Category: Afrika

  • Congo: Kabila niet echt weg na verkiezingen. Heel zijn beleid bekampen!

    De parlements- en presidentsverkiezingen die in 2016 gepland waren, vonden uiteindelijk op 30 december 2018 plaats. In onze oktoberkrant brachten we een schets van de inzet van deze verkiezingen en de algemene toestand van Congo. We titelden “Vertrek van Kabila volstaat niet voor echte verandering.” Na de verkiezingen is Kabila officieel weg, maar in de praktijk niet echt.

    Artikel door Alain (Namen) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Wat is de situatie?

    De Onafhankelijke Nationale Kiescommissie (CENI) was de officiële instantie die de verkiezingen organiseerde en ook het resultaat bekendmaakte. Voorzitter Corneille Nangaa en zijn ploeg, allemaal bondgenoten van Kabila, kondigden aan dat Félix Tshisekedi van de Union pour la Démocratie et le Progrès Social (UPDS, waarnemend lid van de ‘Socialistische’ Internationale) won met 38,57% van de stemmen. Tshisekedi werd gesteund door de alliantie Cap pour le Changement (CACH). Na hem volgt Martin Fayulu, de kandidaat van de doodgeboren alliantie van de verenigde oppositie Lamuka, met 34,8%.

    De resultaten voor de parlementsverkiezingen volgden enkele dagen later. Die werden volgens de kiescommissie gewonnen door de partij van Kabila. Het Front Commun pour le Congo (FCC) behaalde 350 verkozenen, tegenover 48 voor CACH en 80 voor Lamuka. Analisten stelden dat dit resultaat betekent dat de president officieel wel staatshoofd zal zijn, maar niet echt zal regeren.

    De resultaten hebben meteen vanuit alle hoeken kritiek opgeleverd. Weinig mensen hechten geloof aan de officiële resultaten. Wij denken dat deze resultaten wijzen op een machtsakkoord tussen Kabila en de UDPS van Tshisekedi, die in slechte papieren zat nadat hij de dynamiek van een eengemaakte kandidatuur van de oppositie doorbrak. Gezien de dynamiek van de campagne en de verklaringen van diverse organisaties (zoals CENCO – de Commission Episcopale Nationale Congolaise – maar ook strijdgroepen als Lucha en internationale instanties) die als waarnemer in de kiesbureaus waren, is het waarschijnlijk dat Martin Fayulu de echte winnaar van de presidentsverkiezingen was.

    Er zijn heel wat oproepen voor een hertelling. Het komt uit alle hoeken: de VS, EU, Human Rights Watch, CENCO, … Maar de officiële kiescommissie sloot meteen het debat: de bekendgemaakte resultaten zijn definitief en dus houdt Kabila eigenlijk de touwtjes in handen.

    Instabiele en volatiele situatie

    Het regime zelf besefte dat de bekendmaking van de resultaten gevoelig lag. Er werd beslist om de aanwezigheid van politie en leger in de steden op te voeren. Het internet werd afgesloten zodat protest tegen de officiële resultaten minder gemakkelijk is. In verschillende regio’s, zoals Kikwit, waren er confrontaties tussen demonstranten en de ordediensten. Op het ogenblik van schrijven, is er sprake van minstens 20 doden.

    Wat er nu zal gebeuren, is onzeker. Er zijn verschillende scenario’s mogelijk. Kabila zal proberen om naargelang de mogelijkheden zijn positie te versterken. In drie districten waren er geen verkiezingen: Béni, Butembo en Yumbi. De nieuwe president is dus niet verkozen door algemene verkiezingen, wat als argument kan gebruikt worden om de resultaten te schorsen en de macht in handen van de huidige instellingen te laten. Het feit dat er valsheid in geschrifte is door gesjoemel met zijn diploma, kan ingeroepen worden om de resultaten te annuleren omdat de president ‘verhinderd’ is. Daarop kan Kabila als senator voor het leven terug binnenglippen als Senaatsvoorzitter. Als het resultaat geannuleerd wordt, moeten er nieuwe verkiezingen komen. Een nieuwe burgeroorlog valt evenmin uit te sluiten.

    Martin Fayulu, volgens waarnemers de echte winnaar, diende klacht in bij het Grondwettelijk Hof. Dat hof is echter aangesteld door Kabila en zijn medestanders. Wellicht komt er geen uitspraak die ingaat tegen de belangen van de broodheren van de rechters.

    Alle scenario’s zijn afhankelijk van een belangrijke en voorlopig nog onbekende factor: het antwoord van de werkenden, jongeren, kleine landbouwers en arme massa’s. Het kiesproces werd niet gecontroleerd door de meerderheid van de bevolking. De staatsinstellingen verdedigen niet de belangen van de bevolking, maar die van een kleine parasiterende minderheid die zichzelf verrijkt met de kruimels die van de tafel van de internationale handel vallen.

    Is een vreedzame machtsovergang mogelijk?

    Na bijna tien jaar burgeroorlog waarin het land verwoest werd en bijna 6 miljoen doden vielen, wilden de mensen in 2006 een president die door de volledige bevolking gekozen werd. Kabila stond op het hoogtepunt van zijn populariteit en won die verkiezingen. De afgelopen tien jaar werd nogmaals duidelijk dat democratische eisen steeds moeten gekoppeld worden aan systeemverandering. Onder het kapitalisme wordt het grootste deel van de geproduceerde rijkdom door een lokale burgerij (‘compradore’) verkocht voor rekening en in dienst van grote internationale kapitalistische groepen. Democratische en economische eisen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De hele geschiedenis van het algemeen stemrecht toont ons dat de kapitalisten enkel bereid zijn om democratische en economische toegevingen te doen als ze in hun bezit van de productiemiddelen bedreigd zijn.

    Heel wat commentatoren roepen op tot rust en respect voor de instellingen. Fayulu zelf trok naar het Grondwettelijk Hof. Velen willen een hertelling van de stemmen. Wij denken dat de staat niet boven het gewoel staat. De overheid is niet neutraal en kan dat ook niet zijn. Zelfs in ontwikkelde kapitalistische landen verdedigt de staat de sociale minderheid die de meerderheid uitbuit. In die landen heeft de arbeidersbeweging door strijd democratische en sociale rechten afgedwongen. Dit geeft de staat een grotere sociale basis, het kan de kapitalisten zelfs redden. Maar zodra er een grote sociale confrontatie is, komt het klassenkarakter van de staat meteen weer op de voorgrond. Kijk maar hoe de beweging van gele hesjes in Frankrijk wordt aangepakt door alle staatsinstellingen (president, parlement, politie, gerecht, …).

    Als revolutionaire marxisten denken we dat vertrouwen stellen in de overheid vandaag in Congo betekent dat Kabila en co de mogelijkheid krijgen om hun bewind verder te zetten. Nadat Kabila onder druk de verkiezingen uiteindelijk moest organiseren, hebben hij en zijn aanhangers er alles aan gedaan om de structuren te behouden waarmee ze zichzelf op de kap van de Congolezen verrijken.

    Kabila speelde in op tegenstellingen onder de Congolese politieke partijen en allianties om terug wat steun op te bouwen. Hij sloot bovendien een militair samenwerkingsakkoord met Rusland om enige buitenlandse steun te krijgen.

    Om tot echt democratische verkiezingen te komen waarna verkozenen echte verandering realiseren, moeten we ons baseren op de belangrijkste sociale tegenstellingen in de huidige samenleving. Dat is de tegenstelling tussen diegenen die van hun arbeid leven en diegenen die van hun bezittingen leven. Voor transparante en democratische verkiezingen moeten we het volledige proces controleren.

    Er is in eerste instantie nood aan een partij die de belangen van de sociale meerderheid verdedigt. Zo’n partij kan de plaats zijn waar militanten samenkomen om hun ervaringen in strijd te delen en om na te gaan welke volgende stappen nodig zijn. Deze partij moet de kwestie van de machtsovername stellen, zodat we dit niet overlaten aan politici waarvan we weten dat ze corrupt zijn of slechts de belangen van de kapitalisten dienen. Fayulu is bijvoorbeeld een voormalige topman uit de oliesector die de steun kreeg van Jean-Pierre Bemba en Moïse Katumbi. Die namen in het verleden deel aan de macht en komen niet op voor de belangen van de meerderheid van de bevolking.

    Een oproep tot nieuwe presidents- en parlementsverkiezingen moet gekoppeld worden aan het vestigen van comités in alle kiesdistricten waarbij verkozen vertegenwoordigers de stembusgang controleren en de bevolking beschermen tegen mogelijke repressie.

    Enkel collectieve strijd van de massa’s kan economische en democratische eisen afdwingen. Deze eisen botsen sinds de onafhankelijkheid steeds op het kapitalistisch productiesysteem en de zoektocht naar winsten in de regio. De huidige situatie in Congo en Afrika toont dat het kapitalisme geen democratie en sociale vooruitgang brengt. We moeten opkomen voor een socialistische samenleving waar de rijkdom op een geplande en democratische wijze geproduceerd en verdeeld wordt.

  • Zimbabwe: algemene staking tegen prijsstijgingen

    Op 14 januari begon in Zimbabwe een algemene staking die drie dagen duurde. De staking was een reactie op de slechter wordende economische situatie in het land. De oproep kwam van de vakbondsfederatie ZCTU (Zimbabwe Congress of Trade Union) en werd gesteund door andere activisten. Eerder kondigde president Emmerson Mnangagwa aan dat de brandstofprijs met 150% zou verhogen. Brandstof is erg schaars in het door crisis getroffen Zimbabwe.

    De landelijke “shutdown” werd goed opgevolgd door werkenden, werklozen en zelfstandigen, de overgrote meerderheid van de bevolking. In de hoofdstad Harare en de op een na grootste stad Bulawayo, verzamelden mensen zich voor grote spontane demonstraties waarin jongeren een prominente rol speelden. Elders bleven de mensen gewoon thuis, de meest gebruikelijke manier om te staken in een land dat gekenmerkt wordt door massale werkloosheid.

    De politie heeft de demonstraties beantwoord met traangas en er werd met scherp geschoten. Na twee stakingsdagen waren er vijf dodelijke slachtoffers gevallen door het politiegeweld naast een hele reeks gewonden. Een politiebureau in Harare werd in brand gestoken toen demonstranten protesteerden tegen de brutale repressie.

    De demonstranten hebben barricades opgezet en de wegen in enkele steden geblokkeerd. Volgens de media werden winkels geplunderd. De oppositiebeweging MDC (Beweging voor Democratische Verandering) meldde dat het hoofdkwartier van de beweging in Harare werd geplunderd en in brand gestoken, mogelijk als ongelukkig gevolg van de begrijpelijke woede tegen het politieke establishment. Bezittingen van partijleiders van de regerende ZANU-PF waren eveneens doelwitten.

    De MDC betuigde solidariteit met de staking, maar werd net als de rest van de pro-kapitalistische oppositie verrast door het massale protest.

    De werkenden en de armen van Zimbabwe lijden onder de snelle prijsstijgingen en de tekorten aan goederen. Op 12 januari kondigde de regering bovendien aan dat de prijzen voor benzine en diesel meer dan verdubbelden. Eén liter benzine kost nu 2,7 euro per liter en diesel 2,8 euro – dat zijn de hoogste prijzen ter wereld. Bovendien gaat het om een economisch onderontwikkeld land met enorme armoede.

    De regering verklaarde dat de prijsstijging nodig was door de toenemende belastingvoordelen voor de grote bedrijven. Het gaat om een aanval op de werkenden, werklozen en kleine zelfstandigen: de regering van de grote bedrijven probeert de gewone bevolking te laten betalen voor de economische crisis. Mnangagwa wil overigens ook de staatsbedrijven compleet verkopen.

    De algemene staking kwam er kort na de doktersstaking. Na meer dan een maand staking voor hogere lonen en een goed functionerende gezondheidszorg kwam er net een einde aan de acties van de dokters. Een paar weken geleden werd ook een lerarenstaking aangekondigd voor later deze maand. Recent trok een groep leraars van Bulawayo naar Harare (430 kilometer!) om de eis van hogere lonen aan de overheid over te maken. Ambtenaren dienden een stakingsaanzegging in nadat de onderhandelingen met de regering op 8 januari afsprongen.

    De algemene staking kwam er dus op een ogenblik dat er in alle geledingen van de samenleving een toenemend ongenoegen is. Nog geen zes maanden nadat hij als president verkozen werd, moet Mnangagwa (die in november 2018 betrokken was bij de staatsgreep waarmee zijn voormalige partijgenoot Robert Mugabe na 37 jaar aan de deur werd gezet) een antwoord zien te vinden op een opstand gericht tegen zowel het politieke establishment als de economische situatie.

    Wij steunen de algemene staking. De werkenden, jongeren en activisten moeten van het protest gebruik maken om comités op de werkplaatsen, scholen, buurten en dorpen op te zetten. Daar kan de strijd georganiseerd worden en kan de discussie starten over een actieprogramma en alternatief op de situatie die steeds meer op een nachtmerrie lijkt. De enige uitweg is de strijd voor een socialistisch Zimbabwe, een socialistisch Afrika en een socialistische wereld waarin de middelen van de samenleving in publiek bezit worden genomen, democratisch gecontroleerd en beheerd door de werkenden en de armen zodat een planning gericht op ieders behoeften mogelijk wordt.

  • Marxisten nemen deel aan Nigeriaanse verkiezingen. Interview met Dagga Tolar

    Nigeria werd in 2018 uitgeroepen tot de wereldwijde “hoofdstad van de armoede.” Het land telt meer dan 80 miljoen extreem armen. In februari zijn er verkiezingen waaraan voor het eerst deelgenomen wordt door de Socialist Party of Nigeria. We spraken hierover met Dagga Tolar van de Democratic Socialist Movement (onze Nigeriaanse zusterorganisatie).

    Interview door Offensiv, weekblad van Rättvisepartiet Socialisterna (Zweden) – Lees ook dit verslag van de lancering van de campagne in Ifo

    “In de laatste verkiezingen, in 2015, werd Muhammadu Buhari verkozen als president. Hij genoot steun voor zijn beloften van verandering, strijd tegen corruptie en hogere levensstandaarden. Buhari beloofde bovendien om de terreur van het rechtse islamistische Boko Haram te stoppen.

    “Deze beloften zijn niet waargemaakt. Dat komt omdat het beleid van Buhari niet ingaat tegen het kapitalisme. Toen de olieprijzen daalden, zakte het land weg in een recessie. Onder Buhari zijn er 271 grote bedrijven die de deuren sloten, vooral in de textielsector. De werkloosheid neemt toe, net als de prijzen en de armoede.

    “Sinds 2011 bedraagt het minimumloon 18.000 Naira per maand. Dat is 49 dollar, wat onder de VN-grens voor extreme armoede ligt. Die grens ligt immers op 2 dollar per dag of 60 per maand. Maar zelfs dit minimumloon wordt niet altijd toegekend. De meerderheid van de 36 deelstaten hebben achterstand bij het doorvoeren van dit minimumloon.

    “Nigeria is de wereldwijde ‘hoofdstad van de armoede.’ Bijna 87 miljoen mensen, ongeveer de helft van alle Nigerianen, leven aan minder dan 2 dollar per dag. Dat is in verhouding meer dan in India. De extreme armoede staat in schril contrast met de elite in de samenleving: een senator verdient omgerekend 183.000 dollar per maand! De diepe sociale crisis blijkt ook uit de cijfers van kindersterfte die het tweede hoogste ter wereld zijn. Nigeria telt ook het grootste aantal kinderen dat niet naar school gaat: 13,2 miljoen.”

    Grotere schulden, geen vrede

    “Na vijf kwartalen van negatieve groei, was er in het laatste kwartaal van 2017 opnieuw een beetje groei van 0,7%. In 2018 zal de groei uitkomen op ongeveer 1,9%. Dat is lager dan de bevolkingsgroei, wat betekent dat het BBP per inwoner blijft afnemen. Maar ook toen dat BBP per inwoner nog steeg, voor de dalende olieprijzen vanaf midden 2014, nam de armoede toe. Het wijst op een erg grote ongelijkheid in Nigeria.

    “De regering-Buhari probeerde de economie recht te houden door meer uit te geven. Maar dat zijn druppels op een hete plaat, die bovendien vooral opgepikt werden door buitenlandse bouwbedrijven. De uitgaven werden gefinancierd door leningen, waardoor de publieke schulden fors toenamen. Vandaag gaat de helft van de inkomsten van de centrale regering naar afbetaling van schulden.

    “De olieprijzen bleven bovendien verder zakken: van 86 dollar per vat eind september tot minder dan 60 dollar in december. Hierdoor zijn de inkomsten van de overheid verder gedaald. Dit wordt op de werkende bevolking van het land verhaald.

    “Buhari zorgde niet voor vrede. Eerder in 2018 verklaarde hij dat Boko Haram verslagen was. Maar de voorbije weken alleen al kwamen meer dan 100 mensen om bij geweld door Boko Haram.

    “Het geweld neemt ook toe in centrale delen van het land, onder meer met conflicten tussen veehoeders en boeren. Het geweld wordt in de hand gewerkt door droogte en woestijnvorming. De veehoeders zorgen voor het vee van rijke families die hen bewapenen om de grond over te nemen. In confrontaties vielen er al heel wat doden. De overheid doet amper iets om daar een einde aan te maken.

    “De Democratic Socialist Movement (DSM) staat voor een socialistisch landbouwbeleid met massale regeringsinvesteringen onder democratische controle.”

    Stakingen en strijd

    “De ontgoocheling in de regering-Buhari heeft geleid tot een toename van protest en strijd. Er zijn strijdbewegingen tegen de ‘zotte facturen’ van elektriciteitsbedrijven met gezinnen die moeten betalen terwijl er geen elektriciteit wordt geleverd. De elektriciteitsbedrijven en het netwerk werden vijf jaar geleden geprivatiseerd met de belofte van grotere toegang en lagere bedrijven.

    “Maar het is nog steeds normaal om twee tot drie uur per dag geen elektriciteit te hebben. In residentiële buurten gaat de bevolking, vaak onder leiding van vrouwen, de strijd aan tegen het feit dat moet betaald worden terwijl het donker blijft. De facturen lopen soms op tot 10.000 Naira per maand, wat meer dan de helft van het minimumloon is.

    “Het CWI in Nigeria en de Socialist Party of Nigeria (SPN) nemen aan deze campagnes deel en eisen de hernationalisatie van het elektriciteitsnetwerk en de bedrijven.

    “In 2018 was er een toename van het aantal stakingen en bewegingen op de werkvloer. Dat is belangrijk omdat de werkende klasse de belangrijkste kracht is om overwinningen te boeken op de regering en de grote bedrijven. In september was er een driedaagse waarschuwingsstaking georganiseerd door de drie vakbondsfederaties: Nigeria Labor Congress (NLC), Trade Union Congress (TUC) en United Labor Congress (ULC). De centrale eis was voor een verhoging van het minimumloon tot 65.000 Naira per maand (iets meer dan 178 dollar).

    “De regering weigerde hierop in te gaan, waarna een nieuwe staking werd aangekondigd voor 5 november. Er werden voorbereidingen genomen voor de grootste staking sinds die van 2012. Op 30 oktober werden meetings gehouden om te mobiliseren naar de staking. Zo sliepen activisten in de luchthaven om daar de staking meteen op te starten.

    “De regering voelde de druk en begon onderhandelingen met de vakbonden. Na 11 uur werd een akkoord gesloten met de belofte om het minimumloon tot 30.000 Naira op te trekken. De vakbondsleiders lasten de staking af, maar de woede en de druk van onderuit bleek toen veel werkenden alsnog in staking gingen op 5 november.

    “De gouverneurs verklaarden meteen dat het nieuwe minimumloon onbetaalbaar was. Er zal verdere strijd nodig zijn om de verhoging effectief te realiseren. De overheid kan dit ongetwijfeld betalen, zelfs indien het minimumloon opgetrokken wordt tot 65.000 Naira. Daarnaast zijn er bovendien voldoende middelen om te investeren in scholen, zorg en infrastructuur zoals wegen en elektriciteit.

    “DSM en SPN nemen deel aan de stakingen en zijn actief in de vakbonden. Op lokaal vlak stonden we vooraan in een strijd bij het bedrijf Summal in Ibadan waar na drie dagen strijd grote toegevingen werden bekomen.

    “Studenten van de Education Rights Campaign, geleid door DSM-leden, steunden in december de staking van de docenten aan de universiteit. Die staking duurde langer dan een maand. De eisen gaan zowel over lonen als de roep naar meer middelen voor onderwijs. De ERC won ook de strijd voor de re-integratie van Omole Ibukun aan de OAU-universiteit, waar hij geschorst werd wegens het organiseren van de strijd voor betere voorwaarden.

    “Eén van de problemen voor de strijd is het feit dat de vakbondsleiders niet bereid zijn om ze ernstig te organiseren en het feit dat de vakbonden op heel wat werkplaatsen amper leden hebben.”

    SPN en de verkiezingen

    “Na drie jaar van strijd – in rechtbanken en op straat – werd de Socialist Party of Nigeria begin 2018 uiteindelijk officieel erkend. De SPN heeft 20 kandidaten in de verkiezingen: voor de gouverneursverkiezingen in Oyo, elf districten in Lagos, Oyo, Osun, Ogun en Cross Rivers en dan nog 8 districten in de hoofdstad Abuja.

    “SPN is nog een erg nieuwe partij met beperkte middelen. Daarom komen we niet op in de presidentsverkiezingen. Bij onze eerste deelname, bij de verkiezing van de gouverneur in Osun, haalden we een bescheiden resultaat van 391 stemmen. Maar dat was meer dan de beter gekende Labour Party die actief is sinds 2007. De socialistische boodschap van de kiescampagne van SPN had een groot bereik.

    “Het is de eerste keer dat CWI-leden op hun eigen programma en onder een eigen partijnaam opkomen. Tien jaar geleden namen we deel aan de National Conscience Party.

    “Als de SPN een verkozene behaalt, dan zou dit een stap vooruit zijn in de klassenstrijd. Maar het doel is niet om verkozenen te behalen, wat overigens erg moeilijk zal zijn, maar om socialistische standpunten te verspreiden en om werkenden en onderdrukten te mobiliseren rond een programma voor de politieke macht en de vestiging van een democratische socialistische samenleving.

    “De verkiezingen in Nigeria verlopen niet correct. De twee dominante partijen, APC waartoe Buhari behoort en PDP dat de presidenten voor hem leverde, voeren een opbod waarbij ze geld en cadeautjes uitdelen aan kiezers. Politici maken er geen probleem van om van partij te veranderen.

    “Onze kandidaten komen op om de werkenden, jongeren en studenten te vertegenwoordigen. Ze beloven om te leven aan een gemiddeld loon in de publieke sector.

    “SPN is opgezet door DSM, een revolutionaire marxistische organisatie die deel is van het CWI. SPN is breder, maar beschikt wel over een socialistisch programma. We bouwen beiden uit. Op het laatste Nationaal Comité van DSM haalden we 280.000 Naira op voor de kiescampagne.

    “Na de verkiezingen zal de situatie gespannen zijn, los van de vraag wie er president wordt. De economische crisis laat weinig ruimte voor een regering die de wetten van de kapitalistische markt volgt. Het meest waarschijnlijke perspectief is dat er nieuwe aanvallen op de levensstandaard zullen komen en dat er geen verbetering komt voor wie in absolute armoede leeft.

    “Wij denken dat de strijd van onderuit zal toenemen. Na de verkiezingen volgt een periode van strijd.”

  • Verkiezingen in Nigeria: gevestigde partijen bieden geen alternatief

    Socialisten nemen deel met strijdbare campagne

    De Nigerianen trekken in februari en maart naar de stembus. Op 16 februari worden de president en het nationaal parlement verkozen, op 2 maart de gouverneurs en regionale parlementen in het merendeel van de 36 deelstaten naast lokale verkiezingen in de federale hoofdstad Abuja. De recent geregistreerde Socialist Party of Nigeria (SPN) neemt voor het eerst deel aan de parlementsverkiezingen.

    De SPN stelt dat een groot deel van de bevolking bij de verkiezingen van 2015 illusies had in Buhari en de partij APC (All Progressives Congress) om verandering te brengen na 16 jaar bewind door een PDP-regering (People’s Democratic Party). De afgelopen drie jaar is de ontgoocheling in de regering-Buhari sterk toegenomen, de levensvoorwaarden van brede lagen van de bevolking gingen er immers op achteruit. Er komt geen antwoord op de vraag waarom het land een puinhoop is ondanks de enorme menselijke en natuurlijke rijkdommen. De crisis van Nigeria is de crisis van het kapitalisme in een neokoloniaal land. Het kapitalisme moet weg vooraleer Nigeria het volledige potentieel en de menselijke en materiële rijkdommen kan benutten in het belang van de volledige bevolking en niet slechts een kleine inhalige elite. Deze boodschap moet gepopulariseerd worden onder de bevolking.

    Dit wil natuurlijk niet zeggen dat de massa’s maar hulpeloos moeten wachten op betere tijden. De werkende klasse en de massa’s moeten de strijd aangaan tegen de heersende elite om toegevingen af te dwingen waarmee hun leven verbeterd wordt, zelfs indien het slechts tijdelijke verbeteringen zijn. De mogelijkheden hiertoe werden reeds aangetoond toen de werkenden en jongeren in strijd gingen tegen onder meer prijsverhogingen voor elektriciteit, brandstof, inschrijvingsgelden of voor loonsverhogingen. Deze toegevingen zijn echter slechts tijdelijk, er is een fundamentele oplossing nodig. Het ontbreekt daartoe aan een massapartij die vanuit de strijdbewegingen de werkenden verenigt en het perspectief aanbiedt om de politieke macht over te nemen om het kapitalisme omver te werpen.

    Dat is de achtergrond waartegen de Socialist Party of Nigeria (SPN) deelneemt aan de verkiezingen van 2019. De partij werd in 2012 opgezet door socialisten, syndicalisten en jongerenactivisten, waaronder leden van de Democratic Socialist Movement (DSM). De partij werd pas na een gerechtelijke procedure erkend in januari 2018. Daarvoor was er een strijd van drie jaar met zowel gerechtelijke als politieke stappen. De verkiezingscommissie INEC weigerde aanvankelijk om de partij te registreren, ook al werd aan alle grondwettelijke, legale en financiële vereisten voldaan.

    In periodes van verkiezingen wordt nagedacht over hoe geregeerd wordt en hoe de economie bestuurd wordt. Wij willen van de verkiezingen gebruik maken om met brede lagen in discussie te gaan over hoe de regering en de economie zouden moeten beheerd worden. We trekken naar buiten met een socialistisch alternatief dat vertrekt van onmiddellijke verbeteringen in de arbeids- en levensvoorwaarden.

    Hieronder een verslag vanop de website van de Democratic Socialist Movement over de lancering van de SPN-campagne in Ifo, in de staat Ogun, een regio die grenst aan Lagos, de economische hoofdstad van het land. Het verslag is geschreven door Ibukun Omole.

    [divider]

    De lancering van de kiescampagne van de Socialist Party Nigeria werd enthousiast onthaald. Er was een meeting op 15 december om de campagne van kameraad Hassan Taiwo Soweto voor het tweede district van Ifo voor het deelstaatparlement te starten. We begonnen met een meeting voor het stadhuis van Olombe Town. Op deze meeting hadden we ongeveer 120 aanwezigen. Eerst waren er solidariteitsliederen en dan kwam de kandidaat zijn manifest voorstellen voor een enthousiast publiek.

    Soweto voert campagne om als parlementslid te bouwen aan een sterke beweging die opkomt voor de wijken in het kiesdistrict waar het ontbreekt aan degelijke infrastructuur, elektriciteit, publiek onderwijs, gezondheidszorg en jobs. Hij pleit voor actief verzet tegen alle asociale maatregelen en wil een klare stem zijn voor de werkenden, jongeren en de massa’s. Als hij verkozen wordt, dan blijft Soweto in het district wonen en zal hij niet meer verdienen dan een geschoolde ambtenaar.

    Na Soweto werd gesproken door Chief Bamigbose van Olaogun die de aanwezigen eraan herinnerde dat het kiesdistrict groter is dan zes deelstaten, maar dat het niet de middelen krijgt waar het nood aan heeft. Er zijn amper berijdbare wegen en het ontbreekt aan publieke scholen en degelijke zorg. Hij benadrukte dat de inwoners van het district eindelijk echt moeten vertegenwoordigd worden en riep op om uit protest voor Soweto te stemmen.

    De nationale secretaris van de SPN, kameraad Chinedu Bosah, sprak eveneens op de meeting om te benadrukken dat de campagne in Ifo belangrijk is voor de hele partij. De voorzitter van SPN in de staat Lagos, kameraad Rufus Olusesan, zei dat de Nigerianen niet langer willen bedelen om rond te komen, maar dat we genoeg hebben van kapitalistische politici. Een lid van de Campaign for a Workers and Youths’ Alternative (CWA), Falilat Jimoh, betuigde de solidariteit van CWA en zei dat een overwinning voor Soweto een voorbeeld zou zijn voor al wie een radicaal alternatief nastreeft.

    Kameraad Ayo Arogundade zei dat het alternatief van een politicus aan een normaal arbeidersloon die bovendien in de buurt blijft wonen een voorbeeld is van hoe SPN verschilt van de gevestigde partijen. De voorzitster van de Tailor’s Association in de buurt, mevrouw Olaoyenika, riep op om voor een kandidaat van onderuit te stemmen. Een gerespecteerde oudere uit de buurt, Elder Jegede, zei dat hij onder de indruk was van een toespraak door Soweto eerder op de Community Development Council. Hij zei dat gevestigde politici gebruik maken van jongeren om een fris imago naar voor te schuiven, maar dat het belangrijk is dat jongeren nu zelf hun toekomst in handen nemen. Een vertegenwoordiger uit Olambe stelde dat de kandidaat als een David ingaat tegen Goliath, maar dat hij overtuigd is van de kansen op succes. Mamakofoshi, de vrouwelijke partijleidster, verklaarde dat ze blij is dat een activist aan de verkiezingen deelneemt en ingaat tegen de corrupte politici.

    Er werd op de meeting een kiesfonds opgestart waarbij 45.000 Naira werd beloofd, waarvan 11.500 Naira meteen werd opgehaald. Na de meeting trok een groep activisten met drie auto’s, een bus, vijf moto’s en een busje door de buurt, gevolgd door een grote groep mensen die te voet volgde. Onze eisen rond goede wegen en diensten werden goed onthaald. Er werden meteen affiches opgehangen en pamfletten verdeeld.

  • Soedan: sluimerende woede leidt tot uitbarsting op straat

    Soedan werd vanaf 19 december dooreengeschud door grote protestacties tegen de regering. De omvang en de duur van dit protest zijn ongezien. In de diaspora waren er acties voor ambassades om solidariteit te betuigen met deze heldhaftige strijd. De meeste media in de buurlanden van Soedan zwegen over deze nieuwe fase in de opborrelende Soedanese revolutie. Ze vrezen dat de val van de dictatuur van Omar al-Bashir kan leiden tot een nieuwe golf van opstanden in de regio.

    Analyse door Serge Jordan en Sabah Ahmed

    De directe aanleiding voor deze uitbarsting van woede was het afschaffen van de overheidssubsidies voor bloem, waardoor de broodprijs de hoogte inschoot. Het is de zoveelste stap in een reeks asociale maatregelen van het regime van al-Bashir. Deze maatregelen werden doorgevoerd om de ‘aanbevelingen’ van het IMF te volgen. De regering is boven de kredietlimiet bij het IMF gegaan en om de schulden af te betalen, moeten de dictaten van het IMF gevolgd worden. Dit betekent dat de Soedanese werkenden en armen nog meer besparingen opgelegd krijgen.

    De eerste betoging vond plaats in Atbara, historisch een bastion van protest tegen de regering en de geboorteplaats van de Soedanese vakbeweging. Atbara bevindt zich in de noordoostelijke staat ‘Rivier Nijl.’ Het regime vreesde dat de verhoging van de broodprijs in de hoofdstad Khartoum politiek te riskant was en besloot daarom de maatregel eerst in de noordoostelijke staat door te voeren. De broodprijs verdrievoudigde op één dag. De tactiek van de regering mislukte: de prijsverhoging leidde tot de grootste protesten in dit deel van Soedan sinds jaren.

    Nadat de regering aankondigde dat de prijs voor schoolmaaltijden zou verdubbelen, protesteerden scholieren in Atbara. Ze werden door honderden andere betogers vervoegd en trokken naar het stadscentrum. Daar werd het centraal kantoor van de heersende partij (National Congress Party, NCP) en het gebouw van de lokale regering in brand gestoken. Bij de beruchte veiligheidsdiensten NISS werden heel wat vernielingen aangericht. Het protest ging de hele avond door en sloeg over naar andere steden in dezelfde staat, alsook naar Port Sudan, de hoofdstad van de deelstaat ‘Rode Zee.’ De slogans waren tegen het regime en de slechter wordende levensvoorwaarden gericht. De noodtoestand en een avondklok werden afgekondigd in Atbara. Alle scholen in de stad gingen dicht.

    Op de tweede dag gingen er ondanks de noodtoestand betogingen door in zowat alle steden van de staat ‘Rivier Nijl.’ Het protest sloeg ook over naar Al-Gadarif in het uiterste oosten van het land, waar zes betogers vermoord werden door veiligheidsdiensten waaronder scherpschutters. Er waren eerste protestacties in Al-Obeid, de hoofdstad van de staat Noord Kurdufan, en in Dongola in het noorden, waar betogers regeringsgebouwen platbrandden. Er waren verder acties in de hoofdstad Khartoum. Het grootste protest daar was op het Jacksonplein, het belangrijkste knooppunt voor openbaar vervoer in Khartoum. De betogers verjaagden de politie.

    Op 21 december, na het vrijdaggebed, kenden de protestacties een verdere uitbreiding. In de staat ‘Witte Nijl’ werden kantoren van de heersende partij en de lokale overheid in brand gestoken. Op dat ogenblik was de avondklok al afgekondigd in vijf staten. In een poging om de protestbeweging te stoppen, verbood de regering alle sociale media, werd het internet afgesloten en schorste de minister van Onderwijs alle lessen in middelbare scholen en hoger onderwijs. De volgende dag zouden er ook in het westen van het land protestacties ontwikkelen, onder meer in Noord Darfoer en Zuid Darfoer.

    Van bij het begin kozen het regime en de veiligheidsdiensten voor harde repressie. Ze schrokken van de vastberadenheid van de betogers, in het bijzonder de vrouwen en jongeren. Een aanhanger van het CWI die in Khartoum woont, omschreef de nachtelijke gebeurtenissen als “stedelijke guerrillastrijd” in de voorwijken met jonge betogers die vuur maakten en Molotovcocktails gebruikten om de politie en de zwaar bewapende veiligheidsdiensten van de NISS in de val te lokken en uit te putten. Er vielen reeds minstens 37 doden en honderden gewonden. Heel wat betogers werden opgepakt en gemarteld. Dit bloedbad houdt de mensen echter niet tegen om te blijven protesteren. Er worden slogans geroepen als: “Kogels doden ons niet, onderwerping wel.” Het is een uitdrukking van een breed gedragen gevoel onder de Soedanese bevolking dat de situatie zo slecht geworden is dat er niets erger is dan niets doen, zelfs als dit betekent dat je leven op het spel wordt gezet. Een Soedanese vrouw verklaarde aan de BBC: “Als je nu naar buiten gaat en omkomt of als je binnenblijft en van de honger sterft… Wel, laten we dan protesteren!” Deze sfeer verklaart waarom de repressie tot hiertoe enkel geleid heeft tot een versterking en radicalisering van de beweging.

    Economische puinhoop, regime in paniek

    Het afschaffen van de subsidie voor bloem was de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. De inflatie loopt al op tot bijna 70% (volgens de regeringscijfers, sommige economen stellen dat de reële inflatie dubbel zo hoog is). De waarde van het Soedanese pond is ingestort. Het einde van de economische sancties van de VS in oktober 2017 heeft niet geleid tot een verbetering van het leven van de gewone Soedanees. Nu de sancties weg zijn, staat de regering naakt voor de eigen bevolking: er is niemand anders meer om de schuld op af te schuiven.

    De meeste mensen hebben moeite om zich basisproducten te veroorloven. Er zijn bovendien tekorten, onder meer inzake brood en brandstof, in heel wat regio’s waaronder Khartoum. Mensen slapen wachten soms twee dagen in hun auto om te kunnen tanken. Er zijn wachtrijen om brood te kopen of om cash geld van de bank te halen. In de hoofdstad zijn er geen jobs, maar toch trekken mensen uit andere delen van het land naar daar in de hoop werk en een beter leven te vinden. De stad is overbevolkt, er is een gebrek aan betaalbare huisvesting, geweld en misdaad scheren hoge toppen.

    Al deze factoren dragen bij tot een algemene woede. Het protest had bovendien ook al snel een politieke impact, van bij het begin was er een expliciet protest tegen het regime. Slogans om het regime van het gehate en repressieve bewind van al-Bashir omver te werpen, zijn erg populair en weerklinken zelfs in voetbalstadia. In de straten leeft het gevoel dat deze beweging het einde van het regime kan betekenen. In sommige gemeenten werden imams die opriepen tot gehoorzaamheid aan de autoriteiten afgezet. In al-Nuhud en al-Gadarif bestormden betogers de opslagplaatsen van de Zakat-kamers om het voedsel op te eisen. Deze vastberadenheid en het verwerpen van angst geven aan dat er zich een revolutionaire situatie begint te ontwikkelen.

    Bij de heersende lagen is er een gevoel van hulpeloosheid, twijfel en paniek. De beweging is immers ook doorgebroken in de bastions van de NCP, wat erop wijst dat de kern van de steun voor het regime ingestort is. Een lokale waarnemer verklaarde: “De schok van de voorbije dagen is dat de mensen waarop de regering steeds beroep gedaan heeft om steun te vinden, de beschermers van het noordelijk Soedanees chauvinisme, vandaag op straat komen voor het einde van dit regime.”

    Al-Bashir zwenkt tussen verschillende posities: enerzijds doet hij op verzoenende toon een oproep aan de veiligheidsdiensten om het recht op protest te respecteren en belooft hij economische hervormingen, maar anderzijds doet hij de betogers af als verraders, huurlingen en buitenlandse agenten. Op dinsdag 25 december trok een mars naar het presidentieel paleis met de eis dat al-Bashir aftreedt. Deze mars was georganiseerd door een hele reeks vakbonden en oppositiepartijen in Khartoum. Het was de grootste soortgelijke betoging in jaren met duizenden betogers die slogans riepen als: “De mensen willen het regime omverwerpen”, “Vrijheid, vrede, rechtvaardigheid en revolutie.” De veiligheidsdiensten gingen over tot brutaal geweld met traangas, rubberkogels, massale arrestaties en er werd zelfs met scherp geschoten. Al-Bashir was duidelijk bang: hij had de hoofdstad net voor de betoging verlaten.

    Andere delen van de staatsmachine vertoonden tekenen van zwakte, verdeeldheid en angst. “Ik zag hen nooit op deze manier panikeren,” stelde een activist aan de New York Times. Onder de soldaten is er weinig animo om tegen de beweging in te gaan. Beelden van smartphones tonen hoe elementen van het Soedanese leger met betogers verbroederden in Atbara en al-Gadarif, betogers werden zelfs beschermd tegen de dodelijke repressie van politie, NISS en de milities van het regime. Ook de politie ging meermaals aan de kant staan.

    De militaire leiding kwam na enkele dagen met een publieke verklaring waarin de steun aan het regime werd bevestigd, maar daarbij werd al-Bashir opmerkelijk genoeg niet bij naam genoemd alsof het leger alle opties open wil houden voor verschillende scenario’s. Nadien verschenen beelden van de centrale leider van de “Rapid Support Force”, een brutale paramilitaire groep die de regering steunde, waarop hij aan duizenden troepen zei dat ze “solidair” moeten zijn met het Soedanese volk omdat de regering verantwoordelijk was voor de inflatie die tot het protest heeft geleid. Op 27 december nam de minister van Volksgezondheid in de Noordelijke staat ontslag, het eerste ontslag van een hooggeplaatste figuur sinds het uitbreken van het protest.

    Stakingsacties

    Op 24 december begonnen Soedanese dokters en medisch personeel een staking van onbepaalde duur. Ze riepen andere beroepsgroepen op om hen te volgen in een nationale staking uit solidariteit met de beweging. Op 27 december volgden de journalisten deze oproep met een driedaagse staking uit protest tegen “het geweld van de regering tegen de betogers,” maar ook tegen de regelmatige inbeslagnames van kranten door de veiligheidsdiensten en tegen de arrestaties van journalisten die over het protest berichten.

    Een aantal verenigingen van vrije beroepen (dokters, apothekers, …) roepen op tot een algemene staking, maar deze is nog niet ontwikkeld. De officiële vakbonden worden strikt gecontroleerd door de regering en blijven bijgevolg zwijgen over de dringende kwesties waarmee de massabeweging geconfronteerd wordt. De sociale woede is echter erg groot. De stakingen van enkele sectoren en de banden met de jongeren kunnen de meest onderdrukte lagen van de arbeidersklasse tot protest aanzetten.

    Soedan kent een lange geschiedenis van arbeidersstrijd. Als de Soedanese arbeidersklasse zich verenigt in protest met massastakingen en protestacties, dan kan dit het einde van het bewind van al-Bashir betekenen, net zoals het in het verleden een einde maakte aan de militaire regimes van Abboud en Nimeiri. Het komt er nu op aan om regimegezinde vakbondsvertegenwoordigers af te zetten en te vervangen door echte vertegenwoordigers van de werkenden, waarbij onafhankelijke comités op de werkvloer worden opgezet als onderdeel van de opbouw van onafhankelijke vakbonden. De activisten moeten niet wachten tot er een datum voor een algemene staking wordt afgekondigd om een massale campagne te starten waarbij studenten, jongeren, arme boeren, werklozen en kleine handelaars worden opgeroepen om deel te nemen aan een protestbeweging om het huidige regime ten val te brengen.

    In bepaalde plaatsen, zoals in Atbara, zijn er wijkcomités opgezet. Dat is belangrijk: het kan de strijd op lokaal vlak helpen structureren, het kan mensen bijeenbrengen om alle praktische en politieke kwesties te bespreken. Als dit uitgebreid wordt tot alle wijken, werkplaatsen en onder de gewone soldaten, dan kan het verzet tegen het regime en haar repressie gecoördineerd worden, kan de orde gecontroleerd worden en kan de basis gelegd worden voor een alternatieve machtsstructuur gebaseerd op wat de revolutionaire bevolking wil. Zo kan de macht van het corrupte en repressieve regime van al-Bashir overgenomen worden en kan vermeden worden dat de huidige strijd politiek gekaapt wordt.

    De massa’s hebben steeds hun vastberadenheid getoond, maar er is tegelijk een gebrek aan leiding. De meeste politieke partijen en oppositiekrachten hebben geen duidelijk programma over hoe de beweging vooruit kan gaan. De meesten zijn eigenlijk bang van een massabeweging van de werkenden en armen, omdat dit het kapitalistische systeem dat zij verdedigen bedreigt. Sommigen, zoals de National Umma Party, hebben in het verleden regelmatig allianties gesloten met het regime.

    De oproep van de Soedanese Communistische Partij om de “beweging te verenigen en samen te werken om deze te coördineren” is een nuttige stap voor zover het nadruk legt op het versterken van de bestaande massabeweging. Maar de oproep is gericht aan “alle oppositiepartijen” waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen die politieke oppositie die al-Bashir weg wil en diegenen van wie de belangen objectief regelrecht tegenover die van de krachten in de huidige beweging staan.

    De omverwerping van het regime moet leiden tot een radicale verandering van de samenleving en niet tot een kosmetische oppervlakkige verandering waarbij alle onderdrukkende structuren en de brutale economische uitbuiting van de massa’s intact blijven. Zoals wij in 2014 reeds schreven: “Het zinkende schip van de NCP zet zowel het imperialisme als deden van de heersende klasse ertoe aan om plannen te maken voor de toekomst. Ze hopen dat ze de beweging van de Soedanese bevolking kunnen beperken door het NCP-regime te vervangen door een nieuwe regering die de verderzetting van het kapitalisme garandeert. Dat is waarom we als socialisten gekant zijn tegen het idee van een soort ‘consensusregering’. Dat betekent immers dat er geen fundamentele sociale verandering komt, de kapitalistische vertegenwoordigers in zo’n regering zouden er nooit mee instemmen om met het kapitalisme te breken. Het kapitalisme is immers de basis van hun macht.”

    Vandaag moeten we gelijkaardige waarschuwingen brengen. De organisatoren van de mars op 25 december eisen terecht het ontslag van al-Bashir, maar ze koppelden dit aan een petitie voor een “overgangsregering van technocraten met een mandaat dat gegeven wordt door alle delen van de Soedanese bevolking.” Revolutionaire ervaringen uit het verleden hebben helaas aangetoond wat er van zo’n “technocratische regering” kan verwacht worden: het verwijderen van een gediscrediteerd kopstuk van het regime, die vervangen wordt door iemand anders, maar waarbij de fundamenten van de oude staatsmachine en van de economische macht van de plunderende kapitalistische elite gewoon behouden blijven.

    Zo’n ‘technocratische’ formule, een militaire staatsgreep, het recycleren van oude politieke gezichten, het inzetten van ‘frisse’ gezichten van de pro-kapitalistische oppositie, of varianten op deze antwoorden, zullen geen oplossing bieden voor de fundamentele problemen waarmee de Soedanese massa’s geconfronteerd worden. De revolutionaire beweging kan enkel vertrouwen stellen op de eigen strijd en organisatie. Het komt erop aan om een onafhankelijke linkse kracht op te bouwen, zodat er een sterk politiek instrument is om de belangen van de werkenden, vrouwen, kleine boeren en alle armen in strijd te verdedigen en om deze lagen bijeen te brengen in een revolutionaire regering: een regering met een programma om de rijkdom van de corrupte heersende elite af te nemen, de centrale industriële sectoren en grote landbouwbedrijven te nationaliseren en de basis te leggen voor een democratische socialistische planning van de productie waarin de noden van de meerderheid van de bevolking centraal staan.

  • Wat is de rol van China in Afrika: een vriend of nieuwe imperialistische heerser?

    De afgelopen weken was er op het Afrikaanse continent heel wat aandacht en discussie rond de rol van China in Afrika. Het recent gehouden Forum over Chinees-Afrikaanse samenwerking werd bijgewoond door regeringsleiders van zowat alle landen op het continent. Er duiken kritische vragen op over de positie, invloed en belangen van China op het continent.

    Artikel door Tinovimbanashe Gwenyaya, Johannesburg (Zuid-Afrika)

    Velen omschreven deze verhouding als koloniaal van aard omwille van het economische en politieke onevenwicht. Er werd verwezen naar het brutale koloniale verleden. Elders werd de verhouding tussen China en Afrika geprezen als het begin van nieuwe kansen om de uitdagingen rond de ontwikkeling van Afrika aan te gaan.

    Alleszins heeft de Chinese verhouding met Afrika een grote impact op de werkende massa’s van het continent. Naar schatting worden 85% van de personeelsleden van Chinese bedrijven in Afrika lokaal gezocht en aangeworven. We moeten de rol van China door de ogen van de arbeidersklasse bekijken.

    De snelle groei van China de afgelopen vier decennia heeft de geopolitieke rol van het land prominent op de voorgrond geplaatst. De rol van China in de antikoloniale strijdbewegingen van de jaren 1960 en 1970 werd steeds voorgesteld als ondersteunend, maar was nauw verbonden met de eigen geopolitieke belangen: de rivaliteit met de voormalige Sovjet-Unie en de VS in de strijd om invloed.

    De fenomenale groei van China tot een economische en militaire reus heeft de globale expansie een meer agressief karakter gegeven. In 2009 haalde China de VS in als belangrijkste handelspartner van Afrika. Nu is de Chinees-Afrikaanse handel goed voor een waarde van 170 miljard dollar. China is met 76,5 miljard dollar aan handel en investeringen in 2017 ook de belangrijkste bron van buitenlandse investeringen. China heeft veel geïnvesteerd doorheen talrijke bilaterale akkoorden rond leningen en in de vorm van infrastructuurprojecten.

    Afrikaanse regeringen hebben de Chinese leningen gretig opgenomen omdat ze tegen relatief lage rentevoeten en zachtere voorwaarden komen in vergelijking met leningen bij de Wereldbank en het IMF. Op deze basis wordt China voorgesteld als het alternatief op de krediethaaien van het Westerse neoliberale economische model die de afgelopen dertig jaar zoveel kapotgemaakt hebben in Afrika.

    Een deel van de infrastructuurprojecten komen met wederzijdse voordelen, maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat er onder het masker van de goedwilligheid een bedreiging van de nationale onafhankelijkheid is terwijl er weinig tot niets verandert aan de materiële omstandigheden van de werkende massa’s van het continent. China wil maar al te graag met de Afrikaanse elites samenwerken om de eigen doelstellingen te behalen en een grotere invloed op te bouwen. In ruil hiervoor treden de elites op als poortwachters van de Chinese belangen. De arbeidsvoorwaarden worden vrijwillig losser gemaakt en er wordt een oogje dichtgeknepen rond de bescherming van het milieu en natuurlijke rijkdommen, zoals grond en mineralen.

    De realiteit is dat Afrika onvoldoende economische activiteit ontwikkelt om de Chinese leningen terug te betalen. Het continent wordt ondergedompeld in een eindeloze schuldencyclus. Van Zuid-Afrika tot Kenya, van Zambia tot Djibouti, is het schuldenniveau drastisch de hoogte ingeschoten terwijl het de massa’s amper iets opleverde. De Chinese activiteiten worden niet als koloniaal omschreven, maar zijn desalniettemin onderdrukkend en maken geen einde aan het neokoloniale karakter van de Afrikaanse economieën na de onafhankelijkheid.

    Onder het kapitalisme speelde Afrika historisch bijna onafgebroken de rol van de leverancier van goedkope arbeidskrachten en grondstoffen. Het continent bleef steeds onderaan de wereldwijde ontwikkelingspiramide staan. China is ontwikkeld tot een staatskapitalistische economie. De verhouding tussen China en Afrika, maar ook de rest van de zogenaamde derde wereld, is gebaseerd op de noden van een Chinese economie die liquide overschotten wil besteden. De groeiende macht van de Chinese werkenden duwt de lonen omhoog, waarop China een deel van de arbeid begint uit te besteden in lageloonlanden in Afrika. Het zorgt er bovendien voor dat multinationals die in China investeerden op zoek naar maximale winsten steeds meer naar andere mogelijkheden uitkijken, onder meer in Afrika.

    China is de tweede grootste economie van de wereld geworden. De bijhorende ambities concurreren met de traditionele Westerse imperialistische machten. Het imperialistische karakter van het Chinese buitenlandse beleid blijkt zowel in Afrika als elders. De goedkope staalimport in Zuid-Afrika bedreigt de leefbaarheid van de binnenlandse staalproductie.

    De Afrikaanse politieke en economische elites zijn bereidwillige medeplichtigen die het continent op deze rampzalige weg houden. Zowel de natuurlijke rijkdommen als de arbeidskrachten van Afrika worden uitgebuit. De Afrikaanse arbeidersklasse is verzwakt, versplinterd en slecht georganiseerd. Hierdoor liggen de arbeiders onder vuur van het wereldkapitalisme. De strijd van de Afrikaanse werkenden gaat echter door. Enkel door deze strijd op te voeren, kan de Afrikaanse arbeidersklasse zichzelf bevrijden van kapitalistische onderdrukking, onder welke vorm deze ook opduikt en van waar het ook komt.

    Enkel door eenheid van de werkenden; sterke, onafhankelijke en democratisch van onderuit gecontroleerde vakbonden en massale arbeiderspartijen met een socialistisch programma kan de arbeidersklasse de ketenen van het neokolonialisme breken en het continent uit de ellende van kapitalisme en imperialisme halen.

  • “Vertrek Kabila volstaat niet voor echte verandering”

    Interview met Alain Mandiki over de presidentsverkiezingen in de Democratische Republiek Congo (DRC)

    Foto vanop Wikipedia

    In december 2016 moesten presidentsverkiezingen plaatsvinden in de Democratische Republiek Congo (DRC). President Joseph Kabila kan geen kandidaat meer zijn en bleef de verkiezingen maar uitstellen. Onder druk moest hij uiteindelijk toegeven: zeven jaar na zijn betwiste verkiezingsoverwinning komen er verkiezingen voor een opvolger van de man die 18 jaar lang president was, waarvan twee verkozen mandaten. We spraken met Alain Mandiki over de inzet van deze verkiezingen, hij is militant van LSP en volgt de situatie in Congo op de voet.

    Interview door Stéphane Delcros

    Joseph Kabila werd in 2001 president. Welk bilan maak je van zijn bewind?

    “Kabila wilde zich opwerpen als uitdrukking van de naoorlogse stabiliteit en een gunstig investeringsklimaat vestigen. In de plaats daarvan was er een terugkeer van volatiliteit, politieke en sociale instabiliteit. De president had vijf prioriteiten naar voor gebracht: de infrastructuur van (spoor)wegen, creatie van jobs, onderwijs, water- en elektriciteitsvoorzieningen en gezondheidszorg. Kabila liet in zijn afscheidstoespraak in augustus uitschijnen dat hij op die terreinen veel gerealiseerd had. De werkelijkheid ziet er anders uit en de grote meerderheid van de bevolking weet dat.

    “Van 2010 tot 2015 was er een gemiddelde jaarlijkse groei van 7,7% van het BBP, wat het regime toeliet om een economische positie uit te bouwen. Maar de groei viel nadien sterk terug tot 2,4% in 2016. Dat kwam onder meer door de zwakke koers van de grondstoffenprijzen. De diepe economische crisis en de poging van Kabila om zich aan de macht vast te houden, zorgden er in dat jaar voor dat werkenden, jongeren en armen op straat kwamen om te protesteren.

    “Kabila probeerde zijn macht te stabiliseren, onder meer door wisselende allianties met buitenlandse machten om zo de afnemende sociale basis in eigen land te compenseren. Maar het land raakte niet uit de sociaaleconomische problemen, wat nog versterkt werd door een algemene onveiligheid in Kasaï en Noord-Kivu. Daar zijn er permanent conflicten tussen gewapende groepen. De provincie Noord-Kivu wordt daarbovenop nog getroffen door een dodelijke Ebola-epidemie.”

    Centraal Afrika brengt nochtans veel rijkdommen voort…

    “Inderdaad, die potentieel enorm grote rijkdom, onder meer door de grond en wat in de ondergrond zit, staat in schril contrast met de weinige middelen van de staatskas. Het belangrijkste argument om de verkiezingen uit te stellen, was overigens de kost ervan. De autoriteiten hebben dit op 1 miljard Amerikaanse dollar geschat. Dat is ongetwijfeld een overdrijving, maar als je het vergelijkt met het totale budget van de overheid dat amper 5 miljard dollar bedraagt, dan krijg je een beeld van het niveau van publieke onderinvesteringen in alle domeinen van het leven in Congo.

    “Dit heeft uiteraard alles te maken met hoe de rijkdom verdeeld wordt. Die verdeling gebeurt zo dat de meerderheid van de Congolezen er niets van krijgt.”

    Zijn de problemen in Congo vooral het resultaat van slechte leiders? Hun corruptie en wanbeleid worden vaak benadrukt in de gevestigde media.

    “Er is effectief sprake van corruptie en wanbeleid, maar dat verklaart niet alles. Je kan de situatie niet begrijpen zonder in te gaan op de logica van het kapitalistische systeem, een systeem dat pas enkele kruimels uitdeelt als het in zijn voortbestaan bedreigd is.

    “Het economische beleid van de DRC wordt niet door dit land gecontroleerd. De economie is gericht op export van grondstoffen naar de wereldmarkt. Vervolgens koopt het land dure afgewerkte producten in geïndustrialiseerde landen. De grote multinationale bedrijven stapelen de rijkdommen op in de Congolese mijnbouw. Ondertussen leeft de bevolking die in de mijnen werkt in doffe ellende. De Congolese burgerij is afhankelijk van de export en doet er alles aan om een zo groot mogelijk deel van de taart bij de handel naar zich toe te trekken.”

    Terug naar de politieke situatie: is het na eind 2016 niet rustiger geworden in het land?

    “Zelfs de belangrijkste spelers in de Congolese crisis werden overrompeld door de volatiliteit. Er waren veel betogingen, de meesten werden bloedig onderdrukt. Er was de dood van Etienne Tshisekedi, een historische tegenstander van het regime. Jean-Pierre Bemba, een andere opposant, kwam terug in het spel nadat hij 10 jaar werd vastgehouden door het Internationaal Strafhof omdat hij vervolgd werd wegens oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. Bemba werd enkele maanden geleden echter vrijgesproken. In augustus tenslotte werd aangekondigd dat de verkiezingen dan toch zullen plaatsvinden en dat Joseph Kabila geen kandidaat is.”

    Van waar die terugtrekking van Kabila?

    “Het heeft te maken met de sfeer in het land sinds het begin van de crisis en de toenemende druk, zowel buitelandse als binnenlandse. De herhaalde betogingen en stakingsacties met villes-mortes, waarbij alle handelszaken en diensten dicht blijven, hebben ongetwijfeld een grote rol gespeeld.

    “Kabila had alles voorbereid zodat hij een poging kon doen om de macht te behouden. Hij had zijn meerderheid in het parlement vergroot, de administratieve organisatie van de provincies hertekend, maatregelen genomen om de broodprijs te controleren en zo probeerde hij de sociale druk van de straat te verminderen. Hij voerde ook verschillende hervormingen van zijn repressie-apparaat door en schoof de belangrijkste mogelijke opvolgers aan de kant, vooral Moïse Katumbi en Jean-Pierre Bemba.

    “Maar desondanks is Kabila niet in staat om op te komen. Hij heeft een stroman moeten aanduiden: Emmanuel Ramazani Shadary. Kabila hoopt hem te kunnen controleren zodat hij zijn eigen economische positie kan verdedigen. Maar het is niet zeker dat er geen kink in de kabel komt.

    “De acties en strijd op straat hebben veel offers geëist en werden vaak bloedig onderdrukt door het regime. Maar de acties hadden wel degelijk resultaat. Er zitten nog honderden activisten in de gevangenis en er vielen tientallen doden bij betogingen en belangrijke figuren uit de burgerbewegingen werden vermoord. Zo werd Luc Nkulula vermoord: een leider van LUCHA (Strijd voor verandering), één van de bewegingen die de betogingen de voorbije jaren organiseerden.”

    Is er een alternatief op de kliek rond Kabila?

    “De belangrijkste oppositiefiguren bieden de bevolking niet bepaald veel hoop. Ze waren allemaal ooit betrokken bij de macht. Geen enkele van deze partijen verdedigt een programma waarmee de meerderheid van de bevolking de economische macht over het land in eigen handen kan nemen.”

    Vormen andere spelers, zoals LUCHA, een alternatief?

    “Ik wil eerst nog iets zeggen over de rol van de katholieke kerk de afgelopen jaren. De toenemende sociale onrust heeft de leiding van de kerk meermaals onder druk gezet. De kerkelijke leiding probeert haar positie van eerste godsdienst in het land te behouden en meteen ook die van de grootste middenveldorganisatie.

    “Acties en burgerbewegingen, zoals LUCHA, hebben de kerk ertoe gebracht om aan het sociaal verzet deel te nemen, vooral om te vermijden dat de eigen positie zou ondermijnd raken. De kerk probeerde de woede te richten op beperktere eisen, voor ‘meer democratie’ bijvoorbeeld.

    “LUCHA is een kleine organisatie, maar heeft een aanzienlijk potentieel. Het organiseert vooral opgeleide jongeren en verdedigt vooral democratische eisen, maar ook sociaaleconomische, onder meer voor een beter beheer van de openbare diensten. Het is niet de enige burgerbeweging die opgezet werd in verzet tegen het regime van Kabila. Het feit dat deze bewegingen bestaan en aanwezig zijn onder een steeds grotere laag van de samenleving, wijst op het failliet van het bewind van de president.”

    LUCHA is niet de enige organisatie van dit type in Afrika. Er is ook het voorbeeld van Balai Citoyen (Cibal) in Burkina Faso dat een grote rol speelde in het omverwerpen van president Blaise Compaoré eind 2014.

    “LUCHA doet inderdaad denken aan gelijkaardige bewegingen die de afgelopen jaren opdoken in Afrika. Er was niet alleen Cibal maar ook Y’en a marre in Senegal en Togo Debout. Deze organisaties staan niet voor dezelfde eisen en methoden. Ze hebben ook niet dezelfde sociale basis in de samenleving. Maar ze delen wel de wil om zich te organiseren en de strijd van onderuit te coördineren met programmapunten die verder gaan dan wat doorgaans verdedigd wordt door de officiële oppositie.

    “Ze delen helaas ook een gebrek aan bereidheid om de macht uit te dagen om die zelf in handen te nemen. Nochtans kunnen ze politieke instrumenten worden die staan voor een programma van maatschappijverandering. Zonder dergelijk programma zal het ‘oude regime’ zich steeds herstellen, ondanks overwinningen. Dit zagen we in Burkina Faso. De machtsvraag niet stellen, betekent dat deze in handen van de kliek rond Kabila wordt gelaten of wordt overgelaten aan andere delen van de Congolese elite. De strijd en de druk van onderuit hebben geleid tot het vertrek van Kabila. Dat is erg positief. Maar het volstaat niet om de verwachtingen die door de bewegingen gewekt zijn in te lossen.

    “Er zal een coherenter en consistenter politiek instrument nodig zijn dat de werkenden, jongeren en boeren organiseert om hun belangen te verdedigen, maar tegelijk opkomt voor een ander systeem. Een samenleving met een democratisch geplande economie kan een einde maken aan de ellende en de Congolese rijkdommen inzetten voor de volledige bevolking.”

     

    Lees meer over Congo via https://nl.socialisme.be/tag/congo

  • Zuid-Afrika. Ongelijkheid en geweld verdwijnen niet met zwarter kapitalisme, maar met socialisme

    Foto vanop Wikimedia

    De extreemrechtse studentenclub NSV kwam op 22 maart in Gent op straat voor de blanke boeren in Zuid-Afrika. De kwestie van moorden op blanke boeren – een 70-tal vorig jaar op een totaal van 18.000 doden als gevolg van geweld in Zuid-Afrika – wordt ook door N-VA opgepikt. Peter Luykx hield er een lezing over in het parlement. Wat is er echt aan de hand in Zuid-Afrika?

    door Tina vanuit Zuid-Afrika

    Extreme ongelijkheid

    Onder het Brits koloniaal bestuur over Zuid-Afrika werd 87% van de grond aan blanken toegewezen. Na de onafhankelijkheid kwam er een apartheidsregime waarbij de blanke ‘Afrikaners’ het bewind overnamen en hun racistisch systeem vestigden. Enkel blanken behoorden tot de kapitalistische klasse en de blanke minderheid (goed voor 9% van de bevolking) controleerde tot aan de val van het apartheidssysteem in 1994 87% van de grond.

    De verwachtingen van de meerderheid van de bevolking waren in 1994 hooggespannen. Maar het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) weigerde te breken met het kapitalisme. Er kwam enkel een kleine zwarte aanwezigheid in de kapitalistische klasse en onder de middenklasse. Maar de ongelijkheid bleef. Meer nog: volgens de Gini-coëfficiënt (die zegt hoeveel huishoudens afwijken van het gemiddelde inkomen) is Zuid-Afrika het meest ongelijke land ter wereld. Vandaag zit 27% zonder werk, onder jongeren loopt dit op tot meer dan 50%. Er zijn ongeveer 200.000 daklozen en 15 miljoen mensen leven onder de armoedegrens. De drie rijkste Zuid-Afrikanen bezitten evenveel als de 50% armsten. Op de lijst van de 20 rijkste Zuid-Afrikanen staan er amper zwarten, de nieuwe president Cyril Ramaphosa staat met een persoonlijk vermogen van 500 miljoen euro op de 14de plaats.

    De blanken bezitten wellicht geen 87% van het land meer. Van de 70% in private handen zit het overgrote deel wel in blanke handen. Het gaat om de meest vruchtbare grond met de beste landbouwmachines en de meeste kennis van zaken. Zowat 30.000 blanke grootgrondbezitters beheren elk gemiddeld 1500 hectare landbouwgrond.

    Epidemie van geweld

    Tegen de achtergrond van extreme ongelijkheid is er een epidemie van agressie, verslavingen en criminaliteit. Met jaarlijks tot 18.000 moorden vallen veel slachtoffers van geweld. De hoop op verandering is niet waargemaakt door het ANC. De populistische Economic Freedom Fighters (EFF) van voormalig corrupt ANC’er Julius Malema spelen in op het vacuüm. De EFF eisen gedeeltelijke nationalisaties van de mijnbouw en de bankensector, maar gaan niet voor een breuk met het kapitalisme. De privatisering van elektriciteit maakt dat velen er slechter aan toe zijn dan onder de apartheid. De dreigende privatisering van water (onder het mom dat dit een antwoord zou zijn voor de droogte in Kaapstad) zal dit nog versterken.

    De ongelijke verdeling van rijkdom en grond leidt tot terechte woede. De eis van de EFF om boeren te onteigenen zonder compensatie vindt brede steun. Het gebrek aan programma van radicale maatschappijverandering wordt verborgen achter een nationalistische benadering waarbij blanken vereenzelvigd worden met de kleine kapitalistische klasse. Het ANC besliste in december 2017 om onteigening zonder compensatie mogelijk te maken, maar wil nu eerst een breed debat organiseren vooraleer concrete maatregelen worden genomen. Mogelijk blijft alles bij het oude, hoogstens worden enkele grootgrondbezitters vervangen door andere met een andere huidskleur.

    Wij verzetten ons tegen het geweld – ook tegen de blanke boeren in de zogenaamde ‘plaasmoorde’ – en verdedigen een programma dat ingaat tegen de enorme ongelijkheid die tot geweld leidt. De ellende van de grotendeels zwarte arbeidersklasse in Zuid-Afrika zal enkel stoppen als de greep van de kapitalisten op de economie wordt gebroken. Dit geldt ook voor de grootgrondbezitters, die kleine elite die 95% van de Zuid-Afrikaanse landbouwgrond gebruikt om torenhoge winsten te genereren op de kap van de gemeenschap.

  • Southern Cameroons: actie voor vrijlating van gevangenen

    Vrijdag voerden een 30-tal betogers actie voor de FOD Buitenlandse Zaken. De oproep kwam van de Southern Cameroons Council of Belgium en het doel was om te protesteren tegen de opsluiting van militanten die voor onafhankelijkheid opkomen in de Engelstalige regio’s van Kameroen. Er zijn gevangenen met de Belgische nationaliteit, maar de Belgische staat doet helemaal niets voor deze gevangenen  om de goede banden met bondgenoot Biya niet onder druk te zetten.

    De president gebruikt vaak brutaal geweld tegen de bevolking van Kameroen, maar de gewelddadige repressie bereikte de afgelopen weken nieuwe hoogtepunten met bloedbaden in de twee Engelstalige regio’s van het Noordwesten en het Zuidwesten, maar ook de moord en arrestatie van een honderdtal opposanten en leiders van de Engelstalige bevolking. Enkele van die leiders werden in buurland Nigeria opgepakt.

    Het harde neoliberale beleid van de regering, samen met de discriminatie tegen de Engelstaligen en de brutale repressie tegen elke vorm van protest, duwen steeds meer mensen in de richting van steun voor onafhankelijkheid van beide regio’s onder de naam van de republiek Ambazonië.

    Internationale solidariteit is belangrijk om het geweld van Biya en zijn bondgenoten te veroordelen. Dat kan bijdragen aan de strijd ter plaatse, een strijd waarin de structurering cruciaal zal zijn om een overwinning te bekomen. Daartoe is betrokkenheid van brede lagen van de bevolking noodzakelijk, ook in de Franstalige regio’s van Kameroen, om samen de strijd te voeren tegen het neoliberale en repressieve beleid.

    Op de actie in Brussel waren enkele militanten van LSP aanwezig. We verdeelden er een pamflet in het Engels met een vertaling van het artikel over Southern Cameroons in onze huidige editie van ‘De Linkse Socialist.’ De Engelstalige vertaling van dit artikel verscheen ook op de website van onze Nigeriaanse zusterorganisatie.

    Action Southern Cameroons

  • Kameroen: een marxistische benadering van de nationale crisis

    Nationale kwestie: besparingen en repressie drijven spanningen op

    Tien jaar geleden barstte de economische crisis los. Het leven van heel wat jongeren en werkenden werd overhoop gehaald. Om de winsten van de economische elite op peil te houden, werd overgegaan tot een brutaler neoliberaal beleid. Zelfs waar er nu opnieuw een zeker economisch herstel is, komt deze enkel dezelfde kleine minderheid van superrijken ten goede. De ongelijkheden nemen toe, net zoals de woede tegen het kapitalistische establishment en alle gevestigde instellingen. Jongeren en werkenden blijven in strijd gaan, maar hebben nood aan een alternatief om vooruit te gaan.

    Waar er discriminatie bestaat – marginalisering van bevolkingsgroepen op basis van nationaliteit, etnie, religie, taal of andere – komt de woede tegen het asociale beleid bovenop de afkeer tegen discriminatie. Deze afkeer uit zich in verschillende gradaties, maar kan niet genegeerd worden. De roep naar autonomie, of zelfs onafhankelijkheid, wordt in deze context door een groeiende laag van de bevolking gezien als een antwoord op de dagelijkse problemen. Repressie hiertegen door de centrale overheden versterkt slechts dit gevoel. Het meest recente voorbeeld hiervan is dat van Catalonië. Maar er zijn er nog tal van andere. De versterkte terugkeer van de nationale kwestie en van centrifugale krachten is een proces dat zijn oorsprong vindt in de tegenstellingen van het kapitalistische systeem.

    LSP is in België al enige tijd in discussie met een groep uitgeweken marxisten uit Kameroen. Als internationalisten zijn we uiteraard solidair met vluchtelingen die naar ons land komen. Maar we beperken ons daar niet toe: we dragen ook bij aan discussies over en bewegingen rond de situatie in hun landen van herkomst. Ook onze Zweedse zusterorganisatie staat in contact met uitgeweken Kameroeners en analyseert regelmatig de situatie in Kameroen met voorstellen van antwoorden en alternatieven, uiteraard in samenspraak met Kameroense activisten die ook betrokken worden in strijdbewegingen in Zweden. Om tot verandering te komen, moeten we samen strijden op internationaal vlak. Met de analyse hieronder willen we onze kennis en perspectieven over Kameroen aanscherpen, in het bijzonder met betrekking tot de strijd van de Engelssprekende bevolking in dat land.

    Een dossier door Stéphane Delcros

    [divider]

    Sinds enkele maanden voert de Engelstalige bevolking van Kameroen een strijd voor meer investeringen en respect. De regering onder leiding van president Paul Biya gaat daarbij over tot brutale repressie.

    Sinds eind 2016 zijn er grote acties van werkenden en armen in de twee Engelstalige regio’s in het westen van Kameroen. De afgelopen weken is de dodelijke repressie door de Kameroense staat opgevoerd. Dit leidt tot een versterking van de separatistische gevoelens. De Engelstaligen zijn goed voor ongeveer 20% van de bevolking. Ze zijn ondervertegenwoordigd in instellingen zoals het onderwijs, waar er discriminatie is op basis van taal. Sinds de aanhechting van het vroegere Southern Cameroons door Kameroen in 1961, en zeker sinds het opheffen van het federalisme in 1972, voelen die Engelstaligen zich tweederangsburgers.

    Zoals in verschillende andere Afrikaanse landen zet het IMF druk op Kameroen om de publieke uitgaven te beperken. President Paul Biya is sinds 1982 aan de macht en legt het neoliberale beleid op dat gevraagd wordt door de Europese imperialistische machten. Dat heeft hem er overigens nooit van weerhouden om zichzelf, zijn familie en vrienden te verrijken. Decennia van besparingen en een gebrek aan investeringen hebben in heel het land geleid tot tekorten, in het bijzonder in de regio’s die volgens de autoriteiten minder belangrijk zijn, zoals het uiterste noorden, waar fracties van Boko Haram terreur zaaien.

    Het gebrek aan investeringen, een van de centrale kenmerken van het beleid van Biya, leidt bij de beweging onder de Engelstaligen tot eisen rond infrastructuur (ziekenhuizen, wegen, …). De armoede en het gebrek aan investeringen in het land staan tegenover een heuse plundering van natuurlijke rijkdommen door de overheid. Zo wordt olie gewonnen in de Golf van Guinee, voor de kust van de Engelstalige Zuidwestelijke regio. De beweging voor meer autonomie en afscheiding van de Engelstalige regio’s kan niet los gezien worden van de strijd tegen het gebrek aan investeringen en de besparingen.

    Brutale repressie

    De autoriteiten, ook een deel van de Engelstalige elite rond premier Philemon Yang, hebben van bij het begin geprobeerd om de beweging in de Engelstalige regio’s het zwijgen op te leggen. Dat gebeurde met langdurige onderbrekingen van het internet, het invoeren van een avondklok, sluiting van radiozenders, verbod op samenscholingen van meer dan vier personen, … Betogingen worden repressief aangepakt en er zijn razzia’s in de dorpen waarbij soms huizen in brand gestoken worden.

    De spanningen stegen tegen het einde van de voorbije zomer. Op 1 oktober kwamen de leiders van de afscheidingsbeweging samen om op symbolische wijze de onafhankelijkheid van de republiek Ambazonië uit te roepen. Het is moeilijk om nauwkeurige verslagen van de situatie te krijgen. Wel zeker is dat de repressie reeds geleid heeft tot honderden doden en een uitstroom van minstens 40.000 vluchtelingen naar buurland Nigeria.

    De Nigeriaanse autoriteiten hebben sinds januari een vijftigtal separatistische leiders opgepakt en uitgewezen naar Kameroen, waaronder de belangrijkste leider Julius Sisuku Ayuk Tabe. In de gevangenis wachten marteling en mogelijk zelfs de dood. Er is sinds de arrestaties niets meer van de separatistische leiders vernomen.

    Het gebrek aan antwoorden op de sociaaleconomische eisen zorgt er samen met de arrogantie en de repressie van het regime voor dat steeds meer Engelstaligen voor onafhankelijkheid zijn. Dit wordt versterkt door de onverschilligheid van de oppositiepartijen en -leiders uit Franstalig Kameroen en de weigering van de linkerzijde om de democratische nationale rechten te erkennen.

    De afwezigheid van een alternatief en van politieke perspectieven laat ruimte voor Paul Biya en zijn vrienden om de communautaire verdeeldheid te gebruiken in een poging om het ‘Engelstalige probleem’ te isoleren. Als er geen andere argumenten meer zijn, blijven er enkel de opties van repressie en verdeeldheid. Biya heeft dat nodig: hij wil in de presidentsverkiezingen eind 2018 voor een zevende opeenvolgende keer verkozen worden…

    Voor het recht op zelfbeschikking

    De enige optie voor de werkenden en de armen in Kameroen is om resoluut in te gaan tegen elke vorm van onderdrukking en discriminatie. Deze zijn immers enkel gericht op de verdediging van de belangen van de heersende elite.

    Om te vermijden dat de Bolsjewieken zouden gezien worden als een verderzetting van de Groot-Russische dominantie onder een andere vorm, garandeerde Lenin het recht op zelfbeschikking, met inbegrip van het recht op onafhankelijkheid, aan de vele minderheidsbevolkingen in het oude tsaristische rijk. Dat was de enige manier om de eenheid tussen de werkenden en armen van de onderdrukte gemeenschappen en de werkenden en armen in de rest van het oude rijk te verzekeren.

    In Kameroen moet de linkerzijde zich eveneens opwerpen als “echte en consequente democraten” die de eenheid van de werkenden en armen in alle regio’s van het land versterken.

    De strijd organiseren

    Sommige pogingen tot organisatie van de beweging hebben geleid tot meer coördinatie, waarbij er een goede opvolging was van oproepen tot stakingsdagen in de Engelstalige regio’s. Maar deze successen nemen het algemeen gebrek aan organisatie en perspectieven voor de beweging niet weg. Dit gebrek duwt verschillende kleine separatistische groepen in de richting van geweld. De afgelopen weken werden daarbij verschillende agenten en soldaten om het leven gebracht.

    Het is cruciaal dat de beweging erin slaagt om de strijd te organiseren, onder meer door instrumenten op te zetten waarmee de woede tot uiting komt. Er zijn recente voorbeelden die het potentieel op vlak van organisatie en coördinatie van de strijd aantonen. Zo waren er de regelmatige algemene vergaderingen die een zo breed mogelijke betrokkenheid toelieten met de ‘Balai Citoyen’ in Burkina Faso, ‘Y’en a marre’ in Senegal, ‘Lucha’ (Lutte pour le Changement, strijd voor verandering) in Congo of nog ‘Togo Debout.’

    Er kan inspiratie uit die bewegingen gehaald worden, maar ze werden vaak gekenmerkt door een afwezigheid of gebrek aan wilskracht om de bestaande macht uit te dagen en zich om te vormen tot een politiek instrument met een programma van verregaande maatschappijverandering. Dat verklaart overigens waarom het oude regime in Burkina Faso zich kon herstellen, ondanks een voorbeeldige strijd van de bevolking.

    Bouwen aan klasseneenheid met de Franstaligen in Kameroen

    De strijd van de Engelstalige bevolking van Kameroen moet steun zoeken onder de meest strijdbare lagen van de Franstalige arbeidersklasse in het land. Daartoe moet de leiding van de beweging zich uitspreken voor de garantie van de rechten van minderheden in geval van afscheiding en moet gebouwd worden aan klasseneenheid op basis van gemeenschappelijk verzet tegen het despotisme van de clan rond Biya en tegen de armoede als gevolg van de kapitalistische uitbuiting.

    De strijd uitbreiden en breken met het systeem

    Het is belangrijk om te begrijpen dat de onafhankelijkheid van de vroegere Zuidelijke Kameroeners onder een kapitalistisch stelsel van uitbuiting de bestaande problemen niet zal oplossen. Het kapitalisme is niet in staat om de nationale kwestie op te lossen. Dat is waarom de werkenden en armen niet op de Engelstalige elite kunnen rekenen. Die zal immers niet toelaten dat de strijd zich richt op de enige reële uitweg: een breuk met het kapitalisme en de opbouw van een socialistische samenleving die democratisch beheerd wordt door en voor de werkenden en de armen.

    De moedige strijd van de Engelstalige bevolking van Kameroen zou dan snel een voorbeeld worden dat navolging krijgt onder bevolkingsgroepen in de rest van het land en in Nigeria. Dit zou dan een hefboom kunnen zijn om te komen tot een vrijwillige confederatie van socialistische staten in de Golf van Guinee en de regio, als opstap naar een wereld zonder armoede, neoliberale besparingen, tekorten, corruptie, verdeeldheid en sektarisch geweld. Een dergelijke maatschappijverandering is noodzakelijk opdat mensen hun eigen toekomst in handen kunnen nemen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop