Your cart is currently empty!
Category: Afrika
-
Centraal-Afrikaanse Republiek. Enorme rijkdom moet in democratisch publiek bezit komen!
Op donderdag 5 december kondigde de Franse president Hollande aan dat Frankrijk troepen zou inzetten in de Centraal-Afrikaanse Republiek. Dat gebeurt onder VN-mandaat en heeft als doel om het lokale leger te ondersteunen. Het is de 40ste Franse militaire interventie in een Afrikaans land sinds de onafhankelijkheid van die landen. Wat zijn de redenen voor dit nieuwe militaire optreden in Afrika door het Franse imperialisme? En welke rol wil Hollande spelen na de interventie in Mali?
Centraal-Afrikaanse Republiek: potentieel een rijk land
Het land bevat tal van grondstoffen: diamanten die niet zo diep in de grond zitten, olie, uranium en heel wat vruchtbare landbouwgrond. Al deze mogelijkheden worden ofwel onderbenut ofwel misbruikt of niet gebruikt. De Centraal-Afrikaanse Republiek is sterk afhankelijk van de export van katoen, naast de export van diamant en goud. Mijnwerkers verdienen niet meer dan 4 dollar per dag. In de meeste gevallen werken de 80.000 tot 100.000 mijnwerkers in de diamantsector als kleinschalige zelfstandige zonder toelating. De diamanten die ze opgraven worden vaak verkocht aan smokkelaars of aan exportbedrijven. Dat gebeurt tegen een bedrag dat slechts een klein percentage is van de prijs waarvoor de diamanten verder verkocht worden. Diamantmijnen zorgen voor het inkomen van honderdduizenden mensen, vooral op basis van gedeelde armoede. Diamanten opgraven gebeurt met de hand. Geschoolde mijnwerkers verkopen de diamanten door aan ophalers die ze door verkopen aan tussenfiguren die verder verkopen aan grote diamantbedrijven, vooral bedrijven die opereren vanuit Antwerpen.
Leeg geplunderd land
De Centraal-Afrikaanse Republiek werd in 1958 onafhankelijk. Van bij het begin werd het land officieel onafhankelijk maar was er nooit enige echte sociale of economische ontwikkeling. Geen enkele leider van het land zal herinnerd worden voor enige ontwikkeling van het land of van de sociale infrastructuur. De levensverwachting bedraagt amper 40 jaar en HIV is alomtegenwoordig. Er was een trage ineenstorting van de staat en een scherpe daling van de levensomstandigheden.
De huidige regering werd ondanks de eigen corruptie gedwongen om maatregelen te nemen tegen de illegale diamanthandel. Dat gebeurde na de dood van verschillende mijnwerkers in maart 2013. Deze maatregelen hebben de vrees voor werkloosheid onder de mijnwerkers versterkt. Uit wanhoop zijn vele mijnwerkers overgeschakeld op het graven naar goud. De goudprijzen zijn immers stabieler dan de diamantprijzen. Maar de illegale goudhandel is nog erger dan de diamanthandel. De mijnwerkers zien zich verplicht om over te gaan tot illegale mijnbouw in gevaarlijke omstandigheden waarbij ze verkopen op de zwarte markt. Areva bezit een uraniummijn in het land, maar deze is sinds 2012 inactief omwille van het gebrek aan veiligheid in de regio.
Recente arbeidersstrijd
De gevestigde media heeft er doorgaans geen aandacht voor, maar er bestaan arbeidersorganisaties en vakbonden in dit land en deze organisaties zijn niet verdwenen. Begin 2013 waren er verschillende stakingsbewegingen tegen de oplopende levensduurte, voor de uitbetaling van achterstallige lonen en voor toegang tot drinkbaar water. In februari waren er betogingen van deeltijdse leerkrachten in het hoger onderwijs. Zij stopten de lessen en eisten de uitbetaling van het loon dat ze al 24 maanden niet hadden gekregen. Leerkrachten uit het lager onderwijs vervoegden de stakers met hun eis om het statuut van ambtenaar te krijgen. Op 13 februari was er een uitbarsting van protest in het district Gobongo in de hoofdstad Bangui omwille van het gebrek aan water en elektriciteit in het district. Er was meer dan drie dagen geen elektriciteit en de maanden ervoor was drinkbaar water uitzonderlijk. De betogers kwamen op straat ondanks de massale aanwezigheid van de politie. Straatverkopers waren woeden omdat de politie in de ochtend van 13 februari de wegen bezette waar ze normaal hun kraampjes opzetten.
In maart 2013 greep Michel Djotodia de macht met een staatsgreep. Dat was niet toevallig kort na de golf van stakingen en protestacties. Het stakingsrecht werd afgeschaft en alle publieke meetings werden verboden. De bondgenoten van Djotodia, de Sélèka rebellen, verschenen op de straten van de stad en op het platteland, waar ze mensen aanvielen. Er ging geen dag voorbij zonder berichten van gewelddadige incidenten. Dit alles gebeurde zonder enige reactie van Frankrijk.
De historische rol van Frankrijk
Na de onafhankelijkheid van de Centraal-Afrikaanse Republiek bleef Frankrijk een sterke politieke invloed op het land hebben. Onder de vorige presidenten Mitterand en Chirac werden alle regimes in het land ondersteund. Dat gebeurde omwille van de economische waarde van het land en het groeiende geostrategische belang om een explosie in nog een Afrikaans land te vermijden.
Dit bleek uit de militaire en financiële steun van Frankrijk voor de president en zelfverklaarde keizer Bokassa tussen 1966 en 1979. Deze steun werd vooral bekend door de onvergetelijke beelden van de toenmalige Franse president Valéry Giscard d’Estaing die met Bokassa ging jagen en diamanten van de bloedige dictator aanvaardde. Na de staatsgreep van 1979, een operatie die werd georkestreerd door Frankrijk, volgden een reeks van marionet-presidenten met tussen 1980 en 1993 de Franse luitenant-kolonel JC Mantion en tussen 1993 en 2003 Patassé.
Frankrijk leidde de jongste generaal van Bokassa, François Bozizé, op om van hem de president te maken na de val van Patassé. Na verschillende mislukte pogingen greep Bozizé in 2003 de macht met een staatsgreep die Franse steun genoot.
In 2013 leek Bozizé de economische voorkeuren van het land te willen veranderen. Hij beloofde contracten aan China waaronder olie. Hij leek in te gaan tegen het Franse en Amerikaanse imperialisme in de regio.
In maart 2013 besloot Hollande dan ook om niet tussen te komen toen Bozizé aan de kant werd geschoven door de Seleka (of ‘coalitie’ in het Sango), de alliantie van alle oppositiekrachten. Hij werd opgevolgd door Michel Djotodia. Een van de redenen waarom Frankrijk niet tussenkwam, was de interventie in het naburige Mali. Bovendien dacht Hollande wellicht dat het beter was om even af te wachten, zeker indien de verdeeldheid in de Seleka uiteindelijk een interventie zou rechtvaardigen.
Dreiging van regionale onstabiliteit
Nu komt Frankrijk met een VN-mandaat tussen omdat de autoriteit van Michel Djotodia te sterk verzwakt is. Het doel dat door de VN naar voor werd geschoven, en door defensieminister LeDrian werd herhaald, is de “heropbouw van een gebroken land”. Na Mali is het doel opnieuw vooral om te vermijden dat de staat volledig in elkaar stort en om een regime te vestigen, gelijk welk regime, als het maar de dictaten van het imperialisme volgt. Het land is zo uitgeput na jaren van onstabiliteit en er is zo’n plundering van de grondstoffen geweest dat de imperialisten twijfelen of ze een regime kunnen vestigen dat enige stabiliteit kan brengen zonder de aanwezigheid van buitenlandse troepen. Daarom is er een interventie en werd voor het imago een VN-mandaat opgesteld. Het is al langer onrustig in het land, maar nu dreigt het een factor van regionale onstabiliteit te worden.
De media steunden dat de Franse interventie met berichten over de mogelijkheid van een genocide en het gevaar van een religieus conflict. Wat is daarvan aan? De overgrote meerderheid van de bevolking is christelijk, zeker in de zuidelijke regio’s. De Seleka-rebellen zijn vooral werklozen uit het noorden en vooral moslims. Ook Michel Djotodia is een moslim, de eerste islamitische Afrikaanse leider in het land. De meerderheid van de bevolking leefde vreedzaam in religieus gemengde gebieden, maar de groeiende armoede die wordt versterkt door de economische crisis heeft de spanningen doen oplopen. In deze omstandigheden kan het conflict een religieus karakter aannemen. Er is echter geen ‘historische’ verdeeldheid. In de recente aanvallen op moslims door anti-balaka zelfverdedigingskrachten (balaka betekent ‘machete’ in het Sango) werd anti-islam propaganda verspreid. Veel moslims in deze regio zijn handelaars en hebben de reputatie van iets rijker te zijn. Het doel van deze propaganda was om verdeeldheid in de Seleka aan te moedigen, verdeeldheid waar Bozizé en zijn troepen van zouden profiteren.
Potentieel van een regionaal kruitvat
De Centraal-Afrikaanse Republiek bevindt zich midden een regio vol grensconflicten. Zo grenst het aan Soedan, het westen van het land bevindt zich dicht bij het noroden van Kameroen waar de moslimfundamentalisten van Boko Haram die de Nigeriaanse regering bestrijden regelmatig actief zijn. Er waren al confrontaties in de buurt van de grens met Kameroen. De crisis in de Centraal-Afrikaanse Republiek is zo ver gevorderd dat het gevaar van een regionale explosie reëel is. De Franse interventie heeft dan ook een geostrategische rol: rust in de regio opleggen en de Seleka-troepen neutraliseren vooraleer ze verder het land vernietigen in een plundertocht. Voor de imperialisten, vooral voor Frankrijk en de VS, zou een volledige ineenstorting van het land de stabiliteit van de regio bedreigen. Het zou ook de mogelijkheden voor verdere uitbuiting van de natuurlijke rijkdommen bedreigen, onder meer de ontginning van diamant en olie. Dat is des te belangrijker voor de kapitalisten nu er in de Zuid-Afrikaanse mijnvelden verschillende stakingsacties waren.
De Franse interventie en een VN-aanwezigheid zullen de komende jaren geen beterschap brengen. Frankrijk wil in 2014 verkiezingen organiseren. Tegelijk wil het de macht doorgeven aan een lokale VN-missie. Die missie bestaat vooral uit troepen uit Tsjaad. De president van dat land, Idriss Déby, is er echter voor om Seleka en Djotodia aan de macht te houden en is bereid om hen te steunen in de plundering van het land. De hoop op een akkoord is dan ook voorbarig. Het klopt dat de Franse troepen door veel inwoners warm werden onthaald. Het is normaal dat velen uitkijken naar een situatie waarin het geweld aan banden wordt gelegd. Maar de levensomstandigheden blijven ramp. Toen de Franse minister Fabius in november het land bezocht, dachten veel inwoners dat hij een koffertje met geld zou meebrengen om de ambtenaren te betalen. Betekent dit dat de bevolking een terugkeer van directe Franse overheersing verkiest? Zeker niet. Het is begrijpelijk dat de bevolking een oplossing wil die, zelfs al is het maar tijdelijk, een einde brengt aan de afbouw van de samenleving. Maar de Franse interventie is zelfs op korte termijn geen oplossing, het dreigt net het tegenovergestelde te bereiken.
Steun de beweging van armen en arbeiders
De Franse troepen en de VN zijn er nooit in geslaagd om geweld en plunderingen te stoppen. Ze hebben niet het recht om in het land tussen te komen. We kunnen geen vertrouwen stellen in Seleka of in Bozizé, beiden verdedigen hun eigen belangen. Er is nood aan een open en democratisch georganiseerde zelfverdediging van de bevolking.
Met de dreiging van een volledig opbreken van het land, moeten activisten en stakingsleiders van de beweging in februari 2013 een centrale rol spelen in de ontwikkeling van een onafhankelijke beweging van arbeiders, boeren en armen uit de steden om in te gaan tegen de corrupte leiders van de opeenvolgende regeringen. Dat is wat er gebeurde in Zuid-Afrika met de oprichting van de Workers and Socialist Party na de historische mijnwerkersstakingen van 2012.
Zo’n beweging moet democratisch zijn en van religieuze en etnische grenzen overstijgen. Dat kan door samen op te komen voor de toegang tot water, gezondheidszorg, onderwijs,… Gelet op de armoede in het land moeten de enorme rijkdommen meteen uit de handen van de bedrijven gehaald worden die de bevolking uitbuiten. Het onteigenen en in publiek bezit nemen door nationalisatie van de goud- en diamantmijnen zou de mijnwerkers toelaten om uit de armoede te geraken. Het zou het land kunnen ontwikkelen onder de democratische controle en het collectieve beheer van de werkenden en de bevolking in het algemeen.
-
Zuid-Afrikaanse metaalvakbond breekt historische band met ANC
In wat de geschiedenis zal ingaan als het belangrijkste Zuid-Afrikaanse vakbondscongres sinds de oprichting van Cosatu in 1985, besloten afgevaardigden van het congres van de metaalvakbond NUMSA (National Union of Metalworkers of South Africa) om de historische banden met het ANC door te knippen. De financiële en logistieke steun wordt opgezegd door de grootste en politiek meest invloedrijke vakbond binnen Cosatu.
Dit kan verregaande gevolgen hebben voor het ANC. In de verkiezingen van 2014 dreigt het ANC niet alleen de steun te verliezen van de 340.000 leden van NUMSA maar ook van andere leden van Cosatu waar de NUMSA een grote autoriteit kent. Dit kan het ANC enorm verzwakken bij de verkiezingen. Voor het ANC is een score van minder dan 50% een nachtmerriescenario, maar nu wordt dit ook door de eigen verkiezingsstrategen niet uitgesloten.
De naschokken van Marikana hebben de politieke fundamenten van de post-apartheidsperiode in Zuid-Afrika dooreen geschud. Geleidelijk aan leidt dit tot nieuwe uitdrukkingen op politiek vlak. De politieke commentator Allister Spark sprak van Zuid-Afrika als een veranderd land. De tralies van de politieke gevangenis waar de werkende bevolking de afgelopen 20 jaar in vast zat, werden doorbroken en het proces van klassenemancipatie en politieke onafhankelijkheid van de werkende bevolking is van start gegaan.
NUMSA stopt ook met de financiële ondersteuning van de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij, SACP, dat deel uitmaakt van een alliantie met het ANC. De vakbond heeft hij bij monde van algemeen-secretaris Irvin Jim over een “ideologisch bankroet” van de SACP.
De woede en het gevoel van verraad dat de afgevaardigden voelen als het over de leiding van het ANC en de SACP gaat, bleken erg sterk tijdens het congres. Op geen enkel ogenblik was er ook maar een poging om te pleiten voor het behoud van de steun aan het ANC. De leden van NUMSA zien het ANC en de SACP als partijen van de kapitalisten. Al hun daden van de afgelopen 20 jaar wijzen daar op. De volgende door het ANC geleide regering zal het neoliberale National Development Programme als centraal beleidsdocument volgen. Het zal een regering zijn die bewust tegen de werkende bevolking ingaat. Zo’n regering verdient onze steun niet.
Op dit ogenblik heeft NUMSA nog geen beslissing genomen over steun aan een alternatieve partij in 2014. Er werd enkel gesteld dat de leden van NUMSA als individuen naargelang hun overtuiging moeten stemmen. Er werd beslist om een ‘verenigd front’ op te zetten naar het model van het United Democratic Front van de jaren 1980 waarin strijdbewegingen van werkenden en lokale wijken werden samengebracht in een poging om er een “beweging voor socialisme” van te maken.
In een open brief stelde de Workers and Socialist Party (WASP) voor dat de NUMSA een oproep zou doen om een socialistisch netwerk van syndicalisten op te zetten om de verdeeldheid onder de werkende bevolking te overstijgen en om het gebrek aan eengemaakte strijd als gevolg van de crisis binnen Cosatu weg te werken. We riepen ook op tot een bijeenkomst voor arbeiderseenheid om een actieplan voor massastrijd op te maken. De beslissing van NUMSA om een Verenigd Front en een Beweging voor Socialisme op te zetten, komt daar aan tegemoet.
Met de nationale en provinciale verkiezingen binnen enkele maanden vroegen we NUMSA om “een plaats in de leiding van WASP in te nemen.” De Workers and Socialist Party werd opgezet om strijd van de werkende bevolking, lokale gemeenschappen en jongeren te verenigen en democratisch te organiseren. Dat zou NUMSA toelaten om de koepel van WASP te gebruiken om eigen kandidaten naar voor te brengen, kandidaten geselecteerd volgens de eigen procedures van NUMSA. Hierdoor zou de vakbond het verzet tegen het National Development Plan in het nationale parlement naar voor kunnen brengen als verlengstuk voor de strijd die op de werkvloer wordt gevoerd.
Op het congres besloot NUMSA om criteria vast te leggen waaraan een politieke partij moet voldoen om steun van de vakbond te krijgen. Deze criteria werden door de afgevaardigden goedgekeurd. Wij denken dat WASP eraan voldoet. De partij komt voort uit de strijd van de mijnwerkers en baseert zich op de werkende bevolking, WASP eist de nationalisatie van de mijnen, banken, commerciële boerderijen en andere grote bedrijven op basis van arbeidersbeheer en –controle als onderdeel van de strijd voor een socialistische samenleving. WASP is democratisch georganiseerd. De leiding van NUMSA kreeg van het congres een mandaat om “alert” te zijn voor “een partij die socialisme verdedigt en aan verkiezingen deelneemt.” We herhalen onze oproep aan NUMSA om een plaats in de leiding van WASP in te nemen en kandidaten naar voor te brengen bij de verkiezingen van 2014 als onderdeel van de opbouw van een nieuwe beweging voor socialisme.
Er zijn beperkingen aan de positie van NUMSA voor de verkiezingen van 2014, maar het belangrijkste is de historische beslissing om de banden met de regering door te knippen. Het opbreken van het politieke landschap dat in 1994 tot stand kwam, is een verder ontwikkeld en de werkende bevolking is de weg naar politieke onafhankelijkheid opgegaan. De beslissing van NUMSA versnelt het proces dat door de mijnwerkers in 2012 werd gestart. De gewijzigde politieke situatie na Marikana wordt erkend, met het congres van NUMSA werd dit tot een meer bewust niveau opgetild.
Op het congres was er een brede steun voor de overlevenden en familieleden van het bloedbad in Marikana. Er was een financiële oproep voor hen waarmee maar liefst 200.000 Rand onder de afgevaardigden werd opgehaald. NUMSA doet er zelf nog eens 500.000 Rand bovenop. De aandacht die aan de mijnwerkersstrijd van 2012 werd gegeven en ook aan het bloedbad van Marikana vormde een erkenning door NUMSA van de rol van de mijnwerkers als voorhoede van de werkende bevolking in het doorbreken van de gevangenis van de tripartite alliantie (van ANC, SACP en Cosatu). De grote uittocht uit de National Union of Mineworkers (NUM) betekende ook een breuk met de politieke band met het ANC. Het was hieruit dat de WASP kon ontstaan. Nu sluit NUMSA aan bij de strijd die de mijnwerkers begonnen.
NUMSA gaf een duidelijk signaal aan de mijnwerkers en andere werkenden dat ze hen niet zullen overlaten aan de pro-kapitalistische ‘leiding’ van vakbonden die aan het ANC blijven vasthangen. Irvin Jim verklaarde dat NUMSA voortaan open staat voor alle werkenden, waarmee hij regelrecht inging tegen de officiële opstelling van Cosatu van “één vakbond per sector”. Jim stelde dat hij betreurde dat NUMSA deze houding nog niet innam ten tijde van Marikana. Alleszins zal de vakbond hiermee in confrontatie gaan met de rechtse pro-ANC-leiding van Cosatu, mogelijk kan het leiden tot het opbreken van Cosatu. De beslissing om de maandelijkse bijdrage van 800.000 Rand voor Cosatu stop te zetten tot er een bijzonder congres van de vakbondsfederatie komt, is daar een uitdrukking van.
Het congres besliste om begin 2014 een reeks massa-acties te organiseren en om de solidariteit met de mijnwerkers op te voeren. Die mijnwerkers zullen ongetwijfeld opnieuw in strijd gaan rond lonen en arbeidsvoorwaarden. NUMSA zal hiermee een centrum van arbeidersstrijd worden. De geplande conferentie over socialisme zal het debat verderzetten over de opbouw van een politiek alternatief voor de werkende bevolking. NUMSA heeft de eerste stappen in het nieuwe politieke landschap gezet. Samen met WASP en de mijnwerkers neemt de vakbond de historische taak van de heropbouw van de politieke onafhankelijkheid van de werkende bevolking op. We verwelkomen die opstelling van de NUMSA-leiding en de grote steun die hiervoor leeft onder afgevaardigden van NUMSA.
-
Na Nelson Mandela, de strijd voor vrijheid en gelijkheid verderzetten
Nelson Rolihlahla Mandela wordt terecht wereldwijd gezien als een historische staatsman die net als bijvoorbeeld Martin Luther King geschiedenis heeft geschreven. Hij wordt erkend voor zijn rol in de nederlaag van een van de meest gehate regimes op de planeet en een van de brutaalste vormen van onderdrukking en uitbuiting. Hij kreeg een heldenstatus, niet in het minst omdat hij in de praktijk een enorme zelfopoffering aan de dag legde voor een nobel doel, de nationale bevrijding van de zwarte meerderheid. Die zelfopoffering werd samengevat in zijn verklaring tijdens de Treason Trial toen Mandela veroordeeld werd. Hij verklaarde toen dat de strijd tegen racisme voor hem een principe was waar hij “indien nodig” voor wou sterven.
De bereidheid van Mandela om de ultieme zelfopoffering te maken voor de geode zaak, beperkte zich niet tot woorden. Hij was persoonlijk betrokken bij het opzetten van de gewapende vleugel van het ANC, de Umkhonto we Sizwe (MK), en trok in het grootste geheim naar landen als Algerije om er steun te zoeken voor de gewapende strijd. Mandela werd de eerste commandant van de MK.
Hij weigerde koppig iedere vorm van compromis met het apartheidsregime in ruil voor zijn vrijlating. Hij bleef 27 jaar in de gevangenis. Dat versterkte zijn beeld als een man van principes en integriteit, van iemand die toegewijd was aan de bevolking. Dat staat overigens in een schril contrast met de huidige principeloze, corrupte politieke elite waarvan velen vinden dat ze de erfenis van Mandela besmeuren.
De huidige ANC-leiding stelt de nederlaag van het apartheidsregime ten onrechte voor als het min of meer onvermijdbare hoogtepunt van de honderdjarige strijd van de oudste bevrijdingsbeweging op het continent. Op vlak van betrokkenheid, politieke en ideologische posities, strategie en tactieken, was het ANC onder Mandela het sterkst ingeplant onder de massa’s.
Mandela verandert het ANC
Als deel van de nieuwe generatie van jonge leiders in de jaren 1940 waren Mandela en zijn kameraden, vooral Walter Sisulu en Oliver Tambo, geïnspireerd door de koloniale revolutie die het imperialisme op het einde van de Tweede Wereldoorlog op haar grondvesten deed daveren. De nieuwe generatie bracht een nieuwe wind in het ANC dat voorheen vastberaden was om dezelfde weg te blijven bewandelen, met name het opstellen van smeekbedes aan de Britse koningin om de zwarte onderdrukten te bevrijden. Daarbij werd steeds trouw gezworen aan de koningin en het Britse rijk.
Van een organisatie waarvan de actiemethoden beperkt waren tot smeekbedes en petities, vormden Mandela en zijn kameraden die de controle over de ANC Youth League verkregen het ANC om tot een organisatie die zijn doelstellingen wilde bereiken op basis van massale acties – campagnes van burgerlijke ongehoorzaamheid, het boycotten van bussen, protestacties tegen de paspoortcontroles, stakingsacties,…
Van hieruit werd het Freedom Charter aangenomen. Dat programma omvatte radicale eisen die uitdrukking gaven van de klassenbenadering en betrokkenheid van de arbeidersbeweging in het ANC, terwijl de leiding voor Mandela zich ver van de arbeidersbeweging weg hield. Vanaf dan tot aan de bevrijding in 1994 was het mogelijk om de tegengestelde klassenbelangen van de werkende bevolking en die van de middenklasse – die klaar stond om de rol van zwarte kapitalistische klasse op te nemen – te verenigen in een organisatie omdat beide groepen onderdrukt werden door de blanke minderheid. Ze werden verenigd door een programma en gezamenlijke betrokkenheid in de strijd tegen het blanke minderheidsregime. De klassenverschillen waren niet van belang… tot het wel van belang was. Dat was op het moment dat het erop aankwam om het Freedom Charter ook effectief in de praktijk om te zetten.
Bij de komende verkiezingen in 2014 zal het twintig jaar geleden zijn dat de apartheid ten einde kwam. De historische verkiezingen van 1994 stonden symbool voor de triomf van de nationale bevrijdingsstrijd. Het juk van de raciale onderdrukking werd verworpen en de deuren gingen open voor een samenleving waarin zwarte mensen op gelijke hoogte werden geplaatst als de blanken. Gerustgesteld door de belofte van een beter leven voor iedereen en door de kracht van hun aantal, ging de zwarte meerderheid mee met de genereuze opstelling van Mandela tegenover de blanke minderheid. De leiding van Mandela werd gezien als verantwoordelijk voor het vermijden van de raciale burgeroorlog die velen voor onvermijdelijk hadden gehouden.
Met een leiding die zich had bewezen en schijnbaar aan één zeel trok om de bevolking naar de vrijheid te brengen, werd er niet aan getwijfeld dat de belofte voor een beter leven effectief zou waargemaakt worden. Onder Mandela’s leiding werd een nieuwe democratische structuur opgezet die omschreven wordt als de meest progressieve grondwet die de wereld kende. Op die basis zou er een nieuwe ‘regenboognatie’ ontstaan zonder raciale onderdrukking en wat daarmee gepaard ging – armoede, analfabetisme, ziektes, dakloosheid,… Dat alles zou tot de geschiedenis behoren. In het nieuwe Zuid-Afrika zou iedereen gelijke kansen hebben en het zou een land zijn dat ‘verenigd is in haar diversiteit’.
De werkelijkheid zag er anders uit
Nu Zuid-Afrika bijna 20 jaar democratie kent, ziet de werkelijkheid er anders uit dan wat beloofd werd ten tijde van het onderhandelde politieke akkoord begin jaren 1990. Het racistische bewind van FW De Klerk moest de baan ruimen voor de politieke macht van het ANC en sindsdien haalde het ANC telkens opnieuw grote meerderheden bij de verkiezingen. Maar voor de overgrote meerderheid van de bevolking is er weinig verandering gekomen.
Bij de eerbetonen aan Mandela nu hij overladen is, wordt geprobeerd om de tegengestelde klassenbelangen te overstijgen in wat wordt voorgesteld als een gezamenlijk eerbetoon van een verenigde natie. De ‘natie’ die Mandela heeft achtergelaten, is nog steeds even onafgewerkt als ze was voor het einde van de apartheid. Er zijn twee centrale sociale krachten, de arbeidersklasse aan de ene kant en de kapitalistische klasse aan de andere kant. Zuid-Afrika staat bekend als een van de meest ongelijke samenlevingen ter wereld. Er zijn maar liefst 8 miljoen werklozen, 12 miljoen mensen gaan met honger naar bed, miljoenen mensen hebben geen toegang tot degelijk onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting.
De heersende ANC-elite vertoont dezelfde kenmerken als de elite die het verving, er is corruptie en de elite is niet in staat om de onstilbare honger voor zelfverrijking en macht aan banden te leggen. Erger nog is dat de vertegenwoordigers van de elite het apartheidsregime terecht bekritiseerden voor de misdaden tegen de mensheid, maar zelf steeds meer overgaan tot gelijkaardige methoden. Het regime verstopt zich achter repressieve wetgeving als de Secrecy Act, de National Key Points Act en de Traditional Courts Bill om de greep op de macht in stand te houden en gelijkaardige repressie toe te passen als in de donkere dagen van de apartheid.
De dromen van gelijkheid en welvaart voor de massa’s werden niet gerealiseerd, de voordelen van de democratie bleven beperkt tot een erg kleine minderheid. In plaats van de beloofde regenboognatie van gelijken, lijkt Zuid-Afrika vandaag volgens Gwede Mantashe, de algemeen-secretaris van het ANC, meer op een ‘Irish Coffee’. Onderaan is het zwart en bovenaan is er een dun laagje van blanke slagroom met wat chocoladeschilfers.
Ook in de gevestigde media wordt gesteld dat de opvolgers van Mandela aan de top van het ANC veraf staan van waar Mandela voor stond en in zekere zin afbreuk doen aan de erfenis van Mandela. Ze willen ons laten geloven dat Zuid-Afrika misschien niet het land van onze dromen zou geweest zijn, maar toch alleszins een betere plaats dan vandaag, indien de opvolgers van Mandela in zijn voetsporen waren gestapt. In werkelijkheid is dat nochtans wat ze deden, toch inzake de fundamentele elementen van het beleid waar het 20-jarige ANC-bewind zich op heeft gebaseerd.
Mandela en GEAR
Mandela speelde een beslissende rol in het verlaten van het Freedom Charter en alles wat voorheen heilig was voor het ANC. Een beslissende breuk kwam er met het Growth, Employment and Redistribution (Gear) programma in 1996. Gear zou de ANC-regering naar een openlijke confrontatie met de arbeidersklasse brengen, zowel op de werkvloer, in de townships, in de krottenwijken en in de scholen. Het zorgde voor de eerste ernstige strubbelingen in de Tripartite Alliantie (van ANC, vakbondsfederatie COSATU en de communistische partij SACP). Het verschil tussen het bewind onder Mandela en dat onder zijn opvolgers is er vooral een van stijl en niet zozeer van inhoud.
Het is niet volledig terecht dat vooral Mbeki, die zichzelf trots een aanhanger van Thatcher verklaarde, persoonlijk met Gear werd geassocieerd. Gear werd aangenomen toen Mandela president was. Mbeki stond vooraan in het toepassen van Gear, maar hij deed dit met de volle steun van Mandela en de rest van de ANC-leiding, met inbegrip van de SACP.
In de periode tussen zijn vrijlating in 1990 en het aan de macht komen van het ANC vier jaar later, veranderde het standpunt van Mandela van het strikt volgen van het Freedom Charter met een herbevestiging van de eisen inzake nationalisatie die centraal stonden in het ANC-programma tot een verklaring dat privatiseringen voortaan het centrale uitgangspunt van het ANC vormden. Dit gebeurde nog voor het ANC in het parlement kwam en nog voor er van Gear sprake was. Mandela bracht het ANC aan de macht met de belofte van jobs voor iedereen. Dezelfde Mandela verklaarde in het parlement nadat Gear werd aangenomen dat de ANC-regering geen ‘werkgelegenheidsbureau’ was.
Bij deze fundamentele verandering, in feite een harttransplantatie, heeft dokter Mandela de patiënt niet geraadpleegd. Het aannemen van het Freedom Charter was het resultaat van het meest democratische proces in de geschiedenis van het ANC, het aannemen van Gear gebeurde bijzonder ondemocratisch.
Het Freedom Charter was het resultaat van de inbreng van duizenden arbeiders in de steden en op het platteland. Het bevatte de bekommernissen van duizenden mensen die voorstellen deden, dit op papier zetten en indienden op een volkscongres zodat het in het uiteindelijke programma kon komen. Gear daarentegen werd achter de schermen ontwikkeld. Niet alleen gebeurde dit zonder betrokkenheid en inspraak van de leden, zelfs de meeste ANC-ministers waren er niet bij betrokken. Het werd aangenomen en doorgevoerd in 1996, maar pas op de ANC-conferentie van 1997 in Mafikeng werd het besproken. Toen was het een voldongen feit dat al was opgelegd door de grote bedrijven.
Ronnie Kasrils, een vroegere leider van de MK, lid van het centraal comité van de SACP en minister van veiligheid, erkende in een bijzonder eerlijke uitlating dat het ANC onder de leiding van Mandela de ‘armsten van de armsten’ heeft verraden aan het binnenlandse kapitaal en het imperialisme.
Zaken doen met Mandela
Kasrils verwijst ook naar Sampie Terreblanche van de Stellenbosch universiteit: “tegen eind 1993 werd de strategie van de big business – waarvan de eerste plannen in 1991 werden opgemaakt in de residentie van de mijnbaas Harry Oppenheimer in Johannesburg – gefinaliseerd in geheime nachtelijke discussies op de Ontwikkelingsbank van Zuid Afrika. Onder de aanwezigen de leiders van de mineralen en energiesectoren, de bazen van Britse en Amerikaanse bedrijven met een Zuid-Afrikaanse vestiging…”
Wat was het resultaat van deze nachtelijke discussies? Kasrils onthult: “De nationalisatie van de mijnen en de top van de economie, zoals vooropgesteld in het Freedom Charter, werd achterwege gelaten.” Kasrils beschrijft hoe de ANC-leiding toegaf aan het binnenlandse kapitaal en het imperialisme: “Het ANC aanvaardde verantwoordelijkheid voor een grote publieke schuld van het apartheidsregime… Een vermogenstaks op de superrijken om ontwikkeling te financieren werd naar de vergeethoek verbannen, binnenlandse en internationale bedrijven die zich verrijkten onder de apartheid moesten geen financiële compensatie betalen. Er werden bijzonder strakke begrotingsverplichtingen opgelegd waarbij iedere toekomstige regering met de handen op de rug zou gebonden worden. Er waren verplichtingen om een vrijhandelsbeleid te voeren en alle vormen van tariefbescherming af te schaffen, de neoliberale fundamenten van de vrijhandel werden aanvaard.”
Als de ANC-leiding nadien ontgoocheld was door de grondwet en zelfs een groeiende ergernis vertoonde tegenover de parlementaire democratie zelf, dan lag de basis hiervoor bij de manier waarop ze hun eigen interne democratie aan de kant hadden geschoven. In tegenstelling tot de propaganda van het oude regime was de ANC-leiding, ondanks de nauwe banden met de SACP, nooit aangetast door de “ziekte” van het communisme.
Ten onrechte wordt het voorgesteld als zou de ideologische positie van Mbeki fundamenteel anders zijn dan die van Mandela. Mbeki wees erop dat Mandela en het ANC niet voor een socialistisch programma stonden, zo stelde hij dat Mandela benadrukte dat het Freedom Charter “zeker geen blauwdruk voor een socialistische staat is.” En nog: “Het roept op voor de herverdeling, maar niet de nationalisatie, van de grond. Het komt op voor de nationalisatie van de mijnen, banken en de industriële monopolies omdat die grote bedrijven slechts door een ras gecontroleerd worden. Zonder de nationalisatie zou de raciale dominantie verdergaan, zelfs indien de politieke macht werd gedeeld.” Dit standpunt van Mandela werd meermaals herhaald, dat gebeurde al in 1956, amper een jaar nadat het Freedom Charter werd aangenomen.
De eis van het ANC voor de nationalisatie was nooit onderdeel van een programma om het kapitalisme af te schaffen. Het werd gezien als een manier om met de staat de ontwikkeling van een zwarte kapitalistische klasse te versnellen, net zoals dat voorheen gebeurde voor de ontwikkeling van een Afrikaner burgerij.
Zoals Mandela verklaarde toen hij in 1964 voor de rechtbank verscheen: “Het beleid van het ANC [inzake nationalisatie] stemt overeen met het oude beleid van de huidige Nationale Partij die in haar programma jarenlang opkwam voor de nationalisatie van de goudmijnen omdat die in handen waren van buitenlands kapitaal.”
Mandela voor de verkiezingen
Het ANC is niet op het huidige punt gekomen omdat de partij op een zijspoor van het historische pad werd gezet, maar wel omdat dit is waar het gezien de geschiedenis, het sociale karakter en de historische doelstellingen altijd naar toe is gegaan. Het feit dat het ANC het mandaat van het volkscongres en het Freedom Charter achter zich heeft gelaten, was daar geen afwijking van. Het was de vervulling van het historische doel van het ANC.
Dat was al aanwezig in de toespraak van Mandela tijdens de Treason Trial toen hij aangaf dat de leiding bereid was om toe te geven op het fundamentele principe van één stem per persoon in de vorm van slechts een beperkt aantal voorbehouden zetels voor zwarten gedurende een bepaalde periode waarna dit aantal gedurende volgens een vast ritme zou kunnen toenemen.
Het werd ook bevestigd toen er al in 1985 geheime onderhandelingen waren met de veiligheidsdiensten van het apartheidsregime, onderhandelingen waar Mandela geen mandaat voor had van zijn eigen organisatie. De “onderhandelingen over onderhandelingen” die daarop volgden, kwamen er na gesprekken met leden van het politieke establishment in 1987 in Dakar, Senegal. De gewapende strijd werd stopgezet zonder enige raadpleging van de kaders van de MK en zelfs niet met Chris Hani. Deze plotse stopzetting bevestigde dat de gewapende strijd slechts werd gezien als een tactiek om het regime aan de onderhandelingstafel te dwingen.
De Nobelprijs werd aan Mandela en De Klerk toegekend om de mythe te vestigen dat het onderhandelde akkoord het resultaat was van plotse bekering van het door Afrikaner geleide kapitalistische establishment en de ANC-leiding onder Mandela die grootmoedig was in haar overwinning. Maar zelfs Mandela moest toegeven dat het land niet door hem of de ANC-leiding werd bevrijd, maar wel door de werkende massa’s zelf.
Het imperialisme en het Zuid-Afrikaanse kapitalistische establishment zetten grote druk op het apartheidsregime om met het ANC te onderhandelen. Dat was omdat ze begrepen dat de massastrijd – van de stakingen in Natal in 1973 tot de jongerenopstand van 1976 of de opstandige beweging van de jaren 1980 met een socialistisch bewustzijn onder de arbeiders van Cosatu – een dodelijke bedreiging voor hun systeem vormde.
Indien het blanke minderheidsregime was omvergeworpen door een opstand van de massa’s, dan was de toekomst van het kapitalisme zelf bedreigd. De onderhandelingen achter de schermen overtuigden bovendien de meer vooruitkijkende strategen van het kapitaal. Ze beseften dat Mandela een man was met wie ze zaken konden doen. Mandela had nooit gezegd dat hij voor de afschaffing van het kapitalisme was. Zijn probleem was niet het kapitalisme op zich, maar wel een kapitalisme dat het ene ras boven het andere plaatst. De ANC-leiding had nooit als doel om de Zuid-Afrikaanse samenleving volledig te veranderen. In plaats van het kapitalisme omver te werpen, werd gezocht naar een manier om er deel van te worden.
Nu het kapitalisme zich in een van de diepste crises sinds de jaren 1930 bevindt, wordt steeds duidelijker dat deze kapitalistische regering de verwachtingen van de bevolking niet kan inlossen. De crisis van het kapitalisme komt nu ook tot uiting in het ANC zelf.
Nieuwe arbeiderspartij
Het toeval wil dat er een zekere symmetrie zit in de levenscyclus van de partij die hij zo heldhaftig heeft geleid en zijn eigen leven. Het heengaan van Mandela lijkt samen te gaan met de implosie van het ANC zelf. De cohesie van de partij brokkelt snel af, na het overlijden van Mandela zal dit enkel sneller gaan. Met Mandela worden de laatste overblijfselen van het ANC als bevrijdingsorganisatie ten grave gedragen.
De kapitalistische klasse vreest politieke onstabiliteit. De werkende klasse werd wakker met geweerschoten in Marikana. De partij die de werkende bevolking zo lang zag als haar partij, bleek een partij van de bazen te zijn.
Wat in feite gebeurde met het einde van de apartheid was een verandering van de politieke kapiteins van het kapitalisme. De racistische blanke regering werd vervangen door een niet-racistische democratisch verkozen regering die zich op de zwarte meerderheid baseerde.
De vestiging van de Workers and Socialist Party (WASP) vandaag is een historische stap vooruit. De werkende klasse eist haar politieke afhankelijkheid op en bevrijdt zich van de ideologische en politieke gevangenis van het ANC en de tripartite alliantie die bijna 20 jaar geleden werd opgezet.
De mars naar een socialistisch Zuid-Afrika werd na 1994 op een zijspoor gezet, maar vandaag hervatten we deze mars. De kapitalisten en hun woordvoerders hebben gelijk als ze bezorgd zijn omwille van de dood van Mandela. Sommigen van hen blinken nu uit in het laten van krokodillentranen, maar ze zijn erg bang omdat hun systeem steeds meer in vraag wordt gesteld.
Het ANC is bijna twintig jaar aan de macht. In die periode hebben we de brutaliteit van het kapitalisme gezien met enorme armoede, werkloosheid en ongelijkheid. De ANC-leiding bestempelt die drie elementen als de drievoudige uitdaging. Maar onder het kapitalisme kunnen ze er geen antwoord op bieden.
Enkel onder het socialisme kunnen de arbeiders de samenleving hiervan bevrijden. De arbeiders en jongeren kunnen daarbij best het voorbeeld van Mandela volgen inzake zelfopoffering en vastberadenheid in de strijd. Maar we moeten ook leren dat in onze strijd een compromis met de klassenvijand ontoelaatbaar is omdat het steeds leidt tot het verraad van de massa’s aangezien het kapitalisme hun hoop en verwachtingen niet kan inlossen.
We moeten ook de les trekken dat de arbeidersklasse zich moet baseren op een eigen onafhankelijke politieke leiding, organisaties en een programma gericht op maatschappijverandering in het belang van de werkende bevolking en de armen. Dat is onderdeel van de strijd voor een socialistisch Zuid-Afrika en een socialistische wereld.
-
Mandela’s strijd om de macht en het tragische lot van zijn partij
[Interview]
Mandela’s strijd om de macht en het tragische lot van zijn partij
Deze week overleed Nelson Mandela. De man zelf en zijn haast heroïsche strijd hoeven geen introductie, wel zijn rol in de politieke ontwikkelingen in Zuid-Afrika rond het einde van de apartheid. Weizmann Hamilton, de voorzitter van de Democratic Socialist Movement – de Zuid-Afrikaanse zusterpartij van LSP, was vóór de val van apartheid in 1994 jarenlang lid van de Marxist Workers’ Tendency. Deze tendens werkte als een radicale vleugel binnen het ANC. Voor zijn oppositie tegen apartheid en zijn betrokkenheid bij de vakbondsstrijd liep Weizmann een gevangenisstraf op. De partij van Mandela bestuurt ondertussen al twintig jaar het land.
Voor zijn kritiek op de problemen die het bestuur met zich mee zou brengen, werden Weizmann en zijn kameraden in 1995 buiten de partij gezet. Nadat de politie in augustus vorig jaar 34 mijnwerkers in Marikana had neergeschoten, stichtten Weizmann, de DSM en een aantal leden van de onafhankelijke stakerscomités uit de mijnen WASP op. De Workers and Socialist Partij vecht voor een nieuwe partij van de arbeidersklasse in Zuid-Afrika, nadat gebleken is hoeveel het ANC zich aan de macht had verbrand. We spraken met Weizmann over de rol van Mandela in de ontwikkeling van het ANC en de politieke situatie in Zuid-Afrika.
De rol van Mandela
Welke rol meet het ANC zich aan in de ontwikkeling van de strijd tegen onder meer apartheid in Zuid-Afrika? Wat was zijn verhouding tot de vakbondsfederatie COSATU in die tijd?
WH: “Eerst moet ik dit verduidelijken: de ontwikkeling van de vakbondsbeweging, en ook die van de jongerenbewegingen die in de Soweto-opstand van 1976 zijn uitgemond, gebeurde haast volledig los van de ontwikkeling van het ANC. Ondanks de wanhopige pogingen van het ANC om de geschiedenis van de strijd te herschrijven alsof zij achter de Soweto-opstand stonden, en te doen alsof zij achter de geboorte stonden van wat het Congres van de Zuid-Afrikaanse Vakbonden (COSATU) werd genoemd. Dat was feitelijk gegroeid uit de onafhankelijke vakbonden die hun opwachting maakten tijdens de strijd die in Durban in 1973 had plaatsgevonden. De stakingen van 1973 vormden een belangrijke mijlpaal in de herleving van de beweging van de arbeidersklasse in Zuid-Afrika, want tot dat moment was er een periode van kalmte als gevolg van de oplegging van de noodtoestand door het apartheidsregime in 1960.”
Wat was de rol die Mandela in vroege jaren negentig speelde toen er veranderingen plaatsvonden? Wat deed hij bij de totstandkoming van het GEAR-programma, eentje van privatiseringen dat een einde maakte aan veel zaken uit het beroemde Freedom Charter?
“Ik denk niet dat hij als het ware de auteur was van dat beleid. Tijdens zijn eerste termijn als president was het Thabo Mbeki die het land in de praktijk leidde. Mandela was min of meer een symbolische figuur, maar hij was ook wel meer dan een symbool. Zijn autoriteit was zeker belangrijk om een omgeving te scheppen in het ANC en in de tripartite-alliantie in haar geheel, die de aanvaarding mogelijk moest maken van de toewijding van het ANC aan een kapitalistisch beleid en meer specifiek van het beleid van GEAR.”
“Mandela deed wel het dagelijks werk en hij kreeg de reputatie een soort filosofenkoning te zijn of een intellectueel. Dat staat in contrast met de huidige president Zuma. Mandela ging bijvoorbeeld naar universiteiten enzovoort. Hij werkte erg hard en het schijnt dat, als er bijeenkomsten van de kabinetten waren, hij elke minuut vragen stelde over wat er in de kabinetten gebeurden en hij vragen stelde op basis van verslagen en rapporten die hij las. Zuma echter schijnt als het ware te slapen tijdens deze bijeenkomsten.”
“De rol van Mbeki daarentegen was het bijeenhouden van de middelen om het neoliberale beleid mee uit te kunnen voeren. Mandela gaf dat zijn zegen met zijn politieke en persoonlijke autoriteit. Lange tijd zei Mandela bijvoorbeeld niks over het beleid dat Mbeki voerde tegenover HIV. Het was een ontkenning van het HIV-probleem. Na een hele poos brak hij de kwestie en sprak hij zich uiteindelijk uit tegen Mbekis beleid – daar krijgt hij krediet voor. Het was een teken van een reflectie van de invloed binnen het ANC van de rebellie daartegen in de samenleving.”
“Zijn politieke autoriteit was een belangrijk gegeven. Als Mandela ergens tegen was, dan was het haast onmogelijk om dat beleid aan te nemen.”
U sprak over zijn interpretatie van zaken zoals nationalisatie, een eis uit het Freedom Charter (1955) van het ANC. Was Mandela ooit een vertegenwoordiger van de belangen van de zwarte armen?
“Enkel als er sprake was van een eenheid van de belangen van de zwarte arbeidersklasse en de opkomende zwarte kapitalistische klasse in de kwestie van wat te doen met de heerschappij van de blanke minderheid en hun raciale onderdrukking. Daar waar die belangen samenvallen en enkel daar kon hij gezien worden als iemand die de belangen van al de zwarte werkers in het kader van de kwestie van nationale zelfbeschikking heeft verdedigd. Maar dus niet in het kader van het klassenvraagstuk.”
“Over die kwestie was Mandela heel duidelijk. Zelfs duidelijker, durf ik stellen, dan de meeste ANC-leiders. Ze waren toegewijd, zei Mandela, aan het behoud van het kapitalisme en niet zijn afschaffing. Zoals hij zei tijdens de Treason Trial (het landverradersproces van 1956 dat tegen 156 ANC-leiders was gehouden, nvdr.), was het ANC bereid tot twee toegevingen. Zaken die de meeste commentatoren vandaag vergeten. Ten eerste zei hij dat de eis tot nationalisaties gemodelleerd was naar het nationalisatiebeleid van de Nationale Partij.”
“Dat beleid was erop berekend een staat te creëren, die welzijn kon scheppen voor de blanke middenklasse en een afrikanerkapitalisme te ontwikkelen. Dat komt door de historisch gegroeide tegenstelling in Zuid-Afrika tussen de Afrikaners en de Britten. De eerste concentratiekampen van de wereld waren door de Britten opgezet om Afrikaners erin gevangen te zetten tijdens de Boerenoorlog tussen 1899 en 1902. Wanneer de Afrikaners de macht veroverden in 1948 ontstond voor hen de mogelijkheid om een deel van de macht uit Britse handen te nemen. Zij gebruikten de staat voor dat doeleinde. Dat was het model waar Mandelas generatie zich op inspireerde.”
“Ten tweede was het ANC bereid compromissen te sluiten over de kwestie van democratie, over de slogan van “een persoon, een stem”. Mandela zei dat ze bereid waren van de blanke minderheid een bepaald aantal zetels in het parlement te aanvaarden, en dat erover gepraat kon worden om na vijf jaar – ik veronderstel nadat bewezen zou zijn dat de zwarten zich konden gedragen – deze parlementaire oppositie een groter aantal zetels toe te bedelen.”
“De tendens die zich vandaag in het ANC laat zien, waarbij leiders steeds vijandiger staan tegenover bepaalde aspecten van de grondwet, is een direct gevolg van een kapitalisme in crisis dat druk uitoefent op hen om de democratisch verwezenlijkingen weg te nemen die de werkers hadden gewonnen. Meer dan eens hebben ze tijdens de stakingen in de openbare diensten in 2007 en 2010 gedreigd deze diensten als essentieel te verklaren waardoor stakingen verboden zouden worden. Ze spraken niet over het bannen van kleine of wilde stakingen, maar een algemene staking zou illegaal worden.”
“Daarom introduceren deze ANC-leiders de Protection of State information Bill die in feite de corruptie beschermt. Als je in het bezit bent van niet-geautoriseerde informatie, dan kun je voor jaren in de gevangenis vliegen. Daarom is oude wetgeving uit de apartheidsperiode zoals de National Key Points Act, dat de regering in staat stelde informatie over gevoelige regeringsgebouwen te beschermen, ingevoerd om de corrupte toestand rond de private woning van de president weg te moffelen. Ze nemen ook de democratische rechten van vrouwen in de plattelandsregio’s weg, vrouwen die nu vertegenwoordigd worden door dieven en die niet in de rechtbanken mogen spreken.”
“Ze hebben ook gedebatteerd over de zogenaamde “doctrine of common purpose” na de slachting in Marikana. Toen wilden ze de mijnwerkers die het overleefd hebben, betichten van de omstandigheden gecreëerd te hebben die tot de slachting en dus de dood van hun collega’s geleid hebben. Dat allemaal, de manier waarop het ANC zich inlaat met repressieve wetgeving, is een teken dat uiteindelijk democratie en kapitalisme niet samengaan. Naarmate de crisis zich verdiept, worden zelfs burgerlijke vrijheden onverdraaglijk voor het ANC.”
Was er dan een verschil tussen de Mandela als strijder tegen apartheid en de Mandela als president? Mandela en het ANC lijken haast heilig. Zoals COSATU het zegt: staak tegen de (ANC-)regering niet tegen het ANC.
“Mandela is een heel getalenteerde politicus. Hij deed eens de beroemde uitspraak dat, als de ANC-regering er niet in slaagt dingen te verwezenlijken, de mensen verplicht zijn tegen de regering op te trekken. Daarom is zijn autoriteit die van het ANC aan het overleven, door de houding die hij aanneemt. Hij is een heel bescheiden individu en als mensen hem zeggen dat hij het land bevrijd heeft, dan zegt hij: “dat was ik niet, het waren de massa’s – de mensen hebben zichzelf bevrijd”.”
“Hij is een uitzonderlijk begaafde politicus. En ik denk dat dit het mogelijk maakte voor COSATU om te zeggen dat we tegen de regering maar niet tegen het ANC moeten staken. Ik was eens uitgenodigd om te spreken voor de grootste vereniging van leerkrachten in de provincie Gauteng (waarin Johannesburg en Pretoria liggen, nvdr.). Die bijeenkomst ging door in Soweto en ik vertelde hen over de bijscholing van Mandela (van “terrorist” naar de aanvaardbare figuur die hij later werd, nvdr.): de aanwezigen hadden enorme reservaties. Maar ik volhardde.”
“Ik heb ook ooit eens gesproken in een bijeenkomst van vakbondsvertegenwoordigers van COSATU en ik bekritiseerde er de rol van Mandela. De organisator van de bijeenkomst eiste van mij dat ik mijn stellingen zou intrekken (lacht). Echt, zijn autoriteit is kolossaal. Daarom moeten we zorgvuldig nadenken over de benadering van Mandela in ons materiaal. Je kunt geen frontale aanval inzetten op zijn verwezenlijkingen. Het zou betekenen dat je op de mensen hun dromen trapt.”
De “bijscholing” van Mandela
Een deel van de bijscholing waarover u spreekt gebeurde tijdens zijn lange gevangenschap op het Robbeneiland. Was het een bewuste keuze van het regime om er van hem een geloofwaardige gesprekspartner van te maken?
“Dat denk ik niet. Ik denk dat de blanke minderheid werkelijk haar propaganda van de blanke superioriteit geloofde. Daardoor ondernam het de beslissing om elke poging tot bevrijding van het regime met geweld te beantwoorden. Mandela ontsnapte ter nauwer nood aan de doodstraf. Hij was dapper, maar het was het talent van zijn advocaat dat ervoor zorgde dat Mandela zijn stelling introk dat hij bereid was te sterven voor zijn idealen. Hij liet hem zeggen: “if needs be” (als het moet, nvdr.). Hij was van plan te zeggen dat hij zou sterven, maar zijn advocaat raadde hem aan het niet zo bot uit te drukken. En ik denk dat dit de zaak deed overhellen naar een levenslange gevangenisstraf.”
“Hoewel ook toen al de internationale druk een rol speelde in de beslissing van het apartheidsregime. Ik denk werkelijk dat het regime zijn propaganda geloofde en dat was het grote probleem van dat regime: ze konden al eerder (dan 1994, nvdr.) een onderhandelde oplossing hebben bedacht. Maar tegen de tijd dat de onderhandelingen plaatsvonden, kon de ANC-leiding niets anders dan de positie innemen die ze toen had ingenomen: één persoon, één stem.”
“Had Mandela toen naar voren geschoven wat hij gezegd had tijdens de Treason Trial, dat zij bereid waren zich akkoord te verklaren met een bepaald aantal zetels, dan zou dat hem volledig hebben gediscrediteerd. De mensen waren gekeerd tegen het idee van een gedeeltelijke vertegenwoordiging in het parlement en een special tegemoetkoming voor de zwarte bevolking. Er was een massale revolte aan de gang in het land en dat duwde het ANC in de richting van een radicalere positie. Daarom werd hem de mogelijkheid aangeboden om uit de gevangenis te worden ontslagen.”
“Mandela had heel nauwe banden met de traditionele leiders in het land. Mandela was zelf lid van een soort koninklijke familie. Hoewel hij nooit het hoofdmanschap op zich had genomen, was de relatie tussen Mandela en de Mandelaclan nog heel sterk. Die banden hebben ervoor gezorgd dat als deel van de tegemoetkomingen later, hij het Huis van de Traditionele Leiders had opgezet. Dat domineert nu de Tweede Kamer in het parlement. Daardoor heeft hij vanaf 1994 ook traditionele leiders aangeduid als ministers, zelfs van de meeste corrupte regio’s.”
“Nog zoiets: de Inkatha Freedom Party (IFP, Inkatha Vrijheidspartij, nvdr.). Zij heeft het bloed van honderden mensen aan haar handen, maar de partij was het resultaat van de houding van het ANC. (In de conflicten die vanaf de jaren tachtig tussen het ANC en de IFP uitbraken werden mensen gedood en gefolterd door ze in brand te steken, nvdr.) Op de conferentie in 1995, waar mijn kameraden en ik uit de ANC waren gegooid na geschorst te zijn geweest wegens het propageren van socialistische opvattingen en arbeiderseenheid, gaf een leider zelf toe dat de creatie van het IFP de fout was van het ANC. (De IFP is geboren uit de beweging uit 1975 van Buthelezi, voormalig jeugdleider van het ANC, nvdr.) De aanmoediging kwam van het ANC, want zij zagen het IFP een tijd lang als een vleugel in de beweging die tegen de apartheid vocht. Maar het IFP is door en door een reactionaire organisatie. Met het talent van Mandela is het ANC erin geslaagd die zaak wat weg te moffelen, en dat met de hulp van hun Freedom Charter (het ANC-programma tot 1996, nvdr.).”
“Dus er was niks bewust aan deze politieke ontwikkeling. Het minderheidsregime dacht het zelfs te kunnen onderdrukken. Maar de vooruitziende delen van het blanke kapitaal aanvaardde de realiteit wel. Eén van de hoofden van de inlichtingendienst in die tijd maakte het punt tijdens de uitroeping van de noodtoestand in 1985 en 1986 dat – zelfs al zouden er tijdens een burgeroorlog in Zuid-Afrika een miljoen zwarten om het leven komen – de zwarte bevolking nog steeds de meerderheid zal vormen. Hoe zou een victorieuze blanke minderheid kunnen besturen in zo’n situatie?”
“Ook de situatie in heel zuidelijk Afrika begon te veranderen. De ineenstorting van het Portugees kolonialisme resulteerde in de onafhankelijkheid van Angola en Mozambique. Het cordon sanitair rondom Zuid-Afrika in de vorm van minderheidsheerschappijen in Namibië (tot 1990), Zimbabwe (1980) en Angola en Mozambique verdween. Het tij van de bevrijding spoelde aan op de kusten van de minderheidsheerschappij in Zuid-Afrika. Al deze factoren overtuigden de imperialistische landen (die banden hadden met Zuid-Afrika, nvdr.) en de meer vooruitziende delen van de Zuid-Afrikaanse elite om naar de onderhandelingstafel te gaan.”
“Daarom was er iemand als de Klerk (president van Zuid-Afrika van 1989 tot 1994, nvdr.). De Nationale Partij was zelf verdeeld over de Verligtes en de Verkramptes, dus de progressieven en de conservatieven. Hoewel de Klerk van de conservatieven kwam, was hij de persoon op wie druk uitgeoefend kon worden om de koppige apartheidswetten zoals de Morality Act af te schaffen net als andere vormen van exclusiviteit voor de blanken. Hij liet ook Mandela vrij.”
“Er was geen alternatief en als ze het niet hadden gedaan dan was er het probleem dat de gevolgen van een burgeroorlog niet te overzien waren. Het regime was bevreesd voor de omstandigheden, voor het bewustzijn onder de zwarte arbeidersklasse waarin socialistische ideeën werden gesteund. Het zou dan niet stoppen bij de omverwerping van de minderheidsheerschappij: het kapitalisme zelf zou bedreigd worden.”
Wat was de rol van dat buitenlands kapitaal in de bijscholing van Mandela en de ontwikkeling van het ANC voor en na het einde van de apartheid?
“Wat de creatie van het ANC betreft: dat kwam voort als gevolg van de politieke situatie in het land. Het ANC ontstond uit de omstandigheden van de Jaren veertig. Er was de invloed van de beginnende antikoloniale strijd en van de Tweede Wereldoorlog.”
En wat kan u zeggen over hun recente ontwikkeling?
“Ik bedoel maar: het ANC zoals het in 1912 was gesticht had nooit de bedoeling het kapitalisme ten val te brengen. Het wilde deel uitmaken van het kapitalistisch bestel en was bijgevolg bereid toegevingen te doen op het vlak van democratie. Tegen de achtergrond van de ineenstorting van de Sovjetunie en de terugtrekking van socialistische ideeën, was de leiding van het ANC veel gevoeliger voor de druk van buitenlands en binnenlands kapitaal om sneller naar rechts op te schuiven. Een deel van de radicale standpunten van het ANC zoals de voortdurende promotie en verdediging van het Freedom Charter en zijn radicale eisen, was mogelijk gemaakt door de financiële en morele steun van de Sovjetunie en van het Oostblok.”
“In zekere mate was er toen ook steun vanuit het Westen, maar lang niet zo veel als vanuit het Oosten. Een groot deel van het Amerikaans imperialisme had zich voorgenomen het ANC op afstand te houden en zich te bezigen met een constructieve verhouding ten opzichte van het apartheidsregime – zoals Reagan de beruchte uitdrukking van Reagan heet. Dat deel karakteriseerde Mandela als een terrorist en het ANC als een terroristische organisatie. Begrijpelijker wijs was het ANC daardoor de Sovjetunie en Oost-Europa meer genegen. Die laatste hadden ook invloed nodig over de bevrijdingsbewegingen.”
“Maar door de implosie van de Sovjetunie, het wegsmelten van de steun en de crisis waarin de Zuid-Afrikaanse economie zich bevond, verdampte al snel de pogingen van het ANC om zich met radicale ideeën in te laten. Onder deze omstandigheden, en op basis van de contacten die Mandela onderhield vanuit de gevangenis, realiseerden de vooruitziende delen van de blanke elite zich iets. Het apartheidsregime was namelijk het slachtoffer geworden van zijn eigen propaganda, door Mandela te karakteriseren als een communist en dergelijke meer. Het was een grote maar aangename verrassing dat zij met deze man wel zaken konden doen.”
“Alle partijen werkten eraan. Het ANC deed dat door heel selectief te zijn met wie zijn betrokken en wie niet, zoals met Mandela. Heel wat beslissingen zijn achter de rug van het bredere lidmaatschap van het ANC genomen. Hani bijvoorbeeld (de voorzitter toen van de Communistische Partij van Zuid-Afrika), die als banneling in het buitenland zat, was de leider van de paramilitaire vleugel van het ANC en was zeer radicaal. Ondanks zijn status was hij nauwelijks geraadpleegd in de beslissing de gewapende strijd stop te zetten.”
“Het ANC moest heel voorzichtig handelen in de onderhandelingen over de grondwet. Deze onderhandelingen vormden de sleutel tot de verzekering dat welke druk het ANC ook maar zou ondervinden – zelfs niet onder druk van de massa’s -, het ANC zou niet in staat zijn iets fundamenteels te veranderen. (Hoewel het land al jaren door een zwarte meerderheidsregering wordt bestuurd, domineert een blanke minderheid de Zuid-Afrikaanse economie nog steeds, nvdr.)”
“De eigendomswetten bijvoorbeeld. Welke grondwetexpert je ook spreekt: deze bepalingen kunnen niet worden gewijzigd zonder dat er een tweederdemeerderheid is. Er is zelfs de mening dat een meerderheid van honderd procent de eigendomsbepalingen niet kan veranderen die de huidige kapitalistische dictatuur in stand houden. Die instandhouding was heel belangrijk. Tijdens de eerste verkiezingen in 1994 behaalde het ANC iets meer dan 62%. Dat is complete nonsens wat mij betreft.”
“Ik was aanwezig tijdens de stemming in 1994 want ik was de voorzitter van een ANC-afdeling en een fulltime ANC-organisator. Ik was aanwezig tijdens de telling en toen de stemmen voor het ANC toenamen tot ongeveer tweederde, vielen plots de lichten uit. De telling stopte voor een paar uur. Toen de telling werd voortgezet, was het ANC-resultaat al tot 59% gezakt. Het groeide daarna terug tot 62%. In de provincie Kwazoeloe-Natal waar er een staat van virtuele burgeroorlog was, was er een mogelijkheid het IFP te verslaan. Maar die partij won, wat het ANC in staat stelde aan de juiste zijde van de tweederdelimiet te staan. Nu konden ze naar de mensen gaan en zeggen: jullie hebben ons niet genoeg stemmen gegeven om deze grondwet verder te veranderen.”
Bedankt voor het interview
De gelijkenis tussen het leven van Mandela en zijn partij
Dus het was niet zozeer Mandela zelf, maar vooral de omstandigheden die een invloed op hem en het ANC hadden uitgeoefend. De ANC-leiding was nooit bereid om de Zuid-Afrikaanse samenleving ten gronde te veranderen. Niet alleen de fundamenten va de kapitalistische samenleving bleven overeind, de partij deed zichzelf te goed aan corruptie en andere excessen van dat systeem. Verre van een strijd te voeren tegen het kapitalisme, trachtte de partij zich ermee te vereenzelvigen.
Nu de grootste crisis sinds de jaren dertig door het land raast, wordt de onmogelijkheid van de opeenvolgende ANC-regeringen om aan de noden van de bevolking te voldoen steeds acuter. De crisis laat zich nu ook in de rangen van het ANC zien. Er is een symmetrie zichtbaar in de levenscyclus van de partij die hij heroïsch heeft geleid en het leven van Mandela zelf. De geschiedenis lijkt bepaald te hebben dat Mandela’s aftakeling en dood overeenkomen met de teloorgang van het ANC en de opkomst van nieuwe partijen die de kapitalistische ANC-politiek in vraag stellen.
Er bestaat weinig twijfel over: de dood van Mandela zal gevolgen hebben voor de cohesie van het ANC en zijn beleid. Samen met Mandela verliest het ANC de laatste uitstraling die de partij had als verdediger van de belangen van de zwarte massa’s en van de bevrijding van het apartheidsregime. Sinds een paar jaar neemt het sociaal conflict in Zuid-Afrika grote proporties aan en in 2014, na twintig jaar onafgebroken ANC-bestuur, kunnen we aannemen dat die strijd zich zal voortzetten. De overtuiging dat de arbeidersklasse een nieuwe, eigen partij nodig heeft, geraakt steeds meer verspreid.
-
Anderhalf jaar na Marikana: de enorme uitdagingen van WASP
In Zuid-Afrika bereiden de politieke partijen zich stilaan voor op de parlementsverkiezingen van 2014. Het twintig jaar oude electoraal monopolie van het ANC, de traditionele partij van de zwarte bevolking, vertoont stevige barsten. De Workers’ and Socialist Party (WASP), die door de Democratic Socialist Movement (DSM, de zusterpartij van LSP) is opgezet, is één van de nieuwe partijen die het kapitalistische crisisbeleid van het ANC uitdaagt. Weizmann Hamilton, voorzitter van de DSM, geeft uitleg bij de politieke ontwikkeling rond WASP.
WASP is ondertussen meer dan een half jaar oud en staat her en der bekend als de Marikana-partij. Velen zijn al vertrouwd met de naam Marikana, het stadje waar de politie in augustus 2012 34 stakende mijnwerkers had doodgeschoten. De weinige leden die de DSM toen rijk was, hebben de mijnwerkers gesteund bij het opzetten van onafhankelijke stakerscomités en solidariteitscampagnes. Meer dan een jaar later ondersteunt de DSM de strijd van de mijnwerkers en andere arbeiders nog steeds, ditmaal door aan een arbeiderspartij te bouwen: WASP.
In een context van politieke en economische aardverschuivingen, voert WASP campagne voor op z’n minst één verkozene. Maar meerdere verkozenen behoren ook tot de mogelijkheden. Post Marikana staan de media bol van verhalen over corruptieschandalen van ANC-leiders en analyses die bevestigen hoe breekbaar de almacht van deze partij is. Al enkele jaren gaan delen van de arbeidersbeweging over tot protestacties en stakingen die zich ook tegen het ANC-beleid richten. 2014 heeft het potentieel historisch te worden.
Toch kan WASP niet achteroverleunen, veel hangt af van een stevige politieke campagne. Een succesvolle verkiezingsdeelname vergt onder meer honderden, duizenden leden en bijna twee miljoen Rand (142.000 euro). In Zuid-Afrika vroegen we Weizmann Hamilton, de voorzitter van de DSM, om uitleg over de politieke ontwikkelingen in en rond WASP.
Hoe is het mogelijk een partij als DSM met zulke geringe krachten de ruggengraat van WASP vormt? Zijn er geen andere spelers beter voor deze rol weggelegd? En wat zegt dat over de politieke en sociale ontwikkelingen in Zuid-Afrika?
WH: “Dat we veel te groot zijn voor onze schoenen? (Lacht) Kijk, ik denk dat de verhouding die je schetst goed uitbeeldt in welke mate de politieke situatie in Zuid-Afrika, onder invloed van de economische crisis, voldoende is gerijpt voor de ontwikkeling van een andere partij. En voor de herleving van de oude tradities van strijd en een diepere verankering van de steun voor socialistische ideeën. In de jaren tachtig zagen werkende mensen doorheen hun ervaring met de antiapartheidsstrijd voor zelfbeschikking dat zij daar dezelfde staatsmacht op hun weg tegenkwamen als tijdens hun stakingsacties voor hogere lonen enzovoort. Toen was het idee duidelijk dat de verschillende conflicten met elkaar waren verstrengeld.”
“Kijken we naar de periode tussen 1994 [de vorming van de eerste ANC-regering] en 2012 [het jaar van Marikana], dan zien we een periode waarin in de gedachten van de massa’s de zaken vertroebelden. Dan had je een zwarte meerderheidsregering en was er dus aanvankelijk geen reden om te denken dat het ANC de massa’s in de steek zou laten. Ik denk dat de ervaring van het bloedbad, en vooral het feit dat Marikana het toneel vormde waar alle sleutelfiguren die aan de verkiezingen deelnemen hun ware gelaat moesten tonen, heel wat heeft verduidelijkt.”
“Doordat de DSM jarenlang geduldig gewaarschuwd heeft voor het klassenkarakter van het ANC, en door onze tactiek om in het ANC te werken en er de socialistische ideeën te promoten, zijn we in staat geweest een politieke autoriteit en een werkwijze neer te zetten die ons in staat heeft gesteld om zowel kritisch te zijn voor het ANC als gevoelig te zijn voor het respect van velen voor wat het ANC historisch heeft bereikt. Heel belangrijk was de moed die we tentoonspreidden om een minderheid binnen de beweging te blijven die het ANC op basis van zijn beleid en klassenkarakter bekritiseerde. Want uiteindelijk komt uit huidige ervaring van de arbeidersklasse naar voren dat onze positie juist was.”
“Een klein rad kan een groot wiel doen draaien en dat schets een beeld van de mogelijkheid die we hebben, dat is waarom we in de rol verzeild geraakt zijn die we nu spelen. We vormen bijvoorbeeld een grotere factor in de hoofden van de heersende elite dan we in de praktijk zijn.”
Wat wilt u op korte termijn met WASP bereiken?
WH: “Wel, we willen uiteraard de volgende regering vormen (lacht). We aanvaarden de realiteit dat de electorale positie van het ANC serieus is verzwakt. Dat heeft volgens mij de crisis in COSATU [de vakbondsfederatie die bevoorrechte banden heeft met het ANC] versneld. Het ANC vreest dat haar stemresultaat onder vijftig procent zou kunnen vallen. We zouden zoveel als mogelijk munt willen slaan uit die zwakte.”
“We zouden in het parlement een platform voor socialistische ideeën willen aanbieden met als doel de propaganda voor socialisme en de steun aan de strijd van werkende mensen. We willen met WASP een rol spelen in de herwaardering van de oorspronkelijke tradities, de oorspronkelijke opvattingen van COSATU. We willen WASP een organisatorische uitdrukking laten zijn van het constante streven van de massa’s om zich te verenigen rond de ideeën die COSATU ooit heeft gevestigd.”
“Wat bijvoorbeeld eigen is aan de situatie in dit land, dat zijn de protestacties in de sector van de dienstverlening. Zij breiden dagelijks uit. Niet zo lang geleden was er een meisje van zeventien doodgeschoten in zo’n protest toen de politie met scherp schoot. Al deze conflicten zouden we moeten verbinden onder een gemeenschappelijk actieprogramma, een gemeenschappelijk manifest en een gemeenschappelijke leiding.”
“Hetzelfde stellen we voor in de arbeidersbeweging. In de mijnsector bijvoorbeeld hebben veel mijnwerkers de NUM [Nationale Vereniging van Mijnwerkers, een deel van COSATU] achtergelaten in ruil voor AMCU [Vereniging van Mijnwerkers- en Constructievakbond, in 1998 van de NUM gescheurd]. Maar door de ideologische beperkingen van de AMCU-leiding en de politieke houding van de NUM trekken de mijnwerkers op in dezelfde strijd tegen hun bazen, maar dan verdeeld.”
“Bovendien is er het falen van de jongerenorganisaties die gelieerd zijn aan de Communistische Partij en het ANC. Maar ook van het PAC [Het Pan-Afrikaans Congres]. Zij zijn niet in staat geweest om de mensen te verenigen. Zij hebben een gemeenschappelijk programma als het op studieschulden, de betaalbaarheid van studentenwoningen, inschrijvingsgelden, betaalbaar onderwijs, enzovoort.”
“WASP stelt zichzelf dus voor als een soort paraplu waaronder elke strijd zich kan verenigen terwijl het ook bewust ideeën over socialisme promoot.”
WASP staat nog steeds in haar kinderschoenen. Ze moet nog op veel plaatsen en in veel sectoren worden neergepoot. Wat beïnvloedde dan de beslissing om aan nationale verkiezingen deel te nemen?
WH: “Wij hebben er vertrouwen in. Op basis van wat ik al heb uitgelegd, op basis van de bevragingen die onder vakbondsvertegenwoordigers van COSATU zijn gehouden [een studie uit september 2013 toonde aan dat 65% van de leden van COSATU een arbeiderspartij zouden steunen geleid door COSATU], en op basis van de veronderstelling dat het ANC ondertussen een minderheidsregering is geworden.”
“Van de 27 miljoen mensen die in 2009 mochten stemmen, hebben 12 miljoen niet gestemd. 5 miljoen stemgerechtigden hebben niet eens de moeite gedaan om zich te registreren. De mensen zoeken naar iets anders maar geen enkele van de parlementaire oppositiepartijen kan dat bieden. Veel mensen zijn betrokken bij een vorm van passief protest en houden hun stem voor zichzelf.”
“Ik moet denken aan wat een kameraad mij had verteld over mensen die graag bewust een boycot zouden willen organiseren en over hoe dat de verandering in mentaliteit toont. Dat is echter niet genoeg. De mensen moeten actief worden. We hebben het in het verleden al gezegd dat, hoewel wij het kunnen begrijpen dat mensen thuisblijven, de mensen toch naar de stemhokjes moeten komen.”
“Het is beter dat mensen hun stem ongeldig uitbrengen door bijvoorbeeld een kruis te maken of op hun papier een arbeiderspartij of socialisme te eisen. Het toont op een actieve manier aan in welke mate je oppositie voert tegenover het ANC. Natuurlijk heeft deze tactiek limieten en in een situatie waarin we de bereidheid zien om naar alternatieven te zoeken moesten we wel het initiatief nemen om zo’n alternatief te creëren.”
“Wij gaan ervan uit dat ondanks de geringe grootte van de partij het proportioneel kiessysteem in dit land ons de mogelijkheid geeft om door middel van zelfs maar honderdduizend stemmen toch een zetel in het parlement te halen. Dat zou een grote stap vooruit voor het socialisme in dit land betekenen. Het zou ons namelijk in staat stellen het parlement als platform te gebruiken voor de promotie van zulke ideeën.”
”Het zou ons ook de nood aantonen om de arbeidersklasse zichzelf te laten organiseren, want het parlement zal niet de route zijn waarlangs het socialisme zich in dit land zal vestigen. We moeten dus de beperkingen van het parlement blootleggen en socialistische opvattingen verspreiden zoals de verantwoordingsplicht en de democratische controle over vertegenwoordigers. Dat is een reden waarom wij besloten hebben WASP op te zetten en deel te nemen aan de verkiezingen van 2014.”
“Een voorbeeld: tijdens de grootste afsplitsing van het ANC tot nog toe, dat was in 2007 met de totstandkoming van COPE (Congres van het Volk), zagen we een partij die al na zes maanden een miljoen stemmen wist te behalen. De partij is jammer genoeg in elkaar gevallen. Of ik zou moeten zeggen: gelukkig maar, want deze partij was nog rechtser dan het ANC en dat verklaart waarom het nergens heen ging. Maar wij gaan ervan uit dat, als wij in staat zouden zijn een van de grote vakbonden die aan COSATU gelieerd zijn te overtuigen WASP te steunen, een miljoen stemmen niet onmogelijk zou zijn.”
Onlangs hebben ook de Economic Freedom Fighters (EFF) van Julius Malema zich tot partij gevormd. Veel werkloze jongeren kijken naar zowel WASP als het EFF. Hoe kijkt u naar het EFF?
WH: “Na de breuk met het ANC en de stichting van COPE in 2007, was de uitsluiting van Julius Malema vermoedelijk het belangrijkste teken van een implosie die gaande is in het ANC. De uitsluiting van Malema ging gepaard met de ontbinding van de jongerenvereniging van het ANC [waar Malema voorzitter van was]. Dat heeft bovendien ook bijgedragen aan het aan de macht komen van president Zuma. Het heeft volgens mij de crisis in het ANC gevoelig versneld en dat heeft de situatie nog rijper gemaakt voor een alternatief.”
“Waar Malema erg behendig in is, is de herkenning van de diepe steun die er onder de arbeidersklasse is voor socialistische maatregelen zoals nationalisaties. Hij maakt gebruik van die situatie door zichzelf te associëren met ideeën die voor barsten zorgen in de tripartite-alliantie [het ANC, de Communistische Partij en COSATU]. Maar ook binnen COSATU waar NUMSA vooraan staat in de roep om nationalisaties en de verdediging van het Freedom Charter [de belangrijkste principes van het ANC als anti-apartheidspartij tussen 1955 en 1996]. Malema heeft zich daarop geënt.”
“Hij is zich ook bewust van de frustratie onder zwarte Zuid-Afrikaanse kapitalisten. Als je een blik werpt op het aandeelhouderschap op de beurs van Johannesburg, dan zie je dat slechts vier procent in handen is van zwarten. De meerderheid is dus nog steeds in handen van buitenlanders of blanke Zuid-Afrikanen. Er is frustratie onder zwarte kapitalisten omdat zij hadden gedacht dat op basis van de politieke visie van het ANC de omvang van het zwarte deel van de kapitalistische klasse op en dag proportioneel zijn aan de zwarte bevolking in het land.”
”In realiteit is de minderheidsheerschappij van de blanke economische elite voortgezet. Sommige zwarte kapitalisten zien daardoor in nationalisaties een instrument om een zwarte kapitalistische klasse te ontwikkelen. Dat verklaart waarom Patrice Motsepe, de rijkste zwarte man in het land, de enige ooit die als zwarte man bovenaan de ranglijst van de Sunday Times heeft gestaan, niet principieel tegen nationalisatie is.”
“Malema is in staat geweest om alles voor allen te worden als je het met een Bijbelse uitdrukking wil uitleggen. Hij is in staat beroep te doen op de radicale tradities van de arbeidersklasse, een bewuste steun te uiten aan socialistische ideeën en nationalisaties, net zoals hij beroep doet op een sectie van de kapitalistische klasse die voorstander is van nationalisaties in hun eigen belang.”
“Hij is ook in staat geweest een beroep te doen op de oppositie van Mandiba [Nelson Mandela] tegen president Zuma die geassocieerd wordt met voortschrijdende armoede en de ontbering van de massa’s. Zo vergroot hij zijn geloofwaardigheid. Hij is ook in staat geweest munt te slaan uit de indruk die mensen hebben dat hij moedig is. Hij was zo moedig om toe te geven op de radio dat hij fout was geweest in zijn steun aan Zuma. Hij zei dat het een verschrikkelijke fout was en dat hij daarom een antwoord biedt.”
“Het EFF is in staat geweest munt te slaan uit de snelheid waarmee de ANC-leiding in hun bocht naar rechts het concept van nationalisatie heeft laten vallen. Twintig jaar geleden verwerd nationalisatie tot iets dat men misschien zou kunnen overwegen. Nu hebben ze het helemaal afgeschreven. Malema buit dat uit.”
Zijn Malemas voorstellen socialistisch net als die van WASP?
“Wij denken niet dat het EFF voor socialisme staat. Maar de meerderheid van de jongeren die naar het EFF kijken, ook een deel van de werkende mensen trouwens, zullen hun steun aan het EFF als alternatief niet laten vallen. Zelfs niet door beschuldigingen van corruptie. Het is ook buiten Zuid-Afrika geen nieuw gegeven dat nóg rechtsere partijen electoraal kunnen profiteren van het gevoel bij de massa’s om hun traditionele partijen te straffen.”
”Een deel van wie op het EFF wil stemmen, doet dat zeker om het ANC te straffen. Er zijn er ook die denken dat het EFF en WASP voor hetzelfde staan. Ze praten beide over nationalisatie, gratis onderwijs, gratis gezondheidszorg, enzovoort. Dus waar ligt het verschil? Waarom werken zij niet samen?”
“Daarom hebben wij het EFF met een positief antwoord benaderd. We hebben hen aangesproken voor overleg over samenwerking in de verkiezingen. Spijtig genoeg heeft de houding van het EFF in dit overleg een samenwerking belemmerd. We denken dat we dat ook naar buiten moeten brengen zodat we niet beschuldigd kunnen worden van sektarisme in de ogen van velen die voorstander zijn van eenheid.”
”Daarom hebben wij benadrukt dat er ondanks de politieke verschillen er voldoende basis is voor samenwerking. Dus laten we samenwerken op basis van een eenheidslijst. Op basis van het proportioneel kiessysteem kunnen we bepalen die aan het hoofd van de lijst zal staan enzovoort.”
“Het EFF eist spijtig genoeg dat wij hen zouden vervoegen. We mogen onze eigen organisatie wel behouden, maar onze leden zouden ook lid van het EFF moeten worden en een aantal van onze leiders zouden opgenomen moeten worden in een centraal bestuur bij het EFF om er programmapunten van het EFF te verdedigen in plaats van het beleid van de organisatie waar zij voor staan.”
“In de realiteit is dat de politieke liquidatie van onze organisatie en dat kunnen we niet aanvaarden. We hebben hen de mogelijkheid gegeven om een antwoord te formuleren op onze brief tot samenwerking. We vroegen hen om een antwoord voor 21 september, maar dat hebben ze niet gedaan. We volgen dit verder op met een hernieuwde oproep ten gepasten tijde maar we zouden onze brief moeten publiceren zodat het duidelijk wordt voor de sympathisanten van het EFF dat die partij niet voor echte eenheid staat.”
Nieuwe ontwikkelingen
Sinds een paar maanden regent het nieuwe onthullingen over het bloedbad in Marikana. Hoewel de politie dit aanvankelijk had willen vermijden, komen tijdens het onderzoek naar de gebeurtenissen steeds meer bewijzen naar voren die duiden op wat de mijnwerkers en WASP eerder al wisten: dat de politie uit was op vergelding en met opzet een heel aantal mijnwerkers had neergeschoten.
Ondertussen wordt in de nationale metaalvakbond (NUMSA), dat deel uitmaakt van COSATU, hevig gedebatteerd over de verkiezingen. Onlangs kwam aan het licht dat de vakbondsleiding overweegt de steun aan het ANC op te zeggen. Interne discussiedocumenten hebben het ook over de mogelijkheid een nieuwe arbeiderspartij te steunen (zoals WASP) of op te zetten. Ook een nieuwe vakbondsfederatie los van het ANC wordt bediscussieerd.
-
Zuid-Afrikaanse arbeiders en jongeren laten opnieuw hun politieke stem klinken!
Mametlwe Sebei, één van de leidinggevende figuren van de ‘Workers And Socialist Party’ (WASP) en ‘Democratic Socialist Movement’ (DSM – onze CWI-afdeling in Zuid-Afrika), sprak met ons over het werk van WASP en de stakingsgolf die op dit moment in Zuid-Afrika plaatsvindt.
Interview uit weekblad ‘The Socialist’, vertaald door Emma
Waarom werd WASP gelanceerd?
WASP werd opgericht om de politieke onafhankelijkheid van de arbeidersklasse en de armen te bevestigen. Het bloedbad in Marikana [op 16 augustus 2012 had de politie 34 mijnwerkers vermoord] heeft op brutale wijze het kapitalistisch karakter van het ANC kenbaar gemaakt.
Deze gebeurtenis heeft, meer dan enig ander, het besef van de kloof, die het ANC-leiderschap van de massa’s van de arbeidersklasse scheidt, aangescherpt. Massa’s die telkens opnieuw met een overweldigende meerderheid voor het ANC hadden gestemd sinds de verkiezingen in 1994.
Het zorgde voor een zoektocht naar een alternatief. Voor de heersende klasse betekende dat de creatie van nieuwe partijen zoals AGANG, geleid door een van de ex-voorzitters van de Goldfields Consolidated Mining. Voor de arbeidersklasse, met de mijnwerkers voorop en de hulp van de DSM, werd dit verlangen naar een alternatief gerealiseerd via de lancering van WASP.
Het meest directe doel van de partij is om uitdrukking te geven, op het politieke niveau, aan het verzet van de arbeidersklasse tegen de kapitalistische aanvallen.
Dit verzet is gaan escaleren – in het bijzonder met het begin van de economische crisis in 2008 – aangegeven door een toename van de protesten in de openbare diensten met 289 % volgens politierapporten. En het werd gekenmerkt door een gebrek aan politiek leiderschap.
Dat was ook duidelijk zichtbaar aan het gebrek aan eenheid in de organisatie van deze strijd.
Het is al lang doorgedrongen tot de werkende klasse dat het neoliberale programma van het ANC geen huizen zal leveren – met een tekort dat gestegen is van 1,5 miljoen in 1994 tot 2,5 miljoen vandaag, en geen fatsoenlijke jobs, geen gratis onderwijs en dat deze zaken enkel bereikt kunnen worden door de strijd te organiseren.
Maar het gebrek aan een massale politieke partij die in staat is deze verschillende protesten te verenigen onder een gemeenschappelijk programma zorgt op dit moment nog voor het isolement van deze stakingen – de spontane uitbarstingen van strijd zijn niet aan elkaar gekoppeld. WASP beoogt het platform voor deze eenheid te worden.
WASP is erop gericht om de werkende mensen verder te doen kijken dan het kleinzielige gekibbel van de parlementaire partijen van de heersende klasse, om de bespreekbaarheid van de eisen van de arbeidersklasse af te dwingen en te strijden voor een socialistisch alternatief op de huidige crisis van het kapitalisme en de verwoestende gevolgen die deze crisis met zich meebrengt voor de werkgelegenheid en de levensomstandigheden van vele arbeiders en armen. <<p We stellen onze eisen tegenover het neoliberale beleid van alle kapitalistische partijen. Wij eisen de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, de mijnen, de banken, de grote boerderijen en fabrieken. Dit alles onder democratische arbeiderscontrole.
Kan je ons iets meer vertellen over de huidige stakingsgolf in Zuid-Afrika?
Analisten voorspellen een enorm banenverlies in de mijnindustrie, sommigen spreken over 200 000 jobs, anderen spreken over 250 000 jobs die verloren zullen gaan in de volgende vijf jaar. Volgens een officieel rapport zijn reeds 23 000 jobs verloren gegaan sinds vorig jaar.
Anglo-Platinum, die daarin de leiding nam toen het aan het begin van dit jaar zijn plannen bekend maakte om 14.000 werknemers te ontslaan, was de eerste die de hete adem van het arbeidersprotest voelde toen de laatste drie weken meer dan 98% van zijn werknemers in actie ging tegen de geplande ontslagen.
De staking zelf was een hoogtepunt van de vele schermutselingen tussen de werknemers en het bedrijf, die sinds de aankondiging van de ontslagen plaats hadden gevonden en de stakingen van vorig jaar, waarin Anglo-Platinum werknemers een belangrijke rol hadden gespeeld.
Ondanks de verschillende tactische en strategische fouten die gemaakt werden door de vakbondsleiders, was de staking een overwinning voor de arbeiders, al was het maar omdat het hun georganiseerde kracht en vastberadenheid om te vechten heeft aangetoond.
Het bedrijf heeft enkele van de cruciale onderdelen van de oorspronkelijke plannen terug moeten intrekken. Tot nu toe is geen enkele van de vaste werknemers gedwongen tot ontslag. Maar de vakbondsleiders hebben wel tijdelijke-en contractarbeiders opgeofferd, die de eenheid die werd bereikt onder de werknemers vorig jaar ernstig zal ondermijnen.
Er waren ook andere stakingen onder andere in de goud-, diamant- en koolmijnen, transport- en auto-industrie. In het algemeen zijn deze stakingen succesvol geweest. In de auto-industrie zullen werknemers een loonsverhoging van 10,5 % krijgen dit jaar, en soortgelijke resultaten werden bereikt in de goudmijnen, enzoverder.
WASP en DSM zijn actief tussengekomen in deze stakingen. Vooral de gewone werknemers werden door ons bereikt door het verdelen van pamfletten, de verkoop van ons blad, etc. terwijl we ook ons publiek profiel verhoogden door het afleggen van verklaringen en interviews in de kapitalistische media.
In tegenstelling tot de stakingen van vorig jaar, worden deze stakingen wel door de vakbond geleid. De rol van WASP was hierdoor die van het geven van revolutionaire politieke steun aan werknemers en kritische steun aan de vakbondsbureaucraten die hen leiden.
De stakingen van vorig jaar hebben de arbeidersbeweging zeker geradicaliseerd. Zelfs stakingen georganiseerd door de aan het ANC -gekoppelde NUM (National Union of Mineworkers) eisten loonstijgingen van 60%.
De politieke autoriteit en de geloofwaardigheid van DSM is verhoogd in de ogen van veel mijnwerkers. Onze steun en kameraadschappelijke kritiek werd zeer verwelkomd en heeft veel gewone werknemers aangetrokken tot WASP.
Wat zijn de volgende stappen in de strijd in Zuid-Afrika?
Vandaag zijn we zo gepositioneerd dat we een georganiseerde basis kunnen vestigen in de mijnen en andere industrieën. We willen met WASP een partij opbouwen die niet alleen er is voor de arbeidersklasse, maar er ook een is van de arbeidersklasse. Een partij die wortels heeft in de fabrieken, in de gemeenschappen en onder de jeugd.
Ondanks een ernstig tekort aan middelen, zijn er reeds verschillende WASP afdelingen opgericht in veel gemeenschappen.
We zijn nu ook WASP aan het opbouwen in de plattelandsdorpen van Limpopo. In één van deze gebieden, Fetakgomo, hebben we drie weken geleden een betoging geleid van mijnwerkers en een grote demonstratie van scholieren. De scholieren eisten dat een gesloten college terug zou worden heropend om terug banen te creëren en toegang tot onderwijs te voorzien. Honderden jongeren namen deel en bijna alle scholen in het gebied werden stilgelegd.
Vergaderingen van de SYM ( Socialist Youth Movement ) trekken een groot aantal jongeren aan die actie willen ondernemen. Deze week alleen al werden in twee scholen in het dorp Nchabeleng vergaderingen van de SYM bijgewoond door 54 en 62 studenten.
Veel jonge leden van Cosas, een jeugdorganisatie gebonden aan het ANC, zijn toegetreden tot de SYM. Sommige spelen daarnaast een leidende rol bij de opbouw van WASP. De SYM is fenomenaal aan het groeien in een toenemend aantal universiteiten en hogescholen. Vandaag is de SYM al georganiseerd in universiteiten, hogescholen en scholen in ongeveer zeven van de negen provincies van Zuid-Afrika.
De SYM heeft deelgenomen aan de verkiezingen aan de Tschwane University of Technology, één van de belangrijkste campussen wat studentenpolitiek betreft, ondanks het feit dat we er slechts sinds drie maanden actief zijn.
We wonnen twee vertegenwoordigers in de 12-koppige studentenraad, terwijl er meer dan 10 organisaties meededen. We zijn van plan een campagne te voeren om de verhoging van de inschrijvingsgelden voor volgend jaar af te schaffen en om gratis onderwijs te eisen.
Naast het bouwen van afdelingen op de werkvloer, in de gemeenschappen en het organiseren van de jongeren op de campussen, zijn we ook bezig met een aantal campagnes die vooral nog lokaal zijn vanwege logistieke en financiële beperkingen.
We verdiepen onze wortels onder de massa’s om de nationale campagnes voor te bereiden over de openbare diensten, tegen ‘labour brokers’, dit zijn bedrijven die grote bedrijven hun ingehuurde arbeidskrachten aanbieden aan slechtere arbeids- en looncondities, voor een nationaal minimumloon, gratis onderwijs en vele andere zaken.
Lees ook
- Een jaar na het bloedbad in Marikana (19.8.2013)
- Zomerschool. Massaal protest schokt Zuid-Afrika (30.7.2013)
- Zuid-Afrika. De eerste stappen van de Workers and Socialist Party in de eenmaking van strijd (25.4.2013)
-
Een jaar na het bloedbad in Marikana
Op 16 augustus 2012 werd in Zuid-Afrika een bloedbad aangericht. De politie schoot 34 arbeiders dood en er vielen 78 gewonden. De paar seconden van het bloedbad die gefilmd werden, haalden de zorgvuldig in stand gehouden illusies over de ANC-regering en de kapitalistische staat neer. De staat deed beroep op de meest brutale vorm van reactie tegen de stakende arbeiders van Lonmin. Het vormde het begin van een nieuwe periode van revolutie en contrarevolutie in het land. Nu bereiden de mijnbazen zich voor op een nieuw offensief. De lessen van Marikana staan op het netvlies van het bewustzijn van miljoenen arbeiders en jongeren gebrand.
Marikana herdenken
Het bloedbad van 16 augustus 2012 was een berekende en voorbereide operatie die tot doel had om de beweging van de arbeiders van Lonmin tegen de regering en de kapitalistische orde de kop in te druk. Duizenden arbeiders verzamelden aan de heuvel net buiten Marikana. Ze werden omsingeld en aangevallen, zowel langs achter als uit de lucht werd de aanval ingezet met waterbommen en automatische geweren. Ze werden naar een kleine opening in het politiehekken geduwd. Daar waren er ook televisieploegen. Hier werd een eerste groep mijnwerkers neergeschoten. Maar de meeste doden vielen niet hier. Zij werden buiten het bereik van de camera’s tussen de rotsen en de struiken vermoord. Velen werden van dichtbij neergeschoten, vaak werden ze in de rug geschoten of met de armen omhoog om zich over te geven. De politie probeerde de identificatie onmogelijk te maken door over de lijken heen te rijden. Het zogenaamde ‘onderzoek’ van de politie naar het drama was blijkbaar minder goed voorbereid, want dat ‘onderzoek’ bleek al gauw een stuntelige poging tot doofpotoperatie.
Het echte verhaal van Marikana kwam vooral naar buiten toen de arbeiders van Lonmin vastberaden doorgingen met hun strijd en uiteindelijk de hele sector meetrokken in een stakingsactie. In de dagen voor en na het bloedbad was er een stortvloed van de meest ranzige propaganda tegen de arbeiders van Lonmin en hun strijd. De arbeiders hadden door het verraad van de National Union of Mineworkers (NUM) geen keuze, ze moesten de strijd voor een degelijk leven zelf in handen nemen. Voor die ‘misdaad’ werden ze hard aangepakt. Ze botsten op bloedige repressie en werden zelf afgedaan als bloeddorstige criminelen en moordenaars, halve wilden of naïeve slachtoffers van manipulatie door ‘derden’. Jeremy Cronin van de South African ‘Communist’ Party (SACP) won de trofee voor de ergste opmerking toen hij de stakers afdeed als “wraakzuchtige maffia van Pondoland” [een verwijzing naar een etnische bevolkingsgroep]. De staat en haar marionetten herhalen steevast het refrein van de ‘zelfverdediging’ door de politie. Het geeft aan hoe ver ze van de realiteit staan met de onderzoekscommissie die eerder een showproces vormt. De aanvankelijke ‘waarheden’ werden immers krachtig weerlegd doorheen de arbeidersstrijd.
Bloedige repressie van arbeidersstrijd in het algemeen en van mijnwerkersacties in het bijzonder, begon natuurlijk niet in Marikana. Twee weken eerder, op 1 augustus 2012, werden vijf protesterende arbeiders door de politie neergeschoten aan de mijnschacht Aquarius K5 in de buurt van Rustenburg. Deze moorden haalden de media amper, ze waren slechts goed voor een kleine vermelding op de economische pagina’s van de zakenkranten. De omvang en de aandacht voor het geweld tegen de arbeiders van Lonmin waren geen toeval. Het was een berekend antwoord op de tot dan meest ernstige strijd die inging tegen de fundamenten van het bewind van het ANC (African National Congress). Dit was immers een opstand van de mijnwerkers tegen de NUM, de officiële mijnwerkersbond die in het democratische tijdperk een belangrijke rol speelde in het controleren van de mijnwerkers en de mijnsector, een ruggengraat van de economie in het land. Hierdoor werd de NUM ook een belangrijke kracht voor de vakbondsfederatie COSATU en de alliantie rond het ANC. Niet alleen de autoriteit van de NUM werd betwist, maar ook het vertrouwen van de kapitalistische heersende klasse in de mogelijkheid van het ANC om de ‘controle op de zwarte arbeidersklasse’ te behouden (dat is hoe een edito van de zakenkrant Business Day recent de rol van het ANC omschreef). Cyril Ramaphosa, ANC-leider en aandeelhouder van Lonmin, riep op tot krachtige actie om de beweging te stoppen. Dat gebeurde door met de regering beroep te doen op automatische geweren.
‘Dit is niet onze regering’
De poging om deze staking op een bloedige manier de kop in te drukken, heeft voor miljoenen mensen duidelijk gemaakt welke rol de ANC-regering speelt. Marxisten benadrukken dat de staat in laatste instantie bestaat uit ‘gewapende mannen en vrouwen’ die de heersende klasse verdedigen, ook al wordt er doorgaans beroep gedaan op ‘zachtere’ instellingen (zoals parlementen) en verlengstukken zoals vakbondsleiders, politieke partijen en de media die de onderdrukking van de meerderheid door een kleine minderheid goedpraten. Dat de kern van de staat echter bestaat uit gewapende repressie werd plots niet alleen door actieve socialisten begrepen. Marikana maakte duidelijk dat de ANC-regering er is om de belangen van de kapitalistische bazen te verdedigen en dat de NUM een belangrijk instrument daartoe is. De zogenaamd neutrale politie, de rechtbanken en de media zijn in feite niets meer dan de private veiligheidsdiensten en professionele lofbetuigers van de grote bedrijven.
Dit leidt meteen tot de zoektocht naar een alternatief voor de arbeidersbeweging. De mijnwerkers volgden eerst in de regio rond Rustenburg en daarna doorheen de rest van het land het voorbeeld van Lonmin om onafhankelijke stakerscomités op te zetten. De voltijdse vertegenwoordigers van de NUM, die vaak tien keer het loon van een normale mijnwerker verdienen, werden uit de vakbondslokalen verjaagd. Het verspreiden, verenigen en coördineren van de stakingsacties in de mijnen dwong de bazen en de regering ertoe om de arbeiderscomités te erkennen. Voor de stakende mijnwerkers gingen de acties van bij het begin ook om het verjagen van de vertegenwoordigers van de bazen uit hun vakbondslokalen en voor het uitbouwen van een politiek alternatief om tot een arbeidersregering te komen. De arbeiders wonnen het vertrouwen in hun capaciteiten om te organiseren, te strijden en te winnen. Het idee van een nieuwe partij, een arbeidersalternatief op het ANC en de gevestigde partij, werd gezien als een dringende noodzaak. De ontwikkeling van de stakerscomités tot een nationaal stakerscomité in oktober 2012 en de oprichting van de Workers and Socialist Party (WASP) in december 2012 waren daar het gevolg van.
Nieuwe strijd op het mijnwerkersfront
Marikana toonde een nieuw niveau van klassenbewustzijn in de Zuid-Afrikaanse arbeidersklasse. De arbeiders moeten dagelijks op verschillende fronten de strijd aangaan, zowel op de werkvloer als waar ze wonen. Als de strijd nu escaleert, is dat omdat het zo niet meer verder kan. Zowel in de arbeidersklasse als onder de kapitalisten zijn er velen die dat beseffen. De politieke en economische tegenstellingen komen opnieuw het sterkste tot uitdrukking in de mijnsector. De stakingsgolf van augustus tot december 2012 heeft geleid tot een verlies aan verkoop ter waarde van 15 miljard rand. Dat heeft de bazen zeker geen plezier gedaan, maar het is niet de oorzaak van de op til staande golf van afdankingen. De aanhoudende neergang van de wereldeconomie heeft al geleid tot een daling van de prijzen voor platinum en goud, dat zet de winsten van de mijnbedrijven onder druk. Die willen daar iets aan doen door het ‘overaanbod’ van mineralen te verminderen en zo de winstgevendheid terug te herstellen. Tegelijk willen ze de hervonden strijdbaarheid van de arbeiders breken.
Voor Marikana gingen de grote mijnbedrijven al na hoe ze de overproductie konden verminderen. Er werden een aantal mijnschachten rond Rustenburg gesloten. De bazen moesten daar omwille van de stakingsbeweging op terugkomen, maar na de stakingsacties werd het offensief verder gezet. Zo was er op nieuwjaarsdag 2013 een lock-out waarbij 6000 arbeiders van Harmony Gold in de mijn Kusasalethu in Carletonville de toegang tot hun werk werden ontzegd. De grootste producent van platinum ter wereld, Amplats, volgde twee weken later. Er werd aangekondigd dat vier schachten en een mijn zouden gesloten worden waardoor 14.000 arbeiders hun job verloren. Onder druk van de regering en de strijdbaarheid van de mijnwerkers werd dat voorlopig beperkt tot drie schachten en 6.000 arbeiders. De AMCU (Association of Mineworkers and Construction Union) is nog bezig met onderhandelingen over dit plan, maar tegelijk wordt het plan al toegepast en wordt erop gerekend dat tegen eind 2013 de volledige herstructurering rond is. Anglo Gold Ashanti wil op een jaar tijd bijna een derde van haar totale productie afbouwen. Het grootste deel van de productie bevindt zich in Zuid-Afrika.
Zoals Amplats is ook Glencore Xstrata een test voor de heersende klasse. Ze begrijpen ook dat een aanval op één groep arbeiders een aanval op alle werkenden is. In 2013 waren er korte spontane stakingen in de hele mijnsector. Bij de oostelijke chroom-mijn van Glencore Xstrata in Tubatse, Limpopo, gingen 2.000 arbeiders in mei in staking tegen het feit dat het bedrijf een blanke voorman verdedigde nadat die een zwarte arbeider racistische verwijten naar het hoofd had geslingerd. Het bedrijf reageerde direct door de staking illegaal te verklaren en de 2.000 arbeiders af te danken. Met de steun van de andere mijnbazen en de internationale speculanten wil Glencore Xstrata de arbeiders een nederlaag toebrengen. Zij vechten voor het behoud van hun jobs en krijgen daarbij de steun van de WASP en Democratic Socialist Movement. Burgerlijke analisten hebben het over de mogelijkheid dat er in de komende vijf (of drie!) jaar tot 200.000 jobs in de mijnsector kunnen verdwijnen. Met een val van de munt, een dalende economische groei, een afname van de inkomsten uit belastingen en stijgende inflatie, werkloosheid en overheidsschulden, kan de Zuid-Afrikaanse hierdoor op de rand van de afgrond balanceren. Pro-kapitalistische analisten vrezen dat dit een volledige sociale crisis kan veroorzaken.
Geen sociale vrede zonder rechtvaardigheid
Bovenop de aanvallen op de jobs in de mijnsector probeert de heersende klasse ook het systeem van collectieve onderhandelingen terug te dringen en er wordt geprobeerd om de repressie van Marikana algemeen mogelijk te maken. Er waren een reeks van ‘vredesakkoorden’ in de nasleep van het bloedbad. Het laatste is het ‘Framework Agreement for a Sustainable Mining Industry’, een document dat voortkwam in onderhandelingen tussen de regering en de officiële bonden waarbij de onderhandelingen werden geleid door vicepresident Kgalema Motlanthe (zelf een voormalige topman van de NUM). Zoals voorheen zal dit akkoord geen effect hebben, het beperkt zich immers tot vage beloften om de levensstandaard in de mijngemeenschappen te verbeteren terwijl de voorstellen om de orde en de tucht op te leggen wel concreet zijn, onder meer door een permanente aanwezigheid van politie en ‘andere veiligheidsdiensten’ aan alle mijnen. Arbeiders en vakbonden worden verantwoordelijk gesteld voor het behoud van de ‘vrede’ terwijl de bazen zich voorbereiden op oorlog. De dreigementen en het geweld (met inbegrip van moorden) tegen arbeidersleiders van de AMCU gaan intussen door. Dit leidt vaak tot bloedige wraakacties.
Het ‘Framework’ is onderdeel van de poging van de ANC-regering om aan de mijnbazen en de heersende klasse in het algemeen aan te tonen dat het de controle op de situatie kan houden. Het is geen toeval dat het akkoord werd opgemaakt op het ogenblik dat de loononderhandelingen in de goud- en platinumsector werden opgestart. Dat zijn al jarenlang de meest gepolariseerde onderhandelingen – met bvb een eis van een loonsverhoging met 120% terwijl de goudbazen slechts 5% willen geven. De aanval op de Democratic Socialist Movement en de poging om leden van de DSM verantwoordelijk te stellen voor de zogenaamde ‘anarchie’ in de mijnsector (met een poging om Liv Shange uit het land te houden), vormen eveneens onderdelen van de pogingen om de strijdbaarheid van de mijnwerkers te ondermijnen.
Ondanks alle pogingen van het ANC wijzen de interne scheuren erop dat het vertrouwen in de capaciteit van de partij om stand te houden nog moet hersteld worden. De fractie rond Zuma lijkt erg machtig, maar de paranoia van deze fractie geeft aan dat anderen (bvb rond vice-voorzitter Cyril Ramaphosa) eveneens een rol kunnen spelen. De heersende klasse is steeds meer op zoek naar een plan B buiten het ANC. Het opzetten van Agang-SA, een nieuwe partij onder leiding van voormalige mijnbaas en Wereldbank-directeur Mampela Ramphele, is zo’n experiment. De rechtse oppositiepartij Democratic Alliance doet er alles aan om andere partijen op te slorpen in een ‘super-oppositie’.
De uit het ANC gezette voormalige jongerenvoorzitter Julius Malema is nu de centrale leider van de ‘Economische Vrijheidsstrijders’. Deze kracht wil kapitaliseren op de huidige situatie en doet dat met een programma van radicale eisen. Er wordt verwacht dat het ANC volgend jaar bij de verkiezingen voor het nationale en de regionale parlementen zwaar zal verliezen.
Een jaar na Marikana is de Zuid-Afrikaanse arbeidersklasse net begonnen met de heropbouw van eigen organisaties. AMCU, de vakbond die in de mijnen van Rustenburg een groot deel van het lidmaatschap van NUM overnam, moet nog aantonen of het de test van de praktijk doorstaat. De afdankingen en sluitingen die nu op de agenda staan, zullen daar duidelijkheid over brengen. Het gebrek aan een strategie op basis van actieve strijd is echter verontrustend. Cosatu, de vakbondsfederatie waartoe NUM behoort, lijkt zich niet te kunnen herstellen na de historische capitulatie in Marikana. De leiders van COSATU hebben in de praktijk het bloedbad gedoogd en daarna meteen de verantwoordelijken ervoor bij het ANC ondersteund. De vakbondsfederatie heeft geen ernstige campagnes ondernomen. In plaats daarvan wordt de federatie gedomineerd door interne strijd.
Het wordt hoog tijd dat de arbeiders, werklozen, jongeren en studenten de centrale lessen van Marikana trekken. Een belangrijk element daarbij is dat er geen machtiger kracht is dan die van de onafhankelijk georganiseerde en verenigde arbeidersklasse. De Democratic Socialist Movement roept het nationale arbeiderscomité van de mijnwerkers op om een gezamenlijk actieplan op te maken om gecoördineerde acties doorheen de verschillende mijnbedrijven en vakbonden te verenigen tegen de geplande afdankingen en in de strijd voor degelijke lonen en jobs. Er is ook nood aan een nationale actiedag tegen jobverliezen, voor de nationalisatie van de mijnen, banken en grote bedrijven onder democratische controle en beheer van de arbeiders en de lokale gemeenschappen. Zo kunnen we degelijke jobs en leefomstandigheden bekomen met ook huisvesting en onderwijs voor iedereen. Wij komen op voor arbeiderseenheid en roepen alle strijdbare arbeiders op om samen te bouwen aan de WASP. De beste manier om de gevallen arbeiders van Marikana te herdenken, is door een politiek wapen te creëren waarmee we hun moordenaars voor eens en voor altijd kunnen stoppen. Dat wapen is een massale arbeiderspartij met een socialistisch programma.
-
‘Congo, een geschiedenis.’ Kapitalistische plunderpolitiek valt op geen enkele wijze te rechtvaardigen
Het boek ‘Congo, een geschiedenis’ wordt het magnus opum van David Van Reybrouck genoemd. Het is een vlot lezend boek over de bloedige geschiedenis van het land. In ‘Socialism Today’, het magazine van de Socialist Party, verscheen een recensie door Per-Ake Westerlund. We publiceren een vertaling van deze recensie met een voorwoord door Eric Byl.
Inleiding door Eric Byl
Per-Ake Westerlund heeft een uitstekende recensie geschreven over “Congo, een geschiedenis” van David Van Reybrouck. Voor die recensie koos hij als titel “een geschiedenis van kapitalistische plundering”. “Congo” bevat ruim genoeg interviews, feiten en cijfers om die keuze te verantwoorden. Alleen al daarom is dit vlot lezend boek een aanrader. Toch wensen we de aandacht van de lezer te trekken op enkele teleurstellende conclusies. In België veroorzaakte het verschijnen van het boek in het voorjaar van 2010 net daarom met recht en rede een kleine storm.
Van Reybrouck kan schrijven. Met “Congo, een geschiedenis” heeft hij meerdere literaire prijzen weggekaapt. In de media heeft men het over een meesterwerk, een historisch magnus opum. In het jaar van publicatie slorpte het boek meteen het gros van alle Vlaamse vertaalsubsidies op. In een interview waarin hij toegaf dat er in zijn ‘opus’ enkele feitelijke fouten waren geslopen, noemt van Reybrouck zijn boek “een kathedraal”. “Als je dat gebouwd hebt, lig je er niet wakker van dat een hondje tegen de gevel komt plassen”, voegde hij er geïrriteerd aan toe. Hij had gehoopt 10.000 exemplaren te verkopen, maar in september 2012 waren het er in het Nederlands alleen al een kwart miljoen. Je moet van slechte wil zijn om niet onder de indruk te komen van de massa gegevens, de vlotte schrijfstijl en de ruime culturele bagage waarvan de schrijver blijk geeft.
Toch is Van Reybroucks’ “Congo” zoals hij zelf aangeeft, niet ‘de’ geschiedenis, maar hooguit ‘een’ geschiedenis, of beter nog een interpretatie ervan. Uiteraard staat het verhaal van Van Reybrouck ver van het paternalistische beschavingsverhaal van voormalige openlijke verdedigers van Congo Vrijstaat of van Belgisch Congo. De gruweldaden ontkennen die gepaard gingen met de plundering van Congo Vrijstaat door Leopold II, de beruchte telg van het Belgisch koningshuis, is niet meer van deze tijd. Die zijn immers gearchiveerd, ontgonnen en in “De geest van Koning Leopold II en de plundering van Congo”, het standaardwerk van Adam Hochschild, in 1998 in boekvorm gebundeld.
De talloze verhalen, interviews en citaten die Van Reybrouck aanhaalt, lijken dat op het eerste gezicht slechts te beamen. Tot Van Reybrouck in zijn besluit onverwacht de rol van Leopold II nuanceert. Leopold II zou zogezegd niet voorzien hebben dat de zwarte bevolking zo schandalig voor zijn persoonlijk geldgewin zou worden misbruikt. Het was wel ‘een slachting op ongelooflijke schaal’, maar ‘één die niet bedoeld was’, ‘gewagen over genocide of holocaust’ vindt Van Reybrouck bijgevolg ‘grotesk’. Hij beschrijft nochtans zelf hoe bij wijze van vergelding hele dorpen en stammen werden afgeslacht. Hij haalt aan dat Leopold beroep deed op de Liverpool School of Tropical Medicine in de strijd tegen slaapziekte. Dat, aldus Van Reybrouck, “bewijst dat volkerenmoord nooit zijn intentie is geweest”.
Wie wat vertrouwd is met het klassieke discours in België over de Vrijstaat en Belgisch Congo en op de hoogte is van de standaardwerken, bekruipt onvermijdelijk het gevoel dat de vloedgolf aan gegevens bij Van Reybrouck, slechts dient als aanloop om met des te meer geloofwaardigheid de rol van Leopold II op te poetsen. Het werk van Hochschild doet hij in zijn ‘verantwoording der bronnen’ af als ‘helaas meer drijvend op een talent voor verontwaardiging dan voor nuance’, te ‘manicheïstisch’, te zwart-wit zou dat betekenen. Het klopt dat het aantal doden als gevolg van de rubberpolitiek in de Vrijstaat in Hochschilds’ werk overschat werd en eerder 3 tot 5 miljoen mensenlevens opeiste dan 10 miljoen. Dat komt doordat Hochschild het toenmalige bevolkingsaantal inschatte op basis van een foute extrapolatie van de cijfergegevens van Stanley, maar voor het overige is Hochschild een veel betrouwbaarder geschiedschrijver dan Van Reybrouck.
Van Reybrouck schrijft een interessante en meeslepende geschiedenis, maar bij ieder belangrijk historisch keerpunt slaat hij de bal behoorlijk mis. Per-Ake, die in de paar paragrafen die hij eraan besteedt de fundamentele gebreken tijdens de onafhankelijkheidsverwerving veel nauwkeuriger weet te situeren, blijft nog vriendelijk voor Van Reybrouck. Die “suggereert” immers niet alleen dat de crisis volgend op de onafhankelijkheid te maken had met het vertrek van België, maar ook dat Lumumba zijn dood zelf had uitgelokt door een ‘opeenstapeling van blunders en inschattingsfouten’, zoals de ‘uithaal’ naar de koning, de bruuske Afrikanisering van het leger, de vraag om hulp aan de VN en later aan de Sovjetunie en het militaire optreden in Kasai. Dat Lumumba een bedreiging vormde voor de belangen van de voormalige koloniale elite en in de weg stond van een nieuwe zwarte aspirant elite die haar deel van de koek wou, vindt Van Reybrouck maar bijkomstig. Dat het een socialistisch programma vereiste en een partij die dat kan dragen om aan de sociaal-economische en democratische verzuchtingen van de bevolking van Congo tegemoet te komen, vindt hij wellicht old school links engagement. Integendeel, de tragedie van Congo, zegt hij in een interview met Colette Braeckman van Le Soir, is die van het ongeduldig idealisme, van de grote idealen die men in een nacht wil verwezenlijken. Van Reybrouck noemt zichzelf eerder een adept van het kritisch pragmatisme.
Ondanks de publicatie in 1999 van Ludo De Witte’s onthullende werk “ De moord op Lumumba”, durft Van Reybrouck zelfs beweren dat België de Katangese secessie niet mee beraamde en ook nog dat de moord op Lumumba uitsluitend het besluit was van de Katangese autoriteiten. In een reactie noemt Ludo De Witte het boek van Van Reybrouck ’mooi gecomponeerd, maar niet waarheidsgetrouw.’ “Van Reybrouck schreef een geschiedenis waarin nogal wat Westerse bemoeienissen worden weggemasseerd.” Dat het besluit om Lumumba uit te leveren een gezamenlijk plan was van de overheden in Leopoldville en “hun Belgische raadgevers”, om een of andere reden blijft ook hier weer de Belgische regering buiten schot, tracht Van Reybrouck niet te ontkennen, dat zou zijn geloofwaardigheid immers geheel onderuit halen. Lumumba ‘barstte van ambitie’ volgens Van Reybrouck en ‘had soms de neiging zijn toehoorder te makkelijk naar de mond te praten’. In economisch opzicht leunde Lumumba volgens Van Reybrouck dichter aan bij het liberalisme dan het communisme, ‘hij rekende op privé-investeringen uit het buitenland en niet op collectivisering, hij was een nationalist, geen internationalist, behoorde als évolué tot de prille Congolese bourgeoisie en kende de notie proletarische revolutie niet’.
Van Reybrouck brouwt ons hier een potje van halve waarheden en starre categorieën. In de context van Congo betekent nationalist niet het enge begrip dat Van Reybrouck ons hier voorkauwt, maar staat dat voor eenheid over de etnische grenzen heen en in het geval van Lumumba panafrikanisme, in tegenstellingen tot de tribalisten die uitsluitend de belangen van de eigen etnie nastreven zoals Tschombe en Kasavubu, nochtans duidelijk de favoriet van Van Reybrouck. De VS vreesden dat Lumumba zou eindigen zoals Fidel Castro, dat de koloniale revolutie hem van een liberale naar een communistische positie zou doen evolueren. Ludo De Witte wijst erop dat niet de speech van Lumumba op de onafhankelijkheidsdag, maar vooral de Afrikanisering van de Force Publique waardoor de voormalige kolonisator zijn greep op de staatsmacht verloor, de Westerse machten, België, de CIA, de VN en hun handlangers in Leopoldville, Kasai en Katanga deed besluiten dat Lumumba uit de weg geruimd moest worden. Het hoofdstuk “Lumumba’s nationalisme: een voorlopig oordeel” in het boek van Ludo de Witte, wijst terecht op de snelle evolutie van Lumumba’s politieke opvattingen.
Van Reybrouck citeert uitvoerig “een felle medestander” van Lumumba, een zekere Mario Cardoso. Dat was echter een van de jonge commissarissen-generaal die door Mobutu na diens eerste staatsgreep in 1960 werden aangesteld. Hij zou later onder Mobutu nog onderwijsminister en minister van buitenlandse zaken worden. Van hem komt de bewering dat Mobutu slechts de orde wilde herstellen die was verpest door het geruzie tussen Kasavubu en Lumumba, Van Reybrouck noemt het “gekissebis”. Van Reybrouck vindt dat hij ‘de verheerlijking van Lumumba’ en de ‘diabolisering van Mobutu’ moet nuanceren. Men mag de Mobutu op het einde van zijn heerschappij niet verwarren met die aan het begin, onderwijst hij ons. Toeval of niet, maar voor Van Reybrouck verrichte Mobutu ondanks twee staatsgrepen goede werken zolang hij de vriend van het Westen was. Vanaf het moment dat die vriendschap voor het Westen onhoudbaar werd, heeft Mobutu ook voor Van Reybrouck afgedaan.
Ondergetekende heeft er het boek “Le Dinausaure” van Colette Braeckman uit 1992 nog eens op nagelezen. Veel van het feitenmateriaal komt in beide werken voor. Braeckman slaagt erin de logica achter de werkwijze van het Mobutu-tijdperk bloot te leggen, Van Reybrouck komt niet verder dan de vaststelling dat Mobutu in het begin nog lang niet de pafzak was die hij later zou worden. De Belgische wetenschapper en publicist Dirk Draulans wijst erop dat we in “Congo” van Van Reybrouck meer te weten komen over superster Werrason en zijn band met een bierbrouwerij dan over de moord op president Laurent-Désiré Kabila. Dat je tussen de regels moet gaan zoeken om te vernemen dat de dik betaalde medewerkers van de vredesoperatie van de VN, de MONUC, zich niet buiten de veilige perimeter van hun afgesloten kampen wagen. Dat Van Reybrouck begrijpelijk dankbaar gebruik maakt van de faciliteiten van de MONUC , maar meteen ook te sterk beïnvloed is door het intellectuele milieu waarin hij bij voorkeur vertoeft.
“Congo, een geschiedenis” blijft interessante, goed leesbare literatuur die een pak informatie aanlevert. De lezer hoeft zich echter geen zorgen te maken wanneer hij plotse wendingen niet begrijpt, het ligt wel degelijk aan de auteur. Wie een geschiedenis aankondigt op basis van interviews en overlevering, vraagt erom. De geschiedenis wordt doorgaans geschreven door de overwinnaar en die zorgt er wel voor dat zijn ideologie, of die van de klasse die hij vertegenwoordigt, zijn versie van de geschiedenis, door de maatschappij in meerderheid wordt overgenomen. Dat wordt door Van Reybrouck niet doorprikt, maar integendeel bevestigd. We willen best in het midden laten of het nu bewust is of uit naïviteit, maar “Congo, een geschiedenis” is onder het mom van het aan de kaak stellen van de kapitalistische uitbuiting, uiteindelijk de betere apologie geworden voor de Vrijstaat, de koloniale overheden en hun latere marionetten.
Congo. Een geschiedenis van kapitalistische plundering
Sinds 1997 hebben oorlogen zes miljoen doden veroorzaakt in Congo, een land waar de levensverwachting amper 46 jaar bedraagt. Deze verschrikkelijke situatie kan in het westen op weinig mediabelangstelling rekenen. Per-Ake Westerlund schreef een recensie van het boek van David Van Reybrouck dat een goede aanzet vormt voor een beter begrip van het conflict.
Congo had verschillende namen sinds het tijdperk van het feodale koninkrijk Congo. Congo-Vrijstaat (1885-1908) was eigendom van de Belgische koning Leopold. Het Belgische Congo bestond van 1908 tot 1960 (het werd ook wel Congo-Leopoldville genoemd om het onderscheid met de Franse kolonie Congro-Brazzaville te maken). Elf jaar na de onafhankelijkheid in 1960 werd het land door dictator Mobutu Sese Seko omgedoopt tot Zaïre. Na de val van Mobutu volgde een nieuwe naamsverandering tot ‘Democratische Republiek Congo’, DRC of kortweg Congo.
De delta van de Congorivier was van 1500 tot 1850 het centrum van de slavenhandel naar het Amerikaanse continent. Vier miljoen slaven werden uit het gebied weg gehaald en alle voorgaande sociale structuren werden vernietigd. Toen de kolonisatie van Afrika begon, kreeg koning Leopold de steun van de belangrijkste koloniale machten om het reusachtige land als persoonlijk bezit in handen te nemen. Officieel was Leopold tegen de slavenhandel. In werkelijkheid voerde hij een terreursysteem. Het land werd geplunderd, eerst van ivoor en vervolgens van rubber. Leopold “gebruikte een staat, Congo, om zijn andere staat, België, een nieuwe ontwikkeling” te geven, stelt David Van Reybrouck.
De zoektocht naar rubber leidde tot de ineenstorting van de landbouw. Er was enorme honger. Toen Leopold de controle over Congo overdroeg aan de Belgische staat, werd het land systematisch opgedeeld. De inwoners werden opgedeeld naargelang hun ras en stam. Dit systeem voerde België ook in toen het na de Eerste Wereldoorlog de controle kreeg over Rwanda en Burundi. Op de paspoorten en officiële documenten werd aangegeven of iemand ‘Hutu’ of ‘Tutsi’ was. Deze verdeeldheid zou mee een rol spelen in het bloedbad onder de Tutsi’s van Rwanda in 1995 en de daaropvolgende oorlogen.
Onder Leopold werden duizenden christelijke missionarissen naar het land gehaald. Zij werden een belangrijk instrument van de koloniale macht, zeker de katholieken: “Missiescholen werden fabrieken voor het verspreiden van vooroordelen over de verschillende stammen”. Scholen van de kerken censureerden alles wat naar opstand en rebellie rook, zo werd zelfs vermeden om over de Franse revolutie te spreken. De christelijke boodschap van gehoorzaamheid werd verspreid en kritische religieuze bewegingen botsten op harde repressie. De predikant Simon Kimbangu werd in 1921 opgepakt en overleed 30 jaar later in de gevangenis. Zijn aanhangers, de Kimbanguïsten, werden verdreven en vervolgd, maar ze vormen nog steeds een belangrijke beweging in het land.
De ontdekking van de enorme minerale rijkdommen in Congo zorgden voor een industrialisatie. Het grootste mijnbedrijf, Union Minière, controleerde haar eigen totalitaire staatsapparaat in Katanga in het zuidoosten van het land dat rijk was aan koper, uranium, mangaan, goud en andere waardevolle grondstoffen. Palmolie werd een grondstof voor de zepen waarmee de huidige grote multinational Unilever groeide.
De arbeidersklasse groeide uit van enkele honderden in 1900 tot 450.000 mensen in 1929 en tot bijna een miljoen arbeiders tijdens Wereldoorlog Twee, toen de mijnsector een enorme groei kende. Ook de eerste atoombommen maakten gebruik van uranium uit Katanga. Congo werd het tweede meest geïndustrialiseerde land ten zuiden van de Sahara, na Zuid-Afrika.
De omstandigheden waarin de arbeiders en armen leefden, waren echter geen onderdeel van de economische ontwikkeling. Het ongenoegen leidde tot stakingen en rellen bij het begin en op het einde van de oorlog. Daarbij kwamen 60 mijnwerkers in Katanga om het leven bij de massaprotesten in Elizabethville (nu Lumbumbashi) in Katanga. Stakingsleiders werden geviseerd. En bepaalde groepen en stammen werden eveneens geviseerd als ‘onruststokers’. Het was onderdeel van de verdeel-en-heerspolitiek.
De arbeiders die tijdens de oorlog in de mijnen werkten of in de bedrijven die rond de mijnindustrie ontwikkelden, hoopten op verandering na de oorlog. Dat was ook het geval onder de soldaten die met de ‘geallieerden’ meevochten in Abyssinië, Egypte en Birma. Maar het racisme hield stand. Afrikanen mochten nog steeds publiekelijk geslagen worden, moesten achteraan in de rijen staan en mochten niet binnen in publieke baden. Vakbonden waren illegaal. Er waren in sommige steden lokale verkiezingen, maar iedere burgemeester was ondergeschikt aan de Belgische ‘eerste burgemeester’.
Na de oorlog was er wereldwijd een uitbarsting van koloniale revoluties en bevrijdingsoorlogen. Groot-Brittannië, Nederland en de VS moesten India, Indonesië en de Filippijnen los laten. In Algerije en Indochina was er een gewapende strijd tegen de Franse koloniale troepen. In 1958 werd Ghana het eerste Afrikaanse land ten zuiden van de Sahara dat officieel onafhankelijk werd.
“In 1955 was er nog steeds geen nationale organisatie die van de onafhankelijkheid droomde”, stelt Van Reybrouck. Vijf jaar later was het land formeel onafhankelijk. De bedrieglijke rust werd in 1956 doorbroken met een opmars van sociale onrust. De Associatie van Bakongo (ABAKA) bracht een vrijheidsmanifest uit, dit was een stammenorganisatie onder leiding van Joseph Kasa-Vubu.
Twee jaar later werd de Mouvement National Congolais (MNC) opgezet met Patrice Lumumba als een van de leiders. Het doel van de MNC was om Congo te bevrijden van het imperialisme en het koloniale bewind. De respons die de organisatie kreeg, was overweldigend. Lumumba bezocht de nieuwe staat Ghana en had er een ontmoeting met het staatshoofd, Kwame Nkrumah. Toen hij naar Congo terugkeerde, waren er 7000 mensen bijeen gekomen om zijn verslag te horen.
In januari 1959 kwam het tot een uitbarsting van de situatie in Congo. De eerste burgemeester van Kinshasa verbood een protestbijeenkomst, wat tot rellen leidde. Het leger werd ingezet en er vielen tot 300 doden en heel wat gewonden. De onlusten verspreidden zich naar Kivu, Kasai en Katanga.
Uiteindelijk werd ermee ingestemd dat Congo op 30 juni 1960 onafhankelijk zou worden – in dat jaar zouden 17 Afrikaanse staten onafhankelijk worden. Het ging om formele politieke onafhankelijkheid, maar de multinationals konden hun activiteiten gewoon verderzetten op basis van de Belgische wetgeving. Drie dagen voor de Congolese onafhankelijkheid schafte het Belgische parlement de Congolese macht over Union Minière af. Alle legerleiders en de hoogste ambtenaren waren Belgen.
De hoop op echte verandering was groot en de MNC van Lumumba won de eerste verkiezingen. Maar er was ook een grote steun voor regionale partijen zoals de afgescheurde MNC-K van Albert Kalonji in Kasai, de Confédération des Associations Tribales du Katanga (CONAKAT) van Moïse Tshombe in het zuiden van Katanga en de ABAKO in Bas-Congo. Kasa-Vubu werd president en Lumumba de eerste minister.
Lumumba afgezet
Zoals andere voormalige kolonies werd Congo economisch beheerst door de oude koloniale machthebbers en de multinationals. De enige manier om dat echt te breken, was met een democratisch socialistisch beleid dat de natuurlijke rijkdommen nationaliseerde. Indien er een echte socialistische leiding was geweest, zou de arbeidersklasse daar internationaal enorme steun aan hebben gegeven. Het ontbrak in Congo echter aan een nationaal georganiseerde democratische socialistische beweging onder de arbeiders en de armen in de steden.
De stalinistische staten zoals de Sovjetunie en China hadden aangetoond dat een geplande economie wel tot vooruitgang kon leiden, ook al was er een onderdrukkend en dictatoriaal bewind. Maar noch Moskou noch Peking wilden een revolutionaire beweging steunen indien die aan hun controle kon ontsnappen. Ze gaven de voorkeur aan burgerlijke regimes waar ze zaken mee konden doen.
De crisis onmiddellijk na de onafhankelijkheid had niet zozeer te maken met het vertrek van België, zoals Van Reybrouck lijkt te suggereren. Het was het gevolg van een gebrek aan een arbeidersbeweging met een duidelijk programma. Er werd een nieuwe regering gevormd, maar de steun hiervoor was volatiel en het programma was onduidelijk. Dit werd door België aangegrepen toen het Katanga met 10.000 soldaten binnen viel. Officieel was dat om de Belgische burgers te beschermen, maar in werkelijkheid ging het over de controle op de mijnindustrie. Ze moedigden Tshombe aan om de onafhankelijkheid uit te roepen, Union Minière gaf financiële steun aan zijn regime.
Lumumba was op dat ogenblik nog maar twee maanden aan de macht en het land was in snel verval. Er vielen duizenden doden in de strijd tegen de poging van Katanga, het diamantrijke Kasai en Kivu om zich af te scheiden. Lumumba zocht steun bij de VN en bij Chroetsjov in de Sovjetunie. Die laatste stuurde voedsel, wapens en voertuigen. De Congo-crisis ging recht naar de kern van de koude oorlog tussen de VS en het stalinistische Rusland. Het Amerikaanse leger had mineralen uit Congo nodig, onder meer kobalt voor de raketten. Begin september werd Lumumba afgezet door Kasa-Vubu.
Tien dagen later was er een eerste poging tot staatsgreep door de legerleider Mobutu. Die genoot de steun van de CIA. Lumumba werd onder huisarrest gezet. De Belgische regering en de Amerikaanse president Eisenhower gaven groen licht voor de moord op Lumumba. Nadat hij gemarteld en overgebracht werd naar Katanga, werd Lumumba vermoord terwijl lokale leiders waaronder Tshombe toekeken.
Lumumba was niet expliciet socialistisch en het ontbrak hem aan een sterke beweging en aan wapens. Maar hij werd, niet enkel in Afrika, gezien als een radicale vrijheidsstrijder. Zijn aanhangers spraken over de nood aan revolutie. De onvoorspelbaarheid van Lumumba en de verwachtingen die hij creëerde, boezemden de imperialistische machten angst in. Ze hadden immers gezien hoe de gebeurtenissen in Cuba tot een revolutie hadden geleid, ook al ontbrak het de Cubaanse bevrijdingsbeweging aanvankelijk aan een socialistisch programma. Het VS-imperialisme kwam tussen om Lumumba ten val te brengen, daartoe werd beroep gedaan op de CIA en de VN.
De Sovjetunie en China hadden geen belang bij een revolutie en al zeker niet in een revolutie gericht op de ontwikkeling van echte arbeidersdemocratie. Ze hadden zelfs geen plan voor de nieuwe stalinistische staten. Het was pas nadat regimes of guerrillabewegingen het kapitalisme omver hadden geworpen dat Moskou en Peking steun begonnen te geven om deze landen voor zoverre als mogelijk in hun invloedssfeer en onder hun controle te krijgen.
De dictatuur van Mobutu
De oorlog om Katanga te heroveren duurde tot eind 1962 en er kwam steun van VN-troepen. Het was tijdens deze strijd dat de secretaris-generaal van de VN, Dag Hammarsklöld, in een verdachte vliegtuigcrash in september 1961 om het leven kwam. De onrust en de rebellie ging door tot midden jaren 1960. Een maoïstische plattelandsrebellie in centraal Congo werd neergeslagen. In Burundi vormde Laurent Kabila de zogenaamde ‘simba troepen’ met een sterke anti-Amerikaanse en anti-katholieke retoriek. De groep werd even vervoegd door Che Guevara die echter snel naar Latijns-Amerika terugkeerde.
De VS en Tshombe in Katange steunden nu de regering in Leopoldville (Kinshasa) tegen de opstanden. Tshombe won de verkiezingen van 1965, maar de VS en de westerse machten vonden hem te onbetrouwbaar. Op 25 november volgde een tweede staatsgreep door Mobutu en nu zou hij wel aan de macht komen en een dictatuur vestigen die tot in 1997 stand hield.
Van Reybrouck beschrijft hoe het regime van Mobutu een vreemde, brutale en corrupte dictatuur werd. Het was een trouwe bondgenoot van de VS en Israël, maar nam tegelijk kenmerken van het regime van Mao Zedong in China over. Enkel inheemse namen en muziek werden toegelaten. De persoonlijkheidscultus nam enorme vormen aan met op de nationale televisie tot zeven uur per dag aan muzikale eerbetuigingen aan Mobutu. In 1971 veranderde hij de naam van het land tot Zaïre.
Toen in 1968-69 een studentenbeweging opkwam – parallel met de studentenprotesten in Europa en de VS – was Lumumba de held van de studenten. Het protest werd in 1969 de kop ingedrukt. Daarbij vielen 300 doden (officieel waren er slechts zes doden!) en 800 studenten warden tot lange gevangenisstraffen veroordeeld.
Het enorme potentieel voor landbouw in Congo werd niet benut, Mobutu moest voedsel invoeren. De inflatie nam snel toe en de staat moest tot een derde van de begroting lenen in de jaren 1970. Zoals tal van andere Afrikaanse landen kwam Congo hierdoor in de greep van het IMF en de Wereldbank terecht. Hun structurele aanpassingsprogramma’s legden privatiseringen en besparingen op. Congo verminderde het aantal leraars op korte termijn van 285.000 tot 126.000 – een belangrijke reden voor de hoge graad van analfabetisme vandaag met 30% van de bevolking die niet kan lezen of schrijven.
Eind jaren 1980 waren er in heel Afrika protestbewegingen tegen het IMF-beleid en tegen de dictaturen. Er werden nieuwe politieke partijen, organisaties en vakbonden opgezet. Op 16 februari 1992 organiseerden priesters en kerken een ‘mars van de hoop’ in verschillende steden. Ze protesteerden daarmee tegen het feit dat een conferentie over democratisering werd stil gelegd. Er waren meer dan een miljoen aanwezigen op de betogingen en bij de repressie tegen het protest vielen 35 doden. In 1993 stopte Mobutu met alle gesprekken over democratisering, hij trok het laken opnieuw volledig naar zich toe. De inflatie explodeerde en bereikte 9769% in 1994. Mobutu moest een nieuw bankbiljet van 5 miljoen Nieuwe Zaïre invoeren!
Na jaren van dictatuur en een erger wordende economische crisis, was er bij gebrek aan hoop op echte verandering ruimte voor etnisch geweld. Groepen in Katanga eisten dat migranten uit Kasai terug naar huis zouden gaan. Dezelfde retoriek werd gebruikt tegen de Tutsi’s in Kivu – zij werden de ‘banyarwanda’ genoemd (‘vanuit Rwanda’). “In de jaren 1980 kende niemand de etnische achtergrond van zijn klasgenoten, dat begon pas in de jaren 1990. Mijn vriendin was een Tutsi en ik wist dat niet eens”, stelde Pierre Bushala in Goma een Van Reybrouck. Hij schrijft dat het etnische geweld een “logisch gevolg was van een tekort aan grond in een oorlogseconomie die de globalisering diende.” In Kivu werden nationalistische maimai milities opgezet die de strijd voor landbouwgrond, controle op dorpen en mijnen aangingen.
Zes miljoen doden
In 1994 was er het bloedbad waarbij 800.000 Tutsi’s omkwamen in Rwanda. Het land werd bijna direct aangevallen en vervolgens gecontroleerd door een Tutsi-leger onder leiding van de huidige president Paul Kagame. Meer dan twee miljoen Hutu’s vluchtten weg, anderhalf miljoen van hen naar Zaïre/Congo. De oude guerrillaleider Laurent Kabila en zijn beweging, de Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo (AFDL), stond aan het hoofd van de Rwandezen die de Hutu’s vervolgden. Het werd een oorlog tegen het Zaïre van Mobutu waarbij ook 300.000 Hutu’s om het leven kwamen.
Na een korte oorlog werd Mobutu omver geworpen door Kabila die zichzelf tot het nieuwe staatshoofd uitriep van het land dat voortaan opnieuw Congo noemde. Kabila nam echter al gauw de methoden van Mobutu over.
Kabila besefte dat de regimes in Rwanda en Oeganda voor hun eigen belangen waren tussengekomen, hij verbrak de banden met hen. Rwanda viel opnieuw binnen en begon in 1998 de tweede Congo-oorlog. Sindsdien vielen er als gevolg van de oorlogen zes miljoen doden, velen door honger, ziekte en ontbering. Heel wat andere landen raakten betrokken, onder meer Angola, Zimbabwe en Libië aan de Congolese kant tegen Oeganda en Rwanda. Van Reybrouck geeft aan hoe die twee laatste landen grote hoeveelheden goud uit Congo weg haalden tijdens de oorlog.
In januari 2001 werd Laurent Kabila vermoord door een van zijn veiligheidsagenten. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Joseph die de steun van de EU, de VS en China genoot. In 2003 werd een vredesakkoord gesloten, maar de gevechten, verkrachtingen en bloedbaden gaan door, vooral in Kivu. De verschillende krachten kennen constant nieuwe afsplitsingen of nemen nieuwe namen aan in de aanhoudende strijd voor dezelfde schatten: goud, mineralen en ivoor. Het meest waardevolle mineraal vandaag is coltan, dat vaak wordt gebruikt in elektronische toestellen. Van Reybrouck heeft het terecht over de “militarisering van de economie” en merkt op dat de oorlog “relatief goedkoop was, zeker in het licht van de enorme voordelen die de ontginning van de grondstoffen opleverden.”
Is er nog hoop? Van Reybrouck beschrijft Congo als een land op de rand van een explosie. De begroting van Congo, een land met 60 miljoen inwoners, is kleiner dan dat van een stad als Stockholm dat nog geen miljoen inwoners heeft. Het BBP per hoofd van de bevolking is sinds 1960 afgenomen van 450 dollar tot 200 dollar. Het ontwikkelingsrapport van de VN dat zaken als onderwijs en gezondheidszorg onderzoekt, bestempelt Congo als het vijfde ergste land ter wereld om in te wonen.
Het huidige Congo is vernield door hetzelfde plunderende kapitalisme als in de 19de eeuw. Mijncontracten worden bekomen door omkoperij en militaire controle. Nieuwe ontdekkingen van olie en gas leiden tot groeiende spanningen aan de grenzen met Oeganda en Rwanda. Chinese bedrijven bouwen infrastructuur in dienst van de mijnen, waar dezelfde praktijken worden toegepast als in de slavenfabrieken in China zelf.
Congo zal nieuwe revolutionaire ontwikkelingen kennen. Waar dat toe zal leiden is afhankelijk van de lessen die uit de geschiedenis worden getrokken, maar ook uit de ervaringen in onder meer Egypte en Tunesië de afgelopen jaren. De opbouw van socialistische en democratische organisaties is dringend noodzakelijk.
“Congo: een geschiedenis” door David Van Reybrouck. Uitgeverij ‘De Bezige Bij’ (2010)
Lees ook:
- Een artikel dat we in 1997 publiceerden bij de val van Mobutu
- Welke weg vooruit in Congo? (artikel door Eric Byl uit 1998)
- Congo 1960-2010. Opkomen voor echte onafhankelijkheid betekent opkomen voor socialisme
-
Congo/Zaïre, de lijdensweg van een ontwikkelingsland
Kabila’s Alliantie staat voor gigantische uitdagingen. De bevolking verwacht snelle verbeteringen. Mobutu laat echter een totale ruïne achter. Tussen ’65 en ’90 daalde het Bruto Nationaal Product per inwoner met gemiddeld 2,2% per jaar. De aflossing van de buitenlandse schuld van 10 miljard dollar (141% van het BNP) slokte in ’91 twee derden van het staatsbudget op, tegen minder dan 2% voor onderwijs en gezondheid!
Wie is verantwoordelijk?
Het Westen legde Congo vanaf september ’60 een neokoloniaal burgerlijk bewind op. Het was een militaire dictatuur, met “Bonapartistische” trekjes. Hiermee bedoelen we dat Mobutu, net als indertijd Napoleon Bonaparte, als scheidsrechter schijnbaar boven de sociale conflicten verheven stond.
Het kapitalisme in Congo bleef afhankelijk van het westers kapitaal en gedeformeerd. We zien een ongelijkmatige ontwikkeling van de door buitenlands kapitaal beheerste markteconomie, gecombineerd met restanten uit het verleden. Mbuji-Mayi staat hiervoor symbool. Deze stad, waar per week ter waarde van 450 miljoen BEF aan diamant gedolven wordt, heeft geen drinkwater, riolen, elektriciteit, telefoonnet, ziekenhuis, bijna geen geasfalteerde wegen, en één school die nauwelijks werkt.
Alleen een radicale verandering kan hier een uitweg bieden. Nu hij verjaagd is, benadrukt de burgerlijke pers Mobutu’s privéfortuin en de weelde waarin zijn kliek leeft (de zogenaamde “kleptocratie”. Zo maskeert de burgerlijke pers de doorslaggevende rol van het imperialisme en overdrijft de relatieve autonomie van hun stroman. Ze willen het voorstellen alsof Mobutu Congo volledig op eigen initiatief heeft leeggeroofd en niet in opdracht van het internationale kapitaal.
Wat kan Kabila doen? Welke sociale krachten kunnen een anti-imperialistische dynamiek op gang brengen? Zelfs een bescheiden schets van de perspectieven moet rekening houden met de specifieke ontwikkelingsgeschiedenis van Congo-Zaïre.
Van Afrikaanse koninkrijken naar de Congo Vrijstaat (1885-1908) en Belgische Kolonie (1908 – ’60).
Door veroveringen, oorlog en tribuutheffing groeiden in Afrika langzaam staatsstructuren. In de eerste eeuwen van onze jaartelling ontstonden de Midden Afrikaanse koninkrijken van de baKongo, de baLunda, de baLuba en later van de Azande, baKuba en de Mangbetu. De internationale handel, vooral in goud en ijzer, versterkte de opkomst van privé-eigendom en van onbetaalde collectieve arbeid (herendiensten) aan de hoofden van de veroverende stammen, die zich omvormden tot heersen de klassen. De dorpsgemeenschappen bleven echter haarden van primitief zelfbestuur en democratische tradities.
Het Europese handelskapitalisme onderbrak en ontwrichtte deze interne, organische evolutie. De oude koninkrijken bloeiden op door de tussenhandel in ivoor, metalen en vooral in slaven met de Portugezen en Arabieren in Oost Afrika. Deze slavenhandel ging door tot einde 19de eeuw, en had een verwoestend effect op de traditionele stamgemeenschappen en op hun onderlinge verhoudingen.
Uit het klassieke industriële kapitalisme ontstond in het Westen geleidelijk het monopolie- en financiekapitaal. Dit luidde vanaf 1875 het tijdperk in van het imperialisme. De ontwikkeling steunde niet alleen op de uitvoer van producten, maar ook van kapitaal.
Leopold II, die zijn Belgische mede-bourgeois hun kruideniersmentaliteit verweet, nam deel aan deze koloniale wedloop. Zijn “Internationale Vereniging voor de Ontdekking en Beschaving van Centraal Afrika”, zogezegd gericht tegen de slavenhandel, nam het plan van ontdekkingsreiziger Stanley over ter ontsluiting van het Congo-bekken.
Gebruik makend van de rivaliteit tussen de Europese grootmachten en op basis van zo’n 450 “verdragen” met lokale machtshebbers, erkende de conferentie van Berlijn in 1884 Congo-Vrijstaat als zijn persoonlijk bezit. Voorwaarde was handelsvrijheid voor buitenlandse firma’s. De onderwerping van de oostelijke Swahilirijken, maakte erna de weg vrij voor de economische uitbuiting, via reusachtige concessies. Daar had de Vrijstaat en dus Leopold II zelf een groot aandeel in.
Negentiende-eeuwse schrijvers zoals Joseph Conrad, Mark Twain en internationale onderzoekscommissies formuleerden een striemende aanklacht tegen deze brutale roofzucht. Om het ivoor werden de olifanten uitgeroeid. De opgelegde belastingquota waren onhaalbaar, omdat rubber en palmolie steeds verder in het woud moest gewonnen worden.
Dan volgden strafexpedities met gijzelname van chefs, uitmoorden van hele dorpen, verminking door het afkappen van handen of voeten. Er waren willekeurige opeisingen van voedsel en dragers voor de blanken en massaal gebruik van dwangarbeid. Duizenden arbeiders bezweken tijdens de aanleg van de spoorweg Matadi-Leopoldstad. Tussen 1885 en 1907 werden zo’n drie miljoen mensen omgebracht. “Rood rubber” werd een begrip.
Leopold II legde de fundamenten van de koloniale staat. In 1888 richtte hij de “Force Publique” op. De Conventie met het Vaticaan van 1906 schakelde de missies in het koloniseringswerk. De concessiebedrijven accumuleerden reusachtige kapitalen. Bankiers als Lambert en Nagelmackers profiteerden van de leningen die Leopold II afsloot op rekening van de Vrijstaat voor diens prestigeconstructies in Brussel, Antwerpen, Oostende.
In 1908 nam België de Congo-Vrijstaat, vooral omwille van de financiële crisis, officieel als kolonie over. De drievuldigheid staatsadministratie, missies en koloniale maatschappijen, vormde er de ruggengraat van.
Het van buitenaf en onder koloniale controle binnenbrengen van het kapitalisme zorgde in Congo niet voor een herhaling met vertraging van de historisch progressieve ontwikkeling zoals het Westen in de 19de eeuw kende. De effecten waren veel tegenstrijdiger.
Onderwijs- en gezondheidsvoorzieningen, alsook westerse wetenschappelijke methodes en (productie)technieken betekenden onmiskenbaar een vooruitgang. Maar tot vandaag bevinden eilanden van moderniteit (kapitaalintensieve mijnbouw, pajero-jeeps en satelliettelefoons…) zich in een zee van primitieve overlevingslandbouw, clanloyauteiten, bijgeloof enz..
In laatste instantie stonden de activiteiten van kerk en administratie in Belgisch Congo immers ten dienste van de grote koloniale trusts. Dit zorgde ten eerste voor een enorme transfer van rijkdom uit Congo naar grote en kleine Westerse kapitalisten. Het Belgisch financiekapitaal maakte fortuin zowel via de (goedkope) Congolese grondstoffen als door de export van industriewaren.
Maar de ontzaglijke economische groei in Congo was uiterst eenzijdig en vervormd. Ze volgde niet de logica van de lokale behoeften in Belgisch, maar wel deze van het buitenlands kapitaal. Dit had geen belang bij de uitbouw van een nationale Congolese markt en een verwerkende industrie die aansloot op mijn- en landbouw. Alle investeringen, (spoor)wegen- en haveninfrastructuur stonden in functie van de export van ertsen en plantagegewassen. <p< Eind jaren ’50 vormden zo’n 115.000 Europeanen de sociale toplaag van een Belgisch Congo met ca. 13 miljoen Afrikanen. Meer dan 10.000 blanke ambtenaren en 6.000 missionarissen waren tot in de kleinste uithoeken verspreid. De 9.300 blanke kolonisten (met hun familie erbij een groep van een 30.000 mensen) speelden een ondergeschikte rol.
De invoering van het kapitalisme ging gepaard met nog voorkapitalistische productieverhoudingen zoals verplichte teelten, dwangarbeid en woeker. Driekwart van de Afrikanen leefde in ’60 nog altijd van een primitieve dorpslandbouw, maar het privébezit van grond was hen wettelijk verboden. In ’56 ging 22% van het nationaal inkomen naar 25.000 blanke loontrekkenden, tegen 24% voor de 1,2 miljoen Congolese loonarbeiders en 28% voor de 10 miljoen plattelandsbewoners. Net voor de onafhankelijkheid controleerden de Société Générale, de Bank van Brussel en de groep Empain driekwart van de Congolese economie.
De katholieke missies bezaten tot ’54 het onderwijsmonopolie. Ze bouwden door opgelegde onbetaalde arbeid ook een echt economisch imperium uit. Het lager onderwijs, veralgemeend maar in de streektaal (!), voedde vooral op tot gehoorzaamheid, uitvoering van simpele taken, en onderwerping aan het blanke gezag.
In 1960 waren er slechts 15 Congolese universitairen. Er was geen enkele zwarte geneesheer, veearts of ingenieur gevormd, maar wel 500 Congolese priesters. Apartheid heerste door de “colour bar” in wijken, vervoer en openbaar leven. Wettelijk hadden de Congolezen geen politieke en democratische rechten.
Iedere vorm van verzet, dikwijls in de vorm van messianistische religieuze bewegingen, de talrijke rebellies en muiterijen waren steeds meedogenloos onderdrukt.
Nationale bevrijding of neokolonialisme
Eind jaren ’50 richtte de zwarte elite politieke partijen op en kwamen ook de armste bevolkingsklassen in beweging. Na een massaoproer in januari ’59, kozen de koloniale machten voor een zo snel mogelijke bestuursoverdracht aan Congolezen. Deze “Congoleze weddenschap” bestond erin hun economische controle te redden door een gefnuikte, formele onafhankelijkheid toe te staan.
De strijd van een kleine groep van consequente nationalisten rond Patrice Lumumba, met de steun van de meeste Congolezen, tegen deze indirecte vorm van buitenlandse overheersing, bracht hen ook tot toenemende politieke bewustwording en radicalisering.
Meer dan 10.000 Belgische troepen, de capitulatie van leiders zoals Kasa-vubu, de afscheuring van Katanga en Zuid-Kasai, de tussenkomst van UNO-militairen, de Mobutu-coup van september 1960, de moord op Lumumba en andere nationalisten, kortom een grootscheeps neokoloniaal offensief, slaagde erin om deze eerste nationale bevrijdingsstrijd te breken.
Vanaf ’64 vormden enorme boerenopstanden de basis voor een nieuwe verzetsgolf, met Mulele in de Kwilu-streek en met het Comité National de Libération in Oost-Zaïre. Een nieuwe buitenlandse interventie door de VS, Belgische para’s en Westerse huurlingen sloeg de rebellie bloedig neer.
De tweede staatsgreep van Mobutu in ’65 maakte een einde aan de aanslepende politieke crisis. Alle partijen werden verboden, het parlement buiten spel gezet en politieke tegenstanders een voor een uitgeschakeld.
Mobutu’s regime, dat tot voor kort stand hield, zette de buitenlandse dominantie onder een andere vorm verder. Met het verlies van zijn kolonie ging België helemaal niet failliet.
Terwijl koloniale firma’s in ’58 nog één derde van de totale winst van alle Belgische N.V.’s opleverden, was dit in 1970 tot 3 à 4% herleid. De Congolese economie bleef echter afhankelijk van de grondstoffenuitvoer via multinationals en van de prijsschommelingen op de wereldmarkt. Dit veroorzaakte sterke regionale verschillen en een algehele onderontwikkeling omdat geen kapitaal geïnvesteerd werd in groei van de landbouw en verwerkende nijverheid.
Het Mobutisme bleek ook politiek een Westerse bondgenoot bij contrarevolutionaire operaties in buurlanden als Angola en Tsjaad.
Mobutu combineerde handig repressie, corruptie en populisme. Hij regeerde per decreet en controleerde de staatsmedia. Rivaliserende repressie-apparaten, getraind door Westerse adviseurs, onderhielden een harde politieke terreur.
Eens alle georganiseerde tegenstand gebroken, ging hij over tot nationalistische demagogie en “zaïrisering”. Een subtiele verdeel en heers-tactiek gaf en ontnam winstgevende bestuursfuncties. Zo ontwikkelde zich een parasitaire Zaïrese bourgeoisie, die de staatskassen plunderde en allerlei “kommissielonen” inde, vooral op contracten met buitenlandse firma’s.
Maar telkens moest Mobutu bij ernstige crises, zoals de inval van Katangese opstandelingen in 1977 en 1978, de steun inroepen van zijn buitenlandse broodheren.
De neergang van de anti-koloniale revolutie in Afrika maakte Mobutu minder belangrijk als regionale Westerse agent. Samen met de achteruitgang van de wereldeconomie, de val van het stalinisme en het Mobutistisch wanbeheer, verminderde dit zijn manoeuvreerruimte.
In 1979 richten 13 parlementsleden de Union pour la Démocratie et le Progrès Social (UDPS) op. Oud-ministers als Nguza Karl I Bond en Mungul Diaka boden het Westen hun diensten aan.
IMF en bankconsortia legden Zaïre verschillende saneringsoperaties op vanaf ’76. O.l.v. Blumenthal werd geprobeerd het deviezenverlies via centrale bank en douane te controleren.
Maar de corruptie was niet aan banden te leggen. Mobutu drukte nieuw geld, zonder economische tegenwaarde. De zo veroorzaakte hyperinflatie (in >94 6063%!) deed de formele economie ineenstorten. Drastische invoerbeperkingen, verval van de infrastructuur en vitale staatsdiensten brachten het land aan de rand van de afgrond.
De forse inkomensdaling leidde tot een veralgemeende lusteloosheid bij de Zaïrezen. Het waardeloos worden van hun loon, dreef ambtenaren, leraars en andere loontrekkenden, maar ook de soldaten naar de “informele” sector.
De uitvoer bracht in ’93 nauwelijks 1,2 miljard $ op, het budget van een Belgische provinciestad. Het aandeel daarin van koper daalde tot 8% (nog 54% in ’89). Ambachtelijk werd vijf keer meer diamant ontgonnen dan door de 5.600 MIBA-arbeiders (samen goed voor 300 miljoen $).
Slechts 471 van de 4.290 kg goud werd door de OKIMO mijnwerkers van Kilo-Moto gedolven, zodat tot 90% van de 36 miljoen $ via de buurlanden buiten gesmokkeld werd. Zo’n 20.000 van de 36.000 mijnwerkers van de Gécamines produceerden in 1993 nog resp. 1/10, 1/2 en 1/3 van de hoeveelheden koper, kobalt en zink die vier jaar ervoor samen nog 36 miljard BEF opgebracht hadden.
De staten met de grootste belangen in Zaïre, resp. België (ca. 240 miljard BEF aan investeringen), de VS (ca 60 miljard), Duitsland (ca 24 miljard) en Frankrijk (ca 6 miljard) werden het eens om “hun” Mobutu-dictatuur te hervormen tot een efficiënter en “democratischer” neokoloniaal regime. Als pressiemiddel stopten Washington, Parijs en Brussel in ’90 alle militaire en economische hulp. Een jaar later weigerde het IMF verdere leningen en sloot in ’94 Zaïre gewoon uit.
Interne en externe druk noopten Mobutu tot een spectaculair manoeuvre. In april ’90 proclameerde hij het begin van een overgangsperiode naar de democratie. Maar iets later werden 150 betogende studenten vermoord in Lubumbashi.
In augustus 1991 patroneerde Mobutu, met Westerse steun, een “Souvereine Nationale Conferentie” die moest leiden tot een nieuwe grondwet en parlement HCR. Onder voorzitterschap van Mgr. Monsengwo herschiepen de 2.840 goedbetaalde en ongekozen “afgevaardigden” dit tot een praatbarak.
Toen “overgangspremier” Tshisekedi de Centrale Bank wou controleren, zette Mobutu hem af. Ge vangen in zijn rol als Westerse wisseloplossing, wees Tshisekedi de enige strategie af die Mobutu kon onttronen, namelijk een massale volksmobilisatie.
Ondertussen poogde Mobutu zijn onmisbaarheid aan te tonen. In september ’91 en januari ’93 onderdrukte zijn elite-legereenheid DSP muiterijen van onbetaalde soldaten. Parijs deed op hem een beroep om, na de genocide van 1994, de resten van de Rwandese Habyarimana-diktatuur te redden.
Mobutu kon de radicale oppositie verdelen. Hij voegde de parlementen van eenheidspartij en nationale conferentie samen. Hij isoleerde Tshisekedi met steun van Monsengwo en maakte de Westerse technocraat Kengo wa Dondo premier. In ’95 hervatten de VS hun diplomatieke kontakten, een jaar later gevolgd door Brussel en Parijs. Hun plan om door verkiezingen in juli ’97 een langzame vernieuwing van het neokoloniale regime te organiseren, mislukte.
Mobutu’s strategie om het binnenlandse verzet af te leiden naar etnische conflicten, zoals in ’92 in Shaba en later in Kivu, kwam als een boemerang terug. Het bondgenootschap van de vervolgde Banyamulenge en oude aanhangers van Lumumba onder Kabila, bevrijdde – zeer tegen de zin van Brussel, Parijs én Washington – heel het grondgebied van Congo-Zaïre van het Mobutistische leger.
-
Campagne leidt tot resultaat: Liv Shange is terug in Zuid-Afrika!
We wezen eerder op het feit dat de Zuid-Afrikaanse autoriteiten er alles aan deden om de linkse socialiste Liv Shange uit Zuid-Afrika weg te houden (zie ons artikel van eind juni). Liv heeft samen met haar Zuid-Afrikaanse partner kinderen en woont al jaren in het land. De reden voor de poging om haar buiten te houden, is de rol die Liv en de Democratic Socialist Movement spelen in het organiseren van het arbeidersverzet, onder meer bij de stakingsgolf in de mijnsector die bekend raakte met het bloedbad in Marikana. Na een solidariteitscampagne is Liv gisteren zonder problemen naar Zuid-Afrika kunnen terugkeren. We bedanken iedereen die Liv gesteund heeft met protestmails. Enkele foto’s van haar ontvangstcomité op de luchthaven.
Foto’s van de Democratic Socialist Movement (Zuid-Afrika)