Category: Sociale zekerheid

  • “Twee op drie van zwartwerk verdachte langdurig zieken onschuldig”

    rizivDit zou de titel geweest kunnen zijn van een artikel uit een linkse krant afgelopen week. Het zou een titel geweest zijn die de feitelijkheden accuraat omschrijft. Helaas ontbreekt het in België aan linkse kranten. We moesten het stellen met conclusies als “Eén op drie langdurig zieken klust bij in het zwart”. Dit was de titel van een klein artikeltje in ‘Metro’ op donderdag 19 mei.

    Door Kim (Gent)

    Op dit moment zijn er in België 370.400 langdurig zieken, mensen die al langer dan één jaar op ziekenkas staan. Volgens Metro klussen er daarvan dus ongeveer 125.000 bij in het zwart. Met dit soort titels wordt het idee gewekt van het bestaan van een ruim ‘sociaal profitariaat’ van mensen die kunnen werken maar uit luiheid zich tegelijkertijd nog een bijkomende uitkering laten uitbetalen en dat het daardoor is dat onze sociale zekerheid onbetaalbaar wordt. Natuurlijk is er altijd wel één of andere rechtse politicus die van de opportuniteit gebruik maakt om die lezers, bij wie dergelijke ideeën nog niet gewekt werden, tot deze conclusies te leiden. Deze keer gebeurde dit door staatssecretaris voor Sociale Fraudebestrijding Philippe De Backer (Open VLD).

    Wat zijn nu de feiten? De Tijd bracht al enige opheldering in een artikel op 18 mei onder de titel “Een op drie gecontroleerde zieken werkt in het zwart”. In tegenstelling tot Metro gaat het volgens De Tijd om die groep zieken die gecontroleerd werden op zwartwerk. Het gaat niet noodzakelijk om langdurig zieken.

    In het artikel schetst De Tijd de volledigheid van de feiten. Het RIZIV heeft namelijk 980 langdurig zieken gecontroleerd op zwartwerk. Daarvan werden er 304 mensen betrapt, wat bijna één op drie is. Het gaat dus om minder dan 0,3% van alle langdurig zieken die gecontroleerd werd. De selectie van deze 980 mensen was niet willekeurig: controles vinden quasi uitsluitend plaats op mensen over wie een tip van een ziekenfonds, een medeburger of vanuit de inspectiediensten is binnengelopen met de melding dat iemand vermoedelijk aan zwartwerk doet. Met andere woorden: van de 370.400 langdurig zieken werden de 980 die het meest van zwartwerk verdacht worden, onderzocht en daarvan kon men van amper één op drie mensen aantonen dat er effectief zwartwerk was. De conclusie kan zijn dat heel weinig langdurig zieken in het zwart werken.

    Een bijkomende vraag is of het eigenlijk wel zo onethisch is als langdurig zieken (mensen die op invaliditeit staan) een beetje bijklussen. Misschien liggen de invaliditeitsuitkeringen in ons land op een te laag niveau om voldoende kwaliteitsvol te kunnen leven. Afhankelijk van hun gezinssituatie krijgen langdurig zieken een uitkering van 40% tot 65% van hun laatste brutoloon. Deze uitkering is niet belastingvrij, het nettobedrag ligt dus lager. Natuurlijk gelden er bepaalde minima en maxima voor de uitkeringen, maar invalide worden betekent bijna altijd een serieuze aanslag op je inkomen. Bovendien krijgen veel langdurig zieken naast de gewone facturen die iedereen al moet betalen, te kampen met medische kosten die hoger liggen dan die van de doorsnee persoon. Misschien moeten we eerst eens de uitkeringen verhogen, de kosten verlagen, en gratis en kwaliteitsvolle hulp aanbieden aan de langdurige zieken, vooraleer we hen veroordelen op het feit dat ze een centje bij willen verdienen.

    Ook N-VA-parlementslid Jan Spooren is het daarmee eens. Hij stelde recent voor dat langdurig zieken een centje extra kunnen verdienen bovenop hun uitkering. Daarbij zouden de bedrijven wel kunnen bepalen om hoeveel uren het gaat en de langdurig zieke op elk moment zonder bijkomende kosten kunnen ontslaan. Een gevaarlijk precedent in de arbeidswetgeving die afgeketst werd door CD&V, terwijl recent toch is gebleken dat voor minister van werk en CD&V-lid Kris Peeters bepaalde gevaarlijke precedenten in de arbeidswetgeving net wenselijk zijn. Zal de N-VA nu pleiten voor een verhoging van de invaliditeitsuitkeringen? Of ging het enkel om de flexibele contracten en niet om de levensomstandigheden van langdurig zieken? De vraag stellen, is ze beantwoorden.

  • Naar een tweede indexsprong?

    De discussie over de middelen voor de indexering van de kinderbijslag is opmerkelijk. Eerst werd ervan uitgegaan dat de spilindex pas in 2017 zou overschreden worden, maar nu wordt augustus 2016 genoemd. Er is door de Vlaamse regering voor de begroting 2016 niet in middelen voorzien voor een indexering van de kinderbijslag. En de media merken op: “Geen enkele partij binnen de regering wil zeggen of het geld voor indexering ook zal gezocht worden.”

    Dit betekent dat wordt nagegaan of er een tweede indexsprong komt, al dan niet beperkt tot de kinderbijslag. De indexsprong had niet enkel betrekking op de lonen van werkenden, ook uitkeringen zoals kinderbijslag vallen er onder. Kinderbijslag is sinds kort een regionale bevoegdheid. Het niet-indexeren van de kinderbijslag betekent een verdere uitholling van de koopkracht van gezinnen, het ondermijnt de levensstandaard van gezinnen. De indexsprong kwam wat kinderbijslag betreft neer op een gemiddeld verlies van 28 euro per kind. Nu wordt blijkbaar overwogen om dat nogmaals toe te passen?

    Volgens het kabinet-Vandeurzen zal de discussie “op het gepaste moment” gevoerd worden in de regering.  De automatische indexering wordt dus niet zomaar aanvaard en is blijkbaar niet meer automatisch? Is dit een voorloper op een nieuwe aanval op onze levensstandaard? Is dit het in vraag stellen van elke volgende indexering van zowel  lonen als  uitkeringen?

    Recent probeerde de N-VA het terrein reeds voor te bereiden om de verantwoordelijkheid hiervoor in de schoenen van de asielzoekers te schuiven. Het zou onbetaalbaar zijn om voor iedereen kinderbijslag te betalen en dus stelden woordvoerders van N-VA voor om vluchtelingen een aantal jaren te laten wachten op een uitkering. Net zoals jongeren niet langer recht hebben op een uitkering als ze na hun studies niet meteen werk vinden of toch alleszins hun inschakelingsuitkering in de tijd beperkt zien, zou er ook voor vluchtelingen een apart stelsel inzake sociale zekerheid komen.

    Laat er geen onduidelijkheid over bestaan: met deze rechtse regering is elke uitzonderingsmaatregel waarmee sociale zekerheid afgebouwd wordt  slechts een opstap naar het veralgemenen van de uitzondering. Stukje bij stukje wordt de volledige sociale zekerheid hiermee afgebouwd. De discussie over de indexering van de kinderbijslag in 2016 is een waarschuwing: als we deze regering laten doen, blijft het niet bij de aanvallen die we al te verwerken kregen. De “uitzonderlijke” indexsprong wordt dan de regel. Dit systeem organiseert de armoede voor de meerderheid van de bevolking om de groeiende rijkdom van de elite te versterken. Er is een breuk met dit systeem nodig, het stoppen van de rechtse regeringen door ze ten val te brengen doorheen onze acties zou een goede opstap in die richting zijn.

  • Vakbondsactie: handen af van onze pensioenen!

    Op maandag 15 juni kwamen enkele duizenden vakbondsmilitanten bijeen aan het Zuidstation in Brussel. Daar werd duidelijk bevestigd dat ons pensioenstelsel wel degelijk betaalbaar is en alle werkenden moet toelaten om op een normale leeftijd van een degelijk pensioen te kunnen genieten. De vele berichten over de onbetaalbaarheid van de pensioenen dienen enkel om een aanval op onze sociale verworvenheden door te voeren.

    Er waren vakbondsmilitanten van de drie vakbonden, maar er kwamen spijtig genoeg weinig concrete voorstellen van wat er nu verder nog zal gebeuren met de strijd tegen het besparingsbeleid en de regering-Michel. ABVV-voorman Goblet riep wel op om van de geplande betoging op 7 oktober, op het ogenblik dat de rechtse regering exact een jaar in het zadel zit, een grootschalig vertoon van ons ongenoegen te maken. De vakbondsleider stelde dat de betoging even groot moet worden als die van 6 november waarmee het actieplan eind vorig jaar op gang werd getrokken. Hopelijk volgt het mobilisatiemateriaal op tijd zodat we de campagne naar die betoging kunnen opstarten. Een goede informatiecampagne kan het verschil maken.

    Waarom niet gaan voor een militantenconcentratie begin september om het mobilisatie- en informatiemateriaal op grote schaal te verspreiden en verder te bouwen op het elan van het eerste actieplan. Een grote nationale betoging zou het begin kunnen vormen van een nieuw actieplan waarmee we de regering van de rijken doen vallen.

    Foto’s door Liesbeth:

    Foto’s door Nico:

  • Aangepaste beschikbaarheid: rechtstreeks van de werkvloer naar de zorgcontainer

    Artikel door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    brugpensioenDat de jongerenwerkloosheid in ons land sinds het begin van de crisis in 2008 toenam van 18% tot 23,7% in 2013 (1) laat de neoliberalen koud. Dat oudere werknemers steeds meer moeite hebben om mee te kunnen en hierdoor in ziekte en invaliditeit terechtkomen, eveneens. Op vijf jaar tijd nam het aantal arbeidsongeschikte oudere werknemers (50 plus) met 20% toe. (2) Het vorige offensief tegen het brugpensioen, tegenwoordig ‘stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag’ (SWT), is amper verteerd of de regering staat al klaar met een nieuw. Ze wil dat we werken tot we erbij neervallen.

    Het akkoord tussen de sociale partners om de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van bruggepensioneerden te beperken tot een passieve beschikbaarheid en enkel voor wie na 1 januari van dit jaar in een stelsel van SWT stapte met dan nog een aantal uitzonderingen, ging niet ver genoeg voor de regering. Dat de vakbondsleiding meestapte in de aanval op het brugpensioen volstond niet. Het akkoord van de sociale partners werd gedegradeerd tot een “advies” dat meteen aan de kant werd geschoven. De “passieve” beschikbaarheid werd omgedoopt tot een “aangepaste” beschikbaarheid.

    Het resultaat is een regeling waarin het brugpensioen volledig op de helling komt te staan. De N-VA is al enkele jaren voorstander van het volledig uitdoven van het brugpensioen. Door SWT’ers “aangepaste” beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt op te leggen, wordt het brugpensioen formeel niet afgeschaft maar wordt het wel oninteressant voor werkenden. Gelijk welke ‘aangepaste’ aangeboden job zal ongetwijfeld tegen slechtere arbeids- en loonvoorwaarden zijn. Bovendien wordt de deur opengezet voor sancties indien niet actief naar werk gezocht wordt. Dat het pensioen op de laatste lonen wordt berekend, zorgt ervoor dat er ook na de tewerkstelling negatieve gevolgen zijn. Waarom zou je vroeger vertrekken als je nadien een slechter betaalde nieuwe job moet aanvaarden?

    Niet dat de werkgevers staan te springen om oudere werknemers aan te werven. Dat zelfs de werkgevers vragen hadden bij de beschikbaarheid van SWT’ers bevestigt het gebrek aan patronale interesse in oudere werkenden. Beroepsprovocateur Van Eetvelt pleitte in 2009 nog voor een “onmiddellijk verbod” op brugpensioen, maar moet nu onder druk van zijn achterban de beperking van de beschikbaarheid van SWT’ers steunen. De regering wil echter kost wat kost vasthouden aan het doel om het ‘heilige huisje’ van het brugpensioen volledig te slopen.

    Langer werken, langer werkloos

    Volgens de regering is er geen verband, maar terwijl ouderen langer werken zijn jongeren langer werkloos. Je hoeft geen rekenkundig wonder te zijn om wel een verband te zien. Waar in 2008 34,5% van de 50-64-jarigen aan de slag was, bedroeg dit in 2013 al 41,7%. Onder jongeren was er in dezelfde periode een omgekeerde tendens: van 27,4% naar 23,6%. De totale werkgelegenheidsgraad nam lichtjes af van 62,4% tot 61,8%. (3)

    De verhoging van de effectieve uitstapleeftijd (cijfers hierover lopen uiteen, maar er is telkens een stijgende tendens) zorgt ervoor dat de uitstapleeftijd stilaan samenvalt met de leeftijd tot waarop we gezond blijven. Volgens eurostat is dat 64,3 jaar voor mannen en 65,4 jaar voor vrouwen (4). De regering wil ons binnenkort laten werken tot 67 jaar. Je hoeft geen dokter te zijn om het probleem daarbij op te merken.

    Zou het niet logisch zijn om eerst de jongeren aan werk te helpen in plaats van de ouderen te laten werken tot ze erbij neervallen?

    Behoud van het brugpensioen! Haal gepensioneerden uit armoede!

    De regering vergelijkt graag onze lonen met die in de buurlanden en dit als onderdeel van een neerwaartse spiraal. Over de pensioenen horen we de rechtse partijen of het patronaat niet, die zijn immers lager dan in de buurlanden. Volgens een Europese studie bedraagt het armoederisicopercentage voor 65-plussers in ons land 18,4% tegenover 14,9% in Duitsland, 8,7% in Frankrijk en 5,5% in Nederland. In de gehele EU is het 13,8%. (5) Waarom ligt het risico op armoede in Nederland zo laag? Omdat een gemiddeld pensioen er 400 euro per maand hoger ligt dan in ons land (6).

    De maatregelen die nu genomen worden om SWT te beperken en bovendien SWT’ers beschikbaar voor de arbeidsmarkt te maken, zullen ervoor zorgen dat de pensioenen verder naar beneden gaan. Dit gebeurt ondanks de stijgende productiviteit tijdens onze loopbaan. In plaats van ouderen tot armoede te veroordelen, moet er dringend werk gemaakt worden van een verhoging van de pensioenen tot 75% van het laatst verdiende loon met een minimum van 1.500 euro per maand.

    In plaats van te werken tot we erbij neervallen, moet het brugpensioen behouden blijven en mag er geen verhoging van de pensioenleeftijd komen. Geef jongeren een toekomst, gun ouderen rust. Verder is er nood aan een arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen om het beschikbare werk te verdelen en om de werkdruk te verlagen.

    Is dit onbetaalbaar? We zijn nog nooit zo productief geweest en er was nog nooit zoveel rijkdom. Er zijn middelen, maar die worden vandaag niet geburikt voor sociale noden. Een herverdeling van de rijkdom zullen we niet bekomen door het vriendelijk te vragen en al helemaal niet met symbolische doorkijktaksen en andere aankondigingsmaatregelen die gemakkelijker omzeild zullen worden dan opgelegd. Wat we niet zelf met de gemeenschap controleren, kunnen we moeilijk herverdelen. De sleutelsectoren van de economie zullen in publieke handen moeten komen zodat we kunnen beslissen hoe de door ons geproduceerde rijkdom wordt aangewend.

    Voetnoten

    1. Cijfers van de FOD Economie: http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/arbeidsmarkt_levensomstandigheden/belgische_arbeidsmarkt_1983-2013.jsp
    2. http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/economie/1.1701460
    3. Trends op de Belgische arbeidsmarkt. http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/arbeidsmarkt_levensomstandigheden/belgische_arbeidsmarkt_1983-2013.jsp
    4. Healthy life years and life expectancy at birth, by sex, http://ec.europa.eu/eurostat/data/database
    5. armoedebestrijding.be/cijfers_ouderen.htm
    6. Cijfers van Delta Lloyd: http://www.kapitalevragen.be/2013/gemiddeld-pensioen-in-belgie-versus-buitenland/

     

  • Geef jongeren werk, gun ouderen rust!

    brugpensioenZelfs een evident ‘advies’ als dat van het akkoord tussen de sociale partners dat wie vandaag met brugpensioen is niet langer ‘beschikbaar’ moet zijn voor de arbeidsmarkt, ligt moeilijk bij de provocatieregering.

    Dat tienduizenden bruggepensioneerden nieuwe jobs zouden moeten aanvaarden, lijkt voor de regering logisch maar is dat absoluut niet. Velen gingen op brugpensioen omdat ze weg gesaneerd werden of omdat de werkdruk een verder functioneren onmogelijk maakte. Het is geen toeval dat het aantal arbeidsongeschikte oudere werknemers de afgelopen jaren fors is toegenomen.

    Ook stelt zich de vraag welke jobs die bruggepensioneerden dan zouden krijgen en aan welke voorwaarden. Met rechtse partijen aan de macht die een probleem hebben met de impact van anciënniteit op de loonvorming, weten we dat het wat de regering betreft ook aan veel lagere lonen moet kunnen. Dat het pensioen uiteindelijk op de lonen van de laatste loopbaanjaren wordt berekend, zal wel een detail zijn voor de dames en heren neoliberalen.

    De vakbonden stellen terecht dat het opleggen van een beschikbaarheid voor bestaande bruggepensioneerden een contractbreuk vormt. In de Groep van 10 van werkgevers en vakbonden werd een akkoord gesloten om wie op 31 december 2014 op SWT was en oudere werklozen die een vrijstelling hadden niet te onderwerpen aan passieve of actieve beschikbaarheid. Vanaf 1 januari 2015 geldt dan een passieve beschikbaarheid met een aantal vrijstellingen voor bepaalde categorieën.

    Enthousiast kunnen we niet zijn over dit akkoord. Het doet denken aan het overleg van de afgelopen jaren waarbij de sociale afbraak mee onderhandeld wordt en maatregelen als beschikbaarheid van bruggepensioneerden verzacht worden door de toepassing ervan voor zich uit te schuiven. Samen met de verhoging van de pensioenleeftijd en de verstrenging van de voorwaarden voor SWT, wordt ook met dit akkoord verder geraakt aan de positie van oudere werkenden. Maar zelfs dat gaat niet ver genoeg voor de neoliberale provocateurs in de regering.

    Ouderen werken langer, jongeren zijn langer werkloos

    Dat bruggepensioneerden, tegenwoordig ‘swt’ers’ (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag), verplicht kunnen worden om een nieuwe job te aanvaarden, zat eigenlijk al in het Generatiepact ingebakken. Toen werd bepaald dat elke bruggepensioneerde jonger dan 58 jaar beschikbaar moest blijven voor de arbeidsmarkt. Nu wil de regering die maatregel uitbreiden.

    Zelfs de werkgevers moeten echter erkennen dat ze niet staan te springen om ouderen aan te werven. Een patronale hardliner als Karel Van Eetvelt van Unizo, stelt dat de regering de afspraak tussen de sociale partners best kan volgen en steunt dus de vraag om de beschikbaarheid van SWT’ers te beperken. Opmerkelijk, want in 2009 pleitte Van Eetvelt er nog voor om het brugpensioen “zo snel mogelijk te verbieden”.

    De vorige maatregelen om ouderen langer aan de slag te houden, hebben de gemiddelde leeftijd waarop werkenden uit de arbeidsmarkt treden verhoogd. Het zorgde voor een veel hogere werkgelegenheidsgraad (de verhouding tussen de werkende bevolking en de bevolking in de beroepsactieve leeftijd) onder 55-64-jarigen. Tussen 2000 en 2013 was er een stijging van 26,3 naar 41,7%. (1) In dezelfde periode bleef de totale werkgelegenheidsgraad min of meer stabiel met een lichte stijging. De enige daling was bij jongeren (15-24 jaar) waar de werkgelegenheidsgraad afnam van 29% tot 24%. Kortom, de ouderen werken langer en dit gaat ten koste van het aantal jobs voor jongeren. Jongeren kunnen hun toekomst niet uitbouwen, terwijl ouderen verplicht aan de slag moeten blijven terwijl ze vaak  niet meer kunnen. Afgelopen zomer werd nog bekend dat het aantal arbeidsongeschikte oudere werkenden (50-plus) op vijf jaar met 20% is toegenomen (2).

    Sinds het begin van de crisis in 2008 is de jongerenwerkloosheid gestegen van 18% tot 23,7% in 2013. (3). Jongeren blijven dus langer werkloos. Zou het niet logisch zijn om eerst de jongeren aan werk te helpen in plaats van de ouderen te laten werken tot ze erbij neervallen?

    Neoliberalen willen geen enkele toegeving!

    Het akkoord van de Groep van Tien ligt zowel bij N-VA als Open Vld erg moeilijk. De regering wil nog aanpassingen doen en bestempelt het akkoord als een ‘advies’. De dreiging van acties wordt afgedaan als ondemocratisch. Voormalig docent recht Edgard Van de Velde schrijft vandaag in een opiniestuk in De Morgen: “De kiezer heeft gesproken, de vakbond doet hem zwijgen”. Daarin vraagt hij zich af: “Het ABVV dreigt met actie tenzij de regering het akkoord van de Groep van Tien over het brugpensioen integraal overneemt (DM 4/3 en 5/3). Is in dit land de regering nog eindverantwoordelijke voor het beleid, of hebben we de democratie vaarwel gezegd?”

    Het beperken van democratie tot een stembusgang om de vier jaar waarbij die campagne doorgaans wordt gedomineerd door nietszeggendheid geproduceerd door reclamebureaus, is een wel erg restrictieve visie. Zeker als die visie dan nog beperkt wordt tot verkiezingsresultaten die de neoliberale besparingspartijen zelf goed uitkomen, zo was minister Van Overtveldt (N-VA) er snel bij om de Griekse bevolking het recht op een antibesparingsbeleid te ontzeggen ondanks een duidelijke verkiezingsuitslag.

    Voor de neoliberalen moet het sociaal overleg zich beperken tot “naar elkaar luisteren”. Wellicht om vervolgens toch gewoon de geplande aanvallen in te zetten. De vakbonden mogen hun bekommernissen op tafel leggen om er vervolgens geen rekening mee te houden en tegelijk de bonden een actieverbod op te leggen omdat ze toch betrokken partij waren in het ‘overleg’. CD&V pleitte ervoor om wel rekening te houden met de sociale partners. De onenigheid in de regering blijft zich afspelen rond wat we in maandblad ‘De Linkse Socialist’ samengevat hebben als “To Thatcher or not to Thatcher, that’s the question”.

    Verzet nodig

    Het eerste actieplan heeft de regering doen wankelen. Het zal erop aankomen om de acties verder te zetten om de regering te doen vallen. Zal de militantenconcentratie van komende woensdag het begin van een tweede actieplan vormen?

    Het zal nodig zijn want deze regering zal niet stoppen bij de reeds geplande aanvallen. Telkens wordt nog een stap verder gegaan in de provocaties en aanvallen. Ofwel laten we deze regering doen en geven we onze levensstandaard prijs, ofwel gaan we in verzet wat er op neerkomt dat de regering weggestaakt wordt. Het potentieel hiervoor is aanwezig, dat zagen we tijdens het eerste actieplan.

    Werkgevers en regeringspartijen waarschuwen dat nieuwe stakingsacties de economie pijn doen en de gemeenschap veel kosten. Wat die ‘kosten’ van een staking betreft, moeten we duidelijk zijn. De staking die de samenleving het meeste raakt, is de staking van investeringen. “Belgische bedrijven zitten op 240 miljard euro”, titelde Trends op 6 november. Op Europees niveau gaat het om een triljoen euro, dat is 1.000 miljard. In de VS om 4.200 miljard dollar. Deze patronale staking treft de gemeenschap, het is een bewuste keuze om de geproduceerde rijkdom niet opnieuw te investeren.

    Iedereen weet dat als bedrijven middelen opstapelen in plaats van te investeren, dit komt omdat het doel niet is om werk te creëren of de tekorten aan te pakken. De samenleving kan de allerrijksten gestolen worden. Het enige doel dat nagestreefd wordt, is een steeds grotere opeenstapeling van winsten en een accumulatie van kapitaal. We moeten het privaat bezit van de productiemiddelen in vraag stellen. Laat ons de bedrijven zelf in handen nemen, laat ons het bezit en het democratische beheer ervan overnemen. Dat zou de basis vormen voor een samenleving waarin de productie gericht is op de behoeften van de meerderheid en niet de winsten van een kleine minderheid.

     

    Noten 

    1. Cijfers FOD Economie: http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/arbeidsmarkt_levensomstandigheden/belgische_arbeidsmarkt_1983-2013.jsp
    2. http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/economie/1.1701460
    3. Eveneens cijfers van de FOD Economie: http://statbel.fgov.be/nl/modules/publications/statistiques/arbeidsmarkt_levensomstandigheden/belgische_arbeidsmarkt_1983-2013.jsp
  • NEEN aan de 67! Argumenten tegen een verhoging van de pensioenleeftijd

    67zonderHet sloeg in als een bom. De regering is het nog niet eens wie welk postje zal krijgen, maar wel dat wij twee jaar langer moeten werken. De verhoging van de pensioenleeftijd stond niet eens in de neoliberale verkiezingsprogramma’s van de rechtse partijen. Het is een bijzonder gevoelig thema. En toch beslist de regering om in 2025 de leeftijd tot 66 jaar op te trekken in 2030 tot 67 jaar. De onderliggende boodschap is dubbel: enerzijds dat deze regering er hard invliegt en anderzijds ook dat het hierna niet gedaan is. Als het van de Zweedse partijen afhangt, zitten we decennialang met de gevolgen van hun beleid opgescheept.

    We leven langer, dus is langer werken toch normaal?

    Het meest voorkomende argument om een verhoging van de pensioenleeftijd te rechtvaardigen, is het feit dat de levensverwachting stijgt. Dat is inderdaad het geval. Maar beperken we het criterium voor pensioenleeftijd tot de levensverwachting? Kijken we met andere woorden niet naar hoe de arbeidsloopbaan er uit ziet, naar hoeveel jobs er beschikbaar zijn, naar de complexiteit van de bestaande jobs,…?

    Wat in het pensioendebat steevast aan de kant wordt geschoven, is de toenemende productiviteit van de werkenden. Het klopt dat werkenden twintig jaar geleden na hun pensionering een kortere levensverwachting hadden dan werkenden die vandaag op pensioenleeftijd komen. Maar de werkenden vandaag hebben wel veel meer bijgedragen. In 1980 waren we voor elk gewerkt uur 111% productiever dan in 1965. Tussen 1980 en 1995 was er een toename met 36% en in 2009 waren we per gewerkt uur 15% productiever dan in 1995.

    Deze scherpe toename van de productiviteit houdt in dat we meer produceren op dezelfde tijd. We dragen meer bij aan zowel de werkgevers als de gemeenschap. Deze productiviteitsstijging kan niet alleen aan technologische vernieuwingen toegeschreven worden, er is ook een stijgende werkdruk. De cijfers van de burn-outs en stress bevestigen dit. Waarom zouden we nadat we evenveel jaren harder gewerkt hebben niet enkele jaren extra van een pensioen mogen genieten? Of moeten we werken tot we erbij neervallen?

    Maar de pensioenen worden door de vergrijzing toch onbetaalbaar?

    Het spook van de vergrijzing is al enkele keren weerlegd. Enkele jaren geleden al wees pensioenspecialist Gilbert De Swert er in het boek ’50 grijze leugens’ op dat de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden niet fundamenteel zou wijzigen tegen 2060. Voor alle 100 werkenden waren er bij het verschijnen van het boek in 2005 stonden er 139 niet-werkenden. Tegen 2060 zouden dat er 152 zijn of amper 8% meer. Om dat mogelijk te maken zou er ieder jaar 0,11% van het bbp extra nodig zijn.

    Bovendien is het een vraag van prioriteiten. Kunnen middelen vrijgemaakt worden voor gepensioneerden of is alles al opgesoupeerd aan fiscale cadeaus, lastenverlagingen, geld voor de banken, intrestbetaling op de overheidsschulden,…? Van de waarde die we als werkende produceren, gaat een steeds groter deel naar uitbetaling van dividenden aan grote aandeelhouders. Met de door ons geproduceerde waarde gaan zij speculeren en gokken. Moesten we de speculanten nu eens geen miljarden meer toestoppen maar dit aan leefbare pensioenen besteden?

    Om een cijfer te vermelden dat destijds door De Swert werd aangehaald. Hij haalt Franse cijfers aan: in 1980 waren dividenden goed voor 4,2% van de loonmassa, in 2008 was dat 12,9%. “Anders gezegd: Franse werknemers werkten toen 72 uren in een jaar voor de aandeelhouders, nu 189 uren”. De afgelopen jaren is de bijdrage aan de sociale zekerheid overigens niet gestegen, maar net afgenomen. In 1980 ging 20,7% van het bbp naar sociale zekerheid, in 2010 was dat 19,6%. Er wordt dus niet meer maar net minder uitgegeven.

    Werken tot we erbij neervallen?

    We hadden het hierboven al over de stijgende productiviteit die ook leidt tot meer burn-outs, stress en andere gezondheidsproblemen. De stijging van het aantal 50-plussers dat aan de slag is, momenteel gaat het om 52,3% van de 50-64-jarigen tegenover 40,9% tien jaar geleden, leidt nu reeds tot een toename van het aantal arbeidsongeschikten en zieken in die categorie. Deze zomer werd gesproken over een toename met 20%.

    Eurostat merkt op dat we gemiddeld gezond blijven tot 63,3 jaar (mannen) en 63,5 jaar (vrouwen). Dat cijfer ligt dicht bij de actuele uitstapleeftijd uit de arbeidsmarkt. Maar die leeftijd wil de regering dus optrekken. De toename van de arbeidsongeschiktheid onder oudere werkenden is een logisch gevolg van de verhoging van de uitstapleeftijd gekoppeld aan een stelselmatige opvoering van de werkdruk en productiviteit met bijhorende fysieke en psychologische belasting.

    In de buurlanden is de pensioenleeftijd toch ook opgetrokken?

    Correctie: niet in alle buurlanden. In Duitsland heeft de regering eerder dit jaar beslist dat wie 45 jaar gewerkt heeft voortaan op 63 op pensioen kan in plaats van op 65. Net zoals bij de afschaffing van het inschrijvingsgeld aan de universiteiten, horen we de voorstanders van het Duitse model hier niets over zeggen. De vergelijkingen met de buurlanden gelden enkel om sociale verworvenheden en lonen naar beneden te trekken.

    Maar dan nog klopt het niet dat ons land achteroploopt inzake uitstapleeftijd. De laatste cijfers van Eurostat hierover dateren van 2007, maar dan was de uitstapleeftijd in ons land 61,6 jaar tegenover een Europees gemiddelde van 61,2 jaar. Op zes jaar was er een stijging met bijna vijf jaar, een stijging die overigens sneller was dan in de buurlanden.

    Het is toch niet omdat ouderen langer werken dat jongeren geen werk vinden?

    Laten we de FOD Economie dit meteen weerleggen met een statistiek inzake werkgelegenheid.

    Het aantal oudere werkenden neemt toe terwijl de werkgelegenheid onder jongeren afnam in 2011-2012. Er zijn niet meer jobs bijgekomen, de werkloosheid is gewoon anders verdeeld. In plaats van de beschikbare rijkdom te herverdelen, kiezen de neoliberalen ervoor om de tekorten te herverdelen. Als zo jongeren tegen ouderen en vice versa kunnen opgezet worden, is hun spelletje compleet. Dat zagen we ook al ten tijde van het Generatiepact.

    Feit blijft ondertussen dat de jongerenwerkloosheid hoge toppen scheert, dat veel jongeren als ze werk vinden in tijdelijke en laag betaalde jobs terecht komen en dat terwijl oudere werkenden moeten werken tot ze erbij neervallen. Logisch is het alvast niet. Onze mening: geef jongeren een toekomst, gun ouderen wat rust.

    Moet er dan niets gebeuren?

    Jawel, er is heel wat werk aan de winkel, zowel inzake pensioenen als inzake werkgelegenheid.

    Eerst en vooral moet er iets gedaan worden aan het schandalig lage pensioenbedrag in ons land. Armoede is een immens probleem onder gepensioneerden. Ongeveer 23% van de gepensioneerden leeft onder de armoedegrens. Volgens de Leuvense prof Jos Berghmans kan de ouderenarmoede weg gewerkt worden met een bedrag van 900 miljoen euro. Wij eisen alvast dat de pensioenen worden opgetrokken tot minimum 75% van het laatst verdiende loon met een minimum van 1.500 euro per maand.

    Ten tweede moet er rekening gehouden worden met de stijgende productiviteit en alle gevolgen vandien. Dit betekent dat vervroegde uittreding mogelijk moet zijn, wat kan door het behoud van het brugpensioen. Niet alleen zware handenarbeid is moeilijk vol te houden, ook andere jobs worden steeds complexer en intensiever. Waarom zouden we ouderen langer aan het werk houden als er zoveel jongeren geen werk vinden? Behoud van brugpensioen en geen verhoging van de pensioenleeftijd! Geef jongeren een toekomst, gun ouderen rust.

    Verder is er nood aan een arbeidsduurvermindering om bestaande jobs haalbaar te maken en om het beschikbare werk te verdelen. Het is niet logisch dat sommigen werken tot ze erbij neervallen, terwijl anderen wanhopig werk zoeken en niet vinden. Een herverdeling van het beschikbare werk door een algemene arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen (zodat het werkritme niet gewoon nog verder wordt opgedreven), kan daar een antwoord op bieden.

    Zijn er hier wel middelen voor? We zijn zoals gezegd nog nooit zo productief geweest. Er is nog nooit zoveel rijkdom geweest. Middelen zijn er dus wel degelijk, maar dan moeten ze wel ingezet worden voor de sociale noden. Een herverdeling van de rijkdom zullen we niet bekomen door het vriendelijk te vragen en al helemaal niet met symbolische doorkijktaksen en andere aankondigingsmaatregelen die gemakkelijker omzeild zullen worden dan opgelegd. Wat we niet zelf met de gemeenschap controleren, kunnen we moeilijk herverdelen. De sleutelsectoren van de economie zullen in publieke handen moeten komen zodat we kunnen beslissen hoe de door ons geproduceerde rijkdom wordt aangewend.

  • Betaald verlof, met dank aan onze stakende overgrootouders

    1936De afgelopen dagen werd eens te meer een media-offensief gevoerd tegen de stakende spoorarbeiders. Het was ongehoord dat die aan het begin van de vakantie het werk neerlegden, klonk het bijna unaniem in alle gevestigde kranten. Wie als reiziger niet op zijn of haar bestemming raakte en daar erg ontevreden mee was, moest al veel doen om niet in de media te geraken. Wie de staking steunde, was uiteraard geen seconde mediatijd waard. De retoriek bestond eens te meer uit de grijsgedraaide plaat van stakers die de bevolking ‘gijzelen’ en bijgevolg onverantwoord zijn.

    Dat een pleidooi van een werkgeversfederatie, met name Unizo, voor een politieke crisis net op dezelfde dag kwam, leidde in geen enkele gevestigde krant of nieuwsuitzending tot vragen over wie nu eigenlijk ‘onverantwoordelijk’ is. Oproepen om het land in politieke crisis te werpen, behoort blijkbaar tot wat aanvaardbaar is. Actie voeren om achterstallige verlof- en compensatiedagen te kunnen opnemen, is daarentegen compleet onaanvaardbaar.

    Maar terug naar de vakantie. We hopen dat alle lezers van deze site kunnen genieten van een welverdiende vakantie. En dat ze daarbij niet vergeten dat betaald verlof er niet gekomen is door het vriendelijk te vragen aan het patronaat. De werkgevers zagen op het begin van de 20ste eeuw betaald verlof als een regelrechte aanslag op de loonkosten en de concurrentiepositie van de bedrijven. Het was een grote stakingsbeweging in 1936 die tot de invoering van het betaald verlof leidde.

    De staking van 1936 vond plaats tegen de achtergrond van een beperkte economisch heropleving na de recessie van begin jaren 1930. Het ongenoegen sluimerde al jarenlang en kwam na een incident waarbij twee linkse militanten werden vermoord door fascisten tot uitbarsting met op het hoogtepunt een half miljoen stakers. Bovendien was er in deze staking de eerste grote bedrijfsbezetting in ons land, meer bepaald bij FN in Herstal. De burgerij was bang van de uitbarsting van woede waarover ook de socialisten en christendemocraten geen vat kregen. Het leidde tot grote toegevingen in de vorm van een arbeidsduurvermindering tot 40 uur per week in sectoren met zware arbeid, loonstijgingen met 7% tot 8%, de invoering van een minimumloon en zes dagen betaald verlof.

    Voorheen was het enkel in grote bedrijven waar de vakbonden sterk stonden dat betaald verlof al was afgedwongen. Zo werd in 1925 acht dagen vakantie afgedwongen bij de spoorwegen. Maar het was pas in 1936 dat het recht op betaald verlof voor iedereen gold. Voor kleine ondernemingen met minder dan tien werknemers werd dit pas in 1938 ingevoerd. De druk van het massale arbeidersprotest en de radicalisering na de Tweede Wereldoorlog leidde tot een verdubbeling van het vakantiegeld. Onder druk van de opstandige en revolutionaire algemene staking van 1960/61 werd in 1963 een derde vakantieweek ingevoerd.

    Iedere verworvenheid die we als gewone werkende kennen, is er niet zomaar gekomen. Het is op basis van strijd en stakingen dat we zaken afgedwongen hebben. Daarbij hebben de werkgevers op ieder ogenblik geklaagd over de stakers die de bevolking en de economie zouden ‘gijzelen’ en zich onverantwoord opstelden. Als we de werkgevers laten doen, dan zouden we geen enkele sociale bescherming kennen. Dan zouden ze onze werkloosheid en miserie organiseren, onze koopkracht kelderen en wie daar iets over durft te zeggen, meteen repressief de mond snoeren.

    Aan het begin van deze vakantie denken wij aan de strijd van onze overgrootouders die niet toegaven aan de patronale chantage en de hysterische retoriek van de gevestigde media en de politici. Dankzij de strijd van onze overgrootouders kunnen wij genieten van welverdiende vakantie. En zeg nu zelf, na een jaar hard werken is er niets onverantwoord aan vakantie.

  • Een reactie op de patronale nonsens van Van Eetvelt

    Komkommertijd is een ideaal ogenblik om een interview af te nemen met een patronale provocateur als Karel Van Eetvelt van Unizo. Dat is dan ook wat De Standaard vandaag heeft gedaan. Zonder enige kritische ingesteldheid krijgt de extremist bijna een volledige pagina en een groot stuk op de voorpagina voor een tirade over de stijging van het aantal langdurig arbeidsongeschikte 50-plussers. Misbruik van het systeem is dat volgens Van Eetvelt. We moeten dringend onze mentaliteit bijschroeven.

    Geert Cool

    Aanleiding voor de uitval van Van Eetvelt is de vaststelling dat de afname van het stelsel van brugpensioen gepaard gaat met een toename van het aantal langdurig arbeidsongeschikte 50-plussers. Hun aantal is met 20% toegenomen. Er is met name een toename van niet-lichamelijke klachten zoals depressie. Van Eetvelt wil een beleid om langdurig arbeidsongeschikten te activeren en kijkt daarbij naar het beleid voor werklozen.

    Werken we niet lang genoeg?

    Het standpunt van Van Eetvelt komt er eens te meer op neer dat wordt verondersteld dat we in België niet lang genoeg werken. In juni stelde staatssecretaris Hendrik Bogaert in een opiniestuk: “De loopbanen waren hier 4 jaar korter dan in onze buurlanden. Door hervorming zijn daar 2 jaar van ingehaald. We zullen gemiddeld 2 jaar langer werken. Het symbool – de wettelijke pensioenleeftijd – blijft gelukkig op 65 jaar. Er dienen nog 2 jaar zo snel mogelijk recht te worden gezet.”(1)

    In de database van Eurostat zijn er geen recente cijfers over de gemiddelde uitstapleeftijd te vinden, de laatste dateren van 2007. Maar daaruit blijkt dat de uitstapleeftijd in ons land 61,6 was. In de EU was dat 61,2. In 2001 was de gemiddelde uitstapleeftijd in ons land 56,8 terwijl het in de EU 59,9 was. Dit betekent dat de uitstapleeftijd in ons land op zes jaar tijd met bijna 5 jaar is toegenomen, terwijl het in de EU om amper meer dan 1 jaar ging.(2) Dergelijke cijfers zijn echter niet aan Van Eetvelt besteed. Het past niet in zijn functie als officiële provocateur van het patronaat.

    Van Eetvelt suggereert dat wie vroeger op brugpensioen ging, nu gewoon arbeidsongeschikt wordt (zonder het echt te zijn). Hij verklaart: “Het is niet omdat er minder mensen met brugpensioen gaan, dat er meer mensen langer werken. Als de ene poort gesloten wordt, wordt een andere poort meer gebruikt. Wie niet meer wil werken, gebruikt gewoon een ander systeem.” Eerder dit jaar stelde een persbericht van de FOD Economie: “Het aantal werkenden neemt procentueel het sterkst toe bij de 50-plussers. Het gaat om een toename met bijna 3%. De trend dat er steeds meer 50-plussers aan het werk zijn, wordt dus ook in 2012 bevestigd. Momenteel zijn 52,3% van de 50- tot 64-jarigen aan het werk. Tien jaar geleden ging het om 40,9%.” (3)

    Terzijde kan opgemerkt worden dat de stelling die Van Eetvelt elders verdedigde – met name dat meer ouderen aan het werk ook voor anderen meer jobs oplevert – in de cijfers van de FOD Economie wordt weerlegd. De statistiek hieronder zegt voldoende: de tewerkstelling onder ouderen neemt toe en die onder jongeren neemt af. Kortom, hoe langer ouderen werken hoe minder werk voor jongeren.

    Alleszins spreken de cijfers over de tewerkstelling onder 50-plussers de suggestie van Van Eetvelt dat er niet langer gewerkt wordt (of dat dit enkel onder 50-55 jarigen het geval is) tegen. Wellicht is dat waarom de Unizo-man geen cijfers aanhaalde om zijn verhaal te onderbouwen?

    Misbruik van arbeidsongeschiktheid?

    Als er een toename is van het aantal 50-plussers dat langdurig arbeidsongeschikt is, kan dat volgens Van Eetvelt grotendeels aan de mentaliteit worden toegeschreven. “Het gaat om de mentaliteit. Ik heb soms ook rugklachten, maar ik denk er voorlopig niet aan om te stoppen met werken. Vijftigplussers kunnen ook bezwaarlijk beweren dat ze al hun hele leven gewerkt hebben. Ik kom soms mensen tegen die in het onderwijs staan en me zeggen dat het ‘echt niet meer gaat’. Dan vraag ik: echt niet? En als je dan doorvraagt, dan blijken ze toch nog wel van alles te kunnen.”

    Kortom, wie langdurig arbeidsongeschikt is, heeft eigenlijk gewoon geen zin meer om te werken. En dat gaat ten koste van wie echt niet meer kan. Een patronale provocatie is nooit volledig geslaagd als er geen verdelend element in vervat zit.

    Dat wie ouder is een groter arbeidsongeschiktheidsrisico heeft, weet iedereen. Daar hoef je geen dokter voor te zijn maar het wordt wel bevestigd door dokters (4). Als de reële uitstapleeftijd fors de hoogte ingaat, is het dus logisch dat er meer gevallen van arbeidsongeschiktheid zijn. In de bevolkingsgroep waar er minder sprake is van arbeidsongeschiktheid (jongeren) neemt de tewerkstelling af, in de groep met een groter risico neemt de tewerkstelling toe. Met ‘mentaliteit’ heeft dat niets te maken, of denkt Van Eetvelt dat alle gevallen van arbeidsongeschiktheid ingebeeld zijn? Misschien moet onze patronale provocateur eens een paar maanden als verpleger in een ziekenhuis werken en dan een nieuwe evaluatie van zijn rugklachten maken. De verwijzing naar het onderwijs is geen toeval, daar ligt de uitstapleeftijd relatief laag. Maar is het niet evident dat wie dagelijks met jongeren omgaat steeds meer moeilijkheden krijgt naarmate de leefwereld van die jongeren verderaf ligt van de eigen leefwereld?

    Bij het aanvragen van brugpensioenen speelden gezondheidsredenen een belangrijke rol. Het afbouwen van de toegang tot brugpensioen zorgt ervoor dat deze werkenden verwacht worden om langer aan de slag te blijven, om te werken tot ze erbij neervallen. Wie het niet volhoudt tot hij of zij er letterlijk bij neervalt, heeft volgens Van Eetvelt een probleem inzake mentaliteit.

    De suggestie dat ouderen die ziek zijn daar vrijwillig voor kiezen of het eigenlijk niet echt zijn, is klinkklare nonsens. Als we even terug grijpen naar de cijfers van Eurostat merken we op dat we gemiddeld gezond blijven tot 63,3 (mannen) en 63,5 jaar (vrouwen). (5) Dat cijfer ligt heel dicht bij de uitstapleeftijd uit de ‘arbeidsmarkt’. De toename van de arbeidsongeschiktheid onder oudere werkenden is een logisch gevolg van de verhoging van de uitstapleeftijd gekoppeld aan een stelselmatige opvoering van de werkdruk en productiviteit met bijhorende fysieke en psychologische belasting.

    Om de problemen inzake arbeidsongeschiktheid bij oudere werkenden aan te pakken, zou het beter zijn om jongeren uit de werkloosheid te halen door ouderen niet langer aan de slag te laten en door de werkdruk aan te pakken door een verdeling van de beschikbare arbeid door middel van een arbeidsduurverlaging zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen. En als Van Eetvelt het echt grondig wil aanpakken, zou hij hiernaast ook nog moeten pleiten voor drastische herinvesteringen in publieke gezondheidszorg (in plaats van de stelselmatige afbraak ervan) zodat we tevens het aantal gezonde levensjaren kunnen opdrijven. Maar wellicht past dit allemaal niet in de visie van Van Eetvelt en de andere neoliberale besparingspolitici?

    Voetnoten

    1. De Tijd, 13 juni 2013
    2. http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/show.do?dataset=lfsi_exi_a&lang=en
    3. http://statbel.fgov.be/nl/binaries/PERSBERICHT_EAK%202012_tcm325-218606.pdf
    4. Studie Geneeskunde voor het Volk: http://gvhv-mplp.be/sites/default/files/fields/attachment/studie_gvhv_2011.pdf
    5. http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/submitViewTableAction.do
  • Het spook van de vergrijzing verdreven

    Gilbert De Swert is het voormalige hoofd van de ACV-studiedienst. Het boek ‘Het pensioenspook’ bevat een aantal belangrijke argumenten en cijfers in de discussie over pensioenen. Met de standpunten van de auteur zijn we het zeker niet altijd eens, hij blijft het Generatiepact verdedigen, laat uitschijnen dat de problemen van armoede onder gepensioneerden worden overdreven en hij pleit voor een 40-jaar durende loopbaan waarmee eigenlijk de pensioenleeftijd van 65 jaar wordt losgelaten.

    Recensie door Geert Cool uit de novembereditie van ‘De Linkse Socialist’

    De Swert schreef eerder onder meer het boek ’70 grijze leugens’ (zie onze recensie) waarin hij brandhout maakte van diegenen die een vergrijzingscatastrofe voorspelden. In dit boek gaat hij verder op dit thema in. De Swert heeft een vlotte pen en maakt er een zaak van om ter plaatse nieuwe termen en woordspelingen uit te vinden. Hierdoor dreigt de vorm het soms op de inhoud te halen, de gepensioneerde ACV’er moet dringend ook fictie gaan schrijven.

    Rond een aantal cruciale argumenten in het pensioendebat brengt De Swert nuttige argumenten en cijfers aan. Hij stelt terecht vast dat het niet mogelijk is om exacte voorspellingen over een termijn van 25, laat staat 50 jaar te maken. Wie had 25 jaar geleden kunnen voorspellen dat internet een dergelijke rol zou gaan spelen? Hoe kunnen we dan exacte vooruitzichten hebben voor hoe de economische situatie er binnen 50 jaar zal uitzien.

    Maar zelfs de cijfers van de Vergrijzingscommissie relativeren het ‘vergrijzingsprobleem’. Volgens deze cijfers zijn er vandaag voor alle 100 werkenden 139 niet-werkenden, dat aantal zou toenemen tot 144 in 2030 en 152 in 2060. Dat is een stijging met amper 8%. De sociale zekerheid zou tegen 2030 12,9 miljard euro extra nodig hebben, of 3,8% van het huidige bbp. Tegen 2060 wordt dat 19,1 miljard of 5,6% van het huidige bbp. Dat betekent dat ieder jaar 380 miljoen euro extra nodig is of 0,11% van het bbp. Dat relativeert het probleem, maar de auteur wijst er terecht op dat het niet mogelijk is om exacte voorspellingen te doen voor 2030 of 2060.

    Waar wel betrouwbare cijfers over beschikbaar zijn, is over de toename van de productiviteit de afgelopen jaren alsook over andere factoren zoals de ontwikkeling van de bevolkingssamenstelling en de gemiddelde leeftijd. Een argument dat door de voorstanders van een hogere pensioenleeftijd en lagere wettelijke pensioenen steevast over het hoofd wordt gezien, is dat van de toenemende arbeidsproductiviteit. We leven misschien langer, maar in de periode dat we werken produceren we ook een pak meer. Op een goede 20 jaar tijd produceren we de helft meer. Met een productiviteitsstijging van 1,5% per jaar, verdubbelt de productiviteit tegen 2060.

    De tweede en derde pensioenpijlers zijn nog bijzonder beperkt tegenover het wettelijk pensioen, maar het is een sluipende privatisering. De afgelopen jaren waren er amper loonsverhogingen en werd steeds meer gegrepen naar stelsels als pensioenfondsen, ecocheques, maaltijdcheques,… als compensaties die niet aan de sociale zekerheid bijdragen maar in feite wel loon zijn. De Swert verwijst naar sociaal secretariaat SD Worx dat 32 verschillende stelsels telde.

    Een aanvullend pensioen via een fonds is doorgaans nog beperkt qua omvang. Het bevat ook ernstige risico’s bij financiële turbulentie. De verliezen van de pensioenfondsen in de OESO-landen waren in de financiële crisis van 2008 immens: de beleggingen verloren gemiddeld 24,1% van hun waarde. Ierland was een uitschieter met 37,5%. In ons land zijn aanvullende pensioenen slechts goed voor 14% van de pensioenen. De fiscale voordelen kosten de gemeenschap 1 tot 3% van het bbp.

    Terecht stelt De Swert dat de vraag naar middelen er ook een is naar de verhouding tussen arbeid en kapitaal. Hij haalt Franse cijfers aan: in 1980 waren dividenden goed voor 4,2% van de loonmassa, in 2008 was dat 12,9%. “Anders gezegd: Franse werknemers werkten toen 72 uren in een jaar voor de aandeelhouders, nu 189 uren”. De afgelopen jaren is er steeds minder aan sociale zekerheid besteed: in 1980 ging 20,7% van het bbp naar sociale zekerheid, sinds 1990 is dat nog 18 tot 19%.

    Om tot een herverdeling van de middelen te komen, stelt De Swert voor om de stijgende productiviteit aan te grijpen om de sociale zekerheid meer middelen te bezorgen en om de arbeidstijd te verminderen (een 4-dagenweek) zodat een volledige tewerkstelling mogelijk wordt.

    Er zijn echter ook een aantal pijnpunten in het boek van De Swert. Zo lijkt hij het bestaan van armoede onder gepensioneerden te minimaliseren. De cijfers van Jos Berghman noemt hij overdreven. De Leuvense prof becijferde dat het gemiddelde rustpensioen van een werknemer in 2007 1.030 euro per maand bedroeg. Maar liefst 21,6% van de 65-plussers heeft een armoederisico. De Swert doet dit af als een gemiddelde dat niets zegt en bovendien zouden de laatste regeringen de laagste pensioenen voldoende hebben opgetrokken en nog eens welvaartsvast gemaakt hebben. De Swert haalt het aan om het Generatiepact nog eens te verdedigen. Opvallend is dat hij het standpunt van de vrienden van Okra blijkbaar niet volgt. Die betoogden in september nog tegen de lage pensioenen, de armoede onder gepensioneerden en ze eisten een aanpassing van het welvaartsmechanisme dat “onvoldoende is”.

    Een tweede probleem is dat De Swert in zijn boek in de praktijk pleit voor het loslaten van de pensioenleeftijd van 65 jaar en dat wil vervangen door een loopbaanvereiste van 40 jaar. Waarom doet een vakbondsman voorstellen over hoe onze rechten worden afgebouwd? Verder houdt De Swert er in zijn boek geen rekening mee dat een langdurige recessie mogelijk is. Wat zou dit betekenen voor alle bestaande stelsels en sociale verhoudingen? Statistieken zullen die vraag niet beantwoorden, het zal afhangen van de strijd tussen arbeid en kapitaal. Dat element van strijd ontbreekt in het boek, maar het boek biedt wel een aantal interessante argumenten in onze strijd voor een menswaardig pensioen voor iedereen.

    “Het pensioenspook” van Gilbert De Swert is uitgegeven bij EPO en kost 18,50 euro


    Eerdere RECENSIES op SOCIALISME.be

    • Breaking News: journalistiek die breekt, maar niet met de commerciële logica
    • “De tuin van Tito”. Is er sprake van verzoening in ex-Joegoslavië?
    • "23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme"
    • Dashiell Hammett. Hardgekookte schrijver, communistische voorvechter
    • Film. Tinker, Tailor, Soldier, Spy
    • ’De terugkeer van de dwarsliggers’ door Erik De Bruyn. Goede aanzet in de discussie over een nieuw links project
    • ‘Voor wat hoort wat’: pak de armen aan in plaats van de armoede
    • "Macht en terreur”. Recensie van bundeling van essays door Noam Chomsky
    • “Kapitalisme zonder remmen”: vlotte inleiding tot elementen van de kapitalistische crisis
    • ‘Straf de armen’
    • ‘Red capitalism’. China tussen kapitalisme en planeconomie
    • “Waarom Marx gelijk had.” Recensie van het nieuwe boek van Terry Eagleton
    • India. ‘Bhimayana’ – de onaanraakbaren doorheen de geschiedenis
    • ‘De toekomst van het sociaal overleg’
    • The Miners’ Hymns

  • Vergrijzingsprobleem of klassenprobleem?

    Het VBO probeert via een opiniestuk van Pieter Timmermans en Geert Vancronenburg op deredactie.be nogmaals het probleem van de vergrijzing te misbruiken om haar ideologische agenda op te dringen. Ze grijpt de nuancerende antwoorden van Gilbert De Swert (ACV) op de pensioenhysterie aan om te pleiten voor werkduurverlenging, overheidsbesparingen en het optrekken van de pensioenleeftijd. Essentieel komt de VBO-visie erop neer dat de huidige budgetten niet zullen volstaan en dat er dus moet worden bespaard.

    Reactie door Jonas Van Vossole

    De vergrijzing van de bevolking is een feit. Vanaf 2011 begint de naoorlogse babyboom op pensioen te gaan. Hierdoor daalt het potentiële aantal arbeidskrachten in de samenleving en stijgen de publieke kosten voor zorg en pensioenen. Daarbovenop komt nog eens de enorme Belgische staatsschuld. En hoewel de situatie genuanceerder is, door de verwachte economische groei en de verwachte toename van de activiteitsgraden, komt toch de vraag: “Wie gaat dat betalen?”

    Vergrijzing als een verdelingsprobleem

    Het VBO lijkt daarin vast heel duidelijk. De patroons willen vooral de kost zelf niet dragen. Ze willen die kost doorschuiven naar de samenleving. Door de werkende bevolking zwaarder te belasten en langer te laten werken én door te besparen op de publieke goederen en de middelen voor de zorgbehoevenden willen zij vooral maken dat ze zelf niet moeten opdraaien voor die vergrijzingskost.

    Oorzaak: transfer van arbeid naar kapitaal

    De vraag stelt zich waarom er een tekort bestaat. Men kan enkel vaststellen dat de totale relatieve factorinkomsten van arbeid (het totale loon van alle werkenden in België), waarmee de sociale zekerheid grotendeels betaald wordt, de laatste 30 jaar stelselmatig gedaald is. Tegelijkertijd is de productiviteit en de activiteitsgraden in diezelfde periode ongelooflijk sterk gestegen. Conclusie kan enkel zijn dat er de laatste 30 jaar, in de periode van neoliberalisme, een kolossale transfer plaats vond van arbeid naar kapitaal, van “arm” naar “rijk”.

    Als vandaag de pensioenen en de sociale zekerheid onbetaalbaar blijken, dan is dat omdat het kapitaal in de afgelopen periode een ongelooflijke hap uit onze maatschappelijke middelen heeft genomen. De enorme lastenverlagingen voor de bedrijven in de afgelopen jaren hebben letterlijk de toekomstige publieke middelen voor zorg en pensioenen opgepeuzeld.

    Laten we de cijfers even in perspectief te plaatsen. Wanneer vandaag 3,7% extra zou nodig zijn voor de vergrijzingskosten, dan zou dat neerkomen op 12,6 miljard euro. De winstmarge van de 18 Bel20-bedrijven alleen al bedroeg in het post-crisisjaar 2010 reeds 16 miljard euro. In feite betekent die 12,6 miljard nog geen vijfde van de 69 miljard winst die de Belgische bedrijven maakten in 2010.

    Oplossing: transfer van kapitaal naar arbeid

    Het is uiteraard de taak van het VBO om de winsten van haar bedrijven te verdedigen. Maar het is de taak van de samenleving zich hiertegen te verzetten. De cijfers tonen dat als er ergens geld is om de vergrijzingskost te betalen, dat bij de grote Belgische bedrijven zit. Het is bijgevolg de taak van een humane en sociale samenleving om daar de middelen te gaan halen, in plaats van onze oudjes te laten creperen of onze werkenden verder uit te persen!

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop