Category: Afrika

  • Covid-19 in Afrika. Het kapitalisme duwt een continent in de afgrond…

     

    De COVID-19-pandemie versterkt de diepe sociale ongelijkheden onder het moderne kapitalisme. Nergens gebeurt dat meer dan in Afrika.

    Dossier door Serge Jordan, International Socialist Alternative

    De Global Health Security (GHS) Index is een afgemeten beoordeling van de capaciteit van 195 landen om het hoofd te bieden aan uitbraken van besmettelijke ziekten. Het grootste aantal “minst voorbereide” landen bevinden zich in Afrika, met Somalië en Equatoriaal-Guinea helemaal onderaan de lijst. Alleen Zuid-Afrika, dat al in de greep is van een groeiende gezondheidscrisis en economische neergang, staat relatief hoog op de ranglijst – wat duidelijk maakt hoe catastrofaal de situatie in de rest van het continent is.

    Een realistische beoordeling van de huidige penetratie van de COVID-19-pandemie in Afrika wordt uiteraard onmogelijk gemaakt door het gebrek aan testapparatuur in de meeste landen. Als Zuid-Afrika momenteel het grootste aantal bevestigde gevallen heeft in sub-Sahara Afrika, dan is dat ook omdat er het meeste tests zijn uitgevoerd. Sommige landen, zoals Somalië, hebben helemaal geen testkits. Dit betekent dat er onder de radar al een onopgemerkte besmettingsgolf heeft plaatsgevonden over heel het continent.

    Het woord “ontoereikendheid” om de gezondheidsinfrastructuur in Afrika te beschrijven, zou een groteske understatement zijn. Een recente studie van The Lancet over COVID-19 in West-Afrika merkte op dat de landen in de regio “over weinig middelen beschikken, waardoor ze niet in staat zijn om snel een epidemische reactie op te zetten”, en dat “een snelle versnelling van het aantal gevallen de genoemde systemen snel kan overweldigen.” Malawi heeft bijvoorbeeld 25 bedden op intensieve zorgen voor een bevolking van 17 miljoen mensen; in Somalië zijn er 15 dergelijke bedden beschikbaar voor 15 miljoen mensen. Zimbabwe heeft 7 beademingsapparaten voor een bevolking van 16 miljoen mensen, terwijl de Centraal-Afrikaanse Republiek in totaal 3 beademingsapparaten heeft voor 5 miljoen mensen. Sierra Leone en zijn 7,5 miljoen inwoners hebben er slechts één.

    De levensomstandigheden van de werkenden en armen maken het nemen van de nodige voorzorgsmaatregelen om de verspreiding van de pandemie te voorkomen voor velen een ontoegankelijke droom. De helft van de Afrikaanse stadsbewoners woont in overvolle tijdelijke huizen, sloppenwijken en townships met onvoldoende watervoorziening en sanitaire voorzieningen.

    De miljoenen vluchtelingen, asielzoekers en binnenlandse ontheemden die in kampen, informele nederzettingen en detentiecentra leven – slachtoffers van oorlogen, vervolgingen en milieurampen – in het Sahel-gebied, de Hoorn van Afrika, Congo en andere plaatsen, zijn bijzonder kwetsbaar voor besmetting. Zuid-Soedan heeft onlangs zijn eerste gevallen van COVID-19 gemeld. Dit is een land waar meer dan de helft van de bevolking te maken heeft met ernstige voedselonzekerheid, waar jaren van burgeroorlog miljoenen mensen van huis en haard hebben verdreven en waar slechts 22% van de gezondheidsvoorzieningen functioneert. Libië en Burkina Faso zijn verwoest door oorlogen die alleen al in het afgelopen jaar respectievelijk 200.000 en 700.000 mensen op de vlucht hebben gejaagd. Beiden hebben enorme schade aan gezondheidsvoorzieningen geleden; 135 gezondheidscentra zijn gesloten als gevolg van geweld in het laatste land.

    Ondervoeding en besmettelijke ziekten zijn in grote delen van het continent al aan de orde van de dag. Afrika kende enkele van de hoogste besmettingsniveaus van HIV, tuberculose en malaria. Gezien de ondermaatse gezondheidsinfrastructuur waarmee de meeste Afrikaanse landen worden geconfronteerd, zullen de beperkte middelen die worden ingezet voor de bestrijding van COVID-19 een remmend effect hebben op de strijd tegen andere dodelijke epidemieën – zoals reeds werd opgemerkt door de stopzetting van het onderzoek naar besmettelijke ziekten en de vaccinatiecampagnes.

    Kapitalisme en imperialisme zijn schuldig

    De verschrikkingen die de pandemie voor de Afrikaanse massa’s in petto heeft, zijn geenszins de manifestatie van een onvermijdelijke, natuurlijke catastrofe. Zij zijn voorbereid door tientallen jaren van plunderingen en uitbuiting van het continent door koloniale en neokoloniale imperialistische machten, met de directe betrokkenheid en medeplichtigheid van corrupte lokale heersende elites. Dit heeft zich onder andere vertaald in vervallen gezondheidszorgsystemen over de hele linie en endemische niveaus van armoede.

    Er zijn middelen om deze crisis het hoofd te bieden, maar die zijn geplunderd door multinationals en banken, door Afrikaanse burgerlijke en despotische heersers. Oxfam schreef vorig jaar dat “ECOWAS-landen [West-Afrikaanse staten] naar schatting 9,6 miljard dollar verliezen aan belastingvoordelen voor multinationals. Dit zou genoeg zijn om elk jaar ongeveer 100 moderne en goed uitgeruste ziekenhuizen in de regio te bouwen.”

    In een tijd waarin de Afrikaanse landen dringend behoefte hebben aan massale investeringen om deze pandemie aan te pakken, is er een immense kapitaalvlucht uit het continent aan de gang, die al veel verder gaat dan de vlucht die tijdens de wereldwijde crisis van 2008 heeft plaatsgevonden – zowel in snelheid als in volume. De kapitaaluitstroom uit de zogenaamde opkomende economieën bedroeg volgens het IMF in maart in totaal meer dan 83 miljard dollar. Dit is niet een of andere anekdotische fout, maar het illustreert hoe het hele systeem werkt, en het illustreert het falen van de “vrije markt” om de noodzakelijke reactie op de humanitaire noodsituatie te bieden. Alleen economische planning en de coördinatie van de middelen op wereldschaal zouden een dergelijke reactie mogelijk maken.

    Een einde maken aan de plundering van het continent en de onteigening van de immense rijkdom die door de superrijken wordt opgestapeld, is niets anders dan een kwestie van leven of dood voor miljoenen mensen. Dit zou het mogelijk maken de middelen te heroriënteren naar de financiering van hulpdiensten, testfaciliteiten, quarantaine- en isolatiecentra, medische apparatuur en opgeleid personeel op de schaal die de huidige situatie vereist.

    Het zou een basis vormen voor het opleggen van publieke controle op kapitaalstromen en het kwijtschelden van de enorme schuldenlast waaronder veel Afrikaanse landen gebukt gaan. Nigeria besteedt bijvoorbeeld bijna tweederde van zijn inkomsten aan schuldaflossing. In 17 Afrikaanse landen zijn de rentekosten op de schuld alleen al goed voor 10% of meer van de overheidsinkomsten. Een aantal Afrikaanse staten, zoals Zambia en Angola, zijn slechts één stap verwijderd van het faillissement en er zullen er waarschijnlijk nog meer volgen.

    Onder druk hebben de westerse regeringen triljoenen dollars gepompt om de economische gevolgen van de crisis in eigen land gedeeltelijk op te vangen en de ineenstorting van hun systeem te voorkomen. De regeringen in Afrika hebben niet de fiscale ruimte om soortgelijke reddingsoperaties uit te voeren – ze hebben bereidwillig bijgedragen aan de enorme schuldenlast die door de machtigste imperialistische naties is opgezet, waardoor enorme delen van de inkomsten van de Afrikaanse staten in de schatkist van de internationale financiële schuldeisers zijn terechtgekomen in plaats van te worden geïnvesteerd in gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, openbaar vervoer, infrastructuur en het welzijn van de mensen in het algemeen.

    Uit angst voor een opstand van de massa’s pleiten Afrikaanse leiders nu voor hulp, in de vorm van opschorting van de schuldenlast, uitstel van betaling en dergelijke. David Malpass, het hoofd van de Wereldbank, zei dat hij voorstander is van een “opschorting” van alle schuldbetalingen voor de armste landen – maar hij voegde eraan toe dat deze landen ook een vrijemarktbeleid moeten voeren, met het afschaffen van regelgeving en subsidies. Het IMF heeft een aantal Afrikaanse regeringen noodkredieten verstrekt. Deze leningen gaan gepaard met het voorbehoud dat als de gezondheidscrisis eenmaal voorbij is, “fiscale aanpassing”, inperking van de openbare loonlijst, verdere verlaging van de overheidssubsidies en andere besparingen op de agenda moeten staan.

    Deze poging om hele bevolkingsgroepen te gijzelen voor neoliberaal losgeld te midden van een dodelijke pandemie ontmaskert niet alleen deze roofzuchtige instellingen voor wat ze altijd al waren. Laten we niet vergeten dat een van de directe gevolgen van de “structurele aanpassingsplannen” die het IMF en de Wereldbank na de schuldencrisis van de jaren tachtig hebben opgelegd, het uiteenvallen van de bestaande gezondheidsdiensten in het ene Afrikaanse land na het andere was. Maar het onderstreept ook hoezeer het lot van de massa’s in de hele regio verbonden is met een resolute strijd tegen de overheersing van het wereldimperialisme en zijn lokale agenten op het continent – een strijd die niets minder zou moeten eisen dan de onmiddellijke en onvoorwaardelijke kwijtschelding van alle schulden, samen met de nationalisatie, onder de democratische controle van de werkende bevolking, van de multinationals en banken, die een duizelingwekkende hoeveelheid rijkdom aan de Afrikaanse arbeidersklasse hebben onttrokken en tegelijkertijd de menselijke en ecologische ondergang achter zich hebben gelaten.

    Een dergelijk beleid zal steeds noodzakelijker blijken te zijn en meer weerklank vinden, aangezien een scenario van economische verwoesting zich over het hele continent ontvouwt. De snel toenemende wereldwijde economische recessie zal bijzonder verwoestende gevolgen hebben voor de Afrikaanse massa. De Wereldbank heeft onlangs voorspeld dat Afrika ten zuiden van de Sahara voor het eerst in 25 jaar met een recessie te maken zal krijgen. Het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) waarschuwde dat bijna de helft van alle jobs in Afrika hierdoor kunnen verdwijnen. De inkrimping van de Chinese economie en de crash van de olie- en grondstoffenprijzen zullen waarschijnlijk leiden tot een economische ineenstorting van een reeks landen, in de grootste olie-exporterende economieën zoals Nigeria en Angola zal dit niet lang op zich laten wachten.

    De plotselinge daling van het toerisme als gevolg van de quarantaine, reisverboden en grenssluitingen draagt bij aan een toch al explosieve mix. Ongeveer 24 miljoen jobs zijn afhankelijk van toeristische activiteiten in heel Afrika, dat de afgelopen jaren tot de snelst groeiende toeristische regio’s ter wereld behoorde. Dit proces wordt nu plots omgedraaid. De Wereldorganisatie voor Toerisme voorspelt een daling van het internationale toerisme met 20 tot 30% (tijdens de crisis van 2008 bedroeg de daling in de sector ongeveer 4%). Voor veel Afrikaanse landen zal dit zich vertalen in een tsunami van jobverliezen.

    Lockdowns

    In de meeste Afrikaanse landen zijn er lockdownregels om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Bij gebrek aan een duidelijk plan om alle sociale, economische en sanitaire problemen aan te pakken die zijn geërfd van jaren van kapitalistisch wanbeheer en anti-arm beleid, zijn deze lockdowns niet meer dan pleisters op open wonden. Het is een manier voor regeringen om sterk te lijken, terwijl ze tegelijkertijd de gewone mensen de schuld geven van de verspreiding van de ziekte.

    Vanwege het enorme aantal werknemers dat volledig afhankelijk is van informeel werk (meer dan 80% van de volwassen Afrikanen werkt in de informele sector), en het gebrek aan goed geplande hulpmaatregelen voor mensen in nood, hebben de lockdowns miljoenen mensen van de ene op de andere dag van hun bron van inkomsten beroofd. In Kinshasa, de hoofdstad van Congo, is een populair gezegde dat het dilemma van veel werkende en arme mensen in heel Afrika verwoordt: “als je niet naar buiten gaat, dan eet je niet.” Honderden Tunesische betogers die hun woede uitten in de straten van de verpauperde wijken Ettadhamen en Mnilha na een week van lockdown eind maart, zegden exact hetzelfde: “Laat me brood halen voor mijn kinderen, ongeacht of ik sterf”, waren de woorden van een betoger. Dit is een voorafspiegeling van de sociale explosies die deze crisis met zich zal meebrengen.

    De opdracht om zichzelf te “isoleren” weerhoudt straatverkopers, chauffeurs, huishoudelijk personeel en vele anderen er praktisch van om hun dagelijks brood te verdienen, en dwingt hen om thuis te verhongeren. Het verhindert vaak dat mensen de markten voor vitale voorzieningen bereiken en in sommige gevallen zelfs toegang krijgen tot gemeenschappelijke waterpunten.

    Om te voorkomen dat ze in deze wrede situatie vast komen te zitten, hebben veel wanhopige migranten geprobeerd om uit de grote steden terug te keren naar het platteland waar ze vandaan komen, in de hoop op een goedkoper leven op het platteland, waar ze nog steeds familiebanden hebben in hun dorpen of thuissteden. Reuters meldde op 26 maart dat “reizigers in Afrikaanse steden – van Nairobi tot Kampala, Johannesburg en Rabat – op weg zijn naar het platteland. Verontrustende ambtenaren zeggen dat dit eerder heeft geholpen bij de verspreiding van ziekten zoals Ebola.” Deze exodus verspreidt de infectie ongetwijfeld op plaatsen waar de gezondheidszorg, voor zover die er bestaat, nog slechter is dan in de stadscentra. Maar de verantwoordelijkheid voor deze situatie moet bij de heersende klassen gelegd worden en hun hardvochtige minachting voor het leven en de gezondheid van gewone mensen.

    Niets illustreert dit beter dan de brutaliteit waarmee de staatskrachten lockdowns en avondklokken hebben afgedwongen. Naarmate de dagen verstrijken, stijgt het aantal doden als gevolg van aan lockdowns gerelateerde staatsmoorden en het regent voorbeelden van misbruik en vernederingen door de politie en het leger.

    De website Bloomberg meldde dat twee jonge mannen door de Rwandese politie zijn neergeschoten en gedood voor het schenden van de 14-daagse lockdown van president Paul Kagame. In Zuid-Afrika werden acht mensen gedood als gevolg van politieacties tijdens de eerste week van de nationale lockdown; bij de melding lag dit cijfer boven het aantal COVID-19 sterfgevallen. In Kenia werd een 13-jarige jongen die op zijn balkon speelde, gedood door de politie in de hoofdstad Nairobi, en ten minste drie andere mensen werden gedood in verschillende incidenten. Een Nigeriaanse man werd doodgeschoten door een soldaat in de zuidelijke stad Warri, omdat hij een bevel tot quarantaine had genegeerd om medicijnen voor zijn zwangere partner te kopen. In Zimbabwe werden in de eerste week van de lockdown bijna 2.000 mensen gearresteerd. En de lijst gaat verder.

    Ook het gendergerelateerd geweld van de staatstroepen is toegenomen, met gevallen van verkrachting door Rwandese soldaten en tientallen LGBTQ+-mensen die door de politie in Oeganda zijn opgepakt onder het mom van bescherming tegen het coronavirus.

    Regeringen in heel Afrika hebben de postkoloniale arbitraire grenzen van hun staten opnieuw bevestigd door de havens snel te sluiten in een hernieuwd streven naar reactionair nationalisme. Zuid-Afrika heeft 2,1 miljoen dollar uitgetrokken voor de bouw van een 40 km lange omheining langs de grens met Zimbabwe, zelfs voordat daar gevallen van COVID-19 werden geregistreerd, om te voorkomen dat “ongedocumenteerde of geïnfecteerde personen” de grens passeren zonder te worden gescreend op het coronavirus. Xenofobe sentimenten doken op onder de politie, die winkeliers met een migratie-achtergrond lastigvalt nadat een minister ten onrechte aankondigde dat alleen winkels die eigendom zijn van Zuid-Afrikanen open mogen blijven. Bovendien komen alleen 100% Zuid-Afrikaanse kleine bedrijven in aanmerking voor de financiële hulp die de staat heeft ingesteld en kunnen arbeiders zonder papieren geen aanspraak maken op uitkeringen.

    In heel wat Afrikaanse landen zijn gevallen van racisme tegen Aziatische mensen gemeld, zoals de breed gepubliceerde video van een Chinees echtpaar in Kenia dat wordt lastiggevallen door een grote groep lokale bewoners, gesteund door een parlementslid dat de praktijk van het stenigen van Chinese bezoekers door de vingers ziet omdat de overheid niet genoeg doet om COVID-19 te bestrijden. In de Centraal-Afrikaanse Republiek hebben bedreigingen en geweld tegen buitenlanders en de moslimminderheid van het land de afgelopen weken naar verluidt een piek bereikt, aangewakkerd door lokale reactionaire roddelbladen die hen de schuld van de besmetting geven.

    Net als elders maken de heersende klassen in heel Afrika schaamteloos gebruik van de verspreiding van het coronavirus om de macht van hun staatsmachines te vergroten en een uitholling van de democratische rechten toe te passen. Toen het coronavirus officieel toesloeg in Burkina Faso waren vakbondsbetogingen het eerste doelwit van de overheidsmaatregelen, midden maart was er een algemene staking van 120 uur in het land. Ondertussen bleven besmette ministers en hoge ambtenaren grote bijeenkomsten houden in het kader van hun campagnes voor de presidentsverkiezingen die in november zijn gepland! In Algerije heeft de regerende kliek in allerijl gebruik gemaakt van een tijd waarin de mensen niet gemakkelijk de straat op kunnen om de rekening te vereffenen met de revolutionaire beweging. Ondanks de pandemie hebben de rechtbanken de klok rond gewerkt aan de veroordeling van politieke activisten en journalisten die kritiek hebben op het regime.

    Een socialistisch actieplan tegen de crisis

    De arbeidersbeweging in heel Afrika moeten zich meteen organiseren tegen pesterijen, onderdrukking en misbruiken door de staat, en zich verzetten tegen elke poging om de lockdowns te gebruiken om de democratische en vakbondsrechten, de vrijheid van meningsuiting, enz. te ondermijnen. Willekeurige arrestaties en politiek gemotiveerde ontslagen van werkenden moeten worden bestreden en alle gedetineerde activisten moeten worden vrijgelaten.

    Maar in laatste instantie is het groeiende geweld van de staat een uitdrukking van de scherper wordende klassenscheidingen. Als afranselingen en moorden als “overtuigingskracht” fungeren, dan is dat omdat het kapitalistische systeem de overweldigende meerderheid van de samenleving niets te bieden heeft. De belangen van deze meerderheid moeten centraal staan in het antwoord op de dreigende catastrofe die boven het continent hangt.

    De woorden van de Egyptische miljardair Naguib Sawiris, die er bij de autoriteiten op aandrong om de mensen weer aan het werk te krijgen “ongeacht de gevolgen”, geven ons een blik op de toekomst als beslissingen aan de kapitalistische klasse worden overgelaten. In Afrika is deze parasitaire oligarchie, net als elders, bereid om de dood van honderdduizenden mensen te overwegen, zolang hun winsten maar standhouden. “Zelfs als mensen ziek worden, zullen ze herstellen,” zei Sawiris. “Het doodt slechts 1% van de patiënten, die meestal ouderen zijn.”

    Afgezien van de economische ellende die ze de armen bezorgen, hebben de lockdown en quarantaine geen zin als in sectoren die niet essentieel zijn voor de beheersing van de pandemie, arbeiders (terug) aan de slag moeten zonder dat ernstige veiligheidsmaatregelen (zoals rond sociale afstand) genomen zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval in de goudmijnen van Mali. Het recht van de arbeiders om de productie in alle niet-essentiële sectoren te stoppen, met garantie van inkomen, moet afgedwongen worden. Dit moet samen gebeuren met het recht om op democratische wijze te beslissen wanneer en in welke omstandigheden de productie wordt hervat. Elk banenverlies of elke loonsverlaging als gevolg van de COVID-19 epidemie moet worden bestreden. Bedrijven die dit niet nakomen, hun personeel niet met betalen of met sluiting dreigen, moeten worden genationaliseerd.

    In de sectoren die essentieel zijn voor de bestrijding van de pandemie moeten de werknemers optimale gezondheidsvoorzieningen en procedures eisen, een levensverzekering en een speciale risicoloon voor iedereen die blijft werken. Duizenden verpleegkundigen, artsen en andere gezondheidswerkers hebben al het goede voorbeeld gegeven door in verschillende Afrikaanse landen – met name in Zimbabwe en Kenia, waar er de afgelopen jaren gestaakt werd voor voldoende personeel en uitrusting in de sector – de verstrekking van vitale medische en persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) te eisen.

    Daarnaast moeten levensnoodzakelijke inkomenssubsidies worden verstrekt aan precaire en informele werknemers, werklozen en alle mensen die gedwongen worden thuis te blijven en in nood te verkeren, samen met de levering van gratis noodvoedsel, medicijnen en andere essentiële zaken voor mensen die met honger en armoede te maken hebben. Alle huurbetalingen, water-, elektriciteits- en telefoonrekeningen moeten worden opgeschort en alle huisuitzettingen moeten worden stopgezet. Prijsverhogingen op de rug van de armsten mogen ook niet worden toegestaan. In de Soedanese hoofdstad Khartoem, bijvoorbeeld, wordt gemeld dat de prijs van gezichtsmaskers vertienvoudigd is. Om tegen te gaan dat geprofiteerd wordt van de COVID-19-pandemie, zouden prijscontroles moeten worden opgelegd aan alle producten die momenteel noodzakelijk zijn. De gratis verspreiding van gezichtsmaskers, handreinigers en zeep moet worden geëist in alle openbare ruimten, werkplekken en wijken.

    Privé-ziekenhuizen en andere gezondheidsvoorzieningen, evenals die van hoge leger- en staatsambtenaren, moeten in publieke handen komen onder democratische controle van gekozen vertegenwoordigers van de werkende klasse. Er moet een gratis gezondheidszorg voor iedereen worden gegarandeerd – ook voor vluchtelingen, asielzoekers, ontheemden en daklozen. Ambitieuze plannen voor overheidsinvesteringen in medische infrastructuur, met inbegrip van de bouw van lokale ziekenhuizen en testcentra, moeten onmiddellijk van start gaan. Relevante fabriekseenheden moeten worden opgeëist en omgebouwd om testkits, medische apparatuur en beschermende uitrusting te produceren. Private water- en elektriciteitsbedrijven moeten worden genationaliseerd en alle huishoudens moeten gratis van schoon water worden voorzien. Er moeten grootschalige huisvestingsprogramma’s worden opgezet om tegemoet te komen aan de enorme behoefte aan huisvesting en om een einde te maken aan de overbevolking – een belangrijke factor voor een grotere kans op infectie.

    Democratische zelforganisatie

    In werkelijkheid vereist de bestrijding van de COVID-19-ramp een internationaal gecoördineerd noodplan. De Afrikaanse kapitalistische elites en hun westerse tegenhangers zijn volstrekt niet in staat en niet bereid om zo’n plan op te zetten. Helaas zijn de leiders van de vakbonden in veel gevallen ver achtergebleven bij wat de werkenden in een crisis van dergelijke historische proporties nodig hebben. Terwijl er druk wordt uitgeoefend op vakbonden, studentenorganisaties, sociale en gemeenschapsorganisaties om campagne te voeren voor een gezamenlijke strijd tegen de crisis, zal het vaak aan de werkenden en jongeren zelf worden overgelaten om de strijd aan te gaan. Met het oog daarop zouden democratische comités op gemeenschaps- en werkplekniveau kunnen worden opgericht om zich te organiseren en te strijden voor het soort eisen dat hierboven is geschetst. Dit zal immers niet van bovenaf komen.

    In Algerije en Soedan, landen die sinds vorig jaar door massale revolutionaire strijd zijn opgeschrikt, zijn stappen in die richting gezet: sommige volks- en verzetscomités richten zich nu op de strijd tegen Covid-19 en de gevolgen van de economische crisis. In Soedan treden de lokale verzetscomités, die vorig jaar zijn ontstaan en een belangrijke dynamiek brengen in de revolutionaire beweging, op om te proberen de leemte op te vullen die is ontstaan door de onbekwaamheid van de kapitalistische staat. Ze voeren campagnes om het publiek bewust te maken van het virus, het schoonmaken van markten, bakkerijen, moskeeën, cafés, … Soortgelijke voorbeelden zijn te zien in Algerije, waar in sommige arbeidersgemeenschappen comités zijn opgericht om de voedselvoorziening voor de armen te organiseren, om beschermingsmaskers te centraliseren en te verspreiden, enz. Als deze comités worden gecoördineerd en hun werkingsterreinen worden uitgebreid, kunnen ze een centrale pijler worden van een toekomstig massaal verzet tegen de corrupte kapitalistische heersers, bazen en verhuurders, die de meerderheid van de bevolking onvermijdelijk zullen laten betalen voor het draaiende houden van hun verrotte en door crises geteisterde systeem.

    Door samen te werken met gezondheidswerkers en medische professionals kunnen deze comités ook leiden tot campagnes om mensen te informeren over COVID-19. Zo kunnen ze bijdragen aan het terugdringen van de breed verspreide misinformatie, mythen en samenzweringstheorieën over de pandemie – zoals het onwetenschappelijke idee dat mensen met een donkere huid niet sterven aan het virus, dat deze laatste niet overleeft in warm weer, dat testkits een infectie verspreiden, en ander ‘nepnieuws’. De sudderende woede tegen het Westerse imperialisme en de plaatselijke heersers in heel Afrika opent de weg voor deze theorieën, die zich voeden aan het reeds lang bestaande wantrouwen tegenover de heersende autoriteiten en het “officiële” verhaal. In Ivoorkust werd een nieuw gebouwd testcentrum voor COVID-19 in de hoofdstad Abidjan op 6 april zelfs geplunderd door plaatselijke bewoners, die in paniek raakten en dachten dat het testcentrum de ziekte in hun gemeenschappen zou binnen brengen.

    Soortgelijke onwaarheden zijn in sommige gevallen door de Afrikaanse regeringen zelf aangemoedigd, met name door gebruik te maken van religieus obscurantisme om hun eigen falen te verbergen. Een verklaring van de regering van Burundi zei dat het land “een uitzondering is omdat het een land is dat God op de eerste plaats heeft gezet.” De president van Tanzania, John Magufuli, moedigde de mensen aan om zich in kerken te verdringen, aangezien “het coronavirus niet kan overleven in een kerk.” Volgens de Zimbabwaanse minister van Defensie was haar land vrijgesteld van het virus omdat de ziekte een goddelijke vergelding was tegen het Westen voor het opleggen van sancties aan haar regering…

    Deze ideeën worden door delen van de Afrikaanse heersende klassen verspreid om de angsten te manipuleren onder bevolkingsgroepen die wanhopig zijn als gevolg van de ellende en barbaarsheid die eigen zijn aan de kapitalistische samenleving. De COVID-19 pandemie levert echter een nieuwe aanklacht tegen deze maatschappij op. Het stelt de massa’s van het hele continent scherper dan ooit tevoren voor de dringende noodzaak om te strijden tegen het “quarantaine kapitalisme”, zoals de Workers and Socialist Party (ISA in Zuid-Afrika) het formuleerde – en voor een radicale herziening van de manier waarop de menselijke samenleving wordt bestuurd. Aangezien deze ziekte hele landen veroordeelt tot ellende, ziekte, geweld en dood, zal zij in de ogen van miljoenen mensen ook de cruciale noodzaak bevestigen om zich te organiseren en te vechten voor een socialistische samenleving: een samenleving waarin de natuurlijke, menselijke en technologische middelen handen zijn van de overheid en democratisch zijn gepland om te voldoen aan de behoeften van de overgrote meerderheid van de bewoners van de planeet.

  • Stop de slachtpartijen in Oost-Congo!

    Alain Mandiki is een politieke activist en vakbondsmilitant. Hij is lid van LSP in Namen. Oorspronkelijk komt hij uit Noord-Kivu. Eerder publiceerden we een uitgebreid dossier dat hij schreef over de genocide in Rwanda. Naar aanleiding van een actie in Brussel tegen de genocide in Beni, op initiatief van Kyaghanda België, op woensdag 15 januari spraken we met hem.

    Er vinden bloedbaden plaats in Oost-Congo. Dit komt in ons land amper in de media. Kan je eerst even schetsen wat er gebeurt in Oost-Congo?

    “Sinds enkele jaren vindt er in het oosten van Congo een reeks slachtingen plaats, met name in de voormalige provincie Kivu. In de afgelopen weken is vooral het gebied rond de stad Beni in Noord-Kivu getroffen, evenals Bunia in Ituri. Een bijzonder groot aantal mensen is vermoord. Het is zeer ernstig en er is veel te weinig over gezegd. De moorden gaan vaak ook gepaard met massaverkrachtingen en hele dorpen worden geplunderd of zelfs platgebrand. Veel gezinnen hebben naaste familieleden verloren en zijn vaak gedwongen te vluchten, waardoor er in de hele regio een vluchtelingenstroom op gang komt.

    “Deze slachtpartijen zijn het gevolg van het feit dat er in de regio verschillende gewapende groepen strijden om de controle over de grondstoffen en de grond. Het gaat om de strijdkrachten van de Democratische Republiek Congo, ADFNALU, FDLR, CNRD, Mayi-Mayi en andere. Het doel van de moorden is de toe-eigening van grondstoffen, d.w.z. landbouwgrond, kostbaar hout, mijnen, olie.

    “En dat heeft verschillende gevolgen. Op menselijk niveau natuurlijk, met deze moorden en slavernij, maar ook met de ontheemding van de bevolking. De lokale economische structuur wordt vernietigd, omdat de hele structuur van de samenleving wordt omgebogen naar het bevredigen van de nood aan grondstoffen van grote multinationale ondernemingen. De bevolking wordt in die zin uitgebuit, vooral in de mijnbouw. Als gevolg van deze onrust is 25% van het Nationale Park van Virunga door de Congolese staat gedegradeerd voor de exploitatie van de oliereserves.”

    Hoe profiteren multinationale ondernemingen van de situatie?

    “In de afgelopen jaren hebben we een snelle groei gezien in de telefoniesector met smartphones en telecom, maar ook de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie met concurrentie tussen grote economische machten om computers met een hoge capaciteit te ontwikkelen. Op de achtergrond vereisen deze ontwikkelingen mineralen zoals kobalt en koper, die in Katanga worden aangetroffen, en coltan en wolfraam, die in het oosten van Congo worden aangetroffen. Om zich een deel van de inkomsten uit deze handel te kunnen toe-eigenen, hebben gewapende groepen, die verschillende lokale economische groepen vertegenwoordigen, zakelijke relaties en concurreren ze tegelijkertijd met elkaar.”

    En wat is de houding van de Congolese staat?

    “In 2006, toen Kabila zijn eerste officiële mandaat begon, was een van zijn vijf belangrijkste doelstellingen de stabiliteit in het Oosten en het ‘herstel van de nationale soevereiniteit’. Kabila was 12 jaar aan de macht, maar van dit project werd niets gerealiseerd. Dat is overigens ook voor andere doelstellingen het geval.

    “Het probleem is complex. Tussen 2001 en 2006 was er, om de gewapende spanningen in het land op te lossen, de formule van één president en vier vice-presidenten, het samenvoegen van het leger en het proces dat ‘Ontwapening, Demobilisatie en Re-integratie’ werd genoemd. Maar de nieuwe vorm van het nationale leger heeft zo divisies met de 1+4-formule geërfd. Elke entiteit werkt aan de verdediging van haar belangen die op gespannen voet staan met die van de meerderheid van de bevolking.

    “Zo publiceerde Global Witness in 2009 een studie over samenspanning bij de exploitatie van minerale rijkdommen tussen hoge officieren van de strijdkrachten van Congo en de FDLR, de Democratische Strijdkrachten voor de Bevrijding van Rwanda. Dit is een gewapende groep die is opgebouwd op basis van voormalige betrokkenen bij de genocide, die na de tragische gebeurtenissen van 1994 uit Rwanda zijn gevlucht. Het Congolese leger is niet de enige kracht die met de FDLR heeft samengewerkt. In dezelfde studie wordt het Kagame-regime in Rwanda ervan beschuldigd met hen te hebben samengewerkt.”

    Waarom is er kritiek op de houding van MONUSCO, de VN-missie die in de regio aanwezig is, en groeit de eis voor hun vertrek?

    “De afgelopen 20 jaar heeft MONUSCO zijn ineffectiviteit bewezen. Tot een paar jaar geleden was het de grootste VN-operatie ter wereld, zowel qua personeel als budget. Eén van de expliciete missies in zijn mandaat was de bescherming van de bevolking en de mogelijkheid om de daders van de slachtpartijen te arresteren en voor het gerecht te brengen. Sommige van de slachtpartijen vonden plaats in de buurt van MONUSCO-bases die hadden kunnen reageren. MONUSCO heeft nooit getracht de uitbuiting van de bevolking, bijvoorbeeld van de mijnwerkers, te stoppen en heeft de belangen van de multinationals in de regio vrij spel gelaten. Men kan dus terecht concluderen dat dergelijke operaties en krachten niet nuttig zijn om de belangen van de bevolking ter plaatse te verdedigen.

    “Eerdere ervaringen toonden ons dat we niet kunnen vertrouwen op militaire operaties van imperialistische mogendheden. Zo is Frankrijk sinds 2013 in Mali betrokken bij Operatie Serval, dat vervolgens Barkhane werd en straks Operatie Takuba zal zijn. Ondanks de inzet van de strijdkrachten kennen Mali en het Sahelgebied een toenemende instabiliteit. Geen enkele militaire operatie kan de sociale problemen, landroof, massale werkloosheid, gebrek aan kansen voor de jeugd, gebrek aan toegang tot basisvoorzieningen en zorg aanpakken. Deze problemen hebben, in combinatie met eerdere imperialistische interventies in Libië en de vroegere burgeroorlog in Algerije, de basis gelegd voor de destabilisering van Mali en de hele Sahel. En ondanks de imperialistische militaire aanwezigheid gaan de slachtpartijen in de Sahel door. Bovendien grijpt Frankrijk niet militair in om aan de behoeften van de bevolking te voldoen, maar om de toegang tot grondstoffen zoals uranium uit Niger te waarborgen. Het is de Franse groep Orano, voorheen Areva, die de mijnen in dit land exploiteert. En ten slotte laat het toe om te proberen de migratie als gevolg van deze situatie onder controle te houden. We kunnen deze reflectie veralgemenen tot al dit soort interventies, ongeacht de imperialistische macht.”

    Hoe ontstaat de kwestie van de vluchtelingen?

    “Op basis van de ontwikkeling van de crisis in de afgelopen decennia is het vluchtelingenvraagstuk uiterst gevoelig geworden en wordt het door verschillende regimes gebruikt als een speelkaart om hun hegemonie te vestigen. In 1994, na de nederlaag van het Habyarimana regime in Rwanda na de burgeroorlog en de genocide, vluchtte een groot deel van de leden van het regime naar Oost-Congo. Ze werden beschermd door Frankrijk en werden verwelkomd door het Mobutu-regime, dat zelf de kaart van de communautaire spanningen speelde om zijn regime in stand te houden. Voeg daarbij de tegenstanders van de Museveni-dictatuur in Oeganda die door het organiseren van guerrilla voet aan grond hebben gekregen in de regio, en er is een basis voor communautaire spanningen die de grenzen in de regio overschrijden. De aanwezigheid van deze groepen was het argument dat Kagame en Museveni gebruikten om militair in te grijpen in het naburige Congo en, nog belangrijker, om de toegang tot de grondstoffen en de rijkdommen in Congo veilig te stellen.

    “Er zijn enkele honderdduizenden of zelfs miljoenen migranten, waaronder enkele van de verantwoordelijken voor oorlogsmisdaden die zich in de regio hebben gevestigd. In de loop van de verschillende militaire operaties heeft geen enkele macht deze situatie aangepakt. Het is de lokale bevolking die er dagelijks mee moet omgaan. En dit in een context van tekorten en een vreselijk gebrek aan openbare diensten.”

    Hoe kan er een einde komen aan dit geweld en de gevolgen ervan?

    “In het kader van de strijd tegen het derde mandaat van Kabila zijn door verschillende groepen acties georganiseerd. Er waren betogingen, sit-ins en oproepen tot “dode steden” (villes mortes). Naast de eisen voor het vertrek van Kabila was er woede over het gebrek aan resultaat op vlak van economie en veiligheid. Deze mobilisaties waren verspreid over heel het land en zelfs in de diaspora, waarbij ze de provinciale en communautaire grenzen overschreden. Alleen door dit soort bewegingen op te bouwen, kunnen we een begin van toekomstperspectief voor alle gemeenschappen bieden.

    “Er wordt vaak gezegd dat geld ervoor zorgt oorlogen uitbreken en blijven duren. De strijd en de mobilisaties moeten erop gericht zijn om middelen en rijkdommen (zowel in de grond als wat de arbeidskrachten betreft) te onttrekken aan de multinationals en de verschillende gewapende groepen.

    “Strijdbewegingen zijn een gelegenheid om te bespreken hoe werkenden in de mijnbouwsector zich kunnen verdedigen tegen de uitbuiting door gewapende groepen, en om een beeld te hebben van de collectieve sociale behoeften waarin de mijnbouw in de regio zou kunnen voorzien. Dit moet niet alleen in de mijnen gebeuren, maar in feite in het hele land en de hele regio. Het beheer en de controle van de geproduceerde rijkdom, en de oriëntatie ervan op de behoeften van de grote meerderheid van de bevolking, is wat nodig zou zijn om aan die behoeften te voldoen.

    “De klassenstrijd bepaalt het verloop van de geschiedenis. In deze strijd vertrouwen we op de sociale meerderheid die vecht tegen onderdrukking door de minderheid als reactie op de problemen en tegenstrijdigheden van het kapitalisme. Deze aanpak sluit elke sektarische opdeling van de samenleving uit. Er is nood aan een programma gericht op de eenheid van alle uitgebuite en onderdrukte lagen en dat vertrekt vanuit de vaststelling dat alleen de meerderheid van de bevolking een samenleving kan opbouwen waarin aan de behoeften van de hele bevolking wordt voldaan. Het is voor zo’n democratische socialistische samenleving dat de LSP in België en in de hele wereld vecht, samen met onze internationale organisatie.

  • Zimbabwaanse dictator Robert Mugabe overleden

    Foto vanop Wikimedia

    Zaterdag woonden aanhangers en Afrikaanse leiders de begrafenis bij van de Zimbabwaanse dictator Robert Mugabe die op 95-jarige leeftijd overleed. Hij laat zijn familie en vrienden na, alsook een spoor van ellende onder het brutale autoritaire Zanu-PF-regime waaronder de massa’s van het land gebukt gingen. De nalatenschap van Mugabe wordt door sommigen als controversieel ervaren. Alom wordt het echter als rampzalig gezien. Het Zanu-PF-regime is ondanks de afwijzing ervan door de Zimbabwaanse massa’s nog steeds aan de macht. De onpopulariteit van het regime werd bevestigd door beelden van een halfleeg stadion tijdens de begrafenis van de leider.

    Door Leonard Chiwoniso Mhute – CWI Zimbabwe

    Mugabe was 37 jaar aan de macht, maar brak nooit met het kader van het kapitalisme en voerde zelfs neoliberale maatregelen door. Onmiddellijk na de onafhankelijkheid in 1980 voerde Mugabe een aantal radicale hervormingen door in het onderwijs en de gezondheidszorg. Het was evenwel niet mogelijk om deze hervormingen te consolideren zonder de macht van het kapitalisme en het imperialisme te bestrijden.

    Mugabe’s regime werd al snel een wrede dictatuur die gebruik maakte van de commandostructuur van de partij ZANU-PF. Onder Mugabe nam Zimbabwe geleidelijk een cocktail van neoliberale economische beleidsmaatregelen aan die bekend staan als ESAP (Economisch Structureel Aanpassingsprogramma), waardoor de verworvenheden van de onafhankelijkheid van het land van het Britse koloniale bewind bijna van de ene op de andere dag teniet werden gedaan.

    Mugabe zou de rest van zijn ambtstermijn besteden aan het onderdrukken van de protesten en stakingen van arbeiders en van elke opstand tegen de verwoestende gevolgen van zijn beleid op het leven van werkenden en armen. Mugabe, die na de onafhankelijkheid op grote schaal werd aangeprezen als een bevrijdingsstrijder, werd een meedogenloze dictator. Zelfs voordat Mugabe het land op neoliberale koers plaatste, was hij onder de massa’s van Matebeleland al bekend als een massamoordenaar. Begin jaren 1980 was hij daar verantwoordelijk voor een slachtpartij door het leger waarbij 20.000 doden vielen.

    Mugabe regeerde met meer dan een ijzeren vuist over Zimbabwe. Hij bouwde een persoonlijkheidscultus op die zijn heerschappij moest ondersteunen nadat hij door zijn leeftijd fysiek aftakelde.

    Het was de studentenbeweging en de georganiseerde arbeidersbeweging die vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw de oppositie tegen het bewind van Mugabe in gang zette. Er was toen een reeks stakingen tegen besparingen op basisvoorzieningen als gevolg van ESAP. Mugabe nam natuurlijk zijn toevlucht tot geweld in plaats van in te gaan op de eisen van de stakers. Het gebruik van opsluiting, marteling, ontvoering, moord en verkrachting werd een handelsmerk van Mugabe’s reactie op massaal verzet en algemene stakingen.

    Toen de Zimbabwaanse economie eind jaren negentig onvermijdelijk instortte, begon het verzet tegen zijn bewind nieuwe vormen aan te nemen. De imperialistische militaire interventies van Zimbabwe in Congo en de eisen voor koloniale herstelbetalingen teisterden de bijna failliete staat.

    Het falen van de herverdeling door de overheid, maakte dat de eis van grond onder de armen op het platteland aan steun won. Een herverdeling van de grond kwam er na de onafhankelijkheid niet, omdat de overheid de grond weigerde in publieke handen te nemen. Het verraderlijke opportunisme van Mugabe was compleet toen hij snel populistische maatregelen nam om de eis van grond de kop in te drukken, maar daarbij helemaal de mist inging. De rampzalige landhervorming had geen effect voor duizenden landarbeiders en het zorgde voor een desindustrialisering van een groot deel van het land.

    Mugabe krijgt nog steeds lof voor zijn landhervormingsprogramma en het wordt gezien als een kenmerk van zijn bewind, maar dit gaat voorbij aan het feit dat het in werkelijkheid slechts een poging was om het groeiende protest tegen het regime in de kiem te smoren. Dat protest nam toe omdat het regime er niet in slaagde om de grond eerlijk te verdelen na de onafhankelijkheid. Mugabe en zijn trawanten maakten overigens ten volle gebruik van het chaotische programma om een groot deel van de productieve grond onder zichzelf te verdelen.

    Mugabe en zijn trawanten plunderden en plunderden ook de Zimbabwaanse staatseigendommen en decimeerden de arbeidersklasse van Zimbabwe door een ongebreideld wanbeheer van de economie. Mugabe en zijn regime gebruikten de imperialistische economische sancties van het westen steeds als excuus hiervoor, maar het blijft een feit dat het plunderen begon met de invoering van neoliberale en pro-kapitalistische maatregelen door het regime zelf. Deze ‘hervormingen’ genoten de goedkeuring en steun van het Internationaal Monetair Fonds en het imperialisme. Mugabe ging voor het imperialisme echter een stap te ver met de landinvasies die een inbreuk vormden op het kapitalistische heiligdom bij uitstek: het privaat bezit.

    De westerse sancties als reactie op het landhervormingsprogramma versnelden de economische neergang, maar het lot van Zimbabwe was al bezegeld omdat het streven van het regime naar een kapitalistische ontwikkeling de economie in een impasse had gebracht. Destructieve manoeuvres waren de enige optie voor zijn regime.

    Het regime van Mugabe had al een wending richting afgrond genomen. De propaganda van Mugabe maakte gebruik van de misplaatste oproep van de oppositie, de MDC, om externe economische sancties op te leggen. Mugabe probeerde zich voor te stellen als verdediger van de Zimbabwaanse soevereiniteit.

    Naarmate de crisis in Zimbabwe zich verdiepte, speelde Mugabe steeds meer de rol van machtsbemiddelaar tussen elkaar bekampende fracties binnen de ZANU-PF-partij en het regime. Het machtsmonopolie van Mugabe werd soms met succes ter discussie gesteld, met name door de MDC onder Morgan Tsvangirai, die hem verkiezingsnederlagen opleverde. Natuurlijk zou Mugabe de volledige macht van het staatsbestel gebruiken om verkiezingsresultaten te stelen en de macht te behouden. Uiteindelijk was het een militaire staatsgreep in november 2017 die een einde maakte aan zijn ambities om te regeren voor het leven. Het leger handelde om het regime te redden van een groeiende massale opstand

    De erfenis van Mugabe hangt als een donkere wolk boven Zimbabwe. Het spoor van vernieling is voor iedereen zichtbaar. Mugabe’s opvolger Emmerson Mnangagwa wordt vaak omschreven als erger dan Mugabe. Dit komt omdat de crisis in Zimbabwe is verergerd sinds hij zijn voormalige mentor heeft afgezet.

    Mnangagwa lijkt met de dag hopelozer te worden en niet in staat om de crises op te lossen na drie decennia onder Mugabe. De opvolgers van Mugabe bewijzen wel dat ze aandachtige studenten waren tijdens zijn bewind. Ze zijn bijna ononderbroken doorgegaan op de repressieve weg van Mugabe. Het neoliberale beleid van het Mugabe-tijdperk heeft een andere naam gekregen, maar is niet wezenlijk veranderd. De slogan “Zimbabwe is open voor zaken” van het regime lijkt bijzonder hard op het ESAP, waarbij besparingen aan de orde van de dag zijn. De oppositiepartij MDC biedt geen echt alternatief, maar streeft alleen naar een coalitie met het huidige regime.

    Het is aan de arbeiders, armen en jongeren om de crisis op te lossen. Er is dringend behoefte aan een massale organisatie om het regime en het kapitalistische systeem omver te werpen en om te strijden voor een socialistisch Zimbabwe, een socialistisch Afrika en een socialistische wereld.

  • Crisis in Zimbabwe verdiept zich: massaal protest en brutale repressie

    Op 16 augustus viel het regime in Zimbabwe op brutale wijze betogingen aan tegen de schijnbaar eindeloze economische en politieke crisis van het land. De heersende elite vreest een opstand zoals in Soedan, omdat ze duidelijk de kracht van de massa’s in actie heeft gezien tijdens de driedaagse algemene staking in januari.

    Door Leonard Chiwoniso Mhute en Sodindwa Malandelilanga – Verslaggevers van het CWI in Zimbabwe

    Na de omverwerping van dictator Robert Mugabe door een militaire staatsgreep in november 2017 was er enige verwachting dat het ZANU-PF-regime, onder leiding van Emmerson Mnangagwa, een andere weg zou inslaan en zich zou afwenden van de onderdrukking en de barbaarsheid die kenmerkend waren voor Mugabe’s bewind. De staatsgreep was een reactie van de elite op de massale protestbeweging die in 2016 begon. De massa’s juichten de ondergang van Mugabe grotendeels toe, maar hadden weinig illusies in de vraag of dit ook het einde van zijn regime betekende.

    In 2019 blijft Mugabe’s regime aan de macht, waarbij een van zijn luitenanten hem heeft opgevolgd en erin geslaagd is om een coalitie van fracties binnen het regime zelf te vormen. Sinds hij aan de macht is, heeft Mugabe’s voormalige rechterhand Mnangagwa de toch al ernstige crisis nog verergerd. Een derde van de 16 miljoen inwoners zou nu naar schatting uitgehongerd zijn, volgens de VN. De crisis is verergerd door jaren van droogte en de cycloon Idai, die begin dit jaar delen van het land heeft geteisterd en waarvoor het regime slecht voorbereid was.

    Besparingen verscherpen extreme armoede

    De regering heeft het zogenaamde Transitional Stabilisation Programme, een besparingsbeleid, als belangrijkste economische blauwdruk ingevoerd. Het heeft een belasting van twee procent opgelegd op elektronische transacties, die voorheen het tekort aan cash geld voor de massa’s opving. Het regime heeft deze belasting onlangs aangeprezen als de oorsprong van een begrotingsoverschot van 500 miljoen dollar. In januari van dit jaar kondigde Mnangagwa een stijging van de brandstofprijzen van 150% aan. Dit heeft de tekorten aan voedsel en de elementaire voorzieningen zoals water en elektriciteit voor de massa’s nog verder vergroot. In juni nam de inflatie een exponentiële wending en steeg van 98% naar maar liefst 176%.

    Deze reactionaire maatregelen hebben de hongersnood en de vreselijke armoede van de massa’s alleen maar verergerd. Dit alles is niet nieuw, want het regime heeft er altijd naar gestreefd om de arbeidersklasse en de verarmde massa’s te laten betalen voor de door haar veroorzaakte crises. Sinds het begin van de jaren negentig zijn neoliberale besparingsmaatregelen die in de praktijk politieke vriendjes en bureaucraten vrijstellen, permanente kenmerken geworden. Te midden van tekorten aan basisbehoeften zoals voedsel, brandstof en basismedicatie in openbare ziekenhuizen en klinieken, zien we dat de ZANU-PF-elites miljoenen dollars uitgeven aan luxegoederen zoals exotische luxewagens. Onlangs werd onthuld dat ambtenaren en vrienden in totaal 16 miljoen dollar van de NSSA, het centrale pensioenbureau van het land, hadden verduisterd.

    Arbeidersklasse toont kracht

    Naarmate de crisis erger wordt, heeft Zimbabwe te maken gehad met frequente en spontane episodes van massale bewegingen, van de Tadzjamoeka/Sesijikile protesten in 2016 tot de recentere opstand tegen verkiezingsfraude, die in augustus 2018 op brute wijze in de kiem werd gesmoord door het regime.

    De Zimbabwaanse vakbondsfederatie (ZCTU) reageerde op de stijging van de brandstofprijs in januari met een driedaagse algemene staking die het regime op zijn grondvesten deed schudden en het verlangen van de massa’s toonde om van spontaniteit over te stappen op meer georganiseerde en gecoördineerde vormen van verzet. De effectiviteit van de algemene staking van de ZCTU was opmerkelijk, omdat het initiatief uitging van een vakbondsfederatie die opereert tegen de achtergrond van een duizelingwekkende werkloosheidsgraad van 90% en twee decennia van deïndustrialisatie.

    Het succes kan voor een groot deel worden toegeschreven aan de strijd van werknemers in de publieke sector, vooral onderwijzers en personeel uit de zorgsector. Leraren en verpleegkundigen ontvangen een armzalig loon van 80 dollar per maand of 2,50 dollar per dag. De totale staking gedurende drie dagen toonde het falen van de regering. De impact was enorm. De oproerpolitie kon niet tussenkomen omdat ook zij niet aan het werk was (ofwel uit solidariteit ofwel omdat het onmogelijk was om tegen de ongelooflijk sterke beweging in te gaan die tegelijk in de townships van Harare en Bulawayo actief was). De opkomst van werkloze jongeren, studenten, arbeidersklasse en arme gemeenschappen was massaal. Dit was een opstand die werd aangewakkerd en mogelijk gemaakt door de algemene staking van de ZCTU.

    Wat volgde op de staking was de verwachte wreedheid, typisch voor het regime. Na de driedaagse staking liet het regime soldaten los in de townships om de mensen te slaan, te martelen, te verminken, te doden, te verkrachten en allerlei wreedheden te begaan.

    De vakbondsleiders, de voorzitter en de secretaris-generaal van de ZCTU, zitten sinds de staking van januari afwisselend in en uit de gevangenis. Ze worden voortdurend met de dood bedreigd. Sinds deze acties van de massa’s in januari is het regime doorgegaan met het ontvoeren, martelen, aanvallen en vasthouden van activisten die zich tegen het regime uitspreken, van vakbondsleiders en van het maatschappelijk middenveld.

    Ook leden van de oppositiepartij (MDC) werden niet gespaard van het spervuur van het regime. Voor de massa’s is de overstap naar steeds gewelddadigere methoden van het regime een barometer voor de toenemende onzekerheid van het regime.

    Regime in crisis

    Wij zijn het eens met Alex Magaisa van de Big Saturday Read Blog die opmerkt dat het regime zich momenteel in een ‘doodlopende straat’ bevindt, niet in staat is om te onderhandelen over een uitweg uit het failliet en de onoverkomelijke schuld, en niet in staat is om zelfs een aantal van zijn traditionele geldschieters in Peking en Pretoria ervan te overtuigen om schuldverlichting te verlenen.

    Het regime heeft het structurele aanpassingsbeleid van het Internationaal Monetair Fonds overgenomen, zoals de verlaging van de loonkosten van de overheid, die snel werd doorgevoerd en die resulteerde in het ontslag van duizenden ambtenaren en de uitholling van de arbeidsvoorwaarden. In het licht van de protesten, de stakingen van leraren, de algemene staking en de mogelijke totale opstand is het angstige regime tot driemaal toe terug gekomen op de aanvallen en kwamen er (volstrekt ontoereikende) loonsverhogingen als compensatie voor de welig tierende inflatie. Een deel van het besparingsbeleid is de herinvoering, in juni, van de Zimbabwaanse dollar die in 2009 werd afgeschaft.

    De solidariteit van de regionale heersende klasse met het regime in Harare is echter onaangetast gebleven: onlangs is Mnangagwa benoemd tot voorzitter van de SADC-trojka voor politiek, vrede en veiligheid (de Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap telt 15 lidstaten). Ondanks herhaalde veroordelingen wegens schendingen van de mensenrechten blijft de EU openstaan voor een “hervatting van de betrekkingen met het regime.”

    De MDC was bereid deel te nemen aan de frauduleuze verkiezingen in juli 2018. Ook buiten de verkiezingen pleit de partij al lang voor een dialoog met het regime als uitweg uit de crisis. Na de verdieping van de crisis in 2009 is de MDC een coalitieregering aangegaan, die het regime heeft gered van een totale ondergang.

    De oproep van de MDC vandaag tot massale protesten, is onderdeel van de benadering om het regime tot onderhandelingen te dwingen. De MDC probeert een kapitalistische crisis te hervormen door met de makers ervan te onderhandelen en samen met haar in dezelfde regering te stappen. Het programma van de MDC bestaat uit goed klinkende termen als “goed bestuur”, maar er is geen echt alternatief. Uiteindelijk wordt er enkel gerekend op buitenlandse leningen.

    Het toenemende protest tegen het ZANU-PF-regime geeft aan dat de door de regering toegepaste angsttactieken, hoewel nog steeds effectief genoeg om de meeste mensen te ontmoedigen, niet meer zo effectief zijn als voorheen.

    De periode sinds 2017 toonde dat een verandering van president op zich niet volstaat om tot echte verandering te komen. Het is van cruciaal belang dat de ZANU-PF van de macht wordt verdreven. Het is echter zinloos om de ZANU-PF te verjagen als er geen duidelijk alternatief programma is. Er is nog steeds een groot vacuüm dat de MDC, ZCTU en de sociale protestgroep Tajamuka niet kunnen opvullen.

    De betogingen van 16 augustus konden niet zoals gepland doorgaan en de MDC werd gedwongen om de betogingen af te blazen na een mislukte rechtszaak. Toch gingen enkele betogers de straat op. De gewelddadige reactie van de politie toonde de gewapende misdadigers van de staat in actie! In Zimbabwe zien we erg duidelijk de rol van de staat in het behoud van de macht van de elite en de bescherming van hun belangen.

    De taak blijft om ZANU-PF en het kapitalistische systeem omver te werpen. Er is een grote inspanning nodig om de werkende delen van de bevolking, zowel de stedelijke als de plattelandsbevolking, te verenigen. Bijna veertig jaar “vrijheid” in Zimbabwe toont dat echte vrijheid socialisme moet betekenen en het is een socialistisch programma – een programma voor de georganiseerde arbeiders, jongeren en arme massa’s die alle belangrijke economische middelen zoals de mijnen, de grote boerderijen, fabrieken en banken overnemen en democratisch beheren voor de behoeften van de meerderheid, en niet voor de plundering van een elite – dat de opborrelende strijd kan verenigen en eindelijk tot de overwinning kan leiden. Het volstaat niet om ZANU-PF te verwijderen en een andere partij aan de macht te brengen als het kapitalisme, met zijn inherente uitbuiting en plundering van menselijke en natuurlijke middelen, blijft bestaan. In een dergelijk geval zouden we in de nabije toekomst tegen dat regime moeten betogen.

  • Noord-Afrika en de revolutionaire processen in Algerije en Soedan

    Resolutie goedgekeurd door het Internationaal Uitvoerend Comité van het CWI.

    De revolutionaire opstanden in Algerije en Soedan hebben de analyse van het CWI van acht jaar geleden bevestigd. In april van dit jaar werden twee al lang heersende dictators binnen een week ten val gebracht, wat de meeste burgerlijke experts en commentatoren verbluffend heeft verrast. Destijds hebben we uitgelegd dat de revoluties die in Tunesië en Egypte begonnen waren, niet alleen kortstondige “lente” vormden, maar eerder de openingssalvo’s waren van een langdurig en complex proces van revolutie en contrarevolutie in de hele regio.

    Deze bewegingen zijn des te belangrijker omdat een aantal landen die tijdens de eerste revolutionaire golf in 2010-2011 door de massabewegingen werden geschokt, sindsdien te lijden hebben gehad onder brute contrarevoluties en verwoestende oorlogen. De contrarevolutie is er niet in geslaagd om het spook van nieuwe volksopstanden resoluut uit te bannen, noch heeft het de duurzaamheid en stabiliteit van de regionale orde gegarandeerd.

    Contrarevolutie

    Egypte wordt geregeerd door een nog meedogenlozer dictatuur dan de in 2011 omvergeworpen dictatuur. Nooit in zijn moderne geschiedenis heeft het land zo’n repressie gekend als onder het bewind van Abdel Fattah al-Sisi. In april heeft het regime een geënsceneerd referendum doorgezet over ingrijpende grondwetswijzigingen die een aantal van de laatste restanten van de democratische verworvenheden van de Egyptische revolutie uit de weg ruimen. De twee termijnen van het presidentschap worden afgeschaft, waardoor Sisi tot 2030 aan de macht kan blijven, en hij krijgt volledige controle over de rechterlijke macht, terwijl de rol van het leger in de politieke aangelegenheden van het land verder wordt uitgebreid.

    In de afgelopen periode hebben de westerse regeringen de gelederen gesloten met het autocratische regime in Caïro. De Europese Unie prijst Sisi als een bondgenoot in hun inspanningen om te voorkomen dat vluchtelingen de Europese kusten bereiken. In het licht van de vooruitzichten van de grote zakenwereld op korte termijn heeft ratingbureau Moody in april de status van Egypte als “stabiel” opgewaardeerd, met de opmerking dat “de winstgevendheid [in het land] sterk zal blijven”. Officiële cijfers geven ook de hoogste economische groei in tien jaar aan (5,5%).

    Onder omstandigheden waarin de buitenlandse schuld in de laatste helft van het decennium vervijfvoudigd is, terwijl de overheidsschuld in dezelfde periode meer dan verdubbeld is, en waarin 60% van de bevolking in armoede leeft en lijdt onder de gevolgen van de sterk stijgende inflatie en subsidieverlagingen, kan de door de imperialistische mogendheden gewenste stabiliteit en Sisi’s dromen om president voor het leven te worden van korte duur blijken te zijn. Eerder dit jaar schreef een groep ex-ministers en leden van de Egyptische intelligentsia een open brief waarin zij verklaarden: “Je hoeft maar door de straten van Caïro te dwalen om te beseffen hoe groot de interne woede en spanningen zijn die zich kunnen ontwikkelen tot een onbeheersbare sociale explosie”. Dit getuigt van wat er onder de oppervlakte aan het brouwen is.

    Naast het gewelddadig onderdrukken van het verzet van de Egyptische arbeiders en van de binnenlandse oppositie in het algemeen, speelt het regime van Sisi een actieve rol in contrarevolutionaire samenzweringen in de hele regio. Slechts enkele dagen na de afzetting van de Soedanese president Omar al-Bashir zijn delegaties uit Egypte, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) naar Soedan gehaast en hebben zij veel gesprekken gevoerd met de Soedanese militaire junta. In Libië heeft het regime van Sisi actieve politieke, militaire en inlichtingensteun verleend aan de troepen van de Libische aspirant-militaire dictator en de bewonderaar van Sisi, Khalifa Haftar.

    Libië is in de greep van een nieuwe en intensievere burgeroorlog, die de gelederen van ontheemden en vluchtelingen aanzwelt. Bijna 100.000 mensen zijn al ontheemd geraakt door het offensief dat Haftar en zijn verkeerd genoemd “Nationaal Libisch Leger” (LNA) op Tripoli heeft gelanceerd, en dat aantal stijgt elke dag.

    Haftar hoopte op een snelle en vlotte overwinning in zijn mars naar de hoofdstad. Deze hoop is duidelijk verdwenen. Zijn claim om gewapende islamisten uit te roeien en zijn positie als voorvechter van het secularisme worden tegengesproken door het feit dat zijn eigen LNA een wankele alliantie is die bestaat uit een aanzienlijk aantal salafistische milities, samen met voormalige officieren van Kadhafi’s leger en strijders van verschillende stammen waarmee Khadafi deals heeft gesloten. Als de huidige militaire impasse aanhoudt, kan dit het toneel worden van ernstige scheuren.

    De uitkomst van deze strijd zal ook afhangen van de houding van de imperialistische mogendheden en de verschillende regionale mogendheden die erbij betrokken zijn. De groei van een nieuwe oorlog in het olierijke Libië bevat inderdaad een sterk element van een “proxy war”, omdat deze plaatsvindt tegen de achtergrond van een machtsstrijd om invloed tussen Parijs, Rome en vooral de belangrijkste regionale spelers. De onmacht van de VN en de zogenaamde “internationale gemeenschap” wordt opnieuw aan het licht gebracht, aangezien regionale en wereldmachten elk van beide partijen steunen en het conflict rechtstreeks aanwakkeren door hen geavanceerde wapens en munitie te leveren.

    Sommige landen lijken bereid om op beide kampen te gokken, in afwachting van de vraag naar welke kant de balans zal omslaan. Hoewel Moskou altijd al de voorkeur heeft gegeven aan Haftar, heeft het contacten opgebouwd met alle belangrijke spelers op het terrein. Trump loofde de rol van Haftar, gesteund door de Amerikaanse bondgenoten Saudi-Arabië, Egypte en de VAE, in “de strijd tegen het terrorisme en het veiligstellen van de Libische olievoorraden”, maar minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo veroordeelde de acties van Haftar, en vertegenwoordigers van de in Tripoli gevestigde regering, gesteund door Turkije en Qatar, blijven beweren dat de VS hen bijstaat als de legitieme regering van Libië.

    De aarzeling en tegenstrijdigheden van de Amerikaanse regering weerspiegelen het door de crisis geteisterde karakter van de regering van de VS, maar ook haar afnemende invloed en geopolitieke invloed in de regio, waar zij in feite naar de tweede rij is gedegradeerd, ten voordele van de regionale actoren, maar ook als gevolg van een assertiever imperialistisch beleid van zowel Rusland als China.

    China en Rusland zien in Noord-Afrika een belangrijke arena om hun zakelijke en veiligheidsbelangen te verdedigen. China heeft voor havens in heel Noord-Afrika gekozen als een cruciaal onderdeel van zijn “Belt and Road”-initiatief. Het heeft ook belangstelling getoond om voet aan de grond te krijgen in de Tunesische haven van Bizerte en langs de Marokkaanse Middellandse Zeekust.

    Belangrijk is dat zowel Algerije als Soedan de afgelopen twee decennia een aanzienlijke toename van de handel en investeringen met China kenden. Algerije alleen al heeft tussen 2000 en 2017 een 60-voudige toename van zijn export naar China gezien. China is de belangrijkste economische partner in Algerije en heeft miljarden dollars geïnvesteerd in haven- en infrastructuurprojecten in het land. Soedan is ook China’s grootste ontvanger van buitenlandse hulp. Bovendien behoren beide landen tot de grootste afnemers van Chinese wapens in de regio.

    Nieuwe sociale explosies in het verschiet

    Terwijl sommige landen de volle klappen van contrarevolutie en oorlog te verduren kregen, ontwikkelen krachtige arbeidersbewegingen in andere delen van Noord- en Arabisch Afrika. De revolutionaire bewegingen in Soedan en Algerije tonen ontegensprekelijk aan dat, hoeveel bloed de heersende klassen ook zullen vergieten, zij niet in staat zullen zijn om de wetten van de klassenstrijd uit te roeien. Die zullen altijd een manier vinden om zich uit te drukken.

    De pogingen van zowel het Algerijnse als het Soedanese regime om de rampzalige toestand van het Midden-Oosten te gebruiken als afschrikmiddel tegen de revolutie in hun eigen land, hebben niet het gewenste effect gehad. Toen de Algerijnse heersers met het Syrische scenario zwaaiden om mensen van de straat te halen en toen ze zeiden dat de protesten in Syrië hadden geleid tot een decennium van oorlog, reageerden de Algerijnse demonstranten eenvoudigweg met de slogan: “Algerije is Syrië niet”.

    Dat wil niet zeggen dat de gewelddadige contrarevolutie van de afgelopen jaren geen invloed heeft gehad op het bewustzijn en de dynamiek van de strijd in de regio, natuurlijk. Maar we moeten de grenzen hiervan benadrukken in de context van de hele regio, die kookt van woede en wanhoop. “Je kunt ons niet doden, we zijn al dood”, was een slogan die door jonge Algerijnse demonstranten werd geroepen tijdens een eerdere beweging van massaprotesten in de regio Kabylië in 2001, toen de politie met scherp schoot. De Soedanese demonstranten zingen vandaag: “De kogel doodt niet. Wat doodt, is het zwijgen”. Dit geeft een goed beeld van de stemming onder miljoenen mensen in de regio, met name de jongeren en de armste lagen van de bevolking.

    Natuurlijk kan en zal deze stemming in sommige gevallen hopeloze uitingen bevatten, vooral als ze niet politiek in een duidelijk alternatief worden gekanaliseerd. Tunesië, het land dat door de burgerlijke commentatoren nog steeds als het succesverhaal van de “Arabische Lente” wordt genoemd, kende sinds de revolutie van 2011 een verdrievoudiging van het aantal gevallen van zelfverbranding en is een belangrijke bron van rekruten voor jihadistische groeperingen in de regio. De proliferatie van wapens als gevolg van het door oorlog verscheurde Libië en het voortbestaan van een belangrijk stedelijk en landelijk lompenproletariaat betekent ook dat het gevaar van nieuwe terroristische aanslagen en de instrumentalisering daarvan door de regionale machten om de repressie te bevorderen, waarschijnlijk deel zal blijven uitmaken van het politieke landschap, zoals opnieuw blijkt uit de zelfmoordaanslagen in Tunis in juni en de daaropvolgende uitbreiding van de noodtoestand.

    Het kapitalisme en het imperialisme vernietigen de levensomstandigheden van de bevolking, hun banen en hun omgeving, terwijl ze de regio in nieuwe gewapende conflicten drijven. In deze omstandigheden is het geen verrassing dat meer dan de helft van de jongeren in een groot deel van de Arabische wereld hun vaderland willen verlaten, zoals blijkt uit de Arabische enquête van BBC News (Arabic Survey 2018/19). Dat aantal is sinds 2016 met meer dan 10% gestegen voor de 18-29-jarigen. Uit het onderzoek blijkt dat 70% van de Marokkaanse jongeren er aan denkt om hun land te verlaten.

    Niettegenstaande deze factoren zal de komende nieuwe wereldwijde economische recessie, gecombineerd met het beleid van “fort Europa”, ook nieuwe lagen van werkenden en jongeren tot de conclusie brengen dat het falen van het systeem op hun eigen terrein moet worden bestreden en dat een wereldwijde transformatie van de samenleving noodzakelijk is. Kortom, de omstandigheden die door het kapitalisme worden gecreëerd, dragen inherent de onvermijdelijkheid van nieuwe sociale explosies en massale revolutionaire omwentelingen met zich mee.

    Deze zullen zich echter niet in een rechte lijn ontwikkelen, vooral niet in het licht van de algemene zwakte van de “subjectieve factor”: het bestaan van massale revolutionaire partijen die in staat zijn om deze bewegingen te leiden tot het omverwerpen van het kapitalisme en het voeren van een socialistisch beleid. De dramatische gebeurtenissen van het laatste decennium herinneren ons er nog eens krachtig aan dat zonder de opbouw van dergelijke partijen nieuwe rampen in het verschiet liggen voor de massa’s in de regio.

    Crisis en economische stagnatie

    Het kapitalisme in Noord-Afrika is net als elders niet in staat om de productiekrachten te ontwikkelen. Dit wordt typisch geïllustreerd door de massale werkloosheid die in de hele regio, met name onder jongeren, een chronisch verschijnsel is. Het IMF voorspelt een jaarlijkse groei van 1,3% voor de MENA-regio (Midden-Oosten en Noord-Afrika) in 2019; dit is niet genoeg om de 2,8 miljoen extra jongeren die elk jaar de arbeidsmarkt betreden, op te vangen. In de Arabische jongerenenquête van 2019, de grootste enquête over de mening van jongeren in de Arabische wereld, noemde 56% de kosten van levensonderhoud de grootste belemmering voor de regio; 45% noemde de werkloosheid. Dit is een enorme sociale tijdbom.

    Een gevolg van deze situatie is het bestaan van een erg belangrijke informele economie. In het noordoosten van Marokko is 70 procent van de economie afhankelijk van de informele sector. De dood van twee jonge mannen die in januari 2018 steenkool ontgonnen uit verlaten mijnen in de verarmde oostelijke stad Jerada heeft deze realiteit aan het licht gebracht door maandenlang explosieve protesten uit te lokken.

    Sinds de zogenaamde “Arabische Lente” hebben de regionale regeringen hun grenzen en bewakingssystemen versterkt. Dit heeft de economieën van de al worstelende grenssteden vaak verslechterd, omdat de smokkelhandelseconomie niet alleen een bron van winst is voor grensbeambten, corrupte politici en smokkelnetwerken, maar ook een integraal onderdeel is geworden van het sociale weefsel van lokale gemeenschappen.

    Algerijnse, Marokkaanse en Tunesische grenssteden zijn in de greep van protesten tegen de daaruit voortvloeiende aanval op hun bestaansmiddelen. In deze gemarginaliseerde gebieden is de vraag naar alternatieve economische mogelijkheden met fatsoenlijke en goed betaalde banen en een uitgebreid programma voor de bouw en renovatie van infrastructuur, gefinancierd door de staat en democratisch gecoördineerd door de lokale bevolking en de arbeidersorganisaties, essentieel.

    In de afgelopen decennia is het aandeel van de plattelandsbevolking in de totale bevolking van Noord-Afrika aanzienlijk gedaald. Tientallen miljoenen mensen zijn van het platteland naar de steden verhuisd. De bevolking van de steden in de Maghreblanden vertegenwoordigde in 1950 20 procent van de totale bevolking; in 1970 was dat 45 procent, in 1980 62 procent en in 2030 naar verwachting 70 procent. De ongebreidelde vernietiging van klein particulier agrarisch eigendom, de concentratie van landeigendom en het gebrek aan infrastructuur op het platteland heeft ertoe geleid dat tientallen armen op het platteland naar de steden zijn gemigreerd, waardoor de werkloosheid daar is toegenomen en de stedelijke armen die in een wanhopige strijd om het dagelijks levensonderhoud verwikkeld zijn, in een kapitalistische economie waarschijnlijk nooit een stabiele loon betalende baan zullen vinden.

    Door deze kenmerken zijn werkloze jongeren en armen in de steden geneigd een belangrijke rol te spelen in tijden van massale strijd. Omdat ze niet aan formele banen gebonden zijn, hebben ze meer directe vrijheid om te handelen en nog minder om te verliezen, waardoor ze in actie kunnen komen voordat de georganiseerde arbeidersklasse in actie komt. Maar mensen met een informele baan of werklozen hebben op eigen kracht slechts een beperkte invloed om een succesvolle strijd aan te gaan. Het is van vitaal belang dat er militante leiders komen die bereid zijn om een alomvattende strijd te voeren op basis van eisen die deze lagen verenigen met de arbeidersbeweging. Anders kunnen delen van deze in verval geraakte lagen ten prooi vallen aan de reactie.

    Er kunnen ook scheidslijnen ontstaan tussen deze sociale lagen en de werkende klasse. Het is in het kader van de apathie van de vakbondsbureaucratie, bijvoorbeeld, dat we in Tunesië werkloze demonstranten hebben gezien die met zitacties productievestigingen blokkeerden om werk te eisen, soms zonder de arbeiders binnen die bedrijven te bereiken, arbeiders die deze acties als een bedreiging voor hun eigen werkgelegenheid konden zien. In de context van massale werkloosheid zullen deze scheidslijnen worden uitgebuit door de heersende klasse, bijvoorbeeld door arbeiders die in staking gaan af te schilderen als een “bevoorrechte laag” die het scheppen van werkgelegenheid en het herstel van de economie bedreigt.

    Zulke kloven kunnen alleen worden overbrugd door sterke arbeidersorganisaties weer op te bouwen en de vakbonden terug te eisen om ze om te vormen tot volledig democratische en strijdbare organisaties, door te streven naar het verenigen van arbeiders, werkloze jongeren en alle armen in actie door middel van massacampagnes (voor door de overheid gefinancierde banen en voor het verdelen van werk zonder verlies van loon, voor fatsoenlijke en betaalbare huisvesting, voor openbare diensten, etc.).

    Jongeren, die het grootste deel van de bevolking in de hele regio uitmaken, hebben een sombere toekomst voor zich. Deze omstandigheden geven echter ook vorm aan het radicale perspectief van een nieuwe generatie revolutionaire activisten. Deze generatie is een drijvende kracht geweest achter alle massabewegingen in de regio. In Algerije werd het trauma van het ‘zwarte decennium’ – het bloedige conflict tussen het leger en de fundamentalisten van het Islamitisch Verlossingsfront (FIS) en zijn uitlopers na de staatsgreep van januari 1992 – lange tijd uitgebuit door de heersende elite en, in combinatie met uitgebreide sociale toegiften, liet het dit regime toe om de storm van 2010-2011 te doorstaan. Maar deze factor is nu grotendeels verdwenen doordat een nieuwe en meer zelfverzekerde generatie in opstand komt, een laag die minder getroffen is door de nederlagen uit het verleden.

    Sinds 2011 heeft het IMF de druk op de Noord-Afrikaanse regeringen opgevoerd om zijn bezuinigingsprogramma’s naar de letter te volgen. Deze regeringen hebben van internationale crediteuren de opdracht gekregen om verder te bezuinigen op subsidies, de loonkosten in de publieke sector te verlagen, privatiseringsprogramma’s door te voeren en het fiscaal beleid aan te scherpen. Dit heeft de weg geëffend voor een verdere toename van de ongelijkheden, waardoor de economische structuur die iets minder dan tien jaar geleden revolutionaire klassenuitbarstingen veroorzaakte, nog verder is verslechterd.

    Natuurlijk is de economische crisis geen eenrichtingsverkeer naar de revolutie. Maar het is duidelijk dat de economische omstandigheden een cruciale onderliggende factor zijn achter de enorme woede die heerst onder grote delen van de bevolking. De protesten van de afgelopen jaren hebben zich in alle landen vaak toegespitst op het probleem van de werkloosheid, de economische marginalisering en de stijgende kosten van levensonderhoud. Het lijdt geen twijfel dat een nieuwe wereldwijde recessie deze problemen nog aanzienlijk zou verergeren.

    Dit gezegd zijnde, zijn economische factoren niet de enige potentiële oorzaken om massabewegingen uit te lokken, noch vormen zij een volledige verklaring op zich van de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan. Het repressieve karakter van de staat in de regio, bijvoorbeeld, en de dagelijkse minachting, intimidatie en straffeloosheid door corrupte ordediensten, dragen bij aan de explosieve mix.

    De machtsstructuren van Noord-Afrika zijn gebaseerd op een ingewikkelde verstrengeling tussen de politieke en economische macht van de heersende klasse – zoals belichaamd door de heersende monarchie in Marokko, die een uitgebreid zakenimperium over de economie van het land heeft opgebouwd. In landen als Egypte, Soedan en Algerije is het leger meer dan een vitaal onderdeel van de burgerlijke staat; het leger heeft ook een enorme economische macht. Dit betekent dat elke economische vraag snel een politiek karakter kan krijgen en vice versa.

    Deze kenmerken – economische zwakte en afhankelijkheid, maar ook autoritaire regimes – zijn het gevolg van de positie van Noord-Afrika in het mondiale kapitalistische systeem. Imperialisme en kapitalisme hebben geleid tot een ongelijke en gecombineerde ontwikkeling, waarbij een meerderheid van de landen wordt gedomineerd en ondergeschikt is aan de grotere machten. Regimes in Noord-Afrika proberen een evenwicht te vinden tussen verschillende mogendheden, die op hun beurt hun wrede heerschappij ondersteunen en tevreden te stellen. De neoliberale aanvallen op de levensomstandigheden die het IMF de afgelopen decennia heeft geëist, hebben het internationale karakter van de crisis in de regio onderstreept. Dat geldt ook voor de wapenwedloop en de oorlogen die met de betrokken imperialistische mogendheden zijn gevoerd.

    Proletarisering van de middenlagen

    In Marokko zijn dit jaar tienduizenden leerkrachten met een tijdelijk contract in dienst van de overheid  herhaaldelijk en soms langdurig in staking gegaan en hebben zij samen met hun collega’s de integratie in het nationale onderwijsstelsel en de stopzetting van de privatisering van de openbare scholen geëist.

    De leerkrachten hebben bewezen dat ze tot de meest militante sectoren van de arbeidersklasse behoren en dat ze het voortouw nemen in de belangrijke klassengevechten in Tunesië, Marokko, Algerije en Soedan. In alle vier de landen zijn ze de afgelopen jaren betrokken geweest bij harde stakingsacties en protesten, waarbij ze betere salarissen en voorwaarden eisten, maar ook aandrongen op moedige politieke eisen. In Algerije bijvoorbeeld hebben leraren een leidende rol gespeeld in de massabeweging die Bouteflika omver heeft geworpen, met zes onafhankelijke vakbonden van leraren en onderwijsmedewerkers die hun leden op 13 maart hebben opgeroepen om in staking te gaan en zich aan te sluiten bij de strijd om Bouteflika af te zetten. In Soedan hebben leraren, maar ook artsen, een sleutelrol gespeeld in de opstand tegen al Bashir.

    Dit weerspiegelt een breder maatschappelijk fenomeen. De belangrijkste commentatoren hebben in de zogenaamde “Arabische Lente” vaak een pleidooi gehouden voor het feit dat de middenklasse de drijvende kracht is achter de revolutionaire beweging, zoals ze dat vandaag ook met betrekking tot Soedan doen. Maar wat vaak wordt aangeduid als middenklasse of “middenlagen” (leraren, dokters, advocaten, journalisten, …), zijn beroepsgroepen die steeds meer geconfronteerd worden met omstandigheden die meer lijken op een nieuw proletariaat. Voorafgaand aan de organisatie van de recente protesten kwam de Soedanese Beroepsvereniging (SPA, de paraplu van de veelal beroepsverenigingen die een belangrijke mobiliserende rol speelt in de revolutie) voor het eerst in de publieke belangstelling met een studie over het minimumloon van Soedanese beroepsbeoefenaars, waarbij ze allemaal onder de armoedegrens bleken te vallen, in sommige gevallen met een inkomen van minder dan 50 dollar per maand.

    Een deel van deze lagen beschouwt zichzelf nog steeds als een ‘opgeleide elite’ die boven de rest van de arbeidersklasse staat. Dit is zeker het geval voor de leiding van de SPA in Soedan, die heeft geprobeerd een niet-bestaande “derde weg” te vinden tussen de onafhankelijke revolutionaire mobilisatie van de arbeidersklasse en arme massa’s aan de ene kant en onderhandelingen met contrarevolutionaire generaals aan de andere kant. Daarin weerspiegelen ze typisch de politieke schommelingen van de middenklasse in een tijd van verscherpte klassentegenstellingen.

    Toch hebben de economische crisis, decennia van brutaal neoliberaal beleid en de scherpe waardevermindering van lokale valuta’s de middenlagen hard getroffen, en hebben ze in de ogen van velen de illusie van deel uit te maken van de middenklasse kapot gemaakt – en dit is precies een van de redenen waarom ze in opstand komen tegen de bestaande orde. Dit heeft velen ertoe aangezet om de methoden van de strijd van de arbeidersklasse te omarmen en de vakbondsbeweging te integreren.

    Tunesië

    De georganiseerde arbeidersbewegingen in alle Maghreblanden begonnen het jaar met stakingen in de publieke sector. In Tunesië nam dit de vorm aan van een 24-uren algemene staking in de publieke sector op 17 januari. Terwijl de belangrijkste officiële eisen van de staking rond loonsverhogingen en tegen de privatiseringsplannen van de regering gingen, had de staking een diepgaand politiek karakter, met slogans die duidelijk een confronterende koers tegen de regering en het IMF aannamen.

    Het huidige politieke systeem van Tunesië bevat kenmerken van een burgerlijk democratisch regime, maar een uiterst onstabiel in plaats van een geconsolideerd regime. Zoals we al eerder hebben uitgelegd, is deze zogenaamde “Tunesische anomalie” alleen mogelijk dankzij de invloedrijke rol van de UGTT (Tunesische Algemene Arbeidersvakbond), die een krachtig tegenwicht heeft geboden aan het herstel van een dictatuur.

    Een mechanische lezing van deze situatie zou tot de conclusie leiden dat dit een doorn in het oog is van Trotski’s theorie van de permanente revolutie. In werkelijkheid is Tunesië in een staat van extreme verandering, en de revolutionaire periode die in januari 2011 werd geopend, is niet afgesloten.

    In 1930 schreef Trotski ‘Een brief over de Italiaanse revolutie’, waarin hij uitlegde dat Italië na de val van het fascistische regime van Mussolini weer een ‘democratische republiek’ kon worden. Maar hij legde verder uit dat dit “niet het resultaat zou zijn van een burgerlijke revolutie, maar van het aborteren van een onvolwassen proletarische revolutie. In het geval van een diepe revolutionaire crisis en massale gevechten waarbij de proletarische voorhoede niet in staat zal zijn geweest om de macht te grijpen, kan het zijn dat de burgerij haar heerschappij op democratische grondslagen zal herstellen.”

    Een gelijkaardig proces speelt vandaag de dag in Tunesië – met de leiders van de UGTTT die een gelijkaardige rol spelen in het helpen van de heersende klasse om haar burgerlijke contrarevolutie te consolideren, zoals de leiders van de Italiaanse Communistische Partij na de oorlog – met dat belangrijke verschil dat er geen economische basis is die ook maar enigszins verwant is met de economische opleving in de naoorlogse periode om de Tunesische heersende klasse te helpen bij het opbouwen van een stabiele burgerlijke democratie.

    Dit komt duidelijk tot uiting in de langdurige en ononderbroken politieke crisis die Tunesië de afgelopen acht jaar heeft doorgemaakt, met tien regeringen sinds de val van Ben Ali, een zeer gefragmenteerde politieke arena, regelmatige splitsingen in de gelederen van de belangrijkste burgerlijke partijen, en de voortdurende vorming van nieuwe partijen, tegen de achtergrond van massale ontevredenheid van de bevolking over het hele politieke establishment.

    Helaas heeft deze situatie de Tunesische linkse partijen niet gespaard. In mei hebben negen leden van de linkse coalitie ‘Volksfront’ hun ontslag ingediend uit het parlementaire blok van de coalitie, waardoor de interne crisis die lange tijd binnen het Volksfront dreigde op te duiken, openlijk naar voren kwam. Deze crisis is het gevolg van het politieke verraad uit het verleden en de huidige stagnatie, nog verergerd door een steeds bureaucratischer wordende interne cultuur en de ongecontroleerde machtsstrijd tussen de belangrijkste stalinistische en maoïstische componenten in aanloop naar de presidentsverkiezingen in november.

    Revoluties in Soedan en Algerije

    De arbeidersklasse en de vakbonden

    De opstanden die Algerije en Soedan kwamen als een schok. Ook al kennen ze tot nu toe weliswaar niet dezelfde internationale naschokken als in 2011, ze hebben wel ingrijpende gevolgen voor de regio. Het feit dat beide landen een kruispunt vormen tussen Noord- en Sub-Saharaans Afrika benadrukt dat punt. Het is geen toeval dat dit jaar al minstens tien Afrikaanse regeringen hun toevlucht hebben genomen tot het uitschakelen van internet en sociale media: meestal in een poging om protesten te onderdrukken. Naburige regimes zijn ongetwijfeld nerveus. In april, slechts drie dagen na het aftreden van Bouteflika, bevestigde het Marokkaanse Hof van Beroep de gevangenisstraffen van maximaal twintig jaar tegen tientallen activisten en leiders van de protestbeweging ‘Hirak’ in de noordelijke Rif-regio in 2016-2017.

    De bewegingen in Soedan en Algerije vertegenwoordigen de revolutionaire continuïteit van wat 8 jaar geleden gebeurde, maar hebben ook hun eigen originele kenmerken ontwikkeld. Belangrijk is ook dat zij een deel van de lessen uit de revolutionaire ervaringen uit het recente verleden hebben overgenomen.

    Dit geldt met name voor de nederlaag die de massa’s in Egypte hebben geleden. Het verschil tussen de grotendeels feestelijke reactie van de Egyptische revolutionaire massa’s op de omverwerping van Mubarak en de reactie van de Soedanese en Algerijnse bewegingen op de verwijdering van hun dictator, was merkbaar. In de laatste gevallen was de mate van verzet tegen het leger vanaf het begin op een relatief ander niveau, en er werden slogans geroepen waarin een Egyptisch scenario expliciet werd verworpen. Een populaire slogan op de sit-in in Khartoem was ‘Ofwel de overwinning of Egypte’. In Algerije waren er slogans die duidelijk maakten dat de massa’s zich niet met een figuur als al-Sisi zouden tevreden stellen. Dit toont aan dat de ervaring van de Egyptische militaire staatsgreep internationaal is doorgedrongen in het bewustzijn van het volk – vooral in landen als Soedan en Algerije, met een geschiedenis van militaire staatsgrepen en waar het leger een sleutelrol speelt in de staatsmachine.

    De bewegingen in Algerije en Soedan hebben ook de enorme potentiële macht van de arbeidersklasse opnieuw bevestigd. De Soedanese arbeidersklasse is weliswaar klein in aantal, maar heeft een rijke traditie van strijd, met drie revoluties sinds 1964. Het is geen toeval dat de wieg van de beweging in Soedan in Atbara lag, een industriële stad in het noordoosten van Soedan die de geboorteplaats was van de vakbondsbeweging en een voormalig bolwerk van de Communistische Partij.

    De Algerijnse arbeidersklasse neemt van haar kant een strategische positie in als een van de sterkste in de regio en op het Afrikaanse continent als geheel. Het land is de op twee na grootste aardgasleverancier van Europa en ook een grote olieproducent.

    In Algerije versnelde de ontwikkeling van twee opeenvolgende algemene stakingen de verdeeldheid binnen het regime en dwong de heersende klasse om Bouteflika uiteindelijk op te geven. Begin maart was de uitdrukkelijke steun van de plaatselijke afdelingen van de UGTA (Algemene Vakbonden van Algerijnse Arbeiders) in de historische arbeidersbastions van Rouiba en Reghaïa, in de grote industriële voorsteden van Algiers (waar zich de grootste concentratie van fabrieken in het land bevindt), een keerpunt en kondigde het de doorslaggevende intrede van de arbeidersklasse aan als sociale kracht in de beweging.

    Men zou kunnen zeggen dat de betrokkenheid van de arbeidersklasse in de aanloop naar de omverwerping van Bouteflika spectaculairder was dan nadien. Dit zette de Financial Times ertoe aan om zichzelf gerust te stellen. De krant verklaarde half juni dat “straatprotesten, die elke vrijdag honderdduizenden mensen uit alle lagen van de bevolking aantrekken, de roep om een algemene staking of de permanente bezetting van openbare pleinen hebben vermeden, wat als escalatie zou worden gezien.” Toch is het duidelijk dat de ervaring van de golven van massale stakingen in maart in het geheugen van elke Algerijnse arbeider zal zijn blijven hangen en in de nabije toekomst waarschijnlijk weer op de agenda zal staan.

    De omverwerping van Al Bashir en Bouteflika heeft ook de aanzet gegeven tot een proces van herovering van de vakbonden door de arbeidersklasse. Het heeft in beide landen verschillende vormen en diepten aangenomen, maar in het algemeen gaat het in dezelfde richting: pogingen om vakbondsstructuren te ontwikkelen die democratisch worden gecontroleerd door de basis.

    Algerijnse vakbondsleden en leiders van belangrijke regionale federaties van de UGTA hebben bijeenkomsten georganiseerd waar werd opgeroepen tot het onmiddellijk aftreden van de UGTA-secretaris-generaal Sidi Said, een fervent aanhanger van het oude regime. Er werden slogans opgenomen als: “Allemaal samen om de UGTA terug te winnen voor de klassenstrijd. Allemaal samen om het regime en de oligarchen uit de UGTA te schoppen. Allemaal samen om Sidi Said en zijn kliek kwijt te raken.” Onder druk werd Sidi Said gedwongen aan te kondigen dat hij niet geen kandidaat was om zichzelf op te volgen tijdens het 13e congres van de federatie op 21 en 22 juni, een congres dat aanvankelijk was aangekondigd voor januari 2020.

    De nieuwe secretaris-generaal van de UGTA is voor een breed publiek minder gecompromitteerd, maar hij is wel een product van dezelfde bureaucratische kleik en het congres bleef een bureaucratisch gecontroleerde en erg gesloten zaak gericht op het waarborgen van ‘verandering in continuïteit’ en het weghouden van ‘herrieschoppers’. De strijd om de vakbond te zuiveren van de corrupte, regimevriendelijke bureaucraten blijft aan de orde van de dag en kan gevoerd worden rond de eis van een speciaal congres waar alleen afgevaardigden die naar behoren en democratisch gemandateerd zijn door de basis over de toekomst van de vakbond beslissen.

    Terwijl de UGTA enkele belangrijke regionale en sectorale bolwerken in stand heeft gehouden, is haar steun aanzienlijk uitgehold door tientallen jaren van verraad en de nauwe samenwerking van haar leiders met de staat en de bazen. In deze context is de laatste jaren een reeks “autonome vakbonden” ontstaan die een zekere invloed hebben ontwikkeld, met name in publieke sectoren zoals de gezondheidszorg en het onderwijs. Vorig jaar kwamen deze vakbonden samen in een ‘Confederatie van Autonome Vakbonden’ (CSA), die ongeveer vier miljoen werknemers vertegenwoordigt. Daarom moet de noodzakelijke taak om de UGTA door haar basis opnieuw toe te eigenen, worden gecombineerd met eenheidsfrontvoorstellen gericht op deze autonome vakbonden, teneinde de eenheid van de werkenden in de praktijk te brengen.

    In Soedan is het beeld enigszins anders, aangezien de vakbondsbeweging daar te lijden had onder veel wredere methoden van onderwerping door de staat. In de jaren negentig werden de vakbonden tot op een nooit eerder geziene hoogte gezuiverd, hun leden werden massaal gevangen genomen en gemarteld en arbeiders die staakten kregen draconische sancties opgelegd. De officiële Algemene Unie van Soedanese Arbeiders werd volledig onderworpen aan de heersende macht. De SPA zelf heeft het grootste deel van haar korte bestaan ondergronds moeten opereren.

    Maar het is een uitdrukking van de vastberaden vakbondstradities dat sinds de val van al Bashir, een aantal vroegere vakbondsleden samen met een nieuwe laag jongere arbeiders, proberen de door het regime vernietigde vakbonden weer tot leven te wekken en te organiseren. Dit is het geval met de spoorwegarbeiders in Atbara, de havenarbeiders in Port Soedan, de arbeiders van de Centrale Bank van Soedan, de journalisten die een ‘Committee for the Restoration of the Sudanese Journalists Union’ hebben opgericht, enz. Bovendien zijn de werknemers in sommige gevallen ook overgegaan tot de controle van de officiële vakbonden door de leiders die met het oude regime hadden samengewerkt te verwijderen. Onder druk van de beweging heeft de militaire junta zelfs een bevriezing van de bij het regime aangesloten vakbonden opgelegd toen Bashir uit zijn ambt werd ontheven. Toen een eerste stakingsplan werd opgesteld, annuleerde de Militaire Overgangsraad (TMC) de bevriezing, zodat deze regimevriendelijke bonden opnieuw konden opereren om zo de ontwikkeling van onafhankelijke vakbonden te dwarsbomen.

    Comités

    Er is relatief weinig aandacht voor, maar de ontwikkeling van lokale revolutionaire comités (de “verzetscomités”) lijkt in Soedan een veelomvattend karakter te hebben gekregen, misschien zelfs meer dan in Egypte en Tunesië in 2011. Dit komt onder meer doordat de eerste verzetscomités in Soedan al in 2013 werden opgericht, toen het land een toename van de protesten tegen het regime kende. Deze comités zijn nu weer op een bredere en meer georganiseerde schaal opgedoken en hebben onder meer stakingscomités opgericht op een aantal werkplekken. Het regime is zich zeer bewust van het gevaar van deze ontwikkeling, wat verklaart waarom leiders van verzetscomités uit de Khartoemse wijken zijn vermoord bij gerichte moorden door milities van het regime.

    Het feit dat het internet vanaf begin juni bijna volledig werd afgesloten door het TMC heeft ertoe bijgedragen dat de rol van dit netwerk van lokale verzetscomités centraal is komen te staan, aangezien de betogers gedwongen waren een manier te vinden om de telecom- en internetuitschakeling van de junta tegen te gaan en deze comités hebben gebruikt om hun buren te mobiliseren, gemeenschapsbijeenkomsten te organiseren, betogingen te organiseren, gedrukte folders uit te delen ter vervanging van de digitale communicatie, enzovoort.

    Hoewel dit kan veranderen, is het revolutionaire karakter van de beweging vanuit deze belangrijke invalshoek tot nu toe meer uitgesproken in Soedan dan in Algerije. In Algerije zijn er in sommige gevallen strijdcomités ontstaan en zijn er “autonome comités” opgericht door studenten van de meeste universitaire faculteiten, maar tot nu toe lijkt dit proces meer fragmentarisch en minder ver gevorderd – zelfs in vergelijking met de massabeweging in Kabylië in 2001, toen de massa’s comités in het leven riepen die duidelijk in de plaats kwamen van de officiële staatsstructuren.

    Staats- en contrarevolutionair geweld

    In het laatste geval, en ook in Soedan vandaag, was de moorddadige onderdrukking door de staat een stimulans voor mensen om verdedigingscomités op te richten om zichzelf te beschermen. In Algerije is het staatsgeweld tot nu toe echter grotendeels beperkt gebleven.

    Alleen al het feit dat de Algerijnse generaals, die berucht zijn om hun wrede methoden, zich terughoudend lijken op te stellen ten aanzien van het gebruik van geweld tegen betogers, spreekt boekdelen over de sociale vulkaan waarop zij zitten en de angst om iets veel groters uit te lokken. Het leger heeft zich tot nu toe terughoudend opgesteld bij het uitvoeren van een bloedige onderdrukking, bang dat dit de strijd tegen het huidige regime alleen maar zal intensiveren. De aantallen bij de wekelijkse protesten op vrijdag in juni liepen terug, maar de situatie blijft uiterst onstabiel en elke poging om de beweging op grote schaal te beteugelen zou de beweging onmiddellijk doen ontbranden. Lahouari Addi, een Algerijnse socioloog aan het Instituut voor Politieke Studies in Lyon, wees ook op een andere belangrijke reden voor de terughoudendheid van de militaire leiding: “Ze zijn er niet zeker van dat hun troepen hen trouw zullen blijven.”

    Dat is natuurlijk niet vanzelfsprekend. Het regime heeft tot nu toe gekozen voor een meer gerichte, preventieve vorm van repressie om de spierballen te rollen ter voorbereiding op een bredere reactie. Zo is een aantal activisten gearresteerd, waaronder Louisa Hanoune, algemeen secretaris van de Arbeiderspartij (Parti des Travailleurs, PT), die op 9 mei werd gearresteerd op beschuldiging van “samenzwering tegen het gezag van de staat.” Hanoune heeft een militant verleden en wordt in de pers nog steeds een “trotskiste” genoemd, maar staat bekend om haar nauwe banden met de familie van Bouteflika. Na de eerste demonstraties in februari ging ze de mist in toen ze verklaarde dat de slogans van de beweging “niet tegen Bouteflika” gericht waren. Haar arrestatie lijkt evenzeer te maken te hebben met een afrekening tussen rivaliserende facties binnen het regime als met haar milde kritiek op de huidige regering.

    In Soedan speelden de onthulling van de klassenverschillen binnen het leger en de opstand van de lagere rangen een zeer belangrijke rol in de revolutionaire opstanden van 1964 en 1985. De instinctieve sympathie voor de revolutionaire strijd, die actief tot uitdrukking werd gebracht door vele soldaten en jonge officieren, was ook een drijvende kracht achter de haast van de generale staf om zich in april van Omar Al Bashir te ontdoen, in een poging om de controle over hun eigen troepen te behouden. Daarom moet een gedurfde oproep aan het leger, samen met de opbouw van democratisch gecontroleerde arbeiders- en volksverdedigingstroepen, een belangrijk aspect zijn van onze aanpak om te ontwapenen en de reactie te verslaan. Door de kant van het volk te kiezen, lopen soldaten natuurlijk het risico voor de krijgsraad te worden gedaagd en zwaar te worden gestraft. Dat betekent dat een echte breuk tussen het leger en zijn reactionaire officieren alleen kan ontstaan door een gedurfd politiek en sociaal programma dat de soldaten het vertrouwen kan geven dat de revolutie kan winnen en hen kan aanzetten tot daadkrachtig optreden.

    De muiterijtradities binnen het Soedanese leger zijn een belangrijke reden waarom het regime van al Bashir de veiligheidstakken van de staat in stand heeft gehouden en paramilitaire groeperingen heeft opgericht om een soepel staatsmechanisme op te bouwen in het geval van een revolutionaire aanval op zijn bewind. Onder zijn was er een enorme uitbreiding van de inlichtingendiensten en diverse milities.

    In 2014 lanceerde de EU het zogenaamde ‘Khartoem-proces’, waarvan een deel bestaat uit het uitbesteden van grensbewaking aan regionale staten om de migratiestroom tussen de Hoorn van Afrika en de Middellandse Zee te stoppen. Dit heeft geleid tot het trainen en financieren van Libische kustwachten, die migranten op zee gevangennemen en terugsturen naar de wrede omstandigheden in de Libische gevangenenkampen, waar ze geconfronteerd worden met hongersnood, marteling, verkrachting en slavernij. In dit kader werden ook miljoenen euro’s aan de Soedanese regering gegeven; middelen die zijn doorgesluisd naar de paramilitairen van de “Rapid Support Forces”, een uitloper van de brutale Janjaweed-militie die betrokken was bij de massale gruweldaden tijdens het conflict in Darfoer, die de taak kregen om Afrikaanse migranten en vluchtelingen te stoppen als die proberen naar Europa te vluchten. Met andere woorden: de EU had een directe hand in het ondersteunen en professionaliseren van de milities die het contrarevolutionaire bloedbad van 3 juni hebben doorgevoerd.

    De slachtpartij tegen de zitactie in Khartoem op 3 juni betekende een contrarevolutionair keerpunt in Soedan. Zoals een commentator het treffend verwoordde: “Darfoer was die week naar Khartoem gekomen.” Het lijdt geen twijfel dat achter deze moorddadige aanval niet alleen de angst van de binnenlandse heersende klasse schuilging, maar ook die van de regionale TMC steunende despoten (met name de monarchen in Saoedi-Arabië en de VAE, samen met het Egyptische regime). Zij vreesden voor een beweging die een inspiratiebron kon worden voor miljoenen mensen in de hele regio. Zij moedigden de heersers in Khartoem aan om de kern van deze beweging aan te vallen, gedreven door hun drang om alle revolutionaire verleidingen die zich in hun eigen achtertuin zouden kunnen ontwikkelen, in de kiem te smoren.

    De tactische waardering voor deze berekening werd in de westerse hoofdsteden en ambassades enigszins getemperd. In een ongebruikelijke openlijke verklaring onthulde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken dat zijn ondersecretaris een telefoontje had gepleegd met de Saoedische onderminister van Defensie om hem te vragen zijn invloed aan te wenden om het bloedbad in Soedan te bedaren. Terwijl Rusland een oorlogszuchtige houding aannam en de rechtvaardiging van de RSF (Rapid Support Forces) over de slachting herhaalde, probeerde de zogenaamde “Trojka” (VS, Groot-Brittannië en Noorwegen) en de Afrikaanse Unie, via Ethiopische bemiddeling, om de “excessen” van de Militaire Raad te beteugelen en tegelijkertijd de oppositie aan te zetten tot het aanvaarden van een akkoord over machtsdeling.

    Het is duidelijk dat sommige delen van de heersende klasse, vooral in het westen, zich ervan bewust zijn en zich zorgen maken dat een hernieuwde destabilisatie van het land kan leiden tot nieuwe vluchtelingengolven die tot hun voordeur leiden; maar zich nog meer zorgen maken dat een vroegtijdige, bloedige onderdrukking van de beweging verdere revolutionaire escalatie kan uitlokken.

    En ze hebben gelijk. Het bloedbad van 3 juni heeft niet hetzelfde effect op de revolutie gehad als bijvoorbeeld het bloedbad van Rabaa in augustus 2013 door het Egyptische leger, dat de weg heeft vrijgemaakt voor een periode van aanhoudende onderdrukking door het pas opgerichte regime van Sisi. Zoals Marx ooit heeft uitgelegd, heeft een revolutie af en toe de zweep van de contrarevolutie nodig. Dit is wat er begin juni in Soedan gebeurde: het antwoord van de arbeidersklasse op het bloedbad kwam er snel met een nationale algemene staking die drie dagen duurde. De indrukwekkende staking in alle sectoren, ondanks openlijke dreigementen van de leiders van het TMC, getuigt van de militante stemming en vastberadenheid van de arbeiders.

    De SPA – strategie en tactiek

    Tijdens de staking moedigde de Soedanese beroepsvereniging (SPA) de demonstranten aan om barricades op de hoofdwegen en zijstraten te bouwen, maar in plaats van ze te bewaken, raadde de Soedanese Beroepsvereniging hen ten onrechte aan om onmiddellijk weg te lopen bij gevaar. “Barricade en terugtrekking”, zo staat in hun berichten. “Vermijd botsingen met Janjaweed-troepen.”

    Deze tactiek laat mensen geïsoleerd van elkaar achter, vooral als het internet wordt afgesloten. Het ondermijnt de mogelijkheid om collectief te debatteren over het verzet en de strijd tegen het regime, en om de kracht van de beweging te tonen. De uitwisseling van ervaringen en de versterking van het vertrouwen van de mensen door massaprotesten, piketten en werkplek- en buurtbijeenkomsten, worden afgesneden. Het laat mensen over aan de genade van de milities en de staatstroepen, die de controle over de openbare ruimte krijgen, en laat de massa’s onvoorbereid achter om hun tegenstanders onder ogen te zien en te verslaan. Sindsdien hebben de betogers instinctief tegen deze aanpak gereageerd door nachtmarsen en betogingen te organiseren om de straten weer op te eisen.

    De algemene staking had langer kunnen duren als de leiders, die niet wisten wat ze ermee moesten doen, haar na drie dagen niet hadden afgeblazen, zonder de Militaire Raad te hebben gedwongen om toe te geven. De leiders van de SPA hadden aanvankelijk opgeroepen tot een politieke algemene politieke staking van onbepaalde duur en een massale burgerlijke ongehoorzaamheid om “het militaire regime omver te werpen als enige resterende maatregel” om de revolutie te redden. Voor de staking hadden ze ook verklaard dat er geen onderhandelingen meer zouden plaatsvinden met het TMC. In plaats daarvan besloten ze hun “goodwill” te tonen aan de TMC en de Ethiopische bemiddelaars die naar het land waren gekomen om een overeenkomst over een overgangsregering aan te moedigen. De SPA-leiders deden dit door de staking te annuleren en direct terug naar de onderhandelingstafel te gaan.

    Dit is de onvermijdelijke logica van de poging om de oppositie op één lijn te houden binnen de ‘Forces of the Declaration of Freedom and Change’ (FDFC). De SPA vertegenwoordigt de activistische kern van de FDFC, maar de FDFC is een alliantie over verschillende klassen heen met onder meer pro-kapitalistische partijen zoals de Nationale Umma-partij, die de hele tijd heeft gehandeld als een verlammende rem op de revolutionaire strijd. Deze partij, die grotendeels gewantrouwd werd om haar regelmatige allianties met het oude regime, had bezwaar tegen de eerste algemene staking op 10 juni en tweette op de eerste dag van de tweede algemene staking: “Het is niet correct om burgerlijke ongehoorzaamheid voort te zetten zonder een tijdsbestek.”

    Op zondag 30 juni toonden de massa’s opnieuw hun bereidheid tot een revolutionaire confrontatie en lanceerden een nieuw en indrukwekkend tegenoffensief: de “Million’s March”, waarschijnlijk de grootste straatprotesten in de Soedanese geschiedenis. De eis was duidelijk: het einde van het militaire bewind.

    In het midden van deze opeenvolgende hoogtepunten van massale actie had de leiding van de SPA een oproep kunnen doen aan de verzetscomités, de stakingscomités en andere basisorganisaties om zich op lokaal, nationaal en nationaal niveau te verenigen om een nationale vergadering van revolutionaire afgevaardigden bijeen te brengen die een regering van arbeiders en revolutionaire massa’s had kunnen brengen, de militaire raad af te zetten en te strijden om de macht.

    De politiek van klassencollaboratie van de FDFC, waaraan de leiders van de SPA hun lot hebben verbonden, heeft hen in plaats daarvan geleid tot het sluiten van een formele machtsdelingsovereenkomst met de Militaire Overgangsraad op 4 juli. Deze overeenkomst voorzag in de oprichting van een ‘soevereine raad’ bestaande uit 11 personen: 5 militairen, 5 burgers en nog een andere persoon die als burger werd voorgesteld (in werkelijkheid een gepensioneerde militaire officier). De junta kan één van hen benoemen tot hoofd van de raad voor de komende 21 maanden. Dit betekent dat de meerderheid van de raad loyaal zal zijn aan de TMC, waarvan de effectieve greep op de belangrijkste hefbomen van de macht en de terroristische milities onaangetast is gebleven.

    Dit akkoord zal ongetwijfeld worden gebruikt om de massa’s te desoriënteren en te demobiliseren en voor de junta om de revolutionaire beweging opnieuw aan te pakken onder het mom van het herstel van de “orde”. Een dergelijke overeenkomst met de beulen van de revolutie is een openlijk verraad aan de revolutionaire massa’s en heeft verwarring op straat veroorzaakt. Na acht maanden van onophoudelijke strijd, en bij gebrek aan een merkbaar alternatief, bestaan er wel elementen van vermoeidheid en delen van de massa’s zagen deze overeenkomst als de enige realistische manier om de TMC “onder controle” te krijgen. De vermeende euforie die de massamedia na de aankondiging van de overeenkomst beschreven, was echter tam en beperkt. De huidige illusies zullen hoogstwaarschijnlijk van voorbijgaande aard zijn.

    Het sluiten van dit pact werd met verbittering en woede begroet bij de meest geavanceerde delen van de arbeiders en jonge revolutionaire activisten. Het heeft ook de klassencontradicties binnen het FDFC blootgelegd. Onze agitatie zal dus opnieuw de nadruk moeten leggen op de noodzaak om te breken met alle politieke krachten en elementen binnen het FDFC die voor dit rotte akkoord verantwoordelijk zijn en die bereid zijn om compromissen te sluiten met de gewelddadige generaals. We zouden dit tragische voorbeeld moeten gebruiken om nadruk te leggen op de nood aan een onafhankelijke massapartij en aan verantwoordelijke leiders die zonder voorbehoud aan de kant van de revolutionaire strijd van de arbeiders en de onderdrukte massa’s staan. De krachten voor de oprichting van een dergelijke partij kunnen voortkomen uit het proces van verscherping van de politieke differentiatie dat onvermijdelijk zal voortvloeien uit de deze overeenkomst.

    Er is inderdaad geen vreedzaam gezamenlijk bestuur mogelijk tussen de revolutie en de contrarevolutie. De huidige regeling zal niet verhinderen dat de belangen van de miljoenen arbeiders, jongeren, vrouwen en armen die strijden voor een Soedan dat vrij is van dictatuur en armoede, opnieuw in botsing komen met de belangen van de moordende generaals en krijgsheren aan het hoofd van de TMC.

    Trotski’s ‘Lessen van Spanje’ blijven zeer waardevolle lectuur om de nieuwe generaties te informeren over deze belangrijke programmatische vragen. Daarin legde hij uit: “Het woord ‘republikein’ is, net als het woord ‘democraat’, een opzettelijk charlatanisme dat dient om de tegenstrijdigheden tussen de klassen te verdoezelen.” Vervang ‘republikeins’ door ‘burger’, en dat is vandaag nog even relevant als toen. De eis van een burgerregering is altijd gebruikt door lokale burgerlijke krachten en imperialistische machten om te pleiten voor een regering die de voortzetting van het kapitalisme in Soedan verdedigt en hun belangen behartigt.

    Het is echter ook van vitaal belang om het verschillende niveau van bewustzijn van de massa’s rond dergelijke kwesties in de huidige revolutionaire processen in Soedan en Algerije in te schatten. Deze eis wordt anders begrepen door grote delen van de bevolking van beide landen die deze slogan hebben opgenomen. Een groot deel van deze groep kende nooit iets anders dan militair bestuur. Aangezien de nieuwe soevereine raad in Soedan niet eens een volledig burgerlijke façade heeft, is het waarschijnlijk dat de vraag naar “burgerlijk bestuur” een grote weerklank zal hebben en door velen zal worden gezien als een manier om de militaire junta helemaal ten val te brengen. Het is daarom belangrijk om onze eis voor een regering van arbeiders en arme boeren zorgvuldig te verwoorden, waarbij we de vraag naar een burgerregering niet frontaal aanvallen, maar nadruk leggen op de tegengestelde klassenbelangen achter deze slogan.

    Elke pro-kapitalistische coalitieregering, ongeacht haar formele burgerlijke of semi-burgerlijke samenstelling, zal uiterst onstabiel zijn, en zal moeten schipperen tussen de ontwaakte maar niet ongeloste aspiraties van miljoenen Soedanezen, de bescherming van diepgewortelde veiligheids- en militaire apparaten en een catastrofale economische situatie met enorme schulden en een ongebreidelde inflatie. De Britse ambassadeur in Khartoem stelde terecht: “Als de wil van het volk van Soedan niet wordt uitgevoerd, dan denk ik dat we teruggaan naar de volksopstand.” Maar als de Soedanese arbeidersklasse en volksmassa’s de macht niet in eigen handen nemen, zullen delen van de heersende elite in de verleiding komen om de crisis op hun eigen manier op te lossen, door de langdurige periode van instabiliteit te doorbreken met een staatsgreep, of ‘nieuwe 3 juni’s’, mogelijk op een grotere schaal.

    De mogelijkheid voor de heersende klasse om de islamitische kaart te spelen, door de rechtse politieke islam te gebruiken om de revolutionaire beweging te misleiden en de belangen van het kapitaal te beschermen, zoals dat een tijdje het geval was in Tunesië en Egypte, lijkt beperkter. De politieke islam heeft zowel in Soedan als in Algerije aan het kortste eind getrokken. In Soedan zijn de Moslimbroederschappen geen prominente oppositiekracht; zij deelden de macht met al-Bashir vanaf zijn staatsgreep in 1989. Een belangrijk kenmerk van de Soedanese opstand is het openlijke verzet tegen de heerschappij van zowel de militairen als hun fundamentalistische bondgenoten. De Soedanese massa’s hebben slogans geschreeuwd die islamisten ervan beschuldigen verantwoordelijk te zijn voor de tirannie van het regime.

    In Algerije heeft de ervaring van het zwarte decennium de mensen erg achterdochtig gemaakt. De MSP, de Algerijnse tak van de Moslimbroederschap, heeft samengewerkt met het leger en heeft Bouteflika gesteund vanaf het moment dat hij aan de macht kwam in 1999. Het bleef dit regime steunen tot in 2012. De meeste betogers verwerpen pogingen van fundamentalisten om de beweging te net zoals ze zich tegen de generaals verzetten. Betogers in Algerije hebben zelfs enkele islamitische figuren uit hun protesten verdreven.

    Dit wordt nog versterkt door het opmerkelijke feit dat vrouwen vanaf de eerste dag een voortrekkersrol hebben gespeeld in deze massale strijd. Vrouwen hebben een belangrijke rol gespeeld in de revolutionaire geschiedenis van Algerije en vernieuwen deze tradities, waarbij ze hun eigen eisen naar voren brengen en zich actief organiseren in de bredere beweging. In Soedan waren er tijdens de repressie van 3 juni en de dagen daarna verkrachtingen en seksueel geweld tegen vrouwelijke activisten en betogers door veiligheidsagenten en milities bewapend. Het doel was om de revolutionaire geest van vrouwen te breken. De BBC citeerde een betoger die zei: “De [militie] weet dat als ze de vrouwen breekt, ze de revolutie breekt.”

    Het huidige klimaat is momenteel dus niet erg bevorderlijk voor de politieke agenda van de islamitische fundamentalisten. Dat gezegd zijnde, kunnen stagnatie en tegenslagen in het revolutionaire proces, gecombineerd met de frustratie die ze opwekken, in de toekomst een vruchtbaardere bodem creëren voor deze reactionaire krachten. De TMC zelf heeft geprobeerd om Salafistische groepen tegen de oppositie op te zwepen door de laatstgenoemden ervan te beschuldigen dat ze grotendeels gecontroleerd worden door “atheïstische anti-Sharia figuren”. Daarbij komen nog de proactieve contrarevolutionaire manoeuvres en het geld dat uit de Wahhabitische Golfstaten komt.

    Regionale spanningen

    De nieuwe situatie na het verdrijven van Al Bashir in Soedan, kent een context van steeds intensievere internationale machtsstrijd om invloed in de regio. De rivaliteit tussen Saoedi-Arabië en de VAE enerzijds en Qatar, Turkije en Iran anderzijds, heeft zich in de Hoorn van Afrika verspreid. Soedan is een belangrijk slagveld van deze rivaliteit.

    Tussen 2000 en 2017 hebben de Golfstaten 13 miljard dollar geïnvesteerd in de Hoorn van Afrika, voornamelijk in Soedan en Ethiopië. Afgelopen december kwamen vertegenwoordigers van Djibouti, Soedan en Somalië in Riyad bijeen om de oprichting van een nieuwe Rode Zee-veiligheidsalliantie te bespreken. De VAE heeft sinds 2015 een militaire basis in Eritrea en bouwt een nieuwe in Somaliland. Het Saoedische regime is van plan er ook een te bouwen in Djibouti.

    Turkije heeft in de regio een stap vooruit gezet door nauwe betrekkingen met de Somalische regering aan te knopen, een militaire faciliteit op te zetten en contracten te sluiten met Turkse bedrijven die nu de havens en luchthavens van de Somalische hoofdstad beheren. Het Turkse regime sloot in 2017 verschillende handels- en militaire overeenkomsten met het regime van al Bashir, met name een overeenkomst voor de overdracht aan de Turkse staat van het Soedanese Suakin-eiland, in een poging om militaire voet aan de Rode Zee te krijgen.

    De omverwerping van al Bashir heeft een nieuwe situatie gecreëerd, waardoor de kaarten enigszins kunnen worden herschikt. De Saoedische as heeft Turkije voorbij gestoken en heeft de overmacht over de huidige militaire heersers in Khartoem. De hoofden van de Militaire Raad hebben verklaard dat Suakin-eiland een “onafscheidelijk deel” van Soedan is en hebben beloofd het Saoedische regime te steunen tegen alle bedreigingen vanuit Iran en Soedanese troepen naar Jemen te blijven sturen om de Saoediërs te helpen in hun oorlog tegen de Houthi’s.

    De Saoedi-VAE-coalitie heeft de Soedanese soldaten gebruikt om de oorlog tegen Jemen uit te besteden, waardoor het aantal Saoedische doden is afgenomen en de interne onenigheid is afgenomen. Het feit dat de Soedanese massa’s in het kader van hun revolutionaire strijd de vraag om Soedanese troepen uit het Jemenitische slagveld te halen in de context van hun revolutionaire strijd duidelijk hebben opgevoerd, toont echter hoezeer massale actie van de arbeidersklasse in één land de reactionaire tendensen in de regio kan helpen omkeren. Hoe dat kan worden volgehouden, hangt natuurlijk uiteindelijk af van het programma en de leiding van deze strijd. Het lijdt echter geen twijfel dat de voortzetting van de oorlog in Jemen en het sturen van arme Soedanezen als kanonnenvoer voor de belangen van de Saoedische elite de revolutionaire woede tegen het ‘nieuwe’ regime in Khartoem zal voeden.

    Nationale kwestie

    Zoals wij steeds opgemerkt hebben, moeten we voorzichtig zijn met de termen “Arabische Lente” en “Arabische revolutie”. Dit geldt des te meer als het gaat om de revolutionaire bewegingen in Algerije en Soedan, landen waar belangrijke minderheden van de bevolking niet Arabisch zijn en waar gevoelige nationale kwesties bestaan. Een marxistisch programma om de nationale kwestie op te lossen, waarbij de strijd tegen de nationale onderdrukking wordt gekoppeld aan een klassenprogramma, is van cruciaal belang als antwoord op de pogingen van de heersende klasse om de nationale verdeeldheid uit te buiten en te verdiepen.

    Soedan is nooit een geïntegreerde natie geweest. Zoals de meeste Afrikaanse landen is het een vergiftigd geschenk dat is geërfd werd van het verdeel-en-heersbeleid van het westerse imperialisme. De 43 miljoen inwoners van het huidige grondgebied van Soedan bestaan voor 70% uit Arabieren en voor 30% uit gearabiseerde etnische groepen van Beja, Kopten, Nubiërs en andere volkeren. Er zijn ook bijna 600 stammen in Soedan, die meer dan 400 dialecten en talen spreken. Ras- en stammenverschillen, met name tussen etnische Arabieren die langs de Nijl leven, en Afrikanen met een donkerdere huidskleur die een meerderheid vormen in de perifere regio’s, zijn door het regime van Al Bashir ten volle uitgebuit om zijn macht te versterken.

    Toen al Bashir in februari probeerde de aanhoudende protesten te richten tegen vermeende terroristische studenten uit Darfoer, werd deze tactiek op spectaculaire wijze terzijde geschoven. Veel betogers riepen de slogan “O, arrogante racist, we zijn allemaal Darfoer”. Dit benadrukt een van de unieke kenmerken van deze beweging in vergelijking met eerdere revolutionaire bewegingen in Soedan: het geografisch overkoepelende karakter. De revoluties van 1964 en 1985 beperkten zich vooral tot de hoofdstad en de stedelijke steden in het noorden, met een scherpe kloof tussen het centrum en de periferie; deze keer is het echt een “nationale” beweging, die alle hoeken van het land organisch omvat en de werkende mensen en armen verenigt in actie, ongeacht hun etnische achtergrond.

    Als de revolutionaire strijd evenwel niet met succes wordt voortgestuwd en uiteindelijk niet leidt tot een fundamentele verandering van de samenleving langs socialistische lijnen, een verandering die het zelfbeschikkingsrecht van alle onderdrukte nationaliteiten (zoals de Nuba en Darfuri volkeren) met zich meebrengt, kunnen de al lang bestaande scheidslijnen weer opduiken, met inbegrip van het gevaar van etnische oorlogsvoering.

    In Algerije vond de spectaculaire uitbarsting van de massa’s ook plaats op een uitgebreide geografische schaal, met een sterke beweging in de 48 “wilayas” (departementen) van het land. De beweging staat in het bijzonder sterk in de regio Kabylië, waar economische en sociale grieven worden vermengd met een sterke Amazigh (Berber) identiteit die is ontstaan door tientallen jaren van pogingen van het Algerijnse regime om de taal- en culturele rechten van de Amazigh-minderheid te onderdrukken door het opleggen van een arabiseringsbeleid in combinatie met economische marginalisering. De erkenning van de Amazigh taal als nationale en officiële taal is een recente ontwikkeling (2016), die alleen onder enorme druk van de massa’s gebeurde.

    De mogelijkheid dat deze kwestie opnieuw oplaait, deels opgewekt door de chauvinistische, verdeel-en-regelmatige provocaties van de militaire kliek in Algiers, bleek recent met de aanvallen van de stafchef van het leger, Gaïd Salah, op de prominente aanwezigheid van de Amazigh-vlag bij straatdemonstraties. Nadat hij op 19 juni aankondigde dat alleen nationale vlaggen waren toegestaan, werden tientallen betogers met Amazigh-vlaggen door de politie gearresteerd.

    Het Algerijnse regime heeft door de jaren heen geprobeerd om zich een ‘progressief’ imago aan te meten. Zo steunt het in woorden de zaak van het Saharawi en Palestijnse volk en heeft het de buitenlandse interventies in Libië, Syrië en Jemen op een voorzichtige manier benaderd. Zij heeft ook geweigerd om doorgangscentra voor vluchtelingen in het land op te richten. Dit is echter slechts één kant van de medaille. Algerije is nog geen complete lakei van het imperialisme geworden, maar het land heeft zich op vele fronten aangesloten bij het imperialisme. Het regime heeft een “uitzonderlijk partnerschap” gesloten met het Franse imperialisme, met wie het heeft samengewerkt in zijn militaire interventie in Mali. In februari heeft het Algerijnse leger in Burkina Faso en vervolgens in Mauritanië deelgenomen aan grootschalige militaire manoeuvres onder toezicht van Africom. Deze tegenstrijdigheden in het buitenlands beleid van een regime dat van oudsher gericht is op de zogenaamde “niet-gebondenheid ” kunnen in de komende periode alleen maar groter worden, een periode van verhoogde inter-imperialistische competitie in de regio en een massale politieke bewustwording in eigen land.

    Soortgelijke tegenstrijdigheden bestaan nog steeds in de Algerijnse economie. De energie- en mijnbouwsector blijft grotendeels in handen van de staat, tot ontzetting van de neoliberale vleugel van het regime en van westerse bedrijven die de hervormingen van de vrije markt willen versnellen. In de afgelopen jaren heeft de Algerijnse regering een groot deel van de beloofde liberalisering van de economie tegengehouden, de privatisering van de staatsbedrijven een halt toegeroepen en de “investeringswet” gehandhaafd, die bepaalt dat nationale bedrijven die met buitenlandse partners samenwerken een meerderheid van de aandelen moeten bezitten. Deze kwesties zullen de spanningen tussen concurrerende groeperingen van de heersende klasse blijven aanwakkeren, vooral in de context van een meer assertieve arbeidersbeweging en van het verdwijnen van de belangrijkste politieke figuur die als “scheidsrechter” optrad.

    Democratische rechten en strijd voor socialisme

    In de voetsporen van de bonapartistische tradities van Algerije probeert generaal Ahmed Gaïd Salah zich voor te doen als de nieuwe voorzienende man. In een poging om de bevolking te overtuigen, gooit hij enkele van de belangrijkste oligarchen en Bouteflika-vrienden in de gevangenis en lanceert hij anti-corruptie campagnes. Om zijn gezag te doen gelden, baseert hij zich op de toepassing van artikel 102 van de grondwet, dat de president opoffert, maar de huidige sterk presidentiële grondwet, de regering, de constitutionele raad, de twee Kamers van het Parlement en alle instellingen van het oude regime handhaaft.

    De presidentsverkiezingen die oorspronkelijk gepland waren voor 4 juli werden geannuleerd als gevolg van de massale verwerping ervan in de straten en omdat steeds meer burgemeesters en magistraten, onder druk van onderaf, aankondigden dat ze weigerden deze te organiseren. In een dergelijke context wordt de oproep tot vrije verkiezingen voor een nationale revolutionaire constitutionele vergadering, onder toezicht van lokale comités in alle gemeenschappen, om het democratische en ongestoorde karakter van de stemming te waarborgen, van bijzonder belang.

    Nu de massa’s uit het autoritaire bewind komen, moeten marxisten het nodige belang hechten aan de verdediging van en de strijd voor democratische rechten, zoals de vrijheid van vergadering, de persvrijheid, het recht om zich te organiseren en het stakingsrecht, de vrijlating van politieke gevangenen, enz. Deze moeten natuurlijk niet op zichzelf staan, maar deel uitmaken van een alomvattend programma voor socialistische verandering. Verder moeten we benadrukken dat de arbeidersklasse en het revolutionaire volk alleen vertrouwen kunnen hebben in hun eigen krachten om deze rechten te veroveren en te behouden. Het is bijvoorbeeld de massale strijd in Algerije die de herovering van het recht om te betogen in het hele land mogelijk heeft gemaakt, onder meer in de hoofdstad Algiers waar het sinds 2001 door het regime verboden was.

    De PST (Socialistische Arbeiderspartij) in Algerije, onderdeel van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale (VSVI), pleit voor een “voorlopige regering om de nationale soevereiniteit te verdedigen.” De Soedanese Communistische Partij pleit voor een “democratische en door burgers geleide overgangsautoriteit.” Deze slogans suggereren dat een stabiele democratische fase mogelijk is zonder het kapitalisme omver te werpen; ze schetsen niet de klasseninhoud van de regering waar de revolutionaire massa’s voor moeten strijden. Dit zijn beide varianten van de oude mensjewistische theorie, die later door de stalinisten werd overgenomen, volgens welke de democratische en socialistische fasen van de revolutie twee duidelijk onafhankelijke historische hoofdstukken zijn, die de gevaarlijke illusie voeden dat een levensvatbare vorm van een democratisch regime dat gunstig is voor de massa’s kan worden verkregen zonder de burgerlijke eigendomsverhoudingen in twijfel te trekken.

    In de praktijk heeft deze theorie de weg vrijgemaakt voor verraderlijke politieke allianties en samenwerkingen met pro-kapitalistische vijanden, die zich een progressief imago aanmeten om de massa’s beter voor de gek te houden en hun strijd te stoppen. Dit beleid heeft onherroepelijk geleid tot catastrofale nederlagen voor de arbeidersklasse in revoluties, van China in 1925-27 tot Iran in de jaren tachtig. Zij vormen een centraal onderdeel van de verklaring voor de zwakke staat van links in grote delen van het Midden-Oosten en Afrika.

    De Soedanese Communistische Partij (SCP), die ooit als een van de grootste communistische partijen op het continent een enorme politieke invloed had, werd historisch gedecimeerd als gevolg van deze rampzalige “fasenpolitiek”, waarbij consequent werd afgestapt van wat werd voorgesteld als de “progressieve” delen van de nationale burgerij, in plaats van een onafhankelijke klassenpolitiek te voeren om de massa’s achter de socialistische doelen te verenigen.

    De huidige leiders van de SCP lijken helaas geen lessen te hebben getrokken uit hun eigen geschiedenis. In een verklaring begin juni, gaf de partij openlijk toe dat het “zich aan de wensen van een meerderheid van zijn partners bij FDFC moest onderwerpen en om met TMC te gaan samenzitten om te discussiëren over de voorwaarden van een machtsoverdracht. Voor ons was een dergelijke drastische verandering van standpunt kostbaar in termen van het voldoen aan de aspiraties van miljoenen van onze mensen voor echte verandering. We moesten hiervoor ingaan tegen de duidelijke en luide ontevredenheid van sommige van onze trouwe leden, vrienden en sympathisanten. Omdat we echter gebonden waren door de voorwaarden en regels van het FDFC, kozen we ervoor om pragmatisch te werk te gaan en een standpunt in te nemen dat de eenheid van de oppositie onder de leiding van de FDFC waarborgt.”

    Dezelfde logica lag ten grondslag aan de slogan voor een “regering van nationale bevoegdheden”, waarvoor het Volksfront in Tunesië in 2013 campagne voerde. Het eindigde met een programmatische overeenkomst tussen het Volksfront en ‘Nidaa Tounes’, de belangrijkste politieke partij die het oude dictatoriale regime vertegenwoordigde, onder het voorwendsel van het bouwen aan een ‘burgerfront’ tegen de rechtse islamisten van Ennahda. Het Volksfront is nooit echt hersteld van dat verschrikkelijke verraad en heeft een enorme revolutionaire kans gemist die in de zomer van dat jaar objectief de kwestie van de arbeidersmacht in Tunesië aan de orde stelde.

    Om alle overwinningen die in de massale revolutionaire strijd zijn behaald veilig te stellen en de basis te leggen voor het einde van de huidige ellende, crisis, uitbuiting en onderdrukking, is een socialistische transformatie van de samenleving nodig. Trotski legde in de theorie van de permanente revolutie uit hoe alle taken van de burgerlijk-democratische revolutie – de nationale kwestie, land, democratische rechten, “modernisering” – verbonden zijn met de strijd tegen het kapitalisme en imperialisme.

    Terwijl de prachtige revolutionaire opstanden in Algerije en Soedan opnieuw de revolutionaire heldhaftigheid hebben laten zien waartoe arbeiders, vrouwen en jongeren in staat zijn, zijn de leiders van de huidige politieke krachten van georganiseerde links helaas niet opgewassen tegen de historische taken die deze bewegingen met zich meebrengen. Dit onderstreept alleen maar het belang voor het CWI om haar inspanningen op te voeren om de opbouw van revolutionaire marxistische krachten in deze landen en in de hele regio te ondersteunen.

  • Algerije en Soedan: revolutie doorzetten met algemene stakingen

    Na buitengewone massamobilisaties werden de dictators Bouteflika in Algerije op 4 april en Al Bashir in Soedan op 11 april omvergeworpen. Een echte democratie komt echter niet tot stand door simpelweg de top van de machtspiramide te vervangen. In beide landen probeert de heersende elite op alle mogelijke manieren de controle in handen te houden. Dit doet denken aan wat er gebeurde na de val van de dictators Ben Ali en Moebarak in Tunesië en Egypte in 2011.

    Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’ (geschreven eind mei)

    Leger staat niet boven het gewoel

    In Algerije begonnen de massamobilisaties tegen het vijfde mandaat van Bouteflika op 22 februari. De druk van de straat hield onverminderd stand. Het leger gaf er daarom de voorkeur aan om de president los te laten: hij nam op 2 april ontslag. De stafchef van het leger, generaal Ahmed Gaïd Salah, probeerde zich voor te stellen als de natuurlijke bondgenoot van de beweging terwijl hij uiteraard een militaire topman is uit de kaste van bevoorrechte officieren die nauw verbonden zijn met alle misdaden van het regime. Generaal Salah was gedurende 15 jaar een onvermoeibare aanhanger van Bouteflika. Zijn erg relatieve geloofwaardigheid is als sneeuw voor de zon gesmolten toen het leger de eisen van de straat niet eens in overweging nam. Het waren eenvoudige eisen: uitstel van de presidentsverkiezingen (die voor 4 juli voorzien zijn) en het vertrek van de figuren van het ‘politieke systeem’.

    Interim-staatshoofd Abdelkader Bensalah en premier Noureddine Bedoui bleven erg stil over de gebeurtenissen. Salah daarentegen verklaarde: “Het houden van presidentsverkiezingen is nodig om een grondwettelijk vacuüm te voorkomen.” En nog: “De eis van het collectief vertrek van alle staatslieden, onder het voorwendsel dat ze symbolen van het regime zijn, is een onredelijke en zelfs gevaarlijke en kwaadaardige eis die tot doel heeft om alle staatsinstellingen van hun verantwoordelijken te ontdoen.”

    Verkiezingen zijn voor het establishment momenteel de enige manier om de greep op de macht te behouden. Op het ogenblik van schrijven had nog geen enkel zwaargewicht zijn kandidatuur gesteld. De verkiezingen worden door brede lagen van de bevolking als een rookgordijn gezien. Het verzet op straat houdt ondertussen aan.

    Ook in Soedan zorgde een massabeweging voor het verdwijnen van een dictator. Omar Al-Bashir kwam in 1989 aan de macht. De legerleiding liet hem vallen in de hoop de massabeweging die sinds december 2018 bezig is te bedaren. Op 11 april werd hij door een staatsgreep van generaals omvergeworpen en kwam er een Militaire Overgangsraad (TMC) aan de macht. De mobilisaties gingen echter door en de betogers eisten dat de macht zou overgedragen worden aan de bevolking. De centrale slogan daarbij is: “Alle macht aan de bevolking. De militairen moeten weg, anders volgt een algemene staking.”

    Er zijn onderhandelingen om de overgang te organiseren. Deze onderhandelingen gebeuren tussen het TMC en vertegenwoordigers van de beweging die deel uitmaken van de brede coalitie ‘Krachten voor vrijheid en Verandering’ (Forces for Freedom and Change, FCC). Binnen die coalitie speelt de Soedanese Beroepsvereniging (SPA) een prominente rol.

    Het afzetten van Bashir was niet het resultaat van onderhandelingen met het establishment. Het werd bekomen door de kracht van massamobilisatie! Op 14 mei kondigden de legerleiders een akkoord met de oppositie aan: er zou een overgangsperiode van drie jaar komen waarna een burgerregering de macht overneemt. Terwijl de SPA-leiders met de legertop onderhandelden, liet die laatste op betogers schieten. Op 14 en 15 mei vielen daarbij meer dan 10 doden.

    Door zich volledig te focussen op onderhandelingen met de legerleiding, worden niet alleen illusies gecreëerd maar krijgen de contrarevolutionaire krachten tijd en ruimte om zich te reorganiseren. Zowel in Soedan als in Algerije ligt de hoop in de organisatie van de massa’s rond algemene stakingsacties.

    Algemene staking als instrument voor verandering

    In beide landen wordt over de kwestie van een algemene staking gediscussieerd. In Soedan is de kans wellicht het grootst dat er effectief stappen in die richting worden gezet. Eind mei dreigde de SPA om een algemene staking uit te roepen als de onderhandelingen geen machtsoverdracht door het leger opleverden. In maart riep de SPA reeds op tot een algemene staking. Toen leek dit het regime amper te raken en was er een scherpe repressie tegen de SPA. Vandaag ligt de situatie evenwel anders.

    Om zijn positie te consolideren, had het regime jarenlang een greep uitgebouwd op de vakbonden. De omverwerping van de dictator zorgt voor de ontwikkeling van een hele reeks nieuwe vakbonden, terwijl in de oude vakbonden die dicht bij de macht stonden werkenden ervoor opkomen om alle medestanders van het oude regime af te zetten en hun organisaties zelf te heroveren. Een gelijkaardige strijd, maar tot hiertoe minder intensief gevoerd, vindt plaats in de Algerijnse vakbondsfederatie UGTA waarvan de leiding openlijk steun gaf aan Bouteflika.

    Helaas schipperen de leiders van de SPA tussen de druk van de straat, waar het vertrek van de Militaire Overgangsraad wordt geëist, en de eigen illusies over een zachte landing in samenspraak met het oude dictatoriale regime waarbij de generaals tot een compromis bereid zouden zijn. Dat is waarom de SPA zich probeerde te beperken tot de dreiging van een algemene staking. Maar ondertussen creërde die dreiging enthousiasme en ontwikkelde een dynamiek die aan de controle van de leiding ontsnapte.

    Zoals de gebeurtenissen na de val van Ben Ali in Tunesië en Moebarak in Egypte aantoonden, volstaat het niet om een burgerregering te vestigen. Dat zorgt niet meteen voor verandering in de situatie van de massa’s. Het biedt evenmin garanties om een terugkeer van een militaire dictatuur te vermijden. Kijk maar naar Egypte na de staatsgreep door Al Sisi. Het houden van werkelijk vrije en democratische verkiezingen zou uiteraard een grote stap vooruit zijn, maar onvoldoende om alle democratische eisen van de beweging in zowel Algerije als Soedan te bewerkstelligen. Om die eisen te realiseren, moet buiten de enge grenzen van het kapitalisme gekeken worden.

    In Soedan zijn er in de wijken ‘verzetscomités’ opgezet. In een recente verklaring van de SPA werd opgeroepen om ze om te vormen tot ‘comités van verzet en verandering’. Dit betekent dat deze comités niet alleen actief zijn in het verzet tegen het oude regime, maar ook in de ‘verandering’, dat wil zeggen de opbouw van een nieuwe staat met democratische fundamenten. Er zijn reeds voorbeelden van dergelijke comités die het beheer van de lokale aangelegenheden hebben opgenomen.

    Een algemene staking zou dit proces versterken. Door het platleggen van de economie tijdens een algemene staking tonen de werkenden hun kracht en worden ze zich daar ook van bewust: zonder hen, draait er niets. Waarom dan de zaken niet zelf in handen nemen en de economie nieuw leven inblazen gericht op de noden van de werkenden en armen, onder hun controle en beheer?

    Strijdcomités moeten gezien worden als een instrument om de massa’s te organiseren zodat ze de samenleving kunnen veranderen, met de stelselmatige verkiezing van vertegenwoordigers die permanent afzetbaar zijn door diegenen die hen verkozen. De gebeurtenissen van 2011 toonden het al voldoende aan: een dergelijke verandering in Soedan bijvoorbeeld, zou meteen een internationale impact hebben, in het bijzonder in Algerije maar ook ver daarbuiten.

    Als deze comités op alle niveaus gecoördineerd worden, hebben ze het potentieel om de basis te vormen voor een onafhankelijke revolutionaire regering die samengesteld is uit de directe vertegenwoordigers van de werkenden en arme massa’s. Door een revolutionaire grondwetgevende vergadering bijeen te roepen, zou het mogelijk zijn om voor eens en altijd een einde te maken aan het huidige regime en om ervoor te zorgen dat de rijkdommen van het land gebruikt worden in het kader van een democratische planning van de economie. Dat is waar onze Soedanese zusterorganisatie, Socialistisch Alternatief, voor opkomt.

  • Soedan: contrarevolutie steekt zijn lelijke kop op

    Analyse door Serge Jordan, Committee for a Workers’ International (de internationale organisatie waarvan LSP/PSL de Belgische afdeling is)

    Op maandag 3 juni, voor zonsopgang, hebben het militaire regime en zijn misdadigers een aanval ingezet op de sit-in, die sinds 6 april buiten het militaire hoofdkwartier in de Soedanese hoofdstad Khartoem plaatsvond en die het middelpunt vormde van de voortdurende opstand die de dictatoriale president Omar al-Bashir ten val bracht.

    Deze contrarevolutionaire actie werd uitgevoerd door veiligheidstroepen en een reeks reactionaire milities, in het bijzonder de zogenaamde ‘Rapid Support Forces’ (RSF). Deze gewelddadige paramilitaire troepen werden in 2013 officieel opgericht om de praetoriaanse garde van al-Bashir te worden. Het zijn nakomelingen van de inheemse Janjaweed-militie, die een beruchte reputatie heeft opgebouwd met massamoorden, verkrachtingen, plunderingen en talloze andere wreedheden tijdens de oorlog in Darfoer, meer dan tien jaar geleden.

    De RSF-milities voerden deze methoden rechtstreeks in het hart van de hoofdstad in en gingen op een moorddadige plundertocht door de stad. Ze staken de tenten bij de sit-in in brand, verkrachtten vrouwen, scheerden de hoofden van demonstranten, geselden ze met zwepen, ze volgden ongewapende burgers op straat om ze af te ranselen en te beroven, ze schoten met scherp op ziekenhuizen, ze plunderden winkels, … Er was soortgelijk geweld, maar dan op kleinere schaal, in Port Sudan, Sinar, Atbara en vele andere plaatsen. Videobeelden op sociale media getuigen van aanhoudend geweld door de RSF-milities in Khartoem en andere steden.

    Het Soedanese artsencomité schat het voorlopige dodental op meer dan honderd, bovenop de vele honderden gewonden. Waarschijnlijk is het werkelijke aantal doden door het bloedige optreden van maandag veel hoger. Een geloofwaardige bron met connecties met het veiligheidsapparaat meldde aan een Soedanese journalist dat “sommigen werden doodgeslagen en in de Nijl gegooid, sommigen meerdere malen werden neergeschoten en in de Nijl gegooid en anderen werden machetes in stukken gehakt en in de Nijl gegooid. Het was een bloedbad.” Sinds maandag zijn er ongeveer 40 lijken uit de rivier gehaald.

    Angst voor revolutie

    Door middel van deze barbaarse repressie heeft de militaire junta, die zich na de val van al-Bashir de macht heeft toegeëigend, getracht terreur onder de massa’s te zaaien en een zware slag toe te brengen aan de revolutionaire strijd die het land sinds december 2018 schokt. Het gebruik van verkrachting is er bijvoorbeeld op gericht de geest van verzet van de vele Soedanese vrouwen te breken nadat ze steevast vooraan stonden in revolutionaire mobilisaties en een sleutelrol hebben speelden bij het trotseren van de vernederingen door het oude regime.

    Voor de repressie van maandag bezochten het hoofd van de zogenaamde ‘Transitional Military Council’ (TMC), generaal Abdel Fattah al-Burhan, en zijn plaatsvervangend generaal Mohamed Hamdan Dagalo, leider van de RSF, Caïro, Riyadh en Abu Dhabi. Vermoedelijk om groen licht, hulp en advies te krijgen van al-Sisi, de slachter van de Egyptische revolutie, en van de reactionaire vorsten in de Golf, de belangrijkste regionale steunpilaren van het TMC, voor de moorddadige aanval van maandag. Allemaal dromen ze van het herstel van een meedogenloze dictatuur in Khartoem die de Soedanese revolutie bloedig kan stoppen en meteen de revolutionaire verleidingen in hun eigen achtertuin kan tegengaan. Bovendien willen ze dat het Soedanese regime kanonnenvoer blijft leveren voor hun oorlog in Jemen.

    De timing van deze dramatische gebeurtenissen is inderdaad niet toevallig. De inspirerende revolutionaire strijd van de Soedanese massa’s bereikte vorige week een nieuwe dimensie met een stevige tweedaagse algemene staking die het land volledig tot stilstand bracht. Het succes van die staking, die de enorme potentiële macht van de arbeidersklasse liet zien, maakte de generaals en de bezittende klassen in de regio duidelijk bang. De revolutie heeft onder andere een nieuwe impuls gegeven aan onafhankelijke activiteiten van de arbeidersklasse, met de wederopbouw van onafhankelijke vakbonden die ooit door het regime van al-Bashir werden vernietigd. Werkenden begonnen te tonen dat ze een ernstige sociale kracht zijn om rekening mee te houden en dat ze het fundament waarop de politieke en economische macht van de junta is gebouwd, kunnen bedreigen.

    Helaas was er een gebrek aan vastberaden leiderschap over wat moest volgen na de twee dagen van algemene staking, die de macht van de generaals deed wankelen. Onmiddellijk na het einde van de algemene staking gingen de militaire heersers over tot een tegenoffensief om de meest dynamische en iconische uitdrukking van de revolutie aan te vallen. De TMC-leiders verklaarden dat de sit-in een bedreiging was voor “de veiligheid van het land” en bijgevolg moest stoppen. De pro-regeringsmedia gingen draaiden overuren om de vreedzame sit-in af te beelden als een nest losbandige drugssmokkelaars en kleine bandieten. Dit was een poging om de repressie ervan en het komende bloedbad te rechtvaardigen.

    De overblijfselen van het oude regime en hun internationale geldschieters hebben hun activiteiten zorgvuldig gepland. De kantoren van Al Jazeera in Khartoem werden op 31 mei gesloten en de journalisten van Al Jazeera mochten geen verslag uitbrengen uit Soedan. Om verdere berichtgeving te beperken, werd het internet op maandag in het hele land gesloten – en sindsdien is het niet meer hersteld. Regelmatige legereenheden werden naar hun kazerne gestuurd en velen van hen werden van hun wapens ontdaan, zodat ze het vuile werk van de huurlingen van de RSF niet konden hinderen. Later werden er scènes gemeld van soldaten die hulpeloos snikten terwijl het bloedbad zich aan het ontvouwen was.

    Dit staat in tegenstelling tot de krokodillentranen van de westerse regeringen, tranen die hun onthutsende hypocrisie niet kunnen goedmaken. De EU heeft in de loop der jaren miljoenen in de RSF gepompt om de migratie van Soedan naar Europa te beteugelen. Het Witte Huis en veel Europese regeringen hebben het Saoedische regime gesteund en voorzien van de wapens die gebruikt werden om demonstranten en andere onschuldige burgers in de straten van Soedan neer te schieten.

    Geen onderhandelingen meer met bloeddorstige generaals…

    We moeten alle politieke lessen trekken uit wat gebeurd is om ervoor te zorgen dat het bloed van de martelaren van 3 juni en de daaropvolgende dagen niet tevergeefs is gevloeid. Voor dit bloedbad hebben het CWI en zijn aanhangers in Soedan reeds consistent gepleit tegen de illusie van een compromis met de generaals van het oude regime, die de macht met geweld grepen om de revolutionaire golf te stoppen.

    Een verklaring van Socialistische Alternatief Soedan op 23 mei legde uit: “Waarom zou een revolutie die met bloed, zweet en tranen een einde maakte aan het bewind van Al Bashir, uiteindelijk onderhandelen over een machtsdeling met een deel van het onderdrukkende apparaat dat zijn heerschappij zo lang heeft beschermd en ervan geprofiteerd? De militaire machthebbers zijn op geen enkele manier van plan om de macht af te staan. Ze zullen het toneel niet verlaten, tenzij ze daartoe gedwongen worden door de kracht van de massale revolutionaire actie – de enige taal die ze begrijpen.”

    Begin april was de eerste reactie van de demonstranten op de aankondiging van de oprichting van het TMC de slogan: “De revolutie is net begonnen.” Daaruit bleek dat veel mensen niet bereid waren om in de valkuil van de daders van de militaire staatsgreep te lopen. Helaas was dit niet zozeer het geval voor de leiders die namens hen het woord voerden, georganiseerd in de Forces for the Declaration of Freedom and Change (FDFC), die ermee instemden te onderhandelen met de generaals van Al Bashir.

    De FDFC is een brede alliantie van de oppositie. In die alliantie speelt de Soedanese Beroepsvereniging (SPA, een netwerk van beroepsverenigingen dat een grote autoriteit heeft onder arbeiders en activisten voor zijn organiserende rol in de beweging) een grote rol. Maar er zitten ook rechtse oppositiepartijen in, partijen die ingebed zijn in de burgerlijke Soedanese elite, zoals de Nationale Umma-partij en de Soedanese Congrespartij.

    Deze laatste partijen hebben een lange erfenis van toegevingen aan het regime van Al-Bashir; ze hadden nooit vertrouwen in de massabeweging, maar wilden er wel gebruik van maken om toegang te krijgen tot een lucratieve carrière in een toekomstige kapitalistische regering. De leiders van de Umma-partij hebben de oproep tot de algemene staking van vorige week openlijk afgewezen. Nu steunen ze het recentste politieke manoeuvre van TMC: de aankondiging van verkiezingen binnen negen maanden. Verkiezingen onder de huidige omstandigheden, met de militaire en veiligheidskliek die alles onder controle houdt, zouden uiteraard niet meer zijn dan een autoritaire maskerade.

    Door pragmatisch te proberen de eenheid van de oppositie onder leiding van de FDFC te waarborgen, hebben de leiders van de SPA zich ten onrechte verbonden aan een doodlopende strategie. Ze hebben geprobeerd de eisen van de revolutionaire beweging te verzoenen met de cynische ambities van de contrarevolutionaire militaire leiders. Alle aanhangers van de SPA moeten eisen dat de SPA nu de banden verbreekt met al die pro-kapitalistische krachten en leiders die op de kap van de revolutionaire beweging een akkoord willen sluiten met de militaire slachters.

    De FDFC-onderhandelaars dachten dat ze de corrupte en wrede junta konden sussen en hen ervan overtuigen om een “redelijker” standpunt in te nemen door de macht te delen in een hybride soevereine instantie, bestaande uit militaire en civiele vertegenwoordigers. Verscheidene weken werden verspild in vruchteloze onderhandelingen met de TMC. Deze onderhandelingen zorgen voor verwarring in de beweging werpen en waren verontrustend voor vele activisten. Zoals veel demonstranten zich duidelijk bewust waren, zaten de generaals niet aan de onderhandelingstafel om hun macht ruimhartig op te geven, maar om tijd te winnen, de oppositie voor de gek te houden met vage beloften en te wachten op de juiste gelegenheid om hun toevlucht te nemen tot geweld tegen de massa’s op de straat.

    Woensdag hield Generaal Burhan een televisietoespraak waarin hij zei dat de TMC bereid was om de onderhandelingen te hervatten. Deze oproep werd gedaan toen zijn handlangers op straat schoten, sloegen en moorden, en uren voordat de veiligheidstroepen een prominente politicus van de oppositie, Yasir Arman, leider van de Soedanese Volksbevrijdingsbeweging Noord (SPLMN), arresteerden. De woordvoerders van de FDFC hebben terecht verklaard dat ze alle politieke contacten met de Militaire Raad zouden stopzetten en de onderhandelingen zouden opschorten omdat ze van mening zijn dat “de junta niet langer in aanmerking komt om met het Soedanese volk te onderhandelen.” Maar dat was het nooit eerder! Vanaf het prille begin was de TMC niets anders dan het zenuwcentrum van de contrarevolutie, bestaande uit beruchte corrupte oorlogsmisdadigers en oude regeringsaanhangers, die een revolutie probeerden te kapen die een directe bedreiging vormde voor hun wrede heerschappij en hun uitbuitingssysteem. Vanuit hun standpunt was het aftreden van Al-Bashir en andere topfunctionarissen slechts een middel om de essentiële fundamenten van de oude staatsmachine te behouden en hun eigen posities te beschermen, posities waaruit zij belangrijke privileges en economische rijkdom putten.

    Heldhaftig verzet

    Ondanks de omvang van het geweld van het regime, toonden de demonstranten die maandag verjaagd werden van hun actie voor het ministerie van Defensie een enorme heldhaftigheid. Ze bleven demonstreren en wierpen barricades op in de straten van Khartoem en de naburige stad Omdurman. In wijken in de hele hoofdstad stroomden mensen de straten op om te protesteren tegen de acties van de junta. Ze barricadeerden de straten met bakstenen, verbranden banden en blokkeerden bruggen. Op dinsdag verschenen er video’s op sociale media met beelden van bewoners die de Eid al-Fitr gebeden achter hun barricades uitvoerden.

    Volgens een CWI-aanhanger die in Khartoem woont, hebben de demonstranten vanaf woensdag 5 juni de meeste wegen in de stad gebarricadeerd, hoewel sommige barricaden sindsdien met geweld zijn verwijderd. Boze jongeren verzetten zich regelmatig in hevige straatgevechten tegen RSF-patrouilles die rondzwerven en mensen terroriseren. Er weerklinken nog steeds geweerschoten en er vinden nog meer moorden plaats. Op dinsdagavond probeerden de veiligheidstroepen de sit-in van Port Sudan voor de 101ste infanteriedivisie uit elkaar te kloppen, maar dat lukte niet. Ondertussen gingen arbeiders van Port Sudan in staking en werd de burgerlijke ongehoorzaamheid doorgezet. De demonstranten sloten de meeste hoofdwegen en een aantal buurten af met wegversperringen en bandenvuur.

    Op dinsdag, woensdag en donderdag waren er kwade marsen, massale demonstraties en wegblokkades in verschillende delen van het land toen het nieuws van het bloedbad in Khartoem bekend raakte. Woensdag waren er massale demonstraties in Zalingei in Centraal Darfoer, El Geneina in West-Darfoer en Nyala in Zuid-Darfoer. Demonstranten trotseerden traangas en er werd met scherp geschoten. Ze riepen slogans voor de val van de militaire junta.

    Delen van de arbeidersklasse hebben uit protest tegen de acties van de militaire junta het werk neergelegd. Het gaat onder meer om de arbeiders van de olievelden in West-Kordofan. Afgelopen maandag waren de interne en externe vluchten op de internationale luchthaven van Khartoem gestopt, terwijl de Soedanese pilotenvereniging aankondigde unaniem voorstander was van burgerlijke ongehoorzaamheid zou en alle vluchten zou stoppen. Milities van het regime dwongen de werkenden onder bedreiging van hun leven om terug aan de slag te gaan. Luchthavenpersoneel werd thuis bezocht om onder bedreiging met geweren aan de slag te gaan. Een man die dit weigerde, werd voor de ogen van zijn familie doodgeschoten.

    De dreiging van een dergelijke brute contrarevolutie moet worden beantwoord met massale, georganiseerde collectieve actie en zelfverdediging door de revolutionaire massa. Terwijl milities terreur, verkrachting en slachting verspreiden, is de organisatie van de fysieke verdediging van de revolutie een kwestie van leven of dood geworden. In alle werkplekken, gemeenschappen en buurten moeten verdedingscomités worden opgericht en deze moeten met elkaar in verbinding staan om hun acties te coördineren en elk wapen dat ze kunnen vinden, inclusief geïmproviseerde wapens, te centraliseren.

    De klassenverschillen binnen de strijdkrachten en de revolutionaire sympathieën die nog steeds bij veel gewone soldaten bestaan, moeten ook onverwijld worden benut. De dreigende muiterij in de lagere rangen van het leger was een van de belangrijkste redenen voor de haast van de junta om zich te ontdoen van Omar Al Bashir. De SPA en de revolutionaire comités zouden publieke oproepen moeten doen aan de soldaten en jonge officieren om alle bevelen van de militaire raad te weigeren, om in opstand te komen tegen hun commandanten, om hun eigen comités democratisch te kiezen en zich aan te sluiten bij het revolutionaire volk om hen te helpen bij de jacht op en de ontwapening van alle milities, en om alle moordenaars, verkrachters en martelaars te arresteren en te berechten.

    De oproepen van de SPA tot “volledige burgerlijke ongehoorzaamheid; de sluiting van alle hoofdstraten, bruggen en havens; en een open politieke staking op alle werkplaatsen in de publieke en private sector” gaan in de goede richting. Terwijl deze oproep tot “alomvattende staking” op zondag van start moet gaan, is er al sprake van een ontwikkeling ervan – hoewel het met de Eid-feestdagen moeilijk is om de omvang ervan in te schatten. In ieder geval hebben de massa’s niet de luxe om te wachten. Onmiddellijk en doortastend optreden is nodig om de huidige aanval van de contrarevolutie te verslaan. Barricades op straat, stakingsacties met verdedigingscomités op de werkvloer, bezettingen van strategische locaties en infrastructuur, zijn de manier om het huidige offensief van de reactionaire junta, haar milities en veiligheidstroepen te verlammen en een vastberaden revolutionair tegenoffensief te beginnen.

    Weg met de TMC – Macht aan de arbeiders en het revolutionaire volk!

    In de loop van de revolutionaire strijd kreeg een verreikend proces van organisatie van onderuit vorm in de wijken en op de werkplekken, in lokale gebieden en bij de sit-in protesten. In feite is dit het ontwikkelen van een situatie van “dubbele macht”: het uitdagen van de oude staatsmachine van de generaals en de overblijfselen van het oude regime, door de groei van de embryo’s van een nieuwe samenleving in de vorm van lokale revolutionaire comités. Met deze lokale comités als basis kan een nieuwe revolutionaire staatsmacht worden gebouwd, die de militaire kliek en zijn verschillende aanhangsels kan uitdagen. Buurt-, stakings- en werkplaatscomités kunnen, indien veralgemeend, vertegenwoordigers kiezen in lokale, regionale en nationale raden en in naam van de revolutie strijden voor politieke macht.

    Om de breedst mogelijke steun en energie te mobiliseren voor deze strijd, moet niet alleen opgekomen worden voor echte democratie in Soedan, maar zijn ook antwoorden nodig op de dringende sociale en economische kwesties die de massa’s dagelijks voelen: de strijd voor brood, banen, fatsoenlijke lonen, huisvesting, land, toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, vervoer en sociale voorzieningen. Als een dergelijk programma consequent wordt beargumenteerd, kan het bijdragen aan verdeeldheid onder de meest onderdrukte en vervreemde jongeren die door de regeringsmilities worden opgepikt en nu bewapend worden om de beweging te onderdrukken.

    Uiteindelijk kunnen deze eisen alleen worden ingewilligd als de belangrijkste sectoren van de economie uit handen worden genomen van de corrupte militaire elite en van de binnen- en buitenlandse kapitalistische klasse, die ze voor hun eigen verrijking gebruiken. Zoals The Economist op 27 april opmerkte: “De junta heeft veel te verliezen. Naar schatting 65%-70% van de overheidsuitgaven gaat naar veiligheid, vergeleken met slechts 5% voor volksgezondheid en onderwijs. Families die verbonden zijn met de militaire en veiligheidsdiensten leiden de bedrijven die de Soedanese economie domineren.” Deze bedrijven moeten onder publiek eigendom worden gebracht, democratisch gepland en beheerd worden door de arbeiders en de revolutionaire massa’s.

    Een regering van werkende mensen en arme boeren, die een socialistisch beleid voert, zou een einde maken aan de plundering van de economie en de zee van ellende die dit met zich meebrengt, en de contrarevolutie zowel politiek als militair ontwapenen. Een dergelijke regering, die de arbeiders, de arme en onderdrukte bevolking van Afrika en het Midden-Oosten oproept om zich aan te sluiten bij de strijd tegen het kapitalisme en de dictatuur, zou een enorme bron van inspiratie zijn voor de miljoenen mensen die wereldwijd de strijd tussen revolutie en contrarevolutie in Soedan met bezorgdheid volgen.

    De toekomst van de Soedanese revolutie is echter zeer onzeker. Het politieke vacuüm dat is ontstaan door de afwezigheid van een massapartij, die de arbeiders en het revolutionaire volk zou kunnen verenigen achter een duidelijk programma en een beslissende weg voorwaarts zou kunnen tonen, weegt zwaar op de beweging. Verslagen over spanningen en botsingen tussen de Soedanese strijdkrachten en de RSF geven aan dat de situatie zeer rommelig kan worden, waarbij elementen van een burgeroorlog vorm kunnen krijgen of zelfs de mogelijkheid van een ‘staatsgreep binnen de staatsgreep’, of van ernstiger botsingen tussen verschillende gewapende groeperingen en milities die strijden om controle. De revolutionaire beweging heeft haar laatste woorden echter nog niet uitgesproken en het is de plicht van alle socialisten, vakbondsleden en linkse activisten over de hele wereld om deze strijd op alle mogelijke manieren te ondersteunen om haar tot een succesvol einde te brengen.

    Onze eisen

    • Onmiddellijke mobilisatie ter verdediging van de Soedanese revolutie – voor een algemene staking van het hele land tegen de Raad van de staatsgreep.
    • Voor massale en democratisch georganiseerde zelfverdediging van de revolutie. Bouwen aan stakers- en verdedigingscomités op alle werkplekken, in de straten en de wijken. Ontbinding en ontwapening van de Rapid Support Forces en alle milities van het regime.
    • Verdedig alle democratische rechten, voor de vrijlating van alle politieke gevangenen en mensen die de laatste dagen zijn gearresteerd.
    • Breng het militaire regime neer en arresteer de leiders van het TMC. Voor een regering van werkenden en armen gebaseerd op volkscomités.
    • Voor het recht van het Soedanese volk om zijn eigen toekomst te bepalen – nee tegen de bemoeienis en inmenging van internationale en regionale machten in Soedan.
    • Schrap de middelen voor leger en veiligheidsdiensten – voor een programma van massale overheidsinvesteringen in infrastructuur, gezondheid, werkgelegenheid en onderwijs.
    • Nationalisatie onder controle van de werkenden van alle bedrijven en activa die toebehoren aan de handlangers van het oude regime, militaire en veiligheidsbeambten.
    • Internationale solidariteit van werkenden met de Soedanese revolutie – geen vertrouwen in de Afrikaanse Unie, de Europese Unie en andere imperialistische organen en regeringen.
    • Weg met kapitalisme, uitbuiting en oorlog. Onmiddellijke terugtrekking van alle Soedanese troepen uit Jemen.
    • Voor een vrij, democratisch en socialistisch Soedan, dat het zelfbeschikkingsrecht van alle onderdrukte nationaliteiten en etnische groepen erkent.
  • Soedan: geen compromis met het oude regime, maar revolutie doorzetten!

    Vier maanden massastrijd op straat met een eindeloze stroom van betogingen, stakingen, bezettingen en zitacties hebben uiteindelijk geleid tot de val van dictator Omar al-Bashir. Sindsdien houden de massale zitacties voor het hoofdkwartier van het leger in Khartoum en kleinere bezettingen voor de hoofdkwartieren van het leger in andere deelstaten aan. Het toont de aanhoudende strijd tussen de levendige krachten van de Soedanese revolutie en de ‘Militaire Overgangsraad’ die de politieke macht heeft gekaapt voor de oude garde en de heersende klassen.

    Analyse door een CWI-lid in Soedan

    Veranderingen in de vakbonden

    De revolutie heeft een aantal verworvenheden afgedwongen. De belangrijkste daarvan is de vorming, doorheen strijd, van een verenigde vakbondsorganisatie die verschillende beroepsgroepen en werknemers uit de publieke sector bij elkaar heeft gebracht.

    Dit omvat bijvoorbeeld de Democratische Advocatenbond, die juridische steun geeft aan revolutionairen en voor alle noodrechtbanken pleitte tegen het opbreken van de betogingen. Nu komt deze bond op voor officiële erkenning. Er is ook het Centrale Soedanese Dokterscomité, dat aanwezig was bij alle protestacties en zorgt voor medische zorgen bij zitacties. Het is dit comité dat de afgelopen maanden de statistieken over het aantal doden bijhield. Andere sectoren die zichzelf organiseerden in gelijkaardige vakbonden die onafhankelijk staan van de officiële bonden kwamen samen in de Soedanese Beroepsvereniging (Sudanese Professionals Association, SPA). Dat is de belangrijkste vakbondskoepel die acties organiseerde en de ‘Verklaring van Vrijheid en Verandering’ lanceerde.

    De leiders van de SPA hebben een belangrijke rol gespeeld in het organiseren van de betogingen, maar ze hebben nog geen duidelijk beeld van wat er in de plaats van het huidige regime moet komen. Deze leiders schipperen tussen de druk van de straat, waar er algemeen verzet is tegen de TMC (Transitional Military Council), en hun eigen illusies over een zachte landing van het oude dictatoriale regime waarbij de generaals een compromis sluiten.

    Daarnaast zijn er voorbeelden van groepen die ervoor strijden dat de officiële vakbonden aan de invloed van het vorige regime onttrokken worden. Dit is het geval binnen bedrijven en op werkplekken. Zo gingen overblijfselen van de vakbond van het suikerbedrijf Kanana – het grootste suikerbedrijf van het land uit de provincie Witte Nijl – over tot een staking en zitactie voor het lokale militaire garnizoen. Honderden arbeiders eisten maatregelen tegen corruptie en tegen de onrechtvaardige behandeling waar ze zelf onder gebukt gaan. Op een algemene vergadering van de vakbond werden elementen van de officiële vakbond die met de belangen van het systeem verbonden waren weggejaagd. De vakbond werd op meer democratische wijze geherstructureerd. De corrupte personeelsverantwoordelijke van het bedrijf, die enkele jaren geleden verantwoordelijk was voor het ontslag van bijna 2.000 werkenden, werd eveneens verjaagd.

    In verschillende andere sectoren waren er acties, zoals de tijdelijke werkenden van de haven Port Sudan, de olie-arbeiders in West Kordofan, de laboranten in de deelstaat Rode Zee, … Deze acties eisen niet alleen radicale veranderingen in de arbeidsomstandigheden, ze brengen vaak ook grieven over het repressieve beleid van het oude regime en eisen bijvoorbeeld de herintegratie van werkenden die afgedankt werden omdat ze het regime niet steunden of het afzetten van vakbondsvertegenwoordigers die met de dictatuur samenwerkten.

    Wijkcomités

    Op 11 mei hield een wijkcomité in een van de districten van Khartoum een ‘seminarie’ over de huidige politieke situatie in het land. Zo’n evenement was voorheen onmogelijk. De bijeenkomst ademende een revolutionair gevoel uit. Het succes van de zitacties is een resultaat van aanhoudend werk door de vele comités aan de basis in heel wat steden en dorpen.

    Een verklaring van de SPA enkele weken terug suggereerde om de naam van deze comités aan te passen van ‘Verzetscomités’ naar ‘Comités van verzet en verandering’, wat betekent dat de comités niet enkel het verzet tegen het vorige regime zouden voeren maar ook de verandering op zich nemen, met name de bouw van een nieuwe staat met democratische fundamenten. Dit houdt niet bij de definitie op zich op, er zijn voorbeelden van comités die nu al het lokale beheer in handen nemen.

    Het is belangrijk dat deze comités niet louter gebruikt worden als aanhangsel bij een politieke regeling die aan de top gemaakt wordt door de leiders van de SPA. De comités moeten de basis zijn voor de massa’s om zich te organiseren en de samenleving van onderuit te veranderen, waarbij ze hun eigen revolutionaire wil opleggen. Om ervoor te zorgen dat deze comités hun rol echt kunnen spelen, verdedigt Socialistisch Alternatief in Soedan de noodzaak van stelselmatige verkiezing van afgevaardigden die permanent afzetbaar zijn, het uitbreiden van het netwerk van comités in de werkplaatsen, de overheidsadministratie, de grote landbouwbedrijven, … Er is coördinatie op alle niveaus nodig waarmee de basis gelegd wordt voor een onafhankelijke revolutionaire regering die bestaat uit vertegenwoordigers van de werkenden en arme massa’s. Daarmee kan voor eens en voor altijd een einde gemaakt worden aan het huidige regime.

    Islamiseringsbeleid in diskrediet

    Het regime van Bashir maakte gebruik van een religieus discours. Er werd ingespeeld op de emoties van de overwegend moslimbevolking vanuit persoonlijke en partijdige belangen. Dit had niets te maken met het geloof van mensen. Een aantal religieuze leiders kreeg de taak om het straatprotest te kalmeren. Binnen de gemeenschap werden die leiders steeds uitgedaagd en in het defensief gedwongen. Alle pogingen van ouderen om religieuze gevoelens op te wekken, werden gedwarsboomd. Heel wat religieuze leiders werden uit de moskeeën verjaagd omwille van hun steun aan het regime of hun pogingen om de revolutionaire beweging te demoniseren. Na de revolutie werden het vorige regime, de topfiguren en de symbolen ervan herhaadelijk het doelwit van acties op markten en openbare plaatsen.

    Sinds de machtsovername in 1989 voerde het regime een beleid van zogenaamde ‘stabilisering’ waarbij publieke instellingen gebruikt werden voor de belangen van het regime en waarbij wie tot de islamitische beweging behoorde werd voorgetrokken. Alle overheidspersoneel dat geen deel van de islamitische beweging was, verdween uit de openbare diensten of ging op pensioen. Zo werden alle publieke instellingen gezuiverd en onder controle van het regime geplaatst.

    Nu zijn er echter steeds meer stemmen om al wie met het vorige regime samenwerkte uit de instellingen en overheidsbedrijven weg te halen. Er wordt begrepen dat ze hun posities kunnen gebruiken om de contrarevolutie te steunen en chaos in het land te organiseren.

    Soedanese elite predikt verzoening

    Sinds de onafhankelijkheid waren er in Soedan verschillende revolutionaire opstanden die niet verder ontwikkelden. De kapitalistische heersende elites hebben met het leger samengewerkt om elke democratische en sociale verandering de kop in te drukken en om hun winsten en belangen centraal te stellen. Dit ging ten koste van de noden van de werkenden en armen. Hetzelfde zien we nu met de pogingen van de Militaire Raad om de macht in handen te houden, maar ook met de opstelling van de leiders van de oppositie van de ‘Krachten voor Vrijheid en Verandering.’ Die willen toegevingen doen en een akkoord aan de top sluiten om de revolutionaire strijd van onderaf te stoppen.

    Sinds de eerste staatsgreep op 11 april is de kwestie van machtsoverdracht aan een burgerregering niet opgelost. Dit komt omwille van de beperkingen van politiek programma en strategie, en het gebrek aan vertrouwen in de straatbeweging. Hierdoor gaan de ‘Krachten voor Vrijheid en Verandering’ steeds over tot toegevingen en getreuzel. Dit leidde reeds tot meningsverschillen binnen de gelederen van deze alliantie.

    Terwijl de militaire raad probeert tijd te winnen om zijn greep op de macht te behouden en een aantal manoeuvres uitvoert (zoals onderhandelen met de partijen en andere politieke krachten die deel uitmaakten van de vorige regering tot aan de val van het regime, de “regering van verzoening”), blijven de ‘Krachten voor Vrijheid en Verandering’ onderhandelen met de militaire raad om tot een akkoord over machtsdeling te komen. Dit zorgt voor verwarring in de beweging en het geeft het oude regime en zijn kaders tijd om zich te herorganiseren in de strijd tegen de beweging op straat. Op 14 mei kondigden de militaire toplui een akkoord met de oppositie aan. Er zou een overgangsperiode van drie jaar komen die moet eindigen met een burgerregering. Ondertussen schoten de krachten van diegenen waarmee de SPA-leiders onderhandelden met scherp op straatbetogingen waarbij meer dan 10 doden vielen op 14 en 15 mei. Dit toont dat deze regeling een rot compromis is en een nieuw manoeuvre van de oude militaire garde om de macht te behouden end e beweging te verdelen. We moeten dit meteen verwerpen. Zelfs indien er ooit een ‘burgerregering’ komt, volstaat dit niet als antwoord voor de miljoenen Soedanese armen, werkenden, vrouwen en jongeren die voor revolutionaire verandering opkomen. Het is nodig om te breken met het kapitalisme, een systeem gebaseerd op de uitbuiting van de meerderheid van de bevolking door een kleine minderheid die de economie domineert voor de eigen belangen. Daarom is het belangrijk om te bouwen aan onafhankelijke organisaties van werkenden en jongeren die zich stevig verzetten tegen capitulatie en compromissen met pro-kapitalistische krachten. We steunen vrije en democratische verkiezingen, maar alle democratische eisen van de revolutie verwezenlijken kan niet in een kapitalistisch kader. Er is nood aan een revolutionaire grondwetgevende vergadering, verkozen door alle delen van de samenleving, om de toekomst van Soedan te plannen.

    Het hoofd van de militaire raad spreekt over “het voltooien van de opstand en de gezegende revolutie.” Maar deze mensen hebben geen enkel mandaat en geen enkele legitimiteit om namens de revolutie te spreken. Meer nog: ze hebben zich met alle macht tegen die revolutie verzet.

    Het afzetten van Bashir gebeurde niet door onderhandelingen, maar door de onweerstaanbare kracht van massale acties. Socialistisch Alternatief Soedan eist dan ook het onmiddellijk opschorten van de onderhandelingen met de militaire raad. We pleiten voor het verderzetten van de revolutie met als doel dat de massa’s zelf de controle overnemen. Onderhandelingen met de militaire raad vertragen dit proces en dreigen het uiteindelijk de kop in te drukken. We verzetten ons dan ook tegen elk akkoord met de militaire raad. De SPA zou integendeel moeten pleiten voor een nieuwe campagne van massale burgerlijke ongehoorzaamheid, waaronder algemene stakingen, om voor eens en voor altijd komaf te maken met de militaire junta.

    Slechts tien dagen na de omverwerping van Bashir kwamen de ‘Krachten van Vrijheid en Verandering’ naar de zitacties met het nieuws dat de onderhandelingen met de onverzettelijke militaire raad waren opgeschort. De daaropvolgende komst van een groot konvooi met duizenden revolutionairen die honderden kilometers hadden afgelegd vanuit Atbara (de eerste stad waar het vuur van de revolutie in december vorig jaar ontstoken werd) naar de zitactie in de hoofdstad zorgde voor een nieuw momentum voor de revolutie. De militaire raad moest een stap achteruit zetten en kwam met een persmededeling waarin het erkende dat de SPA de enige kracht was die de straat vertegenwoordigde. Op 2 mei betoogden honderdduizenden mensen om het ontslag van de militaire raad te eisen. In plaats van dit momentum te gebruiken om de beweging uit te breiden, raakten de oppositieleiders bang en keerden ze terug naar onderhandelingen met de belangrijkste vertegenwoordigers van de contrarevolutie.

    Militaire ambities en de ‘diepe staat’

    De Rapid Support Forces, de nieuwe strijdkrachten van het leger, hebben een duister verleden. Ze maakten gebruik van de nieuw verworven positie van de staatsgreep om hun macht op te leggen en alle bedrijven die in handen van delen van het oude regime waren over te nemen.

    De kranten stonden vol over het feit dat de private bedrijven van het vorige regime in handen van het leger moesten komen, zogezegd om ervoor te zorgen dat geplunderde fondsen het land zouden verlaten. Zullen deze bedrijven onder controle van de overheid komen of zullen ze in handen van de Rapid Support Forces komen? We zagen in Khartoum een scenario dat deed denken aan wat met het leger van Sisi in Egypte gebeurde: grote delen van de economie die voorheen in handen van regimegezinde toplui waren kwamen in handen van het leger, er was slechts een machtsoverdracht van de ene kliek pro-kapitalistische gangsters naar de andere. Dat verandert voor de mensen niets aan de ellende en massale werkloosheid.

    Om dit te voorkomen, verdedigt Socialistisch Alternatief in Soedan de eis om alle bezittingen, bedrijven en fondsen die voorheen in handen waren van de oplichters van het regime moeten geopend worden voor publieke controle, meteen moeten genationaliseerd worden en onder democratisch beheer van verkozen comités van werkenden en de revolutionaire bevolking moeten geplaatst worden. Dergelijke maatregelen moeten uitgebreid worden tot alle eigendommen en bedrijven die met sluiting, afdankingen of delokalisatie dreigen. Dit zouden de ‘eerste salvo’s’ zijn om het kapitalisme in Soedan ten val te brengen en radicale socialistische maatregelen te nemen om de benarde situatie van de massa’s aan te pakken.

    Het is hierbij belangrijk om te vermelden dat het leger verdeeld is in ten minste twee facties: het leger met al zijn officiële strijdkrachten en vervolgens de Rapid Support Forces onder leiding van Hamidi, een militaire factie die dichter bij een stammenmacht staat dan bij een nationaal leger. Deze fractie is verantwoordelijk voor verschillende misdaden in Darfur. Het begon als een stammenmilitie, door de vorige regering gesteund met wapens en fondsen, om te vechten in de oorlog in Darfur. Deze militie profiteerde van de oorlog en het geld dat werd betaald om zichzelf te versterken. De militie heeft ook een grote economische bron van inkomsten, te beginnen met een goudmijn die met geweld werd veroverd (of via een overeenkomst met het voormalige regime – het is niet duidelijk) en een genereuze financiering van de Golfstaten om aan de oorlog in Jemen deel te nemen. Daar komen nog de middelen van de Europese Unie bij die rechtstreeks aan deze strijdkrachten worden betaald, buiten de staatskas om, om migranten aan de grens tegen te houden. De afgelopen dagen werd op de echte contrarevolutionaire activiteiten van de ‘diepe staat’ gezinspeeld met een aantal incidenten. Zo werd de water- en elektriciteitsvoorziening enige tijd afgesloten. Ondanks ‘steun’ van de Golfstaten was er ook een tekort aan brandstof met lange wachtrijen als gevolg. De nationale Soedanese televisie bracht allerhande geruchten en fake news tegen de zitacties, ook na de staatsgreep. Het geweld tegen betogers in Khartoum houdt aan. Daarbij vielen de afgelopen dagen doden. Er zijn schaduwbataljons opgezet met aanhangers van het afgezette regime. Dit geeft aan dat de strijd met het vorige regime nog niet voorbij is en dat de contrarevolutie op volle toeren draait.

    Socialistisch Alternatief in Soedan roept de werkenden en revolutionaire massa’s op om via hun comités de stelselmatige ontbinding en ontwapening van alle reactionaire milities te organiseren. Ze moeten ook de verdediging van de beweging organiseren en de beveiliging van hun wijken. We roepen de gewone soldaten die sympathie met de beweging hebben op om hun eigen comités te verkiezen en zich aan te sluiten bij de comités van werkenden en de wijkcomités. Ze moeten de corrupte en reactionaire officieren afzetten en zich aansluiten bij de revolutionaire strijd.

    Regionale belangen

    De media in de imperialistische landen verdoezelen het beeld van de situatie ter plaatse. Ze stellen het voor alsof de revolutie succesvol en voorbij is. Ondertussen wordt gewerkt aan een scenario om doorheen de militaire junta te werken aan een contrarevolutie gesteund door de imperialistische landen en hun bondgenoten in de Golfstaten, naast de zogenaamde diepe staat, kortom van alle krachten die er belang bij hebben om de revolutie een nederlaag toe te brengen. Het raakte bekend dat het plaatsvervangend hoofd van de veiligheidsdiensten enkele dagen voor de staatsgreep een bezoek bracht aan Egypte om overleg te plegen met leiders van Golfstaten. Daar werd het plan opgemaakt om Bashir te isoleren. Het toont de opstelling van de regionale machten zoals Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, alsook de rol van Egypte in dit geval. Taha Osman, de voormalige vice-president van Soedan, vluchtte naar Saoedi-Arabië toen voortijdig bekend raakte dat hij Bashir wilde omverwerpen met de steun van de Saoedi’s en de Emiraten.

    Heel wat regionale machten proberen in het proces van regimeverandering een rol te spelen. Dit komt door het onevenwichtige buitenlandse beleid van Bashir, de steun aan terrorisme en allianties op basis van belangen op korte termijn. Maar het komt ook door het geopolitieke belang van Soedan als toegangspoort tot Afrika en de banden met Arabische landen.

    Van de eerste dagen van de staatsgreep hebben de Saoedi’s en de Emiraten militaire steun aangeboden om de militaire junta aan de macht te houden. Ze dachten dat de belangen van Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten in Jemen het beste zouden beschermd worden door het behoud van Soedanese militairen in dat land. Dit staat recht tegenover de mening van de eisen van de revolutionairen en activisten op straat. Zij willen de troepen onmiddellijk uit Jemen terugtrekken en eisen dat dit een van de eerste stappen is van een nieuwe regering.

    De militaire raad heeft weinig marge om onbetwiste te regeren. De raad moet rekening houden met zowel druk van straatprotest als van internationale machten. De Afrikaanse Unie gaf de overgangsraad bijvoorbeeld slechts twee weken om de macht over te dragen aan een burgerregering. Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten gebruiken ondertussen hun invloed via Egypte. Dit heeft de woede op straat verder aangewakkerd en het toont dat de belangen van deze landen nauw verbonden zijn met die van de militaire raad. Betogers voerden twee acties voor de Egyptische ambassade om zich uit te spreken tegen elke Egyptische inmenging in Soedan.

    Socialistisch Alternatief in Soedan verzet zich tegen elke vorm van imperialistische en regionale inmenging in het revolutionaire proces in het land. We steunen de beëindiging van de barbaarse oorlog in Jemen, zijn solidair met strijd van werkenden en onderdrukten in de hele wereld en roepen alle werkenden en jongeren in de regio en daarbuiten op om de Soedanese revolutie te steunen en samen te strijden voor een democratische en socialistische wereld.

  • Solidariteit met het protest in Soedan

    By Source (WP:NFCC#4), Fair use, Link

    Weg met de militairen! Voor een revolutionaire regering van arbeiders, vrouwen en jongeren!

    Door Eugenio (Den Haag) uit de krant ‘Socialistisch Alternatief’ (Nederland)

    Soedan is de afgelopen 30 jaar geregeerd door een wrede militaire dictatuur. De bevolking leed onder blijvende armoed, corruptie, politieke onderdrukking, vervolgingen en decennia van burgeroorlog. Op 11 april leidden protesten die al vijf maanden eerder van start waren gegaan, tot de val van President Omar Al-Bashir die in 1993 aan de macht kwam door een paleiscoup.

    Daarop volgde de instelling van een “militaire overgangsraad” met minister van Defensie Amhed Awas Ibn Auf als president. Auf is een brute legergeneraal die door het Internationaal Gerechtshof wordt gezocht voor zijn aandeel in de genocide van Darfoer. De protesten gingen door en leidden tot het afzetten van Auf de dag na zijn benoeming. Hij werd vervangen door generaal Abdel-Fattah Burhan.

    De protesterende massa’s namen daar geen genoegen mee. Zij eisten de onmiddellijke overdracht van de macht aan een burgerregering. Op 21 april weigerde het regime daarover te onderhandelen en zette het land op de koers van een burgeroorlog.

    Deze beweging is een indrukwekkende uitdrukking van het revolutionaire potentieel in Afrika, net als het ten val brengen van Bouteflika in Algerije. De regimes in de regio zijn bang voor een nieuwe golf van revolutionaire opstanden, minder dan tien jaar na de “Arabische lente”. De beweging in Soedan moet de lessen trekken uit de voorgaande bewegingen als hij de contra-revolutionaire terugslag of ineenstorting van de staat van de opstand in 2010 wil vermijden.

    Het volk van de Soedan moet zich realiseren dat het invoeren van vrije verkiezingen in een kapitalistische context in het algemeen dient als een manier voor het contrarevolutionaire establishment om de macht weer in handen te krijgen, zoals in Tunesië en Egypte. Ze moeten zich ook niet in de war laten brengen door de steun van imperialistische mogendheden en kapitalistische bondgenoten. Die zijn verantwoordelijk voor de ineenstorting van de staat in Libië, Jemen en Syrië, of ze droegen daar aan bij.

    In feite is het belangrijkste doel van de Westerse “democratiën” de instelling van een regering die meewerkt aan het uitbuiten van de bevolking en grondstoffen in de regio. Het organiseren van een onafhankelijke partij van de arbeidersklasse met en revolutionaire leiding en een socialistisch programma moet voor de demonstranten de hoogste prioriteit krijgen.

    De arbeiders, vrouwen en jongeren die voorop gingen bij de demonstraties moeten het bestuur over de economie overnemen en lokale arbeiderscomités en vakbonden oprichten. Die zullen een basis vormen voor een alternatief, democratisch en op de arbeiders gebaseerd systeem om het huidige regime te vervangen. Zij kunnen een begin maken met het invoeren van een socialistisch plan om de levensstandaard van alle mensen in de Soedan te verbeteren. Op die manier zou de revolutie een voorbeeld kunnen wordn voor het hele continent en daarbuiten en een stap zijn in de radicale verandering van de wereld die we nu kennen.

    Voor een nieuw en socialistisch Soedan!

  • Soedan: neen aan het bewind van de generaals!

    Foto: Wikimedia Commons

    Na 30 jaar dictatuur in Soedan hebben historische massaprotesten president Omar Al-Bashir ten val gebracht in een ‘paleiscoup’ door de generaals. Er werd een ‘militaire overgangsraad’ gevestigd met Defensieminister Ahmed Awad Ibn Auf die als nieuwe president werd aangesteld. Hij is deel van het oude regime en wordt als generaal gezocht door het Internationaal Strafhof voor genocide in Darfoer. Het protest hield echter aan. De betogers riepen: “Revolutionairen, we zetten onze weg verder!”

    Door een correspondent van het CWI

    Na één dag moest Auf al aftreden. Hij werd vervangen door een zogenaamd ‘minder controversiële’ generaal Abdel-Fattah Burhan. De massa’s eisen het volledige einde van de militaire controle en zijn hiermee niet tevreden. Op drie dagen tijd hebben de massa’s evenveel ‘leiders’ van het oude regime verdreven. En het protest gaat nog steeds door. Duizenden betogers dansen en zingen: ‘Vrijheid’. Ze willen een “nieuw Soedan,” maar de vragen zijn natuurlijk hoe dat kan, welk nieuw Soedan we willen en welke krachten dit kunnen bereiken?

    Nieuwe golf van opstanden en revoluties?

    In een groot deel van Afrika wordt naar de beweging in Soedan uitgekeken. Een week geleden was er ook al de val van Bouteflika in Algerije. Regimes in de regio vrezen een nieuwe ‘Arabische lente’, een nieuwe golf van opstanden en revoluties.

    Dit is een kritiek moment in de ontwikkelende revolutie in Soedan. Discussie over de richting ervan is van vitaal belang. Burhan stelt zich voor als één van de generaals die de demonstranten ging ontmoeten om naar hun standpunten te luisteren. De militairen hopen de illusie te wekken dat ze een ‘dialoog’ met de betogers willen. Maar de demonstranten weten dat het regime zichzelf op deze wijze probeert te redden. Ze verklaren dat ze zullen blijven protesteren tot er een ‘burgerregering’ is.

    De eerste interactie tussen betogers en militairen, was met laaggeplaatste ambtenaren en soldaten die de betogers kwamen beschermen tegen de wreedheid van de nationale inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Op geen enkel moment hadden de massa’s de illusie dat militaire controle over het land het beste resultaat zou zijn.

    Het regime is in paniek en verdeeld, maar het is ook vastbesloten om de macht te behouden. De aangekondigde noodtoestand van drie maanden en overgangsperiode van twee jaar zijn een poging om tijd te winnen. Het regime weet dat de massa’s niet eeuwig op de pleinen kunnen blijven.

    Op de staatstelevisie verklaarde een hogere legerofficier: “Onze belangrijkste verantwoordelijkheid is het handhaven van de openbare orde” en “We zullen niet tolerant zijn voor gelijk welke misstap in elke hoek van het land.” Er bestaat nog steeds een ernstig gevaar voor een brute onderdrukking van de beweging.

    Potentieel ligt de macht momenteel bij de massa’s op straat. Maar een massabeweging op straat alleen zal de macht niet overnemen. Als de arbeiders en jongeren geen volgende stappen zetten om de macht te grijpen en te consolideren, dan zullen ze die verliezen.

    Werkenden en arme mensen in Soedan zagen hun werk- en leefomstandigheden de afgelopen maanden fors verslechteren. Met een inflatie van ongeveer 70% staan honderden mensen in de rij voor brandstof en voedsel. In de steden hebben mensen te lijden onder overbevolking, slechte huisvesting, geweld en criminaliteit. Mensen zeggen: “De regeringen hebben ons geld gestolen en zijn vervolgens weggelopen.”

    Op 19 december begonnen de massaprotest toen van de ene op de andere dag de broodprijzen verdrievoudigden. Het begon in Atbara, waar de Soedanese vakbeweging historisch gezien ontstond, maar het verspreidde zich in de dagen erna naar andere gebieden, waaronder de hoofdstad Khartoem.

    Schoolkinderen protesteerden tegen de gestegen kosten van schoolmaaltijden. De betogers staken de kantoren van de regerende Nationale Congrespartij en van lokale overheden in brand en vielen de kantoren van de veiligheidsdiensten aan. Naar verluidt werden in sommige gebieden pro-regime imams uit moskeeën verwijderd.

    Dokters en medisch personeel begonnen op 27 december een totale staking, later gevolgd door journalisten. De protesten escaleerden op 6 april, toen, als reactie op een oproep tot algemene staking, duizenden mensen buiten het ministerie van Defensie in Khartoem een zitactie begonnen.

    Al snel kwam de massabeweging op krachten. Het is deze kracht die maakt dat we nu eisen realiseren die in het verleden ondenkbaar waren, waaronder de vrijlating van politieke gevangenen nadat betogers naar de gevangenissen marcheerden.

    De arbeiders en de jongeren toonden heldhaftige moed tegenover een meedogenloos regime dat bekend staat voor arrestaties, martelingen en moorden; in een land waar wie staakt zijn job verliest. Jongeren hebben de sluiting van sociale media omzeild en hun enorm verzet laten zien. Een vereniging van Soedanese artsen stelde dat 26 mensen zijn overleden en meer dan 150 gewonden vielen sinds het begin van de sit-in, bovenop de vele doden de afgelopen maanden. Het is een teken van het revolutionaire potentieel dat er onder de doden ook soldaten zijn die omkwamen toen ze betogers beschermden tegen aanvallen.

    De betogers zijn zich zeer bewust van de ‘Arabische Lente’ in 2011 en zeggen bewust dat deze beweging niet dezelfde is – met andere woorden: ze zijn er zich van bewust dat na die golf van revoluties elementen van de oude regimes aan de macht kwamen of bleven. Dat willen ze niet in Soedan.

    Het is dan ook belangrijk om de lessen te leren. De zogenaamde ‘Arabische Lente’ heeft er in 2011 niet toe geleid dat de arbeiders en armen de macht overnamen. Dit kwam door het ontbreken van een onafhankelijke massapartij van de arbeidersklasse met een revolutionaire leiding, die vecht voor de volgende stappen om de macht te grijpen met een onafhankelijk programma van de arbeidersklasse.

    De belangrijkste oppositiegroep in Soedan is de Soedanese Beroepsvereniging (SPA), waarbij de vakbonden, de Vrouwenbond en andere groepen betrokken zijn. De SPA heeft blijk gegeven van dapper verzet. Zelfs het stellen van fundamentele democratische eisen en het verklaren dat zij zich zullen blijven inzetten totdat zij winnen, is buitengewoon moedig. De SPA stelt: “Onze inspanningen om het regime weg te krijgen, worden voortgezet tot de erfenis van de tirannie is geliquideerd en de leiders van het regime voor het gerecht zijn gebracht.”

    Om dit te bereiken zal echter meer nodig zijn dan de huidige “Verklaring van vrijheid en verandering.” Deze verklaring is op 1 januari door de SPA opgesteld en werd ondertekend door een lange lijst van organisaties en protestgroeperingen, waaronder pro-kapitalistische partijen. De verklaring roept op tot de vervanging van Bashir door een nationale overgangsregering die vier jaar aan de macht moet blijven. Deze regering moet bestaan uit “mensen met de nodige kwalificaties op basis van competentie en goede reputatie, waarbij de verschillende Soedanese groepen vertegenwoordigd worden en er een consensus van de meerderheid is.” Deze regering moet aanblijven tot er “een degelijke democratische structuur is gevestigd en er verkiezingen gehouden worden.”

    Eisen

    Hoewel er veel goede eisen in de verklaring staan – zoals het beëindigen van burgeroorlogen en economische ineenstorting, stopzetting van discriminatie en onderdrukking van vrouwen, en het waarborgen van gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en sociaal en ecologisch welzijn – wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende klassenbelangen. Het is belangrijk om een klassenstandpunt in te nemen: oproepen voor democratische verkiezingen zal op zich niet volstaan om de gestelde eisen te realiseren.

    Wie zal zich verkiesbaar stellen en voor welk beleid? Het gevaar blijft dat de regerende partij van Bashir, de Nationale Congrespartij, zich hergroepeert om weer aan de macht te komen als de gelegenheid zich stelt. Er mogen geen illusies zijn in pro-kapitalistische partijen en leiders. Zij zeggen dat ze democratie willen, maar zullen niet verder gaan. Elke nieuwe kapitalistische regering zal op dezelfde druk botsen als het regime van Bashir. Het zou er uiteindelijk slechts op neerkomen dat de ene groep uitbuiters door een andere wordt vervangen.

    Soedan kampt met een grote economische crisis. De onmiddellijke aanleiding voor deze opstand was de afschaffing van de overheidssubsidies op meel, wat leidde tot een verdrievoudiging van de broodprijzen. Dit was op dictaat van het IMF. Soedan heeft 55 miljard dollar aan buitenlandse schulden. Er zal druk worden uitgeoefend om 8 miljard dollar aan uitstaande schulden aan het IMF terug te betalen. Zolang de nieuwe regering niet bereid is om in te gaan tegen de kapitalistische machten en zolang de belangrijkste onderdelen van de economie in handen van de profiteurs blijven, zal een kapitalistische regering uiteindelijk een besparingsbeleid voeren.

    Wat zou zo’n regering doen tegen de paramilitairen die het land terroriseren en met burgeroorlog dreigen? Wat zal ze doen met de religieuze verdeeldheid in het land, met sektarische groepen die worden gesteund door regionale machten? Wat zal ze doen aan het conflict over de verdeling van de olierijkdommen van Zuid-Soedan?

    Het is geen toeval dat de Amerikaanse regering meteen verklaarde dat de Soedanese regering “zich terughoudend moet opstellen en ruimte moet laten voor burgerparticipatie aan de regering.” Een woordvoerder van de Amerikaanse regering stelde: “Het Soedanese volk moet bepalen wie hen leidt … en het Soedanese volk is duidelijk geweest in de eis van een door burgers geleide overgang.” Ook de EU en het Verenigd Koninkrijk hebben er bij het leger op aangedrongen om een ‘snelle’ machtsoverdracht aan een burgerlijk bestuur uit te voeren.

    De westerse mogendheden willen graag een meegaand regime dat de schulden terugbetaalt, een verdere ontwikkeling van de revolutie verhindert en de kans op opstanden in de hele regio verkleint. Werkenden zouden snel merken dat een nieuwe kapitalistische regering protest voor lagere prijzen of degelijke jobs en lonen repressief onderdrukt – zoals dit ook in Tunesië en Egypte het geval was.

    De enige manier om de arbeidersklasse en de armen in het land te verenigen en de hoop op een fatsoenlijke levensstandaard, jobs en huizen, echte democratie, vrijheid van godsdienst, … te realiseren, is door met de werkenden, jongeren en armen zelf de controle in handen te nemen. Arbeidersorganisaties moeten dringend een massale arbeiderspartij oprichten en strijden voor een regering gebaseerd op de arbeidersklasse.

    De protesten en sit-ins in het centrum van Khartoem waren krachtig, maar nu moeten de vakbonden oproepen tot een staking om de strijd naar de werkplekken te brengen en de vraag te stellen wie de fabrieken, de productiemiddelen, controleert. Het is van essentieel belang om te strijden voor de wederopbouw van de vakbonden en om regimegezinde leiders, op welk niveau dan ook, af te zetten.

    In sommige gebieden, zoals Atbera, zijn er actiecomités opgericht. Er zijn eerste stappen gezet op vlak van organisatie, met comités voor het voeden van mensen, voor de veiligheid, voor de controle op het verkeer en er is zelfs een ziekenhuis opgezet. Maar dat moet meer georganiseerd worden, op politieke basis.

    Deze comités moeten lokale vakbonden, werkenden en andere krachten van de revolutie omvatten, met het oog op de voortzetting van de revolutie tot alle eisen gerealiseerd zijn. Comités die lokaal, op staatsniveau en nationaal gecoördineerd worden, kunnen de basis vormen voor een alternatieve staatsstructuur die de macht van het leger overneemt.

    Programma

    Het programma is essentieel. Om betaalbare voedsel- en brandstofprijzen, loonsverhogingen en een kortere werkweek af te dwingen, is het noodzakelijk om te strijden voor nationalisatie van de grote industrieën en het land van de grootgrondbezitters, onder democratische controle en beheer van de arbeidersklasse.

    Een socialistisch plan zou investeren in werkgelegenheid, degelijke huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs. Een arbeidersregering zou beroep kunnen doen op massabewegingen in de regio om dezelfde weg op te gaan en economisch samen te werken, ook met Zuid-Soedan. Wij pleiten voor het opzetten van een democratisch socialistisch Soedan, omdat dit de enige manier is om het nieuwe Soedan tot stand te brengen dat de betogers willen.

    Een democratische staat van werkenden en armen zou in staat zijn om religieuze en nationale rechten te waarborgen en de oude onderdrukkers te vervolgen. De militaire overgangsraad kondigde al aan dat ze al-Bashir niet naar het Internationaal Strafhof stuurt, maar in Soedan wil berechten. Dat komt omdat ze allemaal schuldig zijn aan dezelfde oorlogsmisdaden. Een democratisch rechtssysteem dat door en in het belang van de werkenden en armen in Soedan wordt beheerd, zou in staat zijn oorlogsmisdadigers te berechten en gerechtigheid te realiseren.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop