Category: Afrika

  • Racisme in Zuid-Afrika en de strijd ertegen

    Deel 3 van het dossier ‘Klasse en ras: marxisme, racisme en de klassenstrijd.’

    Nergens ter wereld was het verband tussen ras, klasse en natie onderling zo sterk als in Zuid-Afrika met de vestiging van een racistisch apartheidsbeleid vanaf 1948. Toch bleven de klassenverhoudingen de sleutel waarmee de rassenverhoudingen kunnen verklaard worden. In 1982 publiceerde de Marxist Workers Tendency (MWT, de voorloper van de Workers and Socialist Party) de tekst “Africa’s Impending Socialist Revolution” waarin de klassenfundamenten van de blanke heerschappij en de apartheid als volgt werden omschreven:

    “De eenheid van Zuid-Afrika die de [Zuid-Afrikaanse burgerij] in 1910 erfde, was een staat die grotendeels vorm gegeven was door het Britse imperialism en die afhankelijk was van imperialistische steun. Ondanks alle retoriek over ‘nationale onafhankelijkheid’ door delen van de Zuid-Afrikaanse burgerij, blijft het land tot op vandaag op cruciale vlakken afhankelijk van bijdragen door het wereldkapitalisme.

    “Zelfs vandaag kunnen de beweringen van de heersende klasse over ‘onafhankelijk’ wapenproductie of de ‘onafhankelijke’ ontwikkeling van kernenergie, niet verstoppen dat het land op militair en technisch vlak afhankelijk blijft van de belangrijkste westerse machten. De aanhoudende politieke steun van de imperialistische regeringen aan de Zuid-Afrikaanse kapitalistische staat is eveneens duidelijk.

    “Maar in tegenstelling tot die kolonies waar er weinig economische ontwikkeling was, volstond de buitenlandse steun aan Zuid-Afrika niet als basis voor de heersende klasse om haar heerschappij over de opkomende arbeidersklasse op te bouwen en te stabiliseren. Het kapitalisme was verplicht om zelf een sociale basis te zoeken onder de Zuid-Afrikaanse bevolking.

    “De burgerij heeft over verschillende generaties heen steun onder de blanke middenklasse en de blanke arbeidersaristocratie opgebouwd tegen de zwarte arbeiders. De blanken werden apart gezet en ze kregen voordelen met een betere status dan zwarten. Op die manier kon het kapitalistisch bewind zich consolideren in Zuid-Afrika. Het nam de vorm aan van apartheid, van nationale onderdrukking en blanke privileges.

    “Het ruwe materiaal voor een systeem van nationale onderdrukking werd in de oude koloniale situatie gevonden: in de verovering op de inheemse bevolking, het bestaan van blanke kolonisten op het platteland en in de steden, in de verschillen van cultuur en taal, in de import van geschoolde blanke arbeiders die veel meer verdienden dan de ongeschoolde zwarten.

    “Dit ruwe materiaal van vooroordelen en privileges werd stelselmatig verder gekneed en ontwikkeld door de kapitalistische klasse en de opeenvolgende regeringen. De verdeeldheden in de samenleving werden bewust aangescherpt en verdiept om tot het moderne brutale apartheidssysteem te komen. In dit proces werd ook de opkomende zwarte middenklasse onderworpen aan veel elementen van de lasten en de vernederingen waar de zwarte arbeidersklasse onder gebukt ging.

    “Zowel de sterktes als de zwaktes van de kapitalistische klasse in Zuid-Afrika komen tot uiting in het karakter van haar sociale basis.

    “Enerzijds heeft de steun van de blanke middenklasse en de blanke arbeidersaristocratie de kapitalistische klasse generaties lang politieke stabiliteit geboden. Er was zelfs een zekere ruimte om te maneuvreren binnen de grenzen van de imperialistische dominantie. Deze blanke lagen vulden de rangen van het leger, de politie en de overheidsbureaucratie. Er werden onder de blanken ook voldoende ploegbazen en toezichters gevonden. Op basis van de racistische privileges vormden deze blanken een bastion voor de reactie, een bastion van miljoenen mensen tegen de werkende massa’s.

    “Tegelijk wijst het racistische karakter van het kapitalistische bewind – met de noodzaak van onderdrukking van de volledige zwarte bevolking – op een zwakke positie van de Zuid-Afrikaanse burgerij.

    “In de oudere kapitalistische landen van Europa ontstond het kapitalisme vanuit een kleinschalige productie die al lang bestond. Het maakte dat er aanvankelijk voldoende brede lagen van de middenklasse waren om als buffer te dienen tussen de burgerij en de opkomende arbeidersklasse. Pas met de overgang naar het imperialisme begon het kapitalisme steun te zoeken onder de hoogste lagen van de arbeidersklasse.

    “In Zuid-Afrika daarentegen zorgde de late maar erg snelle kapitalistische ontwikkeling voor een scherpe polarisatie van de samenleving tussen de monopoliekapitalisten enerzijds en de massa’s van de werkenden anderzijds. Van bij het begin waren de middenlagen in de samenleving verwaarloosbaar. Er was geen ruimte voor de ontwikkeling van een middenklasse die een substantiële rol speelde in de productie. Dat was in het bijzonder zo voor de ontwikkeling van een zwarte middenklasse die van bij het begin gestopt werd.

    “De sociale zwaktes van de middenklasse maakten het onmogelijk voor de burgerij om haar macht op deze laag te baseren. De burgerij moest voor de ontwikkeling van haar heerschappij steeds meer kijken naar verdeeldheid op basis van ras. Dit ging gepaard met het versterken van een blanke arbeidersaristocratie als aanvulling op de blanke kleinburgerij.

    “Overal waar het kapitalisme bestaat, stimuleert het concurrentie en verdeeldheid onder de arbeiders waarbij deze elementen niet zomaar overstegen worden door puur spontane strijd. De ontwikkeling van een klassenbewuste leiding binnen de arbeidersbeweging is nodig om de strijd voor eenheid van de arbeidersklasse mogelijk te maken. De zwakke krachten van het marxisme in Zuid-Afrika en de rest van de wereld lieten ruimte aan de burgerij om een beleid van verdeel-en-heers te voeren met dodelijke gevolgen voor de arbeidersklasse.

    “De creatie van een bevoorrecht deel van de arbeidersklasse – de blanken – gebeurde niet zonder conflicten. De burgerij was op elk ogenblik verplicht om de stabiele basis onder de blanke werkenden af te wegen tegen de winsteisen.

    “Een racistische bescherming van jobs, toegang tot collectieve onderhandelingen, een grotere materiële welvaart, … werden allemaal met enige terughoudendheid toegekend aan de blanke arbeiders. Zoals bleek in de gebeurtenissen van de jaren 1890 tot 1922 en van de jaren 1930 tot 1950, gebeurde dit enkel om het grotere gevaar van de massa’s van de werkenden (de zwarten) af te houden en dus om de economische voordelen voor het kapitalisme te beschermen. De voorwaarden voor de toegevingen werden door de heersende klasse bepaald.

    “De privileges voor de blanke arbeiders werden voorafgegaan door de repressie van hun afzonderlijke klassenacties (met als belangrijkste voorbeeld het neerslaan van de Rand Opstand van 1922). Die lagen van de blanke arbeidersklasse die geen toegang hadden tot de bijzondere voordelen die de heersende klasse voorzag – denk bijvoorbeeld aan de vrouwelijke textielarbeiders in de jaren 1950 – bleven steeds open staan voor een programma van strijd op basis van arbeiderseenheid.

    “In dit systeem werd een cruciale rol gespeeld door de reactionaire leiding van de blanke arbeidersorganisaties. Deze leiders hebben stelselmatig samengewerkt met de kapitalisten om de verschillen op basis van huidskleur en de bijhorende privileges voor de blanke arbeiders te behouden. Deze leiders steunden in dat kader zelfs het aan banden leggen van de vakbonden door de staat.

    “Dat is de structuur van klassencollaboratie die de basis vormt voor wat overkomt als een ‘heerschappij van de blanke minderheid.’”

    Als we de verderzetting van het racisme in Zuid-Afrika meer dan 20 jaar na het einde van het apartheidsregime en meer dan 30 jaar nadat bovenstaande paragrafen warden geschreven willen begrijpen, dan moeten we ook kijken naar de analyse van de MWT van de aanpassingen in de klassenverhoudingen door het in 1994 onderhandelde akkoord dat ten minste formeel een einde maakte aan de nationale onderdrukking van de zwarte meerderheid.

    Vanaf eind jaren 1980 werden de belangrijkste instellingen en wetten van de apartheid afgebouwd als reactie op de massabeweging van de zwarten, in het bijzonder de zwarte arbeiersklasse. Het onderhandelde akkoord van 1994 creëerde een burgerlijke grondwet en een burgerlijk parlement waarbij formeel erkend werd dat alle rassen gelijk waren in de democratische staat. De politieke macht (in de beperkte kapitalistische zin) werd aan de zwarte meerderheid overgedragen. In klassentermen betekent het akkoord van 1994 een compromis tussen de blanke kapitalistische klasse en de zwarte middenklasse in de ANC-leiding die hoopte om een zwarte kapitalistische klasse te worden. De blanke kapitalisten wilden enkel toelaten dat een deel van de zwarte middenklasse in deze richting kon ontwikkelen en ze wilden slechts met een beperkt deel van de zwarten de reële economische macht delen op basis van het privaat bezit van de economie. De kapitalistische economische fundamenten waar het apartheidsregime op gebaseerd waren, bleven gewoon bestaan.

    Met de steun van het ANC was het mogelijk om heel wat onderdelen van de blanke privileges uit het tijdperk van de apartheid te behouden en te garanderen. Het akkoord van 1994 liet de fundamenten voor blanke privileges in het kapitalistische privaat bezit intact. In verhouding tot de meeste zwarten hebben de blanken vandaag nog steeds een betere huisvesting, beter onderwijs, betere jobs, betere gezondheidszorg en andere sociale diensten. De blanke middenklasse blijft de vrije beroepen en het eigendom van de kleine bedrijven domineren. De kapitalistische klasse is in grote mate blank en ook de middenlagen zijn nog steeds erg blank. De klassenongelijkheid heeft nog steeds een sterke rassenuitdrukking. De arbeidersklasse is hoofdzakelijk zwart. De kapitalistische klasse en de middenlagen zijn hoofdzakelijk blank. Dat zijn de moderne sociale voorwaarden voor de verderzetting van blanke privileges en het bijhorende gevoel van superioriteit met een expliciet racisme onder een deel van de blanke bevolking. Dit racisme wordt versterkt door het enorme gewicht van de historische inertie van het racisme uit het vroegere apartheidsregime.

    In deze situatie blijven er elementen van een nationale kwestie bestaan. De verderzetting van blanke privileges blijft voeding geven aan een gevoel van nationale onderdrukking onder delen van de zwarte bevolking. De opkomst an de door zwarte studenten geleide campagne ‘Rhodes Must Fall’ aan de universiteit van Kaapstad is daar een uitdrukking van. Het is geen toeval dat deze campagne ontstond aan de universiteiten die een bastion van blanke privileges blijven – de zogenaamde ‘historisch blanke universiteiten.’ Racisme en nationale onderdrukking worden des te scherper aangevoeld door zwarte studenten in de sociale context van de universiteiten. De Rhodes-campagne uitte zich in ideeën van zwart bewustzijn. Dat was geen verrassing.

    Vooroordelen op basis van ras en klasse zijn met elkaar verbonden

    De veranderde klassenverhoudingen na 1994 en hun tegenstellingen blijven zich uitdrukken in varianten van het racisme. De angst van de middenklasse voor de arbeidersklasse komt vaak over als een blanke angst voor zwarten. Onder druk van het door crisis gekenmerkte 21ste eeuwse kapitalisme in Zuid-Afrika is de sociale positie van een deel van de blanke middenklasse erg onzeker geworden, zo is er een groeiende schuldenberg. De kleine Afrikaner boeren bestaan nog steeds als een significante laag, maar staan onder druk van de grote agrobusiness. Het rampzalige bewind door het ANC versterkt racistische ideeën onder de blanke middenklasse. Die ziet immers hoe een ‘zwarte regering’ verantwoordelijk is voor een economische crisis, slechter wordende infrastructuur en een samenleving die gekenmerkt wordt door corruptie en omkoperij die allemaal zwaar wegen op de middenklasse. Het bewind van het ANC is echter niet rampzalig omdat het een zwarte regering is, maar wel omdat het een kapitalistische regering is.

    De meerderheid van de blanke middenklasse aanvaardt nu het nieuwe niet raciaal bepaalde bewind omdat het huidige bewind een aantal materiële voordelen beschermt. De blanke bevolking en zeker de blanke middenklasse blijft in deze zin dan ook een belangrijke buffer voor het kapitalistische bewind. De steun voor de nieuwe politieke machthebbers van het ANC is echter veel minder resoluut, het ANC wordt immers verantwoordelijk gesteld voor het verzwakken van de sociale positie van deze middenklasse.

    De blanke middenklasse volstaat niet meer als buffer voor het Zuid-Afrikaanse kapitalisme onder ANC-bewind. Het zou voor het ANC politiek onmogelijk zijn om de buffer van het apartheidsregime zonder aanpassingen over te nemen. Het ANC is immers een instrument voor de belangen van de zwarte middenklasse die beroep doet op de zwarte arbeidersklasse om vooruit te gaan. Het apartheidsregime heeft de blanke bevolking gekneed tot een bevoorrechte middenlaag waarnaast het ANC uit noodzaak een ‘eigen’ middenlaag heeft ontwikkeld. Dat was het doel van het beleid van Black Economic Empowerment. Het heeft enerzijds geleid tot een kleine zwarte kapitalistische klasse en anderzijds – door ‘affirmatieve acties’, raciale quota, het openen van de ambtenarij, … – heeft het ANC bewust een zwarte middenklasse gecreeërd als sociale basis voor het kapitalisme in het algemeen en het ANC in het bijzonder.

    Aan de oppervlakte lijkt het alsof de middenklasse steeds meer multiraciaal is. Blank en zwart hebben gemeenschappelijke klassenvooroordelen met een afschuw van de zwarte arbeidersklasse. De middenklasse meent dat het recht heeft op de eigen rijkdom en voordelen die bekomen zijn door ‘hard werken’, terwijl de arbeidersklasse ‘lui’ zou zijn en mits een zelfde inspanning als de middenklasse zelf uit de armoede kan geraken. Bij de blanke middenklasse gaat deze klassenafkeer gepaard met racisme, van brutaal racisme tot een paternalistische visie van ‘hulp’ aan de arme zwarten.

    Dezelfde klassenvooroordelen bestaan onder de nieuwe zwarte middenklasse. Dat verklaart deels verwijten tegen de ‘kokosnoten’ of ‘Oreos’ – zwart aan de buitenkant, maar blank langs binnen. De Afrikanistische kijk op de samenleving die vooral in termen van ras en niet van klasse gebeurt, maakt dat er een vorm van haat tegen zwarten ontstaat in plaats van tegen de zwarte arbeidersklasse. Dit is de klassenbasis voor het idee van ‘zelfhatende’ zwarten en ‘geïnternaliseerd racisme.’ Zoals ‘slaaf’ geleidelijk aan hetzelfde betekende als ‘zwart’ op het Amerikaanse continent, zo is ‘zwart’ in Zuid-Afrika een synoniem voor ‘arm’, ‘arbeidersklasse’ en ‘inferieur’ in het algemeen aangezien ras en klasse zo nauw met elkaar verbonden zijn.

    Ondanks gezamenlijke klassenvooroordelen heeft de blanke middenklasse geen gevoel van een gemeenschappelijk vertrouwen in zijn sociale positie. De middenklasse wordt integendeel gekenmerkt door tegenstrijdigheden. De blanke middenklasse van het ‘oude geld’ heeft geen vertrouwen in het ‘nieuwe geld’ van de zwarte middenklasse. Zoals steeds is de middenklasse een erg diverse laag waarbij de rijkdom afhangt van verschillende bronnen, van het bezit van kleine bedrijven over het bezit van grond tot vrije beroepen en natuurlijk ook de nieuwe, voornamelijk zwarte, laag van ‘tenderpreneurs’ (machthebbers die hun positie misbruiken om zelf contracten en tenders van de overheden binnen te halen). De zwarte middenklasse wordt afgeremd door het compromis van het ANC met de blanke kapitalistische klasse in 1994, het Zuid-Afrikaanse kapitalisme en het neoliberale beleid. De positie van de zwarte middenklasse is dan ook minder stabiel dan die van de door de overheid ondersteunde blanke middenklasse onder de apartheid. Een groot deel van de zwarte middenklasse is afhankelijk van gunsten en diensten van het ANC. De blanke middenklasse probeert de historische voorrechten te behouden, de zwarte middenklasse is niet in staat om de vooroordelen volledig te consolideren.

    Het was slechts een kwestie van tijd voor de frustraties van de zwarte middenklasse die het niet haalde aan de kapitalistische eettafel of die niet tevreden was met de portie die haar toebedeeld werd, een politieke uitdrukking zouden vinden. Het kwam enerzijds tot uiting in de naar schatting een miljoen zwarte stedelijke kiezers die in de verkiezingen van 2014 overstapten naar de pro-kapitalistische door blanken gedomineerde Democratic Alliance in de hoop dat die partij voor een beter beheerd kapitalisme staat. Maar deze frustraties hebben anderzijds ook geleid tot raciale tegenstellingen tussen blank en zwart, onder meer omdat de blanke middenklasse de bedrijven en de vrije beroepen blijft domineren. We zagen dan ook de opkomst van de Economic Freedom Fighters die gebruik maken van een mengeling van populisme en anti-blank Afrikanisme. Deze mengeling van ideeën is een weerspiegeling van de klassenongelijkheid in de Zuid-Afrikaanse samenleving en van de frustratie van de zwarte middenklasse over haar positie. De EFF eisen dat de kapitalistische staat gebruikt wordt om een grotere zwarte kapitalistische klasse en zwarte middenklasse te consolideren dan wat het ANC gedaan heeft met een neoliberaal beleid. Ondertussen geniet de EFF-leiding zichtbaar van de privileges die aan het parlementaire pluche verbonden zijn.

    De arbeidersklasse na 1994

    Voor de zwarte kiezers was het omverwerpen van het blanke minderheidsbewind en de apartheid een belangrijke overwinning en een historische verovering van democratische rechten. Maar het leidde niet tot een grote verandering in de levensstandaard omwille van het voortbestaan van het kapitalisme. De blanke arbeidersklasse vormt doorgaans nog steeds een arbeidersaristocratie die het relatief beter heeft dan de zwarte arbeidersklasse. Deze positie wordt echter steeds meer ondermijnd waardoor er op termijn een tendens is tot het beëindigen van de segregatie van de arbeidersklasse, althans op vlak van levensstandaard. Tussen de Anglo-Boer oorlog en de vestiging van de apartheid was er al een klassendifferentiatie onder de blanke bevolking. Een niet-raciaal klassenbewustzijn kende toen een opmars in de steden waar blanke en zwarte arbeiders gemengd raakten. De apartheid stopte dit proces en versterkte de ontwikkeling van Afrikaner nationalisme om de sociale basis voor de Afrikaner elite te versterken.

    Vanaf 1994 zag de blanke arbeidersklasse haar positie als arbeidersaristocratie aftakelen. Veel blanke arbeiders zien de dreiging van zwarte arbeiders die hun voorrechten ondermijnen en nieuwe concurrenten worden voor goede jobs en degelijke inkomens. Dat is de materiële basis voor racisme. Dit proces is een spiegelbeeld van de sociale voorwaarden die leiden tot xenofobie in de zwarte townships. Bij afwezigheid van collectieve strijd, grijpen de arbeiders en armen elke basis aan waarmee ze meer vooraan in de rij kunnen staan tegen een achtergrond van tekorten. Zonder een leiding met een klassenbewustzijn waarmee zowel blanke en zwarte arbeiders georganiseerd worden en delen van de middenklasse overgewonnen worden, zal de tendens niet automatisch in de richting van niet-raciale klasseneenheid gaan. Het gevaar is dat zowel de blanken als de zwarten terugvallen op racisme en nationalisme om hun positie relatief te verbeteren tegenover de anderen.

    De kapitalistische crisis in Zuid-Afrika, de veranderde klassenverhoudingen na 1994 en de racistische erfenis van de apartheid vormen de sociale voorwaarden waarop tal van gevaarlijke en reactionaire racistische en nationalistische bewegingen en ideologiën ingang vinden. Enkel de arbeidersklasse kan dit potentieel afblokken. De arbeidersklasse heeft de macht om de samenleving uit de impasse te brengen waarin ze zit sinds het compromis van het ANC in 1994. De arbeidersklasse moet strijden voor socialisme en de controle over de economie in eigen handen nemen door de nationalisatie van de banken, mijnen, commerciële boerderijen, grote bedrijven en big business om deze onder democratische arbeiderscontrole te plaatsen. Enkel de strijd voor socialisme kan de klassenbasis waarop racisme en nationale onderdrukking bestaan veranderen. Dit is in de eerste en belangrijkste plaats de taak van de zwarte arbeidersklasse. Die arbeidersklasse kan haar onafhankelijke stempel op de situatie drukken door een massale arbeiderspartij te vormen. Dit belangt iedereen aan die de strijd tegen racisme in Zuid-Afrika ernstig neemt.

  • Zuid-Afrika: de arbeidersbeweging terug opbouwen

    Een bijzonder interessante commissie op onze zomerschool was deze over Zuid-Afrika. Daar heeft de arbeidersbeweging een lange en strijdbare traditie. De afgelopen jaren voerde het ANC een neoliberaal beleid wat leidde tot de zoektocht naar alternatieven en tot grote strijdbewegingen. Onze Zuid-Afrikaanse afdeling, de Workers and Socialist Party (WASP), speelt daar een actieve rol in.

    Verslag door Tina (Brussel)

    Het leven in Zuid-Afrika is hard voor de arbeidersklasse: de officiële werkloosheidsgraad bedraagt 26%, in werkelijkheid is het wellicht eerder 35-40%. De armoede neemt toe. Er is desindustrialisering en in de mijnen zorgt de mechanisatie en automatisering voor jobverlies. De syndicalisatiegraad onder de werkenden bedraagt 26%.

    Het heropbouwen van de arbeidersbeweging gebeurt door deze te politiseren. De vakbond is de coördinator van de arbeidersbeweging in de brede zin: niet alleen op de werkvloer, maar ook mensen in de townships of de strijd van de studenten.

    De vakbondsbeweging ontstond in Zuid-Afrika in de politieke strijd van 1985 na een proces van ondergronds bouwen tijdens de Apartheid. Onder de apartheid gingen de beste posities en bijhorende lonen steeds naar de blanken. De laagste lonen waren voorde zwarten. De strijd voor hogere lonen en de strijd voor een ander regime, voor democratie, gingen hand in hand.

    Een belangrijke beperking van de vakbondsbeweging was de dominantie door communistische/stalinistische elementen. Die verdedigden het idee van een tweestadiatheorie: er zou eerst een periode van kapitalisme nodig zijn om de arbeidersbeweging op te bouwen waarna kan gevochten worden voor socialisme. In 1994 verdween de apartheid en kwam er formele democratie. Maar 23 jaar later gelooft niemand nog dat de vroegere communistische leiding nog naar het tweede stadium van socialisme streeft.

    De breuk tussen delen van de arbeidersbeweging en de zwarte regering van onder meer ANC ondersteund door de vakbondsfederatie COSATU en de Communistische Partij (SACP) kwam op verschillende manieren tot uiting. Zo was er het bloedbad in Marikana in 2012: een opstand van mijnwerkers voor hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden. Wij speelden een grote rol in deze beweging, de leiding van de vakbonden liet het afweten. De leden van de NUM (National Union of Miners) vormden de ruggengraat van COSATU en dus ook van het ANC. De strijd van mijnwerkers tegen jobverlies en lage lonen botste op harde repressie vanwege de regering, wellicht op bevel van ANC-politici. Er werden 34 mijnwerkers doodgeschoten. De kleine vakbond AMCU (Association of Mineworkers and Construction Union) nam de verdediging van de mijnwerkers op en kende een grote toevloed van leden. Alleen was AMCU verre van democratisch – op vijf jaar tijd is er nog geen enkel congres geweest – en waren er geen structuren. De vakbondsleiding van AMCU voerde al gauw een heksenjacht tegen de activisten.

    Eind 2013 beslisten de metaalarbeiders om geen campagne te voeren voor het ANC. De metaalarbeiders zaten met NUMSA (National Union of Metalworkers of South Africa) in COSATU en waren zo verbonden met het ANC. Het oude debat over de nood aan een eigen partij van de werkenden laaide opnieuw op. Er volgde een interne strijd tussen diegenen die in het ANC willen blijven (vooral voor de postjes en privileges) en de anderen. De leiding wilde niet het risico lopen dat de leden zouden vertrekken – zoals in 2012 met de uittocht van NUM naar AMCU – en besloot om officieel te pleiten voor een nieuwe partij. COSATU besloot in 2015 om NUMSA uit de confederatie te zetten. Er volgde een traag proces om een beweging onafhankelijk van het ANC op te zetten. Dat gebeurde uiteindelijk met een stichtingscongres in april 2017.

    Naast de vijf bestaande vakbondsfederaties ontstond de SAFTU (South African Federation of Trade Unions) met NUMSA en voormalig COSATU-voorzitter Vavi. SAFTU richt zich vooral op de 74% van de werkenden die vandaag geen lid zijn van een vakbond en wil strijdbare elementen uit andere bonden overwinnen. Met 700.000 leden is het na COSATU (1,5 miljoen leden) de tweede grootste vakbond. Naast NUMSA is er ook een bond van landarbeiders (130.000), een bond in de voedingssector (300 à 400.000 leden). SAFTU heeft het over een algemene staking van 24 uur. Wij hebben daar bedenkingen bij: de officiële aanleiding is beperkt en het lijkt erop dat de actie vooral dient om stoom af te laten. Toen NUMSA een vijfdaagse staking hield, bleef het teveel op de vlakte wat politieke eisen betreft.

    WASP was aanwezig op het oprichtingscongres van SAFTU. Die vakbond stelt dat ze geen politieke partij is, maar ook niet apolitiek. Wij kunnen die houding deels steunen: het zou fout zijn om de vakbond te verbinden met een kapitalistische partij als het ANC. Maar dat mag SAFTU niet tegenhouden om een rol te spelen in de opbouw van een nieuwe formatie, een nieuwe arbeiderspartij.

    Een belangrijke campagne de afgelopen jaren was #OutSourcingMustFall. Dat was in feite een campagne opgezet door WASP. Ondertussen gaat de campagne al twee jaar mee en wordt ze opgenomen door tal van werkenden. Er is in Zuid-Afrika zoals in andere landen een groot probleem van deregulering en uitbesteding. Zeker onder schoonmakers, veiligheidsagenten en groendiensten is dit het geval. Bij autobedrijven als BMW en Toyota worden arbeiders tewerkgesteld via interim. Drie tot vijf miljoen werkenden zitten in dergelijke omstandigheden. Het maakt delokalisatie gemakkelijker waarbij duizenden jobs verdwijnen.

    Een bijkomende complicerende factor is dat er op basis van het akkoord van 1994 over het einde van de apartheid van uitgegaan werd dat er ook een (kleine) ‘zwarte kapitalistische klasse’ zou ontstaan. Die klasse heeft geen controle op de economie, maar een deel van de aandeelhouders moet wel zwart zijn. Op de ‘zwarte kapitalistische klasse’ te stimuleren, wordt beroep gedaan op uitbesteding en privatiseringen (elektriciteit, transport, …). Het ANC gebruikt aanbestedingen om eigen pionnen economische macht te geven. Waar het ANC de gemeenteraadsverkiezingen verloor en anderen aan de macht kwamen, had dit massaal jobverlies tot gevolg: de andere gevestigde partijen willen hun eigen pionnen. Er is een zwarte kapitalistische klasse die snel aan rijkdom won, vooral via het ANC. Tegelijk blijft de kapitalistische klasse voornamelijk blank. Zuma en het ANC gebruiken dat om sociale woede om te zetten in protest tegen racisme.

    De #OutsourcingMustFall-campagne werd in 2015 gelanceerd aan de universiteiten. Het had een begeesterend effect op de arbeiders en de hele maatschappij (ook de mijnwerkers). De studenten waren bezig over hun inschrijvingsgelden en begonnen zo ook de outsourcing (uitbesteding van bepaalde jobs aan de universiteit) aan te klagen. Er was een opportuniteit voor de campagne om nog méér te eisen en zelfs de NUMSA-leiders konden ons niet negeren. Wij waren extreem moedig, begonnen de campagne door te flyeren met twee kameraden op 20 campussen van 4 universiteiten. Wij riepen op voor een openluchtmeeting en vroegen een minimumloon van R10.000 (€700) – de huidige lonen liggen rond R2.500, onze eis was dus een verviervoudiging van het minimumloon.

    Op de meeting was de samenstelling divers. Sommigen zaten nog in COSATU, sommigen hadden illusies in de Economic Freedom Fighters (populistisch links). Na de meeting werden er stakerscomités opgezet. Dit alles gebeurde buiten de officiële structuren. Begin 2016 volgde een illegale staking die bijzonder veel steun vond. Stakingen in Zuid-Afrika zijn in principe altijd van onbepaalde duur: je gaat pas terug aan het werk als er iets bekomen is. Na enkele dagen capituleerde de eerste universiteit: alle personeelsleden werden “geïnsourced” (terug opgenomen als personeel van de universiteit zelf) en het minimumloon van R10.000 zou geleidelijk ingevoerd worden. Na tien dagen volgde een tweede, rijkere, universiteit: ook hier werd al het personeel terug naar de universiteit zelf overgeheveld en werd het minimumloon opgetrokken. Na zes weken – en veel pogingen om de staking te breken, onder meer door studenten te organiseren met het ANC, bier voor de stakers te kopen en hen weg te halen van het piket, repressie met waterkanon en traangas, … – gaf de derde universiteit toe wat de outsourcing betrof. In andere universiteiten werd het personeel nadien “geïnsourced” via gerechtelijke weg.

    De campagne bereidde snel uit naar andere sectoren. Zo kwam het personeel van de distributiesector naar ons. In Bloemfontein en Kaapstad werd de campagne opgenomen door personeel dat voorheen voor de gemeente of het spoor werkte. In Johannesburg was er een betoging met 3.000 aanwezigen. WASP speelt daar overal een rol in. Dat geeft soms de visuele illusie dat WASP erg groot is, er zijn soms drie verschillende acties op dezelfde dag. Maar het is vooral een resultaat van het succes van de campagne. Sommige vakbondsleiders zeggen dat we ons moeten organiseren, met een campagne als #OutsourcingMustFall gebeurt het.

    Een groot aantal “uitbestede” arbeiders is op ons aangeven lid geworden van de kleine onafhankelijke vakbond GIWUSA (General Industries Workers Union of South Africa) die hierdoor groeide van 500 naar 4.000 leden. De satelliet-afdeling in Pretoria werd een echte afdeling geleid door activisten die de stakerscomités van #OutsourcingMustFall geleid hebben. We willen GIWUSA overtuigen om afdelingen op te zetten en om deel te worden van de federatie SAFTU.

    De campagne #OutsourcingMustFall toont de enorme zwakte van de huidige leiders. Terwijl het land erg rijk is aan grondstoffen, slagen organisaties als COSATU of het ANC er niet in om de bevolking een betere toekomst aan te bieden. Er is integendeel een scherpe toename van corruptie, waartegen al grote betogingen werden gehouden. De campagne komt ook actief op voor een loonsverhoging: 23 jaar democratie heeft geen oplossing geboden voor de erg lage lonen. Het volstaat niet om werkenden te organiseren, we moeten immers ook opboksen tegen de vakbondsbureaucratie. Zelfs in de SAFTU-federatie stelt dit probleem zich.

    Door #OutsourcingMustFall verder op te bouwen en eventueel via de positie van deze campagne binnen GIWASU kunnen we binnenkort mogelijk een grote rol spelen binnen SAFTU. De campagne #OutsourcingMustFall kan acties in de publieke sector winnen, interim is daar immers officieel niet toegelaten. We hebben al bekomen dat het interimbureau na drie maand interimwerk niet meer tussen het personeelslid en de werkgever staat maar dat er een direct contract komt. We willen interim echter volledig weg, zowel in de publieke als de private sector.

    Met dit soort campagne sluiten we aan bij een traditie van radicale strijd van onderuit. Na de val van het Oostblok brak de leiding in de vakbonden niet met het stalinisme, maar tegelijk was er een arbeidersklasse die zelf revolutionaire socialistische conclusies had getrokken. Zo wilde 85% van de bevolking in 1992 de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie en 75% wilde werken onder de controle van revolutionaire comités. Delen van de leiding van onder meer NUMSA vrezen dat ze de controle over een nieuwe arbeiderspartij zouden verliezen, onder meer aan krachten zoals WASP. Dat houdt hen tegen om sneller stappen te zetten. Tegelijk blijft het potentieel groot. Wij bouwen nu vooral aan een sterker kader om de enorme mogelijkheden verder in grote strijdbewegingen om te zetten en van daaruit zelf te groeien. Op die manier kunnen we de strijd voor een socialistisch alternatief in Zuid-Afrika versterken, maar ook in de rest van de regio.

  • Wie haalt voordeel uit het akkoord in Congo?

    Op 31 december werd een globaal en omvattend politiek akkoord gesloten in Congo. Dit gebeurde na de crisis rond de presidentsverkiezingen in het land. Het akkoord kwam er onder toezicht van de conferentie van Congolese bisschoppen. Er kwam onder meer uit de bus dat 21 ministers die dicht bij Tshisekedi staan benoemd worden, naast 19 ministers voor de rest van de oppositie en tenslotte ook 25 ministers uit het kamp van de president. Er zijn dus heel wat winnaars, maar de bevolking zelf verliest.

    Dossier door Alain

    Voor een deel van de activisten die aanzet gaven tot de krachtmeting is dit eerste resultaat een eerste overwinning. Dat is begrijpelijk, want Joseph Kabila heeft er zich toe geëngageerd om de grondwet niet aan te passen en dus niet zelf deel te nemen aan de presidentsverkiezingen en geen referendum te organiseren. Deze overwinning is het resultaat van een jarenlange strijd tegen de aanpassing van de grondwet.

    Vanaf 19 december 2016 werden de steden militair domein, er vielen naar schatting een honderdtal doden en 500 mensen werden opgepakt. Het leek erop dat Joseph Kabila de steun van de Europese Unie en de VS verloor. Hij had hierdoor nog weinig manoeuvreerruimte om een derde mandaat uit de brand te slepen. Er zijn echter nog tal van factoren die het fragiele evenwicht van het akkoord kunnen bedreigen. De klassenstrijd is niet voorbij. Om de formule van Rosa Luxemburg te parafraseren: “De orde heerst nog niet in Congo.”

    Er is de voorbije weken veel geschreven over de situatie in Congo. Wij waren verbaasd door het artikel van Tony Busselen van de PVDA. Hij schreef een artikel dat in drie delen op de website van INTAL verscheen. Daarin bespreekt hij de inhoud van het akkoord. We zijn het uiteraard eens met hem als hij de legitieme soevereiniteit van Congo verdedigt. Maar wij denken dat er een verschillende sociale betekenis aan die eis wordt gegeven als ze betrekking heeft op de Congolese arbeidersklasse dan wel op de wijze waarop het politieke establishment deze formule gebruikt.

    Over de oorsprong van de huidige crisis

    Voor Tony Busselen moet de oorzaak voor de huidige crisis gezocht worden bij “de timing van de komende presidentsverkiezingen. Volgens de grondwet had een nieuwe president moeten verkozen worden in november en de eed moeten afleggen op maandag 19 december 2016. Dit gebeurde niet.”

    Er zijn echter veel factoren die tot deze crisis geleid hebben. In een vorig artikel (zie: http://www.socialisme.be/nl/42775/bye-bye-kabila-rode-kaart-zal-dat-volstaan-om-een-einde-te-maken-aan-het-tijdperk-kabila) gingen we dieper in op de context van de huidige crisis en de economische vertraging die niet vreemd is aan de golf van ongenoegen in Congo. We moeten ook rekening houden met de feiten: het probleem van de timing van de verkiezingen was volledig het werk van de presidentiële clan. Het opschuiven van het electorale proces maakte verkiezingen op de vooropgestelde datum onmogelijk en plaatste de politieke oppositie en de bevolking voor voldongen feiten geplaatst. Het is duidelijk dat de organisatie van verkiezingen in een land als Congo heel wat moeilijkheden met zich meebrengt. Maar Joseph Kabila was te druk bezig met zijn eigen voordelen en met het monddood maken van zijn tegenstanders om de bevolking het recht op een eigen keuze van haar vertegenwoordigers te garanderen.

    Het globaal en omvattend akkoord: een stap vooruit?

    Als we er rekening mee houden dat Kabila onder druk van het straatprotest in 2017 geen kandidaat zal zijn om zichzelf op te volgen, dan is het akkoord effectief een stap vooruit. Het betekent dat strijd tot verandering kan leiden. Maar er moet dan nog gekeken worden welke sociale laag deze verandering zal bewerkstelligen en met het oog op welke belangen. Dat element is cruciaal om te komen tot een verandering die de levensvoorwaarden van de jongeren, werkenden en boeren effectief verbetert.

    Deze benadering wordt niet gevolgd door Tony Busselen. Hij schrijft: “In vergelijking met de voormalige akkoorden die ondertekend werden in Lusaka, Sun City of Adis Abeba zou een akkoord dat resulteert uit deze onderhandelingen een akkoord zijn tussen Congolezen gesloten zonder de directe aanwezigheid rond de onderhandelingstafel van buitenlandse diplomaten en experts. Het zou een stap vooruit zijn op de lange weg naar een echte soevereiniteit en onafhankelijkheid. (…) Maar ook al is er een akkoord, dan zal dit minstens een hinderpaal en bedreiging kennen. De hinderpaal is de woede van de jonge Congolezen. De dreiging zit hem in de inmenging van de westerse grootmachten die niet geïnteresseerd zijn in de eenheid onder de Congolezen en die er vooral op uit zijn om zo vlug mogelijk een einde te maken aan Kabila en zijn Majorité Présidentielle (MP, presidentiele meerderheid) waarop hij steunt.”

    Tony moet erkennen dat de weg naar soevereiniteit en onafhankelijkheid ook na meer dan 15 jaar onder president Joseph Kabila nog steeds lang is. Rechtvaardigt dat op zich overigens niet de woede van de Congolese jongeren? Terecht stelt Tony dat er een gevaar van inmenging door de westerse grootmachten is. Maar dat is ook het geval na een akkoord ondertekend aan een onderhandelingstafel met enkel Congolezen. De onderhandelaars werden minstens deels onder druk gezet door buitenlandse machten. Bezittingen van leden van de clan van Kabila (politici en leden van zijn veiligheidsdiensten) in de VS en Europa werden in beslag genomen. De groep rond Tshisekedi ging discussiëren in Genval en Didier Reynders ontmoette hen. Het akkoord op zich is onderhandeld onder toezicht van de Congolese kerk die afhangt van het Vaticaan. Joseph Kabila zelf werd door de paus ontvangen. We zien dus duidelijk dat het akkoord niet gesloten is op basis van de belangen van de Congolese bevolking. De inhoud werd in tal van internationale wandelgangen besproken vooraleer het aan de Congelese bevolking werd opgelegd.

    Is Joseph Kabila een erfgenaam van de traditie van Lumumba?

    Joseph Kabila wordt door Tony voorgesteld als een erfgenaam van de traditie van Lumumba. “Kabila had sedert 2006 zijn presidentschap gebaseerd op een brede alliantie van honderd partijen. Die MP [Majorité Présidentielle] verenigde zich rond een principe: de steun aan de persoon van Kabila als president. Kabila zelf zegt erfgenaam te zijn van een linkse stroming [in de oorspronkelijke Franstalige tekst staat er dat Kabila erfgenaam is van die linkse stroming], die zijn inspiratie vindt in Patrice Lumumba, een der voornaamste figuren van de Congolese onafhankelijkheid. Maar Kabila is er niet in geslaagd een gemeenschappelijke politieke basis te geven aan zijn MP.”

    Joseph Kabila volgde zijn vader op. Die laatste had heel wat beperkingen en zwaktes, maar doorheen zijn strijd tegen Mobutu creëerde hij wel hoop en ontstond er een zekere, zij het beperkte, onafhankelijkheid tegenover het imperialisme. Maar het is duidelijk dat Joseph Kabila niet staat voor een verderzetting van de politieke erfenis van Lumumba of gelijk welke linkse traditie in Congo. Zijn politieke koers doet eerder denken aan de zelfverrijking van het Mobutisme dan ook het Lumumbisme. In 2004 verscheen een onderzoek van de journalist Richard Miniter in de Huffington Post (zie http://www.huffingtonpost.fr/hakim-arif/joseph-kabila-un-dictateur-qui-vaut-15-milliards-de-dollars) waaruit bleek dat het fortuin van de clan-Kabila aangegroeid was tot 15 miljard dollar. Het magazine Bloomberg onderzocht de controle van Kabila op de Congolese economie. Via zijn vrouw, broers en zussen bezit hij maar liefst 70 bedrijven die actief zijn in alle sleutelsectoren van het land. Eén van die bedrijven was op vier jaar tijd goed voor een winst van 350 miljoen dollar (zie: https://www.bloomberg.com/news/features/2016-12-15/with-his-family-fortune-at-stake-congo-president-kabila-digs-in). Deze middelen worden in belastingparadijzen doorheen de wereld geparkeerd. Verwijst Tony hiernaar als hij spreekt over “Afrikaanse oplossingen voor Afrikaanse problemen?” Wij denken integendeel dat Kabila niet de erfenis van zijn vader volgde, los van de beperkingen van het beleid van Kabila senior. Joseph Kabila heeft integendeel nooit een poging gedaan om een krachtsverhouding uit te bouwen tegenover de nationale of de internationale burgerij. Van een linkse leider verwachten we nochtans net dat er gebouwd wordt aan een krachtsverhouding op basis van de mobilisatie van werkenden, jongeren en arme boeren.

    Kampisme

    De situatie in Congo is natuurlijk erg complex. Deze situatie wordt doorkruist door een klassenstrijd tussen de werkende klasse en de Congolese burgerij waarvan de verschillende fracties banden hebben met enerzijds regionale krachten en anderzijds internationale grootmachten. Zo wordt Kabila gesteund door de heersers in Angola en Zimbabwe en herstelde hij de banden met Rwanda en Oeganda. Waar Kabila aanvankelijk gesteund werd door de EU en de VS, dringen beide blokken vandaag eerder aan op een wissel van de macht waarbij ze eerder rekenen op een figuur als Katumbi.

    De afgelopen jaren werd de rol van China belangrijker: dat land werd een van de belangrijkste handelspartners van Congo. Dit heeft deels te maken met de internationale arbeidsdeling. China is de grootste importeur van grondstoffen ter wereld geworden. Het is dan ook logisch dat alle landen waarvan de economie vooral gebaseerd is op de export van grondstoffen meer zaken doen met China. Maar heeft dat een progressiever karakter aan de economische groei in die exporterende landen? Wij denken van niet. Als de inkomsten van deze export niet gebruikt worden voor investeringen in infrastructuur, verbeteringen aan de openbare diensten, bestrijding van armoede en honger, ontwikkeling van een industrie die een reële soevereiniteit mogelijk maakt, … dan heeft die handel met China op zich geen progressief karakter. Dat wordt nog versterkt door de afwezigheid van democratische rechten in China waardoor er daar geen enkele organisatie in staat is om van de Chinese machthebbers handelsrelaties te eisen die ook de Congolese bevolking ten goede komen.

    Een scenario zoals in Soedan?

    Op 20 december was er een uitzending van ‘Le Forum’ op de Franstalige televisie over de crisis in Congo. Journaliste Colette Braeckman van Le Soir zei: “Congo is te groot om geleid te worden door iemand die enkel populair is onder de Congolezen.” Bob Kabamba, academicus en politiek actief bij Ecolo, sprak Braeckman niet tegen. Ook de journalist ging hier niet dieper op in. Generaal Janssens, de commandant van de Force Publique of Openbare Weermacht, dacht er in 1960 niet anders over… Deze stelling kan op verschillende manieren begrepen worden.

    Vanuit economisch oogpunt is het een uitdrukking van het feit dat westerse imperialisme een greep op deze strategische regio wil behouden. Behalve de aanwezigheid van edele metalen zorgden de vermoedens van uraniumsmokkel voor een verzwakking van het imago van Kabila als goede manager. Vanuit politiek oogpunt is het ontstaan van een bewind dat de verwachtingen van de massa’s centraal stelt in het hart van Afrika niet aanvaardbaar voor het imperialisme.

    Veel Congolezen in de diaspora zullen de formule van Braeckman ook begrijpen als een uitdrukking van een groter plan om de kaart van centraal Afrika te hertekenen met kleinere staten, zoals de afscheiding van een deel in het oosten van Congo. Het oosten kan dan een bufferstaat worden die ook voor stabiliteit in Rwanda en Oeganda moet zorgen. Dit plan leek in het verleden gesteund te worden door een deel van het Democratische establishment rond Clinton en ook de vroegere Franse president Sarkozy ging erin mee (zie: http://www.courrierinternational.com/article/2009/01/20/sarkozy-veut-depecer-la-rdc). Dit plan botst op een belangrijk obstakel: de wil en de vasthoudendheid van de Congolezen zelf. Maar het leidt wel tot conflicten over grond die bijdragen tot de instabiliteit in de regio.

    Op kapitalistische basis zal het onmogelijk zijn om een oplossing te vinden voor de verdeling van de rijkdom en voor de kwesties die voortkomen uit demografische druk.

    Het wordt een moeilijk jaar…

    Het akkoord van 31 december 2016 bepaalt dat de verkiezingen dit jaar moeten plaatsvinden. Er zijn heel wat uitdagingen om zover te geraken. De organisatie van deze verkiezingen zou ongeveer 1,5 miljard dollar kosten, terwijl de jaarlijkse overheidsuitgaven ongeveer 5 miljard dollar bedragen. De instabiliteit in het oosten van het land maakt bovendien dat het niet zeker is of de verkiezingen in heel het land op serene wijze kunnen gehouden worden. De economische groei voor 2017 wordt op slechts 2,9% geschat omwille van de dalende vraag vanuit China. De afgelopen vijf jaar was er een jaarlijkse groei van gemiddeld ongeveer 7,7%. Met een bevolkingsgroei die ongeveer 3% bedraagt, zal de economie in 2017 dus wellicht een recessie kennen als we het BBP vergelijken met het aantal inwoners. Dat wijst er eens te meer op dat Congo geen dynamiek van eigen economische groei kent. Een recessie zou extra olie op het vuur van het sociaal verzet gooien. (zie: http://www.jeuneafrique.com/388803/economie/2017-rd-congo-sattend-a-nouvelle-annee-de-croissance-molle/)

    Zoals we in ons vorig artikel over Congo stelden, is er nood aan onafhankelijke organisaties van werkenden, jongeren en boeren om ervoor te zorgen dat de energie van de massa’s leidt tot een verbetering van hun levensvoorwaarden. Na Lumumba heeft elke politieke leider die aan de macht kwam slechts de belangen van één van de fracties van de burgerij verdedigd. Hun beleid was rampzalig voor de levensvoorwaarden van de meerderheid van de bevolking. Een onafhankelijke organisatie van de massa’s die opkomt voor de belangen van de bevolking kan voortbouwen op de beste tradities van strijd. Het is doorheen collectieve massa-acties – algemene vergaderingen, betogingen, stakingen, bezettingen, … – dat we vooruitgang kunnen bekomen. De Congolese jongeren, en meer algemeen de Afrikaanse jongeren, komen in verzet. We moeten ervoor zorgen dat deze dynamiek zich richt op de werkende bevolking en de arme boeren die een beslissende rol spelen in de sleutelsectoren van de economie. Het kapitalisme is een internationaal systeem. De strijd wordt op nationaal vlak gevoerd, maar vereist een band met organisaties die dezelfde belangen op internationaal vlak verdedigen.

  • “Bye Bye Kabila”, “Rode Kaart.” Zal dat volstaan om een einde te maken aan het tijdperk-Kabila?

    Op 19 december is het mandaat van Joseph Kabila als president van de Democratische Republiek Congo afgelopen. Maar Kabila ging samen met Evariste Boshab en de rest van zijn kliek op zoek naar een manier om aan het hoofd van het land te blijven. Het Congolese volk kwam in actie tegen deze aanfluiting van de grondwet. De vraag vandaag is hoe we kunnen bouwen aan een mobilisatie die een einde maakt aan het tijdperk-Kabila.

    Door Alain (Namen)

    Na meer dan 15 jaar presidentschap van Kabila is de ontgoocheling groot in Congo. Wie 20 of jonger is, kende enkel de huidige president. Het laat de oude aanhangers van dictator Mobutu, zoals Kengo Wa Dondo, toe om te spreken met de burgerbeweging Filimbi en zich voor te doen als een alternatief op de huidige situatie.

    De steun voor Kabila onder de bevolking is fors afgenomen. De omvang en het ritme van die afname verschilt van regio tot regio. Maar één iets is zeker: het tijdperk van ‘stabiliteit’ onder Kabila is verdwenen en er komt een nieuwe periode van strijd in Congo. Een opiniepeiling in Jeune Afrique op 25 oktober 2016 gaf aan dat 33,3% van de bevolking zou stemmen voor Moïse Katumbi (ex-PPRD, ex-gouverneur van Katanga), 18% voor Etienne Tshisekedi (ex-Mobutist), 7,8% voor Joseph Kabila (PPRD), 2,6% voor Antoine Gizengua (PALU, ex-premier onder Kabila). De best geplaatste kandidaat van de regeringspartij PPRD na Kabila zelf was op het ogenblik van de peiling niet Boshab of Ponyo, maar Olive Lembe Kabila, de vrouw van Kabila die goed was voor 2,6% indien ze kandidaat zou zijn.

    Deze peiling is een uitdrukking van een mening op een bepaald ogenblik. Maar de belangrijke les uit die peiling is dat de kandidaten die het wel eens zouden kunnen halen allemaal belangrijke functies uitoefenden onder ofwel Mobutu ofwel Kabila. In die zin is geen enkele van die kandidaten in staat om een echt alternatief te bieden en een antwoord op de noden van de werkenden, arme landbouwers, jongeren en brede lagen van armen in het land.

    Einde van de stabiliteit

    Toen de dictatuur van Mobutu in elkaar stortte, kende het reeds zwaar getroffen land een periode van rampzalige overgang. Er was een periode van bijna 10 jaar burgeroorlog met meer dan 20 militaire en paramilitaire groepen. Kabila beloofde destijds dat hij de macht zou grijpen en behouden om de stabiliteit te garanderen.

    Als socialisten moeten we de inhoud van de stabiliteit onder Kabila nader omschrijven. Het gaat niet om stabiliteit die de meerderheid van de bevolking toelaat om in alle nodige behoeften te voorzien als onderdeel van de opbouw van een solidaire samenleving. Het ging om stabiliteit waar de buitenlandse en nationale kapitaalbelangen ruimte kregen om veilig te investeren zonder al te veel risico’s. Dat is wat de kapitalisten een gunstig ‘investeringsklimaat’ noemen.

    Door zich zo te positioneren, kreeg Kabila het vertrouwen van het buitenlandse en het binnenlandse kapitaal. Een illustratie hiervan is dat het Bruto Binnenland Product toenam van 7,438 miljard dollar in 2001 tot 35,238 miljard dollar in 2015. Die cijfers houden uiteraard geen rekening met wat niet officieel geregistreerd werd.

    Strijd als gevolg van structureel ongelijk beleid

    De stabiliteit voor de rijken ging niet samen met een verbetering van de levensvoorwaarden van de meerderheid van de bevolking. Het eerste decennium van deze eeuw bracht doorheen Afrika een verbetering van de economische situatie, maar nergens werd deze verbetering gedeeld met de meerderheid van de bevolking. Het IMF heeft het over een niet-inclusieve groei, een verbloeming om niet te moeten erkennen dat de groei exclusief naar de rijken ging. De Milleniumdoelstellingen voor de Ontwikkeling van de regio waren in Afrika een complete mislukking.

    De Afrikaanse massa’s zijn tegen de achtergrond van de grote recessie, die volgens alle economische vooruitzichten nog lang niet voorbij is, in actie gekomen. Er ontstonden bewegingen met democratische, sociale en economische eisen. We zagen dit met de strijd in Tunesië en Egypte. Maar er waren ook sociale bewegingen in Nigeria met een algemene staking die de regering ertoe dwong om terug te komen op de afschaffing van de subsidies voor brandstof. Er was de mijnwerkersstrijd in Zuid-Afrika die ondanks harde repressie loonsverhogingen bekwam. Recent was er in Zuid-Afrika ook de jongerenstrijd tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld. Verder waren er bewegingen in Senegal, Burkina Faso of nog in Burundi tegen de verlenging van het mandaat van de zetelende presidenten.

    Dit fenomeen beperkt zich niet tot Afrika. Overal ter wereld komen jongeren, werkenden en armen in actie. De afgelopen 30 jaar heeft het kapitalistische productiesysteem zich enkel overeind weten te houden op basis van een scherpe toename van de ongelijkheid en een verdieping van de eigen tegenstellingen. Het leidt tot een wereldwijde afkeer van het systeem en zijn instellingen.

    Strijd voor verandering in Congo? Ja, maar met wie en voor welke verandering?

    De Afrikaanse massa’s slaagden er destijds op basis van strijd in om de koloniale heersers te verdrijven. Ze hebben hun politieke onafhankelijkheid zelf afgedwongen. Maar het werd beantwoord met economische afhankelijkheid en de oude banden die de kapitalisten behielden in de kolonies. De oude imperialistische machten hebben er vervolgens alles aan gedaan om die controle te behouden. Er werd niet geaarzeld om dictatoriale regimes te ondersteunen als dit hun belangen uitkwam, denk maar aan de steun die Mobutu kreeg.

    Die beperkingen bepalen nog steeds de actuele situatie. De vragen die destijds opgeworpen werden in de strijd tegen de directe koloniale overheersing blijven overeind voor de strijd die voor ons ligt. Strijden ja, maar met wie en voor welke verandering?

    Welke verandering?  

    De belangrijkste les van de onafhankelijkheidsstrijd die wij met de huidige activisten willen bespreken is dat er niet voor politieke onafhankelijkheid kan gestreden worden zonder ook op te komen voor economische onafhankelijkheid.

    Economische onafhankelijkheid betekent dat de meerderheid van de bevolking zelf kan beslissen over wat nodig is. Het vereist volgens ons de overname van de controle op de sleutelsectoren van de economie. Hoe kan een beleid van investeringen in infrastructuur gevoerd worden zonder controle op de industrie en de banken om de werken te realiseren en te financieren? Hoe kunnen de landbouwers de nodige gewassen telen om hun familie en de bevolking te voeden zonder een verdeling van de grond en zonder een planning van de landbouwproductie om de bestaande middelen en mogelijkheden in te zetten met het oog op dat doel? Een ander voorbeeld dat kan gegeven worden, is dat van de mijnen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze sector effectief bijdraagt aan de gemeenschap om het onderwijs en de gezondheidszorg te financieren?

    Een dergelijk programma zou toelaten om de sociale noden van de overweldigende meerderheid van de bevolking aan te pakken. Maar we moeten duidelijk zijn: diegenen die vandaag de grond, de mijnen en het kapitaal bezitten, hebben er niets mee te winnen indien de meerderheid van de bevolking een beter leven heeft. Het brengt ons bij de volgende vraag: met wie kunnen we eenheid vormen in de strijd? Met diegenen die dezelfde belangen als ons hebben bij de verandering van de samenleving.

    Het klopt niet dat het volledige Congolese volk vrede en ontwikkeling wil. Een deel, een erg kleine minderheid die de banken, de grond, de bedrijven, de mijnen, … bezit wil gewoon een klimaat dat gunstig is voor hun zaken. Zij hebben al vrede en werken aan de ontwikkeling van hun eigen zakenimperia. We mogen ons niet vergissen: gemeenschappelijk doel en gemeenschappelijk belang zijn niet noodzakelijk hetzelfde. Katumbi, Kengo, Tshisekedi en co hebben met ons het gemeenschappelijke doel om een einde te maken aan het bewind van Kabila. Maar daar eindigen de overeenkomsten. Voor het overige willen ze het beleid dat tot meer ongelijkheid en oorlog leidt gewoon behouden en versterken.

    Je eigen graf delven door je van bondgenoot te vergissen

    De geschiedenis leert veel lessen voor wie ze wil zien. Sankara en Lumumba werden vermoord na complotten waarin delen van hun dichte politiek bondgenoten betrokken waren. Ter verdediging van die helden van de onafhankelijkheidsstrijd: de misdadigers hadden hun criminele bedoelingen steeds verstopt. Maar hoe kunnen de leiders van LUCHA en Filimbi geloven dat de oude verantwoordelijken onder Mobutu tot iets anders in staat zijn dan corruptie en repressie? Kengo Wa Dondo begon zijn loopbaan in de regering-Mobutu in 1968. In die periode werden de laatste onafhankelijkheidsstrijders van 1960 opgespoord en uitgeroeid. Van 1982 tot 1986 was hij premier. Hij aarzelde niet om jongeren en studenten die betoogden repressief aan te pakken. Een bondgenootschap met hem sluiten, betekent dat het mes al in de rug wordt gestoken van de massa’s die de strijd aangaan.

    Wij denken dat het nodig is om bondgenootschappen te beperken tot bewegingen en politieke partijen die dezelfde belangen hebben als de meerderheid van de bevolking. Als we kijken naar de huidige politieke krachten in Congo zullen we geen dergelijke partijen vinden. In plaats van vervolgens het ‘minste kwaad’ te zoeken, kunnen we beter met de activisten die de strijd aangaan zelf bouwen aan een politiek instrument dat de verwachtingen en hoop van die duizenden mensen in de burgerbewegingen opneemt en versterkt. In dat proces willen we met LSP en onze internationale organisatie CWI een rol spelen. We willen binnen dit proces tegelijk bouwen aan onze eigen oriëntatie die vaststelt dat er onder een kapitalisme in crisis geen enkele hervorming kan veiliggesteld worden zonder revolutionaire strijd voor een socialistische maatschappijverandering. Als de burgerbewegingen dergelijke vragen onbeantwoord laten, is een tijdelijke verplettering van de beweging niet uitgesloten.

    Eén ding is zeker: de spanningen in Congo zullen toenemen. Kabila gaf al aan dat hij tot in 2018 aan de macht wil blijven. Mogelijk hoopt hij tegen dan in staat te zijn om zijn vrouw de macht te laten overnemen na vervalste verkiezingen. Het is duidelijk dat het staatsapparaat bereid is om harde repressie toe te passen. Arrestaties, betogingsverboden en het aantal verdwijningen van opposanten nemen toe. Als het verzet een massaal karakter aanneemt, valt het nog af te wachten hoeveel ruimte Kabila zal hebben om zijn positie te behouden. Met het akkoord dat hij onder toezicht van Edem Kodjo sloot met een deel van de oppositie heeft hij zijn sociale basis wel vergroot.

    Aan de kant van het verzet lijkt het erop dat de burgerbewegingen bereid zijn om tot een krachtmeting over te gaan. De leiding van deze bewegingen is echter een van de zwaktes. Maar het feit dat er organisaties zijn die jongeren en werkenden organiseren om te discussiëren over politiek en het organiseren van petities, betogingen, sit-in acties, ‘villes mortes’ (stakingsacties die de volledige stad verlammen), … tegen de achtergrond van een dynamiek van strijd op het continent en de rest van de wereld is een positief element. Strijd laat de massa’s toe om programma’s, strategieën en politieke benaderingen uit te testen.

    Het is op basis van deze praktische ervaringen dat de arbeidersbeweging erin geslaagd is om politiek onafhankelijke organisaties op te bouwen waarmee het mogelijk was om de macht van de kapitalisten over ons leven te beginnen betwisten.

  • Zuid-Afrikaanse studentenbeweging groeit aan

    south-africaDe strijd voor gratis onderwijs in Zuid-Afrika staat op een keerpunt. De afgelopen drie weken waren er geslaagde studentenstakingen en activisten zien het binnenhalen van hun eis van gratis onderwijs binnen handbereik. Maar tegelijk zijn er de repressie door de politie, de leugens van de regering en de negatieve mediaberichtgeving die stelt dat gratis onderwijs ‘onbetaalbaar’ is. De frustraties onder studentenactivisten neemt toe, er wordt gezocht naar tactieken om de beweging vooruit te stuwen. Op dit belangrijke ogenblik komt het erop aan om te gaan naar een grotere eenheid, organisatie en coördinatie.

    Standpunt door Workers and Socialist Party en de Socialist Youth Movement, Zuid-Afrika. Voor de achtergrond van deze strijd: zie ons eerder artikel

    De regering, politie en al wie zich tegen gratis onderwijs verzet, wil de beweging dezelfde fouten laten maken als vorig jaar. We veroordelen de politierepressie en het geweld, de militarisering van de campussen en het gebruik van private veiligheidsbedrijven, de beperkingen van het recht op protest en andere maatregelen die door de tegenstanders van gratis onderwijs ingezet worden in de hoop dat een minderheid van studenten tot geweld en wanhoopsacties overgaat uit frustratie. Dergelijke acties helpen de beweging niet vooruit, ze duwen ons achteruit. Dat is wat het establishment wil om de studenten te verdelen en het protest in het algemeen van zijn legitimiteit te ontdoen om zo ook de eis van gratis onderwijs aan de kant te schuiven. Er zijn ongetwijfeld provocateurs actief in de beweging om het zo ver te laten komen. Enkel organisatie en discipline kunnen die provocateurs neutraliseren.

    Er is een bijzonder brede steun voor gratis onderwijs. We moeten dit omzetten in een massale beweging voor gratis onderwijs die zowel studenten organiseert als de werkende klasse, de lokale gemeenschap en scholieren. Het opbouwen van zo’n beweging vereist planning, zorgvuldige voorbereiding en dus ook discipline.

    In Tshwane was er op 1 oktober een meeting van studentenactivisten en vertegenwoordigers van de werkenden en de lokale gemeenschap. Ze hebben samen de beweging ‘Occupy Tshwane’ opgezet om op te komen voor gratis onderwijs en dit te verbinden aan de eisen van de arbeidersstrijd en de lokale bevolking voor een hoger minimumloon van 10.000 R, het einde van de outsourcing van jobs, degelijke jobs en diensten. We roepen studenten elders op om zich ook te richten op werkenden en de lokale gemeenschap om zich samen te organiseren.

    • Voor een nationale actiedag met betogingen naar lokale parlementen of kantoren van de regering
    • Voor het organiseren van een nationale studentenvergadering met afgevaardigden van alle campussen en alle studentenbewegingen die voor gratis onderwijs opkomen, alsook van werkenden op de campussen en scholieren, om een nationale en massale beweging voor gratis onderwijs op te zetten met een verkozen leiding die verantwoording moet afleggen en strategische leiding aan de beweging kan geven.
    • Voor het opbouwen van banden met werkenden, de lokale gemeenschap en scholieren door het opzetten van massale ‘Occupy’-bewegingen in elke regio.

    banner-socialist-youth-movement

  • Solidariteit met de strijd van de Zuid-Afrikaanse studenten voor gratis onderwijs

    sa-studentsEr is een tweede ronde bezig in de strijd voor gratis onderwijs. Campussen doorheen Zuid-Afrika lagen dinsdag plat door protestacties na de aankondiging van de ANC-regering dat de universiteiten volgend academiejaar het inschrijvingsgeld mogen optrekken. Eind 2015 was er een grote beweging onder de naam #FeesMustFall. De regering moest toen toegeven met een bevriezing van de inschrijvingsgelden voor 2016 en de belofte van een onderzoek naar de eis van gratis onderwijs.

    Standpunt door het Uitvoerend Bureau van de Workers’ And Socialist Party (WASP)

    De aankondiging van de mogelijke verhoging van de inschrijvingsgelden in 2017 wijst op de zwakte en de onzekerheid van de regering. Het snelle antwoord van de studenten met een nieuwe golf van protest toont de potentiële kracht van de beweging. Maar die kracht moet ingezet worden in een gedisciplineerde en gecoördineerde massabeweging. Dan is het mogelijk om de regering een nieuwe nederlaag toe te brengen.

    Verdeel en heers

    De ANC-regering heeft duidelijk op voorhand beslist dat ze niet instemt met gratis onderwijs. De commissie rond de inschrijvingsgelden kreeg een mandaat om de haalbaarheid van gratis onderwijs te onderzoeken. Dit is slechts een rookgordijn om verwarring te zaaien en ‘bewijzen’ te verzamelen waarmee aangetoond moet worden dat gratis onderwijs niet haalbaar is. De algemeen secretaris van de ‘communistische’ partij, Blade, verklaarde op televisie dat de studenten nu eenmaal moeten aanvaarden dat we in een kapitalistische samenleving leven. Als de regering ernstig was rond de kwestie van gratis onderwijs, dan kon ze een speciale belasting heffen op de vele miljarden die op de rekeningen van de grote bedrijven slapen bij gebrek aan winstgevende investeringsmogelijkheden. Of de regering kon eindelijk actie ondernemen tegen de fiscale fraude van bedrijven die hun winsten verstoppen. De regering zou ook kunnen beslissen om geen miljardeninvestering in kernenergie te doen.

    Om een tweede nederlaag van de regering rond deze kwestie te vermijden, wordt meteen geprobeerd om verdeeldheid te zaaien en de beweging op een zijspoor te zetten. Sinds de nederlaag in 2015 werd veel aandacht geschonken aan de structuren van de PYA (Progressive Youth Alliance), waarmee de vakbondsfederatie Cosatu aan de regering werd gebonden en de regering zich op hypocriete wijze als pro-arbeidersklasse kon voordoen.

    Minister van Hoger Onderwijs Blade Nzimande heeft vorig jaar de autonomie van de universiteiten aan de kant geschoven om een bevriezing van de inschrijvingsgelden op te leggen. Nu ontdekte hij plots opnieuw dat de besturen van de universiteiten de bevoegdheid hebben om de inschrijvingsgelden op te trekken. De regering wil de verantwoordelijkheid naar de universiteiten doorschuiven in de hoop dat de studenten zich tegen hen richten. Dit moet de aandacht van de regering afleiden en de studentenorganisaties die deel uitmaken van de PYA argumenten geven om de regering te verdedigen, de strijd te isoleren en te vermijden dat het tot een nationale massabeweging komt. Studenten hebben hier door gekeken. Met zijn standpunt dat een verhoging met 8% het maximum is, ondersteunt Blade in de praktijk de universiteiten die tussen de 6 en de 8% wilden.

    Het cynisme werd nog groter toen Blade aankondigde dat de regering de verhoging van het inschrijvingsgeld voor de beursstudenten en voor studenten uit gezinnen met een laag inkomen voor haar rekening zal nemen. Het gaat naar schatting om 70 tot 80% van de studenten die volgend jaar de verhoging niet zelf moeten betalen. Met deze preventieve toegeving geeft de regering aan dat ze weet dat ze niet alle studenten tegelijk kan aanpakken. Er wordt geprobeerd om de mobilisaties moeilijker te maken door bewust verdeeldheid te zaaien. De regering leerde ook lessen uit de vorige beweging die in november vorig jaar massaal werd, maar nadien door een reeks verkeerde tactieken en methoden (zoals brandstichtingen in gebouwen) de meeste studenten afschrok.

    Juiste tactieken

    Het verdeel-en-heersbeleid van de regering heeft protestacties niet kunnen vermijden. Er zijn echter inspanningen nodig om zoveel mogelijk studenten te bereiken en te betrekken in een massabeweging voor gratis onderwijs. Ook de studentenactivisten moeten lessen trekken uit de voorbije jaren.

    De meeste studenten betogen vreedzaam. Slechts een kleine minderheid ging over tot vernielingen aan gebouwen en materiaal van de universiteiten. De frustraties die tot geweld leiden, zijn begrijpelijk. Sommige studenten reageren tegen het gebrek aan inspraak in de commissie die onderzoek doet naar gratis onderwijs, ze proberen wanhopig om gehoord te worden. Maar het voorbije jaar zagen we dat vreedzame massaprotesten efficiënter zijn. Geen enkele brandstichting van een gebouw heeft geleid tot massasteun. Het had een omgekeerd effect en legde de basis voor verdeeldheid waardoor het in de handen van de tegenstrevers speelde.

    Een activist aan de universiteit UKZN beloofde ‘massale vernielingen’. Dit is bijzonder contraproductief. De media spelen natuurlijk een reactionaire rol in het opblazen van de kleine minderheid van protestacties die gewelddadig zijn, dergelijke acties hebben blijkbaar meer ‘nieuwswaarde’ dan grotere vreedzame acties. De vele standpunten van de verschillende studentenorganisaties geven voldoende aan waaorm actie gevoerd wordt, maar dit komt zelden in de media. Er wordt niet ingegaan op het feit dat private veiligheidsbedrijven op de campussen losgelaten worden voor geweld dat doet denken aan de tijd van de apartheid. Deze private veiligheidsbedrijven moeten onmiddellijk teruggetrokken worden.

    Eenheid van studenten en werkenden

    Een ander belangrijke ontwikkeling die gunstig is voor de studenten is de strijd van het personeel op de campussen na de nederlaag van 2015. Schoonmakers, keukenpersoneel, veiligheidsagenten, groenwerkers, … kwamen doorheen het land op verschillende campussen in actie. Dit gebeurde vaak onder de noemer #OutsourcingMustFall, een campagne waarin wij bijzonder actief waren. Er werden aan verschillende universiteiten toegevingen afgedwongen met insourcing van diensten en substantiële loonsverhogingen. Deze beweging zag zich gesterkt door #FeesMustFall en het personeel erkent in grote mate dat hun strijd en die van de studenten dezelfde is.

    De werkenden weten dat het de studenten waren die de eis van insourcing in 2015 naar voor brachten. Ze zullen niet aarzelen om hun solidariteit met de studentenstrijd te betuigen. Veel studenten hebben deze steun terecht verwelkomd. Maar zoals in alle aspecten van de strijd moet goed over tactieken nagedacht worden. In 2015 waren de eisen van de werkenden (tegen outsourcing, voor hogere lonen en betere arbeidsvroowaarden) bijkomend, nu moeten ze als centrale eis naast die van de studenten naar voor gebracht worden. De studentenbeweging van 2015 moedigde eenheid met de werkenden aan. We moeten deze eenheid consolideren om een brede betrokkenheid van werkenden te bekomen, zodat individuele werkenden er niet kunnen uitgepikt worden voor sancties of zelfs ontslag. Als de meest politiek bewuste werkenden van de campus verdwijnen, is dat niet goed voor zowel de strijd van het personeel als die van de studenten.

    Er zijn spontane bijeenkomsten van werkenden om na te gaan hoe ze de studentenstrijd kunen steunen. Op veel campussen zijn er comités en andere fora. Werkenden en studenten moeten elkaars meetings bezoeken als afgevaardigden die nadien verslag uitbrengen in hun eigen structuren om zo tot eengemaakte beslissingen en georganiseerde eenheid te komen. #OutsourcingMustFall mobiliseert actief op deze basis zodat er een blijvende eenheid van werkenden en studenten komt.

    Politieke conclusies trekken

    Het uitbreken van protest ondanks de pogingen van de regering om verdeeldheid te zaaien, wijst erop dat politieke lessen getrokken worden. Voor veel studenten is de eis van gratis onderwijs niet enkel belangrijk om zelf te kunnen studeren, het is ook een veroordeling van de corruptie en de ongelijkheid in de samenleving. Velen trekken anti-kapitalistische conclusies, vele anderen zullen dit doen.

    Begin 2015 lanceerde de Socialust Youth Movement de beweging #Occupy in Tshwane waarbij de Reserve Bank werd geviseerd en de eis voor gratis onderwijs centraal werd gesteld. Nog voor de aankondiging door Blade werd de #Occupy beweging nieuw leven ingeblazen. Dit voorbeeld werd gevolgd door een massameeting van studenten aan de universiteit van Wits waar voorgesteld werd om te betogen naar de beurs van Johannesburg. De studenten zijn steeds duidelijker over het feit dat de overgrote meerderheid van de rijkdom in handen is van een kleine kapitalistische elite. Dit biedt een antwoord op de vraag die velen stellen over waar het geld voor gratis onderwijs zal gezocht worden.

    Wij hebben altijd gesteld dat de strijd voor gratis onderwijs moet verbonden worden aan de strijd voor socialisme, de strijd voor de nationalisatie onder arbeiderscontrole van de banken, mijnen, commerciële boerderijen, grote fabrieken en de grote bedrijven in het algemeen. Steeds meer studenten komen tot gelijkaardige conclusies.

    Nood aan nieuwe nationale beweging

    In 2015 konden de aan het ANC verbonden structuren van de PYA, in het bijzonder de studentenorganisatie SASCO, zich in de nationale leiding van de beweging manoeuvreren en slaagden deze erin omp de studenten te demobiliseren en de regering overeind te houden. Ze moesten toen onder druk van onderuit spreken over betaalbaar en zelfs gratis onderwijs. Dat excuus laten ze nu vallen.  We veroordelen de verklaring van de nationale leiding van SASCO die de regering steunt op het vlak van het inschrijvingsgeld. Terwijl enerzijds op anti-kapitalistische gevoelens wordt ingespeeld, wordt anderzijds steun gezocht voor de pro-kapitalistische ANC-regering. We roepen de basis van SASCO op om de positie van de leiding te verwerpen en samen met andere studenten te bouwen aan een verenigde beweging rond een gemeenschappelijk project met anti-kapitalistische en socialistische eisen.

    Op vele campussen is SASCO duidelijk overstapt naar de andere kant in de strijd. Er worden gewelddadige tegenbetogingen gehouden als de studenten protesteren. Eerder dit jaar werd SASCO al ingezet bij een poging om een staking van personeel op de campus TUT tegen outsourcing te breken. Oprechte studenten bij SASCO mogen niet aanvaarden dat ze gebruikt worden als gewelddadige groep die strijd van studenten en werkenden breekt.

    Een splitsing in SASCO is mogelijk als de structuren moeten kiezen aan welke kant van de barricades ze staan. De strijd voor gratis onderwijs moet zo’n splitsing aanmoedigen en daarmee een belangrijk obstakel in de ontwikkeling van een nieuwe nationale studentenbeweging uit de weg ruimen.

    Dit is een belangrijke taak voor een succesvolle massabeweging voor gratis onderwijs. Er worden al veel belangrijke stappen in deze richting gezet, zo zijn er zaterdag [vandaag dus] regionale meetings gepland. We zijn solidair met de studenten en de strijd voor gratis onderwijs. De eerste taak voor de studenten is nu het opzetten van een nationale beweging voor gratis onderwijs met een socialistisch programma.

  • ANC zwaar afgestraft in lokale verkiezingen in Zuid-Afrika

    Voor het eerst sinds het einde van de apartheid valt ANC onder de 60%

    zumaelectDe vernedering van het ANC kwam helemaal tot uiting in de toespraak van president Zuma bij de officiële aankondiging van de resultaten. Vier jonge vrouwen, moedige anti-verkrachtingsactivisten, stonden voor het podium tegenover Zuma en de volledige partijleiding van het ANC. Ze hielden protestborden omhoog waarin ze het land en de wereld herinnerden aan de beschuldigingen van verkrachting tegen Zuma die tien jaar geleden verworpen werden.

    Artikel door Weizmann Hamilton, Workers and Socialist Party

    De veiligheidsagenten waren verlamd en konden pas tussenkomen toen een nietsvermoedende Zuma zijn toespraak beëindigde en van het podium stapte. Hij was even onwetend over wat er recht onder zijn neus gebeurde als over de politieke ramp die zijn bewind aan het land en zijn partij heeft toegebracht. Met hun goed getimede actie werden deze activisten het centrale aandachtspunt van de live uitzending, ze overschaduwden de toespraak van Zuma maar ook de poging van de Economic Freedom Fighters (EFF) om de aandacht te krijgen met een collectief vertrek uit de ceremonie.

    Resultaten

    Voor het eerst sinds het einde van de apartheid in 1994 haalde het ANC minder dan 60%. De partij haalde 54% van de uitgebrachte stemmen of 8% minder dan in de verkiezingen van 2014. In vergelijking met de parlementsverkiezingen van 2014 verloor het ANC 3,3 miljoen stemmen. In vijf van de acht grote steden verloor het ANC de meerderheid, waaronder in alle drie de grote steden in Gauteng. In de zuidelijke provincie van Westkaap verloor het de controle over Beaufort West aan de Democratische Alliantie en over Modimolle en Thabazimbi in de noordelijke provincie Limpopo. Nationaal zijn er 27 gemeenteraden waar geen enkele partij een meerderheid heeft, een nooit geziene situatie in het land.

    Het ANC blijft de grootste partij, de oppositiepartij Democratische Alliantie haalde 27%. Maar dit resultaat was niet zozeer een overwinning, het was een nederlaag die de arrogante machtspositie van het ANC doorprikte. Zuma zelf had het over een ANC-bewind “tot Jezus komt.” Nu is het aura van electorale onoverwinnelijkheid doorbroken.

    Voor de verkiezingen werd vooral uitgekeken naar het stedelijk gebied van de Nelson Mandela Bay (NMB) in de Oostkaap. Er werd gehoopt dat het ANC daar zou standhouden, maar dit was geen zekerheid. Uiteindelijk draaide het uit op een nederlaag in het grootste stedelijk gebied van de Oostkaap dat gezien wordt als de spirituele roots van het ANC, de thuisprovincie van zowel Mandela, Oliver Tambo als de Mbeki’s. Dit was erg symbolisch en zelfs historisch op zijn manier.

    Het belang van de vernedering in NMB wordt overtroffen door de nederlaag aan de Democratische Alliantie in de hoofdstad Tshwane en het falen om ondanks een nipte voorsprong op DA een meerderheid te halen in de twee andere stedelijke gebieden van Gauteng: het economische hart van Johannesburg en het industriële East Rand in Ekurhuleni.

    De lokale regeringen moeten binnen de 90 dagen gevormd worden, zoniet komen er nieuwe verkiezingen. De minister van lokale besturen heeft al gewaarschuwd dat hij de wetten zal gebruiken die hem toelaten om gemeenten die geen bestuur vormen onder direct bewind van de nationale regering te plaatsen. Ook dat zou nooit gezien zijn.

    Zware klap voor ANC

    Het effect van deze nederlagen en het beeld van het ANC dat een zware klap kreeg en dus kwetsbaar is, kan ertoe leiden dat de partij in de parlementsverkiezingen van 2019 zijn meerderheid verliest. Dat vooruitzicht beperkt zich niet langer tot de fantasie en de retoriek van de Economic Freedom Fighters (EFF).

    Een aspect van de neergang van het ANC werd door professor Susan Booysen (Business Day, 4 augustus) als volgt omschreven: “Twee tectonische platen van politieke veranderingen bewegen snel langs elkaar en dit leidt tot electorale opstoten. De ene plaat is de sterke band tussen het ANC, strijd en het bewustzijn rond de bevrijding. De andere plaats is de uitholling van het vertrouwen in het ANC en de erkenning dat het ANC wel roots in de bevrijding heeft maar nu rekenschap moet brengen voor het beleid na de bevrijding.” Wat de platen doet bewegen, is de onverzoenbare botsing tussen klassenbelangen tussen het pro-kapitalistische ANC en de zwarte arbeidersklasse die steeds meer vervreemd raakt van het ANC terwijl de partij ervan uitgaat dat het op historische basis recht heeft op die stemmen.

    Alsof het was om zout in de wonde te strooien, werd het ANC waar het tweede partij werd verslagen door de Democratische Alliantie. Dat is een rechtse pro-kapitalistische partij met een historische afkomst die ver teruggaat in het koloniale verleden en de apartheid. De eerste incarnatie na de apartheid (als ‘Democratische Partij’) was amper goed voor 1,7% van de stemmen in de historische verkiezingen van 1994. Zuma probeerde op wanhopige wijze het verleden van DA uit te spelen met veroordelingen van elke zwarte die voor zo’n partij zou stemmen. Hij herhaalde de stelling van Mandela dat DA een partij van de blanke geprivilegieerden is waarbij de zwarte leden slechts marionetten van de blanke leiding zijn. Deze retoriek ging echter verloren in de algemene politieke sfeer.

    Het kon er alleszins niet voor zorgen dat de neergang van het ANC werd gestopt, een uitdrukking van het feit dat de partij steeds minder kan teren op de rol in de bevrijdingsstrijd. De vergelijking die Zuma trok tussen de helden van het ANC en de voorstanders van apartheid die de voorlopers van de DA vormden, werd door een kiezer als volgt beantwoord: “We willen een regering die de samenleving vooruit brengt, we hebben geen lessen over het verleden nodig.” Ondanks alle retoriek is het niet uitgesloten dat het ANC zal proberen om coalities met de DA te vormen in een wanhopige poging om de macht te behouden.

    ANC glijdt weg

    Sommigen ter linkerzijde zijn wanhopig naar aanleiding van dit resultaat. Ze veroordelen de zwarte kiezers voor het steunen van “hun eigen onderdrukkers.” Sommigen kwamen zelfs met het absurde perspectief dat de DA in staat zou zijn om het land terug te brengen tot apartheid. Dit resultaat is niet zozeer een resultaat van een groeiende steun voor DA, maar wel van een verwerping van het beleid van het ANC. Miljoenen mensen toonden deze verwerping door niet te gaan stemmen. Wij wezen eerder al op de drastische afname van het aantal kiezers sinds 2004. In 2014 haalde het ANC 62% in de parlementsverkiezingen, maar slechts 35% van de kiesgerechtigden ging effectief stemmen. Bijna twee derden daarvan kwam uit het platteland. Nu waren er 26 miljoen geregistreerde kiezers waarvan er 15 miljoen gingen stemmen. Het ANC haalde 11,4 miljoen stemmen in 2014 en nu nog 8,1 miljoen. Van de kiesgerechtigden heeft dus 31% voor het ANC gestemd.

    Het belang van deze verkiezingen wordt versterkt door het feit dat het ANC zowel in de steden als op het platteland werd afgestraft. In Gauteng verloor het ANC 14% in vergelijking met de lokale verkiezingen van 2011. In de minder stedelijke provincies was er een gelijkaardige daling, met een achteruitgang van 13% in Limpopo, 16% in het Noordwesten, 9% in de Vrijstaat en 8% in Mpumalanga. Enkel in KwaZulu-Natal was er vooruitgang van amper 1%. Het ANC behield de meerderheid in de plattelandsprovincies, DA is immers vooral een stedelijk fenomeen van de middenklasse die amper ingang vindt in de zwarte townships.

    Democratische Alliantie

    De DA haalde het grootste aandeel van de stemmen in Tshwane en Nelson Mandela Bay. Met uitzondering van Kaapstad, waar DA al sinds 2006 aan de macht is en DA nu 67% haalde tegenover amper 27% voor het ANC, kon DA nergens een overtuigende overwinning op het ANC halen. Lokale verkiezingen zijn natuurlijk niet meteen vergelijkbaar met nationale verkiezingen, maar ze vormen toch een indicator. In de parlementsverkiezingen van 2014 bleek de kwetsbaarheid van het ANC reeds in NMB, Tshwane, Johannesburg en Ekurhuleni.

    Met 4.028.637 stemmen blijft de DA overigens onder het hoogtepunt in 2014 toen het 4.091.584 stemmen haalde. DA was overtuigd dat het een momentum achter zich had en dat het rampzalige beleid van Zuma automatisch tot stemmenwinst zou leiden. DA stelde zichzelf tot doel om 30% te halen, maar het bleef steken op 27%.

    Een voormalige medewerker van DA en columnist van Business Day, Gareth van Onselen, stelde dat DA in 2014 “volgens eigen berekeningen 760.000 zwarte stemmen haalde (minder dan 20%). Die hebben niet allemaal gestemd in 2016, de partij haalde enkele nieuwe zwarte stemmen maar in het algemeen haalde de partij ongeveer evenveel kiezers (4 miljoen), waarbij het erg onwaarschijnlijk is dat het aandeel van zwarte kiezers groter geworden is. In sommige regio’s is DA gegroeid maar de hoge opkomst (DA-kiezers gaan sneller stemmen) kan dat verklaren, niet zozeer een groei onder nieuwe zwarte kiezers. Het verschil in opkomst tussen de grote steden en de townships (tot 18% verschil) maakt dat DA op het ANC kon inlopen.” (Business Day 8 augustus)

    DA had de illusie dat het de macht kon grijpen in enkele grote stedelijke gebieden. Maar er zal daar nog heel wat onderhandelingswerk zijn met kleinere partijen om tot coalities te komen, onder meer in Nelson Mandela Bay en Tshwane. Het ANC zal hetzelfde moeten doen in Ekurhuleni en Johannesburg. In Tshwane kan geen enkele van de kleine partijen voldoende zetels aanbrengen om DA aan een meerderheid te helpen, daar zou de steun van EFF nodig zijn. Dat kan enkel indien de EFF politieke zelfmoord plegen. In het korte bestaan van de Economic Freedom Fighters (EFF) heeft deze formatie steun opgebouwd met een boodschap van radicaal zwart nationalisme en links populisme waarbij DA afgedaan wordt als een racistische partij van het blanke monopoliekapitaal.

    EFF

    De EFF haalde 8,2% en werd daarmee de derde partij, een positie die het ook al haalde in 2014 toen de EFF een sterke doorbraak maakte. Het is de tweede partij in Limpopo. Kopman Julius Malema moest op een voor hem ongewoon bescheiden wijze de ‘nederlaag’ erkennen. De EFF-leiding had als doel om het stemmenaantal te verdriedubbelen en de meerderheid te halen in een reeks gemeenteraden. Uiteindelijk haalde de EFF geen enkele meerderheid. De EFF kon kapitaliseren op de ontgoocheling in het ANC, maar dit was onvoldoende om opnieuw sterk vooruit te gaan.

    In de aanloop naar de verkiezingen had de EFF opgeschept dat het de meerderheden in de gemeenteraden zou gebruiken om te onderhandelen met het ANC, waarbij wederzijdse steun zou gegeven worden in gemeenteraden waar ze net niet aan een absolute meerderheid kwamen. De EFF ging uit van een veel grotere steun in de steden dan het uiteindelijke resultaat. Workers and Socialist Party (WASP) waarschuwde van bij het begin voor de politieke gevolgen van een dergelijk beleid van akkoorden sluiten. We riepen de basis van de EFF op om er zich tegen te verzetten.

    De EFF neemt na de verkiezingen een ander standpunt in. De partij heeft aanzoeken van de DA in Tshwane verworpen maar heeft zich ook uitgesproken tegen coalities met het ANC. EFF zal geen coalities vormen met partijen “die geen beleid hebben om de Afrikaanse kinderen te helpen.” Dit sluit een akkoord met DA uit maar ook de mogelijkheid om het ANC langs de achterdeur terug aan de macht te brengen.

    Maar de EFF is voorzichtig om de deur voor akkoorden toch open te houden. De partij is volgens Malema bereid om “coalities van de oppositie” te overwegen. Er is nochtans niets radicaal laat staan socialistisch aan de politiek van de kleinere partijen in het parlement. Akkoorden van enig politiek belang zijn enkel mogelijk met het ANC of DA. De sterke afkeuring van beide partijen – de sleutel voor de steun van de EFF onder de lagen die aangetrokken werden – maakt echter dat gelijk welk akkoord met een van die partijen fataal kan zijn voor de EFF en de electorale ambities voor de parlementsverkiezingen van 2019 kan doorkruisen.

    Ondanks de nadruk op “principiële posities” staat de EFF steeds meer onder druk van zowel de anti-Zuma fractie van het ANC als van de burgerij zelf. De strategen van de burgerij worden aangemoedigd door de toenemende ‘politieke maturiteit’ van Malema die wel de eis voor de onteigening van grond zonder compensatie herhaalt, maar ondertussen naar het centrum opschuift. In dit proces zal de EFF zich moeten ontdoen van de radicale socialistische retoriek. Op belangrijke kwesties zoals nationalisaties heeft de EFF al signalen gegeven dat het bereid is om af te zwakken. De EFF stelt zich steeds meer voor als een partij van “democraten” en verdedigers van de burgerlijke grondwet van het land.

    De verleiding om akkoorden te sluiten, zal toenemen naarmate de crisis in het ANC erger wordt. En dat is onvermijdelijk na de rampzalige resultaten in deze lokale verkiezingen.

    Interne strijd

    De geruchten voor de verkiezingen komen nu al aan de oppervlakte. Zuma liet er geen gras over groeien en lanceerde meteen een aanval op enkele afvalligen in een toespraak in Kwa-Zulu Natal. Daar haalde hij uit naar voormalig president Kgalema Motlanthe en vooramalig minister Frank Chikane – twee kritische stemmen tegenover Zuma. De president vroeg hen hoe hij als ANC-lid onbetrouwbaar kon zijn.

    Zuma reageerde op de luider wordende roep om ontslag te nemen. De dominante pro-Zuma fractie in het ANC, geleid door de premiers van de Noordwestelijke provincie, Mpumalanga en Kwa-Zulu Natal, zal het argument gebruiken dat het ANC in hun provincies wel een meerderheid behield terwijl dit in de Oostkaap en Gauteng niet het geval was. Ze halen ook kracht uit het feit dat de betogingen #ZumaMustFall – betogingen nadat bleek dat Zuma publieke middelen had aangewend voor zijn thuisstad Nkandla – geen massale deelname kenden.

    Nog voor de verkiezingen waren er geruchten dat de provinciale leiding van het ANC in Gauteng zou ontbonden worden na een nederlaag. De leiding in Gauteng is erg kritisch over Zuma en eiste na de uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de publieke middelen voor Nkandla dat de president uit de verkiezingscampagne zou wegblijven.  Zuma hield daar geen rekening mee en slaagde erin om de structuren van het ANC in Gauteng zijn hypocriete verontschuldiging voor Nkandla te laten aanvaarden.

    Maar ook in de provincies waar de pro-Zuma fractie sterk staat, is er verdeeldheid. In Mpumalanga waren er fysieke confrontaties tussen de SACP (Communistische Partij) en het ANC. In Kwa-Zulu Natal is er een scherpe verdeeldheid met een rechtszaak tussen verschillende delen van de partij. In het Noordwesten verloor het ANC stemmen aan ontgoochelde ANC-leden die als onafhankelijke kandidaten opkwamen.

    De verkiezingscampagne van het ANC in 2016 leek recht uit de handleiding ‘hoe kiezers vervreemden en verkiezingen verliezen’ te komen. Zuma deed het corruptieschandaal rond Nkandla gewoon af als een detail. Partijsecretaris Gwede Mantashe beledigde de kiezers van Soweto omdat ze zich als Amerikanen zouden gedragen die het belang van stemrecht niet kennen. De strijd voor posities van gemeenteraadslid en burgemeester was niets anders dan een strijd voor toegang tot middelen en postjes. Er waren moordpartijen die zorgden voor een nieuw dieptepunt van barbarij. Rellen in de hoofdstad kostten vijf mensen het leven nadat het hoofdkwartier van het ANC een eigen kandidaat had opgelegd om de ruzies te stoppen.

    De voorzichtigheid van de anti-Zuma fractie zorgde ervoor dat het gezicht van de ANC-campagne de corrupte en door schandalen geteisterde president was. De man die zijn medestanders bij de televisiemaatschappij een verbod op beelden van protest tegen de regering liet uitvaardigen. Dit verbod werd door de rechters ingetrokken. Onder het bewind van Zuma kende het ANC vier opeenvolgende verkiezingsnederlagen en mogelijk komt er in 2019 zelfs het verlies van de meerderheid in de parlementsverkiezingen.

    Zuma weet dat hij vervolgd kan worden wegens corruptie en mogelijk de cel in zal moeten. Hij heeft dan ook niet de minste intentie om van koers te wijzen. Hij zal publieke middelen blijven misbruiken en probeert elke rechtszaak uit te stellen tot na zijn termijn als ANC-voorzitter (tot in 2017) en als president (2019). Er zullen ongetwijfeld nieuwe interne conflicten zijn en de strijd voor de opvolging van Zuma zal escaleren.

    Het blijft onzeker of de anti-Zuma fractie in staat zal zijn om te groeien in het vooruitzicht van een nederlaag in 2019 en bijhorend verlies van controle over middelen en mogelijkheden om het land te plunderen. Zuma behoudt zijn greep over de politie, de veiligheidsdiensten en de overheidsbedrijven. De anti-Zuma fractie is net zoals de Zuma-fractie verbonden met het neoliberale beleid waar het ANC voor staat. Zonder alternatief en niet in staat om zelfvertrouwen uit te stralen, zowel binnen als buiten het ANC, kan de anti-Zuma fractie de partij wellicht niet redden van een implosie.

    Wat ook het resultaat zal zijn van de interne fractiestrijd bij het ANC, de partij is collectief verantwoordelijk voor het bloedbad van Marikana, de snel toenemende kloof tussen rijk en arm, de massale werkloosheid en de groeiende armoede. De voorwaarden waaronder de massa’s leven gaan erop achteruit nu de economie amper nog groeit, voor dit jaar wordt een groei van 0,1% voorzien. Mogelijk zal de kredietwaardigheid van het land herzien worden. De wereldeconomie raakt bovendien niet uit het slop van de Grote Recessie van 2008 met de mogelijkheid van een nieuwe en ergere neergang. Zuma zal niet alleen een verdeeld ANC achterlaten, maar ook een rampzalige economische situatie in het land.

  • Protestdag in Congo op 26 mei. Nieuw bloedbad in mineraalrijke regio

    Bloedbad in het oosten van Congo
    Bloedbad in het oosten van Congo

    President Joseph Kabila blijft kunstgrepen uithalen om zijn mandaat in de Democratische Republiek Congo te verlengen. Tegelijk zijn er nieuwe politieke en sociale uitbarstingen in het land.

    Artikel door Per-Ake Westerlund, José Nsimba-Lobela en Congo Moko, eerder verschenen in weekblad Offensiv

    Op donderdag 26 mei was er de eerste nationale protestdag tegen de president sinds lang. Er werd in Congo maar ook in het buitenland geprotesteerd. Betogingen werden overal verboden, behalve in de hoofdstad Kinshasa. Daar kwamen duizenden mensen op straat. Ze botsten op de politie die met traangas de betogers wilde verdrijven. Volgens mensenrechtengroepen werden 59 betogers opgepakt.

    In Goma, de hoofdstad van Noord-Kivu in het oosten van het land, legden betogers het verbod naast zich neer. Het kwam er tot confrontaties met de politie waarbij een betoger en een agent om het leven kwamen. Vanuit andere steden waren er nog weinig verslagen.

    Er waren ook verslagen van nieuwe bloedbaden in het oosten van Congo. In een nieuw bloedbad in de regio Beni in Noord-Kivu kwamen 50 burgers om. De afgelopen 18 maanden vielen er tot 1000 doden. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt bij ADF gelegd, een Oegandese islamistische kracht die banden heeft met al-Shabaab in Somalië.

    Recente rapporten geven echter aan dat ADF niet alleen handelt. Lokale mensenrechtengroepen stellen dat de bloedbaden gebeurden met de steun van het Congolese leger.

    Een bekende dissidente religieuze leider in Beni, Vincent Machozi, werd in maart vermoord. Hij stelde al langer dat het regime van Kinshasa steun gaf aan het verdrijven van de bevolking uit de regio. Er is een grote voorraad coltan in deze regio, een cruciaal mineraal voor nieuwe technologie zoals GSM’s.

    De oorlog en het gewapende conflict in Congo gaat wel meer over minerale rijkdommen. Het leidt ook tot betrokkenheid van buurlanden, zoals Rwanda.

    De aandacht in Congo is nu sterk gericht op de presidentsverkiezingen. Vorig jaar waren er grote betogingen en acties toen duidelijk werd dat Kabila een derde termijn wilde binnenhalen. Drie termijnen zijn grondwettelijk verboden. Studenten en jongeren organiseerden zich via netwerken en stonden in contact met gelijkaardige bewegingen in Senegal en Burkina Faso. Het regime van Kabila raakte bang, zeker toen ze de rol van de jongeren zagen in de revolutie die de president van Burkina Faso ten val bracht.

    De president zette speciale troepen van de Republikeinse Garde in. Het protest werd de kop ingedrukt en leidinggevende oppositiestemmen werden opgepakt. Jongerenbijeenkomsten werden opgebroken en activisten verdwenen of werden gevangen gezet. Buiten Kinshasa werd een massagraf ontdekt.

    Een van de eisen van de betogers was dat de kiezerslijsten uit 2011 moesten aangepast worden zodat jongeren ook kunnen stemmen. De verkiezingsautoriteit die nauw met Kabila samenwerkt, stelt dat dit 18 maanden werk in beslag zou nemen. Het zou betekenen dat de presidentsverkiezingen die volgens de grondwet in december moeten plaatsvinden, naar een latere datum zouden verschuiven. Het grondwettelijk hof bevestigde dat Kabila aan de macht kan blijven.

    In de verkiezingen van 2011 was er volgens de meeste analisten sprake van fraude om te vermijden dat de veteraan Etienne Tshisekedi van de grootste oppositiepartij UDPS het zou halen. De situatie in Congo doet wat denken aan die in Burundi waar president Nkurunziza een derde mandaat begon wat leidde tot een opstand waarin meer dan 430 doden vielen en 250.000 mensen op de vlucht sloegen.

    De vertegenwoordiger van de Afrikaanse Unie, Edem Kodjo uit Togo, steunt de positie van Kabila. In 2011 verklaarden corrupte vertegenwoordigers van de Afrikaanse Unie reeds dat de verkiezingen democratisch verliepen.

    De strijd in Congo gaat over democratische rechten die nauw verbonden zijn met de activiteiten van multinationale bedrijven en de imperialistische plundering van het land in alliantie met de president. Er moeten nieuwe massabewegingen opgebouwd worden om de president en zijn op het leger gebaseerde regime omver te werpen. Er is een dringende nood aan een democratische en socialistische beweging die opkomt voor een programma waarbij de rijkdom van het land in publieke handen komt met een regering van democratisch verkozen vertegenwoordigers van werkenden en armen.

  • Wie is Ibrahim Zakzaky? Een verborgen bloedbad in Nigeria

    nigeriaOp 12 december 2015 waren sjiietische moslims in de Nigeriaanse stad Zaria, in de staat Kaduna in het noorden van het land, bezig met een rouwprocessie voor de 40de dag van de kleinzoon van de profeet Mohammed. Sjeik Ibrahim Zakzaky sprak de aanwezigen op de processie toe.

    Artikel door Andleeb Haider

    Het Nigeriaanse leger viel de moskee Hussainia Baqyatullah binnen. De twee zonen van Ibrahim Zakzaky werden koelbloedig vermoord door het leger en ook Zakzaky zelf werd neergeschoten, hij raakte gewond en werd door het leger meegenomen naar een onbekende plaats. Volgens getuigen vielen er meer dan 1000 doden. De familieleden van Zakzaky heeft nog steeds geen contact kunnen leggen, ze weten enkel dat hij zwaar gewond was. Wie is Ibrahim Yaqoub Zakzaky? Die vraag moeten we beantwoorden om de Nigeriaanse Islamitische Beweging, de organisatie van Zakzaky, en de huidige genocide te begrijpen.

    De meerderheid van de Nigeriaanse moslimbevolking bestaat uit soennieten, maar er is een aanzienlijke sjiietische minderheid. Die leeft vooral in de noordelijke staten Kano en Sokoto. Er bestaan geen recente statistieken over het aandeel van de sjiieten in de Nigeriaanse bevolking, het cijfer van 5% wordt als te hoog ingeschat. De huidige sjiietische beweging ontstond begin jaren 1980 op aangeven van sjeik Ibrahim Zakzaky die volgens schattingen vandaag 15 tot 20 miljoen volgelingen heeft. Hij studeerde in Irak en kwam naar Nigeria terug met zijn Khomeini-gezinde opvattingen. Hij was erg actief in eenheidsinitiatieven tussen sjiieten en soennieten, onder meer rond de oproep van Khomeini in 1979 om de laatste vrijdag van de Ramadan uit te roepen tot “Youm Al Quds’, een solidariteitsdag met Palestijnen. Vandaag houden sjiieten wereldwijd acties op die dag om te protesteren tegen het Israëlische regime en om solidariteit met de Palestijnen te betuigen.

    Bij deze acties in Nigeria treedt het leger steeds hardhandiger op. Dat gebeurde voor het eerst in 2003 in de staat Kano waar er acht doden vielen. In 2009 werd de Al Quds bijeenkomst opnieuw aangevallen door het leger met twee doden en verschillende gewonden. De derde aanval was de bloedigste, toen vielen er 35 doden en honderden gewonden. Drie zonen van sjeik Zakzaky werden omgebracht: Ahmad, Hamid en Mehmood. Op 12 december verloor hij nogmaals twee zonen. Twee van de zonen studeerden voor ingenieur, een andere voor dokter.

    De Nigeriaanse Islamitische Beweging is Iraansgezind, maar tegelijk was er een opmars van door Saoedi-Arabië gefinancierde radicale islamitische groepen in Nigeria. Midden 2009 trad een extremistische groep op het voorplan met een aanval op een politiekantoor, we maakten kennis van Boko Haram dat later aansluiting bij ISIS zou claimen. Boko Haram is net als ISIS verantwoordelijk voor een lange lijst van misdaden, maar de internationale mediabelangstelling was beperkt tot het incident met de ontvoering van 276 schoolmeisjes uit Chibok.

    Sjeik Ibrahim is populair onder zowel sjiieten als soennieten. Na 11 september 2001 raakte hij internationaal bekend omwille van zijn sterke veroordeling van terrorisme. Hij stelde dat de aanslagen in de VS een misdaad waren. Maar het antwoord van president Bush verwierp hij eveneens omdat het tot gevaarlijke situaties kon leiden. “Het gebruik van het woord ‘kruistocht’ is niet alleen ongevoelig, maar een duidelijke indicatie dat de wraakacties van de VS voor de aanslagen van 11 september een oorlog tegen de islam zullen worden en niet tegen terrorisme,” verklaarde hij aan de BBC op 1 oktober 2001. In hetzelfde interview toont hij zijn bezorgdheid voor de verspreiding van de radicale islam en heeft hij het over de negatieve gevolgen van de aanslagen voor de economie.

    De vervolging van de sjiieten in Nigeria krijgt amper aandacht. De VN of de gevestigde media blijven zwijgen. Het doet wat denken aan de moorden op zwarte jongeren in de VS, enkel Black Lives Matter reageerde. Wordt er anders door het establishment gezwegen omdat die jongeren zwart zijn of omdat de slachtoffers in Nigeria sjiietisch zijn? Er is een stille genocide bezig tegen sjiieten en dit van Pakistan tot Nigeria. In grote delen van het Midden-Oosten en Zuid-Azië zijn door de Saoedisch gesponserde organisaties zoals Al Qaeda of de Taliban betrokken bij het uitmoorden van sjiieten in Afghanistan, Pakistan en nu ook in Bangladesh. In Nigeria is het de regering zelf die de sjiieten vermoordt. De Saoedische kroonprins Salman telefoneerde meteen naar de Nigeriaanse president Buhari om hem te zeggen dat zijn land volledig achter de strijd tegen het terrorisme in Zaria staat. Het wijst op een verborgen verhaal achter de bloedige gebeurtenissen in Zaria.

  • Linkse socialiste uit Zuid-Afrika gezet door regering

    Vandaag moet Liv Shange van de Zuid-Afrikaanse Workers and Socialist Party noodgedwongen het land verlaten. Liv woonde 12 jaar in het land en heeft er drie kinderen. Ze werd een prominente voortrekker van de arbeidersbeweging, onder meer in de verdediging van de mijnwerkers tegen het politiegeweld in Marikana. De regering weigert haar langer in het land toe te laten waardoor ze noodgedwongen tijdelijk naar Zweden terugkeert. Daar was Liv Shange eerder jarenlang actief bij de linkse socialisten, onder meer als gemeenteraadslid in Lulea. De Workers and Socialist Party publiceerde een Engelstalig artikel over het gedwongen vertrek van Liv Shange en diverse media hadden hier eveneens aandacht voor. Hieronder een video van zo’n nieuwsitem.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop