Your cart is currently empty!
Category: Nieuwe arbeiderspartij
-
Hoe kunnen progressieve meerderheden voor echte verandering zorgen?

Actie van het FGTB aan het gesprek tussen de PS en MR in Luik. Het FGTB vraagt de PS om niet met de liberalen in zee te gaan, maar een progressieve coalitie met PTB en groenen te vormen. Foto: Julien Dohet Het Waalse FGTB (ABVV) verklaarde zich voorstander van een progressieve meerderheid van PS, PTB en Ecolo in het Waals parlement na de verkiezingen van 2019. Dezelfde oproep wordt ook op lokaal vlak gedaan. We spraken hierover met Boris, verantwoordelijke van Gauches Communes in Sint-Gillis (Brussel).
Interview door Stéphane Delcros voor de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’ (die vrijdag van de drukker komt)
Wat is je inschatting van lokale progressieve meerderheden?
“Het Waalse FGTB deed inderdaad een oproep om waar mogelijk linkse coalities te vormen. Het sprak zich uit tegen de ‘tegennatuurlijke’ coalities die PS en MR de dag na de verkiezingen sloten in onder meer Verviers. De vakbond voerde in Luik zelfs een actie om deze oproep te ondersteunen. Het FGTB merkt op dat er zoals verwacht een politieke verschuiving naar links is in Wallonië. Om in te gaan tegen het besparingsbeleid van de regering-Michel is het daarom volgens het FGTB aangewezen om coalities van PS, PTB en Ecolo te vormen.
“De PTB stelt terecht dat er tijd nodig is om hierover te discussiëren in de eigen structuren en om de leden te raadplegen. Op de verkiezingsavond zelf vormden de traditionele partijen meteen snelle akkoorden waarbij de postjes verdeeld werden. Links moet ervoor opletten dat het zich niet laat vangen aan geheime onderhandelingen. De vestiging van progressieve coalities moet gebeuren op basis van een breed publiek debat binnen de arbeidersbeweging over hoe een beleid dat breekt met de besparingen tot stand kan komen.”
Wat denk je van de gesprekken tussen PTB, PS en Ecolo in verschillende gemeenten?
“De situatie is niet gelijklopend in de verschillende steden waar PS en PTB in gesprek gingen. Zowel in Charleroi als Herstal beschikt de PS over een absolute meerderheid. In Luik is een coalitie met de PTB niet de enige mogelijkheid. Maar in Molenbeek kan de MR enkel naar de oppositie verwezen worden indien de PS tot een akkoord met de PTB komt. Catherine Moureaux (PS) verklaarde dat ze zo’n coalitie op de been wil brengen, dat er veel raakvlakken zijn en dat er nood is aan een progressieve meerderheid om de “dringende sociale noden” aan te pakken.
“Het programma moet het vertrekpunt zijn om tot een meerderheid te komen. Wat zou een dringend sociaal programma in Molenbeek betekenen? Op initiatief van de vakbonden waren er belangrijke eerste mobilisaties van het personeel van de lokale en regionale openbare diensten voor betere arbeidsvoorwaarden. Zou die linkse meerderheid de eisen van de vakbond overnemen? Dit zou onder meer betekenen dat contractueel personeel statutair wordt, dat de laagste lonen opgetrokken worden en een collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen doorgevoerd wordt. Laten we de PS dwingen om woord te houden: de partij sprak zich uit voor een minimumloon van 14 euro per uur en een vierdagenweek. Zal de PS het bij verkiezingsbeloften houden in het kader van de komende parlementsverkiezingen in mei om de beloften vervolgens terug op te bergen, of worden deze partijstandpunten geconcretiseerd op lokaal niveau?
“Daarnaast is er het gigantische gebrek aan publieke investeringen dat tot enorme sociale tekorten heeft geleid, ook op lokaal vlak. Om daar resoluut verandering in te brengen, moet de transfer van publieke middelen naar de grote bedrijven en de superrijken stoppen zodat de achterstand van publieke investeringen kan aangepakt worden. Deze investeringen moeten gericht zijn op de sociale noden. Dit betekent een drastische verhoging van het aantal scholen, gemeentelijke crèches en sociale huisvesting om aan de noden te voldoen. Met een dergelijk strijdprogramma kan links vooruitgaan.
“De PS probeert tegelijk om het beeld te creëren van de PTB als een tot oppositie veroordeeld partij omdat er geen akkoorden mogelijk zijn. Paul Magnette nodigde de partij uit in Charleroi, maar verklaarde meteen dat het lokaal programma van de PTB tot een verhoging van de jaarlijkse uitgaven met 30% zou leiden, wat volgens het PS-kopstuk onbetaalbaar en onrealistisch is. Hij wil de verantwoordelijkheid voor het niet sluiten van een akkoord bij de PTB leggen.”
Hoe kan geantwoord worden op het argument dat een links programma onbetaalbaar is?
“In Sint-Gillis verdedigden we met Gauches Communes (een initiatief gesteund door LSP, de Humanistische Partij en de campagne ROSA) een programma dat vertrekt van de sociale noden. We eisten een radicaal plan van publieke investeringen voor 4 scholen, 30 crèches, 3.000 sociale wooneenheden en 850 degelijke jobs. Maar we beperkten ons niet tot die elementen. We legden ook uit dat linkse meerderheden het bestaande financiële keurslijf moeten doorbreken. Dat is onmogelijk zonder een programma dat voor echte verandering gaat en zich niet beperkt tot louter symbolische maatregelen in de marge.
“Een links gemeentebestuur dat resoluut ingaat tegen het besparingsbeleid zou noodzakelijkerwijs beroep moeten doen op burgerlijke ongehoorzaamheid. Hogere overheden zouden een dergelijk bestuur al redelijk snel onderwerpen aan een begrotingstraject met besparingen op de gemeentediensten en het personeel. Desnoods kan het gewest het bestuur schorsen en de controle op de gemeente overnemen. Dat is een machtsgreep die ingaat tegen het mandaat van de kiezers. De regionale en federale overheden gedragen zich tegenover de gemeenten zoals de Europese Commissie tegenover de lidstaten, of zoals de schuldeisers tegenover Griekenland.
“De campagne van Gauches Communes is niet de gemakkelijkste om te voeren, maar bereidt het debat voor op de aanvallen van rechts, voor wie een beleid dat breekt met de besparingen nu eenmaal ‘onbetaalbaar’ is. De PTB botst op het probleem dat het deze campagne niet gevoerd heeft en haar militanten en kiezers niet voorbereid heeft op dit offensief. De partij had zich duidelijk moeten uitspreken over de nood aan een netwerk van rebelse steden waar de actieve mobilisatie van de bevolking en de arbeidersbeweging gestimuleerd wordt om het budgettaire keurslijf te breken. Met Gauches Communes hebben we dit linkse model verdedigd en vandaag blijkt het belang ervan in de discussie over linkse meerderheden.
“In mei volgend jaar kunnen we stemmen voor een regering van de ‘miljonairstaks.’ Om een dergelijke maatregel door te voeren, zal links een programma met socialistische maatregelen moeten verdedigen met onder meer de niet-betaling van de publieke schulden, de nationalisatie van de banken onder democratische controle en de inzet van het wapen van de nationalisatie tegen het onvermijdelijke patronale tegenoffensief.”
-
Stem op 14 oktober op PVDA. Wil je actief worden in de strijd? Sluit aan bij LSP!
LSP-kandidaten in Sint-Gillis (Gauches Communes) en Keerbergen (Consequent Links). Elders roepen we op om voor PVDA te stemmen

Peter Mertens op 1 mei in Antwerpen. (foto: Liesbeth) In het meinummer van de Linkse Socialist schreven we over het op til zijnde gesprek tussen PVDA en LSP over de gemeenteraadsverkiezingen. Volgens LSP kan de uitbouw van het verzet tegen de rechtse politiek op 14 oktober een belangrijke duw in de rug krijgen. Een sterk resultaat voor een consequent links alternatief zal een noodzakelijke boost van vertrouwen geven op lokaal vlak, maar ook het verzet op regionaal en federaal niveau versterken. Op het terrein van de steden en gemeenten heeft het neoliberalisme lelijk huis gehouden. Woningprijzen swingen de pan uit, er is een gebrekkige infrastructuur van wegen, scholen, crèches en openbaar vervoer, duurder wordende diensten en wachtlijsten alom.
Edito door Bart Vandersteene, woordvoerder LSP
Alle klassieke partijen nemen deel aan de overdracht van gemeentemiddelen naar rijke immobiliënspeculanten en bouwpromotoren ten koste van sociaal beleid en degelijke openbare dienstverlening. Er is een grote ruimte voor een links alternatief, zeker wanneer dit gepaard zou gaan met actieve campagnes en het samenbrengen van de diverse consequente linkerzijde. LSP heeft de PVDA haar hulp aangeboden om bij te dragen aan een zo sterk mogelijk resultaat op 14 oktober. Helaas vielen onze argumenten bij de PVDA opnieuw in dovemansoren.
PVDA gaat niet in op voorstel tot samenwerking
Het gesprek met Benjamin Pestieau, vertegenwoordiger van het partijbureau van de PVDA, vond uiteindelijk plaats op vrijdag 27 april, exact elf maanden nadat we de nationale leiding van de PVDA hadden aangeschreven en na het versturen van tien herinneringsmails. Dat de PVDA niet overliep van enthousiasme om met ons samen te zitten of samen te werken was zelfs voor de meest optimistische LSP-leden ondertussen wel duidelijk. Toch vonden we het belangrijk dat het gesprek doorging, al was het maar om de politieke analyse en redenering van de PVDA beter te leren kennen. Wat de PVDA ons heeft duidelijk gemaakt in het gesprek is dat ze:
– op dit moment niet geïnteresseerd is om overal het best mogelijke resultaat bij de gemeenteraadsverkiezingen te halen,
– enkel geïnteresseerd is in die scores die voor de PVDA het best uitkomen,
– vindt dat het sociale verzet botst op een gebrek aan wil tot verzet aan de basis en een gebrek aan socialistisch bewustzijn,
– vindt dat daarom een radicale breuk met de kapitalistische logica op korte of middellange termijn niet mogelijk is,
– daarom een langetermijnplan hanteert om zich in te planten,
– denkt dat er geen vertrouwensbasis is tussen onze beide partijen voor samenwerking.
Een vertrouwensbasis is nodig vooraleer de PVDA LSP-kandidaten op haar lijsten wil overwegen. Benjamin moest nochtans erkennen dat de feedback van PVDA-leden aangeeft dat samenwerking mogelijk is. Basisleden van de PVDA vertellen hun leiding dat op het terrein, in werkplaatsen, sectoren of vakbondsafdelingen, … dikwijls heel goed samengewerkt wordt met LSP-leden. Dat is geen toeval: strijdbare militanten weten dat ze sterker staan als ze samenwerken met respect voor elkaars eigenheid. We hebben de indruk dat de PVDA-leiding samenwerking bij de verkiezingen weigert uit politieke berekening, terwijl ze zich zou moeten laten leiden door de wens om het verzet, de beweging, de consequente linkerzijde, zo sterk mogelijk op te bouwen.
Om een zo sterk mogelijk resultaat neer te zetten, zou de PVDA als veruit grootste speler de verantwoordelijkheid moeten opnemen om de brede linkerzijde te verenigen in een dynamische, rebelse en ambitieuze campagne. We hebben begrepen dat de PVDA een zekere controle op haar electorale ontwikkeling wil behouden, maar dat betekent niet dat andere krachten ter linkerzijde geen interessante inhoudelijke en energieke bijdragen zouden kunnen leveren. De benadering van Mélenchon die er alles aan doet om een zo inclusief mogelijk front in actieve strijd uit te bouwen (zie pagina 12), zou volgens ons de slagkracht van het verzet, zowel op sociaal als electoraal vlak, versterken. Dat ondermijnt Mélenchon’s positie niet, maar versterkt ze nog.
Geen andere belangen dan die van de arbeidersklasse
Op een congres in 2008 verkondigde de PVDA dat ze afstand nam van het dogmatisme en sectarisme: de partij zette in op concrete oplossingen voor concrete problemen. De PVDA kreeg een nieuwe verpakking voor het brede publiek en ontwikkelde electorale ambities die meer en meer het programma begonnen te sturen. Ze gooide, zo beweerde ze zelf, de partij open. Maar haar oude methodes, waardoor de partij een negatief imago had bij veel linkse activisten en de brede bevolking, zijn helaas nog niet verdwenen.
Wat waren die methodes? Onder andere de brutale houding tegenover andere stromingen in de arbeidersbeweging, de weigering om te erkennen dat er allerlei strekkingen bestaan binnen de arbeidersbeweging en het beschouwen van de eigen partij als verheven boven de werkende klasse. De PVDA had die visie overgenomen van wat toen nog ‘het reëel bestaande socialisme’ (het stalinisme en haar maoïstische varianten) heette. Die benadering staat in schril contrast tot die van Karl Marx en Friedrich Engels in het Communistisch Manifest. Het tweede hoofdstuk van dat manifest start met de vraag hoe de communisten staan tegenover de arbeiders. “De communisten zijn geen bijzondere partij tegenover de andere arbeidersbewegingen. Zij hebben geen belangen die gescheiden zijn van de belangen van de gehele arbeidersklasse.”
In de huidige context zou een sterke electorale groei van de PVDA bijzonder positief zijn voor de positie van de werkende klasse. Het werk van Raoul Hedebouw en Marco Van Hees in het federaal parlement trekt het politieke debat naar links en dat heeft op zijn beurt een effect op het vertrouwen om de sociale strijd aan te gaan. Wij roepen dan ook op om PVDA te stemmen. Enkel in de Brusselse gemeente St-Gillis en in Keerbergen nemen LSP-leden deel aan andere radicaal linkse eenheidslijsten: Gauches Communes en Consequent Links. Dat biedt ons de kans een programma te verdedigen dat echt tegemoet komt aan de reële behoeften en gekoppeld is aan concrete actie, zonder een echt gevaar te vormen voor het behalen van PVDA-verkozenen.
Wij zijn enthousiast over de mogelijke doorbraak van PVDA, maar het was nog beter geweest indien PVDA alles in het werk had gesteld om het sterkst mogelijke resultaat voor consequent links te behalen.
-
Grote Parade: het ongenoegen is niet verdwenen

Foto: Jean-Marie Versyp De afgelopen maanden was er geen overkoepelend algemeen protest tegen de rechtse regering. Acties in onder meer de zorgsector of recent nog in de chemiesector toonden wel aan dat het ongenoegen nog springlevend is. Meer nog: na jaren van besparingsbeleid is het enkel toegenomen. Alle acties overtroffen de verwachtingen. Maar een strijdplan om allemaal samen opbouwende acties te ondernemen om de rechtse regering weg te krijgen, was er niet. Dat leidt onvermijdelijk tot elementen van ontgoocheling en hier en daar wat frustratie. Maar het potentieel van sociaal verzet blijft ondertussen bestaan. Dit werd opnieuw bevestigd met de Grote Parade van Hart boven Hard en Tout Autre Chose.
De organisatoren spreken van 10.000 aanwezigen. Er was inderdaad een mooie opkomst. De gevestigde media zullen mogelijk vooral vergelijken met de aantallen op de vorige parades, maar uiteraard moet rekening gehouden worden met de context van afwezigheid van een veralgemeende beweging. Bovendien was de mobilisatie vooral langs Nederlandstalige kant gevoerd, een meer zichtbare campagne langs Franstalige kant had het aantal betogers ongetwijfeld verder de hoogte ingestuwd.
Het concept van de Parade bestond uit een optocht die eindigde aan een lange tafel waarover gestapt werd en nadien op geklopt werd. Dat werd gekoppeld aan een verklaring waarin het asociale beleid aangeklaagd werd. Er werd gewezen op de vele alternatieven van de betogers. Dit bleef allemaal vaag, maar we merkten onder de aanwezigen een grote openheid tot discussie.
Dit systeem laat zich niet temmen, het zorgt voor een steeds grotere ongelijkheid. Een breuk met het kapitalisme is nodig: wij pleiten voor een socialistisch alternatief. LSP was aanwezig met een groep militanten die goed onthaald werden. We verkochten 45 exemplaren van ons maandblad en haalden 109 euro strijdfonds op met badges.
Foto’s door Jean-Marie Versyp:
-
Regering doen vallen, maar wat dan? Wat is het alternatief?

Foto: Liesbeth De vraag naar het alternatief op deze regering is de meest prangende van de beweging en mee bepalend voor het vertrouwen in het potentieel van het sociaal verzet om de aanvallen te stoppen en de regering te doen vallen.
Artikel door Els Deschoemacker uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Regering onpopulair, stakingsgolf van onderuit
We zitten nu ergens halverwege het tweede actieplan tegen de besparingen en hervormingen van deze regering. Opnieuw werd het actieplan enthousiast aangegrepen. Het breed verspreide ongenoegen in de maatschappij bereikte een nieuw kookpunt. De peilingen gaven aan dat de regering haar meerderheid in het parlement bij nieuwe verkiezingen zou verliezen. In navolging van de cipiers ontwikkelde er zich een stakingsgolf van onderuit, vooral in Wallonie, maar met het begin van uitwaaiering naar Vlaanderen, vooral bij het spoor. Indien de vakbondsleiding de staking mee had georganiseerd en gecoördineerd met inspraak van onderuit langs Waalse kant en met als doel om die argumentatie en ordewoorden aan te reiken om de beweging verder te doen uitbreiden, had de aarzeling langs Vlaamse kant gemakkelijk kunnen doorbreken.
Onder cipiers, spoorpersoneel, vuilnismannen, … groeide het besef dat het moment er was om te proberen eisen binnen te halen die op andere momenten onmogelijk te realiseren lijken. De voorzichtige oproep door Timmermans van het VBO eind mei om toch maar opnieuw rond tafel te zitten en te stoppen met provoceren. Samen met diens pleidooi om met Europa en de regering “doelgerichte en weloverwogen” overheidsinvesteringen in mobiliteit, gevangenissen en justitie te overwegen, toonde het de schrik voor een beweging van onderuit zoals in Frankrijk. Timmermans probeerde de angel uit het verzet te halen.
Even leek het niet onmogelijk dat de regering nog voor de zomervakantie in de problemen zou geraken. Dan zou ze geen kans meer krijgen om een derde besparingsronde op ons af te vuren nog voor de twee eerste helemaal zijn doorgevoerd. Het zou de arbeiderswereld de mogelijkheid geboden hebben om de uitbouw aan te vatten van een alternatieve politieke kracht met diezelfde militanten en activisten die het verzet hebben gedragen en te beginnen met de uitwerking van een programma gebaseerd op de noden in de brede samenleving.
De syndicale strijd is politiek, de genomen maatregelen waartegen we protesteren zijn politiek. We zullen niet winnen als we ons verzet niet ook op dat terrein voeren. Een kunstmatig onderscheid tussen politiek en syndicaal terrein verzwakt ons. Het sociaal verzet toont het potentieel en maakt de eisen concreter.
Een politiek alternatief
Het klopt dat een alternatief niet “ready made” is, dat het niet georganiseerd is en klaar om de macht over te nemen. De PVDA heeft wel de wind in de zeilen en zou op basis van de laatste peilingen van twee naar tien kamerzetels gaan: twee in Vlaanderen, zeven in Wallonië en één in Brussel. Een enorme stap vooruit, maar niet de massabasis voor de vorming van een linkse regering.
Volgens Peter Mertens wil de PVDA “zo snel mogelijk verantwoordelijkheid opbouwen in de maatschappij” door “in deze fase de tegenmacht op te bouwen.” Hij verwijst naar de beweging rond Sanders in de VS, maar ook naar Spanje of Frankrijk waar “er zich een tegenmacht vormt die zich niet beperkt tot een politieke partij, maar gedragen wordt door een grote beweging van mensen die bewust worden, die mondig worden en die de gevestigde macht uitdagen”.
Hij voegt eraan toe dat “als wij die tegenmacht in reële macht willen opzetten, er natuurlijk een aantal voorwaarden zijn waaraan voldaan moet worden. Een voorwaarde is zeker dat we moeten kunnen breken met de huidige politieke orientatie van de Europese Unie. Wij gaan niet in een regering zitten die doet wat de sociaal democraat Hollande doet in Frankrijk.” En verder “We moeten een krachtsverhouding opbouwen om het beleid van Europa te veranderen. En, als dat morgen kan, dan stappen we morgen in de regering. Maar als dat binnen twee jaar is, dan zal het maar binnen twee jaar zijn.”
De PVDA rekent op een geleidelijke radicalisatie naar links en hoopt dat zij daar de meeste vruchten van zal plukken door ter linkerzijde incontournable te worden. Tien tot vijftien jaar denkt ze daarvoor nodig te hebben.
Ze gaat daarbij voorbij aan het potentieel en de dringendheid van vandaag om de honderdduizenden werkenden die het afgelopen jaar en een half mee de strijd hebben gevoerd te bundelen in een brede onafhankelijke politieke en synidicale kracht. Zeker als de beweging in staat zou zijn de regering te doen vallen zou er een enorme ruimte vrijkomen om een dergelijke kracht te bouwen met een massabasis in die maatschappij. Zo zou het momentum en de dynamiek te volle benut worden.
Strijdfront van onderuit of volksfront met ‘linkse’ besparingspartijen?
Dat is helaas niet de oriëntatie van de PVDA. Integendeel. Als shortcut zou de PVDA in Antwerpen SP.a en Groen oproepen tot een kartel bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen, met als doel burgemeester De Wever van zijn troon te stoten. Denkt de PVDA dit te kunnen doen met SP.a en Groen op een geloofwaardig anti-besparingsticket? Zullen beide partijen tegen dan voldoende verveld zijn tot anti-besparingspartijen? En welke boodschap en rol geef je ondertussen aan de werkende klasse? Wachten tot deze voorwaarden vervuld zijn?
In plaats van haar eieren in de mand van SP.a en Groen te leggen, zou de PVDA alles in het werk kunnen stellen om de beweging ook een politieke uitweg te bieden door de oproep die ooit kwam van het FGTB van Charleroi echt waar te maken en de krachten ter linkerzijde samen te brengen met de vele duizenden syndicale militanten om een brede linkse strijdpartij te vormen.
Een oproep gericht aan de vakbondsbasis om een nieuwe brede politieke beweging op te zetten, bestaande uit de honderduizenden vakbondsactivisten en militanten, en een nieuwe arbeiderspartij te bouwen met vrije en democratische discussie over programma en strategie zou een enorm enthousiasme opwekken. De beweging tegen de regering Michel toont dat er daarvoor een massabasis bestaat. Het gebrek aan initiatief om deze basis te organseren en in te schakelen daarentegen zorgt dat de beweging in een impasse belandt.
Programma dat breekt met de besparingen
Om wat te realiseren? Een programma van dringende publieke investeringen in onze openbare diensten.Het stopzetten en terugdraaien van de privatiseringen. Stoppen met de aanvallen op het pensioen en brugpension, intrekking van de verhoging van de pensioenleeftijd. Werktijdverkorting in plaats van meer uren te kloppen voor minder loon. En de middelen eindelijk eens gaan halen waar die zitten.
In een dossier in Knack op 8 juni vindt miljardair Roland Duchâtelet dat de regering zich laat “opjagen door extreemlinks.” Hij liegt ons voor dat België “koploper is wat betreft taksen en belastingen op vermogens” en dreigt: “Desnoods verhuis ik naar Zwitserland.” Een efficiënte vermogensbelasting vereist de opheffing van het bankgeheim, een sluitend vermogenskadaster en de mogelijkheid om te onteigenen. Gezien hun gewicht in de maatschappij zou het absurd zijn daar niet meteen de nationalisatie van de financiële sector en de grote bedrijven onder democratische controle en beheer van de werkende bevolking aan te koppelen. Dan pas zou een miljonairstaks zijn reële betekenis krijgen: niet als illusie voor een sociaal beheerd kapitalisme, maar als overgangsmaatregel in het kader van de socialistische omvorming van de maatschappij.
De regering probeert ons eens te meer een rad voor de ogen te draaien met de belofte van meer rechtvaardigheid en een grotere inspanning door de grote vermogens. Maar wie gelooft dat nog? Als er al iets in die richting komt, zal het hoogstens symbolisch zijn en vooral om ons een nieuwe miljardenbesparing door het strot te rammen.
We mogen de lessen van Griekenland niet vergeten. Niet alleen door het momentum om komaf te maken met een regime van besparingen te grijpen. Maar ook door te vechten voor een programma dat de breuk maakt met de besparingen, de EU en het kapitalisme dat zich maar kan bestendigen door uitbuiting en onderdrukking!
-
Voorwoord uit het boek “PVDA en LSP”

Bestel dit boek via onze webshop of door 12 euro over te schrijven op BE 48 0013 9075 9627 van ‘Socialist Press’ met als mededeling: ‘boek PVDA’ LSP publiceert een tekst die in de herfst van 2013 werd geschreven als politieke voorbereiding op een electorale doorbraak van PVDA in de verkiezingen van mei 2014. Met twee verkozenen in het federale, twee in het Waalse en vier in het Brusselse parlement kende PVDA effectief een belangrijke doorbraak en deed radicaal links voor het eerst sinds midden jaren 1980 opnieuw zijn intrede in het parlement. LSP verwelkomt deze vooruitgang, het zet linkse ideeën opnieuw op de agenda en het bevordert discussie over alternatieven op het kapitalisme.
Het doel van deze tekst is om een beter begrip te hebben van de oorsprong en de ideeën van de PVDA. Zoals LSP al langer stelt, roept de situatie vandaag om een nieuwe arbeiderspartij, een breed politiek verlengstuk van de eisen van de arbeidersbeweging. Als PVDA vandaag beweert deze nieuwe arbeiderspartij te zijn, is dat voorbarig. Maar de groei van deze partij maakt er wel een belangrijke factor van, een factor die een grote rol kan spelen in het proces van heropbouw van een brede politieke vertaling van de eisen van de arbeidersbeweging.
De afgelopen jaren doorliep PVDA een grondige vernieuwing, volgens voorzitter Peter Mertens was het ‘vernieuwen om te overleven’ (1). Het werd stilaan onmogelijk om een stalinistische kaderpartij op te bouwen en dus moest de koers wel veranderen. De vernieuwde PVDA staat naar eigen zeggen voor socialisme 2.0 waarbij geen buitenlandse modellen meer worden gebruikt, maar gestreefd wordt naar een hedendaags marxisme.
LSP doet waar mogelijk constructieve voorstellen tot samenwerking met PVDA, voorlopig zonder veel resultaat. Met de verkiezingen van 2014 werd elke samenwerking afgewezen en ondertussen werd ook het bredere ‘Gauche d’Ouverture’ langs Franstalige kant opgedoekt. We begrijpen dat PVDA de eigen vooruitgang wil consolideren en geen eindeloze discussies onder links wil voeren. Maar binnen de arbeidersbeweging zijn er verschillende ideeën en stromingen die niet zomaar onder de mat kunnen geveegd worden. De groeiende radicalisering uit zich wereldwijd in nieuwe politieke formaties waarbij er een grote diversiteit aan linkse krachten is. Van Syriza in Griekenland tot Bernie Sanders in de VS en Jeremy Corbyn in Groot-Brittannië zien we uitingen van de zoektocht naar een politiek alternatief. LSP meent dat hier best een open debat over wordt gevoerd gericht op een zo breed mogelijke betrokkenheid van onderuit en met respect voor elkaars gevoeligheden.
Doorheen de eerste ervaringen met nieuwe linkse krachten zoals Syriza blijkt ook het belang van een politieke programma gericht op een breuk met het kapitalisme. Het neoliberale ideologische offensief na de val van de Berlijnse Muur heeft de linkerzijde in een defensieve positie geduwd. Dit heeft nog steeds gevolgen, zeker inzake programma en eisen. Waar Syriza electoraal sterk en snel vooruitging met de offensieve boodschap van een linkse regering die zou breken met het besparingsbeleid, zijn de gewekte verwachtingen niet ingelost door de afwezigheid van een programma om deze breuk effectief waar te maken. Zoals de hoop op een breuk met het Europese besparingsbeleid doorheen Europa op enthousiasme kon rekenen en in de aanloop naar het referendum van 5 juli tot een beginnende mobilisatie, zo moet ook de evaluatie van de nederlaag van Syriza breder dan enkel in Griekenland gemaakt worden. Zo een evaluatie is ook van belang in onze strijd tegen de rechtse regering in België en de vraag naar alternatieven op het besparingsbeleid.
RECHTSE REGERING BOTST OP SOCIAAL VERZET. NIET ALLEEN STRIJD NODIG, OOK EEN ALTERNATIEF
De intrede van de PVDA in het parlement kwam op een belangrijk ogenblik. De eerste rechtse regering zonder sociaaldemocraten sinds de jaren 1980 kondigde zich meteen als een ‘andere regering’ aan. Het Thatcheriaanse beleid bestaat uit een opeenvolging van aanvallen op de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking. Dit leidde tot een enorme protestbeweging eind 2014 rond een actieplan dat de regering deed wankelen. Met een betoging, regionale staking en een nationale algemene 24-urenstaking op 15 december 2014 werd de kracht van ons aantal aangetoond. Het opbouwende karakter van het actieplan liet de beweging groeien en maakte het mogelijk om andere lagen mee te trekken, onder meer jongeren of de socioculturele wereld. Waar personeelsvergaderingen werden gehouden, was het een succes en versterkte dit de mobilisatie.
De vakbondsleiding liet na om het af te maken en de regering met een tweede actieplan te doen vallen. Het gebrek aan een alternatief speelde daar ongetwijfeld een grote rol in, zou de rechtse regering gewoon vervangen worden door een nieuwe tripartite met de sociaaldemocratie die hetzelfde besparingsbeleid met een trager ritme en minder provocaties zou opleggen? De aarzeling om meteen een tweede actieplan aan te kondigen, zorgde er bovendien voor dat andere thema’s de agenda volledig konden domineren. Denk maar aan de aanslagen bij Charlie Hebdo.
De PVDA was aanwezig in alle vakbondsacties. Zelf omschrijft ze dit als volgt: “De PVDA gebruikte overal haar energie om de sociale strijd te ondersteunen.” (2) Het stilvallen van de acties na 15 december beschrijft PVDA-voorzitter Peter Mertens als volgt: “Na de wintervakantie wilden we heropstarten, maar je kreeg de aanslagen op Charlie Hebdo en daar hebben de rechtse media gretig gebruik van gemaakt. En de N-VA als dominante politieke kracht om het dominante thema in het publieke debat te veranderen. De vier maanden daarvoor hadden we als thema ‘arm-rijk’ en of de bezuinigingen juist waren of niet. In januari werd het thema islam en terrorisme – mensen hadden ook angst. Het leger is ingezet, dat loopt nog steeds rond in de straten van Brussel en Antwerpen. Toch is er een betoging geweest van 20.000 mensen van Hart Boven Hard – in maart, in de stromende regen. Dus we zitten nu met 1-1 in de kleedkamer en waarschijnlijk zal het in september weer verder gaan. Mensen zijn ontwaakt, maar we hebben nog lang niet gewonnen. Een deel van de bevolking is nu misleid door rechts.” (3)
Gevraagd naar het plan van PVDA voor de tweede helft van het sociaal verzet, antwoordt Mertens in hetzelfde interview uit juni 2015: “We zijn bezig met een nieuw plan in de vakbonden, maar de leiding van de christelijke vakbond is nu aan het capituleren. Ze zijn loyaal aan de christen-democratische partij die nu in de regering zit. We zijn daarom nu druk bezig de violen in de socialistische vakbond gelijk te strijken. Maar dat is niet gemakkelijk, want op het moment dat de beweging wat naar beneden gaat, verhogen de spanningen die we eerder hebben kunnen voorkomen. We hebben daar als PVDA tot nu toe een belangrijke rol in kunnen spelen.”
De Standaard peilde in april 2015 naar mogelijke kritieken van de PVDA op de vakbondsleiding. Peter Mertens formuleerde een voorzichtige kritiek: “Wij leven in een totale communicatiemaatschappij. En dus moeten de bonden er veel meer mee bezig zijn hoe ze hun boodschap kunnen vertalen naar een groot publiek. Het klopt niet dat ze alleen nog bezig zijn met verworven rechten. Er lopen daar veel progressieve mensen rond, met progressieve ideeën. Ze hebben geweldig veel tentakels in de samenleving. Maar toch slagen ze er niet in om op de debatten te wegen. (…) Ik ben een grote fan van al die nieuwe burgerbewegingen, zoals Straten-Generaal of Ademloos, maar ze kunnen de bonden nooit vervangen. Ze hebben bijvoorbeeld geen machtig wapen zoals het stakingsrecht. En daarom moeten de bonden, net zoals de PVDA, een nieuw tijdperk intreden. In 2008 hebben wij ook beslist om met een reclamebureau te gaan samenwerken.” (4)
De kwestie van een politiek alternatief op de rechtse regering, maar ook op het volledige besparingsbeleid, komt niet aan bod in de analyses van de PVDA over het stilvallen van de beweging na 15 december. Er valt wel meer en fundamentelere kritiek op de vakbondsleidingen te geven dan het gebrek aan degelijke externe communicatie. De banden met de gevestigde partijen, vooral PS en SP.a, of het gebrek aan interne communicatie en democratie, bijvoorbeeld op het ogenblik dat het eerste actieplan afliep en geen vervolg kreeg, worden spijtig genoeg niet vermeld. Uiteraard moeten we geen kritiek om de kritiek geven, maar begrijpen waarom de rechtse regering een tegengoal kon scoren na 15 december is essentieel om onze verdediging op punt te stellen in de tweede helft om even in de voetbalvergelijking te blijven.
LSP omschrijft de nood aan een politiek alternatief in de beweging tegen de rechtse regering als volgt: “Onze eisen leiden onmiddellijk tot de vraag naar een politieke kracht die zo’n programma kan verwezenlijken. De traditionele politieke partners van onze vakbonden hebben geen dergelijk programma en het ziet er niet naar uit dat dit snel zal veranderen. Een breuk met deze partijen is onvermijdelijk en een campagne voor een brede formatie die wel de belangen van de werkende bevolking verdedigt eveneens. De vakbonden hebben een enorme kracht in handen en kunnen deze discussie vooruitstuwen. Waarom geen duidelijk politiek alternatief op de besparingen uitwerken, hiervoor brede steun verwerven bij de vakbondsbasis en consequent de noodzaak van een politieke partij die dat programma wil verdedigen naar voren brengen? Organisaties zoals Hart Boven Hard/Tout Autre Chose, politieke organisaties of militanten en iedereen die wil meewerken aan zo’n politiek alternatief kunnen dan uitgenodigd worden om de discussie mee aan te gaan.
“Dit zou betekenen dat de strijd niet enkel meer zou gaan over voor of tegen deze regering, maar wel over een alternatief op de besparingen. Over hoe we de enorme rijkdommen die er zijn in deze maatschappij kunnen gebruiken voor sociale vooruitgang. Vandaag zit de meerderheid van die rijkdommen in de zakken van een kleine minderheid superrijken, die niet langer mogelijkheden ziet voor investeringen in de reële economie en maatschappij en die zich beperkt tot speculatie. Hoe kunnen we die rijkdommen inzetten voor het belang van de hele bevolking?
“De taken voor zo’n beweging zijn enorm, maar de mogelijkheden zijn nog veel groter. Steeds meer mensen zijn op zoek naar een alternatief op dit systeem van ellende en uitbuiting. Door dit debat op te starten, kunnen we de beweging versterken. De elite zal elke mogelijkheid gebruiken om zo’n politiek alternatief tegen te houden. Maar wij beschikken over een dynamische kracht van honderdduizenden militanten die de strijd willen aangaan. Door van de betoging van 7 oktober een overweldigend succes te maken en daarop verder te bouwen aan een beweging, kunnen we niet alleen deze regering maar heel het besparingsbeleid stoppen!” (5)
De PVDA daarentegen ziet een politiek alternatief op een andere manier ontwikkelen, met name rond zichzelf waarbij de partij hoopt binnen tien of vijftien jaar in een regering te stappen. Peter Mertens naar aanleiding van het boek ‘De miljonairstaks en zeven andere briljante ideeën om de samenleving te veranderen’: “Ik hoop dat we over tien of vijftien jaar in een regering kunnen stappen en dat we dan een miljonairstaks kunnen invoeren. En dat we dan ook de andere ideeën in dit boek kunnen uitvoeren: meer sociale woningen, een 30 urenweek, een bindend referendum. Dat zijn trouwens erg bescheiden doelstellingen, hé. Dan leven we nog altijd niet in een socialistische maatschappij. Ik ben een utopist, maar wel een van de realistische soort.” (6)
De doorbraak van de PVDA in de verkiezingen en in de media zorgt ervoor dat progressieve eisen sterker naar voor komen, dat becijferde studies verschijnen over de groeiende ongelijkheid en dat het debat in het algemeen meer naar links geduwd wordt. De partij maakt veel minder gebruik van zijn positie om voorstellen te doen om de strijd te organiseren en daar een radicaal programma van socialistische maatschappijverandering aan te koppelen. De PVDA lijkt bang te zijn om ook maar de minste kritiek op de vakbondsleidingen te geven (7), zelfs indien een deel van die leiding gegijzeld wordt door het gebrek aan alternatief dat zo manifest is bij de sociaaldemocratie en de christendemocratie.
LESSEN UIT HET GRIEKSE DRAMA
De steile opgang van Syriza in Griekenland toonde hoe een offensieve benadering van een breuk met het besparingsbeleid op basis van een open links eenheidsinitiatief tot de verbeelding van bredere lagen kan spreken.
Nog voor de verkiezingen van januari was het belang van een programma dat met het kapitalisme breekt duidelijk. Andros Payiatsos van Xekinima, de zusterorganisatie van LSP in Griekenland, stelde dat het establishment zou proberen om via onderhandelingen Syriza mee in bad te trekken waarop de leiding van Syriza reageerde met het afzwakken van het programma.(8) Tegelijk bleef Xekinima oproepen om voor Syriza te stemmen. “Welke compromissen de leiding ook bereid is om te maken, de arbeiders zullen zich door de overwinning van Syriza gesterkt voelen om voor hun rechten op te komen. Dat is overigens ook de fundamentele reden waarom we Syriza kritische steun geven in de verkiezingen. We roepen niet gewoon op om voor Syriza te stemmen, we roepen op voor een radicaal, revolutionair socialistisch programma als de enige haalbare weg voor een Syriza-regering.” (9)
Deze benadering doet denken aan de wijze waarop Leon Trotski tegenover het ‘Plan De Man’ in ons land stond. In de crisis van de jaren 1930 lanceerde de Belgische sociaaldemocratie het ‘Plan De Man’, een plan van structuurhervormingen om de aanwezige middelen beter te verdelen. Het plan werkte mobiliserend, zelfs indien de BWP verklaarde dat het op basis van een ‘overtuigingsstrategie’ het plan dacht te kunnen realiseren.(10) Trotski merkte op dat het plan tot ontgoocheling zou leiden, maar dat linkse activisten tegelijk niet aan het mobiliserende karakter van het Plan De Man mochten voorbijgaan.
“We moeten de meest bewuste arbeiders de politieke zin van het ‘plan’ uitleggen”, stelde Trotski die er meteen aan toevoegde: “We moeten een zo breed mogelijk laag van arbeiders tonen dat wij, voor zover de burgerij de verwezenlijking van het ‘Plan’ probeert te dwarsbomen, hand in hand met hen zullen strijden om ze te helpen bij het doormaken van de ervaring. We zullen met hen alle moeilijkheden van de strijd delen, maar wat we niet zullen delen zijn de illusies die er aan verbonden zijn. Onze kritiek op de illusies moet niet de passiviteit verhogen (…) maar moet de werkenden integendeel vooruitstuwen. In deze voorwaarden zal de onontkoombare ontgoocheling in verband met het “Plan van de Arbeid” niet betekenen dat de passiviteit verergert, maar wel dat de arbeiders het revolutionaire pad inslaan.” (11)
Xekinima en het CWI namen het idee van een linkse regering in Griekenland op en legden uit dat dit een breuk met het kapitalisme vereist. (12) Er werd gewezen op de verwerping van de overheidsschulden; een massaal programma van publieke investeringen in huisvesting, infrastructuur, … ; nationalisatie van de financiële sector, onder meer om kleine bedrijven en boeren toegang tot goedkope kredieten te geven en de hypotheken af te schrijven tot de echte waarde van huizen; nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie om de economie democratisch te plannen op een duurzame basis; massastrijd van onderuit als embryo van een democratische samenleving en internationale solidariteit.
Het falen van de leiding van Syriza “vloeit voort uit de reformistische strategie van de partijleiding – het idee dat het mogelijk is om de besparingsprogramma’s van de trojka te stoppen zonder te breken met het kapitalisme. In het kader van de eurozone, met de macht van de ECB en de Europese grootmachten, Duitsland in het bijzonder, was dit een fatale illusie.” (13) Xekinima stond meteen klaar met de roep naar een nieuwe linkerzijde en nam stappen daartoe met het ‘initiatief van 17 juli’ en de steun aan de nieuwe partij ‘Volkseenheid’. Andros Payiatsos van Xekinima over het verraad van Syriza: “Dit is geen ‘finale nederlaag’ van de Griekse arbeidersklasse. Het potentieel van strijd blijft bestaan. De Griekse werkende bevolking heeft aangetoond dat ze steeds opnieuw tot strijd kan overgaan. Het bleek nog uit de ontwikkelingen rond het referendum. Niemand had verwacht dat maar liefst 61,5% neen zou stemmen.” (14)
Bij de overwinning van Syriza in de parlementsverkiezingen van januari zag de PVDA zich reeds als het “Syriza aan de Schelde”. In Knack stelde Peter Mertens: “We zoeken beiden naar een creatieve weg om een consequente socialistische politiek in Europa op de kaart te zetten. Elk werkt binnen zijn eigen context, maar er is op Europees vlak wel samenwerking. Politiek gezien zou je ons het Syriza aan de Schelde kunnen noemen. Net zoals de SP het Syriza van boven de Moerdijk is. Mochten we in Griekenland zitten, dan hadden we zeker een gelijkaardig programma.” (15)
Een half jaar later moet Peter Mertens vaststellen dat Tsipras en de leiding van Syriza capituleren, waardoor Syriza “snel vervelt naar een kracht die doorheen het Derde Memorandum het regime van een schuldenkolonie zal verder zetten” en daarbij compleet vernederd wordt door de trojka.(16) De redenen voor die capitulatie worden als volgt beschreven: “Ik leer uit Griekenland vooral dat het belangrijk blijft om niet in de val te trappen van de sociaaldemocratie: ook zij dacht dat ze het spel kon veranderen door het eerst mee te spelen. Syriza, een partij van linkse humanisten en idealisten, heeft zich rationeel proberen op te stellen. Ze koesterde de gedachte dat ze sociaaldemocratische sterkhouders als de Franse president François Hollande of de Italiaanse premier Matteo Renzi zou kunnen overtuigen, als ze maar de juiste argumenten zou hanteren.” (17) En verder in hetzelfde interview: “Uiteindelijk heeft Syriza ervaren dat die onderhandelingen geen gewone gesprekken waren, maar onderdeel van een economische oorlog. Men heeft zelfs de Griekse banken drooggelegd: dat is een harde les, voor alle landen uit de eurozone. Tegelijk is er sinds het begin van de euro nooit één regering geweest die zo openlijk de handschoen heeft opgenomen tegen het Duitse monetarisme. Ik heb er dus alle respect voor dat een pluimgewicht als Syriza boven zijn gewichtsklasse heeft durven te boksen. Zonder Syriza was er ook nooit zo diepgaand gedebatteerd over Europa als nu. In iedere Ierse pub, in elke Spaanse tapasbar ging het gesprek over het Griekse verzet tegen de Duitse marsrichting.”
Het lijkt erop dat de PVDA zich tevreden stelt met de vaststelling dat Syriza de hoop op een alternatief op het besparingsbeleid heeft opgewekt, zonder dieper in te gaan op hoe concreet voor dat alternatief kan gestreden worden. Tegelijk blijft de PVDA ook na de capitulatie van Syriza vaag over een alternatief op de huidige EU. “Het moet mogelijk worden om financiële solidariteitstransfers toe te staan, om publieke monopolies uit te bouwen, om politiek tussen te komen met de Europese Centrale Bank, en om de begroting zonder de muilkorf van bezuinigingsnormen te gebruiken voor de noodzakelijke industriële, sociale en ecologische investeringen. Als Europa wil overleven, dan zullen de fundamenten moeten veranderen. Het alternatief is dat de hele Unie uit elkaar spat, en dat de nationalistische spanningen van het begin van de 20e eeuw opnieuw hun intrede zullen maken in deze prille 21e eeuw.” (18)
SOLIDARITEITSCONGRES VAN PVDA
Met 2 verkozenen in de Kamer, 2 in het Waalse parlement en 4 in het Brusselse parlement is PVDA een pak zichtbaarder geworden. In 2012 haalde de partij ook al 52 lokale verkozenen. Samen met de context van sociale strijd in eigen land en een groeiende zoektocht naar alternatieven doorheen de wereld, komt dit tot uiting in een aangroei van PVDA tot naar eigen zeggen bijna 10.000 leden. Opmerkelijk in de congrestekst is dat er weinig aandacht is voor de sociale strijd in België en bijvoorbeeld de lessen van het eerste actieplan. De slogan van de tekst is: “verbreden, verbinden, verdiepen”.
Ondanks beperkingen gaat de congrestekst op heel wat vlakken verder dan alle publieke verklaringen van PVDA-woordvoerders en artikels in maandblad Solidair of op de website pvda.be. In de congrestekst wordt bijvoorbeeld gepleit voor een socialistisch alternatief waarin de sleutelsectoren van de economie in publieke handen worden genomen met een rationele planning van de productie. In deze tekst wordt voluit gepleit voor een massaal programma van publieke investeringen. En om dat te bereiken, wordt gewezen op de rol van klassenstrijd: “Alles wat de brede arbeidersbeweging heeft bereikt, deed ze door haar eigen kracht te ontwikkelen: zich te organiseren, actie te voeren en krachtsverhoudingen uit te bouwen.” (19)
Waar de PVDA intern voor een socialistisch alternatief pleit, beperkt de externe communicatie zich doorgaans tot eisen als de miljonairstaks, de 30-urenweek, gratis gezondheidszorg, … In het boek ‘De miljonairstaks en zeven andere briljante ideeën om de samenleving te veranderen’ is er geen sprake van socialisme, vermaatschappelijkte sleutelsectoren of een geplande economie. We stelden over dit boek: “De auteurs van dit boek doen alle moeite om aan te tonen dat hun eisen aanvaardbaar zijn. Niet zozeer voor de meerderheid van de bevolking, maar wel binnen het huidige systeem. Socialisme is dan ook niet een van de acht “briljante ideeën” in dit boek. Meer nog, er wordt niet over socialisme gesproken. De afgelopen jaren werden we geconfronteerd met steeds meer tegenhervormingen: afbraak van verworvenheden uit het verleden. Is dit omdat het aan goede ideeën voor hervormingen ontbrak? Zeker niet. Maar in de context van een kapitalisme in crisis is het afdwingen van zelfs beperkte hervormingen niet evident. Het volstaat niet om goede ideeën met goede argumenten naar voor te brengen. Dat ondervond ook de nieuwe Griekse regering die sterke argumenten heeft om met het besparingsbeleid te breken. Maar het establishment heeft er geen oren naar, het voert immers een klassenstrijd in het belang van de allerrijksten. Een klassenoorlog beantwoorden met ‘goede argumenten’ lukt niet. Er moet ook aangegeven worden hoe we onze eisen kunnen afdwingen en bijgevolg ook hoe we een einde kunnen maken aan het kapitalisme. Het belang van bewegingen en strijd komt niet aan bod in het boek, er wordt zelfs gesuggereerd dat heel wat hervormingen via verkiezingen werden bekomen.” (20)
Het lijkt erop dat de PVDA een strikt onderscheid maakt tussen enerzijds het maximumprogramma van socialisme, iets voor een verre toekomst waarover nu al kan gedroomd worden en waar congresteksten aan gewijd worden, en anderzijds een minimumprogramma van directe hervormingen waar alle activiteit van de partij op gericht wordt. Dit verschilt van de benadering van overgangseisen. Dat wil zeggen: eisen die botsen met de logica van het kapitalisme en de brug maken naar de nood van een socialistische samenleving. De groeiende kloof tussen minimum- en maximumprogramma bij de PVDA doet denken aan de vroegere sociaaldemocratie, tenminste voor het proces van verburgerlijking zo ver gevorderd was dat zelfs minimale hervormingen niet of amper nog naar voor geschoven worden.
De sociaaldemocratie beweerde in de jaren 1930 eveneens voor een socialistisch alternatief te staan. Maar op het ogenblik dat de werkende bevolking de strijd aanging, verviel de leiding in een bijzonder conservatieve houding. “Op het moment dat de massa’s in beweging kwamen, weigerden zij een revolutionaire strategie te overwegen. De sociaaldemocratie hield vast aan een “minimumprogramma” (eisen om de levensstandaard van de arbeidersklasse te verbeteren, voor zo ver het aanvaardbaar bleef voor de burgerij) en een “maximumprogramma” (het idee van een socialistische toekomst die bij speciale gelegenheden wordt geopperd terwijl er de rest van de tijd een reformistische praktijk is). Trotski verwoordde het kort en bondig: “de huidige crisis van de mensheid valt terug te brengen op de crisis van de leiding van de arbeidersbeweging.” Als de mensheid geen perspectief zag op een betere toekomst, had ze dat te danken aan het cynisme van de leiders van die laag in de samenleving die een dergelijke toekomst tot stand kon brengen: de arbeidersklasse.” (21)Zeker op momenten van crisis stelt de kwestie van een overgangsprogramma zich. De vraag: “Kan men vooruit gaan wanneer men bevreesd is naar het socialisme te gaan?”, beantwoordde Lenin in de context van de voorlopige regering in Rusland na de februarirevolutie van 1917 negatief. (22) Zal de PVDA na zijn Solidariteitscongres de voorstellen over socialisme populariseren en in de dagdagelijkse werking opnemen? Of is de partij hiervoor bevreesd?
De PVDA erkent alvast de druk om een pragmatische partij te zijn, “Voor het pragmatisme krijgt het praktisch resultaat, het directe en het haalbare voorrang op de langetermijndoelstellingen en de maatschappijvisie. Er groeit een logica om slechts ‘de verkoopbaarheid’ van onze boodschap te volgen. (…) Met enkel maar snel, snel in te spelen op de actualiteit, met enkel politieke standpunten uit te werken om te ‘scoren’ in de media, en de studiedienst voornamelijk te organiseren met het oog op kortetermijncommunicatie… met zulke opstelling zijn wij niet in staat het wereldbeeld en de culturele hegemonie van het establishment te doorbreken.” (23) Een politiek antwoord op de druk om zich louter te beperken tot een minimumprogramma wordt evenwel niet geboden.
BUITENLANDSE VOORBEELDEN
Een opmerkelijk hoofdstuk in de congrestekst van de PVDA is dat over China, al was het maar omdat de partij erkent dat ze destijds “klakkeloos standpunten van de Chinezen overnam” (24). Daarbij wordt overigens niet verduidelijkt van welke Chinezen standpunten werden overgenomen. Nu moet de PVDA erkennen dat er in China stapsgewijs marktmechanismen werden ingevoerd met een groeiend belang van het privaat bezit van de productiemiddelen. De vraag of een volledig kapitalistisch herstel mogelijk is, wordt opengelaten. Dat zal “de geschiedenis uitwijzen”.
Tegelijk wordt gesteld dat China “niet naar de pijpen van de buitenlandse multinationals” moet dansen, dat de economische ontwikkeling “historisch ongeëvenaarde prestaties in de strijd tegen de armoede opleverde” en dat China op internationaal vlak van een “win-winprincipe” vertrekt. De akkoorden met andere landen, zouden die landen helpen om zich te ontwikkelen zodat ze een meer onafhankelijke weg kunnen banen aangezien China de “principes van vreedzame co-existentie” volgt.
Zelfs de overname van westerse bedrijven door Chinese wordt als een win-win voorgesteld: “Chinese bedrijven winnen technologie en markttoegang, het Westen wint zuurstof en werkgelegenheid voor een kwakkelende economie.” (25) Zal de PVDA dit standpunt ook verdedigen bij de privatisering van de Griekse haven van Piraeus waar het Chinese bedrijf Cosco op aast? De enige bedenking die de PVDA lijkt te maken, is dat de Chinese opstelling naïef is ten aanzien van de kapitalistische veroveringszucht. De beurscrash en de economische crisis vandaag in China zag de PVDA niet aankomen. Het loslaten van het Chinese model gebeurt nog erg aarzelend.
Ook de Latijns-Amerikaanse voorbeelden blijven omzichtig behandeld worden. De linkse regimes in onder meer Brazilië worden wel bekritiseerd: “behalve in Cuba en gedeeltelijk in Venezuela, Bolivia en Ecuador blijven de kapitalistische verhoudingen in die landen onveranderd van kracht.” (26) Voor de toenadering tussen het Cubaanse regime en de VS of de economische crisis in Venezuela (net omdat de kapitalistische verhoudingen er intact bleven) komt er evenwel geen verklaring.
WELK SOCIALISME? EN HOE DAAR GERAKEN?
Het model van de Sovjet-Unie onder Stalin wordt niet langer gevolgd. “Men kan niet om de realisaties van de Sovjet-Unie heen wat betreft onderwijs, gezondheid en cultuur, noch om haar doorslaggevende rol in het verslaan van nazi-Duitsland. (27) Maar het is duidelijk dat er niet alleen grote problemen van bureaucratie bestonden, maar ook van machtsmisbruik, van economische stagnatie en van misdadig optreden ten aanzien van echte of vermeende tegenstanders van het regime.” (28) De verdediging van het stalinisme wordt bedekt en opmerkelijk vaag omschreven als “het haast kritiekloos en zonder nuance verdedigen van de geschiedenis van de Sovjet-Unie.” Dit is zo algemeen geformuleerd dat het niet klopt. De PVDA verdedigde in het verleden de Sovjet-Unie onder Stalin, maar de opvolgers van Stalin kregen bijzonder veel kritiek van de PVDA, ze werden als ‘revisionisten’ afgedaan en de Sovjet-Unie werd als ‘sociaal-imperialistisch’ omschreven. Eind jaren 1980 kwam er even verandering in de opstelling van de PVDA met een kortstondige kritiekloze steun aan Gorbatsjov. Het stalinistische model wordt nu door de PVDA onderworpen aan een oppervlakkige kritiek, maar een verklaring van waarom het foutliep in de Sovjet-Unie komt er niet.
Het lijkt erop dat de PVDA meteen van de gelegenheid gebruikt maakt om niet alleen het stalinisme, maar ook elementen van het marxisme overboord te gooien. “Onze klassiek marxistische, puur socio-economische kijk en de bijhorende taal, daar zijn we nu echt wel voorbij,” (29) aldus Peter Mertens op apache.be. Alsof het marxisme zich ooit beperkt heeft tot een puur socio-economische kijk. Marxisme is voor Mertens een fundament en niets meer. In Knack vroeg Walter Pauli de PVDA-voorzitter hoe hij vandaag tegenover het ‘wetenschappelijk socialisme’ staat. Mertens: “Ik heb nooit gehouden van die term. Het gaf de indruk dat marxisme een zaak was van formules. Wie alleen maar bezig is met boeken van bijna tweehonderd jaar geleden, begrijpt niet wat er vandaag leeft en heeft al snel geen boodschap meer voor de mensen van vandaag. Maar ik voeg er meteen aan toe: wie alléén maar surft op de golfjes van de dagelijkse actualiteit, mist een fundamentele analyse. Ik blijf de lectuur van Marx en Engels dus aanbevelen. Maar ook die van Owen Jones, de jonge Britse socioloog die de regering-Cameron onder vuur neemt en Labour wil verlinksen. Of hij daarin zal slagen, is een andere vraag.” (30) Eerder reageerde Peter Mertens op de stelling van de rechtse academicus Pascal Delwit (ULB) dat het ideologische uitgangspunt van de PVDA het marxisme-leninisme blijft: “Dit is een groteske absurditeit. Wij baseren ons niet op het marxisme-leninisme en wij zijn niet voor een systeem zonder privé-eigendom. Wij zijn een moderne marxistische partij, zoals de SP in Nederland of Die Linke in Duitsland.” (31)
Het fundament van het socialisme is voor de PVDA nodig als paradigmawissel, als een “heel andere manier om naar de wereld, de mens en de natuur te kijken.” (32) In die visie op socialisme 2.0 – eens te meer wordt niet uitgelegd wat het verschil met de versie 1.0 is – wordt terecht gewezen op het belang van het vermaatschappelijken van de sleutelsectoren van de economie en de planmatige aanpak in plaats van de chaos van het private bezit van de productiemiddelen. Er wordt benadrukt dat een democratische deelname aan het planningsproces essentieel is voor het socialisme 2.0 “dat de bevolking actief betrekt bij de grote keuzes van de samenleving, bij de visie op de toekomst en op de weg ernaartoe.” (33) Het doel is een “democratisch geplande economie onder controle van de bevolking”. En: “met de groeiende internationalisering van de economie lijkt het onmogelijk het socialisme 2.0 enkel op Belgisch niveau te realiseren.” (34)
Dat alles wordt echter niet verbonden aan de dagelijkse strijd vandaag. Nochtans is het in de strijd voor verandering dat embryo’s voor een nieuw systeem tot stand komen. Het belang van personeelsvergaderingen bijvoorbeeld in het syndicale verzet tegen de rechtse regering is niet beperkt tot de organisatie van de strijd, het is een stap in de richting van het zelf in handen nemen van de productie en de samenleving. Door een socialistisch alternatief los te koppelen van de dagelijkse strijd, wordt die strijd verzwakt en wordt het socialistisch alternatief ook abstracter. Het gebrek aan een overgangsbenadering doet minimum- en maximumprogramma steeds verder uit elkaar groeien.
Bij een aantal formuleringen in de congrestekst hebben wij bedenkingen (bijvoorbeeld het beperken van antiracisme tot een ethische kwestie of de staat die moet garanderen dat de nieuwe democratie in handen van de 99% blijft). De belangrijkste kritiek, waar ook de meeste bedenkingen tot te herleiden zijn, is het gebrek aan band tussen de dagelijkse strijd tegen het kapitalisme en de gevolgen van dit systeem enerzijds en de opbouw van een socialistisch alternatief anderzijds.De opbouw van PVDA wordt evenmin verbonden aan dat socialistische doel. De nadruk ligt op een numerieke groei en een verdere professionalisering waarbij vorming en politieke ontwikkeling via modules van opleidingscycli moeten versterkt worden. De PVDA heeft als doel om tegen 2020 te groeien tot 15.000 leden en wil de partijstructuren aanpassen, vaak zijn die nu nog afgestemd op een kaderpartij van duizend militanten. Van de 10.000 leden vandaag zijn er ongeveer 1.500 militanten, wat de partij wil optrekken tot 27%. (35) Zaken als interne democratie worden erg voorzichtig behandeld, er blijft een strakke hiërarchische controle. Zo moet de verkiezing van een voorzitter van een basisgroep steeds door de provinciale partijleiding goedgekeurd worden.
Andere linkse organisaties en stromingen komen niet aan bod in de congrestekst van PVDA. Doorgaans wordt gekozen voor een gesloten opstelling tegen andere stromingen, zeker diegenen die zich links van de PVDA situeren. Een voorbeeld daarvan zagen we op de Protest Parade van 19 oktober 2014 waar een loepzuivere betoging van werd gemaakt waarop elke afwijkende vlag, pankarte, … manu militari naar het einde van de betoging werd verwezen. We schreven hierover: “Tegenover het rechtse offensief zullen we alle krachten nodig hebben. Een stakingspiket staat sterker als iedereen mee doet met respect voor elkaars gevoeligheden over de grenzen van vakbondskleuren of personeelsstatuten (arbeider, bediende, interimmer, werknemer van een onderaannemer, stagiair,…) heen. Dat geldt ook voor de politieke vertegenwoordiging van de arbeidersbeweging. Om tot een breed alternatief te komen, is openheid en respect van elkaars eigenheid belangrijk. Deze openheid was er niet op de Protest Parade. (…) Dat je met een vlag of pankarte niet eens goeiedag mocht zeggen aan collega’s die elders in de betoging liepen, is een extreme vorm van het monddood maken van iedere vorm van discussie.” (36)
Ondanks haar kritieken erkent LSP dat PVDA een integraal onderdeel zal zijn van het proces om de arbeidersbeweging opnieuw politiek te organiseren. In de geest van eenheid in actie deden we verschillende voorstellen tot samenwerking. Concrete stappen, zoals de oproep van ABVV Charleroi en Zuid-Henegouwen, ondersteunen we volledig. Het ABVV van Charleroi en Zuid-Henegouwen deed op 1 mei 2012 een oproep tot een breuk met de christendemocratie, sociaaldemocratie en groenen om de krachten links hiervan te verenigen in een brede strijdpartij die democratisch en inclusief is met respect voor alle deelnemers.
De opbouw van een politiek alternatief zal niet rechtlijnig gebeuren. Zoals we in 2003 reeds stelden in een conferentietekst: “De stabiele periode van het kapitalisme ligt definitief achter de rug. Steeds meer arbeiders en hun gezinnen, maar ook belangrijke delen van de middengroepen en zelfs de kleinburgerij zullen het kapitalisme in vraag stellen. Dat zal gepaard gaan met restanten van de vorige periode, met verwarring, ideologische en organisatorische zwakheden. Tot op zekere hoogte zal de beweging, ook de arbeidersbeweging, in de loop van de strijd, een aantal van de verworven gewaande ervaringen, opnieuw moeten leren. De nood aan een georganiseerde linkerzijde binnen de vakbonden, alsook in uitzonderlijke gevallen tijdelijke scheuringen, zullen een kenmerk worden van de nieuwe periode. Tegelijk zal het inzicht van de nood aan een brede politieke arbeidersformatie, eerst onder een voorhoedelaag, geleidelijk doordringen.
“Hoewel de objectieve nood aan een nieuwe arbeiderspartij zich nu al meer dan 10 jaar stelt, zijn de krachten voor de vorming ervan vandaag nog steeds niet gerijpt. Dat zal pas gebeuren op basis van massale industriële en politieke strijd. Zoiets kan echter zeer snel ontwikkelen. We moeten onze krachten daar systematisch op voorbereiden. (…)
“LSP staat vandaag voor een dubbele taak: enerzijds de uitbouw van de revolutionaire stroming, anderzijds de creatie van een breder politiek instrument van de arbeidersbeweging. Die twee taken zijn niet aan elkaar tegengesteld, maar vullen elkaar juist aan. De brede politieke formatie van de arbeidersbeweging is een tactische kwestie die arbeiders moet toestaan aan de hand van praktische ervaringen de nood aan een revolutionair programma en een revolutionaire massapartij in te zien. Dat is tenslotte waar het ons om te doen is: de creatie van een instrument dat de maatschappij in socialistische zin kan omvormen. Die taak kan enkel volbracht worden door een revolutionaire massapartij.” (37)
Het is vanuit deze optiek dat LSP met de hiernavolgende tekst een politieke dialoog wil aangaan met al wie opkomt voor een fundamentele verandering van de samenleving in de vorm van een socialistische maatschappij.
Geert Cool
september 2015
Voetnoten
1. Interview in Humo, april 2014. Gepubliceerd op: http://pvda.be/artikels/stijn-meuris-versus-peter-mertens
2. Tekst Solidariteitscongres pagina 13
3. “Peter Mertens: ‘Met 1-1 in de rust tegen de regering nu de antikapitalistische en antiracistische strijd verbinden’” op socialisme.nu, website van de Internationale Socialisten (Nederlandse afdeling van de stroming rond de Britse SWP). http://socialisme.nu/blog/nieuws/45919/peter-mertens-met-1-1-in-de-rust-tegen-de-regering-nu-de-antikapitalistische-en-antiracistische-strijd-verbinden/
4. De Standaard 4 april 2015. Interview overgenomen op http://pvda.be/artikels/peter-mertens-pvda-wat-de-wever-voorstelt-al-dertig-keer-uitgeprobeerd-en-mislukt-de
5. “7 oktober als startpunt van nieuw actieplan – lessen uit het vorige actieplan”, De Linkse Socialist september 2015
6. De Standaard 4 april 2015. Interview overgenomen op http://pvda.be/artikels/peter-mertens-pvda-wat-de-wever-voorstelt-al-dertig-keer-uitgeprobeerd-en-mislukt-de
7. In de PVDA congrestekst wordt dit als volgt omschreven: “We hebben nu veel meer het profiel van een politieke partij die principieel haar visie verdedigt, maar ook soepel en tactisch weet op te treden, met respect voor de vakbonden” (p. 85) Elders wordt expliciet afstand genomen van de opstelling van de PVDA in het conflict rond Forges de Clabecq toen de ABVV-delegees rond Roberto D’Orazio uit het ABVV werden gezet, dit wordt nu door de PVDA gezien als een ‘confrontatiestrategie met de vakbonden’. In passages over ‘de vakbonden’ maakt de PVDA doorgaans geen onderscheid meer tussen leiding en basis.
8. “Griekenland. Vooruitzicht van overwinning door Syriza versterkt hoop”, socialisme.be op 21 januari 2015. http://www.socialisme.be/nl/21649/griekenland-vooruitzicht-van-overwinning-door-syriza-versterkt-hoop
9. “Griekenland. Vooruitzicht van overwinning door Syriza versterkt hoop”, socialisme.be op 21 januari 2015. http://www.socialisme.be/nl/21649/griekenland-vooruitzicht-van-overwinning-door-syriza-versterkt-hoop
10. “Het Plan De Man” door François Bliki, Vonk februari 1983, online op: http://www.socialisme.be/nl/20806/archieftekst-het-plan-de-man
11. Leon Trotski over het Plan De Man, https://www.marxists.org/nederlands/vereeken/1935/1935plan.htm#b10
12. “Waarom een linkse regering met het kapitalisme moet breken”, artikel door Paul Murphy verschenen op 16 november 2014. http://www.socialisme.be/nl/20483/waarom-een-linkse-regering-met-het-kapitalisme-moet-breken
13. “Waarom Syriza kapituleerde en een alternatieve weg om de besparingen te stoppen”, artikel door Paul Murphy verschenen op 16 juli 2015. http://www.socialisme.be/nl/24573/waarom-syriza-kapituleerde-en-een-alternatieve-weg-om-de-besparingen-te-stoppen
14. Zie interviews met Andros Payiatsos: http://www.socialisme.be/nl/24957/griekenland-waar-staat-die-nieuwe-linkse-partij-volkseenheid-voor en http://www.socialisme.be/nl/24933/griekse-arbeidersklasse-zal-strijd-verderzetten
15. “Peter Mertens: ‘Wij zijn het Syriza aan de Schelde’”, Knack.be 27 januari 2015. http://www.knack.be/nieuws/belgie/peter-mertens-wij-zijn-het-syriza-aan-de-schelde/article-normal-528617.html
16. “Dertien stellingen over het Dictaat van Brussel, Griekenland en de toekomst van Europa”, Peter Mertens 28 juli 2015. http://pvda.be/artikels/dertien-stellingen-over-het-dictaat-van-brussel-griekenland-en-de-toekomst-van-europa
17. Interview met Peter Mertens en Raoul Hedebouw in Knack (5 augustus 2015)
18. “Dertien stellingen over het Dictaat van Brussel, Griekenland en de toekomst van Europa”, Peter Mertens 28 juli 2015. http://pvda.be/artikels/dertien-stellingen-over-het-dictaat-van-brussel-griekenland-en-de-toekomst-van-europa
19. PVDA Solidariteitscongres, tekst p. 36
20. “Welke ideeën om de samenleving te veranderen?”, recensie door Geert Cool in ‘De Linkse Socialist’ zomer 2015. http://www.socialisme.be/nl/24505/welke-ideeen-om-de-samenleving-te-veranderen
21. “Om het besparingsbeleid te stoppen, moeten we vechten voor een nieuw systeem”, door Jarmo Van Regemorter, De Linkse Socialist zomer 2015
22. “De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden” door Lenin, september 1917. https://www.marxists.org/nederlands/lenin/1917/catastrofe/
23. PVDA congrestekst p. 118-119
24. PVDA congrestekst p. 155
25. Alle citaten uit de PVDA Congrestekst pagina’s 40-43
26. PVDA Congrestekst, p. 45
27. In de slag bij Stalingrad kon de Sovjet-Unie het halen van de nazi’s, maar er werd een hoge prijs betaald voor eerdere foute inschattingen zoals de illusie dat het Stalin-Hitler pact tien jaar tijdswinst zou geven in de oorlog. Het louter toeschrijven van de overwinning op nazi-Duitsland aan de Sovjet-Unie gaat voorbij aan de belangrijke rol die verzetsbewegingen speelden in de strijd tegen het nazisme. Er moet overigens opgemerkt worden dat het stalinisme een doorslaggevende rol speelde in het verraden en stoppen van sociale verandering in het westen van Europa, terwijl in het oosten marionettenregimes werden gevestigd. Zie voor een uitgebreidere analyse: http://www.marxisme.be/n/2013/04/geschiedenis-de-tweede-wereldoorlog-om-globale-macht/
28. PVDA Congrestekst, P. 160
29. “PVDA wordt jonger, vrouwelijker en niet enkel meer van de arbeid”, apache.be op 11 juni 2015. https://www.apache.be/2015/06/11/pvda-wordt-jonger-vrouwelijker-en-niet-enkel-meer-van-de-arbeid/
30. Interview met Knack op 5 augustus 2015
31. De Tijd 3 maart 2014
32. PVDA Congrestekst, p. 171
33. PVDA Congrestekst, p. 188
34. PVDA Congrestekst, p. 224
35. PVDA Congrestekst, p. 138-139
36. “PVDA houdt Protest Parade”, socialisme.be 21 oktober 2014, http://www.socialisme.be/nl/19927/pvda-houdt-protest-parade-in-brussel
37. “Politieke alternatieven voor de arbeidersbeweging in de 21ste eeuw”, Conferentietekst LSP/MAS november 2003. http://www.marxisme.be/n/archief/2003nap.html -
ABVV Charleroi hield dag over hoe sociale verworvenheden afdwingen
Op 24 oktober hield het ABVV van Charleroi een dag over het thema: ‘Welke strategie voor sociale verworvenheden?’. Het ABVV van Charleroi had zes partijen uitgenodigd met naast LSP ook PVDA, LCR/SAP, Parti Communiste en ook de PS en Ecolo. De dag kaderde in de oproep van het ABVV-gewest van 1 mei 2012 en de “10 doelstellingen van een antikapitalistisch noodprogramma.”Verslag door Ben (Charleroi)
De dag had als doel om de verschillende partijen te laten spreken over hun ideeën om tot concrete en constructieve voorstellen te komen waarmee de discussie onder militanten en afgevaardigden kan gestimuleerd worden.
Er kwamen drie thema’s aan bod in werkgroepen: arbeidsduurvermindering, de grote vermogens laten betalen en tenslotte het Europese karakter van het sociaal verzet. In de namiddag volgden verslagen van de werkgroepen in een plenaire sessie waarna er een politiek debat was en een samenvatting van de dag. Dergelijke debatten zijn zeker nodig en we namen er dan ook enthousiast aan deel.
Om de discussies tot iets concreet te laten leiden, stelden we de verschillende partijen voor om minstens een gezamenlijke verklaring te onderschrijven op basis van de discussies in de werkgroepen. Rond Europa stelden we voor om geen enkele Europese richtlijn, verdrag of gelijk wat te ondertekenen of ondersteunen als het leidt tot besparingen. Rond de arbeidstijd stelden we voor om op geen enkel machtsniveau, zowel de gemeenten als de regio’s en het federale niveau, in te stemmen met maatregelen die de arbeidstijd verhogen, zoals een verlenging van de loopbaan, verhoging van de wekelijkse arbeidstijd, … Rond fiscaliteit stelden we voor om in geen enkele regering te stappen indien die niet bereid is om een miljonairstaks door te voeren die ongeveer 8 miljard euro moet opbrengen en om de notionele intrestaftrek af te schaffen.
Deze voorstellen zijn niet gebaseerd op het programma van LSP om de samenleving te veranderen, daarvoor zijn ze te beperkt. We staan open voor discussie en zijn bereid om te werken rond eisen die niet volledig overeenstemmen met die van ons, maar die door de arbeidersbeweging en een groot deel van links als een stap vooruit worden gezien.
Jammer genoeg waren noch de PS noch de PVDA bereid om zich uit te spreken voor dit voorstel, de PVDA beperkte zich tot het aanklagen van de goedkeuring van verschillende besparingsverdragen door PS en Ecolo. Ecolo reageerde positief, maar bracht twee nuances aan. De eerste was dat de afschaffing van de notionele intrestaftrek in de 8 miljard zou zitten. De tweede was dat sommige Europese verdragen positieve zaken bevatten, onder meer inzake de beperking van de uitstootgassen. Betekent dit dat Ecolo bereid is om besparingsmaatregelen te aanvaarden, maar enkel indien ze ingepakt worden in een verdrag dat ook de kwestie van de uitstoot van CO2 aansnijdt?
Het ABVV van Charleroi maakte de keuze om het initiatief te openen voor PS en Ecolo, twee partijen die in de oproep van 2012 expliciet werden aangeklaagd wegens hun asociale beleid. Wat een front tegen de besparingen moest zijn, is een “progressief front” geworden. Die verandering is begrijpelijk gezien de samenstelling van de federale regering. Maar de deelname van PS en Ecolo aan de discussies dreigt tot verwarring en ontgoocheling te leiden onder militanten en delegees die het gehad hebben met deze zogezegd linkse partijen die een rechts beleid voeren. Dit is wellicht deels een verklaring voor de beperktere opkomst voor de dag in vergelijking met een gelijkaardige dag in 2013.
De discussie over de strategie om sociale verworvenheden te bekomen, moet verdergezet worden. LSP blijft voorstander van samenwerking door alle linkse krachten die zich tegen de besparingen verzetten. Deze dag heeft echter aangetoond dat noch PS, noch Ecolo, noch PVDA zich daar ernstig toe willen engageren. De PS weigert overigens uitdrukkelijk de minste externe druk op de partij. Het ABVV van Charleroi zal daar rekening mee moeten houden.
Bekijk hier een video van de tussenkomst van Ben namens LSP in het debat in de namiddag
-
Deze beweging heeft ook politiek alternatief nodig
Politiek niet overlaten aan de klassieke partijen

Standpunt door Bart Vandersteene, woordvoerder van LSP Er is geen alternatief op de besparingslogica. We hebben “allen” boven onze stand geleefd en nu moeten we de tering naar de nering zitten. Zo eenvoudig wordt de huidige regeringspolitiek verkocht, het is een kwestie van logisch redeneren. Een probleem, de bevolking pikt deze uitleg niet. Want hoe kan je van de werkende bevolking de ene na de andere opoffering eisen terwijl keer op keer wordt bewezen dat de rijken en grote bedrijven niet enkel vrijuit gaan, maar ook nog eens de rode loper krijgen uitgerold.
De algemene staking van 15 december is wel degelijk een politieke daad. Een aanzienlijk deel van de bevolking legt het werk neer met als boodschap dat ze de politieke keuzes niet langer wil overlaten aan het kransje verkozenen. Door het werk neer te leggen laten de werkenden duidelijk zien en voelen wie er de welvaart produceert. De boodschap aan de stakersposten weerklinkt luid: de besparingspolitiek betekent het straffen van de werkende bevolking en hen doen betalen voor de fouten en de hebzucht van de rijken. En dit pikken we niet langer.
Volgens een onderzoek gepubliceerd in Knack vindt 78% van de Vlamingen dat de besparingen niet eerlijk verdeeld zijn. 85% steunt een belasting op vermogens boven 1 miljoen. Volgens een andere peiling wordt de regering door slechts 20% van de Belgen gesteund. Deze regering heeft gekozen voor een expliciet pro-werkgevers en pro-rijken beleid. En dit stuit op verzet, sterk verzet. De acties, betogingen en stakingen zijn in die zin politiek dat ze het huidige beleid verwerpen. Maar wat moet er in de plaats komen. Een terugkeer naar de vorige coalitie? Of bouwen we aan een alternatief?
SP.a en PS proberen hun besmeurd blazoen op te poetsen door zich verontwaardigd aan de kant van de stakers op te stellen. Weinig geloofwaardig weliswaar aangezien de sociaaldemocratie meer dan 25 jaar lang in de regering zaten. Ze kreeg er dus ruimschoots de kans om een vermogensbelasting in te voeren, de fiscale cadeaus aan grote bedrijven terug te schroeven of een taxshift als voorwaarde voor regeringsonderhandelingen naar voor te schuiven. Het is weinig realistisch te denken dat de terugkeer naar de vorige regering een fundamenteel ander beleid met zich mee zou brengen. Misschien zouden de hervormingen wat langer in de tijd gespreid worden, zou er hier en daar een suikertje worden gevonden om de bittere pil door de bevolking te laten slikken. Is dit het beste waar we op mogen hopen?
Recente peilingen tonen een eerste deuk in de populariteit van N-VA en Bart De Wever. De populist uithangen zonder beleidsverantwoordelijkheid te nemen kon voldoende zand in de ogen strooien bij een kiespubliek dat zich meer en meer distantieerde van de klassieke politiek. Alle regeringspartijen lijken verlies te zullen leiden en Groen/Ecolo lijkt als enige echt te winnen. 10 jaar oppositie heeft de bittere nasmaak van de paarsgroene regeringen doen verwateren.
Maar zoals de peilingen ook aangeven is er een groot potentieel voor een echt links alternatief. PTB-GO (Gauche D’Ouverture) in Brussel en Wallonië was een eerste stap in die richting, beloond met duidelijk betere scores dan die van PVDA+. Maar ook de opening van PTB-GO blijkt nog onvoldoende om het volle potentieel te benutten. 85% van de bevolking is gewonnen voor een vermogensbelasting, maar PTB-GO kan dat in de peilingen slechts in beperkte mate vertalen en PVDA+ zelfs helemaal niet. Een echte brede strijdpartij zou dat beter kunnen. Velen hebben trouwens PVDA+ of PTB-GO gestemd vanuit de veronderstelling dat de partij verder die weg zou inslaan, maar het lijkt er helaas eerder op dat de PVDA de pauzeknop van de verbreding en de diversiteit heeft ingedrukt.Alle grote bewegingen tegen de Europese besparingspolitiek hebben de voorbije jaren voor belangrijke politieke aardverschuivingen gezorgd. In Griekenland, Spanje en Portugal worden de klassieke partijen uitgedaagd door linkse politieke bewegingen die voortkomen uit het verzet. Ook in België leeft een debat binnen de vakbonden en in de brede samenleving over de nood aan een politiek alternatief. Op het recente congres van de Algemene Centrale (11-13 december), de grootste centrale van het ABVV, werd een amendement op de congresteksten gestemd dat in die richting gaat. Het amendement verwijst naar het debat dat het ABVV van Charleroi heeft gelanceerd om de krachten links van SP.a/PS en Groen/Ecolo te bundelen.
Tot op vandaag blijkt de grootste speler ter linkerzijde PVDA/PTB geen oren te hebben naar een oproep om krachten te bundelen. Voor de PVDA kan een derde of vierde parlementszetel bij de volgende verkiezingen een belangrijke stap vooruit zijn. Voor deze beweging is dit echter een heel matige ambitie. De vakbonden hebben gezamenlijk 3,5 miljoen leden, organiseren de werkenden op de werkplaats en in de samenleving. De bijeenkomsten, acties en discussies binnen deze organisaties vormen de vruchtbare bodem waar een nieuwe politieke beweging uit kan groeien.
Personeelsvergaderingen om de stakingsacties te evalueren en volgende stappen voor te bereiden, kunnen ook een ideaal forum vormen om onze eisen, ons alternatief, uit te werken en te verfijnen. Sectoriële discussies tussen militanten en intersectorale militantenbijeenkomsten kunnen zorgen voor een coherent programma dat rekening houdt met alle invalshoeken voor een maatschappelijk alternatief.
Welk programma zal LSP verdedigen?
Zestig grote multinationals genieten reeds 20 jaar lang van geheime deals die ze sloten met de Belgische overheid, die hen onnoemelijk lage belastingen garandeert. 20 jaar hebben alle traditionele partijen op de ene of de andere manier aan deze constructies meegeholpen. De woede en frustratie bij de bevolking gaat hem niet om het ene of het andere nieuwsartikel. Het gaat om de dominante politieke logica en de daaruit voortvloeiende praktijk om het de werkgevers steeds naar hun zin te maken: weinig tot geen belastingen betalen, een goeie wegeninfrastructuur aanbieden, goedkope, flexibele maar wel geschoolde arbeidskrachten aanbieden en als het kan nog een berg subsidies uitreiken voor het ‘geven van werk’. In verschillende varianten hanteren alle klassieke partijen deze logica.
Een politiek alternatief kan dan ook niet anders dan de essentie van dit beleid in vraag te stellen, de afhankelijkheid van het privé-initiatief om te ondernemen. Winstmaximalisatie is de enige drijfveer in de vrije markt. Jean Tirole, Nobelprijswinnaar economie, stelt deze week in Knack dat het corrigeren van de gebreken van de vrije markt fundamenteel is “om de nefaste gevolgen voor de maatschappij te vermijden”. Meer en meer economen en commentatoren geven toe dat een ongebreidelde vrije markt desastreuze gevolgen heeft, zoals we de afgelopen jaren in de financiële sector konden vaststellen en waar we vandaag met de gemeenschap dik voor betalen.
Meer dan ooit heeft de vrije markt een greep gekregen over de belangrijke onderdelen van de samenleving. Maar de honger is nog niet gestild, onze gezondheidszorg, openbaar vervoer, onderwijs en andere publieke diensten, zelfs de politietaken, staan op het lijstje om geprivatiseerd te worden. Hoe meer het kapitalisme haar wetten kan dicteren over ons leven, hoe groter de schade voor de samenleving en hoe groter de winsten voor een steeds kleinere minderheid. Iedere werkende kan daar voorbeelden van geven uit de eigen werkomgeving of het dagelijkse leven.
LSP wil mee strijden voor de verdediging van onze loon-en arbeidsomstandigheden, voor de vele rechten die we de afgelopen honderd jaar konden opbouwen. Waar mogelijk strijden we mee voor elke stap vooruit zoals een vermogensbelasting. Maar elke stap in de goede richting zal worden beantwoord door de kapitalistische elite. Ze dreigen nu reeds investeringen uit ons land weg te halen als we niet tegemoet komen aan hun eisen. Ze zullen dreigen met kapitaalsvlucht als we proberen hun vermogens te belasten. Ze zullen dreigen met jobverlies als we deftige lonen eisen of een leefbare combinatie van werk en gezin. Als gemeenschap mogen we geen keuzes maken die ingaan tegen hun belangen of ze bedreigen ons met de door hen opgelegde miserie. Zij hebben de touwtjes in handen en ze laten het ons ook voelen. Een politiek alternatief zal de touwtjes in andere handen moeten plaatsen, zodat er wel plaats is voor keuzes in het belang van de meerderheid, de werkenden, jongeren, gepensioneerden en werklozen.
Zwakheid zet aan tot agressie. Elke mogelijke verbetering voor ons zal beantwoord worden met agressieve dreigementen door VOKA, Unizo, VBO en hun politieke vertegenwoordigers. Het kapitaal zal het land uit vluchten als je vermogens probeert te belasten, is de dooddoener die telkens opnieuw wordt gebruikt. Enkel een offensief programma kan deze agressie beantwoorden. Vermogens die proberen te vluchten kunnen worden aangeslagen, fabrieken die men wil verhuizen kunnen worden overgenomen door de werknemers en de gemeenschap, een weigering om te investeren kan beantwoord worden met een massaal investeringsprogramma van de gemeenschap. Met zo’n offensief programma toont de werkende bevolking dat ze helemaal niet afhankelijk is van het ‘privé-initiatief’ om welvaart en jobs te creëren. Ze creëert zelfs de mogelijkheid om maatschappelijk zinvolle keuzes te maken los van de drang naar maximale winsten voor een meerderheid. Zo’n beweging van onderuit vormt de basis om de hele samenleving op socialistische wijze te organiseren.
-
Naar een electorale doorbraak van PVDA
Na 25 mei voor het eerst in 30 jaar opnieuw linkse verkozenen in het parlement!
Dossier door Eric Byl.
Peilingen bevestigen een mogelijke electorale doorbraak voor de Partij van de Arbeid (PVDA). Bij de verkiezingen van 25 mei kan de partij vijf of meer verkozenen in het federaal parlement halen en tot dubbel zoveel verkozenen in de regionale parlementen. Het zou voor het eerst in dertig jaar zijn dat krachten links van de sociaaldemocratie en de groenen in het parlement vertegenwoordigd zijn.Discussie over ritme besparingsbeleid
In vergelijking met de belangrijkste handelspartners in de buurlanden, klagen de Belgische vertegenwoordigers van het kapitaal over de traagheid waarmee de lonen en openbare diensten worden aangepakt. Dit komt vooral door de potentiële sterkte van de arbeidersbeweging met een syndicalisatiegraad van 60% (zonder bruggepensioneerden en werklozen). De burgerij is zich daar bewust van. Iedere algemene staking, waarvan de laatste in januari 2012, heeft de bazen het zwijgen opgelegd.
Het establishment probeert traditioneel nationale en religieuze tegenstellingen uit te spelen om de klassentegenstellingen te verbergen. Het land ontwikkelde van een unitaire staat tot een complexe federatie met drie regio’s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) en drie taalgemeenschappen (Vlaanderen, Franstalige gemeenschap en Duitstalige gemeenschap). De crisis heeft de spanningen tussen de gemeenschappen en regio’s over de verdeling van de middelen versterkt. Een aantal werkgevers, politiek vertegenwoordigd door de nationalistische N-VA, wil verder gaan en de federale structuur omvormen tot wat zij omschrijven als een confederale structuur. Er zijn verschillende opvattingen over wat dit betekent, maar doorgaans wordt ervan uitgegaan dat het inhoudt dat het zwaartepunt van de bevoegdheden van het federale niveau naar de regio’s en gemeenschappen gaat.
Dit debat, in essentie een discussie over hoe de arbeidersbeweging het best wordt aangepakt – op nationaal vlak of eerst op regionaal vlak, verklaart waarom het 194 dagen duurde om na de verkiezingen van 2007 een regeringscoalitie van vijf partijen te vormen en na de verkiezingen van juni 2010 zelfs 541 dagen om een coalitie van zes partijen samen te stellen. De huidige regering onder leiding van Elio Di Rupo (PS) schoof een reeks bevoegdheden naar de regio’s door, maar slechts een deel van de bijhorende middelen waardoor er automatisch besparingen worden opgelegd aan de regio’s en gemeenschappen. Daarnaast werd een besparingsplan van ongeveer 20 miljard euro doorgevoerd, het zwaarste besparingsplan uit de Belgische geschiedenis. Voor de werkgevers en hun politieke schoothonden, is dit echter nog maar het begin. Na 25 mei zijn er vier jaar zonder verkiezingen en dat biedt volgens hen enorme mogelijkheden.
De aanhoudende besparingen hebben de autoriteit van de gevestigde partijen ondermijnd. Zeker in Vlaanderen heeft dit geleid tot politieke fragmentatie. De peilingen geven N-VA nu ongeveer 32%, gevolgd door CD&V (18%), sp.a (14,5%), Open VLD (13%), Groen (8,5%), Vlaams Belang (7,5%) en PVDA+ (3,7%). In Wallonië is de steun voor de gevestigde partijen nog groter. De PS haalt doorgaans tussen 35% en 40%. Ondanks deelname aan iedere federale regering sinds 1988, raakte de partij steeds weg met het beeld van een oppositiepartij binnen een regering die gedomineerd werd door rechtse Vlaamse partijen. De PS deed zich voor als een partij die de besparingen niet kon stoppen, maar toch kon afzwakken. Met Di Rupo als premier wordt dat imago ondermijnd. Volgens de peilingen zou de PS ongeveer 10% verliezen. Vooral PTB haalt daar voordeel uit met een historisch hoge score van 7% en het extreemrechtse Parti Populaire staat op iets meer dan 5%.
Discussies in de vakbonden
De vakbondsleiders van zowel ABVV als ACV houden vast aan hun banden met politici van de sociaaldemocratie en de christendemocratie. Ze zien dat als cruciaal om de gevolgen van afdankingen en besparingen te verzachten. Om nog meer rechtse aanvallen te vermijden, roepen ze op om voor deze partijen en voor de groenen te stemmen. In Vlaanderen heeft deze tactiek volkomen gefaald. Bij gebrek aan een links alternatief konden rechtse populistische partijen op de voorgrond komen. Langs Franstalige kant leken de banden met de PS als ‘interne oppositie’ in de regering logischer. Veel werkenden zagen (en zien) een stem voor de PS als de beste garantie om de rechtse Vlaamse partijen te stoppen.
Maar hier komt er verandering in. Na de algemene staking van januari 2012 kwam het ABVV-Gewest van Charleroi en Zuid-Henegouwen, goed voor 110.000 leden, tot de conclusie dat het genoeg had van de PS. Op de daaropvolgende 1 mei werd een publieke oproep aan de radicale linkerzijde – PTB/PVDA, PSL/LSP, LCR/SAP, PC, de linkerzijde in de PS en Ecolo (voor zover die nog bestaan) – om zich te verenigen en een nieuwe politieke formatie te vormen die de eisen van de werkenden en hun vakbonden kan vertegenwoordigen. Eind 2012 ging de PVDA sterk vooruit bij de lokale verkiezingen met 52 verkozenen in gemeenteraden en districten, tegenover 13 voorheen.
Begin 2013 nodigde het ABVV van Charleroi en Zuid-Henegouwen de buitenparlementaire linkerzijde uit om een coördinatiecomité te vormen en er werd een bijeenkomst met 400 militanten georganiseerd. Er volgden twee brochures die op massale schaal werden verdeeld. De eerste brochure komt op voor een meer strijdbare syndicale positie en stelt de politieke banden in vraag. De brochure brengt de noodzaak van een nieuwe politieke partner naar voor en roept de radicale linkerzijde op om met steun van meer strijdbare vakbonden stappen daartoe te zetten. De tweede brochure pleit voor een economisch en sociaal noodprogramma rond tien centrale thema’s.
Het ABVV van Charleroi en Zuid-Henegouwen staat voorlopig nog alleen met dit standpunt, maar er zijn gelijkaardige discussies in andere vakbonden en andere regio’s. Deze tendens zal groter worden op basis van het verzet tegen de hardere besparingen die in de vier jaar na 25 mei zullen volgen. Een electorale doorbraak zou de PVDA en haar nieuw verkozen parlementsleden in een positie plaatsen waarbij het platform in het parlement kan gebruikt worden om een front van verzet tegen de besparingen op te zetten, waarbij de linkerzijde, strijdbare syndicalisten en die werkenden en vakbonden die momenteel nog een afwachtende houding innemen, wordt bijeengebracht. Een dergelijke benadering zou de druk op de banden tussen de vakbonden en de gevestigde partijen verder vergroten. Deze banden vormen een belangrijke rem op de ontwikkeling van strijd. Bovendien zou zo’n front van verzet de basis kunnen leggen voor een nieuwe massale arbeiderspartij in de nabije toekomst.
De oorsprong van PVDA
De PVDA komt voort uit AMADA (Alle macht aan de arbeiders), dat ontstond in de tweede helft van de jaren 1960. Tegen midden jaren 1970 bracht AMADA weekbladen in het Nederlands en het Frans uit, waren er eigen gezondheidscentra van Geneeskunde voor het Volk, controleerde het enkele basisorganisaties die ontstonden uit reactie op het verraad van de beweging van bedrijfsbezettingen begin jaren 1970 en was er een jongerenorganisatie opgezet. AMADA volgde een brutale vorm van stalinisme in navolging van de officiële Chinese theorie van de ‘drie werelden’. AMADA gaf onder meer steun aan de UNITA-beweging in Angola of de Rode Khmer in Cambodja. Er werd gepleit voor het verlaten van de officiële vakbonden om autonome rode arbeidersgroepen op te zetten.
Na de dood van Mao wilde AMADA meer worden zoals de ‘communistische’ partijen in andere landen. In 1979 werd de naam van de partij veranderd naar PVDA. De positie over de vakbonden werd afgezwakt en de partijstructuren werden wat geopend. Deze bocht kwam abrupt tot een einde in 1989 toen de PVDA de brutale repressie tegen de opstand op het Tienanmenplein ondersteunde en de verdediging van de Roemeense dictator Ceausescu opnam. De historische partijleider (die van 1971 tot 2008 voorzitter was), Ludo Martens, werd een internationaal bekende verdediger van Stalin en het stalinisme.
In 2008 kondigde de PVDA aan dat Martens ziek was, hij overleed in 2011. Peter Mertens werd de nieuwe partijvoorzitter. Hij begon een herpositionering van de partij op een ‘vernieuwingscongres’ in 2008. Volgens Mertens was deze vernieuwing een kwestie van politiek overleven. Hij stelde dat PVDA “afstand neemt van dogmatisme en sectarisme en naar voor wil komen met concrete oplossingen voor concrete problemen, waarbij het de term ‘opkomend links’ verkiest boven ‘radicaal links’.” Met betrekking tot de vakbonden stelde Mertens: “Gedurende lange tijd hebben we een confrontatiekoers met de vakbondsleiding gevaren. We verweten hen deel uit te maken van het establishment. Dat was verkeerd.” Sindsdien wordt iedere publieke kritiek op de vakbondsleiding vermeden, ook al komen heel wat PVDA-leden regelmatig in aanvaring met de vakbondsleiding.
Concrete oplossingen voor concrete problemen?
De eerste ‘concrete oplossing’ werd in 2004 naar voor gebracht en was gericht op goedkopere medicijnen. De PVDA stelde het ‘kiwimodel’ voor, een verwijzing naar het stelsel in Nieuw-Zeeland waar met openbare aanbesteding wordt gewerkt waarbij de sociale zekerheid enkel de medicijnen met de beste prijs-kwaliteitsverhouding terugbetaalt. Toen de federale regering dit stelsel gedeeltelijk invoerde, ontstonden er tekorten bij net deze medicijnen. LSP was nooit voorstander van dit voorstel omdat de farmaceutische industrie het systeem onvermijdelijk zou aanwenden om druk te zetten op de lonen en arbeidsvoorwaarden. Enkel de nationalisatie van de farmaceutische sector onder de controle van het personeel en de gebruikers kan leiden tot betaalbare prijzen en voldoende aanvoer van geneesmiddelen zonder de arbeidsvoorwaarden te ondermijnen.
Als antwoord op de toenemende werkloosheid stelt PVDA voor om collectieve afdankingen in winstgevende bedrijven te verbieden en sancties op te leggen aan werkgevers die deze regel niet naleven. Uiteraard is LSP voorstander van iedere legale beperking van afdankingen. De bestaande wetten volstaan niet. Maar terwijl alle middelen, waaronder wetten en rechtbanken, moeten gebruikt worden om de arbeiders te verdedigen, kunnen deze geen alternatief vormen op de uitbouw van een sterke beweging van onderuit waarbij ook solidariteit van andere werkenden wordt georganiseerd.
Een andere centrale eis van de PVDA is deze van een miljonairstaks van 1% op fortuinen van meer dan 1 miljoen euro, 2% op fortuinen van meer dan 2 miljoen en 3% op meer dan 3 miljoen. Hiermee wil de partij 8,7 miljard euro ophalen voor publieke investeringen. Op basis van de bestaande vermogensbelasting in Frankrijk stelt de PVDA dat de kapitaalvlucht beperkt zou zijn. Maar de Franse belasting is slechts goed voor 4,4 miljard euro per jaar, de helft van wat de PVDA wil ophalen en in een economie die 5,5 keer zo groot is als die van België. Ook hier zal enkel de nationalisatie van de financiële sector en de grote bedrijven onder democratische controle en beheer van de werkende bevolking en de gemeenschap in staat zijn om de nodige middelen te voorzien om de dringende nood aan investeringen in schoolgebouwen, spoorwegen, ziekenhuizen, bejaardenzorg, sociale huisvesting, energieneutrale publieke gebouwen, bescherming van het milieu,… aan te vatten.
Voor een verenigd front tegen besparingen
Voor nieuwe linkse formaties is de kwestie van coalities belangrijk. Bij de lokale verkiezingen van 2012 haalde PVDA 17% in het Antwerpse district Borgerhout. De partij vormde een coalitie met de sociaaldemocraten, groenen en een voormalige christendemocraat die als onafhankelijke ging zetelen. Peter Mertens verklaarde op de PVDA-website: “We gaan ook Borgerhout niet nog eens overlaten aan de N-VA. Bart De Wever heeft Antwerpen uitgekozen als proefproject voor de onafhankelijke republiek Vlaanderen (…) Wij gaan vanuit ons programma, in de mate van het mogelijke, in Borgerhout mee helpen om een sociaal project op de kaart te zetten. (…) Dat is ook wat al die mensen die voor ons hebben gestemd in Borgerhout, van ons verwachten.”
Recent kwam de PVDA onder vuur te liggen van de rechtse academicus Pascal Delwit (ULB) die stelde: “Inhoudelijk veranderde er weinig. Het ideologische uitgangspunt van de partij blijft het marxisme-leninisme, met als einddoel de socialistische heilstaat zonder privé-eigendom.” Mertens reageerde: “Dit is een groteske absurditeit. Wij baseren ons niet op het marxisme-leninisme en wij zijn niet voor een systeem zonder privé-eigendom. Wij zijn een moderne marxistische partij, zoals de SP in Nederland of Die Linke in Duitsland.” (De Tijd, 3 maart)
Ondanks onze kritieken erkent LSP dat PVDA een integraal onderdeel zal zijn van het proces om de arbeidersbeweging opnieuw te organiseren. We hebben tal van voorstellen voor verschillende vormen van samenwerking gedaan aan PVDA en dit in de geest van eenheid in actie. Zo neemt LSP net als PVDA deel aan het comité dat door het ABVV van Charleroi is opgezet.
De meerderheid van de PVDA-kiezers hebben niets te maken met de oude stalinistische bagage. Ze zien de PVDA als de partij van de dokters voor het volk, de partij die de excessen van het kapitalisme aanklaagt en in de media een heel ander geluid laat horen dan de andere partijen. Ze zien PVDA als een partij die een links project vertegenwoordigt in een politiek landschap dat door rechts wordt gedomineerd.
Langs Franstalige kant vormde PVDA een eenheidslijst onder de naam PTB-GO (Gauche d’Ouverture, linkse opening), langs Nederlandstalige kant werd voor PVDA+ geopteerd. Enkele onafhankelijke linkse militanten, academici, artiesten,… staan op deze lijsten net als kandidaten van LCR/SAP en de PC. We hadden met de PVDA een gesprek over de mogelijkheid van LSP-kandidaten op hun lijsten. Maar ze waren duidelijk: “LSP wil zich net als ons opbouwen, dat is een probleem. LCR en PC hebben kandidaten, maar hebben die ambitie grotendeels opgegeven. LSP zal niet nalaten om pamfletten te verdelen en kranten te verkopen. PVDA heeft veel nieuwe leden die het programma nog niet volledig begrijpen. Aanwezigheid van LSP zal voor ons meer energie vragen om de verschillen uit te leggen dan dat we aan de verkiezingscampagne kunnen besteden.” De PVDA aanvaardt dus enkel individuen en organisaties die het programma van de partij niet in vraag stellen. Toch roept LSP op om in Wallonië voor PTB-GO te stemmen en in Vlaanderen voor PVDA+, zeker daar waar ze een echte kans op verkozenen hebben.
In Brussel nemen we aan de verkiezingen deel met Gauches Communes, een alliantie met de kleine radicaal-linkse Humanistische Partij en enkele onafhankelijke linkse individuen. De verkiezingsregels laten verschillende lijsten toe om zich aan elkaar te verbinden zodat het resultaat wordt samengeteld om aan de kiesdrempel te geraken. Jammer genoeg heeft de PVDA wel een akkoord gesloten met de kleine regionalistische lijst Pro-Bruxelles en de unitaire Belgique Unie België, twee rechtse partijen, terwijl vooralsnog een akkoord met Gauches Communes wordt afgewezen.
Het verkiezingsgewoel en de begrijpelijke hoop op een mogelijke linkse verkiezingsdoorbraak mogen ons niet verblinden voor het aanhoudende besparingsbeleid. Het zou bijzonder nuttig zijn om linkse parlementsleden te hebben die de belangen van gewone mensen niet enkel op straat en tijdens meetings naar voor brengen, maar ook in de media. Tegelijk zullen we het verzet moeten opbouwen.
De PVDA kan na 25 mei haar parlementaire platform gebruiken om het idee van een front van verzet tegen besparingen en sociale aanvallen te populariseren. Zo’n front van verzet zou nood hebben aan een actieplan met regionale betogingen, stakingen en bezettingen tegen sluitingen en herstructureringen. Als de PVDA haar verkozen functies zou gebruiken om samen met anderen hiervoor te pleiten, dan zou zo’n front van verzet een cruciaal instrument kunnen worden in de verdediging van de werkenden en armen.
-
Sterktes en zwaktes van ‘Première à gauche’
door Nicolas Croes
Nadat de PVDA langs Nederlandstalige kant met Hoe durven ze? van Peter Mertens een groot succes kende, volgde nu langs Franstalige kant een boek waar heel wat rond te doen was. In Première à gauche wordt de Luikse partijwoordvoerder Raoul Hedebouw voorgesteld en brengt hij in zijn typische stijl een reeks argumenten die al eens overgoten worden met een humoristisch sausje.
Links voor dummies
Het boek is samengesteld op basis van gesprekken met de woordvoerder van de PVDA. Er wordt ingegaan op verschillende elementen uit het leven van Raoul om zo de PVDA en een deel van de ideeën van die partij voor te stellen. Het hoofdstuk ‘Misdaad in de discotheek’ gaat bijvoorbeeld over racisme waarbij wordt vertrokken van discriminatie aan de ingang van nachtclubs. De communautaire kwestie wordt behandeld op basis van de famiale situatie van Raoul (met Vlaamse ouders die zich in Wallonië vestigden), het onderwijs aan de hand van de mobilisaties tegen de onderwijshervormingen van Lebrun (1994) en Onkelinx (1995-96).
Wat je ook denkt van die erg gepersonaliseerde politieke voorstelling die de PVDA tegenwoordig wel meer gebruikt, deze vorm van ‘dialoog’ maakt het boek ongetwijeld wel gemakkelijker verteerbaar voor een brede groep van lezers. Door middel van dit boek kunnen ze kennis maken met een aantal feiten en gegevens die door de studiedienst van de PVDA bekend werden gemaakt, onder meer op vlak van fiscaliteit. Maar er staan ook zaken in die minder uitgebreid in de media verschenen.
Dat is onder meer het geval voor economische democratie. “De mensenrechten stoppen aan de poorten van het bedrijf”, wordt in het boek gezegd. “De mensen brengen 7 tot 10 uur per dag op een bedrijf door en hebben aanvaard dat ze niets te zeggen hebben over wat ze produceren. Diegenen die hen verdedigen worden met ontslag bedreigd. (…) In een normale democratische samenleving, zouden we een debat onder alle werkenden hebben om te beslissen wat we doen [met de productie].” (vrije vertaling). Verder in het boek wordt over de kwestie van arbeidersdemocratie nog het volgende gezegd: “de democratische en electorale dynamiek in de bedrijven bij sociale verkiezingen haalt amper de media, maar het is een grotere dynamiek dan wat het geval is bij de politieke democratie. 1,3 miljoen werkenden verkiezen 44.000 syndicale afgevaardigden, dat is niet niets. En dan kan slechts een derde van de werkenden dit recht uitoefenen [aangezien sociale verkiezingen enkel georganiseerd worden in bedrijven met meer dan 50 werknemers].” Daarnaast bevat het boek elementen van een kennismaking met het marxisme op vlak van economische analyse of hoe de geschiedenis wordt benaderd vanuit productiesystemen.
Publieke controle op de productie: ja of nee?
De aanklacht van het kapitalisme is vaak helder in dit boek, maar de manier waarop het systeem kan bestreden worden en het alternatief erop blijft vager. Het ideaal van een andere samenleving wordt wel omschreven als socialisme (waarbij de sleutelsectoren in publieke handen worden geplaatst in het kader van een economische planning), de rol van concrete strijdpunten wordt als cruciaal gezien en het type van partij dat nodig is wordt als marxistisch omschreven, maar het boek doet toch meer denken aan een opsomming van eisen die soms moeilijk met elkaar in overeenstemming kunnen gebracht worden eens dieper op de situatie wordt ingegaan.
Nadat hij de grote lijnen van het legitieme recht van de werkenden op de door hen gecreëerde welvaart heeft uitgelegd, heeft Raoul het over de staking bij InBev in 2009-2010 en verdedigt hij het idee van “een verbod op ontslagen bij bedrijven die de afgelopen jaren dividenden uitbetaalden.” Hij verduidelijkt: “Het zou goed zijn om die wet in België goed te keuren.” Natuurlijk. Maar wie zou zo’n wet in het parlement stemmen? Het idee is mooi, maar stel dat een groep van parlementsleden het idee genegen is, zouden de grote bedrijven dit dan zomaar aanvaarden? Na het pleidooi over de noodzaak van een collectieve controle op de productie in de voorgaande pagina’s hadden we hier eigenlijk de eis van de nationalisatie onder democratische controle en beheer van bedrijven die overgaan tot collectieve afdankingen verwacht. Zo’n programma vormt een wapen aan strijdbare syndicalisten.
Dezelfde vraag stelt zich wat de “herverdeling van het beschikbare werk” betreft. We waren wat verrast dat we in het boek niets lazen om de syndicale eis van arbeidsduurvermindering met bijkomende aanwervingen en zonder loonverlies te ondersteunen. Die eis kan bijvoorbeeld ingevuld worden met het voorstel van een 32-urenweek. In plaats daarvan lezen we: “ArcelorMittal, Ford Genk, Opel Antwerpen: in plaats van bepaalde sites te sluiten en andere een hels werkritme op te leggen, zou het beter zijn om deze bedrijven te verplichten om een evenwichtige verdeling van productiequota op te leggen.” Moest deze eis toegepast worden (eens te meer kunnen we echter de vraag stellen wie het zou goedkeuren in de parlementen), dan zou het leiden tot een verdeling van de ontslagen over alle sites. Zolang die sites niet genationaliseerd zijn op basis van een strijd door de arbeiders op het terrein, door stakingsacties en bedrijfsbezettingen waarbij de productiemiddelen in handen worden genomen, is dat de realiteit.
Als het over de financiële sector gaat, weten we nooit met zekerheid wat geëist wordt. Raoul bekritiseert terecht de privatisering van banken als het Gemeentekrediet en de ASLK, maar denkt hij echt dat een publieke bank in een oceaan van private banken voldoende zou zijn? Soms wordt gesproken van een “publieke bankensector”, maar ook dan is het niet duidelijk of het gaat om de volledige financiële sector of om de creatie van een “publieke bankenpool” naast een private pool. We hebben de indruk dat de PVDA eerder voor die laatste optie gaat.
Welk soort verzet?
In het boek wordt terecht gesproken over “het belang om te strijden en aanwezig te zijn in bewegingen die verandering eisen.” Maar hoe kunnen we een efficiënte krachtsverhouding uitbouwen? Raoul stelt: “Meer dan 80% van de Belgen is voorstander van een belasting op grote fortuinen. Waar wacht de regering nog op om dit in te voeren?” We weten natuurlijk dat het om een manier van spreken gaat en dat Raoul net als andere PVDA-leden niet verwacht dat een kapitalistische regering plots deze maatregel zou invoeren. Maar er wordt weinig gezegd over hoe we de overheden tot dit soort maatregelen kunnen dwingen. Zullen we wachten tot de overheden er zelf van overtuigd geraken?
Er wordt weinig gezegd over internationale mobilisaties en bewegingen. De Griekse of Portugese algemene stakingen worden wel aangeraakt, maar er wordt niet geantwoord op de cruciale vraag bij die acties: waarom hebben die massamobilisaties de besparingen nog niet kunnen stoppen? Het leidt al gauw tot de vraag van de rol die de vakbondsleidingen spelen.
Een andere – volgens ons belangrijke – zwakte in het boek is het feit dat er bijzonder weinig wordt gezegd over de oproep van het ABVV-Gewest van Charleroi en Zuid-Henegouwen voor de opbouw van een antikapitalistisch alternatief links van de PS en Ecolo. Die oproep wordt wel vermeld, maar er wordt niet uitgelegd dat het een oproep tot samenwerking van verschillende linkse politieke krachten, waaronder LSP, betreft.
De PVDA beweert niet dat het over “dé oplossing” beschikt, zegt Raoul. We denken dat de lessen uit strijdbewegingen in het verleden ons toelaten om een redelijk precies idee van een programma te hebben alsook van een strategie en van tactieken om tot een radicale verandering van samenleving te komen. We willen, naast de PVDA, aan dat debat bijdragen en dit om strijdbewegingen in de toekomst te versterken.
HEDEBOUW, Raoul, Première à gauche. Entretien avec Gilles Martin., Brussel: Aden, 2013, 218 p.
-
10 doelstellingen van een antikapitalistisch noodprogramma
TEKST VAN DE BROCHURE VAN ABVV CHARLEROI EN ZUID-HENEGOUWEN
Nu veranderen!
10 doelstellingen van een antikapitalistisch noodprogramma dat door het ABVV Charleroi-Sud Hainaut werd ontwikkeld
Ontwaakt! verworpenen der Aarde!
Ontwaakt! verdoemd in hong‘ren sfeer!
Reed‘lijk willen stroomt over de Aarde, en die stroom rijst al meer en meer.
Sterft, gij oude vormen en gedachten, Slaaf geboor‘nen, ontwaakt! ontwaakt!
De wereld steunt op nieuwe krachten
Begeerte heeft ons aangeraakt
Makkers! ten laatste male tot de strijd ons geschaart
en de Internationale zal morgen heersen op Aard. – De Internationale (eerste couplet + refrein).Inhoudsopgave
Dringend veranderen
1. De massale werkloosheid weigeren
2. De rijkdom herverdelen
3. Voor echte overheidsdiensten
4. Raak niet aan de sociale zekerheid
5. Voor een rechtvaardig belastingwezen
6. Het bankwezen ontwapenen
7. Overheidsschuld: we betalen niet
8. Voor een ander Europa
9. Voor onze aarde
10. Een solidaire wereld
Conclusie: een strijd die begintDRINGEND VERANDEREN
Het kapitalisme is in crisis
De situatie waarin we verkeren, is een gevolg van de “normale” manier waarop een economisch systeem evolueert met te veel winsten en te weinig lonen. Het zou verkeerd zijn ons enkel te focussen op het bankenaspect dat slechts een symptoom is van een vergiftiging die al lang broeit. We spreken al 40 jaar over de “crisis”: we hebben dus niet te maken met een vluchtig recessiefenomeen dat gevolgd zal worden door expansie, maar met een totale crisis waarvan elk aspect (financieel, economisch, sociaal, cultureel, ideologisch, op vlak van voedsel en milieu) ons terugbrengt naar de aard van het kapitalisme. Het zijn de fundamentele wetten van het systeem (het winstbejag, de concurrentie en de markt) die de kern van het probleem vormen … en van de oplossingen.
Werkloosheid, bezuinigingsbeleid
Nooit heeft een financiële crisis zoveel doen beven.
De staten moeten de banken redden om te vermijden dat de nationale economie instort en dat het spaargeld van de bevolking wordt vernietigd. De Belgische staat leent, zonder voorwaarden te stellen, 20 miljard euro uit om de bankinstellingen te consolideren. De maatschappij moet de verliezen dragen, wat nog maar eens als vangnet voor de kapitalisten dient. De economische gevolgen van deze crisis zijn dramatisch voor de ondernemingen en de werknemers, op korte en op lange termijn. Er gaat geen dag voorbij zonder dat een aankondiging van een herstructurering of van een collectief ontslag zich aan de tabel van tewerkstellingsverliezen komt voegen. De staatsschuld, die erger werd na de redding van de banken, wordt het voorwendsel om een bezuinigingsbeleid te voeren, waar de bevolking de volle prijs voor betaalt.
Concurrentie, vernietiging
De staten, de gewesten en de werknemers worden door de grote multinationals en het mobiel kapitaal als rivalen ingezet. De staten hebben steeds minder invloed en zijn steeds minder in staat om te regulariseren. Europa neemt het niet van hen over. Integendeel, zij begeleidt het kapitalisme in zijn hardste vorm. De verschillende wetgevingen van de staten concurreren met elkaar op sociaal, fiscaal en milieuvlak. De liberalisering strekt zich uit over alle domeinen, brengt het begrip zelf van de overheidsdiensten in gevaar en besmet ons gemeengoed: energie, de Post, … En in het Zuiden neemt de plundering, de onderwerping aan de dictaten van de ultraliberale internationale instellingen steeds toe ten koste van de bevolkingen, van hun omgeving, van de planeet. En van de democratische rechten die, tegenover de markt, terrein verliezen. De ongelijkheid wordt groter dan ooit.
1. DE MASSALE WERKLOOSHEID WEIGEREN
Augustus 2013: 611.000 werkzoekenden in België. De massale werkloosheid wordt een permanent gegeven voor onze bedrijven en een constante dreiging voor de werknemers die werk hebben. Doordat een bepaalde werkloosheidgraad wordt behouden, verzwakt hun onderhandelingskracht want een “reserveleger” staat klaar om hun plaats in te nemen. De vrouwen, die later op de arbeidsmarkt zijn ingestapt, worden, veel meer dan de mannen, gebruikt als “aanpassingsvariabelen” en zijn volop het slachtoffer van de werkloosheid.
Voor de tewerkstelling:
- het herstel van de voltijdse contracten van onbepaalde duur als overwegende contractvorm
- collectieve arbeidsduurvermindering naar 32u, zonder loonverlies, met compenserende aanwerving en daling van het tempo
- omvorming van de contractuelen in statutairen voor wat de overheidsfuncties betreft
- verbod op collectieve ontslagen zonder reconversieplan, en eerst in de winstgevende bedrijven
- alle premies en incentives voor de werkgevers, alle controlemaatregelen voor de werklozen omvormen tot een echt vormings- en reconversieplan onder toezicht van de werknemers
- het gebruik van het opgelegd deeltijds werk verminderen dat vooral de vrouwen benadeelt.
In België werken we gemiddeld 31u/week
De effectieve arbeidsduur is nog nooit zo laag geweest aangezien hij gemiddeld 31u/week per werknemer bedraagt. Dit wordt verklaard door een zeer ongelijke verdeling van de beschikbare arbeidstijd. De deeltijdse arbeid weegt aanzienlijk door op de berekening want hij vertegenwoordigt meer dan een kwart van de totale tewerkstelling!
De effectief gepresteerde arbeidstijd is licht blijven dalen tijdens de laatste tien jaar, maar enkel op een individuele manier door de opgelegde deeltijdse arbeid, wat verschilt van een collectieve arbeidsduurvermindering waar alle werknemers van kunnen genieten. Een minderheid van de werknemers en werkneemsters werkt vrijwillig deeltijds. Hun individuele keuze wordt gefinancierd door de gemeenschap (702 miljoen € in 2008 voor het tijdskrediet, de loopbaanonderbrekingen en de halftijdse brugpensioenen). Ook stellen we vast dat het aantal gepresteerde overuren en de werkloosheid stijgen. Die uren, waarvan de werkgevers willen dat er minder belastingen worden op betaald, leiden tot onzin: de ene heeft een overbelasting op het werk terwijl de ander zich onder de armoedegrens bevindt en verplicht wordt te bewijzen dat hij (onvindbaar) werk zoekt met de permanente dreiging van een RvA-sanctie boven het hoofd.
Minder werken, werk voor iedereen (en beter leven)
Dit is een historische eis van de arbeidersbeweging en een tastbaar resultaat van haar strijd. Tussen 1953 en 1973 daalde de arbeidstijd met meer dan 20%. De tendens van een algemene verlaging werd in de jaren ’80 afgeremd. Tijdens de daaropvolgende kwarteeuw, lag de vermindering ver onder de 10%. De laatste collectieve vermindering die in een wet werd gegoten was die van 40 uur/week naar 38 uur in 2003.
Door minder te werken en het beschikbare werk te verdelen onder iedereen, wordt het mogelijk:
- dat iedereen een beter contract krijgt en dat de armoede daalt;
- een betere krachtsverhouding te creëren want er zijn meer werknemers met hetzelfde statuut;
- de overuren te verminderen;
- meer tijd te besteden aan andere activiteiten. Met andere woorden, meer welzijn voor iedereen;
- de dure, vermoeiende en vervuilende verplaatsingen te verminderen.
2. DE RIJKDOM HERVERDELEN
Veel werknemers die deeltijds werken of die heel lage lonen hebben, verdienen minder dan wat de Staat omschrijft als de armoedegrens! Hetzelfde geldt voor veel werklozen, gepensioneerden, …
In 2008 waren er in België 1,5 miljoen armen, ofwel bijna 15% van de bevolking die over maximum 878 € per maand beschikt (1.844 €/maand voor een gezin met 2 volwassenen en 2 kinderen). Zonder sociale zekerheid gaat het om een potentieel van 45% armen!
Onze landen blijven nochtans rijke landen: in 2011, na 3 jaar “crisis”, bedroeg het BBP van België (anders gezegd, het totaal aan geldwaarde dat in een jaar wordt gecreëerd) 355 miljard €.
Wat wil dit zeggen? Dit wil zeggen dat als alle rijkdom zou verdeeld worden over de 10.951.000 personen die in België leven, het jaarlijks beschikbaar inkomen voor elke inwoner/inwoonster 32.417 € per persoon per jaar zou bedragen, ofwel 2.700 € per maand. Of, bijvoorbeeld, 13.500 €/maand voor een gezin met 3 kinderen …
Voor een fatsoenlijk loon voor iedereen, voor een waardig leven
- de toegevoegde waarde die de werknemers sinds het begin van de jaren 1980 werd ontzegd, terugnemen van de werkgevers door middel van een loonsverhoging en een herverdelend belastingwezen
- een halt toeroepen aan de manipulaties en het in twijfel trekken van de indexering van de lonen en de uitkeringen
- de wetten en de besluiten afschaffen die de loonbevriezing voorzien (wet van 1996 op de loonmatiging en koninklijk besluit van 28 april 2013 dat de maximale loonmarge vastlegt op 0%)
- de rente op kapitaal verminderen en de middelen aanwenden voor een loonsverhoging en de financiering van een collectieve vermindering van de arbeidstijd
- de loongelijkheid tussen mannen en vrouwen.
De cijfers tonen aan dat we ruimschoots over economische en technische middelen beschikken om een maatschappij te creëren waar welvaart en zekerheid goed verdeeld zijn.
We willen de inkomensverbetering op het prioriteitenlijstje houden, maar dat betekent niet dat we het recht eisen om blindelings te kopen en te consumeren, want door de ecologische crisis stellen we de kapitalistische productiewijze en de daarbij horende consumptie in vraag. Onze eis voor een fatsoenlijk inkomen hangt samen met het recht op loon en op een vervangingsinkomen dat een waardig leven mogelijk maakt: correcte huisvesting, gezonde voeding, scholing, vervoersmiddelen, vakantie, vrije tijd, …
Grote verschillen in loon in de bedrijven
Carlos Brito (de CEO van AB INBEV) kreeg in 2010 7,69 miljoen € loon, ofwel 418 keer het minimumloon!
De economische en financiële elites kennen zichzelf buitensporige lonen toe: bonussen, stock options en andere extralegale voordelen.
Het is onfatsoenlijk. Er zijn verschillen in loon die een verhouding van 1 tot 300 kunnen bereiken tussen het laagste en het hoogste loon binnen één en dezelfde onderneming. Door de manipulatie van de index zullen de werknemers en de uitkeringsgerechtigden 80 tot 90 €/jaar verliezen op een gemiddeld loon.
De koopkracht van de werknemers beperkt zich niet tot het nettoloon, maar omvat ook een uitgesteld loon waarmee de toegang tot een efficiënte sociale zekerheid wordt gefinancierd. Het deel van de rijkdom dat wordt herverdeeld in het voordeel van het inkomen uit arbeid zal dus moeten uitgedrukt worden in brutoloon.
Dit alles om het totale loon te verdedigen, met inbegrip van het uitgesteld loon door middel van de sociale bijdragen. De vermaatschappelijking van deze middelen vermindert in belangrijke mate de sociale ongelijkheden.
3. VOOR ECHTE OVERHEIDSDIENSTEN
Het VBO vindt dat er 30.000 ambtenaren te veel zijn. Maar elke dag stellen we een tekort vast op vlak van gezondheidszorg, sociale huisvesting, crèches, onderwijs, justitie, veiligheid, toegang tot energie, openbaar vervoer, inspectie van de sociale wetten, fiscale controle … . We willen allemaal meer overheidsdiensten. Maar hoe kan dit met minder overheidsfuncties? We willen de economische waarde van de overheidsdiensten (en de non-profit) opnieuw bevestigen. Enerzijds voor het nut dat deze diensten produceren, anderzijds voor de economie in haar geheel en dit door de actiedomeinen te beperken die onderworpen zijn aan het kapitaal. De overheidsdiensten worden door de belastingen betaald en zijn het bewijs dat een economie, die niet rust op het accumuleren van rijkdom en op de privé toe-eigening van collectieve middelen, niet alleen mogelijk is, maar ook een perspectief biedt. De overheidsdiensten leiden een deel van de rijkdom die in het financiële circuit wordt geproduceerd om en gebruiken het voor het grote geheel.
Voor een echte overheidssector
- overheidsdiensten die die naam waardig zijn, in hun originele vorm herstellen: gratis onderwijs, gratis gezondheidszorg en kinderopvang, gratis water, elektriciteit en vervoer om aan de sociaal bepaalde basisbehoeften te voldoen (progressieve prijzen tot of over een consumptieplafond);
- de 4 basisprincipes respecteren die de overheidsdiensten kenmerken: gelijkheid, duurzaamheid, aanpassing en de toekenning van een statuut aan de ambtenaren;
- het actiedomein van de overheidsdiensten uitbreiden, de sectoren opnieuw nationaliseren die geliberaliseerd of geprivatiseerd werden, zoals energie, vervoer, de Post, telefonie, en dit onder toezicht van de werknemers en de gebruikers …
- de situatie rechtzetten en de overheidssector massaal herfinancieren door middel van een grote fiscale hervorming
Eén van de belangrijkste opdrachten van de overheidsdiensten is een aantal fundamentele rechten voor de burgers waarborgen: toegang tot water, energie, onderwijs, huisvesting, vorming, werk, cultuur, gezondheid, communicatie, sociale zekerheid, transport, …
Deze rechten kunnen niet ingeperkt of overgedragen worden.
Om de toegang tot deze rechten mogelijk te maken, moeten er dus mensen en materiaal ingezet worden die hiertegen opgewassen zijn. Het maatschappelijk model dat wij willen vraagt overheidsdiensten die sociaal efficiënt zijn, die ontworpen werden om te voldoen aan de sociale behoeften die democratisch werden bepaald en die onder toezicht staan van de werknemers en de bevolking.
De structurele onderfinanciering van de overheidsdiensten, die door de opeenvolgende regeringen werd georganiseerd, en dit ondanks de deelname van de socialisten, heeft, door de vermindering van de middelen, onverbiddelijk geleid tot problemen zoals een daling van de kwaliteit van de geleverde diensten en van de zekerheid van de werknemers en de begunstigden.
De diensten die worden geleverd aan de bevolking zijn een essentiële factor voor de herverdeling van de rijkdom en de verbetering van de levenskwaliteit, maar we stellen vandaag ook vast dat de politiek, zonder uitzondering, de overheidsdiensten niet meer beschouwt als een model voor een maatschappij met meer gelijkheid.
Het is nochtans een fundamentele strijd voor de syndicale organisatie en de werknemers die zij vertegenwoordigt. Daartegenover beweren de voorstanders van het liberalisme ten allen prijze dat de afbouw en de privatisering van de overheidsdiensten zal zorgen voor een betere dienstverlening aan de bevolking. Dit is een grove leugen: hun enige doel is om aan het kapitaal dat winsten nastreeft nieuwe actieterreinen te bieden.
4. RAAK NIET AAN DE SOCIALE ZEKERHEID
Samen met de overheidsdiensten en het recht op werk is de sociale zekerheid een pijler van de herverdeling van de rijkdom. De sociale zekerheid alleen al neemt bijna een kwart van de rijkdom op die door de kapitalistische circuits wordt geproduceerd. De strijd tegen armoede begint bij de sociale zekerheid die zich ontplooit dankzij de federale interprofessionele solidariteit. Zonder de sociale zekerheid zou één Belg op drie arm zijn. Dit gaat dus om een essentiële maatschappelijke inzet waarvan de financiering niet uitsluitend op de inkomens uit arbeid kan rusten. Zelfs al moet het verband tussen de lonen en de sociale zekerheid toonaangevend blijven. De sociale uitkeringen zijn te laag om waardig te kunnen leven.
De sociale zekerheid behoort de werknemers en werkneemsters toe:
- ze moet beheerd worden onder hun toezicht
- ze moet een nationaal solidariteitssysteem blijven. We verzetten ons tegen elke vorm van communautarisering
- de verantwoordelijkheid van de Staat moet hersteld worden zodat de financiering en het budgettair evenwicht worden gewaarborgd
- afschaffing van de cadeaus voor de werkgevers die ten onrechte “sociale lastenverlagingen” worden genoemd (het gaat eigenlijk om de indirecte lonen van de werknemers)
- we willen ook een vlottere ontwikkeling van een Europees systeem van sociale zekerheid
- de sociale verworvenheden herstellen (individualisering van de rechten op de sociale zekerheid)
- neen aan de activering van de werklozen en aan de degressiviteit van de uitkeringen
- welvaartsvastheid van de uitkeringen.
Er is een dubbele financiering van het systeem:
- de financiering berust op het uitgesteld loon van de werknemers onder de vorm van bijdragen (bijdragen van de werkgever en bijdragen van de werknemer) die van de bezoldiging worden afgehouden door een uniek organisme (RSZ) en die worden gebruikt voor de verschillende takken van de verzekering
- de financiering berust eveneens op de staatssubsidies die het effect moeten tegengaan van exogene factoren die het aantal begunstigden en bijgevolg de uitgaven zouden kunnen doen stijgen (demografische evolutie, verbetering van de levensverwachting, economische conjunctuur).
De eerste doelstelling van de sociale zekerheid is om, aan de werknemer die zijn loon verliest na een ontslag, een ongeval, een ziekte of een pensioen, een inkomen te garanderen dat het loon dat hij verloor zo goed mogelijk benadert.
De aanpassing van de sociale uitkeringen aan de loonevolutie, zonder index, is wat we welzijn noemen. Verschillende jaren al eist het ABVV dat de uitkeringen automatisch en structureel welvaartsvast worden: alle uitkeringen, maar ook het loonplafond dat als basis wordt gebruikt voor hun berekening.
Vandaag wordt de sociale zekerheid voor bijna 70% gefinancierd door sociale bijdragen. Bij de werknemers wordt het brutoloon verminderd met 13,07%. Door de opeenvolgende sociale lastenverlagingen die de werkgevers kregen, verminderde het deel dat ze storten (het resultaat van de arbeid die ook door de werknemers werd geleverd) tot 27% in plaats van de oorspronkelijke 32%.
De vermindering van de “sociale lasten” van de ondernemingen bedroeg 756 miljoen € in 1994, 1,325 miljard € in 1996, 6,3 miljard euro in 2008, 9,254 miljard € in 2010… Het gaat om miljarden aan indirect loon die van de (collectieve) broekzak van de werknemers in die van de aandeelhouders/speculanten zijn verdwenen. En de sociale zekerheid, die budgettair in evenwicht moet zijn, moest haar uitgaven beperken.
5. VOOR EEN RECHTVAARDIG BELASTINGWEZEN
De belastingen zoals die vandaag worden toegepast zijn inderdaad onrechtvaardig, maar noodzakelijk. Ze zijn een fundamenteel element van de herverdeling van de rijkdom en dankzij de fiscale opbrengsten worden de overheidsdiensten en de diensten aan de burgers gefinancierd.
Vandaag werkt de herverdeling omgekeerd: de rijksten krijgen de fiscale cadeaus en het zijn de werknemers en de uitkeringsgerechtigden die de prijs betalen als de diensten die ze nodig hebben niet meer gefinancierd worden.
Door de verschillende liberale fiscale hervormingen moeten de hoogste inkomens en de grote bedrijven steeds minder bijdragen. Kers op de taart: de fiscale fraude kost 30 miljard euro per jaar en België blijft een fiscaal paradijs voor de renteniers die hier hun “toevlucht” zoeken.
Hierdoor verkleint de manoeuvreerruimte van de overheid en van de overheidsdiensten die moeten functioneren met een beperkt budget. De belastinginning moet dus herzien en verbeterd worden zodat iedereen bijdraagt volgens zijn middelen en zodat de inkomens uit kapitaal niet aan de regels ontsnappen.
De rijken laten betalen
- het bankgeheim opheffen: dit is de hoeksteen van een rechtvaardige belasting van het inkomen uit kapitaal;
- de voordelen herzien die aan de rijksten werden toegekend en de hoge inkomens, de bedrijfswinsten en de vermogens van de rijksten sterk belasten;
- afschaffen: notionele intresten, roerende voorheffing, …
- opstellen: een vermogenskadaster, een uitzonderlijke belasting op de vermogens, een taks op de meerwaarden die op de beurs worden gerealiseerd, …
- het belastingwezen op Europees niveau harmoniseren, vooral op het vlak van de vennootschapsbelasting (Ven.B);
- technische, menselijke en financiële middelen voorzien om de fiscale fraude efficiënt te bestrijden;
- de professionele, roerende en onroerende inkomens samenvoegen om de belasting te berekenen;
- het plafond waarop de belasting wordt berekend voor de 4 eerste inkomensschalen met 10% verhogen;
- belastingsschalen van 55% en 65% invoeren op de belastbare inkomens van respectievelijk 8.000 en 14.000 euro per maand;
- de fiscale voordelen afschaffen voor de 2de en de 3de pensioenpijler.
Een voorbeeld van wat bepaalde diensten zouden kosten zonder staatstussenkomst, dus zonder belastingen:
Dienst Met belasting Zonder belasting
Een bustraject 1,30 € 10 €
Een jaar kleuteronderwijs * 0 € 2.500 €
Een jaar universiteit 739 € 7.839 €
*zonder bijkomende kosten: uitstappen, materiaal, enz.
We kunnen stellen dat op een bedrag van 92 miljard € aan fiscale opbrengsten, minimum 65 miljard € (PB, BTW en accijnzen) rechtstreeks weegt op de gezinnen (werknemers en inactieven), ofwel meer dan 70%.
De belasting op het inkomen uit kapitaal (dat geïnvesteerd of belegd werd) bedraagt 15 miljard € (vennootschapsbelasting en roerende voorheffing), ofwel 16%.
Het patronaat klaagt over de belastingen, die, volgens hen te hoog zijn voor de ondernemingen, maar de werkelijkheid is wel anders. De werkelijke belastingsgraad bedraagt maar 20%. Namelijk 5% minder dan de gemiddelde belastingsgraad die de ondernemingen in Europa kennen (25%).
De financiële inkomens worden vandaag te weinig belast.
Naargelang hun aard, worden ze onderworpen aan een roerende voorheffing van 15% of van 25%. Deze voorheffing heeft een bevrijdend karakter. De financiële inkomens worden dus niet in rekening gebracht van het jaarlijks belastbaar inkomen. Om billijk te zijn zouden ze moeten samengevoegd worden met andere inkomens. België is één van de enige landen die geen enkele taks laat betalen op de meerwaarde van de aandelen.
Vermogens belasten? Dat vereist de opstelling van een vermogenskadaster dat niet bestaat. Als er 2% zou worden geheven op het vermogen van de 25 rijkste families in België die 24 miljard € vertegenwoordigen, zou dit 477 miljoen € opbrengen.
6. HET BANKWEZEN ONTWAPENEN
Met de beursramp die zich in 2008 voordeed, werd het duidelijk dat de deregulering een mislukking was en dat er opnieuw een strikte controle van de financiële activiteiten noodzakelijk was. Nochtans werd er, ondanks de ernst van de crisis, geen enkele serieuze regulering opgesteld en ging de speculatie, die het kapitalisme voedt, opnieuw zijn gewone gang (samen met de bijhorende excessen) alsof er niets was gebeurd. De financiële speculatie kan niet langer ongestraft uitgeoefend worden ten koste van de bevolking, de economie en de aarde.
- Verbod op speculatieve fondsen en op de effectisering van schulden;
- Controle instellen op de beweging van kapitaal, samen met een taks op de financiële transacties (TTF, Attac);
- Definitief verbod (en niet enkel voor zes maanden) op de korte verkoop (short selling) die de speculatie op effecten mogelijk maakt
- Afschaffing van de fiscale paradijzen
- De onafhankelijkheid van de ECB beëindigen en de monetaire financiering van het overheidstekort mogelijk maken (aankoop door de ECB van effecten op de overheidsschuld op het moment van hun uitgifte) (zie punten 7 en 8).
De fiscale paradijzen en de belastingvrije zones afschaffen. De fiscale paradijzen, waar België één van is, zijn de zwarte gaten van het internationaal financieel systeem.
Als er op dit vlak geen concrete vooruitgang wordt geboekt, zullen de financiers uit de hele wereld nog mooie dagen beleven …
De fiscale paradijzen zouden, naar schatting, 20.000 tot 30.000 miljard $ herbergen. 400 banken (waaronder de Belgische banken Dexia – 15 filialen -, Fortis – 189 – en KBC, die volop voordeel hebben gehaald uit het reddingsplan van de overheid), 2 miljoen fictieve vennootschappen en meer dan 200 speculatieve fondsen zouden zich op deze illegale plaatsen hebben gevestigd.
De macht van het bankwezen breken
Er doet een gevaarlijk verzinsel de ronde over het feit dat de wereld nu “wordt geregeerd door de markten”; wat toelaat de vakbonden en de overheden neer te halen. De “markten” regeren niets: ze zijn een instrument waarmee de kapitaalhouders onbeperkt hun macht kunnen uitoefenen en onze democratie kapot kunnen maken.
Wat is een krediet? Een engagement naar de toekomst toe. Waarom en met welk recht zou een geringe minderheid van financiers, uit eigenbelang, de toekomst van iedereen kunnen bepalen? Het krediet moet uit de privésector gehaald worden en een overheidsdienst worden. Dit is niet alleen een sociale en economische eis, maar ook een elementaire democratische eis.
- Om alle financiële instellingen te plaatsen onder het strikte toezicht van de maatschappij: oprichting van een grote openbare bankenpool door de vermaatschappelijking van de banken, zonder vergoeding of terugkoop (behalve voor de kleine aandeelhouders)
- De depositobanken verbieden om te speculeren
- De ratingbureaus onder overheidstoezicht zetten.
Het kapitalisme is onmenselijk en is niet zelfregulerend. Op 15 oktober 2009, slechts 12 maanden nadat ze de economie in de afgrond hadden gestort en wereldwijd miljoenen banen hadden vernietigd, verdeelden de grote Noord-Amerikaanse banken 140 miljard $ onder hun traders. Een record!
Het kapitalisme heeft geen geheugen en nog minder een moraal.
7. OVERHEIDSSCHULD: WE BETALEN NIET
Men zegt dat België zijn overheidsschuld moet terugbetalen. We moeten vandaag opofferingen doen (die weliswaar pijnlijk zijn) om het morgen beter te hebben … maar morgen wordt steeds op de lange baan geschoven. Ook Griekenland, dat zijn bevolking steeds dieper in de ellende duwt, steeds achter de “hulpplannen” van de EU aanloopt en niets anders doet dan terugbetalen … Wat betaalt het terug en aan wie? Het betaalt het geld terug dat het leende van de Duitse en de Franse banken, waarvan een groot deel diende om wapens te kopen van Duitse en Franse wapenhandelaars.
De doeltreffendheid van de bezuinigingen en de opeenvolgende “hulpplannen” zijn zeker twijfelachtig: de schuld is groter in 2013 dan in 2009. Vandaag bedraagt ze 321 miljard euro of 180% van het BBP. Een stijging met 16 miljard ten opzichte van 2012.
Hun schulden zijn de onze niet!
- Geen sprake dat overheidsgeld wordt besteed aan de terugbetaling van onwettige of ondraaglijke schulden
- Opschorting van de bestaande schuld. Deze schuld onderwerpen aan een publieke, burgerlijke audit
- De schuld annuleren, te beginnen met het onwettige deel.
Het is niet juist als ze zeggen dat de Belgen al tientallen jaren “boven hun stand leven” en dat de schuld werd veroorzaakt door buitensporige overheidsuitgaven (we hebben dit al gehoord over de Grieken, de Portugezen, …). Om het tegendeel te bewijzen, volstaat het om de evolutie aan te tonen van de Belgische overheidsuitgaven ten opzichte van het BBP (totaal van de rijkdom die door het land wordt geproduceerd). Hieruit blijkt dat de uitgaven stabiel zijn gebleven, gemiddeld 43% van het BBP, tijdens de periode 1980-2010.
Als we de cijfers analyseren, stellen we vast dat er geen verband is tussen de evolutie van de overheidsuitgaven en die van de overheidsschuld. De periodes waarin de schuld sterk de hoogte in schoot komen niet overeen met de periodes waarin de overheid zogezegd zeer “gul” was.
De redding van de banken in 2008 en in 2011. Vandaag wordt bijna enkel gesproken over de problematiek van het overheidstekort en de overheidsschuld. Nochtans steeg de overheidsschuld vooral door de redding van de privébanken. De maatschappij moest dus massaal privéschulden dragen.
Door de redding steeg de overheidsschuld met 32,5 miljard €. We mogen echter de mogelijke nieuwe kapitalisaties en overheidsgaranties niet vergeten die aan de Belgische banken werden toegestaan en die de overheidsfinanciën zeer ernstig bedreigen.
Interview met François Chesnais [Les dettes illégitimes Editions Raisons d’Agir, mei 2011]
Hoe kan de situatie van de werkende klasse in Europa ten opzichte van de schuld worden omschreven?
In mijn boek spreek ik over de “dubbele straf” die de burgerij en de overheden haar opleggen. Eind 2008 en het hele jaar 2009 hebben de loontrekkenden geleden onder de wereldwijde crisis door bedrijfssluitingen, ontslagen, vermindering van uurroosters en loonbevriezing. Vanaf de eerste fase van de Griekse schuldencrisis in mei 2010 en het moment waarop de ratingbureaus zich als woordvoerder van de banken en de financiële investeerders opwierpen, probeerden de Europese overheden de werkende klasse aan te vallen met “de verplichting om de schuld te betalen”.
De rillingen lopen je over de rug als je ziet wat de regering Papandréou de Griekse burgers wil opleggen in het kader van het nieuwe “reddingsplan” dat door de trojka – EU, ECB en IMF – werd ontwikkeld. De stijging met twee punten van de BTW van 19% naar 21%, verhoging van de taksen op alcohol, tabak en brandstof (0,08 euro op benzine en 0,03 euro op diesel). Instellen van een “recht op toegang” tot het elektrisch netwerk. Een daling van de lonen en de pensioenen in de overheidssector voor een bedrag van 1,7 miljard euro of 0,7% van het BBP. Een stop op alle overheids- en privépensioenen. Inkrimping van het programma voor overheidsinvestering. Maatregelen om gemakkelijker tot ontslag te kunnen overgaan. Een ongeziene privatiseringsgolf: de havens, de luchthavens, het spoor, de watervoorziening, telecommunicatie en de bank van de post, enz. In Portugal behoren de maatregelen die door de twee “meerderheidspartijen” werden aanvaard tot dezelfde slag.
8. VOOR EEN ANDER EUROPA
Europa weegt zwaar door… Vaak blijft men praten over Europa als over een “project” in ontwikkeling. Nochtans is Europa nu een sterk gestructureerde realiteit. Van Verdrag tot Verdrag liet de Europese Unie zich steeds leiden door de bouw van een vrije markt. De EU heeft, op supranationaal niveau, alle (verplichte) bepalingen vastgelegd om een wetgevend kader te creëren voor een absolute vrije concurrentie terwijl ze andere domeinen (zoals de sociale bepalingen) overliet aan de goede wil van de lidstaten. Om alles vast te leggen, het ESM (het Europees Stabiliteitsmechanisme – oktober 2012) en het VSCG (het Verdrag voor Stabiliteit, Coördinatie en Governance in de EMU). Dit Verdrag moet nog worden bekrachtigd door België. Het institutionaliseert het bezuinigingsbeleid van de lidstaten, maar ook de voorafgaandelijke controle van hun overheidsbegroting door de Europese Commissie. Door dit Verdrag worden de nationale begrotingen bepaald en nagekeken door de Europese Commissie en het Europees Hof van Justitie. Deze instanties zullen bijna automatisch sancties kunnen uitschrijven die tot 0,1% van het BBP van een land kunnen bedragen (350 miljoen euro voor België).
Een ander Europa
- Ongehoorzaamheid aan de dictaten van de Europese Unie
- Solidariteit met de bevolkingen van Griekenland, Spanje, Portugal die strijden tegen deze dictaten
- Afschaffing van de verdragen
- Verkiezing van een wetgevende vergadering om een ander Europa te stichten – democratisch, sociaal, solidair, open, ecologisch
- Europese syndicale actie in plaats van lobbying
Europa is een liberale oorlogsmachine. Europa wil de meest competitieve economie ter wereld zijn. Ze erkent het specifiek karakter van de overheidsdiensten en van de non-profit niet, ze stimuleert de privatisering van de overheidsdiensten en de sociale zekerheid, de loonmatiging, de concurrentie tussen werknemers en de Europese sociale beschermingssystemen. Ze staat voor de activering van de werklozen, de verhoging van de pensioenleeftijd. Ze wil, koste wat het kost, de tewerkstellingsgraad doen stijgen. Maar welke tewerkstelling? 12,6 miljoen banen werden in Europa (het Europa met 15 lidstaten) gecreëerd tussen 1991 en 2004, waarvan de helft tijdelijke jobs zijn en meer dan 11 miljoen deeltijdse banen!
60 à 70% van de aanpassingen die door de nationale parlementen op wetgevend vlak worden doorgevoerd zouden bewerkingen van Europese richtlijnen zijn. Europa weegt bijzonder zwaar op de werknemers: het kapitaal heeft alle vrijheid, de fiscale harmonisering staat nergens, de beslissingen ten voordele van de handel worden met een gewone meerderheid aangenomen, die voor werk moeten unaniem genomen worden …
Bovendien hebben de Europese regeringen, die sterk gewonnen zijn voor de liberale zaak, een groot stuk macht opgegeven ten voordele van internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank, de Wereldhandelsorganisatie (WHO), het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO), …
De rapporten van deze organisaties bepalen de politieke richting op wereldvlak en beïnvloeden de levensomstandigheden van honderden miljoenen werknemers en werkneemsters.
Deze economische koersen, die zelden in vraag worden gesteld, zijn niets anders dan politieke keuzes.
Meer privatisering, meer concurrentie, meer flexibiliteit, minder sociale bescherming, minder Staat, … dit zijn evoluties die niets meer te maken hebben met een willekeurige natuurlijke gang van zaken.
Het EVV moet een echte vakbond worden. Het is zinloos om zich bij de 10.000 lobbyisten te voegen in Brussel. De nep-euromanifestaties tijdens de Europese toppen (de Europese versie van de Noord-Zuid-betogingen) maken niemand bang.
Het EVV moet een echt mobilisatieprogramma hebben:
- Een Europees minimumloon instellen, op basis van een gewaarborgd minimumloon van 60% van het BBP per inwoner, maar ook minima voor de sociale uitkeringen die als basis dienen voor een opwaartse convergentie
- Een Europees reglement invoeren dat bedrijven verbiedt tot ontslag over te gaan als zij overheidssubsidies krijgen of winst maken.
Het EVV groepeert 85 organisaties uit 36 Europese landen en 10 syndicale federaties die meer dan 60 miljoen leden vertegenwoordigen. Dit is een kracht die niet goed wordt gebruikt!
9. VOOR ONZE AARDE
De klimaatsverandering vormt een ernstige en onomkeerbare dreiging voor de levensomstandigheden van honderden miljoenen mannen en vrouwen.
De accumulatie van kapitaal en het winstbejag zijn de belangrijkste oorzaken van de ecologische crisis die vooral de allerarmsten treft en de ongelijkheid doet groeien.
De marktmechanismen lossen niets op: twintig jaar na de ondertekening van de Kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over de Klimaatsverandering is de jaarlijkse verhoging van de uitstoot van broeikasgassen meer dan verdubbeld. De handel in uitstootrechten creëerde enkel een nieuw speelterrein voor de speculanten. De groene certificaten en andere stimuli ondersteunen de bemiddelde gezinnen en ondernemingen ten koste van de gemeenschap. De multinationals voor steenkool, aardolie en gas saboteren de overgang. Nucleaire energie is geen alternatief (Fukushima). Het groene kapitalisme bestaat niet, evenmin als het sociale kapitalisme. We moeten dit systeem, dat gebaseerd is op de dubbele uitbuiting van arbeid en natuur, niet opnieuw aanzwengelen, maar bestrijden.
Minder produceren, beter leven. Minder werken, werk voor iedereen
- Afschaffing van nutteloze en schadelijke productieprocessen met omscholing van de werknemers en behoud van hun verworvenheden onder het toezicht van de arbeiders
- Recht op energie, het gemeengoed van de mensheid. Oprichting van een overheidsdienst voor energie
- Oprichting van een overheidsbedrijf voor de isolatie en de renovatie van huizen, onder het toezicht van de bewoners
- Gratis, frequent en kwaliteitsvol openbaar vervoer
- Nationalisering zonder vergoeding (behalve kleine aandeelhouders) noch terugkoop van energietrusts
- Uitstap uit kernenergie en ontmanteling van de centrales
- Een Europees overheidsplan voor massale jobcreatie via de overgang op het vlak van sociale rechtvaardigheid en milieu-efficiëntie naar een efficiënt energiesysteem dat 100% hernieuwbaar en gedecentraliseerd is en dat democratisch wordt beheerd door de lagere overheden.
10. EEN SOLIDAIRE WERELD
Het gebrek aan evenwicht tussen Noord en Zuid is het resultaat van de dogmatische “vrije handel” die zo typisch is voor het wereldwijde kapitalisme en voor 20 jaar aan structurele herstelplannen. Door deze plannen wordt een economisch en sociaal beleid gevoerd dat door de internationale financiële instellingen (Wereldbank en Internationaal monetair fonds) wordt bepaald. Daartegenover staan deze instellingen nieuwe leningen toe aan de ontwikkelingslanden of beslissen ze om de terugbetaling van oude leningen te spreiden.
Deze herstelplannen hebben, met medeweten van de overheden van de rijke landen, de ontwikkelingsmogelijkheden van de betrokken landen ernstig beschadigd door:
- de Staten te verbieden om hun producten en diensten voor de eerste levensbehoeften te subsidiëren (brood, rijst, suiker, benzine, elektriciteit, …);
- een drastische daling van de sociale begrotingen (onderwijs, gezondheid, huisvesting, …) op te leggen;
- de lokale munt te devalueren en hoge interestvoeten vast te leggen voor de terugbetaling van goedgekeurde leningen.
Ontwaakt verworpenen der aarde …
- De schuld van de derdewereldlanden opheffen
- De patentrechten op de farmaceutische producten en de groene technologieën afschaffen
- De landen uit het Noorden moeten, zonder bijkomende voorwaarden, de aanpassing aan de klimaatsverandering financieren van de landen uit het Zuiden zonder dat dit bedrag van de ontwikkelingshulp wordt afgetrokken.
Van de 103 landen die onder een structureel herstelplan staan, kenden er 89 een daling van de groei per inwoner, zonder rekening te houden met de bezuinigingen in de gezondheids- en onderwijssector. Meer dan een miljard werknemers hebben een dagloon dat lager is dan 2$.
De voedselcrisis, die ook het resultaat is van het wereldwijde marktkapitalisme, maakt de situatie alleen maar erger.
De landen uit het Noorden hebben eveneens een ecologische schuld tegenover het Zuiden. Onze productie- en consumptiemethodes tasten onze planeet aan en veroorzaken een klimaatsopwarming die vooral de landen treft die nochtans de minste broeikasgassen uitstoten.
De klimaatsveranderingen drogen het Zuiden uit en doen teelten slinken. De bevolking heeft geen andere keuze dan uit te wijken naar het Noorden. We spreken ondertussen over klimaatvluchtelingen. Het zijn die “illegalen”, die werknemers zonder papieren die gedwongen werden hun land te verlaten (door hongersnood, armoede, oorlog of een gebrek aan toekomstperspectief) en die bovendien het slachtoffer worden van racisme of van andere onzekerheden die door de regeringen uit het Noorden en hun beleid op het vlak van openbare veiligheid en nut worden veroorzaakt.
Ook hier moet het roer worden omgegooid!
De afschaffing van de schuld van de ontwikkelingslanden is een fundamentele maatregel die moet genomen worden tegen de ongelijkheid en de armoede.
Die schuld werd trouwens al verschillende keren betaald, maar het zijn de hoge interestvoeten die deze landen financieel het hoofd onder water houden. De arme landen moeten de deregulering, de privatisering en de liberalisering stoppen.
Als deze landen hun nationale soevereiniteit terugwinnen, zullen ze een actiemarge terugvinden zodat ze het juiste beleid kunnen voeren en hun sociale, economische en ecologische situatie vooruit kunnen stuwen.
Op die manier zullen we ook het risico kunnen terugdringen dat ondernemingen delokaliseren naar landen in het Zuiden.
CONCLUSIE: EEN STRIJD DIE BEGINT
Dit antikapitalistisch noodprogramma is niet te nemen of te laten. We zullen het samen ontwikkelen in de democratie die tijdens onze strijd zal ontluiken.
We weigeren echter om er een catalogus van goede voornemens van te maken waar iedereen naar eigen goeddunken elementen uit kan halen. Dit programma en zijn opbouw moeten begrepen worden als een dynamiek die het maatschappelijk raderwerk radicaal wil veranderen omdat wij begrepen hebben dat “dit systeem niet hervormd kan worden, maar dat het moet verdwijnen”.
“Het is bedrieglijk te denken dat we het kapitalisme kunnen omvormen tot een “goed” relancekapitalisme. We moeten dus duidelijk zijn: er is een strategie nodig om uit het kapitalisme te stappen en om het te vervangen door een ander systeem dat beantwoordt aan de behoeften van de bevolking en onze planeet beschermt”. Dit stond in de gemeenschappelijke verklaring van de vergadering van 27 april 2013 in de Géode.
Dit is nog maar het begin!

