen van het kapitalisme pijnlijk duidelijk wordt, is hiervan een schoolvoorbeeld.
Om de bevolking te kunnen uitbuiten, speelde de Belgische overheid – als imperialist en verdediger van de belangen van het kapitaal – destijds de verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar uit, onder het mom van het bijbrengen van ‘beschaving’ aan de lokale bevoking. De etnische spanningen hebben immers alles te maken met de kunstmatige manier waarop stammengemeenschappen werden opgesplitst in verschillende staten en met de rol van het imperialisme dat in het algemeen steeds de macht in handen gaf van een minderheidsgroep in de bevolking. Het voortrekken van de minderheid van Tutsi’s in Rwanda bijvoorbeeld zou zo uiteindelijk tot de genocide lijden in 1994.
Maar ook mannen en vrouwen werden tegen elkaar opgezet door mannen bepaalde rechten te geven over hun vrouwen. Een voorbeeld hiervan is de ‘familiewet’ die zegt dat vrouwen voor wat dan ook de mening van hun man moeten vragen. De arbeidswetgeving werd dan wel hervormd zodat vrouwen hun man niet langer toestemming moeten vragen om te gaan werken, maar door de familiewet is het toch nog voorgekomen dat een bedrijf dat een vrouw aanwierf zonder medeweten van haar man, haar moest ontslaan en schadevergoeding moest uitbetalen aan de man. Hierdoor zijn vrouwen compleet afhankelijk van hun man voor hun levensonderhoud.
De conflicten – die in feite al helemaal teruggaan tot de onafhankelijkheid van Congo in 1960 – zorgen voor een verdere verdeeldheid: mannen verlaten de familie om mee te vechten in de conflicten (veelal uit noodzaak omdat ze anders werkloos zijn), verkrachtingen tegen vrouwen worden ingezet als oorlogswapen en verkrachte vrouwen worden door hun mannen verstoten. Dit alles zorgt ervoor dat de reële vijand – de westerse mogendheden, imperialisten en multinationals – ongestoord hun gang kunnen gaan met het verder leegzuigen van het rijke Congo.
De gruwelijke geschiedenis van Congo
Vanaf de 15de eeuw ontstond in midden-Afrika handel met Europa – vooral slavenhandel, waardoor een groot percentage van de bevolking werd ‘uitgevoerd’. Dit betekende het begin van de achteruitgang en armoede voor Congo. Toen de Europeanen het binnenland van Afrika in de 19de eeuw voor het eerst zelf gingen verkennen, gingen imperialisten zoals onze Belgische koning Leopold II over tot de verdeling van Afrika op de Conferentie van Berlijn in 1885 (onder 14 Europese landen en de VS). Bij deze arbitraire opdeling van Afrika in koloniën werd totaal geen rekening gehouden met de gebieden waarin stammen reeds gevestigd waren.
Congo werd zo het persoonlijk bezit van koning Leopold II en het aanwezige rubber en de andere felbegeerde grondstoffen maakten hem schatrijk. Tussen 1885 en 1908 stierven naar schatting 5 miljoen Congolezen – ingezet voor het winnen van rubber en andere grondstoffen – aan misbruik, uitbuiting en ziekten. Onder internationale druk moest het Belgisch parlement de kolonie van koning Leopold II in 1908 overnemen. De situatie verbeterde wel een klein beetje, maar was op lange termijn niet meer vol te houden. De bevolking kwam in opstand en dwong de onafhankelijkheid van Congo af in 1960. Aan het hoofd van het Congolese leger bleven echter nog altijd Belgische bevelhebbers staan.
Momenteel wordt de 50 jaar onafhankelijkheid van Congo uitgebreid gevierd, maar uit wat volgt zal blijken dat er geen reden tot feesten is. Vóór 1960 bepaalde het imperialisme wat er met Congo gebeurde en na 1960 was dit niet anders. Pas als Congo bevrijd wordt van de imperialistische machten en de Congolezen zich de rijkdommen van Congo zelf zullen toeeigenen door de sleutelsectoren te nationaliseren, zal het land pas echt onafhankelijk zijn.
De linkse anti-imperialist Lumumba werd in 1960 de eerste premier van Congo. De Belgische koloniale overheid, andere Westerse machten en ook de VS zagen in hem een bedreiging en vreesden dat hij toenadering zou zoeken tot de Sovjet-Unie. Hij werd in onopgehelderde omstandigheden vermoord en men liet toe dat Mobutu in 1965 via een staatsgreep en met de hulp van de CIA aan de macht kwam. Mobutu vestigde in Congo de dictatuur die de westerse imperialistische mogendheden konden gebruiken in de strijd tegen het “communisme” in de Koude Oorlog in heel midden-Afrika. Dit was het begin van een tot op vandaag bijna continue burgeroorlog die zorgt voor de miserabele levenskwaliteit van de Congolese bevoking en de vrouwen in het bijzonder.
Aan de dictatuur van Mobutu – met een eenpartijenstelsel en onder de naam ‘Zaïre’ – kwam een einde met de machtsovername van Kabila sr. in 1997, maar dat betekende voor de Congolese bevolking helaas geen vooruitgang. Het is vooral een uiting van het feit dat een dictatuur sinds de val van de muur niet meer noodzakelijk was in de ogen van de Westerse mogendheden, omdat de dreiging van een mogelijk bondgenootschap met de Sovjet-Unie compleet wegviel en het imperialisme dus niets meer in de weg stond. Zelfs een (weliswaar halfslachtige) vorm van democratie wordt sindsdien (en niet enkel in Congo) door hen gepredikt.
De hoop dat er verandering zou komen na de machtsovername door Kabila was snel opgegeven, want het werd duidelijk dat Kabila geen maatregelen zou doorvoeren om het leven van de brede bevolking te verbeteren. Hoewel Congo één van de rijkste regio’s ter wereld is, vloeit niets van die rijkdom terug naar de gewone bevolking, die nochtans hard werkt om de rijkdom te ontginnen. Multinationals slagen er – met de steun van de door hen geïnstalleerde regimes – al decennia lang in om de rijkdom van Congo te blijven exploiteren.
Met socialistische maatregelen zoals een democatische planeconomie om het land te ontwikkelen en de nationalisatie van de sleutelsectoren en de mijnen, zou de Congolese bevolking eindelijk kunnen genieten van een stabiel, kwaliteitsvol leven. Alleen zo kan voldaan worden aan de behoefte van de bevolking naar vrede, een goede gezondheidszorg, onderdak, degelijk werk,… Kabila sr. was echter gevormd in de stalinistische 2-stadia theorie die veronderstelt dat men als achtergesteld gebied in eerste instantie een goed functionerend kaptitalistisch land moet worden vooraleer kan overgegaan worden naar socialisme. Daarom sprak hij kapitalistische investeerders aan en begon hij een beleid te voeren dat meer en meer in de richting ging van dat van Mobutu.
Het is niet mogelijk voor een land als Congo om tot iets anders te ontwikkelen dan een kolonie zonder komaf te maken met het kapitalisme. Binnen het kapitalisme blijven de belangen van de multinationals spelen en zullen die multinationals dan ook blijvend investeren in rebellenlegers en krijgsheren die hen toegang kunnen geven tot de kostbare grondstoffen. Alleen de onmiddellijke omverwerping van het kapitalisme en het installeren van een socialistische maatschappij in dienst van de brede bevolking zal het land echt onafhankelijk maken en de Congolezen zelfbeschikking geven.
De desillusie van de Congolese bevoking in Kabila leidde uiteindelijk tot de poging om hem af te zetten met steun van Rwanda en Oeganda in 1998. Dit was het begin van de bloedige burgeroorlog waarin naar schatting al zo’n 6,9 miljoen dodelijke slachtoffers vielen tot nu toe (voornamelijk in de provincies Noord- en Zuid-Kivu). Ook hier draait het uiteindelijk weer om de natuurlijke rijkdommen van Congo. Zo steunen verschillende multinationals bepaalde krijgsheren om hun belangen te verdedigen. De levensverwachting is nationaal gedaald tot 45,8 jaar, in Noord-Kivu is dat 43,7 jaar. 73% van de Congolese bevolking leeft in armoede. In 2008 waren meer dan een miljoen Congolezen op de dool. De regio Noord-Kivu wordt bovendien getroffen door fenomenen als massaal gebruik van kindsoldaten en seksueel geweld. De Verenigde Naties had het in een verslag over 350 verkrachtingen per maand. Lokale bronnen hadden het in april 2008 echter over meer dan 800.
De situatie van vrouwen in Congo
Omdat vele mannen bij deze gewapende conflicten betrokken zijn, het leven verloren of wegvluchtten, vormen vrouwen in Congo de basis van het hele maatschappelijke weefsel. Met hun arbeid houden zij de hele gemeenschap aan de gang. En net in Congo is het volgens Human Rights Watch de ergste plaats ter wereld voor vrouwen: vrouwen lijden er onder massale verkrachtingen, geweld, analfabetisme en armoede.
De wreedheden die momenteel in Congo begaan worden, gaan volgens mensenrechtenexpert Yakin Erturk veel verder dan verkrachting. Ze omvatten slavernij, groepsverkrachtingen en gedwongen incest (vaak in aanwezigheid van gezin en gemeenschap), moord en kannibalisme. Marie-Noel Cikuru – oprichtster van de vrouwenhulporganisatie Vision d’Espoir – legt uit dat verkrachten in Kivu geen vorm is van ordinair geweld van mannen tegen vrouwen, maar ingezet wordt als strategisch wapen om het bestaande sociale weefsel te ontbinden.
Er zijn dorpen waar bijna geen enkele vrouw niet verkracht werd. De zware fysieke letsels, nachtmerries, psychosomatische klachten,… zorgen ervoor dat massaal veel vrouwen niet meer kunnen of willen werken. Vaak worden ze ook nog verstoten door de gemeeschap en hebben ze geen toegang tot medische verzorging. Toch worden daders zelden of nooit bestraft. Ofwel durven vrouwen niet naar het gerecht te stappen, ofwel sleept de procedure zo lang aan dat ze opgeven. En uiteraard is de bestraffing van de dader op zich nog geen garantie dat het in de toekomst niet meer zal gebeuren. Om dat te kunnen garanderen, moet de oorzaak van deze gruweldaden weggenomen worden.
Het alternatief
Het is onmogelijk om deze noodtoestand binnen dit systeem – dat er zelf voor verantwoordelijk is – te verhelpen. Marie-Noel Cikuru probeert met Vision d’Espoire hulp te bieden aan vrouwen in de bergachtige gebieden. Ook bij Artsen Zonder Grenzen lopen gelijkaardige initiatieven. Dit is uiteraard goed, maar er worden weinig mensen mee bereikt en het is eerder symptoombestrijding dan een fundamentele oplossing.
Anne Marie Mpundu, die als Coordinator werkt bij de Congolese onafhankelijke kiescommissie in Brussel en Marie Bapu, die genderexperte is voor het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), plaatsten al in 2000 hun hoop op de VN-resolutie 1325 over de rol van vrouwen, oorlog en vrede. Hierrond werden verschillende conferenties en acties gehouden. Toch heeft dit geen fundamentele verandering gebracht. Ook Yakin Erturk – mensenrechtenexperte bij de VN – heeft sinds haar bevindingen aan de Mensenrechtenraad in 2007 niets fundamenteels kunnen veranderen aan de situatie van vrouwen in Congo.
De enige manier om stabiliteit te brengen in Congo, is komaf maken met een systeem waarin de winsthonger belangrijker is dan mensen en hun omgeving. In een socialistische maatschappij zou er geen sprake zijn van bezetting van gebieden, maar recht op zelfbeschikking voor iedereen. Iedereen zou er bovendien beschikken over onderwijs, onderdak, gezondheidszorg, degelijk werk, degelijk openbaar vervoer,… De gruwelijkheden die vandaag in Congo gebeuren, zouden onmogelijk zijn in zo’n samenleving.
Er is nood aan democratische arbeidsorganisaties die de etnische verdeeldheid en de verdeeldheid over geslachten overstijgen. Arbeiders, boeren en armen moeten samen strijden tegen misbruik door rebellen, clans, regeringstroepen en vredestroepen. Enkel socialistische maatregelen zoals het collectiviseren van de ontginning van de grondstoffen om deze rijkdom ten voordele van de hele gemeenschap te plaatsen, kunnen een uitweg bieden voor de kapitalistische nachtmerrie die steeds ergere vormen aanneemt in Congo.
Of zoals we ook hier al schreven: “De oorlogen en plunderingen zijn het resultaat van inter-imperialistische tegenstellingen. De enige manier om er een einde aan te maken, is door te breken met het imperialisme en het kapitalisme. Ook de VN-troepen moeten het land uit, nu vormen zij de gewapende arm van het imperialisme. Er is nood aan een Congo dat bevrijd is van het imperialistische juk met de mogelijkheid voor de bevolking om het eigen land zelf in handen te nemen. Een dergelijke onafhankelijkheid houdt ook in dat de bevolking de sleutelsectoren van de economie zelf in handen moet krijgen. De strijd hiervoor kan enkel gevoerd worden door de arme massa’s in de steden en op het platteland. Er is nood aan organisaties van de arbeiders en armen. Op basis van strijd moeten we komen tot een socialistisch Congo als onderdeel van een socialistische federatie van Afrikaanse staten waarin ook Rwanda en Oeganda betrokken zijn. Dat is de enige mogelijkheid om blijvende vrede te bekomen in de regio.”
Zolang we in het kapitalisme zitten, zal er geen verbetering komen in de situatie van vrouwen. Niet in Congo en ook elders niet.
Getuigenissen.
- Yakin Erturk, mensenrechtenexpert van de Verenigde Naties, zegt: "De wreedheden die door deze gewapende groeperingen worden begaan zijn van onvoorstelbare beestachtigheid en gaan veel verder dan verkrachting", zei Erturk. "Vrouwen worden met geweld groepsgewijs verkracht, veelal in aanwezigheid van hun gezinnen en gemeenschappen. In veel gevallen zijn mannelijke familieleden onder bedreiging van vuurwapens gedwongen eigen dochters, moeders of zusters te verkrachten."
Volgens Erturk worden vrouwen vaak na verkrachting doodgeschoten of hun geslachtsorganen met messteken verminkt. Vrouwen die maandenlange slavernij overleefden vertelden dat hun beulen hun dwongen uitwerpselen of vlees van vermoorde verwanten te eten.
Erturk zegt dat in 2007 al 4.500 gevallen van seksueel geweld in de regio zijn geregistreerd, maar dat het werkelijke aantal vermoedelijk veel hoger is.
Het Panzi-ziekenhuis in Bukavu bij de grens met Rwanda behandelt jaarlijks 3.500 vrouwen die met fistels en andere genitale problemen zitten als gevolg van de geweldpleging, aldus Erturk, die als voorbeeld een 10-jarig meisje noemde dat een spoedoperatie moest ondergaan omdat een stok in haar vagina was geramd.
- Marie-Noël Cikuru van het hulpcentrum Olame voert tegenwoordig vanuit de provinciehoofdstad Bukavu campagne voor de rechten van de vrouwen. Zij vertelt: "In Kivu zijn verkrachtingen geen ordinair geweld van mannen tegen vrouwen; ze gebeuren systematisch en gericht, ze zijn een echt strategisch wapen. Er zijn dorpen waar je geen enkele vrouw vindt die niet is verkracht. Maar bij ons is de vrouw de motor van de familie. Kunt u zich inbeelden wat dat teweegbrengt? Vele honderden individuen met zware fysieke letsels, nachtmerries en psycho-somatische klachten, die uitgestoten worden, die niet meer kunnen werken? Dat betekent dat het hele sociale weefsel ontbindt".
bron (soulpress.be)
- Yakin Erturk, mensenrechtenexpert van de Verenigde Naties, zegt: "De wreedheden die door deze gewapende groeperingen worden begaan zijn van onvoorstelbare beestachtigheid en gaan veel verder dan verkrachting", zei Erturk. "Vrouwen worden met geweld groepsgewijs verkracht, veelal in aanwezigheid van hun gezinnen en gemeenschappen. In veel gevallen zijn mannelijke familieleden onder bedreiging van vuurwapens gedwongen eigen dochters, moeders of zusters te verkrachten."
-
Imperialistische tegenstellingen leiden tot dodelijke Afrika Cup
Op 8 januari 2010 werd de bus van de voetbalploeg van Togo aangevallen door onafhankelijkheidsstrijders van de Beweging voor de bevrijding van Cabinda (FLEC). De bus trok door Cabinda op weg naar Angola, de organisator van de Afrika Cup. De dodelijke aanslag bracht drie mensen om het leven, waaronder de trainer van de Tologese ploeg. De regering van Togo vroeg de spelers om terug te keren naar hun land, waarop de ploeg werd gediskwalificeerd voor de cup.
Door José Eduardo Simba en Boris Malarme
[box type=”shadow” align=”alignright” width=”100″]
Afrika Cup en big business tegen de achtergrond van miserie en honger
In Afrika en daarbuiten leefden heel wat jongeren en arbeiders drie weken lang op het ritme van de Afrika Cup die dit jaar in Angola plaats vond. De helft van het miljard bewoners van het Afrikaanse continent volgde dit voetbalfeest.
De Afrika Cup had dit jaar een nieuwe naam: “Orange Afrika Cup”. Die naam kwam er niet als steun voor de oranje kleuren van de ploeg uit Ivoorkust. De Franse telefoonmultinational Orange was al partner van de ploeg uit Kameroen, is aanwezig in 15 Afrikaanse landen en wil nu haar positie versterken. Orange gaf 60 miljoen euro om acht jaar lang sponsor te zijn van de Afrikaanse landencompetitie.
Onder de andere sponsors vinden we PepsiCo, Standard Bank, Nasuba express, Adidas en Samsung. De televisie- en sponsorrechten van de Afrika Cup voor de periode 2008-2012 werden door het marketingbureau Sportfive verkocht voor een totaal bedrag van 400 miljoen euro. De arrogantie van de multinationals kent geen grenzen. Toen een aanslag werd gepleegd op de Togolese ploeg, was er volgens Christophe Bouchet, directeur van Sportfive, “geen paniek” onder de sponsors.
De jonge Afrikaanse talenten werden zorgvuldig gevolgd door 60 vertegenwoordigers van zowat alle grote (lees: de rijkste) ploegen uit Europa. Het gaat daarbij dikwijls om beursgenoteerde bedrijven die in de jonge spelers een middel zien om meer winsten aan de aandeelhouders te kunnen uitkeren. Het contrast tussen de aanwezigheid van die enorme middelen aan de ene kant en de verschrikkelijke miserie aan de andere kant was bijzonder groot.
Heel wat Afrikaanse landen kenden voor de crisis een economische groei, maar nu is er een stagnatie of zelfs een recessie. De periode van groei heeft de bevolking niet veel opgeleverd: de multinationals werden rijker, maar de bevolking leed onder de opmars van neoliberale maatregelen. In Angola, de organisator van de Afrika Cup dit jaar, is er een totaal gebrek aan infrastructuur (scholen, ziekenhuizen,…) en werden publieke diensten als water, elektriciteit,… geprivatiseerd. 68% van de Angolezen leeft onder de armoedegrens, terwijl de multinationals hun regels opleggen in naam van de winsten.
[/box]Angola en Cabinda stonden destijds beiden onder Portugese controle tot aan hun onafhankelijkheid in 1975. Vanaf 1956 werden ze onder een gemeenschappelijke koloniale heerschappij geplaatst. Cabinda is een enclave tussen de Democratische Republiek Congo en Congo-Brazaville. Het is vandaag de rijkste provincie van Angola. Dat laatste land was een strijdtoneel voor het VS-imperialisme en de Sovjetunie. Sindsdien heeft de strijd om invloed en controle door verschillende imperialistische machten, net als in andere Afrikaanse landen, geleid tot spanningen en nationale of etnische tegenstellingen. Achter de nationalistische guerrilla in Cabinda staan de Franse belangen. En dat terwijl de Angolese regering onder het juk van de VS staat.
Cabinda kent heel wat natuurlijke rijkdommen (olie, mineralen, diamant). Deze komen vandaag de lokale bevolking niet ten goede. Evenmin zorgt het voor vooruitgang voor de gewone bevolking in Angola. 60% van de Angolese olie komt uit Cabinda en dat is goed voor 42% van het Angolese BBP en 90% van het overheidsbudget. De enorme rijkdommen worden evenwel geplunderd door de imperialisten en de nationale burgerij. De oudste olieconcessie in Cabinda is “Bloc Zéro” (goed voor een derde van de olieproductie) en wordt uitgebaat door een joint-venture van de Angolese publieke onderneming Sonangol (41% van de aandelen), een filiaal van de Amerikaanse multinational Chevron (39%) en de Franse en Italiaanse multinationals Total en ENI die elk ongeveer 10% van de aandelen bezitten.
Terwijl de multinationals grote winsten boeken, worden de arbeiders en armen in zowel Cabinda als elders in Angola geconfronteerd met werkloosheid en een gebrek aan infrastructuur, onderwijs, gezondheidszorg,… De publieke sector, zoals de voorziening van water of elektriciteit, wordt volledig geprivatiseerd. Bijna 80% van de bevolking in Cabinda leeft onder de armoedegrens, dat is zelfs meer dan de gemiddelde 68% in Angola. De Angolese elite en de multinationals hebben de controle over alle economische activiteiten. De lokale burgerij in Cabinda kan geen einde maken aan de imperialistische dominantie in de regio. De oorlogsdaden en het individueel terrorisme van de FLEC zorgen ervoor dat de Angolese arbeiders de repressie van de regering en het leger in Cabinda gaan steunen.
Het is niet mogelijk om de nationale kwestie in Cabinda op te lossen onder het kapitalisme. Op basis van dit systeem zou een onafhankelijkheidsverklaring van Cabinda wellicht enkel leiden tot een nieuwe burgeroorlog. Het economische belang van de regio tegenover de rest van Angola maakt een dergelijke ontwikkeling bijzonder waarschijnlijk. De nationalisatie van de oliesector en de natuurlijke rijkdommen onder de democratische controle van de arbeiders en armen zou ertoe leiden dat de enorme rijkdom wordt ingezet om de bevolking uit de miserie en het geweld te halen. Er is nood aan arbeidersorganisaties in Cabinda en Angola, de arbeidersklasse is immers de enige kracht in de samenleving die een oplossing kan bieden voor de nationale kwestie en de sociale problemen van de massa’s.
-
Nieuwe pro-imperialistische alliantie van Kabila en Kagame bezegeld met Congolees bloed
Sinds enkele maanden vindt de operatie Kimia II plaats in het oosten van de Democratische Republiek Congo. De operatie werd opgezet door het Congolese leger (FARDC) en gesteund door de VN-troepen. Het doel is om een einde te maken aan Rwandese hutu-milities van het FDLR. De naam van de operatie, Kimia, betekent “vrede” in het Lingala, de taal van het westen van het land. Maar zal het echt stabiliteit brengen in de regio?
De Rwandese genocide en het FDLR
De oorsprong van het conflict in het Oosten van Congo moet bij de Rwandese genocide van 1994 worden gezocht, ook al gaat het uiteraard ook verder terug met de kolonisatoren die de verschillen tussen hutu’s en tutsi’s benadrukten en uitspeelden.
De tutsi’s werden voorgetrokken door de koloniale heersers die stelden dat de tutsi’s sterker “ontwikkeld” waren. De echte reden was een verdeel-en-heers politiek. Na het vertrek van de Belgen trokken de hutu-elites de macht naar zich toe. Het kwam tot een wraakoperatie tegen de tutsi-minderheid. Een deel (zo’n 200.000 mensen) sloeg al in 1960 op de vlucht naar Oeganda. Sindsdien proberen de tutsi’s onafgebroken om terug naar hun land te keren. Ze organiseerden zich in het FDR (Patriottisch Front van Rwanda).
In 1994 trok het FDR Rwanda binnen. In datzelfde jaar werd de hutu-president Habyarimana vermoord. Het duurde niet lang vooraleer het tot wraakacties kwam. De hutu-elite zag haar macht bedreigd door het FDR en gaf groen licht voor de uitroeiing van de tutsi’s. 800.000 tutsi’s werden omgebracht door hutu-milities. Ook hutu’s die als “verraders” werden bestempeld, ondergingen hetzelfde lot.
Achter deze etnische strijd, die met nooit geziene brutaliteiten werd gevoerd, ging een geopolitieke strijd schuil. Dat is een belangrijke bron van conflicten in de regio en deze geopolitieke belangen blijven de stabiliteit ondermijnen.
Toen de Belgen Rwanda als een dief in de nacht verlieten, hebben de Fransen hen opgevolgd als voogdijmacht die het onafhankelijke hutu-Rwanda de hand boven het hoofd hield. De Verenigde Staten waren daar niet mee opgezet en wilden de macht van de Europese landen in Afrika inperken om zichzelf op te werpen als neokoloniale macht in de regio. De VS begonnen het FDR te ondersteunen. Zonder de tussenkomsten van de verschillende imperialistische machten langs beide kanten van het conflict, zou de etnische strijd in Rwanda nooit tot een dermate omvangrijke genocide hebben geleid. Leden van dezelfde families werden gedwongen om hun echtgenoten, kinderen of ouders de keel over te snijden met machetes (Afrikaans kapmes).
De hutu-milities die mee instonden voor de genocide trokken naar het Zaïre van Mobutu omdat ze bang waren dat ze zouden vervolgd worden voor hun rol bij de genocide. De milities kenden desorganisatie en chaos, ze werden aan hun lot overgelaten door de vroegere Westerse bondgenoten die nu over het “democratiseren” van het regime spraken. Tijdens de strijd tegen het “communisme”, waren bloedige dictaturen geen probleem voor het imperialisme. Maar na de val van de Sovjetunie werd gezocht naar een democratisch masker. Het FDLR (Democratische Bevrijdingskrachten van Rwanda) was een opvolger van de hutu-milities.
De bevrijdingsoorlog van Kabila en de terugkeer van de allianties
Mobutu weigerde om zijn regime te democratiseren, de maskerade van de Nationale Soevereine Conferentie ging niet ver genoeg in de ogen van het Westen. De imperialistische machten met de VS op kop besloten om de druk op het regime op te voeren en pleitten voor een machtsdeling met de zogenaamde oppositie van Tshisekedi.
Ze vroegen de FPR van Paul Kagame en Oeganda om Congo binnen te vallen met behulp van Congolezen. Rwanda en Oeganda wilden dat de Kivustreek een speciale economische zone zou worden. Het is bij deze operatie dat het AFDL (Alliantie van Democratische Krachten voor de Bevrijding van Congo-Zaïre) van Laurent-Désiré Kabila ontstond. Kabila was een ex-maoïst die aan de kant van Mulele en Che stond tijdens diens trip naar Congo in de jaren 1960. De Verenigde Staten wilden Mobutu van de macht verdrijven, de Rwandese en Oegandese regimes wonnen het vertrouwen van de VS, wilden de mineralen in het Oosten van Congo uitbaten en kregen vrijspel om wraakacties uit te voeren om hutu’s die naar Congo waren getrokken. De Interhamwe (hutu-milities) kozen de kant van Mobutu tegen Kabila, Rwanda en Oeganda.
Het imperialisme stelde aanvankelijk dat het zich wou beperken tot een militaire druk op Mobutu om de macht te delen. Het regime was echter zodanig verrot dat de AFDL zonder noemenswaardige problemen kon oprukken tot Kinshasa na een omweg via de Katanga.
Eens Kabila aan de macht kwam, trad die niet op zoals werd verhoopt door zijn imperialistische bondgenoten. Die besloten om de hele operatie nog eens over te doen en vroegen aan de Rwandese en Oegandese regimes om een leger te organiseren om Kabila te verdrijven. Dit werd de RCD (Rassemblement congolais pour la democratie) dat werd onderverdeeld in RCD-Goma, RCD-Kisangani,… Ook de MLC (Bevrijdingsbeweging van Congo) van Bemba nam deel aan de gevechten. De allianties bij dit nieuw offensief werden omgekeerd en Kabila sloot een alliantie met de interhamwe milities die werden omgedoopt tot FDLR (Democratische Bevrijdingstroepen van Rwanda) om een breuk te maken met het verleden van genocide. Kabila steunde ook de creatie van de mai-mai milities, zogenaamd “patriottische” milities.
Kabila werd in de steek gelaten door het imperialisme omdat hij niet volgzaam was. Anderzijds beschikte hij ook niet over een voldoende actieve steun onder de bevolking om het land echt te bevrijden. Zijn stalinistische idee van stapsgewijze revoluties deed hem steun zoeken bij wat hij “goede kapitalisten” noemde, kapitalisten die bereid waren om deel te nemen aan de “nationale ontwikkeling”. Die politiek leidde ertoe dat er geen fundamentele vooruitgang kwam voor de bevolking. Er kwam geen landbouwhervorming en geen nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie.
Ondanks het gebrek aan steun was er toch een heroïsch verzet van de bevolking tegen de oorlogen. De bevolking van Kinshasa hield een inval af. Het imperialisme haalde uiteindelijk haar slag thuis met de moord op Mzee (de oude) Kabila die werd opgevolgd door zijn zoon Joseph Kabila die veel volgzamer was voor het imperialisme en niet op enige principes kan worden betrapt.
Akkoorden en conflicten ten koste van de bevolking
Toen Joseph Kabila de macht overnam en trouw de bevelen van Washington, Parijs en Brussel uitvoerde (die steden waren overigens de eerste die hij bezocht als president), kwam het tot een 4+1 regering (met mensen van Kabila, de RCD en de MLC). Dat maakte een einde aan de strijd tussen Kagame en Congo, beide regimes volgden de orders van dezelfde broodheer.
De oorlog had het Rwandese regime van Kagame echter laten wennen aan de toegang tot de mineraalrijkdommen in het oosten van Congo. Kagame aarzelde niet om milities te sturen om de ontginning van mineralen te controleren om deze via Rwanda naar het Westen te exporteren. Dat is onder meer het geval met Coltan dat in de mijnen van de Kivu wordt ontgonnen en dat wordt gebruikt voor draadloze telefoons.
Telkens opnieuw werd de aanwezigheid van de FDLR als excuus gebruikt, dat vormde volgens de Rwandezen een bedreiging voor hun regime. Dat was bijvoorbeeld het geval in 2008 toen Kagame zijn vriend Laurent Nkunda uitstuurde om de FDLR te verjagen en de toegang tot de mijnen van Kivu te garanderen. Telkens opnieuw onderging de Congolese bevolking nieuwe aanvallen, telkens opnieuw was er misbruik vanwege de verschillende legers die passeerden. De FDLR, het CNDP van Nkunda, de mai-mai,… gingen over tot plunderingen, verkrachtingen en het vermoorden van dorpsbewoners die weigerden om hun oogst, hun vrouwen of hun arbeidskracht af te staan.
Operatie Kimia II
Met de steun van de VN-operatie in Congo (MONUC) besloot Kabila jr. om alle excuses van Kagame weg te nemen door orde op zaken te stellen in het oosten van het land. Het leger trok samen met VN-troepen naar het oosten om er de FDLR aan te pakken. Kabila weet dat hij zijn steun uit het oosten moet halen (hij is zelf swahili) en dat is nuttig voor de komende verkiezingen.
De vrede tussen Kabila en Kagame zou worden bezegeld met het bloed van de Congolese bevolking in de Kivustreek. De VN en het imperialisme laten begaan en moedigen dit aan. Het Congolese volk moet de prijs betalen voor de pro-imperialistische verzoening van Kabila en Kagame.
De Congolese troepen werden vaak maandenlang niet betaald, de staatskas is immers leeg want alle rijkdommen worden geplunderd door westerse en Chinese multinationals. De troepen bedienen dan maar zichzelf op de kap van de boeren in de streek.
Het jagen op de FDLR is een bijkomstige taak geworden voor de Congolese troepen. En de gebieden die voorheen door de FDLR werden geterroriseerd worden nu gewoond door het Congolese leger geterroriseerd. De bevolking reageert hier op met een nieuwe vluchtelingengolf naar veiliger gebied. Het land en de dieren worden onbewaakt achter gelaten.
Deze “vredesoperatie” wordt gesteund door de VN dat hoogstens een aantal “geïsoleerde” gevallen van misbruik aanklaagt. Welke vrede wordt nu eigenlijk bekomen? Het is de vrede van het imperialisme, de stabiliteit in het verdelen van de winsten die op de kap van de Congolese bevolking worden geboekt. De bevolking zelf kent intussen enkel miserie en oorlog.
De oorlogen en plunderingen zijn het resultaat van inter-imperialistische tegenstellingen. De enige manier om er een einde aan te maken, is door te breken met het imperialisme en het kapitalisme. Ook de VN-troepen moeten het land uit, nu vormen zij de gewapende arm van het imperialisme.
Er is nood aan een Congo dat bevrijd is van het imperialistische juk met de mogelijkheid voor de bevolking om het eigen land zelf in handen te nemen. Een dergelijke onafhankelijkheid houdt ook in dat de bevolking de sleutelsectoren van de economie zelf in handen moet krijgen.
De strijd hiervoor kan enkel gevoerd worden door de arme massa’s in de steden en op het platteland. Er is nood aan organisaties van de arbeiders en armen.
Op basis van strijd moeten we komen tot een socialistisch Congo als onderdeel van een socialistische federatie van Afrikaanse staten waarin ook Rwanda en Oeganda betrokken zijn. Dat is de enige mogelijkheid om blijvende vrede te bekomen in de regio.
-
Congo. Repressie tegen leden van “Parlement Debout” – solidariteit nodig
Sinds 27 augustus in de vroege ochtend is er een actie van de politie en het leger (FARDC) tegen leden van Parlement Debout (PD) in Furu, een wijk in Butembo in de provincie Noord-Kivu (Congo). Het leger gaat naar gewoonte niet bepaald zachtzinnig te werk. Huizen worden overhoop gehaald en mensen willekeurig opgepakt.
Alle inwoners van Furu zijn slachtoffers van deze agressie. De reden is ongetwijfeld niet ver te zoeken: veel inwoners steunen de PD omdat deze groep zich afzet tegen de dictatuur van de handelaars in de stad.
Het Parlement Debout in Furu bestaat uit een groep Congolozen die opkomen voor “de kleine man” in de straat tegenover de heerschappij van de handelaars en gewapende groepen die de bevolking terroriseren. De afgelopen maanden slaagde de PD er in om de onveiligheid in de buurt te stoppen door de bevolking zelf te organiseren. Leden van de groep ontwapenden militairen en gewapende groepen. De parlementsleden van Furu kwamen destijds ook op tegen de agressie vanuit Rwanda en Oeganda in Congo.
In augustus besliste de burgemeester van de stad om de verantwoordelijke voor Furu opzij te schuiven wegens zijn sympathie voor de PD. Sommigen stellen dat de burgemeester vooral jaloers was op parlementsleden die een grotere populariteit genieten als hijzelf. Hij vreesde zijn post te kunnen verliezen bij de komende verkiezingen. Dat speelt ongetwijfeld effectief een rol, maar de echte reden is dat de PD zich verzet tegen het dictataat van de handelaars in de stad. Daar werd meermaals tegen geprotesteerd en er waren betogingen.
Naar aanleiding van die betogingen werd de PD buiten de wet gesteld en stuurde de burgemeester het leger af op de betogers. Een aantal van de betogers kon vluchten, maar anderen zijn sindsdien “verdwenen”.
LSP heeft haar solidariteit betuigd met de activisten in Furu en de strijd tegen het kapitalisme. We verdedigen de nood van een regime dat zich baseert op de arbeiders en arme boeren om hun belangen te verdedigen.
Hierboven zie je een spandoek dat wordt gebruikt door PD tijdens de acties. De eerste eis gaat over de illegale export van mineralen. Kasindi is een grensstad aan Oeganda. De derde eis gaat in tegen de FEC, het Congolese equivalent van ons VBO.
-
Zomerschool. Afrika: corrupte elites, krijgsheren versus verzet van de arbeiders en jongeren
Op de Europese zomerschool van het CWI werd een discussie gehouden over de situatie in Afrika. Dit werd ingeleid door Per-Ake Westerlund van de Zweedse afdeling van het CWI en afgerond door Alex Rouillard van onze Franse zusterorganisatie. Er werd een beeld gebracht van de impact van de economische crisis en de politieke gevolgen hiervan in Afrika.
Na een periode van snelle economische groei werd Afrika hard geraakt door de economische crisis. Het IMF voorspelt dat Afrika in 2009 slechts een economische groei van 2% zal kennen. Dat is een pak lager dan vorig jaar toen er een groei van 5,2% was. In verschillende Afrikaanse landen is er een sterke achteruitgang. In Zuid-Afrika, één van de grootste en meest ontwikkelde economieën van het continent, was er na een jaarlijkse groei van 5% sinds 2004 een krimp van -1,8% in het eerste kwartaal van 2009. Angola kende wellicht de grootste omslag van een groeicijfer van 14,8% in 2008 naar een neergang van -3,6%.
De crisis heeft verschillende landen op het continent geraakt met een scherpe toename van de begrotingstekorten en de overheidsschulden. De verandering in de economische situatie met een afname van de economische productie heeft geleid tot grotere aanvallen op de arbeidscondities en lonen. In de mijnsector in de Democratische Republiek Congo gingen al 360.000 jobs verloren. In het eerste kwartaal van 2009 verloren 25.000 mijnwerkers in Zuid-Afrika hun job. Er zijn verschillende strijdbewegingen in de havens met acties van de dokwerkers in Algerije, Ghana en Ivoorkust die opkomen voor het behoud van hun jobs en arbeidscondities. Er beginnen ook bewegingen van werklozen te ontstaan in onder meer Namibië en Congo.
De publieke sector wordt hard geraakt aangezien de regeringen hier proberen te besparen in een wanhopige poging om de uitgaven te beperken. Er zijn ook tal van privatiseringen.
Het recente bezoek van Obama aan Ghana was er op gericht om een optimistisch beeld te brengen van de toekomst van het land, zeker nu er olie is gevonden, met de hoop op politieke stabiliteit. Dat beeld wordt niet gedeeld door de arbeiders en jongeren in Ghana die recent betoogden tegen de aanwervingstop in de publieke sector.
Er waren tal van acties van personeel van openbare diensten, onder meer van ziekenhuispersoneel in Zambia, leraars in Gabon, gezondheidswerkers in Zuid-Afrika en universiteitspersoneel in Nigeria. Die staakten tegen aanvallen op de lonen en arbeidscondities, privatiseringen en afdankingen.
Arrogant kolonialisme
In de tussenkomsten op de discussie tijdens de zomerschool werd ingegaan op de geschiedenis van het kolonialisme. Daarbij werd ook verwezen naar de koloniale houding die nog steeds dominant is in bijvoorbeeld een groot deel van de burgerlijke media die Afrika blijven voorstellen als een hopeloos continent waarbij de bevolking zelf verantwoordelijk is voor de vele problemen. De omstandigheden waarmee veel armen en arbeiders op het continent te maken krijgen, zijn barbaars. Het kapitalisme is niet in staat om de samenleving stappen vooruit te laten zetten of een degelijke levensstandaard aan te bieden voor de meerderheid van de bevolking.
In landen als Nigeria zien we dat er enkel stappen achteruit worden gezet. De wegen in Lagos krijgen het hard te verduren in het regenseizoen, maar worden niet onderhouden. Het resultaat is verkeerschaos. Personeelsleden van overheidsdiensten van de provinciale overheden kregen er al maandenlang geen loon. Volgens hun vakbond zouden reeds 50 arbeiders zijn omgekomen van de honger.
De Aids-crisis is catastrofaal voor Afrika met 40% van de volwassen bevolking van Botswana die besmet is en 1000 doden per dag in Zuid-Afrika. De klimaatcrisis leidt tot hongersnood, overstromingen en miljoenen vluchtelingen. Het tekort aan water, brandstof, voedsel en andere basisbehoeften leidt tot spanningen tussen de verschillende gemeenschappen.
De wanhopige situatie leidt ertoe dat velen een individuele uitweg zoeken uit hun rampzalig bestaan. Vorig jaar alleen probeerden 67.000 “illegale” migranten vanuit Afrika naar Europa te trekken over de Middellandse Zee.
In landen als Somalië, Soedan en Congo hebben gewapende groepen en milities gepoogd om het politieke vacuüm op te vullen. Heel wat van deze groepen worden gesteund door corrupte regeringen of zijn een uitdrukking van religieuze fundamentalisten. Kapitalistische machten zien deze conflicten als een kans voor een makkelijke toegang tot natuurlijke rijkdommen of voor de verkoop van wapens. Gewapende groepen tieren welig op basis van massale werkloosheid, frustratie en wanhoop onder jongeren. Die elementen leiden tot etnische en religieuze spanningen.
De sterkte van de arbeidersbeweging varieert van land tot land. Maar overal is er een vorm van verzet van de arbeiders en armen tegen de enorme aanvallen van de patroons, corrupte politieke elites, krijgsheren en grootgrondbezitters die allen de steun krijgen van grote kapitalistische machten en multinationals.
Staking van 70.000 bouwvakkers in Zuid-Afrika
In Zuid-Afrika, een land met een rijke traditie van arbeidersstrijd, vinden steeds meer acties plaats. Vorige week nog was er een staking van 70.000 bouwvakkers die betrokken zijn bij de bouw van sportinfrastructuur voor de Wereldbeker. De stakende arbeiders eisen een loonsverhoging van 13%. De internationale media brachten berichten over deze staking om te stellen dat dit een bedreiging vormt voor de organisatie van de Wereldbeker voetbal volgend jaar.
Afrika was lange tijd een strijdtoneel voor concurrerende machten als Frankrijk, de VS, Groot-Brittannië en voorheen ook de Sovjetunie. Vandaag probeert China haar invloed uit te breiden omdat het voor 33% van haar olie afhankelijk is van Afrika. China wordt door sommigen gezien als een gunstige partner omdat er wordt geïnvesteerd in infrastructuur, fabrieken en mijnen. Er worden paleizen gebouwd voor de regeringen als wederdienst voor lucratieve contracten en toegang tot de grond. Voor de massa’s van het Afrikaanse continent is China echter gewoon een andere uitbuitende macht. Dat bleek reeds bij aanvallen op Chinezen en tijdens betogingen tegen het patronaat.
De discussie werd afgerond door Alex Rouillard van de Franse afdeling. Hij legde een nadruk op de noodzaak om te leren uit het falen en uit de fouten van de stalinistische communistische partijen en de vroegere nationale bevrijdingsbewegingen die niet in staat bleken te zijn om een einde te maken aan het imperialisme en kapitalisme in de regio. Zodra de leiders van deze bewegingen aan de macht kwamen, liepen ze het internationale kapitaal achterna. Dat zagen we bijvoorbeeld met de leiding van het ANC in Zuid-Afrika die een neoliberaal beleid heeft gevoerd en zichzelf verrijkte op basis van de strijd tegen de apartheid. Alex wees ook op het falen van de gewapende guerrillamethoden in Congo en andere Afrikaanse landen.
Er is nood aan massale organisaties, vakbonden en politieke partijen die een verenigde strijd van arbeiders en armen kan leiden tegenover het kapitalisme en het imperialisme. Onze afdelingen in Afrika proberen deze taak aan te gaan. Dat is het geval in Nigeria en Zuid-Afrika. In Nigeria staat de Democratic Socialist Movement vooraan in syndicale strijd tegen de regering en het patronaat. Er waren een reeks algemene stakingen in het afgelopen decennium maar deze hebben ondanks een enorme mobilisatie het kapitalisme niet in vraag gesteld. De DSM organiseert de Education Rights Campaign om de solidariteit onder de studenten te organiseren. Dat leidde tot repressie en zelfs de arrestatie van DSM-leden. Wij willen het CWI verder uitbouwen op het Afrikaanse continent door deel te nemen aan de strijd van arbeiders, armen en jongeren.
-
Zuid-Afrikaanse verkiezingen. ANC blijft aan de macht, maar steun begint af te brokkelen
De Zuid-Afrikaanse verkiezingen van 22 april kenden een record opkomst: 17,9 miljoen kiezers namen deel aan de stembusslag, een record sinds de eerste democratische verkiezingen van 1994. Het African National Congress (ANC) blijft aan de macht en haalde bijna een twee derde meerderheid. De Democratische Alliantie, een voornamelijk blanke en rechtse partij, haalde 16%. De derde formatie was een afsplitsing van het ANC, COPE (Congress of the People), dat 7,5% haalde.
De beelden deden wat denken aan de eerste democratische verkiezingen in 1994 toen zich lange rijen wachtenden vormden aan de kiesbureau’s. De stemlokalen moesten toen open blijven tot na het officiële sluitingsuur (21u) zodat iedereen kon stemmen. Bij de verkiezingen van 1999 en 2004 was er een afname van het aantal kiezers. Voor deze verkiezingen was er opnieuw een grote opkomst.
Het ANC verdedigde haar meerderheid, maar zag toch een belangrijke afname van haar steun na de afsplitsing in december 2008 van de groep rond voormalige COSATU-voorzitter Gauteng en ANC-leiders Shilowa en Mosiuoa Lekota. Zij vormden COPE: Congress of the People. Deze afsplitsing was een direct gevolg van het afzetten van Mbeki als president.
Voor het eerst won het ANC een absolute meerderheid in de provincie Kwa Zulu Natal. De partij was voor het eerst niet de grootste in de Westkaap, maar de Democratische Alliantie slaagde er in die provincie niet in om een absolute meerderheid te behalen. In de provincies waar COPE goed kon scoren (de provincies van Mbeki, Shilowa en Lekota) haalde het ANC respectievelijk 69%, 85% en 71%.
De ANC-leiding stelde na de verkiezingen uiteraard dat haar overwinning het resultaat is van het vertrouwen van een meerderheid van de bevolking in haar beleid, verkiezingscampagne, geschiedenis en loyauteit tegenover de bevrijdingspartij. Jacob Zuma triomfeerde na de aanhoudende kritiek van de media, commentatoren en oppositiepartijen. Het ANC stelde dat de bevolking heeft begrepen wat de partij naar voor brengt. Nochtans zijn er ernstige problemen voor het ANC. De partij kende de ergste meningsverschillen sinds haar oprichting in 1912 en het interne conflict in de oudste bevrijdingsbeweging op het continent ging erg diep.
Redenen voor de splitsing
In juni 2005 keerde Mbeki zich tegen de positie van Zuma als vice-president van de partij. Dat leidde tot een rebellie aan de basis van het ANC waardoor Zuma terug in zijn functie werd hersteld. Deze machtsstrijd zorgde er uiteindelijk voor dat Mbeki zelf onder vuur kwam te liggen als president. Mbeki probeerde tevergeefs om een derde ambtstermijn voor zichzelf mogelijk te maken. Dat was olie op het vuur en het leidde tot de belangrijkste afsplitsing van het ANC sinds het vertrekt van het PAC in 1958. Het ontslag van Mbeki bevestigde de splitsing en leidde tot het ontstaan van COPE.
Het ANC vreesde een aantal provincies te verliezen en ook niet langer een twee derde meerderheid te hebben. De spanningen namen toe in de jongerenbeweging, de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij (dat deel uitmaakt van het ANC) en Cosatu. De interne discussies dreigden te overheersen en COPE leek daar gebruik van te maken. Volledige afdelingen van het ANC stapten over en de nieuwe formatie beweerde al snel dat het 500.000 leden telde.
Hoewel het ANC geen twee derde meerderheid haalde, telde de partij 3,5 meer kiezers dan alle oppositiepartijen samen en bijna vier keer zoveel als de eerste rivaal (DA). De poging van COPE om de ANC-greep op de macht te ondermijnen, is mislukt. Maar betekent dit dat brede lagen van de bevolking vertrouwen hebben in het ANC van Zuma?
Steun voor ANC brokkelt af
Een gedetailleerde analyse van het verkiezingsresultaat maakt duidelijk dat de relatieve afname van ANC-steun zich blijft verderzetten. De partij blijft natuurlijk de grootste, maar in stemmenaantal is het ANC van 69,2% naar 65,9% gegaan op nationaal vlak. De DA beweerde dat het ANC een twee derde meerderheid wou om de grondwet te veranderen. Dat was vooral bedoeld voor de blanke achterban van DA. De afgelopen jaren had het ANC telkens een twee derde meerderheid en werd niet aan de grondwet geraakt. Het feit dat de partij nu wel onder die drempel komt, is symbolisch.
Bij de provinciale verkiezingen nam de steun voor het ANC af in acht van de negen provincies. In vier provincies zelfs met meer dan 10%. In de Westkaap slaagde de DA er voor het eerst in om het ANC te verslagen waarbij de Democratische Alliantie zelfs dicht bij een absolute meerderheid kwam. De enige provincie waar het ANC won, was Kwa Zulu Natal. Dat had vooral te maken met de historische neergang van de Inkatha Freedom Party (IFP), een partij die met het apartheidsregime samenwerkte en berucht was voor haar geweld tegen andere zwarten. Zuma speelde zijn eigen Zulu-afkomst uit om te scoren onder de Zulu-bevolking, zeker de landelijke kiezers kozen nu massaal voor Zuma terwijl ze voorheen voor de IFP kozen.
Bij de verkiezingen van 2004 haalde het ANC 10,8 miljoen stemmen wat goed was voor 70% van de parlementszetels. Nu haalde de partij 11,6 miljoen stemmen, maar geen twee derde meerderheid. Voorheen bleef het ANC hoge scores halen omdat de opkomst telkens lager was. Gezien de bevolkingstoename de afgelopen vijf jaar zal het relatieve aandeel van ANC-stemmen tegenover de totale bevolking afgenomen zijn.
Het belang van deze verkiezingen
Deze verkiezingen waren de meest gepolariseerde sinds 1994. Dat kwam door het afzetten van Mbeki als president en de eerste oppositie die voortkwam vanuit het ANC zelf. Dit zorgde ervoor dat velen de noodzaak voelden om deel te nemen aan de verkiezingen. De leiding van COPE had de verwachtingen voor de eigen partij overschat, ook al is het uiteindelijk de derde partij geworden en klopt het dat dit niet evident was voor een partij die op het ogenblik van de verkiezingen exact 128 dagen bestond.
De ANC-leiding zal wellicht tevreden zijn met het slechte resultaat van COPE, maar het verdwijnen van Mbeki werd wel gevolgd door een aanzienlijke minderheid binnen het ANC. Dat leidde tot angst en achterdocht binnen het ANC. De leiding van Zuma reageerde verward en niet eenduidig. Enerzijds waren er pogingen tot verzoening, anderzijds uitsluitingen van wie nog maar verdacht werd van enige sympathie voor COPE.
Waarom COPE niet meer stemmen haalde
De steun van heel wat voormalige ANC-militanten, waaronder verschillende ministers, en de snelle groei tot 500.000 leden volstonden niet om van COPE een partij te maken die echt kon doorbreken. De reden hiervoor is dat het ANC kan terugvallen op haar historische rol, terwijl COPE niet echt fundamenteel verschillend is van het ANC. Als de partij al steun kreeg, was het vooral uit de hoop dat er een alternatief op het ANC zou kunnen ontstaan. Op het vlak van programma kon de partij zich niet onderscheiden van het ANC. Veel kiezers besloten dan maar om bij het ANC te blijven.
Bovendien waren er een reeks blunders bij de leiding van COPE met onder meer interne conflicten. Het feit dat Mvume Dandala als presidentskandidaat naar voor werd geschoven en niet COPE-voorzitter Lekota, leidde tot geruchten over een dominantie door de Xhosa-bevolkingsgroep. Lekota was ontgoocheld en gaf toe dat hij via de media moest vernemen dat Mvume de presidentskandidaat was. Hij werd in een krant aangehaald met de stelling dat COPE “niet de partij van zijn dromen” was.
Verder was er onduidelijkheid over de houding van de partij tegenover Mbeki. Enerzijds kwam er kritiek op Mbeki door onder meer Mvume Dandala. Anderzijds nam Shilowa mee het voortouw in een publieke kritiek op Fikile Mbalula van het ANC omdat hij Mbeki had aangevallen in een open brief. De verkiezingsmeeting van COPE in de Oostelijke Kaapprovincie werd opgedragen aan Mbeki en zijn familie. Mbeki zelf hield zich verborgen achter het kiesgeheim om geen kleur te bekennen. Hij weigerde bekend te maken voor wie hij had gestemd.
De belangrijkste reden voor het beperkte succes van COPE was het feit dat snel duidelijk werd dat de partij ideologisch en programmatorisch eigenlijk een rechtse afsplitsing vormde van het ANC. Dat is op zich niet evident aangezien het economisch beleid van het ANC de afgelopen jaren behoorlijk rechts was, en dat ondanks de prominente rol van de Zuid-Afrikaanse “Communistische” Partij (SACP) en de vakbondsfederatie Cosatu in de Zuma-fractie.
Sociale polarisering – de basis voor de splitsing in het ANC
Het drama van de splitsing in het ANC werd overschaduwd door twee dominante figuren: Mbeki en Zuma. De materiële basis is echter de sociale polarisering in de samenleving. Die werd aangewakkerd door het neoliberale beleid dat het ANC de afgelopen jaren voerde. De winsten van de nog steeds voornamelijk blanke kapitalisten namen spectaculair toe, terwijl de arbeiders en hun gezinnen met moeite overleefden.
In zijn eerste toespraak als ANC-president stelde Zuma nog dat zijn partij verantwoordelijk was voor de “langste periode van economische groei in de geschiedenis van Zuid-Afrika.” Die economische groei – die 40 opeenvolgende kwartalen duurde – legde mee de basis voor de splitsing in het ANC waarbij de fractie van Zuma Mbeki naar de uitgang begeleidde. De economische groei leidde tot ongenoegen onder brede lagen van de bevolking die niet konden meeprofiteren van de groei. Het aantal syndicale acties nam de afgelopen jaren toe, met onder meer een grote staking van de openbare diensten in 2007. Dat was de langste, grootste en wellicht meest politieke staking tegen een ANC-regering sinds deze partij aan de macht kwam.
Zuma probeert zichzelf voor te stellen als een verdediger van de armen, hij rekent daarbij op de steun van Cosatu en de SACP. COPE vertegenwoordigde eerder een fractie van pro-kapitalistische topfiguren die de partij wilden voorstellen als een normale burgerlijke partij, net zoals het beleid dat het voert. De COPE-leiders wilden dat het ANC de moed had om openlijk naar buiten te komen met haar ware aard. In die zin is COPE een eerlijkere versie van het ANC dat nog steeds probeert om zichzelf als revolutionaire organisatie voor te stellen. Mluleki George, voormalig defensieminister en nu COPE-kopstuk, verklaarde: “De Alliantie werkte altijd, maar nu wil de SACP de controle verwerven… We moeten het taalgebruik van het stalinisme en de nationaal-democratische revolutie achterwege laten en buiten deze beperkingen treden. Linkse mensen, waaronder de communistische partij, zijn welkom. Maar als ze de revolutie naar een tweede stadium willen brengen, moeten ze maar vertrekken.”
Regering-Zuma zal beloften niet inlossen
Zuma komt aan de macht op een moeilijk ogenblik. De wereldeconomie kent haar ergste crisis sinds de Grote Depressie van de jaren 1930. De economische boom waar Zuma de verantwoordelijkheid voor claimt, is ten einde gekomen. De economie in het land is de afgelopen jaren sterker geïntegreerd in de wereldeconomie waardoor de internationale crisis nog harder aankomt. De werkloosheid zou dit jaar nog met een half miljoen toenemen.
De discussie rond de positie van Zuma was onderdeel van een rebellie tegen het neoliberale beleid van het ANC. Beide fracties waren daar echter mee verantwoordelijk voor en bieden er geen antwoord op. De partij werd historisch gecreëerd om de belangen van de opkomende zwarte kapitalistische klasse te verdedigen en staat vandaag opnieuw op die positie.
Zuma heeft de grote bedrijven en het imperialisme gerust gesteld: er komen geen fundamentele veranderingen in het economisch beleid. De gevolgen zullen er naar zijn: in een periode van economische groei was het al niet mogelijk om aan de basisbehoeften van de zwarte arbeidersklasse tegemoet te komen, in een recessie zal dat nog minder het geval zijn. De kapitalisten willen de arbeiders de crisis laten betalen. Zuma zal onder druk staan om een harder asociaal beleid te voeren.
Het ANC haalde vooral stemmen onder de arbeiders en zal intern geconfronteerd worden met de polarisering in de samenleving. De verkiezingen van 2009 vormden een verderzetting van de rebellie binnen het ANC tegen het neoliberale beleid. De druk op de regering-Zuma vanuit de hoek van de kapitalisten zal gepaard gaan met druk vanuit de arbeidersbeweging. De leiding van Cosatu heeft veel energie en middelen in de campagne van Zuma gestoken en zal voor haar leden ook resultaten moeten voorleggen van die investeringen.
Nog voor de nieuwe regering haar posten heeft ingenomen, waren er al spanningen over minder belangrijke zaken als het aanstellen van verantwoordelijken binnen de tripartite alliantie van ANC, SACP en Cosatu. Dat is een vroege uitdrukking van de tegengestelde klassendruk die er op de regering zal uitgaan. De verkiezingen van 2009 vormden een politiek keerpunt in het post-apartheidstijdperk. Het ANC haalde opnieuw veel stemmen, maar dit is geen uitdrukking van onvoorwaardelijke steun. Velen wilden de partij nog één kans geven. Als het ANC de belangen van de arbeiders niet zal verdedigen, zullen er nieuwe splitsingen optreden.
Nu kwamen de uitdagers van het ANC van de rechterzijde: DA en COPE. De objectieve situatie vraagt naar een links alternatief. De creatie van een massaal anti-kapitalistisch alternatief wordt nu geblokkeerd door de “officiële” linkerzijde van Cosatu en de SACP. Heel wat leden van Cosatu willen dat de vakbond breekt met de Tripartite Alliantie. In september 1998 gaf een peiling aan dat 30% van de Cosatu-leden wilde breken met die Alliantie, in 2008 was dat al 90%!
Op een ogenblik dat het kapitalisme een wereldwijde crisis kent, blijft de “Communistische” Partij vasthouden aan het kapitalisme. In een analyse van de wereldwijde crisis door Nzimande en de vice-algemeen secretaris van de SACP, Jeremy Cronin, wordt niet eens verwezen naar het socialisme. Cronin stelde in een debat met de Coetzee van de DA dat de partij zich niet verzet tegen de kapitalistische markt en dat deze zelfs efficiënter is dan de centrale planning in Sovjet-stijl. De SACP heeft vertrouwen in het kapitalisme op een ogenblik dat kapitalistische regeringen wereldwijd verplicht zijn over te gaan tot een massale golf van nationalisaties.
De Democratic Socialist Movement (DSM) verdedigt de nood van een massale arbeiderspartij op een socialistisch programma. De objectieve basis voor zo’n beweging is al aanwezig onder de arbeiders en hun gezinnen. Er zijn steeds meer acties van de studenten alsook van arbeiders op de werkvloer. Deze acties moeten samenkomen in één sterke anti-kapitalistische stroom.
-
De gevolgen van de crisis voor Zuid-Afrika
Na de verkiezingen in Zuid-Afrika zal de ANC-regering een beleid moeten voeren tegen de achtergrond van wat de kapitalisten internationaal erkennen als de meest ernstige economische crisis waarmee ze geconfronteerd werden sinds de Grote Depressie van de jaren 1930. In Zuid-Afrika zal dit eveneens gevolgen hebben op de economie, alsook op de heersende elite en de politieke partijen. In dit artikel gaan we na wat de gevolgen van de crisis zijn voor Zuid-Afrika.
De “Grote Recessie” gaat de hele wereld rond als een tsunami. Het leven en het werk van gewone arbeiders wordt daarbij getroffen naarmate het patronaat probeert om ons te laten betalen voor hun crisis. Zowat drie miljoen Amerikanen, evenveel als de bevolking van Kaapstad, hebben hun job al verloren. De Internationale Arbeidsorganisatie heeft het over 20 miljoen jobs die dit jaar kunnen verdwijnen. In de VS ontstaan nieuwe sloppenwijken.
De grootste bedrijven zijn zich nu steeds meer aan het terugtrekken uit “ontwikkelende” economieën waar voorheen goedkope en volgzame arbeidskrachten werden gezocht. Dat leidt tot massale afdankingen en bedrijfssluitingen. Met een verwachting van een economische krimp van -4,3% dit jaar in de OESO-landen of -1,7% van de wereldeconomie, ziet het er niet rooskleurig uit.
De BBC berichtte reeds dat dit ook gevolgen heeft voor Afrika: “De financiële crisis en globale recessie zullen de Afrikaanse economieën een verlies van 49 miljard dollar opleveren tegen het einde van dit jaar. Dat stelt een onderzoek van Action Aid. Zowat 27 miljard zal verdwijnen omdat de steun afneemt, de export daalt en het inkomen in rijkere landen afneemt.” Jean-Louis Ekra van de African Export-Import Bank waarschuwde dat de kredietcrisis in het noorden de Afrikaanse handel terug zal brengen naar de “donkere dagen van de jaren 1980.” De export van brandstof en mineralen zou dit jaar met de helft kunnen afnemen, de totale export uit Afrika met 30%! (deze cijfers werden aangehaald door het Star Business Report op 27 maart).
Dit gebeurt tegen de achtergrond van hoge voedselprijzen, waardoor het aantal hongerigen sterk zou kunnen toenemen. De VN moet erkennen: “De voedselcrisis van 2008 heeft al 40 miljoen mensen in honger terecht gebracht, het aantal ondervoede mensen komt hierdoor dichter bij het cijfer van 1 miljard.” Die landen waar er een hard liberaliseringsbeleid is gevoerd, zullen het hardst getroffen worden door de crisis. Het inkomen zal in die landen sterk afnemen door de dalende export.
De heersende elite in Zuid-Afrika blijft blind voor de economische situatie. Het weigert de realiteit te erkennen, net zoals Mbeki voorheen bijvoorbeeld het gevaar van HIV/Aids ontkende of niet wil kijken naar de sterke toename van geweld of de onveiligheid in Zimbabwe. Toen Trevor Manuel een toespraak hield over de begroting stelde deze minister dat de globale economische crisis een storm in een glas water is. Terwijl miljoenen mensen met armoede worden geconfronteerd, probeerde hij zich te beperken tot pseudo-argumenten om te stellen dat Zuid-Afrika niet in een recessie zou zitten.
Toen Zuma werd aangesteld als nieuwe voorzitter van het ANC, beweerde hij dat het ANC verantwoordelijk was voor de langste periode van economische groei in Zuid-Afrika. Op dat ogenblik, in januari 2008, waren de eerste tekenen van de economische crisis echter al zichtbaar. De bankencrisis als gevolg van de kredietzeepbel was toen reeds uitgebroken. De financiële crisis heeft ook in Zuid-Afrika toegeslagen, de kredietwaardigheid van alle grote banken is achteruit gegaan. De banken verloren heel wat van hun waarde: Investec verloor 40%, Standard Bank 22%, Absa 3,2%, Firstrand 10% en Nedbank 14%. Veel banken hadden immers geïnvesteerd in sub-prime producten.
De afgelopen jaren waren er relatief lage rentevoeten om consumptie op basis van leningen en krediet aan te moedigen. Dat ging samen met een sterke stijging van de huizenprijzen. Financiële instellingen speelden daarop in door onmogelijke hypotheken en leningen toe te kennen, soms ter waarde van meer dan 100% van de waarde van de eigendom waarop de hypotheek werd gelegd.
De stijging van de rentevoeten en de dalende huizenprijzen hebben gevolgen voor heel wat gezinnen in Zuid-Afrika die hun huizen verliezen of niet meer kunnen afbetalen. Het aantal gezinnen die meer dan drie maanden achterstand hadden voor hun afbetaling, nam in december 2008 met 14% toe op jaarbasis tot 7,3 miljoen mensen. Dat betekent dat 42% van de kredietnemers niet in staat is om de lening correct af te betalen. In de VS stegen de huizenprijzen met 60% voor de zeepbel barstte, in Zuid-Afrika namen de prijzen met 300% toe. De gemiddelde schuld van een gezin bedraagt zowat 80% van het jaarlijks gezinsinkomen. Het totaal aan particuliere schulden is ongeveer evenveel als het BBP van het land.
Het is nonsens als de elite stelt dat de Zuid-Afrikaanse economie immuun zou zijn voor de wereldwijde crisis omdat alle “fundamenten” gezond zouden zijn. Alle economische doelstellingen – een lager overheidstekort, lage inflatie, een miljoen nieuwe jobs per jaar en een toevloed van buitenlandse investeringen – blijven ongerealiseerd. Er was slechts één jaar met een begrotingsoverschot en dat was op basis van ernstige besparingen in de sociale uitgaven waarbij het mes werd gezet in de lerarenopleiding, de opleiding van verplegend personeel, het invoeren van inschrijvingsgeld in publieke scholen en een verhoging van het persoonlijk aandeel voor gezondheidskosten. De werkloosheid neemt bovendien enorm toe, in 2009 zouden minstens een half miljoen jobs verdwijnen.
Ieder onderdeel van de Zuid-Afrikaanse economie, die grotendeels de afhankelijke kenmerken van een neokoloniale economie kent, wordt geraakt door de crisis. 60% van de export bestaat uit goederen die vooral worden uitgevoerd naar de EU, Japan en de VS waar deze goederen worden afgewerkt in industriële productie. En net die productie gaat snel achteruit in Japan, VS en Europa. De dalende export in Zuid-Afrika ondermijnt de volledige economie. De industriële productie nam in het laatste kwartaal van 2008 af met 21,8% op jaarbasis. De algemene economie kromp met -1,8%. En het blijft maar duren: in januari ging de productie met 12,9% achteruit en in februari met 15%. De productie van auto’s is vooral voor de export bedoeld, nog voor de crisis nam de productie al af met meer dan 100.000 wagens per jaar.
Het neoliberale beleid van de regering heeft geleid tot immense problemen in de landbouwsector. De liberaliseringspolitiek heeft de voedselonveiligheid doen toenemen en leidt tot tekorten in een land dat zichzelf kan onderhouden uit de eigen landbouw. 30% van de bevolking, 14 miljoen mensen, hebben geen toegang tot voldoende en gezond voedsel. Bovendien zijn er erg hoge prijzen en worde Zuid-Afrikaanse boeren weg geconcurreerd door goedkopere import van gesubsidieerde landbouwproducten uit onder meer de VS.
De crisis raakt steeds meer mensen en stelt de noodzaak van een socialistisch alternatief. De kapitalisten en hun ideologen zijn gedemoraliseerd. Een weekblad als The Economist drukte dat uit toen het een commentaar over de G20-top publiceerde onder de titel “Mission Impossible.” De kapitalisten hebben het geluk dat heel wat leiders van arbeiderspartijen en vakbonden hebben gecapituleerd voor hun ideologisch offensief na de val van de voormalige Sovjetunie. Dat is zeker het geval in Zuid-Afrika.
In Zuid-Afrika bleef socialisme onderdeel van de officiële ideologie van de arbeidersbeweging, maar het reformisme van de vakbondsfederatie Cosatu en de SACP (Communistische Partij) staan in een sterk contrast met die officiële verwijzing naar socialisme. Blade Ndzimande, de algemeen-secretaris van de SACP, bracht een politiek rapport: “Reflecties over de globale economische crisis en haar mogelijke impact op Zuid-Afrika” op het 12de congres van de partij. In dat rapport kwam het woord socialisme niet één keer voor!
Het document beperkt zich tot de verdediging tegen de stelling dat het een “communistische putsch” wil doorvoeren. Het document beschuldigt de media van hysterie omtrent een vermeende linkse draai bij de partij. De Zuid-Afrikaanse communisten lijken vooral bezig met het ontkennen dat ze communisten zijn. De partij plaatst zich ten dienste van de burgerij en komt niet op voor een socialistisch omvorming van de samenleving.
In een debat met Ryan Coetzee van de Democratische Alliantie, stelde Cronin dat kritiek op het neoliberalisme niet betekent dat we “opkomen voor het einde van de markt. (…) Markten reageren dynamischer dan wat de centrale planning onder de Sovjets destijds deed.” Dat is een uitdrukking van het ideologisch failliet en het theoretische falen van de leiding van de SACP. Een theoreticus van de partij zoals Cronin lijkt niets van Marx’ werken te hebben begrepen.
Jammer genoeg heeft de SACP een grote invloed op de leiding van Cosatu, een grotere invloed dan haar ledenaantal zou doen vermoeden. Ook bij de vakbondsleiding zien we hierdoor een ideologische demoralisatie. Een recent congres van Cosatu stelde bijvoorbeeld op geen enkel ogenblik de nationalisatie voor van grote bedrijven als Sasol, Eskom of ArcelorMittal. In de plaats daarvan wil de vakbond grotere nadruk op de positie van zwarten in de economie.
De chaos en anarchie van het kapitalisme maken duidelijk dat het private bezit van de commandoposten van de economie – de banken, mijnen en sleutelsectoren van de economie – moet worden afgeschaft om deze onder de democratische controle en het bezit van de arbeidersklasse te plaatsen. Daartoe zullen we een nieuwe massale arbeiderspartij nodig hebben die naar voor komt met een socialistisch programma.
-
Interview met Weizman (Zuid-Afrika)
Op het Internationaal Uitvoerend Bestuur (eind november) deden we een interview met Weizman van onze Zuid-Afrikaanse zusterorganisatie Democratic Socialist Movement. We spraken met hem over de politieke situatie in het land en onder meer over de splitsing in het ANC. De komende dagen zullen we nog enkele interviews publiceren.
-
Nigeria. De tragedie in de stad Jos. Een failliete staat
Bij gevechten in de stad Jos in Nigeria zijn zowat 400 doden gevallen, was er massaal veel schade en warden 500 mensen dakloos. Dit is een tragedie voor de arme werkende massa’s in de stad. De arbeiders werden nogmaals het slachtoffer van geweld naarmate de wanhoop toeneemt. De vonk die voor de uitbarsting zorgde, werd gevormd door de verkiezingen die zoals steeds gekenmerkt werden door fraude en vervalsingen. De regering is bovendien niet in staat om vrede en harmonie aan te bieden op kapitalistische basis.
De media brachten het bericht dat geweld uitbrak na een poging van aanhangers van de ANPP om te vermijden dat hun kandidaat via fraude niet verkozen zou raken. Tegen de achtergrond van een reeks onopgeloste nationale kwesties, grotendeels een gevolg van de ondemocratische wijze waarop het land willekeurig werd gecreëerd door het Britse imperialisme, leidde dit schijnbaar eenvoudige electorale discussiepunt tot een dodelijke etnisch-religieuze confrontatie.
Zoals bij de vorige verkiezingen, werden ook deze van 2007 gekenmerkt door fraude en manipulaties. De oppositiepartijen die toon moord en brand schreeuwden, maakten inmiddels duidelijk dat zij even erg zijn door ervoor te zorgen dat zij alle lokale verkiezingen wonnen in die staten die ze controleren. Daarmee wordt duidelijk dat verkiezingsfraude geen monopolie is voor de heersende partij. Het is kenmerkend voor alle partijen van de heersende elite, los van de specifieke partij waarmee die elite optreedt. De elite ziet politiek als een manier om zichzelf verder te bedienen. De BBC stelde terecht: “Het etnische en religieuze geweld heeft de afgelopen jaren duizenden leven gekost in Nigeria, maar de echte oorzaak voor het geweld komt meestal voort uit een strijd om grondstoffen… En in Nigeria is de politieke leiding wellicht de meest machtige instantie aangezien het zorgt voor een toegang tot een deel van de enorme olie-inkomsten van het land.”
Achter deze crisis bevinden zich immense socio-economische problemen waardoor een groot aantal jongeren werkloos zijn en worden gebruikt door politici om hun inhalige doeleinden te bereiken. Ondanks de aanwezigheid van enorme natuurlijke rijkdommen en dat in een lange periode van stijgende olieprijzen, was er geen fundamentele verbetering van de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking of een ontwikkeling van infrastructuur. Alle middelen gingen naar de stelende rijken in de regering.
Basisbehoeften als onderwijs en gezondheidszorg zijn niet langer toegankelijk voor de armste lagen van de bevolking omwille van een enorme commercialisering. De werkloosheid blijft intussen verder toenemen. De dalende overheidsinkomsten door de dalende olieprijzen zullen ongetwijfeld leiden tot meer neoliberale aanvallen aangezien de heersende elite de arme werkende massa’s wil laten opdraaien voor de kapitalistische crisis.
In de stad Jos hebben de armsten de sociale spanningen jammer genoeg op gewelddadige wijze geuit door de woede op elkaar af te reageren. Dat is niet onvermijdbaar, als de arbeidersbeweging aantoont dat het bereid is om de strijd aan te gaan, kan het de arbeiders verenigen over verschillende etnische en religieuze grenzen heen. Maar bij gebrek aan een georganiseerde arbeidersbeweging die richting kan geven aan de eisen en bekommernissen, is er altijd een potentieel voor een etnisch-religieuze crisis.
De regering heeft zoals gewoonlijk geantwoord met repressie. Er werden tanks en troepen naar de stad gestuurd. In het verleden is aangetoond dat dit in het beste geval een tijdelijke rustperiode kan opleveren, ook al zullen er dagelijkse problemen zijn waarbij de bevolking wordt lastig gevallen door soldaten. Dit is niet het eerste geweld in de Plateau deelstaat. In 2006 was er een bloedbad dat leidde tot het uitroepen van de noodtoestand door de regering-Obasanjo. Toen werden door de regering en de heersende elite grootse plannen aangekondigd om dergelijke bloedbaden te vermijden, maar vandaag is het opnieuw zo ver. Onder het rotte kapitalisme zullen er vroeg of laat nieuwe uitbarstingen van geweld zijn.
De aanwezigheid van troepen kan nieuwe problemen opleveren voor de bevolking met willekeurig geweld en repressie. Bovendien kan de spanning verder toenemen indien er bijvoorbeeld gevallen van individueel terrorisme opduiken tegen de regeringstroepen. Een aanslag op een soldaat kan leiden tot een erg repressief beleid tegen de volledige gemeenschap, zoals dit in het verleden het geval was in Odi en Zaki Biam. Wij roepen op voor de terugtrekking van de troepen. Het is belangrijk om de arbeiders te verdedigen en daartoe is er nood aan verdedigingscomités met verkozen vertegenwoordigers van de arbeiders, jongeren, armen… in alle wijken van de staat.
Het nieuwe bloedbad in Jos werd terecht veroordeeld door het Nigerian Labour Congress. Wij denken dat de arbeidersbeweging haar autoriteit en invloed moet gebruiken om een stap verder te gaan en effectief verdedigingscomités moet opzetten zodat de arbeiders van verschillende etnische en religieuze achtergronden beschermd zijn tegen sectair geweld en ook tegen willekeurige staatsrepressie of onderdrukking van rechten, wat een “normaal” bijverschijnsel is van de zogenaamde militaire oplossing.
De aanhoudende etnisch-religieuze crisis toont meer dan ooit de noodzaak van een arbeidersalternatief en een socialistische oplossing. Dat is één van de redenen waarom wij de leiding van de arbeidersbeweging oproepen om stappen in die richting te zetten en te bouwen aan een politiek alternatief voor de arbeiders en armen tegenover de heersende elite. Een politiek alternatief van de arbeidersbeweging zou de aanwezige rijkdommen en middelen inzetten voor het ontwikkelen van infrastructuur, jobs, onderwijs, gezondheidszorg,… Een dergelijke partij zou opkomen voor arbeiderseenheid en zou geen verkiezingsfraude nodig hebben om aan de macht te komen. Om een grote steun te verkrijgen, moet een dergelijke partij tussenkomen en mobiliseren voor gezamenlijke strijd rond onmiddellijke eisen voor verbetering. Uiteindelijk zal er echter een socialistisch programma nodig zijn om de commandoposten van de economie onder publieke controle te plaatsen zodat een democratische arbeiderscontrole en arbeidersbeheer mogelijk is.
-
Opnieuw burgeroorlog in Congo
Er zijn opnieuw bloedige confrontaties rond Goma in het oosten van Congo. Het gaat om gevechten tussen gewapende krachten onder leiding van rebellenleider Laurent Nkunda en de regeringstroepen van president Kabila. Deze confrontaties vergroten de humanitaire crisis in de regio. Onder toezicht van de Verenigde Naties, hierbij geleid door de vroegere Nigeriaanse president Obasanjo, zijn vredesgesprekken opgestart.
De afgelopen weken vluchtten 250.000 mensen uit Noord-Kivu weg. Dat is de provincie in het oosten van Congo aan de grens met Rwanda. Met deze nieuwe vluchtelingengolf komt het totaal aantal interne vluchtelingen in deze regio op meer dan 1 miljoen. De rebellen van het Nationaal Congres voor de Verdediging van het Volk (CNDP) onder leiding van de etnische tutsi Laurent Nkunda zetten stappen vooruit op plaatsen die voorheen bolwerken van het regime waren, onder meer rond de regionale hoofdstad Goma.
Dit conflict haalde de afgelopen weken opnieuw de krantenkoppen, maar is eigenlijk al heel lang bezig. In 2004 begon Nkunda met zijn opstand tegen het Congolese leger. Dit conflict is een ramp voor de Congolese bevolking. Sinds het begin van de burgeroorlog in 1998 vielen meer dan 5 miljoen dodelijke slachtoffers. De levensverwachting is nationaal gedaald tot 45,8 jaar, in Noord-Kivu is dat 43,7 jaar. 73% van de Congolese bevolking leeft in armoede.
De regio Noord-Kivu wordt bovendien getroffen door fenomenen als massaal gebruik van kindsoldaten en seksueel geweld. De Verenigde Naties had het in een verslag over 350 verkrachtingen per maand. Lokale bronnen hadden het in april 2008 nog over meer dan 800.
De burgeroorlog in Congo werd officieel beëindigd in 2003 met de ondertekening van een vredesakkoord waarin werd bepaald om na zes jaar van gevechten daarmee te stoppen. Na de afzetting van Mobutu waren er aanhoudend problemen geweest. Kabila stond aan het hoofd van het ook door Rwanda gesteunde Alliance des Forces Démocratique pour la Libération du Congo-Zaire (AFDL) en kon inspelen op een massaal ongenoegen tegenover het regime van Mobutu.
De alliantie tegen Mobutu raakte al snel verdeeld toen Laurent Kabila effectief aan de macht kwam. Vanuit Rwanda kwam er snel steun voor een nieuwe rebellie met de Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD) om de eigen belangen op het vlak van grondstoffen te verdedigen. Kabila kreeg militaire steun van de regimes van Angola, Zimbabwe en Namibië.
Dit was een nieuwe stap in de quasi aanhoudende burgeroorlog sinds de bloedige verwijdering van de eerste premier van Congo, de anti-imperialist Lumumba, in 1960. De Belgische koloniale overheid en andere Westerse machten wilden na de onafhankelijkheid van Congo een volgdzaam regime. Lumumba werd gezien als een bedreiging voor de imperialistische mogendheden en het kwam uiteindelijk tot een staatsgreep onder leiding van Mobutu en gesteund door de CIA. Mobutu werd door de imperialisten gezien als een dam tegen het communisme in de regio. Hij verpletterde de overblijvende aanhangers van Lumumba (die in 1961 werd geëxecuteerd). Er bleven sporadisch revoltes plaatsvinden, maar die werden met de hulp van de Westerse machten bestreden. Een aantal rebellen, zoals Kabila, creëerden eigen kleine staatjes die zichzelf financierden met de handel in goud en andere grondstoffen.
De ineenstorting van de Sovjetunie begin jaren 1990 zorgde ervoor dat het regime van Mobutu niet langer noodzakelijk was om de imperialistische belangen in het land te dienen. Samen met de politieke crisis in Congo was er een etnische burgeroorlog in Rwanda waardoor meer dan een miljoen Hutu’s het land op de vlucht sloegen. Daaronder ook veel leden van de Interahamwe-militie die door Mobutu werden gebruikt tegen de Tutsi’s in Kivu om zijn regime op te leggen. Het zijn dezelfde Hutu-krachten waarvan Nkunda nu stelt dat ze samen met de regeringstroepen aanvallen tegen de Tutsi’s steunen. Nkunda beweert dat zijn verzet de verdediging van de Tutsi’s opneemt en meer bepaald zijn eigen stam, de Banjamulenge.
Een centraal twistpunt wordt natuurlijk gevormd door de grondstoffen in het land. Er zit vooral veel diamant, koper, zink en koltaan (dat gebruikt wordt voor GSM’s en computers). In de burgeroorlog werd vooral rond deze grondstoffen gestreden met verschillende bedrijven die krijgsheren steunden om hun eigen plundering van het land te vergemakkelijken. Een VN-rapport noemde 85 multinationals die inbreuken plegen op de etnische richtlijnen van de VN. Onder die bedrijven vinden we o.a. De Beers, Anglo-American, Standard Chartered Bank,…
Het zijn natuurlijk niet enkel de bedrijven die belangen hebben bij de plundering van de grondstoffen. Congo is ook reeds jarenlang het slachtoffer van imperialistische inmeningen met het oog op toegang tot de grondstoffen. Toen Lumumba werd verkozen in 1960, was het geen toeval dat het Belgische imperialisme de afsplitsing van de grondstofrijke provincie Katanga ondersteunde. Dat kan wat vergeleken worden met de poging tot afsplitsing van de (rijke) provincies van de Media Luna in Bolivia vandaag.
Daarnaast zijn er ook regionale machten actief. Zimbabwe geeft steun aan het regime van Kabila en kreeg in ruil concessies in de diamantindustrie. Rwandase krachten aan de andere kant oefenen de controle uit over mijnen in de Kivu-regio in het gebied dat beschermd wordt door troepen van de RCD. Het imperialisme en kapitalisme hebben Congo in een neerwaartse spiraal gebracht. Het zijn de gewone Congolezen die daar het hardst onder te lijden hebben.
Veel journalisten, mensenrechtengroepen en hulpverleners zijn nog steeds voorstander van een tussenkomst van buitenlandse troepen bijvoorbeeld in de vorm van een VN-vredesmacht. De huidige VN-vredesmacht Monuc telt meer dan 16.000 soldaten in het land, maar het faalt in alle opzichten om de misbruiken te voorkomen. Human Rights Watch maakte zelfs VN-documenten bekend waaruit bleek hoe de vredestroepen zelf deelnamen aan wapenhandel met rebellen en smokkelhandel. Dergelijke troepen vormen een deel van het probleem. Ze bieden geen antwoord op de noden van de gewone Congolezen, maar treden louter op als verdedigers van de belangen van de imperialistische machten die de VN-Veiligheidsraad domineren.
Ook in Congo is er nood aan democratische arbeidersorganisaties die de etnische verdeeldheid overstijgen om samen te strijden tegen misbruik door de rebellen, clans, regeringstroepen en vredestroepen. Deze organisaties moeten zich baseren op massaal verzet van de arbeiders, boeren en armen tegen zowel de krijgsheren, imperialistische machten als de multinationals.
Het kapitalisme toont haar falen bijzonder scherp aan in Congo. Enkel socialistische maatregelen zoals het collectiviseren van de ontginning van de grondstoffen om deze rijkdom ten voordele van de hele gemeenschap te plaatsen, kunnen een uitweg bieden voor de kapitalistische nachtmerrie die steeds ergere vormen aanneemt in Congo.