De enorme woede van de bevolking heeft de autoriteiten in Zuid-Afrika ertoe verplicht om de 270 gearresteerde mijnwerkers niet langer van moord te beschuldigen. De 270 werden op 16 augustus opgepakt toen een bloedbad onder stakende mijnwerkers werd aangericht. Dat bloedbad leidde tot een golf van verontwaardiging. De vervolging van de 270 zorgde ervoor dat de woede tot uitbarsten kwam en ook binnen het regerende ANC tot verdeeldheid leidde.
De advocaten van de opgepakte mijnwerkers stelden een ultimatum aan president Zuma om de 270 vrij te laten. Zoniet zouden ze naar het Hoog Gerechtshof trekken. De brede steun onder de bevolking en het ongenoegen als gevolg van het repressief overheidsoptreden, zorgden ervoor dat de autoriteiten de vervolging wegens moord lieten vallen en dat de mijnwerkers zullen vrijkomen, vandaag zou het om 170 mijnwerkers gaan.
De poging om de mijnwerkers van moord te beschuldigen, leidde tot het uitbarsten van een vulkaan van woede tegenover het repressief beleid. Het leidde ook tot verdeeldheid binnen het ANC zelf. Gesteund door de fractieleider van het ANC in het parlement, Mathole Motshekga, vroeg justitieminister Jeff Radebe een verklaring van de openbare aanklager. Hij stelde dat de beslissing van de openbare aanklager om de 270 voor moord te beschuldigen leidde tot “een schok, paniek en verwarring” onder de bevolking (Sunday Independent 1-2 september).
De nationale penningmeester van het ANC, Matthews Phosa, had eerder gewaarschuwd dat de massale werkloosheid en zeker de jongerenwerkloosheid de basis konden vormen voor een ‘Arabische Lente’ in Zuid-Afrika. Hij verklaarde nu dat de openbare aanklager met deze beslissing voorop liep op een onderzoekscommissie en bijgevolg “roekeloos” en “bijna absurd” optrad. Hij voegde er aan toe: “We hebben geen nieuwe Marikana nodig”.
Los van de absurditeit van de beschuldigingen tegen de mijnwerkers, werd de woede ook aangewakkerd door het feit dat het vervolgen van andere betogers voor doden die gevallen zijn tijdens een betoging een regel is die doorgaans door het apartheidsregime werd toegepast. De woede tegenover deze beslissing was zo groot dat zelfs de leiding van de vakbondsfederatie Cosatu, dat eerst erg flauw reageerde onder druk van de gediscrediteerde mijnwerkersbond NUM, zich verplicht zag om de beslissing te veroordelen.
Het feit dat de overlevenden in vervolging werden gesteld voor de moorden door de politie op hun collega’s toont aan hoe ver naar rechts het ANC is gegaan onder president Zuma. De openbare aanklager zorgde er eerder voor dat Zuma zelf niet werd vervolgd wegens corruptie. Twee weken geleden werd een onderzoeksrechter afgezet omdat hij weigerde toe te geven aan de druk om een corruptieonderzoek tegen twee topfiguren van het ANC in Kwa Zulu Natal te laten vallen. Kwa Zulu Natal is een bastion voor Zuma. Tegelijk werd bekend dat een topfiguur van de politie verklaard had dat de opgepakte mijnwerkers nooit nog voor Lonmin zouden kunnen werken. Dat geeft aan hoe nauw het staatsapparaat verweven is met de belangen van de mijnwerkersbazen.
Bovendien komt er steeds meer bewijsmateriaal dat aangeeft hoe het bloedbad zorgvuldig werd gepland. De propagandaslag na het bloedbad werd gevoerd door zowel de politie, delen van de media en zelfs de leiding van de NUM. Nu begint het effect van die propaganda weg te smelten. Het raakte immers bekend dat een aantal mijnwerkers vanop korte afstand werden neergeschoten en anderen in de rug terwijl ze vluchtten.
Onderzoeksjournalist Greg Marinovich was de eerste die erop wees dat er twee slagvelden waren. Hij toonde hoe er op enkele honderden meter van Wonderkop – waar het bloedbad plaatsvond waarvan beelden overal verspreid geraakten – nog een slagveld was op een plaats die de lokale inwoners Small Koppie noemen. De krant City Press trok met bewijsmateriaal dat het op deze plaats vond naar de politie. Er werden kogelhulzen gevonden, bloedresten, lijnen die aangaven waar er lijken hadden gelegen,… Er was een poging om hierrond een doofpotoperatie op te zetten.
Het gedrag van het management van Lonmin, de regering en de NUM-leiding wijst erop dat er wellicht op het hoogste niveau tot de repressie was besloten. Na een publieke oproep van het management van Lonmin om onderhandelingen te voeren, daagden de leiders van AMCU op 16 augustus ’s ochtends aan de mijn op. De managers kwamen eveneens, maar beperkten hun boodschap tot de mededeling dat er niet zou onderhandeld worden. “Alles is nu in handen van de generaals”, verklaarden de managers.
Op een paar honderd meter van de mijn en op een zekere afstand van de eerste woonwijken, kwamen de mijnwerkers bijeen. De bijeenkomst aan Wonderkop vormde geen enkele bedreiging voor de mijn of de wijken waar vele mijnwerkers zelf ook wonen. De arbeiders hadden zichzelf bewapend en terug getrokken aan Wonderkop als vorm van zelfverdediging nadat er bij geweld in de mijnen al 10 doden waren gevallen als gevolg van pogingen van de veiligheidsdiensten van de directie en de NUM om de staking te breken.
Arbeiders vertelden ons dat de staking werd geleid door een onafhankelijk comité dat door de arbeiders zelf was opgezet toen de NUM weigerde om de eisen te onderschrijven. Dit wordt bevestigd door de houding van NUM-topman Frans Baleni. Terwijl die zelf goed is voor een maandloon van 100.000 Rand, vond hij de eis van 12.500 Rand van de mijnwerkers ‘onredelijk’. De arbeiders vertelden ons dat een delegatie naar het NUM-kantoor op de terreinen van de mijn trok om te discussiëren over gemeenschappelijke acties. De delegatie werd meteen aangevallen, er werd geschoten en twee leden van het comité kwamen om. Het management heeft ook een lange geschiedenis van bloedige brutaliteiten tegen de mijnwerkers, zeker als de arbeiders de ketenen van onderdrukking en uitbuiting proberen te breken. Dat leidde tot de beslissing om Wonderkop te bezetten.
Het feit dat de overheid niet de oproerpolitie inzette, maar een specifiek team met automatische geweren, tal van gepanserde wagens en prikkeldraad geeft overigens aan dat het bloedbad minutieus was gepland.
De reactie van het ANC op het geweld werd gekenmerkt door onbegrip en misdadige onverschilligheid. Er kwam geen verklaring om het bloedbad te veroordelen. De nieuwe politietopman generaal Riah Phiyega stelde aan de agenten na het bloedbad dat “er niet kan gediscussieerd worden over de openbare veiligheid.” Minister van energie Susan Shabangu verstopte zich achter de ‘onafhankelijkheid’ van het gerecht in de vervolging van de mijnwerkers. Onmiddellijk na het bloedbad weigerde ze om de rivaliserende vakbond AMCU naar nieuwe onderhandelingen uit te nodigen.
Julius Malema, de voormalige jongerenvoorzitter van het ANC die uit de partij is gezet, verklaarde op de radio dat er in de eerste 48 uur na het bloedbad geen enkele ANC-leider naar het gebied trok. Zuma moest noodgedwongen zijn verblijf in Mozambique afbreken als gevolg van het bloedbad. Hij ging naar het gebied, maar moest dit volgens Malema incognito doen. Hij trok enkel naar de gewonden in het ziekenhuis en durfde het niet aan om de stakende mijnwerkers rond de heuvel zelf te ontmoeten. Uiteindelijk moest Zuma instemmen met het idee van een onderzoekscommissie. Maar de president maakte meteen duidelijk dat het niet de bedoeling is om schuldigen aan te wijzen. Dat alles komt van een president die zich graag voorstelt als een vertegenwoordiger van de armen en leider van een partij die zich op de ‘arbeidersklasse’ beroept en ernaar streeft om een ‘linkse kracht’ te vormen.
Het bloedbad en de nasleep ervan doen het ANC geen goed. De partij was al beschadigd door de dieper wordende economische crisis, de enorme ongelijkheid, opgestapelde sociale problemen van massale werkloosheid, crisis, corruptie,… Er was het vernederende tekort aan schoolboeken waardoor niet alle scholen over boeken beschikken. En ondertussen is er binnen het ANC een verbeten interne strijd. Dat bij het bloedbad beroep werd gedaan op een methode uit het tijdperk van de apartheid om de mijnwerkers zelf te vervolgen, heeft nog meer zout in de wonden van het ANC gestrooid.
De mijnwerkers van Lonmin zelf blijven intussen staken. Ze zitten al in de vierde stakingsweek ondanks de enorme druk om terug aan het werk te gaan. De ministers van werk, mineralen en energie zijn allen betrokken bij onderhandelingspogingen waarin ook de verzoeningsraad en de nationale raad van kerken vertegenwoordigd zijn. De AMCU weigert een ‘vredesakkoord’ te tekenen met de stelling dat ze geen oorlog voeren tegen de NUM. De bond wil dat onderhandelingen over de eisen van de arbeiders centraal zouden staan.
De strijd van de mijnwerkers van Marikana kent uitbreiding. Afgelopen woensdag gingen ook 12.500 mijnwerkers van de goudmijn Kloof Driefontein in staking.
Deze gebeurtenissen vormen ook een uitdaging voor de georganiseerde arbeidersklasse. Het stilzwijgen van Cosatu voor het bloedbad en de aarzeling om de reactionaire rol van de NUM te veroordelen hebben de positie van het management versterkt. Als Cosatu de eisen van de arbeiders meteen had verdedigd en solidariteitsacties had georganiseerd, dan zouden het management en de politie niet op een zelfde bloedige wijze opgetreden hebben. De zwakte van Cosatu leidde tot de agressie van het patronaat, de regering en de staat.
Het bloedbad in Marikana heeft een lijn in het zand getrokken. Dat gebeurt tegen de achtergrond van enerzijds een desintegratie van het ANC en de tripartite (de samenwerking tussen ANC, Cosatu en SACP) en anderzijds, zoals onze ervaring in Rustenburg duidelijk maakt, een enorme openheid voor socialistische ideeën en brede steun voor het idee van een massale arbeiderspartij met een socialistisch programma.
In de regio Ijaye van Lagos lagen leden van DSM en verantwoordelijken van het Joint Action Front aan de basis van het protest. Lanre Arogundade, een leidinggevend lid van de DSM, sprak de aanwezigen toe. Hij legde de economische gevolgen van het asociale beleid uit en riep iedereen op om mee te betogen. Hierop vertrok de groep in betoging. Er werden slogans tegen de regering geroepen, pamfletten uitgedeeld en protestborden meegedragen.