Hoe de strijd voor een hoger minimumloon winnen?

Spandoek in Luik op de staking van 29 maart

Covid-19 heeft veel veranderd. Zo werd duidelijk welk werk essentieel is. Veel van die essentiële werkenden – van zorgpersoneel over winkelbedienden tot schoonmakers – hebben lage lonen. Voor Covid-19 werd op heel wat van deze jobs neergekeken, nu is dat niet meer mogelijk. De roep naar hogere lonen en minimum 14 euro per uur weerklinkt luid, onder meer tijdens de staking van 29 maart. De vraag is: hoe kunnen we deze eis winnen?

Artikel door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

Wie verdient weinig? 

Volgens de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven heeft ongeveer drie op de tien Belgen een maandinkomen dat lager is dan 2300 euro bruto (netto ongeveer 1700 euro). Daaronder vallen heel wat deeltijds werkenden, maar ook wie voltijds werkt aan een uurloon van minder dan 14 euro. In veel ‘lageloonsectoren’ is deeltijdse arbeid bovendien eerder de norm dan de uitzondering.

Rondkomen met zo’n loon is niet evident. Zo is de gemiddelde huurprijs voor een appartement in Vlaanderen 736 euro per maand. In Brussel loopt het op richting 1000 euro per maand. Algemeen wordt aangenomen dat er een armoederisico bestaat als je meer dan 30% van je inkomen aan huisvesting moet besteden. Bij huurders die niet in een sociale woning terecht kunnen, komt meer dan de helft van de gezinnen aan een hoger percentage. (zie De Linkse Socialist 403, april 2021) 

Welke sectoren hebben lage lonen? De schoonmaak, winkels, koerierdiensten, postbedeling, kinderopvang … Het maandloon van winkelpersoneel ligt bijna 30% onder het nationaal gemiddelde, zelfs als er van voltijdse tewerkstelling wordt uitgegaan. In de zorgsector valt het gemiddelde loon mee, maar is er een groot verschil tussen de hoogste en de laagste lonen: gewone verzorgenden worden niet goed betaald. De beroepsgroep met het laagste gemiddelde loon is die van de verzorgenden in kinderdagverblijven en crèches. Hun gemiddelde bruto maandloon (voor voltijds werk) bedraagt 2.317 euro. 

Het voorbije jaar is men drastisch anders gaan kijken naar heel wat jobs. Enkele sectoren bleken essentieel te zijn en het personeel ervan werd als helden gezien. Doorgaans gaat het om sectoren met lage lonen. De bazen en politici applaudisseerden mee toen wij onze solidariteit met die werkenden toonden. Dat was hypocriet: nog geen jaar later vinden dezelfde bazen en traditionele politici het onverantwoord als er boter bij de vis geëist wordt in de vorm van hogere lonen en minimum 14 euro per uur. 

Wij en zij: geen limiet op toplonen

De topmanagers van Bel20-bedrijven verdienden vorig jaar gemiddeld 2,64 miljoen euro of bijna 200.000 euro per maand. Dit was in een crisisjaar waarbij enkele topmanagers een deel van hun loon afstonden. Ze deden dit uit angst voor te luide kritiek op hun extreme toplonen en om de illusie te wekken dat we ‘allemaal in hetzelfde bootje zitten’. Die geste maakte dat de topmanagers gemiddeld ter plaatste bleven trappelen met een achteruitgang van -0,2%. De Amerikaanse topmanagers waren minder bezorgd om hun imago in crisistijden: hun mediaaninkomsten steeg in 2020 met 7% tot 13,7 miljoen dollar. 

Terwijl er voor de ‘concurrentiepositie’ van onze lonen steeds naar beneden wordt gekeken, geldt voor topmanagers het omgekeerde. Wij zouden ‘te duur’ zijn en ons loon is een ‘kost’ die zo laag mogelijk gehouden moet worden, terwijl hun jaarlonen ‘investeringen’ zijn die, met het oog op hun ‘competitiviteit’, zo hoog mogelijk moeten zijn. Het resultaat is een oplopende loonspanning: het verschil tussen de hoogste en laagste lonen. 

Socialisten willen hier komaf mee maken. Dat betekent niet dat iedereen exact hetzelfde moet verdienen. Een maximale loonspanning van één op vier zou echter moeten volstaan. Als een gewone werkende een normaal loon heeft, dan kan iemand met een erg stresserende job en veel verantwoordelijkheden maximaal vier keer dit normale loon verdienen. Onmogelijk? In Rusland werd deze maximale loonspanning na de Oktoberrevolutie van 1917 ingevoerd. Onder het stalinisme ging dit samen met heel wat andere socialistische maatregelen op de schop. 

Een loonspanning van één op vier zou betekenen dat er bij een minimumloon van 14 euro per uur een maximaal jaarloon is van net geen 130.000 euro (als er rekening wordt gehouden met een dertiende maand en vakantiegeld). Dat is 1/20e van het gemiddelde jaarinkomen van een topmanager van een BEL-20-bedrijf vandaag. 

De grootste loonspanning bij de BEL-20-bedrijven is er bij UCB. Topman Jean-Christophe Tellier verdiende vorig jaar maar liefst 126 keer zoveel als de minst betaalde werknemer in zijn bedrijf. Hij had een jaarloon van 6,8 miljoen euro. Enkel de CEO van Argenx kreeg meer: 7,1 miljoen euro. John Porter van Telenet sluit de top drie af met 6 miljoen euro. De grootste verliezer in de lijst is Carlos Britto van ABInBev die 68% inleverde, waarvan een groot stuk vrijwillig. Niet dat hij met 1,3 miljoen in 2020 zwarte sneeuw zal gezien hebben… De topmanager uit de Bel20 met het ‘laagste’ jaarloon verdiende 678.200 euro.

Een maximale loonspanning is voor de topmanagers uiteraard niet aanvaardbaar. Zelfs de verplichting om de loonspanningsratio te publiceren, vindt de zakenkrant De Tijd “populistisch” en getuigen van “afgunstcultuur.” De krant schreef: “Topvoetballers mogen veel verdienen. Heel veel. Maar als een topmanager aardig wat opstrijkt, wordt hij als een graaier neergezet, ook als hij fraaie resultaten aflevert.” Helaas is topsport inderdaad voor een groot deel overgenomen door commerciële belangen en winstmotieven die maken dat er onwaarschijnlijke toplonen zijn voor enkelingen, terwijl veel andere sporters niet vergoed worden en het met barslechte infrastructuur moeten stellen. Het is uiteraard geen toeval dat de spreekbuis van de topmanagers opnieuw uitkijkt naar andere groepen in de samenleving die ‘aardig wat opstrijken’.

Opkomen voor een minimumloon van 14 euro per uur is geen kwestie van afgunst en evenmin van populisme. Het gaat om het opeisen van ons deel in de door ons geproduceerde rijkdom. Onze arbeid is geen ‘kost’, maar een winstmachine. Elke discussie over de lonen gaat over wie welk deel van de geproduceerde waarde krijgt. 

Met een krachtsverhouding kunnen we overwinningen boeken

De afgelopen jaren zijn we er met de loontrekkenden op achteruit gegaan. Sinds 1981 daalde het aandeel van de lonen in het Bruto Binnenlands Product met 10%. Onder de regering-Michel was er een achteruitgang met 1,9% of 40 miljard euro. Dit is een enorme transfer van de wereld van de arbeid naar die van het kapitaal. 

Die tendens omkeren, is enkel mogelijk op basis van strijd waarin de eis van een hoger minimumloon erg belangrijk is. Aan de UGent werd een succesvolle campagne gevoerd die zorgvuldig werd voorbereid en gebaseerd was op een maximale betrokkenheid van personeelsleden en studenten. Met pamfletten en een petitie werd de eis van een minimumloon van 14 euro per uur gepopulariseerd. Tegelijk werd aan eenheid gebouwd onder het personeel van de UGent en onderaannemers, zoals bij de schoonmaak. Vervolgens werd een echte staking georganiseerd op de internationale vrouwendag van 2020. De syndicale delegatie van ACOD werkte daarbij samen met studenten en feministische groepen. Campagne ROSA speelde een belangrijke en actieve rol in dit alles. 

Uiteindelijk stemde de raad van bestuur in met het principe van een hoger minimumloon. Voor de aanbesteding van het schoonmaakcontract werden sociale voorwaarden toegevoegd die de laagste lonen moeten optrekken. Indien commerciële bedrijven daar niet op ingaan, komt een insourcing terug op de agenda. Strijd loont!

Wat aan de UGent mogelijk is, kan elders ook. De vakbonden en de linkse politieke krachten kunnen een momentum opbouwen rond de eis van hogere minimumlonen. Een gedurfde campagne waarbij deze eis geconcretiseerd wordt in de supermarkten, de zorg en de schoonmaak zou ongetwijfeld op brede steun kunnen rekenen en ervoor zorgen dat de solidariteit van een jaar geleden niet zomaar wegdeemstert. 

Tegelijk weten we dat elke stap vooruit van de werkende klasse op verzet en tegenkanting botst. Elke hervorming onder het kapitalisme is slechts tijdelijk. We moeten ons organiseren om daarop voorbereid te zijn en opkomen voor maatschappijverandering: een socialistische samenleving waarin de noden en behoeften van de bevolking centraal staan en niet de winsthonger van een handvol kapitalisten.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop