Category: Lonen

  • Waarom hogere minimumlonen niet tot meer werkloosheid leiden

    In de marge van de onderhandelingen van het IPA borrelde ook de discussie rond de verhoging van het minimumloon opnieuw op. De campagne van het ABVV voor een minimumloon van minstens 14€ per uur heeft zeker haar sporen achtergelaten, en is deel van ons collectief bewustzijn geworden. Vandaar dat de PS opnieuw een voorstel op tafel legde voor een verhoging van het minimumloon, ware het in een minder concrete vorm dan de vakbondseis. Meteen was het in de burgerlijke pers alle hens aan dek om die piste opnieuw met mist en rook te omhullen.

    Door Tim (Gent)

    Eén van die “hens” was armoede-expert Ive Marx van de UA. In een interview met De Morgen trok hij het nut van de verhoging van het minimumloon in twijfel. Zijn eerste argument was dat slechts weinig mensen (60.000) aan het minimumloon van 9,87€/uur werken. Dat klopt, maar wanneer je rekening houdt met iedereen die minder dan 14€/uur verdient, het minimumloon dat het ABVV vraagt, kom je al snel aan 150.000 werkenden en hun gezinnen. Hele sectoren zoals de dienstencheques en de schoonmaak, winkelpersoneel, koeriers, horeca zitten onder dit minimum, dat nochtans nodig is om een menswaardig leven te kunnen leven in België. Bovendien kan een hoger minimumloon ook een positieve invloed hebben op die lonen die nét boven dat minimum liggen: het is dus een stap vooruit voor de hele werkende bevolking.

    Een tweede argument is volgens Ive Marx dat hogere minimumlonen zouden leiden tot meer werkloosheid. Hij vergeet erop te wijzen dat er voor die stelling geen empirische bewijzen zijn. Een verhoging van de laagste lonen zorgt immers voor meer koopkracht, en zorgt ervoor dat de economie ook groeit. Dat is zeker het geval nét in die sectoren waar er veel lage lonen te vinden zijn: de horeca, kleinhandel etc. Recente voorbeelden, zoals in Seattle (de eerste grote Amerikaanse stad die het minimumloon optrok tot 15 dollar per uur), tonen aan dat een verhoging van de laagste lonen voor heel wat kleine zelfstandigen juist een zegen is.

    Meer dan 150 jaar geleden antwoordde Karl Marx al op soortgelijke argumenten. Tegenstanders van hogere minimumlonen, toen en nu, stellen dat een verhoging ingaat tegen de “natuurlijke” vaststelling van de lonen door kapitalisten en zo de markt verstoort. Ze menen dat een lageloonsector noodzakelijk is voor onze economie, dat het systeem nu eenmaal niet kan draaien zonder dat een deel van de werkende bevolking aan lage lonen werkt. Lonen worden in die redenering “natuurlijk” bepaald door kapitalisten op basis van wat “mogelijk” is.

    Die redenering houdt geen steek. Ten eerste gaat ze volledig voorbij aan het feit dat de toegevoegde waarde in ons land, de meerwaarde die een uur werk opbrengt na aftrek van alle productiekosten, lonen en aankopen, een pak hoger ligt dan de lonen. Een gemiddeld uur werk in België heeft een loonkost van 37€, maar zorgt daar bovenop wel voor een toegevoegde waarde van 53,6€. Zelfs in de horeca, traditioneel een lageloonsector, zorgt een uur werk aan een gemiddelde bruto uurloonkost van 28,9€ nog steeds een toegevoegde waarde van 30,7€. Met andere woorden: de lonen zouden in theorie zelfs kunnen verdubbelen, en nog steeds zouden bedrijven winst maken. Er is dus niets “natuurlijks” aan de bepaling van de lonen, er moet een ander element zijn.

    Dat andere element is uiteraard de klassenstrijd. Wanneer de arbeidersklasse sterk georganiseerd is, zich roert en in actie gaat, heeft dit een positief effect op de lonen. Wanneer de klassenstrijd neergaat, daalt het aandeel van de lonen in de rijkdom en boert de arbeidersklasse relatief achteruit. Daar is niets “natuurlijks” aan: het is de uitkomst van een bewuste strijd tussen twee tegenstelde kampen onder het kapitalisme.

    Een verhoging van de lonen zorgt niet noodzakelijkerwijze voor meer werkloosheid, zeker niet als er ondanks die hogere lonen nog steeds winst te maken valt. Typisch voor een land met hogere lonen is dat de productiviteit stijgt, omdat kapitalisten geneigd zijn om meer te investeren in technologie en machines om elk gewerkt uur meer te laten opbrengen. Dat is trouwens de verklaring achter het “wonder” van de Belgische economie: een land met één van de hoogste loonkosten waarin tegelijk de productiviteit zeer hoog is, en kapitalisten dus toch recordwinsten vangen.

    Wel moeten we opmerken dat een hogere productiviteit er vaak voor zorgt dat er minder arbeidskrachten nodig zijn, aangezien er een sterkere automatisering is. Dit is niet zozeer een probleem in de lageloonsectoren, maar wel in de industrie. Kapitalisten zullen proberen hun investeringen in machines te compenseren door minder te investeren in arbeid. Ook dit is geen “natuurlijke” wetmatigheid: of ze hierin slagen is opnieuw sterk afhankelijk van de sterkte van de arbeidersbeweging, en haar kracht om een stijging van de productiviteit gepaard te laten gaan met een collectieve arbeidsduurvermindering. De structurele werkloosheid in ons land vanaf eind jaren ’70 komt net voort uit het feit dat de arbeidersbeweging er niet in geslaagd is de hogere productiviteit te compenseren met arbeidsduurvermindering. Een eis zoals de invoering van een 30-urenweek, met behoud van loon en met bijkomende aanwervingen, is een goed startpunt.

    Er bestaat dus geen natuurlijke link tussen hogere lonen en meer werkloosheid, of tussen een hogere productiviteit en een stijging van de werkloosheid: alles is de inzet van de klassenstrijd. Kapitalisten zullen inderdaad proberen om de rekening voor elke verbetering van onze loon- en arbeidsvoorwaarden aan de arbeidersklasse te presenteren. Of ze daar in slagen, is afhankelijk van hoe de krachtsverhoudingen liggen. Dit toont meteen de beperkingen aan van het kapitalisme: het is geen systeem dat op langere termijn kan zorgen voor betere leefomstandigheden voor de meerderheid van de bevolking: het probeert ze zelfs te fnuiken. Elke strijd voor concrete verbeteringen toont dit telkens opnieuw aan, en wijst dus op de noodzaak van een socialistische omwenteling van de maatschappij.

    In een democratisch socialistische maatschappij zullen de rijkdommen collectief beheerd worden, en kunnen ze ingezet worden om aan de behoeften van hele wereldbevolking te voldoen. Een hogere productiviteit kan dan leiden tot betere lonen, kortere werktijd en veiligere en meer comfortabele werkomstandigheden.

  • Schoonmaakpersoneel UGent krijgt 14 euro per uur

    Actie voor €14/u aan de UGent op 9 maart 2020

    Aan de UGent werd eerder afgedwongen dat het minimumloon voor het eigen personeel wordt opgetrokken tot 14 euro per uur. De vakbondsvertegenwoordigers eisten samen met activisten, waaronder Campagne ROSA, dat deze maatregel ook voor het uitbestede schoonmaakpersoneel zou gelden. Op 21 mei raakte bekend dat ISS effectief de laagste lonen optrekt tot 14 euro per uur. We publiceren hieronder een eerste reactie door ACOD-UGent.

    “De voorbije maanden voerden we als vakbond onder meer actie rond betere arbeidsvoorwaarden voor het schoonmaakpersoneel aan de UGent. Samen met de collega’s van de Vrouwenstaking UGent voerden we een campagne waarin we vroegen naar een insourcing van het schoonmaakpersoneel. Zo zouden ook zij genieten van de arbeidsvoorwaarden die aan de UGent een stuk beter zijn dan in de schoonmaaksector. Onder druk van deze campagne besliste de Raad van Bestuur in september 2020 om weliswaar niet te insourcen, maar wel betere arbeidsvoorwaarden te bepleiten in de nieuwe aanbesteding.”

    “Nu heeft het Bestuurscollege van de UGent beslist tot toekenning van dit nieuwe aanbestedingscontract. We stellen vast dat er effectief een verbetering van de loon -en arbeidsvoorwaarden is gebeurd. Het gaat om een beperkte verbetering. Zo stijgen de lonen naar €14/u, voor de laagste lonen is dat een stijging met 44 cent per uur, of een 30-tal euro netto per maand. Er worden ook extra vakantiedagen voorzien: 2 extra dagen voor al het schoonmaakpersoneel, en een aantal extra anciënniteitsdagen voor het personeel boven de 50 jaar.”

    “Op zich is deze verbetering al een grote stap vooruit: de schoonmaaksector staat erom bekend om zeer weigerachtig te staan tegenover elke verhoging van lonen of verbetering van arbeidsvoorwaarden, hoe beperkt dan ook. Het feit dat ISS toch bereid was betere voorwaarden aan te bieden, is een eerste overwinning voor de campagne die we gevoerd hebben. We wensen alvast iedereen die daaraan heeft meegewerkt te bedanken.”

    “Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat de geboden arbeidsvoorwaarden nog steeds ver onder die van de UGent blijven: nog altijd zal het schoonmaakpersoneel aan slechtere condities werken dan diegene die van toepassing zijn voor equivalent UGent-personeel.”

    “Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat één van de belangrijkste argumenten tegen insourcing, namelijk het prijsverschil, intussen achterhaald is: het nieuwe contract is een stuk duurder. Indien rekening wordt gehouden met de extra schoonmaaktaken die de UGent doorheen het jaar vraagt, lijkt een insourcingsscenario niet alleen beter voor het schoonmaakpersoneel zelf, maar is het mogelijk ook goedkoper voor de UGent.”

    “Wij hebben het schoonmaakpersoneel beloofd deze nieuwe voorwaarden aan hen voor te leggen, we doen dit in de loop van de komende maand. Zij zullen beslissen hoe we verdergaan. Indien zij nog steeds willen gaan voor een insourcing, dan zullen we onze campagne verderzetten.”

    “We zullen daarbij opnieuw beroep moeten doen op solidariteit vanwege het personeel en de studenten aan de UGent. Wie hier de komende maanden samen met ons aan wil werken, kan ons contacteren via acod@ugent.be. Het is deze solidariteit die gezorgd heeft voor een eerste belangrijke stap naar eerlijker arbeidsvoorwaarden voor het schoonmaakpersoneel, het zal die solidariteit zijn die ons in staat stelt om ook verdere stappen te zetten.”

  • Hoe de strijd voor een hoger minimumloon winnen?

    Spandoek in Luik op de staking van 29 maart

    Covid-19 heeft veel veranderd. Zo werd duidelijk welk werk essentieel is. Veel van die essentiële werkenden – van zorgpersoneel over winkelbedienden tot schoonmakers – hebben lage lonen. Voor Covid-19 werd op heel wat van deze jobs neergekeken, nu is dat niet meer mogelijk. De roep naar hogere lonen en minimum 14 euro per uur weerklinkt luid, onder meer tijdens de staking van 29 maart. De vraag is: hoe kunnen we deze eis winnen?

    Artikel door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Wie verdient weinig? 

    Volgens de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft ongeveer drie op de tien Belgen een maandinkomen dat lager is dan 2300 euro bruto (netto ongeveer 1700 euro). Daaronder vallen heel wat deeltijds werkenden, maar ook wie voltijds werkt aan een uurloon van minder dan 14 euro. In veel ‘lageloonsectoren’ is deeltijdse arbeid bovendien eerder de norm dan de uitzondering.

    Rondkomen met zo’n loon is niet evident. Zo is de gemiddelde huurprijs voor een appartement in Vlaanderen 736 euro per maand. In Brussel loopt het op richting 1000 euro per maand. Algemeen wordt aangenomen dat er een armoederisico bestaat als je meer dan 30% van je inkomen aan huisvesting moet besteden. Bij huurders die niet in een sociale woning terecht kunnen, komt meer dan de helft van de gezinnen aan een hoger percentage. (zie De Linkse Socialist 403, april 2021) 

    Welke sectoren hebben lage lonen? De schoonmaak, winkels, koerierdiensten, postbedeling, kinderopvang … Het maandloon van winkelpersoneel ligt bijna 30% onder het nationaal gemiddelde, zelfs als er van voltijdse tewerkstelling wordt uitgegaan. In de zorgsector valt het gemiddelde loon mee, maar is er een groot verschil tussen de hoogste en de laagste lonen: gewone verzorgenden worden niet goed betaald. De beroepsgroep met het laagste gemiddelde loon is die van de verzorgenden in kinderdagverblijven en crèches. Hun gemiddelde bruto maandloon (voor voltijds werk) bedraagt 2.317 euro. 

    Het voorbije jaar is men drastisch anders gaan kijken naar heel wat jobs. Enkele sectoren bleken essentieel te zijn en het personeel ervan werd als helden gezien. Doorgaans gaat het om sectoren met lage lonen. De bazen en politici applaudisseerden mee toen wij onze solidariteit met die werkenden toonden. Dat was hypocriet: nog geen jaar later vinden dezelfde bazen en traditionele politici het onverantwoord als er boter bij de vis geëist wordt in de vorm van hogere lonen en minimum 14 euro per uur. 

    Wij en zij: geen limiet op toplonen

    De topmanagers van Bel20-bedrijven verdienden vorig jaar gemiddeld 2,64 miljoen euro of bijna 200.000 euro per maand. Dit was in een crisisjaar waarbij enkele topmanagers een deel van hun loon afstonden. Ze deden dit uit angst voor te luide kritiek op hun extreme toplonen en om de illusie te wekken dat we ‘allemaal in hetzelfde bootje zitten’. Die geste maakte dat de topmanagers gemiddeld ter plaatste bleven trappelen met een achteruitgang van -0,2%. De Amerikaanse topmanagers waren minder bezorgd om hun imago in crisistijden: hun mediaaninkomsten steeg in 2020 met 7% tot 13,7 miljoen dollar. 

    Terwijl er voor de ‘concurrentiepositie’ van onze lonen steeds naar beneden wordt gekeken, geldt voor topmanagers het omgekeerde. Wij zouden ‘te duur’ zijn en ons loon is een ‘kost’ die zo laag mogelijk gehouden moet worden, terwijl hun jaarlonen ‘investeringen’ zijn die, met het oog op hun ‘competitiviteit’, zo hoog mogelijk moeten zijn. Het resultaat is een oplopende loonspanning: het verschil tussen de hoogste en laagste lonen. 

    Socialisten willen hier komaf mee maken. Dat betekent niet dat iedereen exact hetzelfde moet verdienen. Een maximale loonspanning van één op vier zou echter moeten volstaan. Als een gewone werkende een normaal loon heeft, dan kan iemand met een erg stresserende job en veel verantwoordelijkheden maximaal vier keer dit normale loon verdienen. Onmogelijk? In Rusland werd deze maximale loonspanning na de Oktoberrevolutie van 1917 ingevoerd. Onder het stalinisme ging dit samen met heel wat andere socialistische maatregelen op de schop. 

    Een loonspanning van één op vier zou betekenen dat er bij een minimumloon van 14 euro per uur een maximaal jaarloon is van net geen 130.000 euro (als er rekening wordt gehouden met een dertiende maand en vakantiegeld). Dat is 1/20e van het gemiddelde jaarinkomen van een topmanager van een BEL-20-bedrijf vandaag. 

    De grootste loonspanning bij de BEL-20-bedrijven is er bij UCB. Topman Jean-Christophe Tellier verdiende vorig jaar maar liefst 126 keer zoveel als de minst betaalde werknemer in zijn bedrijf. Hij had een jaarloon van 6,8 miljoen euro. Enkel de CEO van Argenx kreeg meer: 7,1 miljoen euro. John Porter van Telenet sluit de top drie af met 6 miljoen euro. De grootste verliezer in de lijst is Carlos Britto van ABInBev die 68% inleverde, waarvan een groot stuk vrijwillig. Niet dat hij met 1,3 miljoen in 2020 zwarte sneeuw zal gezien hebben… De topmanager uit de Bel20 met het ‘laagste’ jaarloon verdiende 678.200 euro.

    Een maximale loonspanning is voor de topmanagers uiteraard niet aanvaardbaar. Zelfs de verplichting om de loonspanningsratio te publiceren, vindt de zakenkrant De Tijd “populistisch” en getuigen van “afgunstcultuur.” De krant schreef: “Topvoetballers mogen veel verdienen. Heel veel. Maar als een topmanager aardig wat opstrijkt, wordt hij als een graaier neergezet, ook als hij fraaie resultaten aflevert.” Helaas is topsport inderdaad voor een groot deel overgenomen door commerciële belangen en winstmotieven die maken dat er onwaarschijnlijke toplonen zijn voor enkelingen, terwijl veel andere sporters niet vergoed worden en het met barslechte infrastructuur moeten stellen. Het is uiteraard geen toeval dat de spreekbuis van de topmanagers opnieuw uitkijkt naar andere groepen in de samenleving die ‘aardig wat opstrijken’.

    Opkomen voor een minimumloon van 14 euro per uur is geen kwestie van afgunst en evenmin van populisme. Het gaat om het opeisen van ons deel in de door ons geproduceerde rijkdom. Onze arbeid is geen ‘kost’, maar een winstmachine. Elke discussie over de lonen gaat over wie welk deel van de geproduceerde waarde krijgt. 

    Met een krachtsverhouding kunnen we overwinningen boeken

    De afgelopen jaren zijn we er met de loontrekkenden op achteruit gegaan. Sinds 1981 daalde het aandeel van de lonen in het Bruto Binnenlands Product met 10%. Onder de regering-Michel was er een achteruitgang met 1,9% of 40 miljard euro. Dit is een enorme transfer van de wereld van de arbeid naar die van het kapitaal. 

    Die tendens omkeren, is enkel mogelijk op basis van strijd waarin de eis van een hoger minimumloon erg belangrijk is. Aan de UGent werd een succesvolle campagne gevoerd die zorgvuldig werd voorbereid en gebaseerd was op een maximale betrokkenheid van personeelsleden en studenten. Met pamfletten en een petitie werd de eis van een minimumloon van 14 euro per uur gepopulariseerd. Tegelijk werd aan eenheid gebouwd onder het personeel van de UGent en onderaannemers, zoals bij de schoonmaak. Vervolgens werd een echte staking georganiseerd op de internationale vrouwendag van 2020. De syndicale delegatie van ACOD werkte daarbij samen met studenten en feministische groepen. Campagne ROSA speelde een belangrijke en actieve rol in dit alles. 

    Uiteindelijk stemde de raad van bestuur in met het principe van een hoger minimumloon. Voor de aanbesteding van het schoonmaakcontract werden sociale voorwaarden toegevoegd die de laagste lonen moeten optrekken. Indien commerciële bedrijven daar niet op ingaan, komt een insourcing terug op de agenda. Strijd loont!

    Wat aan de UGent mogelijk is, kan elders ook. De vakbonden en de linkse politieke krachten kunnen een momentum opbouwen rond de eis van hogere minimumlonen. Een gedurfde campagne waarbij deze eis geconcretiseerd wordt in de supermarkten, de zorg en de schoonmaak zou ongetwijfeld op brede steun kunnen rekenen en ervoor zorgen dat de solidariteit van een jaar geleden niet zomaar wegdeemstert. 

    Tegelijk weten we dat elke stap vooruit van de werkende klasse op verzet en tegenkanting botst. Elke hervorming onder het kapitalisme is slechts tijdelijk. We moeten ons organiseren om daarop voorbereid te zijn en opkomen voor maatschappijverandering: een socialistische samenleving waarin de noden en behoeften van de bevolking centraal staan en niet de winsthonger van een handvol kapitalisten.

  • Hogere lonen: van communicatie naar strijd

    De voorbije dagen reageerden de PS en Vooruit op de impasse in het loonoverleg. Ze stelden voor om artikel 14 van de loonwet in te roepen. Dat artikel bepaalt dat de regering ook een beperking van de dividenden kan opleggen. Tot hiertoe werd er nooit gebruik van gemaakt. De dreiging om het wel te doen, deed de liberale regeringspartners steigeren.

    Door Geert Cool

    De syndicale strijd tegen de schandalige loonnorm van slechts 0,4% zet druk op de regering en leidt tot spanningen. In februari waren er actiedagen, eind maart volgde een geslaagde nationale staking. PS-voorzitter Magnette verklaarde toen dat er een poging zou komen om de loonwet te “omzeilen”. Dat bestond uit het voorstel van eenmalige premies bovenop de loonnorm. De bazen en de liberalen hielden dit tegen. De vrijheid waar de liberalen voor pleiten omvat geen vrije loononderhandelingen. Enkel de vrijheid van patronale uitbuiting telt voor hen. De lonen worden in een dwangbuis gestopt.

    De sociaaldemocratie heeft zich met het regeerakkoord neergelegd bij de onder de regering-Michel strenger geworden loonwet. Afwijken van de loonmarge van 0,4% is hierdoor onmogelijk. Nadat het ‘omzeilen’ van de loonmarge via eenmalige premies op een patronaal njet botste, werd vlak voor 1 mei artikel 14 van de loonwet als deus ex machina bovengehaald. Als de lonen niet mogen stijgen, dan ook de dividenden niet, zo luidt het voorstel. Dat verandert niets aan de loonmarge van 0,4%, maar het zet druk op de bazen en het moet minstens de indruk wekken dat de regering niet voluit voor de patronale belangen rijdt.

    De vraag is hoe dit kan gerealiseerd worden. PS-voorzitter Magnette bekritiseerde het wetsvoorstel van Raoul Hedebouw (PVDA) en Marc Goblet (PS) om de loonwet van 1996 aan te passen, een voorstel om het dwingend karakter uit de loonnorm halen. Volgens Magnette was dit wetsvoorstel pure symboliek. “Ik heb het zelfs niet gelezen. Meer dan symboliek is dat niet, er bestaat geen meerderheid voor. Zuivere communicatie is dat,” verklaarde hij in De Standaard aan de vooravond van de staking van 29 maart. Opdat zijn eigen voorstel de symboliek en communicatie overstijgt, moet Magnette voorstellen doen over hoe we het kunnen realiseren. Het is de regering, mét de liberalen dus, die verantwoordelijk is voor het toepassen van artikel 14.

    Er is geen communicatief opbod nodig over wie vanop de zijlijn niets zou realiseren, er is een strategie nodig om effectief loonsverhogingen af te dwingen. Wij merkten eerder in ons maandblad op dat het wetsvoorstel van Hedebouw en Goblet best gekoppeld werd aan een mobilisatiecampagne. “Om een overwinning te boeken, mag het wetsvoorstel niet beperkt blijven tot een parlementair initiatief. Het is door massastrijd dat verandering mogelijk is en dat in het verleden sociale verworvenheden werden afgedwongen. Dat zal nu niet anders zijn. Als het debat over het wetsvoorstel Goblet-Hedebouw beperkt blijft tot het parlement, zal het louter gezien worden als druk van de PVDA op de PS. Andere partijen zullen het vervolgens gewoon wegstemmen. Een informatiecampagne gekoppeld aan mobilisaties zou de buitenparlementaire druk opvoeren.”

    Hoe bouwen we aan een krachtsverhouding op straat en in de bedrijven? De loonstrijd zal immers niet in de regering of het parlement, maar op straat gewonnen worden. Dat is hoe alle eerdere sociale verworvenheden werden bekomen. Waar zijn de initiatieven om te bouwen aan een massale beweging met stakingen en andere acties? De vakbonden kunnen de voorstellen van zowel de PVDA als de sociaaldemocratie aangrijpen om met een escalerend actieplan de strijd verder te zetten om hogere lonen en een minimumloon van 14 euro per uur af te dwingen. We aanvaarden niet dat hogere lonen iets zijn waar rond 1 mei enkel over wordt gesproken, om ons daarna alsnog een schandalige loonnorm van 0,4% door het strot te rammen.

  • Loonoverleg onmogelijk: strijd organiseren voor hogere lonen!

    Staking van 29 maart

    Het loonoverleg zit muurvast. De voorgestelde marge van maximaal 0,4% loonsverhoging bovenop de index is een belediging voor alle werkenden. De bazen willen er echter niet van afwijken. De regering beweerde een opening te bieden in de vorm van eenmalige premies, maar zelfs daarover willen de bazen niet ernstig onderhandelen. Ze houden vast aan de loonnorm die vastgelegd is door de loonwet en ze weten dat de regering, ook met de PS erin, niet bereid is om aan die loonwet te raken.

    De PS zit in een lastig parket: de partij heeft zich gebonden aan de loonwet van 1996 in het kader van het regeerakkoord. Het beste wat de partij kan voorstellen is het ‘omzeilen’ van de wet via eenmalige premies. De bazen verzetten zich resoluut tegen vrije onderhandelingen over die eenmalige premies in bedrijven en sectoren. Eigenlijk maakte dit voorstel nooit een kans. Een andere maatregel, die wel een reële stap vooruit betekent, is het loskoppelen van de welvaartsenveloppe voor de laagste uitkeringen en pensioenen van de discussie over de loonnorm. Die laagste uitkeringen hebben op zich niets met de loonnorm te maken, waardoor een loskoppeling niet meer dan normaal is. De bazen gebruikten die koppeling om de vakbonden te chanteren: als ze het onaanvaardbare voorstel rond de lonen niet slikten, zouden ook de laagste uitkeringen en pensioenen niet stijgen. De laagste uitkeringen werden gegijzeld door de inhaligheid van de bazen die niet bereid zijn om hun personeel het nodige respect te tonen.

    De bazen zaten in een zetel wat het loonoverleg betreft: de regering kondigde aan dat ze bij gebrek aan een akkoord tussen sociale partners de norm van 0,4% zou opleggen. Als je zonder akkoord toch krijgt wat je wilt, waarom dan moeite doen om tot een akkoord te komen en toegevingen doen die minder gunstig zijn dat wat er sowieso komt? Het overleg zit vast omdat 0,4% onaanvaardbaar is. De regels voor de loonnorm zijn de afgelopen jaren zodanig aangepast dat de werkgevers geen eisen moeten stellen: wat ze willen, is de regel geworden. Dat is ook zo met de PS in de regering. De ‘uitweg’ van eenmalige premies in bepaalde sectoren, volstaat niet. Om onaanvaardbare loonnormen te breken, moet de loonwet weg.

    “Als er iets onrustwekkends is aan het geflopte loonoverleg, is het dat onbegrip over hoe welvaart wordt opgebouwd,” schrijft De Tijd vandaag in een edito. Volgens de zakenkrant zijn het de ondernemers die welvaart creëren door te investeren. Feit is echter dat waarde gecreëerd wordt door onze arbeid. Elke discussie over de lonen gaat over wie welk deel van de door ons geproduceerde waarde krijgt. De bazen willen een zo groot mogelijk deel voor zichzelf en hun aandeelhouders. Met ruim 5 miljard euro aan dividenden deden de aandeelhouders van de BEL20-bedrijven het in 2020 uitstekend. De bazen en hun woordvoerders willen ons zo snel mogelijk doen vergeten dat het de werknemers zijn die alles doen draaien.

    VBO-topman Timmermans verklaarde: “Als er geld te verdelen valt, staan de vakbonden altijd op de eerste rij. Telkens als het moeilijk gaat, gaan ze aan de kant staan. Ik betreur dat.” Is Timmermans vergeten wie ons door de moeilijke coronatijden trekt? Dat zijn de gewone werkenden in de zorg en andere essentiële sectoren. Het is schandalig dat de bazen nu doen alsof er het voorbije jaar niets gebeurd is. 40% van de coronabesmettingen kan naar de werkplaatsen herleid worden. Het zijn de werknemers die de grootste risico’s nemen in deze crisis. Het risico van hun gezondheid is voor het VBO echter ondergeschikt aan het risico dat een aandeelhouder wat minder miljoenen kan doorsluizen naar belastingparadijzen.

    Het argument dat het meest wordt ingeroepen, is dat van de crisis. “Als iemand solidair moet zijn, zijn het de werknemers,” schrijft Bart Haeck in De Tijd. Zo kennen we de spreekbuizen van de bazen: niet de manager met 2,64 miljoen euro per jaar moet solidair zijn, maar de winkelbediende met 12 euro per uur. Ook als het verpakt is onder het woord solidariteit blijft een loonstop een voorstel van patronale hebzucht. Gisteren merkte dezelfde krant overigens op dat de bedrijfsleiders in tien jaar tijd nooit zo optimistisch waren. Ze verwachten een economische heropleving in het tweede en derde kwartaal, onder meer op basis van de relanceplannen door de overheid. De bazen kijken naar de bocht in het gevoerde beleid waarbij er plots wel geld beschikbaar is. Ze willen dat al dit geld rechtstreeks in hun zakken terechtkomt. Over de maatregelen in de VS waarbij ook gewone werkenden een klein deel van het beschikbare geld krijgen, zwijgen ze uiteraard in alle talen. Het doel van die cheque van 1400 dollar per Amerikaan is het overeind houden van de economie, het redden van het kapitalistisch systeem en niet het ondersteunen van wie het moeilijk heeft. Van de economische groei die uit dit soort maatregelen voortvloeit, hopen de Belgische bazen een graantje mee te pikken. Tegelijk willen ze niet dat de koopkracht van hun eigen personeel vooruit gaat.

    Hoe moet het nu verder? PS-minister Dermagne wil gerust de sociale partners opnieuw bijeen brengen, maar alleen als er kans op succes is. Zolang er slechts 0,4% op tafel ligt, is een akkoord niet mogelijk. Er is actiebereidheid onder de werknemers. Dat bleek tijdens de actiedagen in februari en op de nationale staking van 29 maart. Geen nationaal loonakkoord betekent dat er geen sociale vrede is. Nieuwe acties zullen noodzakelijk zijn, zoniet blijven de patroons gewoon in hun zetel zitten terwijl de regering hen bedient.

    We moeten op het elan van de staking van 29 maart voortbouwen. Hoe kan dat? We denken nog aan het actieplan van 2014 tegen de regering-Michel, dat na het daverende succes van de algemene staking van 15 december jammer genoeg door de top werd gestopt. Een dergelijk actieplan moet dringend worden besproken en voorbereid. Dit zou duidelijk maken dat we het ernstig menen. Dat is nodig om lagen van arbeiders die vandaag misschien geen vertrouwen in de strijd hebben in actie te krijgen. Zo kunnen we de loonnorm en de loonwet breken.

  • In strijd voor wetsvoorstel Hedebouw-Goblet krachtsverhouding opbouwen om alle lonen op te trekken

    Foto uit Luik vanop de staking vorige week

    De loonstrijd zet druk op de regering-De Croo. Het regeerakkoord bepaalt dat er niets aan de loonwet mag veranderd worden en de liberalen staan daarop. Om de loonnorm van 0,4% te breken, moet de loonwet aangepakt te worden. De PS beweert 200% achter de staking van 29 maart te staan. SP.a/Vooruit is bij monde van voorzitter Rousseau voorstander van het breken van de loonnorm van 0,4%. Staken vindt Rousseau echter “een verkeerd signaal.”

    Raoul Hedebouw (PVDA) en Marc Goblet (PS-parlementslid en voormalig ABVV-voorzitter) dienden samen een voorstel in om de wet van 1996 te herzien. Ze willen de loonnorm facultatief maken in plaats van de huidige dwingende loonnorm met sancties op het overschrijden van de norm. Deze eis wordt ook verdedigd door het gemeenschappelijk vakbondsfront.

    Het dwingend karakter van de loonnorm is één van de grote problemen van de wet van 1996. Dat element eruit halen, zou een nuttige eerste stap vooruit zijn voor de arbeidersbeweging. Het zou het mogelijk maken om in sterkere sectoren grotere loonsverhogingen af te dwingen en met deze sectoren een locomotiefrol te spelen voor sectoren waar de arbeidersbeweging nog niet zo sterk staat.

    Het wetsvoorstel volstaat niet als antwoord op de roep om de wet van 1996 volledig van tafel te halen en te vervangen door loononderhandelingen die een minimale verhoging en een hoger minimumloon voor alle werkenden vastleggen. Een overwinning rond dit wetsvoorstel, zou de arbeidersbeweging echter positioneren in een krachtsverhouding voor de strijd rond meer verregaande eisen.

    Om een overwinning te boeken, mag het wetsvoorstel niet beperkt blijven tot een parlementair initiatief. Het is door massastrijd dat verandering mogelijk is en dat in het verleden sociale verworvenheden werden afgedwongen. Dat zal nu niet anders zijn. Als het debat over het wetsvoorstel Goblet-Hedebouw beperkt blijft tot het parlement, zal het louter gezien worden als druk van de PVDA op de PS. Andere partijen zullen het vervolgens gewoon wegstemmen.

    Een informatiecampagne gekoppeld aan mobilisaties zou de buitenparlementaire druk opvoeren. Hedebouw en Goblet kunnen samen met de vakbonden een initiatief hiertoe nemen: open algemene vergaderingen in alle regio’s gevolgd door acties. De algemene vergaderingen kunnen gebruikt worden om het eisenplatform verder uit te werken op basis van wat de werkenden en hun gezinnen nodig hebben, niet wat aanvaardbaar is voor het establishment.

    Het opbouwen van een krachtsverhouding is niet alleen nodig om een overwinning te boeken, maar ook om deze nadien te verdedigen. Op een ogenblik van crisis staat elke hervorming meteen onder druk. Dat is waarom LSP de strijd voor verbeteringen steeds koppelt aan de noodzaak van een socialistisch alternatief. Socialisme is niet iets om elk jaar op 1 mei te vermelden, maar een onderdeel van onze dagelijkse campagnes. Om degelijke lonen, pensioenen en openbare diensten te bekomen, moet de werkende klasse de economie zelf beheren en controleren.

  • Interprofessioneel Akkoord (IPA): Weg met de wet van 1996!

    Dehaene. Foto: Wikimedia Commons

    De bazen en de Vivaldi-regering (Open VLD, PS, MR, Ecolo, CD&V, sp.a, Groen) willen de loonwet van 1996 gebruiken om een interprofessioneel akkoord (IPA) op te leggen dat een maximale loonsverhoging van 0,4% oplegt. Wat is deze wet? Wie heeft het plafond op 0,4% gelegd?

    Artikel door Guy Van Sinoy uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

    Na de Tweede Wereldoorlog richtte de burgerij een reeks overlegorganen op. Op bedrijfsniveau: de Comités voor Veiligheid en Gezondheid (nu Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk) en de Ondernemingsraden. Op nationaal niveau: de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Het doel van de werkgevers was de eisen van de werkenden te controleren en te kanaliseren. Het is geen toeval dat het statuut van de vakbondsdelegaties, organen die eisen in de bedrijven stellen, pas veel later geregeld is.

    Vandaag telt de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) 48 effectieve leden: 24 vertegenwoordigers van de werkgevers en 24 vertegenwoordigers van de werkenden (1). De vakbondsvertegenwoordigers lopen er dus verloren in een erg heterogeen samengesteld orgaan. De CRB heeft geen beslissingsbevoegdheid. Het kan enkel advies uitbrengen, onder meer over de marge voor loonsverhogingen bij een interprofessioneel akkoord.

    De wet van 1996 en de interprofessionele akkoorden

    In 1996 voerde de regering-Dehaene II (CD&V, PS, SP, PSC) een wet in die het mogelijk maakte de lonen te bevriezen en die de indicatieve adviezen van de CRB over loonsverhogingen omzette in dwingende normen.

    Zo werden de loonstijgingen onder de regering-Leterme afgetopt op 0% in 2011 en 0,3% in 2012; 0% in 2013 en 2014 onder de regering-Di Rupo tot 0,3% in 2015 en 0,5% in 2016 onder de regering-Michel. In 2019-2020 werd de loonnorm na strijd opgetrokken tot 1,1%.

    De interprofessionele overeenkomsten die het vóór 1996 mogelijk maakten de lonen te verhogen in sectoren met zwakke vakbonden, zijn nu dwangbuizen geworden die de lonen in alle sectoren blokkeren.

    0,4%: nog geen kruimels

    Vandaag beweert de regering-Vivaldi dat de loonsverhoging niet hoger mag zijn dan 0,4%. Dat is schandalig weinig! Voor de sector van de dienstencheques bijvoorbeeld (met een bruto uurloon van 11,35 euro) zou dit neerkomen op een stijging met 4,5 cent per uur! Om het bedrag van 14 euro per uur (d.w.z. 2.300 euro bruto per maand) te bereiken, zou er in deze sector een loonsverhoging met 2,65 euro per uur of 23,34% nodig zijn.

    Ook veel andere beroepen hebben lage lonen: pakjesbezorgers, taxichauffeurs, verhuizers en vrachtwagenchauffeurs … Hun loon ligt tussen 12,50 en 13,00 euro bruto per uur. Tienduizenden werknemers doen zwaar werk in ruil voor een laag loon, terwijl de kosten van levensonderhoud stijgen.

    Naar een confrontatie

    De drie vakbonden weigeren het schandaal van een loonnorm van 0,4%. Het ABVV en ACV publiceerden op 15 maart een krant op 8 bladzijden (De Loonkrant) en roepen op tot een staking op maandag 29 maart.  Bij de rechterzijde weerklonk protest na de aankondiging van de staking. Zo hoorden we VBO-voorzitter Pieter Timmermans of MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez. Onnodig te zeggen dat het minimumloon van 14 euro per uur hen niet persoonlijk aangaat.

    PS-voorzitter Paul Magnette verklaarde dat hij de staking van 29 maart steunde, niet voor 100%, maar voor… 200%! Dat is straf. Is Magnette vergeten dat de loonstop ook plaatsvond onder de regering-Di Rupo? Of was die uitspraak vooral een reactie op de laatste opiniepeilingen van RTL-Le Soir die een nieuwe electorale vooruitgang voor de PTB voorspellen in Wallonië en Brussel? (2)

    Voor vrije onderhandelingen, geen lonen onder de 14 euro per uur

    De staking van 29 maart mag geen alleenstaande actie zijn. Zij moet gevolgd worden door een plan van acties die opbouwen naar een algemene staking. De staking zal niet gemakkelijk zijn, onder meer vanwege het wijdverbreide telewerken. Bij stakersposten en straatacties moet rekening gehouden worden met afstandsregels. Maar pandemie of niet, de klassenstrijd stopt niet.

     

    Weg met de wet van 1996!

    Voor vrije onderhandelingen!

    Geen loon onder de 14 euro per uur (2.300 euro per maand)!

     

    1. Voor de bazen: 10 VBO, 4 Kamers van Koophandel, 4 voor zelfstandigen en KMO’s, 1 Boerenbond, 1 Agriculture wallonne, 1 Koninklijke Belgische Bosbouwmaatschappij, 1 Unisoc. Voor de werknemers: 8 ABVV, 8 ACV, 2 ACLVB, 3 socialistische coöperatieven, 3 christelijke coöperatieven
    2. In Wallonië: PS 22,8%, MR 20,1%, PTB 19%, Ecolo 16,5%, CdH 8,7%, Défi 3,9%. In Brussel: Ecolo 18,2%, PS 16,8%, MR 16,4%, PTB 16%, Défi 11,4%, CdH 4,5 %.
  • Nationale staking van 29 maart: een succes om op voort te bouwen

    Eén van de sterke piketten in Luik was dit aan TAC (Technical Airborne Components), waar 175 jobs bedreigd zijn

    Deze staking was gerechtvaardigd. De voorgestelde marge van maximaal 0,4% loonsverhoging is een belediging voor alle werkenden. Het is dat in het bijzonder voor het essentiële personeel, bijvoorbeeld in de distributiesector, dat nooit ophield risico’s te nemen terwijl de bazen hun zakken vulden. De woede en vastberadenheid om te vechten, bleken al tijdens de actiedagen in februari. Vlak voor de staking kwam er een verstrenging van de coronamaatregelen. Het was afwachten wat de impact daarvan op de actiedag zou zijn.

    Brussel

    Uiteindelijk lag het land plat. Het ACV en het ABVV benadrukten het succes van de staking, maar zelfs Agoria, de werkgeversfederatie van technologiebedrijven, moest toegeven: “Zeven op de tien technologiebedrijven werden getroffen door de nationale stakingsdag.” Bij Comeos, de werkgeversfederatie van de handel, erkennen ze dit ook, maar wordt benadrukt dat de dynamiek sterker was in Wallonië en Brussel.

    Het was duidelijk dat de dynamiek niet overal dezelfde was, afhankelijk van de stad of de sector van activiteit. Zoals LSP in haar artikelen en pamfletten ter mobilisering van de staking onderstreepte: “De strijd zal niet overal op hetzelfde niveau beginnen, dat is nooit het geval geweest. We moeten echter vermijden dat we ons concentreren op wat niet werkt of waar we zwakker staan. Het is beter om positieve elementen te benadrukken en te zien hoe die kunnen veralgemeend worden. Zo kunnen we het cynisme bestrijden en een zo breed mogelijke basis voor strijdbaar syndicalisme opbouwen, waarmee overwinningen mogelijk zijn.”

    Onder de positieve elementen vallen verschillende dingen op. LSP-leden die met hun collega’s piket stonden of deelnamen aan solidariteitsbezoeken in Wallonië, Brussel en Vlaanderen stelden vast dat het dragen van maskers en het naleven van gezondheidsmaatregelen op de stakersposten goed gerespecteerd werden. Dat is natuurlijk geen verrassing: het waren vaak de werknemers zelf die een jaar geleden in actie kwamen om de eerste gezondheidsmaatregelen op de werkvloer af te dwingen en om nadien de naleving ervan te controleren. De oproep van sommigen, waaronder verschillende vakbondsleiders, om thuis te blijven voor de staking, had natuurlijk wel een effect. Het maakte dat het collectieve karakter van de staking minder zichtbaar en voelbaar was. Op werkplekken waar de traditie van personeelsvergaderingen en een sterkere betrokkenheid van militanten gevestigd is, stond er vaker een piket. Coronaproof personeelsvergaderingen blijven de beste manier om collega’s te informeren en te betrekken.

    Een ander positief element was de weerklank die de eis van een minimumloon van 14 euro per uur kreeg, ook in het ACV, waar deze eis in het verleden vaak werd afgewezen met de stelling dat dit een ‘ABVV-eis’ was. De eis kwam terug op spandoeken en affiches. Er was heel wat belangstelling voor de overwinning die de vakbondsdelegatie aan de Gentse universiteit recent behaalde rond deze eis. De wijze waarop daar een campagne en een krachtsverhoudingen werden opgebouwd, zijn uitstekende onderwerpen voor discussies binnen de syndicale delegatie of op personeelsvergaderingen.

     

    Laten we het hier niet bij laten!

    Wij moeten op dit elan voortbouwen en de strijd voortzetten, niet alleen in het belang van deze loononderhandelingen, maar ook om het strijdsyndicalisme te consolideren in afwachting van de moeilijke uitdagingen die ons te wachten staan. We denken nog aan het actieplan van 2014 tegen de regering-Michel, dat na het daverende succes van de algemene staking van 15 december jammer genoeg van aan de top werd gestopt. Een dergelijk actieplan moet dringend worden besproken en voorbereid. Dit zou duidelijk maken hoe ernstig wij het menen. Dat is essentieel om lagen van arbeiders die vandaag misschien geen vertrouwen in de strijd hebben mee in actie te krijgen. Zo kunnen we de loonnorm en de loonwet breken.

    We vechten voor alle lonen en elke job. Er is een ernstig actieplan nodig met een zo groot mogelijke betrokkenheid van onderuit, om alle krachten van de arbeidersbeweging te verzamelen. Het doel moet zijn om het minimumloon van 14 euro per uur af te dwingen en het volledig schrappen van de wet van 1996, zodat er een loonnorm kan komen met een minimale loonsverhoging in plaats van een maximale. Als bedrijven zeggen dat ze zich geen loonsverhogingen kunnen veroorloven, moeten ze de boeken openen zodat we ze kunnen controleren. Als bedrijven dreigen met collectieve afdankingen, moeten we deze in publieke handen brengen. Als er onvoldoende werk voor iedereen is, moet het beschikbare werk verdeeld worden via collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen.

    .

    BASF Antwerpen

    In Luik hielden de Actief Linkse Studenten na hun ronde langs piketten een actie voor de poorten van de universiteit. Leden van ACOD, Jeunes FGTB en de socialistische studenten waren eveneens aanwezig.

    Eén van onze ploegen in Brussel. Foto: Pol.

  • Loonoverleg. Wie is onverantwoord en conservatief?

    “Slecht getimed”, “onverantwoord”, “conservatieve vakbonden blokkeren het overleg”, “helft van de treinen reed” … De traditionele media en gevestigde economen stonden klaar om alle oudbakken argumenten tegen stakingen een zoveelste keer op te warmen. Het leek alsof er geen gezondheidscrisis was waarin de werkenden alles deden draaien. Ze keken bovendien snel een andere richting uit toen er miljardendividenden werden uitgedeeld aan de grote aandeelhouders.

    Eén van de centrale argumenten van de patronale woordvoerders is dat de vakbonden het overleg blokkeren, terwijl er enkel een oplossing mogelijk is via overleg. Dit argument vindt weerklank bij Vooruit-voorzitter Rousseau die verklaarde voorstander te zijn van hogere lonen, maar de staking een “verkeerd signaal” vond. Er is effectief een probleem met het sociaal overleg op nationaal vlak. De vraag is hoe dat komt? Stellen de vakbonden onredelijke eisen? Wij denken het niet.

    De regels voor de loonnorm zijn de afgelopen jaren zodanig aangepast dat de werkgevers geen eisen meer moeten stellen: wat ze willen, is de regel geworden. In de plaats van een facultatieve loonnorm waarna sectoren en bedrijven meer kunnen afdwingen, kwam er een dwingende maximumnorm. De berekening werd bijgestuurd waardoor het voorstel van loonnorm van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven nog lager ligt. Het resultaat is dat de belangen van de werkenden niet aan bod komen en dat de onderhandelingsruimte beperkt is tot wat aanvaardbaar is voor de bazen. Elke reactie daarop wordt als ‘onverantwoord’ omschreven… Als het overleg vastloopt, dan is het omdat de standpunten ver uiteen liggen. Dat toeschrijven aan de vakbonden is eenzijdig en niet correct.

    Ja maar, in tijden van crisis is meer loon onmogelijk en bovendien hebben veel bedrijven het al moeilijk. Zo klinkt het tweede argument. Niet alle bedrijven hebben het moeilijk, zoveel is duidelijk als naar de dividenden van de grote bedrijven wordt gekeken. Voor de dividenden aan de aandeelhouders geldt er geen maximumnorm van 0,4%. Bij de BEL20-bedrijven werd 6,3 miljard euro uitgedeeld, als er gen rekening wordt gehouden met de daling van het dividend bij ABInbev was er een stijging met 19% op jaarbasis. Er zijn zelfs bedrijven die meer dividenden uitbetalen dan er winst gemaakt wordt. Wie is eigenlijk onverantwoord? De crisis die voor onze lonen wordt ingeroepen, geldt niet als het om hun dividenden gaat!

    Trouwens: welke bedrijven hebben het moeilijk? Voornamelijk kleinere bedrijven in sectoren als de horeca, cultuur en de evenementensector die hard getroffen zijn door de gezondheidscrisis. Wat zou hen straks het meest helpen: extra koopkracht voor de werkenden of extra miljarden voor de aandeelhouders in belastingparadijzen? De bazen eisen een dieet voor onze lonen in naam van de ‘solidariteit’ met zwakkere sectoren. Ze zouden beter zelf wat solidariteit tonen door onze koopkracht te versterken. Welk standpunt in de loondiscussie is eigenlijk “slecht getimed”?

    Terwijl de Amerikaanse president Biden de consumptie probeert te stimuleren door alle Amerikanen een cheque te geven om de koopkracht op te krikken, zitten de Belgische bazen en heel wat economen nog vast in de harde besparingslogica van de afgelopen jaren. De Belgische economie hield na de crisis van 2008 relatief goed stand, maar begon achterop te lopen toen alsnog tot harde besparingen werd overgegaan. Dat zijn de experts blijkbaar al vergeten. Ze schreeuwen om besparingen op onze koopkracht alsof er het afgelopen jaar niets gebeurd is en alsof er geen enkele les uit het voorbije decennium te trekken vallen. “Waanzin is telkens weer hetzelfde proberen en iedere keer iets anders verwachten,” zo luidt een gezegde dat vaak aan Einstein wordt toegeschreven. Wie is eigenlijk conservatief en kortzichtig?

    Om de argumenten tegen de staking aan te vullen, komen de bazen en hun woordvoerders in de traditionele media vaak terug op enkele klassiekers in hun beperkte repertoire: communautaire verdeeldheid en minimaliseren van de staking. Terwijl maandag zowat elke nieuwssite het obligate artikel publiceerde over de ‘overlast’ van de staking – bij De Morgen onder de titel: “Van de trein tot de winkel: hier zorgt de nationale staking vandaag voor hinder” – moet je op dinsdag in De Standaard al tot pagina 9 doorbladeren om iets over de staking te vernemen. Dat gebeurt dan onder de titel: “Trein bleef niet in zijn kot,” waarbij opgemerkt wordt dat de helft van de treinen reed. Eigenlijk is het straf dat er zoveel stakers waren bij de NMBS, zeker na de onduidelijkheid of en hoe het spoorpersoneel onder de loonwet van 1996 valt. De poging om het voor te stellen als een Franstalige staking werd in de feiten weerlegd: in de Antwerpse chemiesector werd bijvoorbeeld veel gestaakt. Of neem nu het openbaar vervoer (bus, tram, metro): daar werd de staking overal goed opgevolgd, zowel bij De Lijn in Vlaanderen, de MIVB in Brussel als de TEC in Wallonië.

    Als je de bazen mag geloven, is ons loon eigenlijk een “kost” die zo sterk mogelijk moet beperkt worden. Je zou denken dat ze blij zijn als we staken en ze bijgevolg een dag loon minder moeten betalen. Dat is alweer een kost uitgespaard, zou je denken. Maar neen, de realiteit haalt de retorische leugens in. Het is onze arbeid die voor hun winsten zorgt. Ons loon wordt enkel als kost bestempeld omdat de bazen meer winst willen maken door te besparen op onze levensstandaard, zowel op directe wijze als indirect via onze sociale zekerheid en bijdragen aan de gemeenschap. Onze arbeid is geen kost, maar een winstmachine. Elke discussie over de lonen gaat over wie welk deel van de geproduceerde waarde krijgt. De afgelopen jaren ging een steeds groter deel naar de grote aandeelhouders. De stakers willen daar verandering in brengen. Iets anders eisen dat de rampzalige recepten van de afgelopen jaren: dat volstaat vandaag om als conservatief en onverantwoord te worden gebrandmerkt. Door strijd zullen we ervoor zorgen dat niet alleen de retorische leugens, maar ook het gevoerde beleid, van tafel verdwijnen.

  • Vechten voor onze lonen met een actieplan voor alle werknemers

    Spandoek in Luik op de staking van 29 maart

    De loonstrijd zet druk op de regering-De Croo. Het regeerakkoord dat mee ondertekend werd door PS/SP.a en Ecolo/Groen bepaalt dat de strenge loonwet behouden blijft. Om de schandalige loonnorm van 0,4% te breken, moet echter ook de loonwet aangepakt worden. Daarvoor kunnen we enkel op onze eigen krachten rekenen. De staking van 29 maart is belangrijk, maar wat hierna?

    door Nicolas Croes

    De bazen verklaren dat het niet het ogenblik is om te staken (dat is het voor hen nooit). De Union Wallonne des Entreprises (UWE, tegenhanger van Unizo) schreeuwt het al uit: “De staking van 29 maart is een echt schandaal. We komen uit de ergste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog en er wordt opgeroepen om te staken voor hogere lonen. Er is een grote kloof tussen de vakbonden en de omvang van de crisis.” De bazen voegen eraan toe: “De dag dat de tijdelijke werkloosheid verdwijnt, komt er een bloedbad.” Niet dat UWE bezorgd is om het lot van wie zijn werk verliest: er wordt al geklaagd dat het vandaag te duur is om af te danken.

    Loonsverhogingen zouden de horeca en de kleine zelfstandigen nochtans meer opbrengen dan nog hogere dividenden voor grote aandeelhouders die deze meteen doorstorten naar belastingparadijzen. De werkgevers aarzelen niet om de realiteit te verdraaien. Als het aan argumenten ontbreekt, halen ze chantage boven. Wil je meer loon? Dan zullen er extra afdankingen volgen.

    Solidariteit opbouwen

    Tegenover pogingen om ons te verdelen, is er nood aan eenheid in actie. Die eenheid versterken we door eisen te stellen gericht op vooruitgang voor alle werkenden. We hebben eenheid nodig over de taalgrenzen en de vakbondskleuren heen. Het is zeker dat de strijd niet overal op hetzelfde niveau zal beginnen, dat is nooit het geval geweest. We moeten echter vermijden dat we ons concentreren op wat niet werkt of waar we zwakker staan. Het is beter om positieve elementen te benadrukken en te zien hoe die kunnen veralgemeend worden. Zo kunnen we het cynisme bestrijden en een zo breed mogelijke basis voor strijdbaar syndicalisme opbouwen, waarmee overwinningen mogelijk zijn.

    De vakbondsleiders, de PVDA en Marc Goblet (PS-parlementslid en voormalig ABVV-voorzitter) pleiten voor een aanpassing van de loonwet van 1996. Ze willen de loonnorm facultatief maken in plaats in plaats van de huidige dwingende loonnorm met sancties op het overschrijden van de norm. Er is een gevaar dat er slechts in enkele sectoren loonsverhogingen komen, terwijl er niets voorzien wordt voor sectoren waar de lonen al lager zijn. Het voorstel kan echter gebruikt worden om een stevige mobilisatie van de vakbondsleden op te zetten waarmee meer kan afgedwongen worden.

    Sterkere sectoren, waar de arbeiders beter georganiseerd zijn, kunnen hun krachtsverhouding gebruiken om zwakkere sectoren mee te trekken. De eis van een minimumloon van 14 euro moet onlosmakelijk verbonden worden aan gelijk welk akkoord. In de chemie of de farmaceutische sector, waar soms hoge lonen betaald worden, begrijpen velen dat ze moeten opkomen voor hun kameraden met lagere lonen. De opbouw van een krachtsverhouding helpt hen overigens om hun eigen jobs te beschermen als deze bedreigd worden.

    We vechten voor alle lonen en elke job. Er is een ernstig actieplan nodig met een zo groot mogelijke betrokkenheid van onderuit, om alle krachten van de arbeidersbeweging te verzamelen. Het doel moet zijn om het minimumloon van 14 euro per uur af te dwingen en het volledig schrappen van de wet van 1996, zodat er een loonnorm kan komen met een minimale loonsverhoging in plaats van een maximale.

    Als bedrijven zeggen dat ze zich geen loonsverhogingen kunnen veroorloven, moeten ze de boeken openen zodat we ze kunnen controleren. Als bedrijven dreigen met collectieve afdankingen, moeten we deze in publieke handen brengen. Als er onvoldoende werk voor iedereen is, moet het beschikbare werk verdeeld worden via collectieve arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop