Your cart is currently empty!
Tag: Soedan
-
Soedan. Strijd doorzetten voor de val van de junta en het einde van compromissen met het leger!

Op 21 november ondertekende de Soedanese premier Abdallah Hamdok een akkoord over machtsdeling met generaal Al Burhane, de leider van het leger dat op 25 oktober de overgangsregering had ontbonden en verschillende ministers had gearresteerd. Die staatsgreep speelde de rol van de ‘zweep van de contrarevolutie’ en blies een dynamiek van volksmobilisatie en stakingen nieuw leven in. Dit leidde tot een poging tot nieuw compromis met Hamdok om de situatie te stabiliseren ten gunste van de militairen.
Door Nicolas Croes
De Sudanese Association of Professionals (SPA), een vakbond en politieke beweging van de oppositie, omschreef de overeenkomst als “een poging om de staatsgreep te legitimeren”. De roep van de betogers laat weinig ruimte voor twijfel: “We willen geen compromis, geen samenwerking, geen onderhandelingen”, verklaarde de Soedanese vrouw Tasabih Ismail op een betoging van de Verzetscomités. Die comités ontstonden voor het eerst tijdens de golf van straatprotest tegen het regime van dictator al-Bashir in 2013.
Het leger schrikt
De staatsgreep van oktober, de massamobilisatie en de maskerade rond de terugkeer van Abdallah Hamdok zijn niet uit de lucht komen vallen. Deze gebeurtenissen vinden plaats in het kielzog van de indrukwekkende Soedanese volksopstand die in december 2018 werd ontketend door de drievoudige verhoging van de broodprijs. Het land werd dertig jaar lang geregeerd door dictator Omar al-Bashir, de pleger van de staatsgreep van 1989, en door het leger.
Zeer snel breidde de mobilisatie zich uit over het hele land en werd radicaler. In februari 2019 volgden de Algerijnse massa’s en begon de beweging elementen aan te nemen van die in 2011, toen de dictators Ben Ali in Tunesië en Moebarak in Egypte door massaprotest ten val kwamen. Op 6 april begon een massale zitactie voor het hoofdkwartier van het leger in Khartoem. De legerleiding probeerde het lont uit het kruitvat te halen door de dictator op te offeren. Hij werd door een staatsgreep ten val gebracht en belandde in de gevangenis. Het leger hoopt door een verandering aan de top de situatie aan de basis terug onder controle te krijgen.
Net als in Egypte en Algerije heeft het Soedanese leger een groot gewicht in de samenleving. Het controleert heel veel bedrijven, de goudwinning, de voedselproductie en de textielsector. Econoom Reem Sanjak van de universiteit van Khartoem stelt dat het leger niet minder dan 82% van de staatsbegroting beheert.
Niet enkel de legerleiding trok lessen uit de ervaring in Egypte, de protesterende massa’s doen dat ook. Ze weten dat de veranderingen aan de top niet volstaan als het regime niet verandert omdat de revolutie halverwege stokt. Tot grote wanhoop van de militairen ging het protest in 2019 gewoon door met stakingen en massabetogingen, ook na de val van de dictator. Hetzelfde gebeurde in Algerije.
Verzet door de werkenden en het volk
Uiteindelijk werd op 17 augustus 2019 een Soevereine Raad gevormd, voorgezeten door de toekomstige putschist generaal Abdel Fattah Al Burhane en met voormalig VN-econoom Abdallah Hamdok als premier. Deze regering streefde naar een compromis tussen het leger, vertegenwoordigers van de ‘civiele maatschappij’ (verenigd in de Alliantie voor Vrijheid en Verandering, ALC) en leiders van verschillende dissidente gewapende groeperingen. Sindsdien is de economische situatie dramatisch verslechterd en verloor de leiding van de ALC een groot deel van haar geloofwaardigheid.
Deze samenwerking werd vanaf het begin fel veroordeeld door de revolutionaire krachten en kreeg zelfs de bijnaam “bloedverdrag”. Dit proces versterkte één van de belangrijkste actoren van de revolutionaire dynamiek: de verzetscomités, die in bijna drie jaar een uitgebreid netwerk op nationale schaal vormden, gegroepeerd in verschillende plaatselijke coördinaties. Deze comités bestaan uit een zeer groot aantal mensen, meestal jong en politiek ongeorganiseerd. Ze organiseren niet alleen de mobilisatie, maar vullen ook het vacuüm op dat is ontstaan na de ineenstorting van de uiterst corrupte ‘volkscomités’ van het vorige regime, die zowel belast waren met gemeentelijke taken als met het toezicht op de bevolking. Zo zagen die volkscomités toe op de verdeling van schaarse goederen zoals brood en brandstof onder de bevolking.
De militairen hoopten het verzet te bemoeilijken door op de eerste dag van de staatsgreep van oktober de toegang tot het internet af te sluiten. Er volgde echter een uitbarsting van strijd georganiseerd door de verzetscomités en de vakbondsstructuren. Die organisaties werden bij wet verboden, maar dat had weinig effect op het terrein. Toen het internet afgesloten was, verspreidden de activisten hun oproepen tot algemene staking via de luidsprekers van de moskeeën.
Het kwam al gauw tot stakingen in heel het land. Docenten aan de universiteiten, bankbedienden, artsen, ingenieurs, apothekers, olie-arbeiders, ambtenaren, piloten en luchthavenpersoneel, spoorpersoneel en vele anderen legden het werk neer. De meeste kleine winkels en bedrijfjes sloten de deuren. Het economisch leven van het land kwam bijna volledig tot stilstand. Er waren verschillende mobilisaties van honderdduizenden mensen die overal in de steden en dorpen barricades en revolutionaire controleposten opwierpen. “Alle straten zijn geblokkeerd door de comités en niemand werkt op dit ogenblik”, meldde Sati, een lid van International Socialist Alternative in Khartoem. “De activisten van de verzetscomités hebben eigen manieren gevonden om met elkaar in contact te komen en de massa’s te bereiken.” Vanaf de eerste dag van de staatsgreep heeft de arbeidersbeweging een krachtige stempel op de gebeurtenissen gedrukt.
Werkenden en massa’s moeten de macht overnemen
Het is niet de eerste keer dat de gewelddadige zweep van de contrarevolutie een krachtige revolutionaire opstand teweegbrengt. Zoals Leon Trotski, één van de leiders van de Russische Revolutie in 1917, ooit opmerkte, vereist de overwinning in een revolutie “de wil om de beslissende slag toe te brengen”. Aan deze wil ontbreekt het niet bij talloze Soedanese revolutionaire activisten. Er is wel een schrijnend gebrek aan een leiding. Ironisch genoeg droeg de repressie en arrestatie van de leiders van de officiële burgerbeweging ertoe bij dat de verzetscomités een prominentere rol zijn gaan spelen.
De miljoenen arbeiders, jongeren en armen kunnen alleen op hun collectieve kracht vertrouwen om hun revolutionaire eisen te verwezenlijken. Door zich te organiseren in alle werkplaatsen en kazernes en door zich in het hele land te verenigen, zouden de verzetscomités een centrum van politieke autoriteit worden die de concurrentie aangaat met de macht van de generaals, de vuile trucs van het imperialisme en de lokale agenten van het imperialisme. Het doel moet zijn om effectief de macht te nemen en werkelijk democratische verkiezingen te organiseren om een revolutionaire grondwetgevende vergadering te houden met democratisch gekozen vertegenwoordigers uit alle delen van Soedan, die verantwoording verschuldigd zijn aan de massabeweging.
De volledige nationalisatie van alle ondernemingen en bezittingen die zich nu in handen van het leger bevinden en de plaatsing daarvan onder de controle en het beheer van democratisch gekozen arbeiderscomités, als eerste stap naar de invoering van een democratisch productieplan, zou de economische macht van de contrarevolutie neutraliseren. Dan zou men ook werk kunnen beginnen maken van het oplossen van de diepgewortelde problemen van honger, armoede en werkloosheid, waarmee de meerderheid van de bevolking te kampen heeft en die sinds de omverwerping van dictator al-Bashir alleen maar zijn verergerd.
De Soedanese revolutionairen staan ook voor de dringende taak om hun eigen politieke kracht op te bouwen: een revolutionaire massapartij die georganiseerd is rond hun eigen klasseneisen en die gebaseerd is op de activiteiten van de verzetscomités en de vakbondsbasis. Dit is de enige manier om ervoor te zorgen dat de massa’s hun macht zo doeltreffend mogelijk kunnen aanwenden en om te voorkomen dat hun heldhaftige strijd opnieuw wordt bedrogen, gekaapt en verraden.
Door de totale afwijzing van de publieke schuld, de onteigening van de rijkdom van het oude regime en de planning van de economie volgens de sociale behoeften, zou de revolutie op beslissende wijze afrekenen met de kapitalistische belangen in het land, en op vrijwillige basis toewerken naar een vrij socialistisch Soedan. Dit zou op de enthousiaste steun van de werkenden en onderdrukte massa’s in de regio en over de hele wereld kunnen rekenen.
Leestips
‘Het volk wil de val van het regime’ door Cédric Gérôme doet op toegankelijke wijze het verhaal van de Tunesische revolutionaire beweging van 2011-2013 en de contrarevolutionaire pogingen om deze beweging op een zijspoor te zetten. Het boek kost 15 euro, verzending inbegrepen.- ‘De permanente revolutie’ door Leon Trotski trok lessen van de revolutie van 1905 en nadien van de ervaring van 1917. Het brengt een idee van hoe revolutionaire verandering kan bekomen worden. Het boek kost 15 euro, verzending inbegrepen.
- Bestel beide boeken samen voor 25 ipv 30 €: stort op BE31 5230 8092 5155 van Socialist Press met als mededeling: ‘Tunesië en permanente revolutie’.
-
Miljoenen protesteren in Soedan. Breng de coup ten val, geen compromissen meer!

De militaire staatsgreep die de Soedanese generaals op 25 oktober hebben gepleegd, heeft een woedende reactie van de massa’s ontketend. De strijd tussen de revolutie en de contrarevolutie, die in december 2018 is begonnen, wordt hierdoor op het scherpst van de snede gevoerd.
Analyse door Serge Jordan (International Socialist Alternative)
Meteen na de staatsgreep gingen honderdduizenden mensen herhaaldelijk de straat op. Ze hebben een veelheid aan barricades en revolutionaire controleposten opgericht in alle Soedanese steden en dorpen. Een grote golf van stakingen heeft de ene sector na de andere overspoeld. “Alle straten zijn geblokkeerd door comités, en niemand werkt op dit moment,” meldde Satti, een ISA-aanhanger in Khartoem, op vrijdag 29 oktober. Op dit moment zijn de meeste hoofdwegen in de hoofdstad nog gebarricadeerd. Terwijl troepen van het regime hebben geprobeerd de barricades te verwijderen om de wegen weer te openen, haasten jonge betogers zich om de barricades terug op te bouwen zodra deze troepen vertrekken.
Belangrijk is dat de arbeidersbeweging vanaf de eerste dag van de staatsgreep haar handtekening onder de beweging heeft gezet, in wat neerkwam op een de facto algemene staking in het hele land.
Na de militaire machtsovername vaardigde de belangrijkste architect van de staatsgreep, generaal Abdel Fattah al-Burhan, een decreet uit waarbij de vakbonden en beroepsverenigingen werden ontbonden. Deze maatregel maakte duidelijk dat achter het ‘burgerbewind’ de revolutie, de arbeidersklasse en haar organisaties in de vuurlinie van de generaals liggen. Maar dit besluit bleef vooral op papier. Veel vakbonden riepen op tot stakingsacties en de werkonderbrekingen verspreidden zich snel over heel Soedan. Universitaire docenten, bankpersoneel, artsen, ingenieurs, apothekers, werknemers in de olie-industrie, ambtenaren, piloten en luchthavenpersoneel, spoorwegpersoneel en vele anderen gingen in staking, samen met talrijke kleine bedrijven en winkeliers die hun activiteiten stopzetten en het economische leven van het land bijna volledig tot stilstand brachten.
Deze stortvloed van protesten, wegblokkades en stakingen verraste de coupplegers aanvankelijk grotendeels. “Ze hadden niet verwacht dat de mensen zouden protesteren,” zegt Jihad Mashamoun, een Soedanese politiek analist. “Ze hadden verwacht dat de mensen gewoon kalm zouden blijven omdat ze de economische crisis beu waren.” Vrouwen, die vrezen dat hun rechten drastisch zullen worden ingeperkt, behoren tot de frontlinies van de mobilisaties van de afgelopen week.
Al-Burhan voelde de druk van de verzetsbeweging die zijn staatsgreep in gang had gezet en kondigde donderdag aan dat hij een nieuwe premier zou kiezen om een nieuw overgangskabinet te vormen en te leiden. Hij voegde eraan toe dat Abdallah Hamdok – de premier die door de militairen was afgezet en gearresteerd – zijn favoriete kandidaat voor de baan bleef!
Op zaterdag 30 oktober culmineerde de massale burgerlijke ongehoorzaamheidscampagne in een “miljoenenmars”, waartoe opgeroepen en gemobiliseerd werd door de in de wijken gevestigde verzetscomités en de Soedanese Beroepsvereniging (SPA). Naar verluidt hebben tot drie miljoen mensen in meer dan 700 betogingen in het hele land opgeroepen tot de val van het militaire bewind. Dit waren de grootste protesten tot nu toe tegen de staatsgreep. In een interview met het radioprogramma VOA Africa vanuit Khartoem, verklaarde een betoger: “Ik heb geen idee over wie al-Burhan gaat regeren, want dit land, iedereen, is buiten, iedereen is ertegen.” Over de hele wereld, van Belfast tot Beiroet, van San Francisco tot Sydney, vonden betogingen plaats uit solidariteit met het Soedanese protest.
Wat staat er op het spel?
De legerleiders voelden zich in een hoek gedrukt en besloten om verschillende redenen tot actie over te gaan. Het vooruitzicht van een grotere civiele controle over het overgangsproces boezemde hen ongetwijfeld angst in, omdat het de Soedanese bevolking nog vastberadener zou hebben gemaakt om gerechtigheid te eisen voor alle misdaden die de generaals en andere hoge officieren hebben begaan, zowel onder de dictatuur van al-Bashir als sinds diens afzetting.
Maar de politieke en militaire macht van de junta is ook nauw verweven met haar zakelijke belangen: onder het oude regime hebben de generaals, het inlichtingenapparaat en krijgsheren zoals de beruchte Mohamed Hamdan Dagalo (“Hemedti”) aan het hoofd van de Snelle Ondersteuningsmacht (een uitwas van de Janjaweed-militie die in het verleden in Darfoer bloedbaden aanrichtte) geprofiteerd van hun monopolie over belangrijke sectoren van de economie van het land. Zij beheren een groot netwerk van bedrijven, woningen, landbouwgrond en andere bezittingen die miljarden dollars waard zijn.
De regering van Hamdok zat klem tussen enerzijds de druk van de straat om de rijkdommen van het land terug te geven aan de bevolking door de militaire bedrijven onder staatsbeheer te brengen en anderzijds de druk van het IMF om deze bedrijven uit de handen van de handlangers van Al Bashir te bevrijden zodat ze aan buitenlandse investeerders konden worden verkocht. Beide hebben, op hun eigen manier, de kern van de financiële belangen van de militaire junta geraakt.
ISA eist de volledige nationalisering van alle bedrijven en bezittingen die in handen zijn van de militaire top, de veiligheidstroepen en de RSF, en dat deze onder controle en beheer van democratisch gekozen arbeiderscomités worden gebracht – als een eerste stap naar de invoering van een democratisch productieplan.
Dergelijke maatregelen zouden niet alleen de economische macht van de contrarevolutie neutraliseren, maar zouden ook de materiële ruimte bieden om een begin te maken met de aanpak van de ernstige problemen van honger, armoede en werkloosheid waarmee het grootste deel van de bevolking te kampen heeft en die sinds de omverwerping van de tiran al-Bashir alleen maar erger zijn geworden.
Het karakter van de officiële leiding
De civiele leiders die sinds de zomer van 2019 samen met de generaals het land besturen, hebben meer dan één aandeel in de schuld voor de economische rampspoed waarmee de Soedanese armen en arbeiders te kampen hebben, en voor het feit dat de macht van de met bloed besmeurde generaals tot op de dag van vandaag overeind is gebleven.
Het is niet de eerste keer dat de gewelddadige zweep van de contrarevolutie een krachtige revolutionaire uitbarsting van onderaf uitlokt. Begin juni 2019 werd de poging van de generaals om de revolutie in de kiem te smoren met een bloedbad tegen de sit-in in het centrum van Khartoem gevolgd door een drie dagen durende, keiharde algemene staking die eiste dat de Militaire Raad zou worden neergehaald, en door een ‘Miljoenenmars’ aan het eind van die maand.
Maar zoals de leider van de Russische revolutie in 1917, Leon Trotski, ooit zei: de overwinning in een revolutie vereist “de wil om de beslissende slag toe te brengen.” In plaats daarvan maakte de toenmalige verzoenende aanpak van deze civiele leiders korte metten met de revolutionaire energie van de massa’s en leidde het tot een akkoord over machtsdeling dat de moordzuchtige generaals aan de macht liet – zij het getooid met een civiel vijgenblad. Hoewel de Soedanese revolutionaire activisten er fel tegen gekant waren, werd dit rotte compromis tragisch genoeg gesteund door de leiders van de SPA en de toenmalige Soedanese Communistische Partij, die beide deel uitmaakten van de coalitie van de “Krachten voor Vrijheid en Verandering” (FFC) – een brede oppositiealliantie met een hele reeks rechtse, conservatieve en liberale pro-kapitalistische partijen.
Veel van deze politici werden minister in de regering onder leiding van Hamdok, die hand in hand met het IMF een reeks besparingen doorvoerde om de arbeiders en de armen te laten opdraaien voor de economische crisis, waardoor de levensstandaard van het Soedanese volk precies in de richting ging waartegen het in december 2018 in opstand was gekomen.
Het moet dus duidelijk zijn dat de generaals hun recente staatsgreep konden plegen vanwege het eerdere verraad en de onwil van deze civiele leiders om de contrarevolutionaire militaire leiders in de eerste plaats te confronteren, en vanwege hun impopulaire, pro-kapitalistische beleid.
De FFC is een ongelijksoortige, wankele en onbetrouwbare groepering gebleken, waarvan de pogingen om de moordzuchtige generaals en krijgsheren te kalmeren volledig zijn mislukt. Naarmate de polarisatie tussen de civiele en militaire vleugels van de Soevereine Raad de afgelopen maanden toenam, kwam het binnen de FFC begin oktober tot een openlijke splitsing, waarbij sommige delen (omgedoopt tot “FFC-Stichtingsplatform”, of FFC-FP) zich aansloten bij de krachten van het oude regime en de pro-militaire sit-in steunden die in de weken voor de staatsgreep van de generaals in de buurt van het presidentieel paleis in Khartoem was georganiseerd. Deze splintergroepering omvat twee rebellengroeperingen uit Darfoer. Geloofwaardige bronnen bevestigen de medeplichtigheid van de leiders van deze fracties bij de staatsgreep, aangezien beide naar verluidt in de dagen voor de staatsgreep een deel van hun strijdkrachten van Darfoer naar de hoofdstad hebben overgebracht om het vuile werk van Al-Burhan, Hemedti en hun trawanten te vergemakkelijken.
Deze episode zou ons er opnieuw aan moeten herinneren dat de miljoenen arbeiders, jongeren en armen die strijden voor een werkelijk nieuw Soedan, alleen op hun collectieve kracht kunnen vertrouwen om hun revolutionaire eisen te verwezenlijken. Door hun eigen politieke kracht op te bouwen – een revolutionaire massapartij georganiseerd rond hun eigen klasse-eisen – kunnen zij deze kracht op de meest effectieve manier aanwenden, en voorkomen dat hun heroïsche strijd herhaaldelijk wordt bedrogen, gekaapt en verraden.
Dit is ook relevant in het licht van de nieuwe verwoede manoeuvres van het imperialisme om de massale strijd nog maar eens te verraden.
De rol van het imperialisme
De regering van Joe Biden, de meeste westerse regeringen, de Europese Unie, de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie hebben zich allemaal aangesloten bij de publieke veroordelingen van de staatsgreep. Sinds de omverwerping van voormalig president Omar al-Bashir in april 2019 had geen van deze mensen er moeite mee om samen te werken met brute krachtpatsers die hun hele carrière en fortuin hebben gebouwd op het vergieten van het bloed van het Soedanese volk – zolang de schijn werd opgehouden dat er een burgerregering aan het roer stond.
Alle recente verklaringen van buitenlandse regeringen en internationale instellingen over de staatsgreep in Soedan hebben één ding gemeen: zij willen niet de daadwerkelijke omverwerping van de militaire junta, maar een terugkeer naar de status quo van voor 25 oktober. “Tijd om terug te keren naar de legitieme constitutionele regelingen,” zei VN-secretaris-generaal Antonio Gueterres in een tweet, alsof die regelingen niet net voor zijn ogen waren afgebrokkeld. Met andere woorden, deze mensen willen over het hoofd van de Soedanese massa’s heen een nieuw machtsdelingsakkoord opleggen met dezelfde generaals die zojuist de staatsgreep hebben georkestreerd, en aan wie zielige oproepen tot “terughoudendheid” en “gematigdheid” worden gericht.
De strategen van het imperialisme willen de sterke vuist van het leger handhaven als een verzekeringspolis tegen de Soedanese revolutie; maar zij zijn bezorgd dat de eenzijdige stap van al-Burhan en zijn kliek ernstigere volksexplosies kan ontketenen, met het risico dat de arbeidersklasse en de werkende mensen in andere landen worden geïnspireerd. Dit is de ware betekenis van de woorden van de speciale gezant van de VS voor de Hoorn van Afrika, Jeffrey Feltman, die het Soedanese leger waarschuwde voor het feit dat het “zou ontdekken dat het niet gemakkelijk is om opnieuw een militair regime in Soedan te vestigen.” Dit is ook de reden waarom Volker Perthes, de speciale vertegenwoordiger van de VN in Soedan, al dagenlang probeert om in allerijl een nieuw compromis met de beulsknechten in Khartoem in elkaar te flansen. Het ziet ernaar uit dat Hamdok – die zelf een terugkeer naar de machtsdeling van voor de staatsgreep heeft geëist – een “kabinet van technocraten” heeft benoemd.
Het Soedanese volk schreeuwt met miljoenen om afwijzing van elk compromis, elke dialoog of elk partnerschap met de militaire junta. Ondertussen willen de ‘bemiddelaars’ van het imperialisme hen zo’n rotte deal door de strot duwen. Dit ondanks het overduidelijke feit dat de misnoemde “democratische overgang”, die gebaseerd is op het opnieuw beschilderen van de façade van de machine van onderdrukking en uitbuiting in het hart van de dictatuur van al Bashir, jammerlijk gefaald heeft om iets anders op te leveren dan een terugkeer naar dezelfde oude rotzooi.
Om haar eisen van “Vrijheid, Vrede en Rechtvaardigheid” te verwezenlijken, kan de Soedanese revolutie haar lot niet verbinden aan (nationale of internationale) krachten die zich de afgelopen twee jaar bereid hebben getoond compromissen te sluiten met de generaals, en die zich opmaken om het allemaal opnieuw te doen. De overweldigende roep om een ‘burgerregering’ zou elke betekenis verliezen als deze wordt vertaald in een nieuwe deal met de coupplegers, of in de reanimatie van een bemanning van niet-gekozen politici die worden gebruikt als het vijfde wiel van de wagen van de contrarevolutie van het leger. Degenen die campagne voeren voor een opleving van dit beleid laten zich slechts leiden door wanhopige pogingen om de Soedanese revolutionaire massa’s te verhinderen hun eigen lot te bepalen.
De verzetscomités
In dit verband is het opvallend dat de meeste mainstream media, wanneer zij verslag doen van de gebeurtenissen die zich in Soedan afspelen, verzuimen melding te maken van de verzetscomités als de belangrijkste organisaties van de opstand.
Een ironische speling van het lot is dat de onderdrukking door het militaire regime ertoe heeft bijgedragen dat deze verzetscomités in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. Satti legt uit dat de arrestatie van de meeste leiders van de “civiele” partijen – samen met de daadwerkelijke ondermijning van hun politieke gezag bij de meest gevorderde delen van de beweging – ertoe heeft geleid dat het zwaartepunt van de leiding van de strijd op de schouders van deze basiscomités is komen te liggen.
Net als in juni 2019 heeft het feit dat het internet en de mobiele netwerken door de junta zijn afgesneden, de tegenstanders van de staatsgreep ertoe aangezet meer ‘traditionele’ mobilisatiemethoden te gebruiken om de digitale communicatie te omzeilen. Het netwerk van lokale verzetscomités dat in veel steden en gemeenten bestaat, is daarbij uiterst handig om bijeenkomsten te beleggen, buren te verzamelen, betogingen te plannen en flyers uit te delen. “De activisten van de comités hebben hun manier ontwikkeld om met elkaar in contact te komen en de massa van het volk te bereiken,” aldus Satti. Deze innovatieve communicatiekanalen omvatten zelfs oproepen tot stakingen die door de luidsprekers van moskeeën worden verspreid.
Deze revolutionaire comités hebben ook allerlei andere taken op zich genomen, zoals het verlenen van eerste hulp aan gewonde betogers of het organiseren van de voedselvoorziening – een onmisbare taak voor de beweging om zich te organiseren in de context van tekorten aan basisgoederen, stijgende prijzen en de verstoring van distributienetwerken als gevolg van de huidige impasse. “De verzetscomités zijn niet overal zo goed georganiseerd als in Khartoum, maar ze hebben overal in Soedan voet aan de grond gekregen: in Atbara, in Port Soedan…” legt Satti uit.
Elke revolutie brengt collectieve zelforganiserende structuren voort die de wil vertegenwoordigen van het uitgebuite en onderdrukte volk in de strijd tegen de oude orde. Vanuit dat oogpunt is de nieuwe impuls die wordt gegeven aan de verzetscomités (die voor het eerst verschenen tijdens een golf van straatprotesten tegen het regime van al Bashir in 2013, en vervolgens op grotere schaal ontstonden na de ‘decemberrevolutie’ van 2018) ongetwijfeld de verst gevorderde indicatie van het revolutionaire karakter van de huidige situatie.
Er is wat marxisten ‘dubbelmacht’ noemen ontstaan: aan de ene kant staat de legertop, die vertrouwt op de oude staatsmachine, zijn militaire en paramilitaire troepen, en de belangen verdedigt van de corrupte en parasitaire elite van het land. Aan de andere kant staan de verzetscomités, die de revolutionaire massa’s vertegenwoordigen en hun verlangen naar een nieuwe samenleving. Maar om deze nieuwe maatschappij te verwezenlijken, moet nog een zware strijd worden geleverd om de oude orde omver te werpen.
Repressie
Eén van de uitdagingen houdt verband met de vraag hoe de revolutionaire beweging het geweld van het coupregime het hoofd moet bieden. Er is al een spervuur van repressie, ook al was dit nog relatief beperkt door de omvang van de mobilisaties. Het leger is bij deze repressie betrokken, maar er is vooral een grote aanwezigheid en betrokkenheid van de paramilitairen van de RSF waargenomen. Deze zijn voor de militaire junta een betrouwbaarder contrarevolutionaire stormram gebleken dan de gewone troepen.
Een wijdverspreide detentiecampagne heeft betogers, activisten, journalisten en aanhangers van de ten val gebrachte burgerregering getroffen. Satti legde uit dat in de aanloop naar de ‘miljoenenmars’ van zaterdag ook een golf van gerichte arrestaties van leidende figuren van de verzetscomités werd ondernomen, met als doel het verzet te onthoofden. Terwijl veel revolutionaire activisten en betogers wegkwijnen in de gevangenis, heeft de militaire leiding de laatste tijd ook enkele van de meest verguisde topfiguren van het regime van al-Bashir vrijgelaten, waaronder diens ex-minister van Buitenlandse Zaken, enkele ambtenaren van de inlichtingendienst en een ISIS-gezinde reactionaire geestelijke.
In de afgelopen week zijn er veel schietpartijen, moorden en folteringen geweest. Op zaterdag werden nog meer betogers gedood, raakten honderden gewond door geweerschoten en werden sommige eerstehulpposten van ziekenhuizen naar verluidt bestormd door misdadigers van de RSF om te verhinderen dat gewonde betogers medische verzorging kregen.
Over het exacte dodental doen verschillende cijfers de ronde. De exacte omvang van de wreedheden is moeilijk te meten, zelfs voor activisten ter plaatse, door het gebrek aan volledige verslaggeving en het platleggen van internet- en telefooncommunicatie. Netblocks, dat toezicht houdt op internetonderbrekingen over de hele wereld, heeft gemeld dat met uitzondering van een periode van vier uur, het internet in het hele land is afgesloten sinds de militaire machtsovername.
Tot nu toe lijkt de repressie tegen de beweging vooral olie op het vuur van de woede van de mensen te hebben gegooid. “Het zal ons niet doen terugkrabbelen; het versterkt alleen onze vastberadenheid,” zei een betoger in Khartoum, geciteerd door Ahram.org. Maar tenzij de revolutionaire beweging in het offensief gaat en een plan uitwerkt om de moorddadige machinerie in handen van de coupplegers te ontmantelen, zullen zij er niet voor terugschrikken om deze opnieuw tegen de beweging te ontketenen, met mogelijk verschrikkelijke gevolgen.
De roep van de bevolking om de opstand vreedzaam te laten verlopen is begrijpelijk, want de Soedanezen zijn de eindeloze oorlog en het bloedvergieten beu. Maar de bloedige bruten aan het hoofd van het leger en de RSF zullen nooit uit eigen beweging afzien van contrarevolutionair geweld. Zij hebben keer op keer laten zien dat zij bereid zijn de meest extreme vorm van geweld te gebruiken om hun macht en winsten te verdedigen. Nieuw bloedvergieten kan alleen worden voorkomen als zij door de massa’s volledig worden ontwapend.
In de tussentijd kan de revolutie zich niet beschermen tegen een genocidaal regime als het met de handen op de rug gebonden strijdt. Om zich voor te bereiden op de toekomstige botsingen die onvermijdelijk zullen komen met de contrarevolutie, moeten er dringend collectief georganiseerde, gedisciplineerde comités voor zelfverdediging worden gevormd in elke buurt, op elke werkplek en in elk dorp. De bestaande verzetscomités, samen met de SPA en militante vakbonden, hebben een primaire rol te spelen in het samen vorm geven hiervan.
Om de aanhangers van het militaire regime te neutraliseren, moeten ook de soldaten in het leger – van wie velen in het verleden hun sympathie voor de revolutie hebben betuigd en rechtstreeks te lijden hebben onder de diepe economische crisis – ervan overtuigd worden dat ze moeten weigeren als waakhonden van een onderdrukkende en corrupte elite te fungeren en dat ze zich in groten getale bij de revolutionaire strijd moeten aansluiten. Een oproep aan de gewone soldaten om zich te organiseren in revolutionaire soldatencomités, gebaseerd op een programma van vastberaden sociale eisen, zou het de junta al een heel pak moeilijker maken om gewelddadige op te treden tegen de beweging.
Strijden om de macht
Belangrijk is dat er actief gestreefd wordt naar de vorming van revolutionaire comités in alle bedrijven, fabrieken en werkplaatsen, democratisch gekozen door vergaderingen van stakende arbeiders. Op deze manier kan de arbeidersklasse niet alleen besluiten over de voortzetting van de stakingen, zoals veel sectoren al hebben gedaan, maar zich ook voorbereiden op het overnemen van de controle over het economische leven van het land uit de handen van de pro-regime bazen en corrupte zakenlieden.
Door zich uit te breiden op de werkplaatsen en in de kazernes, en door zich te verenigen op de schaal van het hele land, kunnen de verzetscomités een concurrerend centrum van politiek gezag worden ten opzichte van de heerschappij van de generaals, de vuile trucs van het imperialisme en zijn plaatselijke agenten te slim af zijn, en strijden om de macht.
In plaats van de verkiezingsfraude, die onvermijdelijk het gevolg zou zijn van de door al Burhan beloofde verkiezingen, zouden er werkelijk democratische verkiezingen kunnen worden georganiseerd onder toezicht van het Soedanese volk via hun comités, met als doel het bijeenroepen van een revolutionaire grondwetgevende vergadering van democratisch gekozen vertegenwoordigers uit alle regio’s van Soedan, die rechtstreeks verantwoording verschuldigd zijn aan de massabeweging. Dit zou de weg openen naar een revolutionaire regering van de arbeidersklasse, de arme boeren en alle onderdrukte volkeren. Zo’n regering kan de militaire junta voor de rechter zou brengen en haar van al haar posities zou ontheffen – binnen de staat, de strijdkrachten en de economie. Zo’n regering kan ook een begin maken met de wederopbouw van de samenleving op een volledig nieuwe basis.
Door de schulden volledig kwijt te schelden, de rijkdommen van het oude regime te onteigenen en de economie in te richten volgens de sociale behoeften, zou de revolutie een beslissende breuk maken met de kapitalistische belangen in het land, en op weg gaan naar een vrij en socialistisch Soedan. Dit zou meteen een brede steun krijgen van werkenden en onderdrukte massa’s in de regio en de rest van de wereld.
-
Soedan: revolutie en contrarevolutie terug in de straten nadat generaals de macht grijpen

“Miljoenen arbeiders, jongeren, vrouwen en onderdrukten verlangen naar een Soedan dat vrij is van geweld en armoede, terwijl de generaals en krijgsheren die het land regeren en plunderen slechts wachten op hun moment om krachtiger terug te slaan om hun macht en winsten te verdedigen.” Dat schreven we in juni 2021 op deze site.
Door Serge Jordan
Maandagochtend kwam het conflict dat al maanden broeit tussen de militaire en de civiele fracties van het Soedanese orgaan voor machtsdeling, de ‘Soevereine Raad’, tot een hoogtepunt. De legerleiding pleegde een staatsgreep, riep de noodtoestand uit, ontbond de Raad en arresteerde premier Abdalla Hamdok en zijn kabinet, samen met verschillende regeringsgezinde partijleiders. De internationale luchthaven van Khartoum en de hoofdkantoren van de staatsomroep voor radio en televisie werden door militairen afgegrendeld, terwijl het internet en de mobiele telefonie werden afgesloten.
Achter de civiel-militaire breuklijnen gaat een dieper conflict schuil tussen de revolutionaire aspiraties van miljoenen Soedanezen en de contrarevolutie, die het scherpst wordt verwoord door de generaals. De diepe crisis die de Soedanese economie treft en de wijdverspreide polarisatie als gevolg van het uitblijven van veranderingen na de revolutie van 2018-2019, hadden de precaire samenwerking tussen de civiele leiders en de generaals onder toenemende druk gezet. Een reeks volksmobilisaties in de afgelopen maanden veranderde die scheidingslijn in een open breuk. Het burgerblok (bekend als de “Forces for Freedom and Change” of FFC) werd ook verscheurd, waarbij een groep partijen en gewapende bewegingen die eerder tegen het regime van ex-dictator Omar al Bashir in Darfoer hadden gestreden, de kant van de militairen kozen.
Bovendien was het oorspronkelijk de bedoeling dat de militaire leiding van de Soevereine Raad van het land in november zou worden overgedragen aan een burgerlijke leiding. Coupleider generaal Abdel Fattah Al-Burhan en zijn militaire trawanten zagen een dergelijke stap als een potentiële bedreiging voor hun macht en prestige, die de honger van de massa’s had kunnen wekken om de militairen te verdrijven en gerechtigheid te eisen, met name voor het bloedbad van 3 juni 2019, toen de toenmalige Militaire Raad honderden revolutionaire betogers afslachtte in Khartoem. Kortom, het is de vrees voor een nieuwe sociale explosie en de vastberaden weigering om af te zien van zijn macht die de leidraad vormt voor de manoeuvres van het leger om de volledige controle terug te nemen.
In een eerder artikel, gepubliceerd in juni, merkte ISA op: “Miljoenen arbeiders, jongeren, vrouwen en onderdrukten verlangen naar een Soedan dat vrij is van geweld en armoede, terwijl de generaals en krijgsheren die het land regeren en plunderen slechts wachten op hun moment om krachtiger terug te slaan om hun macht en winsten te verdedigen.” Dit moment is gekomen nadat het lang in de maak waS.
De massa’s verzetten zich
Bij het krieken van de dag, zodra het nieuws van de staatsgreep bekend werd, stroomde het verzet de straat op. Vaak onder leiding van lokale “verzetscomités” braken in de hoofdstad Khartoem, in Omdurman en in vele andere steden protesten uit tegen de staatsgreep. Jongeren begonnen wegversperringen en barricades op te werpen en verbrandden autobanden in hun buurten. De belangrijkste slogan die op straat wordt geroepen is “Teruggaan is niet mogelijk!”, aldus Satti, een ISA-aanhanger die deelnam aan de betogingen in Khartoem.
De afgelopen maanden is het Soedanese volk steeds meer de straat opgegaan om zijn revolutie te verdedigen tegen de voelbare dreiging van een staatsgreep. In de weken daarvoor had Al-Burhan – ooit een trouwe en bloedige handlanger van al-Bashir – openlijk opgeroepen tot de ontmanteling van het civiele kabinet. De dreiging werd concreter na een eerste, mislukte staatsgreep op 21 september, uitgevoerd door een groep met heimwee naar het oude regime. Als reactie daarop werd betoogd in verschillende delen van het land, waaronder El Gezira, Noord-Kordofan, de staat Rode Zee en El Gedaref. Half oktober werd voor het presidentieel paleis in Khartoem ook een pro-militaire sit-in gehouden, waarbij erop werd aangedrongen dat het leger de macht zou overnemen.
Op 21 oktober barstte de revolutionaire energie van de massa’s, aangewakkerd door een reeks provocaties, los en betoogden honderdduizenden mensen in het hele land voor een burgerbestuur. Dit was één van de grootste uitingen van verzet tegen het leger sinds de val van al-Bashir. Die dag werd ook de verjaardag gevierd van de revolutionaire opstand en algemene staking die in 1964 het militaire bewind versloeg van generaal Ibrahim Abboud, die kort na de onafhankelijkheid van Soedan in 1956 met geweld aan de macht was gekomen.
Sinds de onafhankelijkheid heeft Soedan drie aanhoudende periodes van militaire dictatuur gekend, die telkens abrupt werden onderbroken door een precaire en kortstondige periode van zogenaamde “democratische overgang.” Deze democratische tussenperiodes tussen regimes van regelrechte tirannie werden zelf geteisterd door repressieve opflakkeringen van de staatsmacht en ernstige inperking van de democratische rechten.
Deze nieuwe staatsgreep herinnert ons er opnieuw op wrede wijze aan wat de geschiedenis van het land al herhaaldelijk heeft aangetoond, namelijk dat er geen sprake kan zijn van de opbouw van een “democratie” zonder een grondige omverwerping van een economische orde die gebaseerd is op de superuitbuiting en verarming van miljoenen mensen. Het kapitalisme – dat in Soedan diep verweven is met de controle van grote sectoren van de economie door het leger en door de beruchte milities van de “Rapid Support Forces” (RFS) – kan eenvoudigweg geen kader bieden voor het veiligstellen van democratische rechten, laat staan van een waardig bestaan voor iedereen.
Nu de Covid-19 pandemie het mondiale kapitalisme in een nieuwe crisisfase heeft gebracht, kraakt het democratische vernisje van het systeem aan alle kanten. Dit komt het duidelijkst tot uiting in de heropleving van militaire overnames en autoritaire machtsgrepen op het Afrikaanse continent in het afgelopen jaar, waaronder twee in Mali, één in Tsjaad, één in Tunesië en een mislukte staatsgreep in Niger afgelopen maart.
Oppositie
Maandag riepen leiders van verschillende politieke partijen het Soedanese volk op de straat op te gaan om zich te verzetten tegen de militaire staatsgreep. Dat is allemaal goed en wel, en veel betogers hebben de woorden van deze leiders niet afgewacht om dat te doen. Er heerst een gezond wantrouwen jegens leiders die het bloed van de martelaren hadden verkocht door de revolutionaire strijd te ondermijnen door de doodlopende weg van samenwerking met de moorddadige militaire junta te bewandelen. Premier Hamdok, die nu onder huisarrest staat, had het vorige maand over de “overblijfselen van het vroegere regime die de civiele democratische overgang trachten te dwarsbomen.” Bijna twee jaar lang heeft hij echter zelf een regering geleid die wanhopig probeerde een compromis te sluiten met deze ‘overblijfselen’.
De massabeweging tegen de staatsgreep moet de onmiddellijke vrijlating eisen van alle civiele leiders en ministers – en van de honderden betogers die sinds maandagochtend al zijn gearresteerd. Maar de schade die is geërfd van de kortzichtige strategie van deze politici, die weigerden hun vertrouwen te stellen in de revolutionaire strijd en in plaats daarvan politieke akkoorden zochten met de oude heersende klasse, moet worden erkend voor wat zij zijn.
De aanhangers van het FFC zagen de overeenkomst over machtsdeling met de legertoppen als een manier om een einde te maken aan de tegenstelling tussen revolutionaire betogers en de staatsmachine. Ze probeerden lang de massabeweging onder controle te houden, maar nu domineert hun gevoel voor politiek zelfbehoud opnieuw.
Objectief gezien heeft hun economisch beleid ook de kapitalistische heersende elites en de imperialistische instellingen in de kaart gespeeld. Zo hebben zij onder meer steun verleend aan strenge besparingen, zoals de opheffing van subsidies en de verdere uitholling van de overheidsvoorzieningen, waardoor de strop om de nek van de armen en hongerigen nog strakker is geworden. De economische situatie van het grootste deel van de bevolking is sindsdien alleen maar nijpender geworden, met prijzen die de pan uit rijzen en wijdverbreide tekorten aan eerste levensbehoeften zoals medicijnen, tarwe en brandstof. Verwacht wordt dat tegen het einde van dit jaar ongeveer een derde van de bevolking humanitaire hulp nodig zal hebben.
Het aandeel van de civiele leiders en de afgezette ministers in de huidige economische ramp wordt door de generaals op cynische wijze als wapen gebruikt om hun eigen staatsgreep te rechtvaardigen. Het hoofd van de RSF, generaal Mohamed Hamdan Dagalo (“Hemedti”), verklaarde dat ze “de gemiddelde burger hadden verwaarloosd.” Natuurlijk hebben de militaire leiders en krijgsheren zoals Hemedti geen andere oplossing te bieden dan door te gaan met het plunderen van het land en het onderdrukken van de meerderheid voor hun eigen zelfverrijking.
Het burgerblok en de leiders van de FFS hebben echter geen ernstig alternatief. Daarom is het formuleren van een programma dat verder gaat dan de eis voor een “burgerbestuur” – wat sommigen zouden kunnen opvatten als een simpele terugkeer van deze ongekozen burgerlijke politici aan de macht – van vitaal belang om de basis en de aantrekkingskracht van de revolutionaire beweging te verbreden. Uiteindelijk is de belangrijkste scheidslijn niet alleen die tussen burgers en generaals, maar tussen hen die verpletterd worden door kapitalistische uitbuiting en hen die daarvan profiteren – of ze nu een militair uniform dragen of niet.
Alternatief
De hele door het westerse imperialisme gesteunde politieke architectuur die na de val van al-Bashir is opgebouwd, en die gebaseerd is op het aanbrengen van een civiele pleister op de verrotte fundamenten van de oude onderdrukkingsmachinerie en de economische plundering van zijn dictatuur, ligt nu in duigen. Dat geldt ook voor de strategie van de civiele leiders, die hun twee jaar durende pogingen om de revolutie met de contrarevolutie te verzoenen, nu moeten bekopen.
Onmiddellijk na het sluiten van het akkoord over machtsdeling in de zomer van 2019 benadrukte ISA dat als de Soedanese arbeidersklasse en volksmassa’s de macht niet in eigen handen nemen en de oude heersende klasse niet onteigenen, deze laatste de crisis uiteindelijk op haar eigen manier zou oplossen, door de langdurige periode van instabiliteit te doorbreken door “haar toevlucht te nemen tot een staatsgreep, of een ‘nieuwe 3 juni’, mogelijk op grotere schaal.” Dit gevaar is vandaag des te reëler. Op dit moment zet de massale uitbarsting van verzet in de straten van Soedan een relatieve druk op de repressieve ambities van de generaals. Maar er zijn al een aantal betogers doodgeschoten, de coupplegers willen immers nagaan wat de reactie daarop is. Bovendien is het geweld in sommige gebieden, zoals in Darfoer, nooit echt opgehouden: honderden mensen hebben het leven verloren en honderdduizenden zijn ontheemd geraakt in een conflict dat voor een groot deel wordt aangewakkerd door de machthebbers in Khartoem.
Op de taal van het naakte militaire geweld kan alleen worden gereageerd met de taal van massale revolutionaire actie en collectieve zelfverdediging. Er mag geen tijd worden verspild: er moeten meteen volkscomités voor zelfverdediging worden opgezet in heel het land. Deze comités vormen het kloppend hart van de beweging en moeten een plan opzetten om hun doel te bereiken. Ook de lagere rangen van het leger – die voor hun superieuren de vuile klusjes moeten opknappen voor een loon dat hun gezinnen niet kan onderhouden – moeten worden opgeroepen om te breken met de contrarevolutionaire generaals. Ze moeten helpen om alle misdadigers, folteraars, verkrachters en moordenaars binnen de staats- en paramilitaire strijdkrachten te ontwapenen.
Een grootscheepse reactie van de arbeidersbeweging is van essentieel belang, aangezien zij de sleutel in handen heeft om de militaire junta te verslaan. Berichten over stakingen onder artsen, mijnwerkers en de werknemers van de Centrale Bank van Soedan zijn allemaal belangrijke stappen in die richting. De oproepen tot een algemene staking van de Soedanese Beroepsvereniging (Sudanese Professionals’ Association) en de Soedanese Communistische Partij verdienen volledige steun.
Om de krachtigste strijd tegen de staatsgreep op te bouwen, is er binnen de beweging nood aan een programma dat tot het hart van de werkende mensen, arme boeren, vrouwen, werkloze jongeren en onderdrukte gemeenschappen spreekt. Eisen zoals het herstel van alle democratische rechten, de onmiddellijke vrijlating van alle betogers en politieke gevangenen, het beëindigen van de noodtoestand en de arrestatie van de leiders van de coup moeten worden opgenomen in een radicaal programma voor sociale revolutie: een programma dat een einde maakt aan het leven van ellende, werkloosheid en onzekerheid dat aan zoveel Soedanezen is opgelegd.
De grondstoffen van het land, die gemonopoliseerd worden door een kliek van corrupte en gewelddadige handlangers, moeten in handen van de overheid komen om gecontroleerd en gepland te worden in het belang van de meerderheid van de bevolking. Daartoe zou de beweging kunnen ijveren voor de nationalisatie en democratische controle door de arbeiders van de investeringsmaatschappijen, goudmijnen en andere bezittingen van de militairen en de RSF; voor een onvoorwaardelijk verzet tegen de door het IMF geïnspireerde besparingen en voor een volledige kwijtschelding van de schuld; voor de onteigening van grootgrondbezitters en een grondige landhervorming ten gunste van de arme boeren; maatregelen voor prijscontrole en distributie van voedsel en andere levensnoodzakelijke goederen door volkscomités aan de basis; voor het schrappen van de gigantische militaire en veiligheidsbegrotingen en voor massale overheidsinvesteringen in de opbouw van infrastructuur, gezondheidszorg en onderwijs; voor gelijke rechten voor alle volkeren, met inbegrip van het recht op zelfbeschikking voor alle onderdrukte en gemarginaliseerde gemeenschappen in Darfoer, Zuid-Kordofan en het Nubagebergte.
Aangezien de officiële civiele leiders hun onbekwaamheid en onwil hebben getoond om te breken met de kapitalistische ‘modus operandi’, moeten de arbeiders, de arme massa’s en de revolutionaire jongeren hun eigen, onafhankelijke politieke organisatie opzetten om een dergelijk programma uit te voeren. Ze zullen daarbij de volledige steun en solidariteit nodig hebben van de internationale arbeiders- en vakbeweging, die een belangrijke rol te spelen heeft in het verdedigen en ondersteunen van het heldhaftige verzet van het Soedanese volk tegen de zich ontvouwende militaire staatsgreep.
Weg met het coupregime! Er is geen weg terug: op naar een vrij, socialistisch en democratisch Soedan!
-
Soedan in de greep van krijgsheren en de Janjaweed-milities

Herdenking van het bloedbad twee jaar geleden op 3 juni. Ook deze herdenking werd aangevallen door de autoriteiten. Twee jaar na de revolutie die de dictatuur van Omar Al-Bashir omverwierp en waarbij honderden mensen het leven lieten in de strijd voor een betere toekomst, is Soedan nog steeds in de greep van gewelddadige en onderdrukkende krachten die de ontwikkeling van het land tegenhouden.
Door Satti, ISA in Soedan
Janjaweed milities
De Rapid Support Forces (RSF), ook bekend als de Janjaweed militie, begonnen hun huurlingenmars met een aantal op stammen gebaseerde strijdkrachten in het begin van de jaren 2000, onder het regime van Al-Bashir. Ze maakten gebruik van de gewapende steun van de staat en van zijn onderdrukkende vooringenomenheid jegens specifieke stamgroepen en zijn rotte racistische oorlog. Deze strijdkrachten werden ingezet vanwege hun Arabische etnische achtergrond, die verschilde van de rebellenbewegingen in Darfoer. Vandaag is het een militaire macht die met het leger kan concurreren inzake financiële en economische mogelijkheden. Dit komt als gevolg van de jarenlange corruptie van de staat en de mishandeling en vervolging van etnische minderheden – naast diverse buitenlandse inmengingen.
In 2019, na de val van Al-Bashir, kondigde Hemedti, het hoofd van de RSF, aan dat die milities meer dan 1 miljard dollar hadden betaald aan de Bank van Soedan, wat duidelijk hun financiële kracht aantoont. Volgens de statistieken is de RSF, via hun bedrijf genaamd Al-Junaid, de belangrijkste speler in de goudsector van Soedan. Goud is goed voor 40% van de buitenlandse handel van Soedan en wordt geschat op 16 miljard dollar per jaar, volgens Africa News. Daarnaast is er een deel van de export die gebeurt via smokkel.
Na de afscheiding van het zuiden van Soedan in 2011 en het verlies van bijna 75% van de begrotingsinkomsten van Soedan, wendden veel mensen zich tot de goudgebieden. Jabal Amer in Noord-Darfoer was één van de belangrijkste winningsgebieden voor goud in Sudan. Het is de berg die de milities van Hemedti in 2017 met geweld hebben bezet na een conflict met andere milities, waarbij volgens sommige berichten bijna 800 mensen werden gedood. Smokkel naar Tsjaad was in het begin de enige manier om goud te verkopen voor Hemedti, maar zodra de strijdkrachten formeel waren erkend en ontvangen in Khartoem, opende hij het bedrijf Al-Junaid (dat gelieerd is aan de RSF en waarvan de eigenaars Hemedti’s familie zijn). De export kon toen via officiële kanalen, via luchthavens naar de Verenigde Arabische Emiraten en enkele andere landen. Dit blijkt uit een verslag van Global Witness (https://www.globalwitness.org/en/campaigns/conflict-minerals/exposing-rsfs-secret-financial-network/).
Al-Junaid is al jaren bezig met het winnen van goud in Jabal Amer en twee andere gebieden en met de uitvoer ervan. Het afgelopen jaar kwam onder zware druk het nieuws naar buiten dat de RSF de goudmijnen van Jabal Amer aan de Soedanese regering had overgedragen. Dit werd bevestigd door de regering. Maar zelfs als het nieuws juist is, blijven er nog veel vragen over: hoeveel geld hebben deze Janjaweed-troepen de afgelopen jaren verdiend? Hoe is dat geld besteed? Wat is er nodig om alle rijkdom die gedurende al die tijd aan deze goudhandel is onttrokken, terug te geven? En, misschien wel het belangrijkste: wie zal het nu echt voor het zeggen hebben over het gebruik van deze grondstof, gezien het feit dat de RSF een sterke greep heeft op het staatsapparaat, en Hemedti zelf toevallig ook de plaatsvervangend voorzitter is van de Soevereine Raad, d.w.z. het bestuursorgaan van de staat?
Om te voorkomen dat ondoorzichtige deals worden gesloten en het geld van de goudmarkt in handen komt van corrupte ambtenaren, pleit ISA voor de volledige nationalisatie van de goudreserves van het land onder de democratische controle van organen van volks- en arbeiderscontrole. Hetzelfde moet gebeuren met Al-Junaid en alle andere bedrijven die nog steeds in handen zijn van de militaire top, de veiligheidstroepen en de RSF. Het breken van de economische invloed van deze contrarevolutionaire krachten is een integraal onderdeel van wat nodig is om hun invloed op de politiek van het land uit te hollen. Het is bovendien objectief gezien noodzakelijk om de sociale en economische benarde situatie van de massa’s aan te pakken, een kwestie die meer dan twee jaar na de revolutie nog steeds niet is beantwoord.
Naast het goudgeld heeft Hemedti nu een breed scala aan investeringen binnen en buiten Soedan, deels in de VAE en de rest in verschillende buurlanden. Tijdens Hemedti’s recente bezoek aan Ethiopië werd door verschillende nieuwszenders gesuggereerd dat dit een speciaal bezoek was in verband met zijn investeringen in dat land. Dit komt bovenop het geld dat afkomstig is van de inzet van huurlingen voor Saoedi-Arabië in de oorlog in Jemen en bij de bescherming van zijn landgrenzen (waarvoor meer dan 30.000 soldaten ingezet zijn), en bovenop het geld van de Europese Unie in wat bekend staat als het “Khartoemproces”, dat bedoeld is om illegale immigratie een halt toe te roepen – een deal waarin de RSF de grootste rol speelt door geld aan te nemen van de EU, samen met mensensmokkelaars en krijgsheren in Libië.
Het leger
Sinds de formele onafhankelijkheid van het land heeft het Soedanese leger een lange staat van dienst als het gaat om het doden van Soedanezen, te beginnen met de oorlog in Zuid-Soedan en vervolgens de oorlog in Darfoer, waarbij mensen werden gebombardeerd door Antonov-vliegtuigen. Het leger is een vehikel geweest voor reactionaire politieke partijen en figuren. Het was een instrument om staatsgrepen te plegen tegen democratisch verkozen regeringen, die in Soedan kortstondig hebben bestaan. Het is ook een instrument om het gevaar van revolutionaire bewegingen (die sinds 1964 driemaal de heerschappij van de heersende klasse hebben bedreigd) in de kiem te smoren. Tijdens de lange heerschappij van de islamitische fundamentalisten en hun corruptie in alle staatsinstellingen, zijn enkele hooggeplaatste militaire officieren agenten geworden van de inlichtingendiensten van enkele regionale en mondiale imperialistische landen, waarvan de Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië en Rusland de belangrijkste zijn.
In de eerste maanden van 2019 verschenen Russische paramilitaire troepen, of wat bekend staat als “Wagner”, in de hoofdstad Khartoem, vergezeld van Soedanese veiligheidstroepen – nadat hun aanwezigheid beperkt was gebleven tot gebieden waar goud werd gewonnen. De voorbije jaren hebben deze troepen investeringen gedaan en een aantal bedrijven opgericht. Op de website van het Ministerie van Financiën van de VS zijn verschillende verslagen te vinden waarin het netwerk van investeringen van deze strijdkrachten in Soedan wordt toegelicht.
In de afgelopen maanden is in sommige berichten de aanwezigheid bevestigd van Russische strijdkrachten in de Rode Zee in het oosten van het land bij Flamingo Bay, de enige marinebasis in Soedan. De Russen zijn van plan een marinebasis op te zetten, hun eerste in Afrika. Dit gebeurt met de goedkeuring van de Soedanese regering, zowel de militaire als de civiele vleugels, waardoor het land nog verder wordt beroofd van zijn reeds kreupele ‘soevereiniteit’ – één van de redenen waarom de revolutie plaatsvond. Er is begonnen met de bouw van deze Russische basis, waar 300 soldaten zullen worden ondergebracht, overeenkomstig een akkoord dat Rusland en Soedan voor een periode van meer dan 25 jaar hebben gesloten.
Deze Russische basis wordt omschreven als een logistieke basis, maar heeft dezelfde strategie als de Tartus-basis in Syrië, die in het begin een logistieke basis was en al snel militaire versterkingen kreeg om een volledige militaire basis te worden. Dit gebeurt in het licht van de voortdurende wereldwijde concurrentie om de wateren van de Rode Zee. Belangrijk is dat het initiatief tot deze overeenkomst werd genomen door Al-Bashir in zijn nadagen, in een poging om sterke internationale steun te vinden. Dit toont het opportunisme van de huidige regering: de door het vorige regime in gang gezette maatregelen worden gewoon doorgezet!
Mishandelingen en schendingen van de mensenrechten
De strijdkrachten hebben zich schuldig gemaakt aan extreme wreedheid en geweld tegen het Soedanese volk, hetzij rechtstreeks (zoals het bombardement op Al-Antanouf, het gebruik van internationaal verboden gassen, enz.), hetzij onrechtstreeks, bijvoorbeeld door huurlingen te rekruteren en steun te verlenen aan paramilitaire troepen, zoals het geval was met de RSF. Het is belangrijk te wijzen op de nauwe band tussen het leger en de RSF. Zo wordt generaal Al-Burhan, die thans voorzitter is van de Soevereine Raad, beschouwd als de officier die verantwoordelijk is voor de oprichting van de Janjaweed.
Onder het toeziend oog en de medeplichtigheid van de staatstroepen zijn de RSF na de revolutie in het hele land verwoestingen blijven aanrichten, onder meer door regelmatige uitbarstingen van dodelijk geweld tegen de Darfoeri-bevolking, maar ook tegen activisten en oppositiekrachten die als een bedreiging voor hun greep op de macht werden beschouwd. Zo is in een aantal rapporten melding gemaakt van de willekeurige en onwettige arrestaties door de RSF van Soedanese burgers en activisten.
In december vorig jaar werd een jonge revolutionaire activist, Bahaa El Din Nuri, vermoord. Hij stierf in een detentiecentrum van de RSF nadat hij in de buurt van zijn huis was ontvoerd. Vijf dagen later belde het openbaar ministerie zijn familie om hen te vertellen dat hun zoon in het mortuarium lag. Ze vervalsten het rapport van de forensisch arts om zijn dood te doen voorkomen als een natuurlijke dood ten gevolge van ziekte, maar na druk van straatprotest, gaf het openbaar ministerie het autopsierapport vrij en werd bevestigd dat de dood door foltering was veroorzaakt.
De Soedanese Beroepsvereniging (SPA) eiste destijds dat degenen die betrokken waren bij de ontvoering en marteling van Nuri werden overgeleverd voor vervolging, en dat alle detentiecentra van de RSF zouden worden gesloten. Tot op heden is er echter niets gebeurd en zijn de daders nog steeds vrij om te opereren. Dit is slechts het topje van de ijsberg van de wijdverspreide misbruiken door deze strijdkrachten. Er wordt niet tegen hen opgetreden en ze zijn het gewend geraakt om straffeloos te kunnen handelen.
Dit is slechts een klein deel van wat deze barbaarse troepen in Soedan hebben aangericht sinds hun oprichting in 2003. Alleen al tussen 2003 en 2005 werden meer dan 300.000 burgers blootgesteld aan hongersnood, droogte en ziekten als gevolg van de conflicten die de RSF en andere strijdkrachten van het regime in Darfoer hebben uitgevochten. In Darfoer zijn vele wreedheden begaan, waaronder massale verkrachtingen, moorden en het platbranden van dorpen, en talloze schendingen die door de toenmalige Soedanese regering in de doofpot werden gestopt, en zonder dat er, tot op de dag van vandaag, eerlijke processen zijn geweest die recht konden doen aan de talloze slachtoffers.
De hoop van de revolutie was een einde te maken aan deze misdaden en gerechtigheid voor de slachtoffers te bekomen met eerlijke processen. Zelfs na twee jaar worden deze processen nog steeds tegengehouden. Het duidelijkste voorbeeld is de overlevering van Al-Bashir aan het strafhof, iets waartegen Al-Burhan, Hemedti en alle leden van de “Coup Council” zich verzetten, omdat zij weten dat zij zelf een integraal onderdeel zijn van de misdaden die in Darfoer en elders hebben plaatsgevonden, en dat onderzoek gemakkelijk hun directe betrokkenheid kan aantonen.
Deze officieren zijn sinds de revolutie een struikelblok gebleven voor de democratische aspiraties en vrijheden. Het laatste voorbeeld hiervan was de ratificatie van de “Wet op de bestrijding van informatiemisdrijven”, die aanvankelijk werd voorgesteld als een wet ter bescherming van de privacy, maar in werkelijkheid de veiligheidstroepen de bevoegdheden geeft om mensen te bespioneren. Deze wet is reeds tegen politieke activisten gebruikt, op beschuldiging van belediging van de reputatie van het leger. Het doel is om activisten het zwijgen op te leggen als die willen ingaan op de rol van de Militaire Raad in de repressie tegen het protest aan het generaal commando in Khartoem op 3 juni 2019, waarbij honderden revolutionaire betogers omkwamen en duizenden anderen zagen wat er gebeurde.
Tweede verjaardag van geweld aan generaal commando
Op 11 mei riepen de families van de martelaren op tot een Ramadan-ontbijt bij het generaal commando van het Soedanese leger, dezelfde plaats waar hun zonen en dochters twee jaar geleden werden afgeslacht, als een herdenking. Na het verbreken van het vasten gaven de families van de martelaren een verklaring waarin zij de RSF, vertegenwoordigd door Hemedti en zijn broer, de eerste plaatsvervanger van de RSF, ervan beschuldigden degenen te zijn die het protest twee jaar geleden hebben neergeslagen en daarbij revolutionairen om het leven brachten. De families gaven de RSF een ultimatum van 3 juni: als het voordien niet toegaf dat het misdaden beging, zou de mobilisatie opgevoerd worden.
De Militaire Raad bevestigde echter dat de legerleiding nog steeds denkt dat ze met alles wegkomt. Er werd met scherp geschoten op betogers waarbij minstens twee doden vielen. Dit bevestigde dat het nieuwe regime een groot obstakel is voor de revolutie: zowel de ‘Raad van de Staatsgreep’ als de burgerlijke leiders die ermee samenwerkten of het bestaan ervan toelieten door compromissen te sluiten over de doelstelling van de revolutie en door te aanvaarden dat de macht wordt gedeeld met reactionaire overblijfselen van de dictatuur van Al-Bashir.
Het doden van activisten en betogers gaat door, zelfs op de tweede verjaardag van het bloedbad van 3 juni 2019. Ondertussen worden de officiële onderzoeken naar het geweld van twee jaar geleden uitgesteld. In een interview met het tijdschrift Newline zei Nabil Adeeb, de advocaat die als hoofd van de onderzoekscommissie is aangesteld: “Het resultaat zou kunnen leiden tot een staatsgreep of tot massale onrust in de straten.” De dreiging van destabilisatie komt echter niet van het resultaat van het werk van deze commissie die werd gevormd om de feiten te schetsen van de dood van vreedzame betogers. Het komt voort uit de gevestigde en machtige positie die de krachten die dit bloedbad hebben aangericht tot op vandaag innemen binnen het staatsapparaat, alsmede in het economische leven van het land.
Deze situatie vloeit voort uit het feit dat de revolutie die in december 2018 begon, weliswaar de immense kracht van de Soedanese massa’s toonde, maar niet tot het noodzakelijke einddoel is doorgevoerd, namelijk de volledige omverwerping van het oude regime en van het kapitalistische systeem waarop het heeft gedraaid.
Zoals ISA al vaak heeft uitgelegd, is er geen duurzame en stabiele coëxistentie mogelijk tussen de onvervulde eisen van de revolutie en de contrarevolutionaire plannen van de parasitaire en corrupte junta die aan de macht is. Miljoenen arbeiders, jongeren, vrouwen en onderdrukten verlangen naar een Soedan dat vrij is van geweld en armoede, terwijl de generaals en krijgsheren die het land regeren en plunderen slechts wachten op hun moment om krachtiger terug te slaan om hun macht en winsten te verdedigen. Daarom is er geen tijd te verliezen om een sterk revolutionair en democratisch socialistisch alternatief in Soedan op te bouwen, om klaar te zijn voor de strijd die uit deze tegenstrijdigheid voortkomt.
-
Soedan een jaar na het afzetten van al-Bashir. Covid-19 legt problemen bloot

Foto: Radio Dabanga Terwijl veel landen de veiligheidsmaatregelen versoepelen, ontwikkelt de Covid-19 pandemie zich gestaag in Afrika. Dit is een bedreiging voor de gezondheidsstelsels in Afrikaanse landen. Het beleid in deze landen is niet in staat om iets te doen aan de enorme armoede die nog steeds toeneemt. De brutale handhavingsinstrumenten, waarbij zelfs geschoten wordt op wie de lockdown breekt, zijn op zich een pandemie geworden voor die klassen die niet de middelen hebben om te overleven tijdens een lockdown.
Artikel door Satti (Socialistisch Alternatief Soedan)
Het aantal besmettingen in Soedan groeide aanvankelijk slechts langzaam van het eerste geval op 12 maart tot begin april. Maar sindsdien is het aantal gevallen gestegen tot duizenden, waardoor Soedan het land is met het hoogste aantal besmettingen en sterfgevallen in Oost-Afrika. Veel deskundigen vrezen dat het hele gezondheidssysteem in elkaar zal storten door het toenemende aantal gevallen, de zwakte van de medische voorraden en het tekort aan medisch personeel. Nadat in april een nationale lockdown en een verbod op interstatelijk vervoer werden opgelegd, heeft de regering in mei de lockdown-maatregelen in de staat Khartoem, met de hoogste concentratie van infecties, verlengd.
Het sterftecijfer in Soedan is hoog in vergelijking met het wereldwijde sterftecijfer, en het aantal herstelde gevallen is een kleiner percentage in vergelijking met de meeste landen. Zorgpersoneel bevestigt dat het aantal infecties onder het medisch personeel toeneemt, als gevolg van het gebrek aan beschermingsmiddelen. Er is een ernstig tekort aan testmateriaal, waardoor zelfs de minister van Volksgezondheid moest erkennen dat het werkelijke aantal gevallen van Covid-19 veel hoger ligt dan de officiële gegevens.
Een gezondheidssysteem in crisis
Slechts een minderheid van de Soedanese bevolking heeft toegang tot gezondheidszorg, zelfs in de grote steden is dit het geval. Op het platteland en afgelegen gebieden, zeker in de oorlogsgebieden, is er vaak geen enkele gezondheidszorg. Dit systeem bleef compleet in gebreke toen tussen augustus 2016 en maart 2018 volgens de Wereldgezondheidsorganisatie 36.962 gevallen van cholera werden vastgesteld in 18 Soedanese staten. Deze cholera-epidemie leidde tot 823 doden, waarvan 15% jonger was dan vijf jaar. Alleen al in november werden meer dan 250.000 gevallen van malaria gemeld vanuit Darfoer, aldus het federale ministerie van Volksgezondheid. Dit omvat ongeveer 110.000 gevallen van malaria in de staat Zuid-Darfoer, 103.000 in Noord-Darfoer en 45.000 in Oost-Darfoer.
De huidige situatie legt de vreselijke toestand van de gezondheidssector bloot, zowel op vlak van personeel, ziekenhuizen, niveau van technische ontwikkeling, capaciteit als toegang. Het heeft ook geleid tot botsingen tussen staatsziekenhuizen en de private sector, waarbij deze laatste de deuren dreigde te sluiten in het licht van de Covid-19-pandemie, wat getuigt van een onverantwoordelijke en roekeloze houding die alleen bepaald wordt door de winsten van deze bedrijven. Ondertussen blijven de geneesmiddelenfabrikanten en -importeurs de crisis en het zwakke gezondheidszorgsysteem uitbuiten voor hun eigen agenda. Een voorbeeld hiervan zijn de nieuwe tarieven die de “Drug Importers Division” oplegt, waardoor de prijs van geïmporteerde geneesmiddelen verdubbeld is, en de dreiging van Ami Pharma Factory om de productie te stoppen.
Private ziekenhuizen zijn nu gestopt met het verlenen van gezondheidsdiensten uit angst voor gevallen van Covid-19 die hen zouden verplichten zich te houden aan gezondheidsprocedures zoals sterilisatie, samen met de rest van de procedures van het Ministerie van Volksgezondheid. Dit heeft een catastrofaal effect op de publieke sector, die de prijs betaalt voor het beleid van het vorige regime om vooral middelen en steun toe te kennen aan private zorgverleners, terwijl er te weinig wordt geïnvesteerd in de publieke sector en bovendien een deel werd geprivatiseerd. Het resultaat is rampzalig voor patiënten en mensen die voor ziekenhuizen sterven omdat ze er niet geholpen worden. De sluiting van veel private ziekenhuizen en de overbelaste situatie in openbare ziekenhuizen en gezondheidscentra heeft ook geleid tot een hoger sterftecijfer onder mensen die aan andere aandoeningen lijden en geen medische behandeling meer kregen.
Ook het zorgpersoneel is de dupe van dit alles, zoals blijkt uit de recente en steeds vaker voorkomende fysieke aanvallen die medische hulpverleners in een aantal ziekenhuizen in en buiten Khartoem hebben getroffen en die in de afgelopen weken tot meerdere stakingen hebben geleid. Bij de laatste raakte een arts ernstig gewond aan het hoofd. Deze aanvallen kunnen niet los worden gezien van het bredere beeld van een ineenstorting van de hele zorgsector en bijhorende wanhoop. Zorgpersoneel wordt geconfronteerd met een tekort aan medische voorzieningen, het ontbreken van beschermende uitrusting, veiligheidsrisico’s en het ontbreken van wettelijke bescherming tijdens het werk, alsook met een verslechtering van hun status, of het nu gaat om slechte lonen, onzekere contracten of overwerk na de diensten of onmogelijke werkdruk tijdens de dienst.
United Doctor’s Office, een vereniging van dokters, dreigde op 21 mei met een staking van alle dokters indien niet binnen de 72 uur op de eisen werd ingegaan. Het ging onder meer om maatregelen die het zorgpersoneel moeten beschermen tegen herhaaldelijke aanvallen. De regering was verplicht om de politie in te zetten om gezondheidsvoorzieningen te beschermen.
Arbeidsomstandigheden onder de pandemie
Naast deze slechte gezondheidssituatie wordt de arbeidersklasse onder deze pandemie geconfronteerd met meerdere bedreigingen, ondanks de door de staat opgelegde veiligheids- en lockdownmaatregelen. Sommige bedrijven hebben hun activiteiten stopgezet, maar andere dwingen hun personeel om onder slechte omstandigheden en lange werktijden te werken zonder enige aandacht voor veiligheidsmaatregelen. JTI Lacto Company bijvoorbeeld, dat nog steeds op volle capaciteit werkt als geregistreerd levensmiddelenbedrijf, voorziet de werknemers niet van beschermingsmateriaal en ontsmet zijn hallen niet, ondanks dat er gevallen van Covid-19 in de fabriek zijn geregistreerd. Ook de schoonmakers in de staat Khartoum hebben gedreigd te staken totdat aan hun eisen werd voldaan, waaronder het verstrekken van de nodige beschermingsmiddelen.
Dit zijn slechts twee voorbeelden van een groot aantal werkenden die te maken hebben met een slechte werkomgeving en een opgevoerde uitbuiting door het kapitaal. Het feit dat de werkenden niet vertegenwoordigd zijn in het “Comité voor noodgevallen in de gezondheidszorg”, hoewel ze zich enerzijds in de frontlinie van de pandemie bevinden en anderzijds worstelen met de verslechterde economische omstandigheden, spreekt boekdelen over de onverschilligheid die de huidige regering aan de dag legt ten aanzien van hun omstandigheden. In veel gevallen mogen werkenden zich niet eens organiseren in een vakbond om hun rechten te beschermen, zoals in DAL (voedingsindustrie), een bedrijf dat geen vakbonden binnen zijn complexen toestaat. In andere gevallen zijn werknemers onderworpen aan willekeurig ontslag en sancties wanneer zij aanspraak maken op beschermende maatregelen.
Lock-down en het effect ervan op de arbeidersklasse
Wat een echte bedreiging vormt voor de arbeidersklasse is niet alleen de ziekte zelf, maar ook de door de regering aangekondigde lockdown. De simulatie van het beleid in geavanceerde kapitalistische landen die over grotere capaciteiten en een sterkere infrastructuur beschikken, blijkt bijzonder verwoestend voor de arbeidersklasse en de arme gemeenschappen in Soedan. Miljoenen arbeiders werken van dag tot dag informeel, zoals de 23.000 vrouwelijke theeverkoopsters in Khartoem, en nog voor de lockdown kwamen ze nauwelijks rond, vooral door de hoge inflatie in het land – in april steeg de inflatie naar 99%.
Naast de lockdown en de hoge prijzen zijn de wachtrijen voor brood en kookgas in deze periode blijven groeien, en deze grondstoffen zijn in sommige regio’s nog steeds volledig afwezig. Aangezien de armen een gebrek aan andere opties hebben – ze kunnen in tegenstelling tot de rijken niet op de zwarte markten kopen of ineens genoeg kopen voor de duur van de lockdown – maakt dit de lockdown tot een uiterst onrechtvaardige en ongelijke situatie.
Contrarevolutie
Intussen zijn de krachten van de contrarevolutie druk bezig geweest om de nieuwe situatie in hun voordeel uit te buiten. De regering heeft niet adequaat gereageerd op de verspreiding van de epidemie in de gevangenissen en sommige leiders van het verdrongen regime zijn besmet. Dit heeft de aanhangers van het oude regime de kans gegeven om voor de gevangenis een wake te houden en hun vrijlating te eisen. Ironisch genoeg is deze smerige gevangenisomgeving, net als het gammele gezondheidssysteem, wat hun eigen afgezette regime na dertig jaar heeft achtergelaten. Krachten die verbonden zijn aan het afgezette regime en aan de islamitische beweging, via zowel de Nationale Congrespartij (NCP) als de Populaire Congrespartij (PCP), hebben deelgenomen aan betogingen om de lockdown te ondermijnen en de overgangsregering te destabiliseren.
Aanhangers van het oude regime proberen de ontevredenheid onder de stammen op te hitsen, een methode die zij gedurende het hele bewind van Al Bashir hebben gebruikt en die zij vandaag in het licht van de huidige crisis weer doen opleven. In Kassala, in het oostelijk deel van het land, zijn bij botsingen tussen stammen eerder in mei tien mensen omgekomen. Het zaaien van onenigheid tussen de stammen in het oosten is iets dat de vingerafdrukken van de oude staatsmachine draagt.
Dit gezegd zijnde, kunnen de botsingen tussen stammen die de afgelopen dagen zijn losgebarsten niet enkel toegeschreven worden aan acties die door de contrarevolutie in gang zijn gezet. Dit stammengeweld komt meer fundamenteel voort uit conflicten over grondstoffen en uit een geschiedenis van het ontbreken van economische, sociale en politieke rechtvaardigheid voor de lokale gemeenschappen. Hoewel de contrarevolutie deze conflicten aanwakkert en weer aan de oppervlakte brengt, moeten de diepere oorzaken van deze problemen worden aangepakt om vrede te bereiken en een einde te maken aan dit stamradicalisme.
Tijdens dit stammengeweld keken het leger en de veiligheidstroepen merkbaar de andere kant op toen de botsingen plaatsvonden, waaruit blijkt dat de militaire vleugel van de huidige regering volledig heeft gefaald en niet bereid is om de veiligheid te handhaven – een hoeksteen van het document dat de zogenaamde overgangsperiode regelt en van de argumenten die de “Forces of the Declaration for Freedom and Change” gebruiken om hun capitulatie voor de reactionaire generaals te rechtvaardigen. De episode heeft ook de tegenstrijdigheden aan het licht gebracht die het gevolg zijn van het akkoord over de machtsdeling tussen de civiele en militaire componenten van de regering. Deze tegenstrijdigheden zijn door de Covid-19-crisis nog verergerd.
Zoals de ISA-aanhangers in Soedan hebben uitgelegd, is dit akkoord het grootste obstakel op de weg naar een echte regering van de revolutie. De overgangsregering van Abdalla Hamdok is het resultaat van een onhoudbaar compromis tussen enerzijds politieke krachten die (zij het op ontoereikende en misvormde wijze) de door de massa’s geleide revolutionaire strijd tegen de dictatuur weerspiegelen, en anderzijds de Militaire Raad, die de kern vormde van de machtsstructuur van diezelfde dictatuur. Met deze precaire regeling die dreigt in te storten, en een nieuwe economische en gezondheidscrisis die zich snel ontwikkelt, blijft de noodzaak om zich voor te bereiden en te organiseren voor een nieuwe fase van de revolutionaire strijd des te noodzakelijker en dringender.
-
Noord-Afrika en de revolutionaire processen in Algerije en Soedan
Resolutie goedgekeurd door het Internationaal Uitvoerend Comité van het CWI.
De revolutionaire opstanden in Algerije en Soedan hebben de analyse van het CWI van acht jaar geleden bevestigd. In april van dit jaar werden twee al lang heersende dictators binnen een week ten val gebracht, wat de meeste burgerlijke experts en commentatoren verbluffend heeft verrast. Destijds hebben we uitgelegd dat de revoluties die in Tunesië en Egypte begonnen waren, niet alleen kortstondige “lente” vormden, maar eerder de openingssalvo’s waren van een langdurig en complex proces van revolutie en contrarevolutie in de hele regio.
Deze bewegingen zijn des te belangrijker omdat een aantal landen die tijdens de eerste revolutionaire golf in 2010-2011 door de massabewegingen werden geschokt, sindsdien te lijden hebben gehad onder brute contrarevoluties en verwoestende oorlogen. De contrarevolutie is er niet in geslaagd om het spook van nieuwe volksopstanden resoluut uit te bannen, noch heeft het de duurzaamheid en stabiliteit van de regionale orde gegarandeerd.
Contrarevolutie
Egypte wordt geregeerd door een nog meedogenlozer dictatuur dan de in 2011 omvergeworpen dictatuur. Nooit in zijn moderne geschiedenis heeft het land zo’n repressie gekend als onder het bewind van Abdel Fattah al-Sisi. In april heeft het regime een geënsceneerd referendum doorgezet over ingrijpende grondwetswijzigingen die een aantal van de laatste restanten van de democratische verworvenheden van de Egyptische revolutie uit de weg ruimen. De twee termijnen van het presidentschap worden afgeschaft, waardoor Sisi tot 2030 aan de macht kan blijven, en hij krijgt volledige controle over de rechterlijke macht, terwijl de rol van het leger in de politieke aangelegenheden van het land verder wordt uitgebreid.
In de afgelopen periode hebben de westerse regeringen de gelederen gesloten met het autocratische regime in Caïro. De Europese Unie prijst Sisi als een bondgenoot in hun inspanningen om te voorkomen dat vluchtelingen de Europese kusten bereiken. In het licht van de vooruitzichten van de grote zakenwereld op korte termijn heeft ratingbureau Moody in april de status van Egypte als “stabiel” opgewaardeerd, met de opmerking dat “de winstgevendheid [in het land] sterk zal blijven”. Officiële cijfers geven ook de hoogste economische groei in tien jaar aan (5,5%).
Onder omstandigheden waarin de buitenlandse schuld in de laatste helft van het decennium vervijfvoudigd is, terwijl de overheidsschuld in dezelfde periode meer dan verdubbeld is, en waarin 60% van de bevolking in armoede leeft en lijdt onder de gevolgen van de sterk stijgende inflatie en subsidieverlagingen, kan de door de imperialistische mogendheden gewenste stabiliteit en Sisi’s dromen om president voor het leven te worden van korte duur blijken te zijn. Eerder dit jaar schreef een groep ex-ministers en leden van de Egyptische intelligentsia een open brief waarin zij verklaarden: “Je hoeft maar door de straten van Caïro te dwalen om te beseffen hoe groot de interne woede en spanningen zijn die zich kunnen ontwikkelen tot een onbeheersbare sociale explosie”. Dit getuigt van wat er onder de oppervlakte aan het brouwen is.
Naast het gewelddadig onderdrukken van het verzet van de Egyptische arbeiders en van de binnenlandse oppositie in het algemeen, speelt het regime van Sisi een actieve rol in contrarevolutionaire samenzweringen in de hele regio. Slechts enkele dagen na de afzetting van de Soedanese president Omar al-Bashir zijn delegaties uit Egypte, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) naar Soedan gehaast en hebben zij veel gesprekken gevoerd met de Soedanese militaire junta. In Libië heeft het regime van Sisi actieve politieke, militaire en inlichtingensteun verleend aan de troepen van de Libische aspirant-militaire dictator en de bewonderaar van Sisi, Khalifa Haftar.
Libië is in de greep van een nieuwe en intensievere burgeroorlog, die de gelederen van ontheemden en vluchtelingen aanzwelt. Bijna 100.000 mensen zijn al ontheemd geraakt door het offensief dat Haftar en zijn verkeerd genoemd “Nationaal Libisch Leger” (LNA) op Tripoli heeft gelanceerd, en dat aantal stijgt elke dag.
Haftar hoopte op een snelle en vlotte overwinning in zijn mars naar de hoofdstad. Deze hoop is duidelijk verdwenen. Zijn claim om gewapende islamisten uit te roeien en zijn positie als voorvechter van het secularisme worden tegengesproken door het feit dat zijn eigen LNA een wankele alliantie is die bestaat uit een aanzienlijk aantal salafistische milities, samen met voormalige officieren van Kadhafi’s leger en strijders van verschillende stammen waarmee Khadafi deals heeft gesloten. Als de huidige militaire impasse aanhoudt, kan dit het toneel worden van ernstige scheuren.
De uitkomst van deze strijd zal ook afhangen van de houding van de imperialistische mogendheden en de verschillende regionale mogendheden die erbij betrokken zijn. De groei van een nieuwe oorlog in het olierijke Libië bevat inderdaad een sterk element van een “proxy war”, omdat deze plaatsvindt tegen de achtergrond van een machtsstrijd om invloed tussen Parijs, Rome en vooral de belangrijkste regionale spelers. De onmacht van de VN en de zogenaamde “internationale gemeenschap” wordt opnieuw aan het licht gebracht, aangezien regionale en wereldmachten elk van beide partijen steunen en het conflict rechtstreeks aanwakkeren door hen geavanceerde wapens en munitie te leveren.
Sommige landen lijken bereid om op beide kampen te gokken, in afwachting van de vraag naar welke kant de balans zal omslaan. Hoewel Moskou altijd al de voorkeur heeft gegeven aan Haftar, heeft het contacten opgebouwd met alle belangrijke spelers op het terrein. Trump loofde de rol van Haftar, gesteund door de Amerikaanse bondgenoten Saudi-Arabië, Egypte en de VAE, in “de strijd tegen het terrorisme en het veiligstellen van de Libische olievoorraden”, maar minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo veroordeelde de acties van Haftar, en vertegenwoordigers van de in Tripoli gevestigde regering, gesteund door Turkije en Qatar, blijven beweren dat de VS hen bijstaat als de legitieme regering van Libië.
De aarzeling en tegenstrijdigheden van de Amerikaanse regering weerspiegelen het door de crisis geteisterde karakter van de regering van de VS, maar ook haar afnemende invloed en geopolitieke invloed in de regio, waar zij in feite naar de tweede rij is gedegradeerd, ten voordele van de regionale actoren, maar ook als gevolg van een assertiever imperialistisch beleid van zowel Rusland als China.
China en Rusland zien in Noord-Afrika een belangrijke arena om hun zakelijke en veiligheidsbelangen te verdedigen. China heeft voor havens in heel Noord-Afrika gekozen als een cruciaal onderdeel van zijn “Belt and Road”-initiatief. Het heeft ook belangstelling getoond om voet aan de grond te krijgen in de Tunesische haven van Bizerte en langs de Marokkaanse Middellandse Zeekust.
Belangrijk is dat zowel Algerije als Soedan de afgelopen twee decennia een aanzienlijke toename van de handel en investeringen met China kenden. Algerije alleen al heeft tussen 2000 en 2017 een 60-voudige toename van zijn export naar China gezien. China is de belangrijkste economische partner in Algerije en heeft miljarden dollars geïnvesteerd in haven- en infrastructuurprojecten in het land. Soedan is ook China’s grootste ontvanger van buitenlandse hulp. Bovendien behoren beide landen tot de grootste afnemers van Chinese wapens in de regio.
Nieuwe sociale explosies in het verschiet
Terwijl sommige landen de volle klappen van contrarevolutie en oorlog te verduren kregen, ontwikkelen krachtige arbeidersbewegingen in andere delen van Noord- en Arabisch Afrika. De revolutionaire bewegingen in Soedan en Algerije tonen ontegensprekelijk aan dat, hoeveel bloed de heersende klassen ook zullen vergieten, zij niet in staat zullen zijn om de wetten van de klassenstrijd uit te roeien. Die zullen altijd een manier vinden om zich uit te drukken.
De pogingen van zowel het Algerijnse als het Soedanese regime om de rampzalige toestand van het Midden-Oosten te gebruiken als afschrikmiddel tegen de revolutie in hun eigen land, hebben niet het gewenste effect gehad. Toen de Algerijnse heersers met het Syrische scenario zwaaiden om mensen van de straat te halen en toen ze zeiden dat de protesten in Syrië hadden geleid tot een decennium van oorlog, reageerden de Algerijnse demonstranten eenvoudigweg met de slogan: “Algerije is Syrië niet”.
Dat wil niet zeggen dat de gewelddadige contrarevolutie van de afgelopen jaren geen invloed heeft gehad op het bewustzijn en de dynamiek van de strijd in de regio, natuurlijk. Maar we moeten de grenzen hiervan benadrukken in de context van de hele regio, die kookt van woede en wanhoop. “Je kunt ons niet doden, we zijn al dood”, was een slogan die door jonge Algerijnse demonstranten werd geroepen tijdens een eerdere beweging van massaprotesten in de regio Kabylië in 2001, toen de politie met scherp schoot. De Soedanese demonstranten zingen vandaag: “De kogel doodt niet. Wat doodt, is het zwijgen”. Dit geeft een goed beeld van de stemming onder miljoenen mensen in de regio, met name de jongeren en de armste lagen van de bevolking.
Natuurlijk kan en zal deze stemming in sommige gevallen hopeloze uitingen bevatten, vooral als ze niet politiek in een duidelijk alternatief worden gekanaliseerd. Tunesië, het land dat door de burgerlijke commentatoren nog steeds als het succesverhaal van de “Arabische Lente” wordt genoemd, kende sinds de revolutie van 2011 een verdrievoudiging van het aantal gevallen van zelfverbranding en is een belangrijke bron van rekruten voor jihadistische groeperingen in de regio. De proliferatie van wapens als gevolg van het door oorlog verscheurde Libië en het voortbestaan van een belangrijk stedelijk en landelijk lompenproletariaat betekent ook dat het gevaar van nieuwe terroristische aanslagen en de instrumentalisering daarvan door de regionale machten om de repressie te bevorderen, waarschijnlijk deel zal blijven uitmaken van het politieke landschap, zoals opnieuw blijkt uit de zelfmoordaanslagen in Tunis in juni en de daaropvolgende uitbreiding van de noodtoestand.
Het kapitalisme en het imperialisme vernietigen de levensomstandigheden van de bevolking, hun banen en hun omgeving, terwijl ze de regio in nieuwe gewapende conflicten drijven. In deze omstandigheden is het geen verrassing dat meer dan de helft van de jongeren in een groot deel van de Arabische wereld hun vaderland willen verlaten, zoals blijkt uit de Arabische enquête van BBC News (Arabic Survey 2018/19). Dat aantal is sinds 2016 met meer dan 10% gestegen voor de 18-29-jarigen. Uit het onderzoek blijkt dat 70% van de Marokkaanse jongeren er aan denkt om hun land te verlaten.
Niettegenstaande deze factoren zal de komende nieuwe wereldwijde economische recessie, gecombineerd met het beleid van “fort Europa”, ook nieuwe lagen van werkenden en jongeren tot de conclusie brengen dat het falen van het systeem op hun eigen terrein moet worden bestreden en dat een wereldwijde transformatie van de samenleving noodzakelijk is. Kortom, de omstandigheden die door het kapitalisme worden gecreëerd, dragen inherent de onvermijdelijkheid van nieuwe sociale explosies en massale revolutionaire omwentelingen met zich mee.
Deze zullen zich echter niet in een rechte lijn ontwikkelen, vooral niet in het licht van de algemene zwakte van de “subjectieve factor”: het bestaan van massale revolutionaire partijen die in staat zijn om deze bewegingen te leiden tot het omverwerpen van het kapitalisme en het voeren van een socialistisch beleid. De dramatische gebeurtenissen van het laatste decennium herinneren ons er nog eens krachtig aan dat zonder de opbouw van dergelijke partijen nieuwe rampen in het verschiet liggen voor de massa’s in de regio.
Crisis en economische stagnatie
Het kapitalisme in Noord-Afrika is net als elders niet in staat om de productiekrachten te ontwikkelen. Dit wordt typisch geïllustreerd door de massale werkloosheid die in de hele regio, met name onder jongeren, een chronisch verschijnsel is. Het IMF voorspelt een jaarlijkse groei van 1,3% voor de MENA-regio (Midden-Oosten en Noord-Afrika) in 2019; dit is niet genoeg om de 2,8 miljoen extra jongeren die elk jaar de arbeidsmarkt betreden, op te vangen. In de Arabische jongerenenquête van 2019, de grootste enquête over de mening van jongeren in de Arabische wereld, noemde 56% de kosten van levensonderhoud de grootste belemmering voor de regio; 45% noemde de werkloosheid. Dit is een enorme sociale tijdbom.
Een gevolg van deze situatie is het bestaan van een erg belangrijke informele economie. In het noordoosten van Marokko is 70 procent van de economie afhankelijk van de informele sector. De dood van twee jonge mannen die in januari 2018 steenkool ontgonnen uit verlaten mijnen in de verarmde oostelijke stad Jerada heeft deze realiteit aan het licht gebracht door maandenlang explosieve protesten uit te lokken.
Sinds de zogenaamde “Arabische Lente” hebben de regionale regeringen hun grenzen en bewakingssystemen versterkt. Dit heeft de economieën van de al worstelende grenssteden vaak verslechterd, omdat de smokkelhandelseconomie niet alleen een bron van winst is voor grensbeambten, corrupte politici en smokkelnetwerken, maar ook een integraal onderdeel is geworden van het sociale weefsel van lokale gemeenschappen.
Algerijnse, Marokkaanse en Tunesische grenssteden zijn in de greep van protesten tegen de daaruit voortvloeiende aanval op hun bestaansmiddelen. In deze gemarginaliseerde gebieden is de vraag naar alternatieve economische mogelijkheden met fatsoenlijke en goed betaalde banen en een uitgebreid programma voor de bouw en renovatie van infrastructuur, gefinancierd door de staat en democratisch gecoördineerd door de lokale bevolking en de arbeidersorganisaties, essentieel.
In de afgelopen decennia is het aandeel van de plattelandsbevolking in de totale bevolking van Noord-Afrika aanzienlijk gedaald. Tientallen miljoenen mensen zijn van het platteland naar de steden verhuisd. De bevolking van de steden in de Maghreblanden vertegenwoordigde in 1950 20 procent van de totale bevolking; in 1970 was dat 45 procent, in 1980 62 procent en in 2030 naar verwachting 70 procent. De ongebreidelde vernietiging van klein particulier agrarisch eigendom, de concentratie van landeigendom en het gebrek aan infrastructuur op het platteland heeft ertoe geleid dat tientallen armen op het platteland naar de steden zijn gemigreerd, waardoor de werkloosheid daar is toegenomen en de stedelijke armen die in een wanhopige strijd om het dagelijks levensonderhoud verwikkeld zijn, in een kapitalistische economie waarschijnlijk nooit een stabiele loon betalende baan zullen vinden.
Door deze kenmerken zijn werkloze jongeren en armen in de steden geneigd een belangrijke rol te spelen in tijden van massale strijd. Omdat ze niet aan formele banen gebonden zijn, hebben ze meer directe vrijheid om te handelen en nog minder om te verliezen, waardoor ze in actie kunnen komen voordat de georganiseerde arbeidersklasse in actie komt. Maar mensen met een informele baan of werklozen hebben op eigen kracht slechts een beperkte invloed om een succesvolle strijd aan te gaan. Het is van vitaal belang dat er militante leiders komen die bereid zijn om een alomvattende strijd te voeren op basis van eisen die deze lagen verenigen met de arbeidersbeweging. Anders kunnen delen van deze in verval geraakte lagen ten prooi vallen aan de reactie.
Er kunnen ook scheidslijnen ontstaan tussen deze sociale lagen en de werkende klasse. Het is in het kader van de apathie van de vakbondsbureaucratie, bijvoorbeeld, dat we in Tunesië werkloze demonstranten hebben gezien die met zitacties productievestigingen blokkeerden om werk te eisen, soms zonder de arbeiders binnen die bedrijven te bereiken, arbeiders die deze acties als een bedreiging voor hun eigen werkgelegenheid konden zien. In de context van massale werkloosheid zullen deze scheidslijnen worden uitgebuit door de heersende klasse, bijvoorbeeld door arbeiders die in staking gaan af te schilderen als een “bevoorrechte laag” die het scheppen van werkgelegenheid en het herstel van de economie bedreigt.
Zulke kloven kunnen alleen worden overbrugd door sterke arbeidersorganisaties weer op te bouwen en de vakbonden terug te eisen om ze om te vormen tot volledig democratische en strijdbare organisaties, door te streven naar het verenigen van arbeiders, werkloze jongeren en alle armen in actie door middel van massacampagnes (voor door de overheid gefinancierde banen en voor het verdelen van werk zonder verlies van loon, voor fatsoenlijke en betaalbare huisvesting, voor openbare diensten, etc.).
Jongeren, die het grootste deel van de bevolking in de hele regio uitmaken, hebben een sombere toekomst voor zich. Deze omstandigheden geven echter ook vorm aan het radicale perspectief van een nieuwe generatie revolutionaire activisten. Deze generatie is een drijvende kracht geweest achter alle massabewegingen in de regio. In Algerije werd het trauma van het ‘zwarte decennium’ – het bloedige conflict tussen het leger en de fundamentalisten van het Islamitisch Verlossingsfront (FIS) en zijn uitlopers na de staatsgreep van januari 1992 – lange tijd uitgebuit door de heersende elite en, in combinatie met uitgebreide sociale toegiften, liet het dit regime toe om de storm van 2010-2011 te doorstaan. Maar deze factor is nu grotendeels verdwenen doordat een nieuwe en meer zelfverzekerde generatie in opstand komt, een laag die minder getroffen is door de nederlagen uit het verleden.
Sinds 2011 heeft het IMF de druk op de Noord-Afrikaanse regeringen opgevoerd om zijn bezuinigingsprogramma’s naar de letter te volgen. Deze regeringen hebben van internationale crediteuren de opdracht gekregen om verder te bezuinigen op subsidies, de loonkosten in de publieke sector te verlagen, privatiseringsprogramma’s door te voeren en het fiscaal beleid aan te scherpen. Dit heeft de weg geëffend voor een verdere toename van de ongelijkheden, waardoor de economische structuur die iets minder dan tien jaar geleden revolutionaire klassenuitbarstingen veroorzaakte, nog verder is verslechterd.
Natuurlijk is de economische crisis geen eenrichtingsverkeer naar de revolutie. Maar het is duidelijk dat de economische omstandigheden een cruciale onderliggende factor zijn achter de enorme woede die heerst onder grote delen van de bevolking. De protesten van de afgelopen jaren hebben zich in alle landen vaak toegespitst op het probleem van de werkloosheid, de economische marginalisering en de stijgende kosten van levensonderhoud. Het lijdt geen twijfel dat een nieuwe wereldwijde recessie deze problemen nog aanzienlijk zou verergeren.
Dit gezegd zijnde, zijn economische factoren niet de enige potentiële oorzaken om massabewegingen uit te lokken, noch vormen zij een volledige verklaring op zich van de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan. Het repressieve karakter van de staat in de regio, bijvoorbeeld, en de dagelijkse minachting, intimidatie en straffeloosheid door corrupte ordediensten, dragen bij aan de explosieve mix.
De machtsstructuren van Noord-Afrika zijn gebaseerd op een ingewikkelde verstrengeling tussen de politieke en economische macht van de heersende klasse – zoals belichaamd door de heersende monarchie in Marokko, die een uitgebreid zakenimperium over de economie van het land heeft opgebouwd. In landen als Egypte, Soedan en Algerije is het leger meer dan een vitaal onderdeel van de burgerlijke staat; het leger heeft ook een enorme economische macht. Dit betekent dat elke economische vraag snel een politiek karakter kan krijgen en vice versa.
Deze kenmerken – economische zwakte en afhankelijkheid, maar ook autoritaire regimes – zijn het gevolg van de positie van Noord-Afrika in het mondiale kapitalistische systeem. Imperialisme en kapitalisme hebben geleid tot een ongelijke en gecombineerde ontwikkeling, waarbij een meerderheid van de landen wordt gedomineerd en ondergeschikt is aan de grotere machten. Regimes in Noord-Afrika proberen een evenwicht te vinden tussen verschillende mogendheden, die op hun beurt hun wrede heerschappij ondersteunen en tevreden te stellen. De neoliberale aanvallen op de levensomstandigheden die het IMF de afgelopen decennia heeft geëist, hebben het internationale karakter van de crisis in de regio onderstreept. Dat geldt ook voor de wapenwedloop en de oorlogen die met de betrokken imperialistische mogendheden zijn gevoerd.
Proletarisering van de middenlagen
In Marokko zijn dit jaar tienduizenden leerkrachten met een tijdelijk contract in dienst van de overheid herhaaldelijk en soms langdurig in staking gegaan en hebben zij samen met hun collega’s de integratie in het nationale onderwijsstelsel en de stopzetting van de privatisering van de openbare scholen geëist.
De leerkrachten hebben bewezen dat ze tot de meest militante sectoren van de arbeidersklasse behoren en dat ze het voortouw nemen in de belangrijke klassengevechten in Tunesië, Marokko, Algerije en Soedan. In alle vier de landen zijn ze de afgelopen jaren betrokken geweest bij harde stakingsacties en protesten, waarbij ze betere salarissen en voorwaarden eisten, maar ook aandrongen op moedige politieke eisen. In Algerije bijvoorbeeld hebben leraren een leidende rol gespeeld in de massabeweging die Bouteflika omver heeft geworpen, met zes onafhankelijke vakbonden van leraren en onderwijsmedewerkers die hun leden op 13 maart hebben opgeroepen om in staking te gaan en zich aan te sluiten bij de strijd om Bouteflika af te zetten. In Soedan hebben leraren, maar ook artsen, een sleutelrol gespeeld in de opstand tegen al Bashir.
Dit weerspiegelt een breder maatschappelijk fenomeen. De belangrijkste commentatoren hebben in de zogenaamde “Arabische Lente” vaak een pleidooi gehouden voor het feit dat de middenklasse de drijvende kracht is achter de revolutionaire beweging, zoals ze dat vandaag ook met betrekking tot Soedan doen. Maar wat vaak wordt aangeduid als middenklasse of “middenlagen” (leraren, dokters, advocaten, journalisten, …), zijn beroepsgroepen die steeds meer geconfronteerd worden met omstandigheden die meer lijken op een nieuw proletariaat. Voorafgaand aan de organisatie van de recente protesten kwam de Soedanese Beroepsvereniging (SPA, de paraplu van de veelal beroepsverenigingen die een belangrijke mobiliserende rol speelt in de revolutie) voor het eerst in de publieke belangstelling met een studie over het minimumloon van Soedanese beroepsbeoefenaars, waarbij ze allemaal onder de armoedegrens bleken te vallen, in sommige gevallen met een inkomen van minder dan 50 dollar per maand.
Een deel van deze lagen beschouwt zichzelf nog steeds als een ‘opgeleide elite’ die boven de rest van de arbeidersklasse staat. Dit is zeker het geval voor de leiding van de SPA in Soedan, die heeft geprobeerd een niet-bestaande “derde weg” te vinden tussen de onafhankelijke revolutionaire mobilisatie van de arbeidersklasse en arme massa’s aan de ene kant en onderhandelingen met contrarevolutionaire generaals aan de andere kant. Daarin weerspiegelen ze typisch de politieke schommelingen van de middenklasse in een tijd van verscherpte klassentegenstellingen.
Toch hebben de economische crisis, decennia van brutaal neoliberaal beleid en de scherpe waardevermindering van lokale valuta’s de middenlagen hard getroffen, en hebben ze in de ogen van velen de illusie van deel uit te maken van de middenklasse kapot gemaakt – en dit is precies een van de redenen waarom ze in opstand komen tegen de bestaande orde. Dit heeft velen ertoe aangezet om de methoden van de strijd van de arbeidersklasse te omarmen en de vakbondsbeweging te integreren.
Tunesië
De georganiseerde arbeidersbewegingen in alle Maghreblanden begonnen het jaar met stakingen in de publieke sector. In Tunesië nam dit de vorm aan van een 24-uren algemene staking in de publieke sector op 17 januari. Terwijl de belangrijkste officiële eisen van de staking rond loonsverhogingen en tegen de privatiseringsplannen van de regering gingen, had de staking een diepgaand politiek karakter, met slogans die duidelijk een confronterende koers tegen de regering en het IMF aannamen.
Het huidige politieke systeem van Tunesië bevat kenmerken van een burgerlijk democratisch regime, maar een uiterst onstabiel in plaats van een geconsolideerd regime. Zoals we al eerder hebben uitgelegd, is deze zogenaamde “Tunesische anomalie” alleen mogelijk dankzij de invloedrijke rol van de UGTT (Tunesische Algemene Arbeidersvakbond), die een krachtig tegenwicht heeft geboden aan het herstel van een dictatuur.
Een mechanische lezing van deze situatie zou tot de conclusie leiden dat dit een doorn in het oog is van Trotski’s theorie van de permanente revolutie. In werkelijkheid is Tunesië in een staat van extreme verandering, en de revolutionaire periode die in januari 2011 werd geopend, is niet afgesloten.
In 1930 schreef Trotski ‘Een brief over de Italiaanse revolutie’, waarin hij uitlegde dat Italië na de val van het fascistische regime van Mussolini weer een ‘democratische republiek’ kon worden. Maar hij legde verder uit dat dit “niet het resultaat zou zijn van een burgerlijke revolutie, maar van het aborteren van een onvolwassen proletarische revolutie. In het geval van een diepe revolutionaire crisis en massale gevechten waarbij de proletarische voorhoede niet in staat zal zijn geweest om de macht te grijpen, kan het zijn dat de burgerij haar heerschappij op democratische grondslagen zal herstellen.”
Een gelijkaardig proces speelt vandaag de dag in Tunesië – met de leiders van de UGTTT die een gelijkaardige rol spelen in het helpen van de heersende klasse om haar burgerlijke contrarevolutie te consolideren, zoals de leiders van de Italiaanse Communistische Partij na de oorlog – met dat belangrijke verschil dat er geen economische basis is die ook maar enigszins verwant is met de economische opleving in de naoorlogse periode om de Tunesische heersende klasse te helpen bij het opbouwen van een stabiele burgerlijke democratie.
Dit komt duidelijk tot uiting in de langdurige en ononderbroken politieke crisis die Tunesië de afgelopen acht jaar heeft doorgemaakt, met tien regeringen sinds de val van Ben Ali, een zeer gefragmenteerde politieke arena, regelmatige splitsingen in de gelederen van de belangrijkste burgerlijke partijen, en de voortdurende vorming van nieuwe partijen, tegen de achtergrond van massale ontevredenheid van de bevolking over het hele politieke establishment.
Helaas heeft deze situatie de Tunesische linkse partijen niet gespaard. In mei hebben negen leden van de linkse coalitie ‘Volksfront’ hun ontslag ingediend uit het parlementaire blok van de coalitie, waardoor de interne crisis die lange tijd binnen het Volksfront dreigde op te duiken, openlijk naar voren kwam. Deze crisis is het gevolg van het politieke verraad uit het verleden en de huidige stagnatie, nog verergerd door een steeds bureaucratischer wordende interne cultuur en de ongecontroleerde machtsstrijd tussen de belangrijkste stalinistische en maoïstische componenten in aanloop naar de presidentsverkiezingen in november.
Revoluties in Soedan en Algerije
De arbeidersklasse en de vakbonden
De opstanden die Algerije en Soedan kwamen als een schok. Ook al kennen ze tot nu toe weliswaar niet dezelfde internationale naschokken als in 2011, ze hebben wel ingrijpende gevolgen voor de regio. Het feit dat beide landen een kruispunt vormen tussen Noord- en Sub-Saharaans Afrika benadrukt dat punt. Het is geen toeval dat dit jaar al minstens tien Afrikaanse regeringen hun toevlucht hebben genomen tot het uitschakelen van internet en sociale media: meestal in een poging om protesten te onderdrukken. Naburige regimes zijn ongetwijfeld nerveus. In april, slechts drie dagen na het aftreden van Bouteflika, bevestigde het Marokkaanse Hof van Beroep de gevangenisstraffen van maximaal twintig jaar tegen tientallen activisten en leiders van de protestbeweging ‘Hirak’ in de noordelijke Rif-regio in 2016-2017.
De bewegingen in Soedan en Algerije vertegenwoordigen de revolutionaire continuïteit van wat 8 jaar geleden gebeurde, maar hebben ook hun eigen originele kenmerken ontwikkeld. Belangrijk is ook dat zij een deel van de lessen uit de revolutionaire ervaringen uit het recente verleden hebben overgenomen.
Dit geldt met name voor de nederlaag die de massa’s in Egypte hebben geleden. Het verschil tussen de grotendeels feestelijke reactie van de Egyptische revolutionaire massa’s op de omverwerping van Mubarak en de reactie van de Soedanese en Algerijnse bewegingen op de verwijdering van hun dictator, was merkbaar. In de laatste gevallen was de mate van verzet tegen het leger vanaf het begin op een relatief ander niveau, en er werden slogans geroepen waarin een Egyptisch scenario expliciet werd verworpen. Een populaire slogan op de sit-in in Khartoem was ‘Ofwel de overwinning of Egypte’. In Algerije waren er slogans die duidelijk maakten dat de massa’s zich niet met een figuur als al-Sisi zouden tevreden stellen. Dit toont aan dat de ervaring van de Egyptische militaire staatsgreep internationaal is doorgedrongen in het bewustzijn van het volk – vooral in landen als Soedan en Algerije, met een geschiedenis van militaire staatsgrepen en waar het leger een sleutelrol speelt in de staatsmachine.
De bewegingen in Algerije en Soedan hebben ook de enorme potentiële macht van de arbeidersklasse opnieuw bevestigd. De Soedanese arbeidersklasse is weliswaar klein in aantal, maar heeft een rijke traditie van strijd, met drie revoluties sinds 1964. Het is geen toeval dat de wieg van de beweging in Soedan in Atbara lag, een industriële stad in het noordoosten van Soedan die de geboorteplaats was van de vakbondsbeweging en een voormalig bolwerk van de Communistische Partij.
De Algerijnse arbeidersklasse neemt van haar kant een strategische positie in als een van de sterkste in de regio en op het Afrikaanse continent als geheel. Het land is de op twee na grootste aardgasleverancier van Europa en ook een grote olieproducent.
In Algerije versnelde de ontwikkeling van twee opeenvolgende algemene stakingen de verdeeldheid binnen het regime en dwong de heersende klasse om Bouteflika uiteindelijk op te geven. Begin maart was de uitdrukkelijke steun van de plaatselijke afdelingen van de UGTA (Algemene Vakbonden van Algerijnse Arbeiders) in de historische arbeidersbastions van Rouiba en Reghaïa, in de grote industriële voorsteden van Algiers (waar zich de grootste concentratie van fabrieken in het land bevindt), een keerpunt en kondigde het de doorslaggevende intrede van de arbeidersklasse aan als sociale kracht in de beweging.
Men zou kunnen zeggen dat de betrokkenheid van de arbeidersklasse in de aanloop naar de omverwerping van Bouteflika spectaculairder was dan nadien. Dit zette de Financial Times ertoe aan om zichzelf gerust te stellen. De krant verklaarde half juni dat “straatprotesten, die elke vrijdag honderdduizenden mensen uit alle lagen van de bevolking aantrekken, de roep om een algemene staking of de permanente bezetting van openbare pleinen hebben vermeden, wat als escalatie zou worden gezien.” Toch is het duidelijk dat de ervaring van de golven van massale stakingen in maart in het geheugen van elke Algerijnse arbeider zal zijn blijven hangen en in de nabije toekomst waarschijnlijk weer op de agenda zal staan.
De omverwerping van Al Bashir en Bouteflika heeft ook de aanzet gegeven tot een proces van herovering van de vakbonden door de arbeidersklasse. Het heeft in beide landen verschillende vormen en diepten aangenomen, maar in het algemeen gaat het in dezelfde richting: pogingen om vakbondsstructuren te ontwikkelen die democratisch worden gecontroleerd door de basis.
Algerijnse vakbondsleden en leiders van belangrijke regionale federaties van de UGTA hebben bijeenkomsten georganiseerd waar werd opgeroepen tot het onmiddellijk aftreden van de UGTA-secretaris-generaal Sidi Said, een fervent aanhanger van het oude regime. Er werden slogans opgenomen als: “Allemaal samen om de UGTA terug te winnen voor de klassenstrijd. Allemaal samen om het regime en de oligarchen uit de UGTA te schoppen. Allemaal samen om Sidi Said en zijn kliek kwijt te raken.” Onder druk werd Sidi Said gedwongen aan te kondigen dat hij niet geen kandidaat was om zichzelf op te volgen tijdens het 13e congres van de federatie op 21 en 22 juni, een congres dat aanvankelijk was aangekondigd voor januari 2020.
De nieuwe secretaris-generaal van de UGTA is voor een breed publiek minder gecompromitteerd, maar hij is wel een product van dezelfde bureaucratische kleik en het congres bleef een bureaucratisch gecontroleerde en erg gesloten zaak gericht op het waarborgen van ‘verandering in continuïteit’ en het weghouden van ‘herrieschoppers’. De strijd om de vakbond te zuiveren van de corrupte, regimevriendelijke bureaucraten blijft aan de orde van de dag en kan gevoerd worden rond de eis van een speciaal congres waar alleen afgevaardigden die naar behoren en democratisch gemandateerd zijn door de basis over de toekomst van de vakbond beslissen.
Terwijl de UGTA enkele belangrijke regionale en sectorale bolwerken in stand heeft gehouden, is haar steun aanzienlijk uitgehold door tientallen jaren van verraad en de nauwe samenwerking van haar leiders met de staat en de bazen. In deze context is de laatste jaren een reeks “autonome vakbonden” ontstaan die een zekere invloed hebben ontwikkeld, met name in publieke sectoren zoals de gezondheidszorg en het onderwijs. Vorig jaar kwamen deze vakbonden samen in een ‘Confederatie van Autonome Vakbonden’ (CSA), die ongeveer vier miljoen werknemers vertegenwoordigt. Daarom moet de noodzakelijke taak om de UGTA door haar basis opnieuw toe te eigenen, worden gecombineerd met eenheidsfrontvoorstellen gericht op deze autonome vakbonden, teneinde de eenheid van de werkenden in de praktijk te brengen.
In Soedan is het beeld enigszins anders, aangezien de vakbondsbeweging daar te lijden had onder veel wredere methoden van onderwerping door de staat. In de jaren negentig werden de vakbonden tot op een nooit eerder geziene hoogte gezuiverd, hun leden werden massaal gevangen genomen en gemarteld en arbeiders die staakten kregen draconische sancties opgelegd. De officiële Algemene Unie van Soedanese Arbeiders werd volledig onderworpen aan de heersende macht. De SPA zelf heeft het grootste deel van haar korte bestaan ondergronds moeten opereren.
Maar het is een uitdrukking van de vastberaden vakbondstradities dat sinds de val van al Bashir, een aantal vroegere vakbondsleden samen met een nieuwe laag jongere arbeiders, proberen de door het regime vernietigde vakbonden weer tot leven te wekken en te organiseren. Dit is het geval met de spoorwegarbeiders in Atbara, de havenarbeiders in Port Soedan, de arbeiders van de Centrale Bank van Soedan, de journalisten die een ‘Committee for the Restoration of the Sudanese Journalists Union’ hebben opgericht, enz. Bovendien zijn de werknemers in sommige gevallen ook overgegaan tot de controle van de officiële vakbonden door de leiders die met het oude regime hadden samengewerkt te verwijderen. Onder druk van de beweging heeft de militaire junta zelfs een bevriezing van de bij het regime aangesloten vakbonden opgelegd toen Bashir uit zijn ambt werd ontheven. Toen een eerste stakingsplan werd opgesteld, annuleerde de Militaire Overgangsraad (TMC) de bevriezing, zodat deze regimevriendelijke bonden opnieuw konden opereren om zo de ontwikkeling van onafhankelijke vakbonden te dwarsbomen.
Comités
Er is relatief weinig aandacht voor, maar de ontwikkeling van lokale revolutionaire comités (de “verzetscomités”) lijkt in Soedan een veelomvattend karakter te hebben gekregen, misschien zelfs meer dan in Egypte en Tunesië in 2011. Dit komt onder meer doordat de eerste verzetscomités in Soedan al in 2013 werden opgericht, toen het land een toename van de protesten tegen het regime kende. Deze comités zijn nu weer op een bredere en meer georganiseerde schaal opgedoken en hebben onder meer stakingscomités opgericht op een aantal werkplekken. Het regime is zich zeer bewust van het gevaar van deze ontwikkeling, wat verklaart waarom leiders van verzetscomités uit de Khartoemse wijken zijn vermoord bij gerichte moorden door milities van het regime.
Het feit dat het internet vanaf begin juni bijna volledig werd afgesloten door het TMC heeft ertoe bijgedragen dat de rol van dit netwerk van lokale verzetscomités centraal is komen te staan, aangezien de betogers gedwongen waren een manier te vinden om de telecom- en internetuitschakeling van de junta tegen te gaan en deze comités hebben gebruikt om hun buren te mobiliseren, gemeenschapsbijeenkomsten te organiseren, betogingen te organiseren, gedrukte folders uit te delen ter vervanging van de digitale communicatie, enzovoort.
Hoewel dit kan veranderen, is het revolutionaire karakter van de beweging vanuit deze belangrijke invalshoek tot nu toe meer uitgesproken in Soedan dan in Algerije. In Algerije zijn er in sommige gevallen strijdcomités ontstaan en zijn er “autonome comités” opgericht door studenten van de meeste universitaire faculteiten, maar tot nu toe lijkt dit proces meer fragmentarisch en minder ver gevorderd – zelfs in vergelijking met de massabeweging in Kabylië in 2001, toen de massa’s comités in het leven riepen die duidelijk in de plaats kwamen van de officiële staatsstructuren.
Staats- en contrarevolutionair geweld
In het laatste geval, en ook in Soedan vandaag, was de moorddadige onderdrukking door de staat een stimulans voor mensen om verdedigingscomités op te richten om zichzelf te beschermen. In Algerije is het staatsgeweld tot nu toe echter grotendeels beperkt gebleven.
Alleen al het feit dat de Algerijnse generaals, die berucht zijn om hun wrede methoden, zich terughoudend lijken op te stellen ten aanzien van het gebruik van geweld tegen betogers, spreekt boekdelen over de sociale vulkaan waarop zij zitten en de angst om iets veel groters uit te lokken. Het leger heeft zich tot nu toe terughoudend opgesteld bij het uitvoeren van een bloedige onderdrukking, bang dat dit de strijd tegen het huidige regime alleen maar zal intensiveren. De aantallen bij de wekelijkse protesten op vrijdag in juni liepen terug, maar de situatie blijft uiterst onstabiel en elke poging om de beweging op grote schaal te beteugelen zou de beweging onmiddellijk doen ontbranden. Lahouari Addi, een Algerijnse socioloog aan het Instituut voor Politieke Studies in Lyon, wees ook op een andere belangrijke reden voor de terughoudendheid van de militaire leiding: “Ze zijn er niet zeker van dat hun troepen hen trouw zullen blijven.”
Dat is natuurlijk niet vanzelfsprekend. Het regime heeft tot nu toe gekozen voor een meer gerichte, preventieve vorm van repressie om de spierballen te rollen ter voorbereiding op een bredere reactie. Zo is een aantal activisten gearresteerd, waaronder Louisa Hanoune, algemeen secretaris van de Arbeiderspartij (Parti des Travailleurs, PT), die op 9 mei werd gearresteerd op beschuldiging van “samenzwering tegen het gezag van de staat.” Hanoune heeft een militant verleden en wordt in de pers nog steeds een “trotskiste” genoemd, maar staat bekend om haar nauwe banden met de familie van Bouteflika. Na de eerste demonstraties in februari ging ze de mist in toen ze verklaarde dat de slogans van de beweging “niet tegen Bouteflika” gericht waren. Haar arrestatie lijkt evenzeer te maken te hebben met een afrekening tussen rivaliserende facties binnen het regime als met haar milde kritiek op de huidige regering.
In Soedan speelden de onthulling van de klassenverschillen binnen het leger en de opstand van de lagere rangen een zeer belangrijke rol in de revolutionaire opstanden van 1964 en 1985. De instinctieve sympathie voor de revolutionaire strijd, die actief tot uitdrukking werd gebracht door vele soldaten en jonge officieren, was ook een drijvende kracht achter de haast van de generale staf om zich in april van Omar Al Bashir te ontdoen, in een poging om de controle over hun eigen troepen te behouden. Daarom moet een gedurfde oproep aan het leger, samen met de opbouw van democratisch gecontroleerde arbeiders- en volksverdedigingstroepen, een belangrijk aspect zijn van onze aanpak om te ontwapenen en de reactie te verslaan. Door de kant van het volk te kiezen, lopen soldaten natuurlijk het risico voor de krijgsraad te worden gedaagd en zwaar te worden gestraft. Dat betekent dat een echte breuk tussen het leger en zijn reactionaire officieren alleen kan ontstaan door een gedurfd politiek en sociaal programma dat de soldaten het vertrouwen kan geven dat de revolutie kan winnen en hen kan aanzetten tot daadkrachtig optreden.
De muiterijtradities binnen het Soedanese leger zijn een belangrijke reden waarom het regime van al Bashir de veiligheidstakken van de staat in stand heeft gehouden en paramilitaire groeperingen heeft opgericht om een soepel staatsmechanisme op te bouwen in het geval van een revolutionaire aanval op zijn bewind. Onder zijn was er een enorme uitbreiding van de inlichtingendiensten en diverse milities.
In 2014 lanceerde de EU het zogenaamde ‘Khartoem-proces’, waarvan een deel bestaat uit het uitbesteden van grensbewaking aan regionale staten om de migratiestroom tussen de Hoorn van Afrika en de Middellandse Zee te stoppen. Dit heeft geleid tot het trainen en financieren van Libische kustwachten, die migranten op zee gevangennemen en terugsturen naar de wrede omstandigheden in de Libische gevangenenkampen, waar ze geconfronteerd worden met hongersnood, marteling, verkrachting en slavernij. In dit kader werden ook miljoenen euro’s aan de Soedanese regering gegeven; middelen die zijn doorgesluisd naar de paramilitairen van de “Rapid Support Forces”, een uitloper van de brutale Janjaweed-militie die betrokken was bij de massale gruweldaden tijdens het conflict in Darfoer, die de taak kregen om Afrikaanse migranten en vluchtelingen te stoppen als die proberen naar Europa te vluchten. Met andere woorden: de EU had een directe hand in het ondersteunen en professionaliseren van de milities die het contrarevolutionaire bloedbad van 3 juni hebben doorgevoerd.
De slachtpartij tegen de zitactie in Khartoem op 3 juni betekende een contrarevolutionair keerpunt in Soedan. Zoals een commentator het treffend verwoordde: “Darfoer was die week naar Khartoem gekomen.” Het lijdt geen twijfel dat achter deze moorddadige aanval niet alleen de angst van de binnenlandse heersende klasse schuilging, maar ook die van de regionale TMC steunende despoten (met name de monarchen in Saoedi-Arabië en de VAE, samen met het Egyptische regime). Zij vreesden voor een beweging die een inspiratiebron kon worden voor miljoenen mensen in de hele regio. Zij moedigden de heersers in Khartoem aan om de kern van deze beweging aan te vallen, gedreven door hun drang om alle revolutionaire verleidingen die zich in hun eigen achtertuin zouden kunnen ontwikkelen, in de kiem te smoren.
De tactische waardering voor deze berekening werd in de westerse hoofdsteden en ambassades enigszins getemperd. In een ongebruikelijke openlijke verklaring onthulde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken dat zijn ondersecretaris een telefoontje had gepleegd met de Saoedische onderminister van Defensie om hem te vragen zijn invloed aan te wenden om het bloedbad in Soedan te bedaren. Terwijl Rusland een oorlogszuchtige houding aannam en de rechtvaardiging van de RSF (Rapid Support Forces) over de slachting herhaalde, probeerde de zogenaamde “Trojka” (VS, Groot-Brittannië en Noorwegen) en de Afrikaanse Unie, via Ethiopische bemiddeling, om de “excessen” van de Militaire Raad te beteugelen en tegelijkertijd de oppositie aan te zetten tot het aanvaarden van een akkoord over machtsdeling.
Het is duidelijk dat sommige delen van de heersende klasse, vooral in het westen, zich ervan bewust zijn en zich zorgen maken dat een hernieuwde destabilisatie van het land kan leiden tot nieuwe vluchtelingengolven die tot hun voordeur leiden; maar zich nog meer zorgen maken dat een vroegtijdige, bloedige onderdrukking van de beweging verdere revolutionaire escalatie kan uitlokken.
En ze hebben gelijk. Het bloedbad van 3 juni heeft niet hetzelfde effect op de revolutie gehad als bijvoorbeeld het bloedbad van Rabaa in augustus 2013 door het Egyptische leger, dat de weg heeft vrijgemaakt voor een periode van aanhoudende onderdrukking door het pas opgerichte regime van Sisi. Zoals Marx ooit heeft uitgelegd, heeft een revolutie af en toe de zweep van de contrarevolutie nodig. Dit is wat er begin juni in Soedan gebeurde: het antwoord van de arbeidersklasse op het bloedbad kwam er snel met een nationale algemene staking die drie dagen duurde. De indrukwekkende staking in alle sectoren, ondanks openlijke dreigementen van de leiders van het TMC, getuigt van de militante stemming en vastberadenheid van de arbeiders.
De SPA – strategie en tactiek
Tijdens de staking moedigde de Soedanese beroepsvereniging (SPA) de demonstranten aan om barricades op de hoofdwegen en zijstraten te bouwen, maar in plaats van ze te bewaken, raadde de Soedanese Beroepsvereniging hen ten onrechte aan om onmiddellijk weg te lopen bij gevaar. “Barricade en terugtrekking”, zo staat in hun berichten. “Vermijd botsingen met Janjaweed-troepen.”
Deze tactiek laat mensen geïsoleerd van elkaar achter, vooral als het internet wordt afgesloten. Het ondermijnt de mogelijkheid om collectief te debatteren over het verzet en de strijd tegen het regime, en om de kracht van de beweging te tonen. De uitwisseling van ervaringen en de versterking van het vertrouwen van de mensen door massaprotesten, piketten en werkplek- en buurtbijeenkomsten, worden afgesneden. Het laat mensen over aan de genade van de milities en de staatstroepen, die de controle over de openbare ruimte krijgen, en laat de massa’s onvoorbereid achter om hun tegenstanders onder ogen te zien en te verslaan. Sindsdien hebben de betogers instinctief tegen deze aanpak gereageerd door nachtmarsen en betogingen te organiseren om de straten weer op te eisen.
De algemene staking had langer kunnen duren als de leiders, die niet wisten wat ze ermee moesten doen, haar na drie dagen niet hadden afgeblazen, zonder de Militaire Raad te hebben gedwongen om toe te geven. De leiders van de SPA hadden aanvankelijk opgeroepen tot een politieke algemene politieke staking van onbepaalde duur en een massale burgerlijke ongehoorzaamheid om “het militaire regime omver te werpen als enige resterende maatregel” om de revolutie te redden. Voor de staking hadden ze ook verklaard dat er geen onderhandelingen meer zouden plaatsvinden met het TMC. In plaats daarvan besloten ze hun “goodwill” te tonen aan de TMC en de Ethiopische bemiddelaars die naar het land waren gekomen om een overeenkomst over een overgangsregering aan te moedigen. De SPA-leiders deden dit door de staking te annuleren en direct terug naar de onderhandelingstafel te gaan.
Dit is de onvermijdelijke logica van de poging om de oppositie op één lijn te houden binnen de ‘Forces of the Declaration of Freedom and Change’ (FDFC). De SPA vertegenwoordigt de activistische kern van de FDFC, maar de FDFC is een alliantie over verschillende klassen heen met onder meer pro-kapitalistische partijen zoals de Nationale Umma-partij, die de hele tijd heeft gehandeld als een verlammende rem op de revolutionaire strijd. Deze partij, die grotendeels gewantrouwd werd om haar regelmatige allianties met het oude regime, had bezwaar tegen de eerste algemene staking op 10 juni en tweette op de eerste dag van de tweede algemene staking: “Het is niet correct om burgerlijke ongehoorzaamheid voort te zetten zonder een tijdsbestek.”
Op zondag 30 juni toonden de massa’s opnieuw hun bereidheid tot een revolutionaire confrontatie en lanceerden een nieuw en indrukwekkend tegenoffensief: de “Million’s March”, waarschijnlijk de grootste straatprotesten in de Soedanese geschiedenis. De eis was duidelijk: het einde van het militaire bewind.
In het midden van deze opeenvolgende hoogtepunten van massale actie had de leiding van de SPA een oproep kunnen doen aan de verzetscomités, de stakingscomités en andere basisorganisaties om zich op lokaal, nationaal en nationaal niveau te verenigen om een nationale vergadering van revolutionaire afgevaardigden bijeen te brengen die een regering van arbeiders en revolutionaire massa’s had kunnen brengen, de militaire raad af te zetten en te strijden om de macht.
De politiek van klassencollaboratie van de FDFC, waaraan de leiders van de SPA hun lot hebben verbonden, heeft hen in plaats daarvan geleid tot het sluiten van een formele machtsdelingsovereenkomst met de Militaire Overgangsraad op 4 juli. Deze overeenkomst voorzag in de oprichting van een ‘soevereine raad’ bestaande uit 11 personen: 5 militairen, 5 burgers en nog een andere persoon die als burger werd voorgesteld (in werkelijkheid een gepensioneerde militaire officier). De junta kan één van hen benoemen tot hoofd van de raad voor de komende 21 maanden. Dit betekent dat de meerderheid van de raad loyaal zal zijn aan de TMC, waarvan de effectieve greep op de belangrijkste hefbomen van de macht en de terroristische milities onaangetast is gebleven.
Dit akkoord zal ongetwijfeld worden gebruikt om de massa’s te desoriënteren en te demobiliseren en voor de junta om de revolutionaire beweging opnieuw aan te pakken onder het mom van het herstel van de “orde”. Een dergelijke overeenkomst met de beulen van de revolutie is een openlijk verraad aan de revolutionaire massa’s en heeft verwarring op straat veroorzaakt. Na acht maanden van onophoudelijke strijd, en bij gebrek aan een merkbaar alternatief, bestaan er wel elementen van vermoeidheid en delen van de massa’s zagen deze overeenkomst als de enige realistische manier om de TMC “onder controle” te krijgen. De vermeende euforie die de massamedia na de aankondiging van de overeenkomst beschreven, was echter tam en beperkt. De huidige illusies zullen hoogstwaarschijnlijk van voorbijgaande aard zijn.
Het sluiten van dit pact werd met verbittering en woede begroet bij de meest geavanceerde delen van de arbeiders en jonge revolutionaire activisten. Het heeft ook de klassencontradicties binnen het FDFC blootgelegd. Onze agitatie zal dus opnieuw de nadruk moeten leggen op de noodzaak om te breken met alle politieke krachten en elementen binnen het FDFC die voor dit rotte akkoord verantwoordelijk zijn en die bereid zijn om compromissen te sluiten met de gewelddadige generaals. We zouden dit tragische voorbeeld moeten gebruiken om nadruk te leggen op de nood aan een onafhankelijke massapartij en aan verantwoordelijke leiders die zonder voorbehoud aan de kant van de revolutionaire strijd van de arbeiders en de onderdrukte massa’s staan. De krachten voor de oprichting van een dergelijke partij kunnen voortkomen uit het proces van verscherping van de politieke differentiatie dat onvermijdelijk zal voortvloeien uit de deze overeenkomst.
Er is inderdaad geen vreedzaam gezamenlijk bestuur mogelijk tussen de revolutie en de contrarevolutie. De huidige regeling zal niet verhinderen dat de belangen van de miljoenen arbeiders, jongeren, vrouwen en armen die strijden voor een Soedan dat vrij is van dictatuur en armoede, opnieuw in botsing komen met de belangen van de moordende generaals en krijgsheren aan het hoofd van de TMC.
Trotski’s ‘Lessen van Spanje’ blijven zeer waardevolle lectuur om de nieuwe generaties te informeren over deze belangrijke programmatische vragen. Daarin legde hij uit: “Het woord ‘republikein’ is, net als het woord ‘democraat’, een opzettelijk charlatanisme dat dient om de tegenstrijdigheden tussen de klassen te verdoezelen.” Vervang ‘republikeins’ door ‘burger’, en dat is vandaag nog even relevant als toen. De eis van een burgerregering is altijd gebruikt door lokale burgerlijke krachten en imperialistische machten om te pleiten voor een regering die de voortzetting van het kapitalisme in Soedan verdedigt en hun belangen behartigt.
Het is echter ook van vitaal belang om het verschillende niveau van bewustzijn van de massa’s rond dergelijke kwesties in de huidige revolutionaire processen in Soedan en Algerije in te schatten. Deze eis wordt anders begrepen door grote delen van de bevolking van beide landen die deze slogan hebben opgenomen. Een groot deel van deze groep kende nooit iets anders dan militair bestuur. Aangezien de nieuwe soevereine raad in Soedan niet eens een volledig burgerlijke façade heeft, is het waarschijnlijk dat de vraag naar “burgerlijk bestuur” een grote weerklank zal hebben en door velen zal worden gezien als een manier om de militaire junta helemaal ten val te brengen. Het is daarom belangrijk om onze eis voor een regering van arbeiders en arme boeren zorgvuldig te verwoorden, waarbij we de vraag naar een burgerregering niet frontaal aanvallen, maar nadruk leggen op de tegengestelde klassenbelangen achter deze slogan.
Elke pro-kapitalistische coalitieregering, ongeacht haar formele burgerlijke of semi-burgerlijke samenstelling, zal uiterst onstabiel zijn, en zal moeten schipperen tussen de ontwaakte maar niet ongeloste aspiraties van miljoenen Soedanezen, de bescherming van diepgewortelde veiligheids- en militaire apparaten en een catastrofale economische situatie met enorme schulden en een ongebreidelde inflatie. De Britse ambassadeur in Khartoem stelde terecht: “Als de wil van het volk van Soedan niet wordt uitgevoerd, dan denk ik dat we teruggaan naar de volksopstand.” Maar als de Soedanese arbeidersklasse en volksmassa’s de macht niet in eigen handen nemen, zullen delen van de heersende elite in de verleiding komen om de crisis op hun eigen manier op te lossen, door de langdurige periode van instabiliteit te doorbreken met een staatsgreep, of ‘nieuwe 3 juni’s’, mogelijk op een grotere schaal.
De mogelijkheid voor de heersende klasse om de islamitische kaart te spelen, door de rechtse politieke islam te gebruiken om de revolutionaire beweging te misleiden en de belangen van het kapitaal te beschermen, zoals dat een tijdje het geval was in Tunesië en Egypte, lijkt beperkter. De politieke islam heeft zowel in Soedan als in Algerije aan het kortste eind getrokken. In Soedan zijn de Moslimbroederschappen geen prominente oppositiekracht; zij deelden de macht met al-Bashir vanaf zijn staatsgreep in 1989. Een belangrijk kenmerk van de Soedanese opstand is het openlijke verzet tegen de heerschappij van zowel de militairen als hun fundamentalistische bondgenoten. De Soedanese massa’s hebben slogans geschreeuwd die islamisten ervan beschuldigen verantwoordelijk te zijn voor de tirannie van het regime.
In Algerije heeft de ervaring van het zwarte decennium de mensen erg achterdochtig gemaakt. De MSP, de Algerijnse tak van de Moslimbroederschap, heeft samengewerkt met het leger en heeft Bouteflika gesteund vanaf het moment dat hij aan de macht kwam in 1999. Het bleef dit regime steunen tot in 2012. De meeste betogers verwerpen pogingen van fundamentalisten om de beweging te net zoals ze zich tegen de generaals verzetten. Betogers in Algerije hebben zelfs enkele islamitische figuren uit hun protesten verdreven.
Dit wordt nog versterkt door het opmerkelijke feit dat vrouwen vanaf de eerste dag een voortrekkersrol hebben gespeeld in deze massale strijd. Vrouwen hebben een belangrijke rol gespeeld in de revolutionaire geschiedenis van Algerije en vernieuwen deze tradities, waarbij ze hun eigen eisen naar voren brengen en zich actief organiseren in de bredere beweging. In Soedan waren er tijdens de repressie van 3 juni en de dagen daarna verkrachtingen en seksueel geweld tegen vrouwelijke activisten en betogers door veiligheidsagenten en milities bewapend. Het doel was om de revolutionaire geest van vrouwen te breken. De BBC citeerde een betoger die zei: “De [militie] weet dat als ze de vrouwen breekt, ze de revolutie breekt.”
Het huidige klimaat is momenteel dus niet erg bevorderlijk voor de politieke agenda van de islamitische fundamentalisten. Dat gezegd zijnde, kunnen stagnatie en tegenslagen in het revolutionaire proces, gecombineerd met de frustratie die ze opwekken, in de toekomst een vruchtbaardere bodem creëren voor deze reactionaire krachten. De TMC zelf heeft geprobeerd om Salafistische groepen tegen de oppositie op te zwepen door de laatstgenoemden ervan te beschuldigen dat ze grotendeels gecontroleerd worden door “atheïstische anti-Sharia figuren”. Daarbij komen nog de proactieve contrarevolutionaire manoeuvres en het geld dat uit de Wahhabitische Golfstaten komt.
Regionale spanningen
De nieuwe situatie na het verdrijven van Al Bashir in Soedan, kent een context van steeds intensievere internationale machtsstrijd om invloed in de regio. De rivaliteit tussen Saoedi-Arabië en de VAE enerzijds en Qatar, Turkije en Iran anderzijds, heeft zich in de Hoorn van Afrika verspreid. Soedan is een belangrijk slagveld van deze rivaliteit.
Tussen 2000 en 2017 hebben de Golfstaten 13 miljard dollar geïnvesteerd in de Hoorn van Afrika, voornamelijk in Soedan en Ethiopië. Afgelopen december kwamen vertegenwoordigers van Djibouti, Soedan en Somalië in Riyad bijeen om de oprichting van een nieuwe Rode Zee-veiligheidsalliantie te bespreken. De VAE heeft sinds 2015 een militaire basis in Eritrea en bouwt een nieuwe in Somaliland. Het Saoedische regime is van plan er ook een te bouwen in Djibouti.
Turkije heeft in de regio een stap vooruit gezet door nauwe betrekkingen met de Somalische regering aan te knopen, een militaire faciliteit op te zetten en contracten te sluiten met Turkse bedrijven die nu de havens en luchthavens van de Somalische hoofdstad beheren. Het Turkse regime sloot in 2017 verschillende handels- en militaire overeenkomsten met het regime van al Bashir, met name een overeenkomst voor de overdracht aan de Turkse staat van het Soedanese Suakin-eiland, in een poging om militaire voet aan de Rode Zee te krijgen.
De omverwerping van al Bashir heeft een nieuwe situatie gecreëerd, waardoor de kaarten enigszins kunnen worden herschikt. De Saoedische as heeft Turkije voorbij gestoken en heeft de overmacht over de huidige militaire heersers in Khartoem. De hoofden van de Militaire Raad hebben verklaard dat Suakin-eiland een “onafscheidelijk deel” van Soedan is en hebben beloofd het Saoedische regime te steunen tegen alle bedreigingen vanuit Iran en Soedanese troepen naar Jemen te blijven sturen om de Saoediërs te helpen in hun oorlog tegen de Houthi’s.
De Saoedi-VAE-coalitie heeft de Soedanese soldaten gebruikt om de oorlog tegen Jemen uit te besteden, waardoor het aantal Saoedische doden is afgenomen en de interne onenigheid is afgenomen. Het feit dat de Soedanese massa’s in het kader van hun revolutionaire strijd de vraag om Soedanese troepen uit het Jemenitische slagveld te halen in de context van hun revolutionaire strijd duidelijk hebben opgevoerd, toont echter hoezeer massale actie van de arbeidersklasse in één land de reactionaire tendensen in de regio kan helpen omkeren. Hoe dat kan worden volgehouden, hangt natuurlijk uiteindelijk af van het programma en de leiding van deze strijd. Het lijdt echter geen twijfel dat de voortzetting van de oorlog in Jemen en het sturen van arme Soedanezen als kanonnenvoer voor de belangen van de Saoedische elite de revolutionaire woede tegen het ‘nieuwe’ regime in Khartoem zal voeden.
Nationale kwestie
Zoals wij steeds opgemerkt hebben, moeten we voorzichtig zijn met de termen “Arabische Lente” en “Arabische revolutie”. Dit geldt des te meer als het gaat om de revolutionaire bewegingen in Algerije en Soedan, landen waar belangrijke minderheden van de bevolking niet Arabisch zijn en waar gevoelige nationale kwesties bestaan. Een marxistisch programma om de nationale kwestie op te lossen, waarbij de strijd tegen de nationale onderdrukking wordt gekoppeld aan een klassenprogramma, is van cruciaal belang als antwoord op de pogingen van de heersende klasse om de nationale verdeeldheid uit te buiten en te verdiepen.
Soedan is nooit een geïntegreerde natie geweest. Zoals de meeste Afrikaanse landen is het een vergiftigd geschenk dat is geërfd werd van het verdeel-en-heersbeleid van het westerse imperialisme. De 43 miljoen inwoners van het huidige grondgebied van Soedan bestaan voor 70% uit Arabieren en voor 30% uit gearabiseerde etnische groepen van Beja, Kopten, Nubiërs en andere volkeren. Er zijn ook bijna 600 stammen in Soedan, die meer dan 400 dialecten en talen spreken. Ras- en stammenverschillen, met name tussen etnische Arabieren die langs de Nijl leven, en Afrikanen met een donkerdere huidskleur die een meerderheid vormen in de perifere regio’s, zijn door het regime van Al Bashir ten volle uitgebuit om zijn macht te versterken.
Toen al Bashir in februari probeerde de aanhoudende protesten te richten tegen vermeende terroristische studenten uit Darfoer, werd deze tactiek op spectaculaire wijze terzijde geschoven. Veel betogers riepen de slogan “O, arrogante racist, we zijn allemaal Darfoer”. Dit benadrukt een van de unieke kenmerken van deze beweging in vergelijking met eerdere revolutionaire bewegingen in Soedan: het geografisch overkoepelende karakter. De revoluties van 1964 en 1985 beperkten zich vooral tot de hoofdstad en de stedelijke steden in het noorden, met een scherpe kloof tussen het centrum en de periferie; deze keer is het echt een “nationale” beweging, die alle hoeken van het land organisch omvat en de werkende mensen en armen verenigt in actie, ongeacht hun etnische achtergrond.
Als de revolutionaire strijd evenwel niet met succes wordt voortgestuwd en uiteindelijk niet leidt tot een fundamentele verandering van de samenleving langs socialistische lijnen, een verandering die het zelfbeschikkingsrecht van alle onderdrukte nationaliteiten (zoals de Nuba en Darfuri volkeren) met zich meebrengt, kunnen de al lang bestaande scheidslijnen weer opduiken, met inbegrip van het gevaar van etnische oorlogsvoering.
In Algerije vond de spectaculaire uitbarsting van de massa’s ook plaats op een uitgebreide geografische schaal, met een sterke beweging in de 48 “wilayas” (departementen) van het land. De beweging staat in het bijzonder sterk in de regio Kabylië, waar economische en sociale grieven worden vermengd met een sterke Amazigh (Berber) identiteit die is ontstaan door tientallen jaren van pogingen van het Algerijnse regime om de taal- en culturele rechten van de Amazigh-minderheid te onderdrukken door het opleggen van een arabiseringsbeleid in combinatie met economische marginalisering. De erkenning van de Amazigh taal als nationale en officiële taal is een recente ontwikkeling (2016), die alleen onder enorme druk van de massa’s gebeurde.
De mogelijkheid dat deze kwestie opnieuw oplaait, deels opgewekt door de chauvinistische, verdeel-en-regelmatige provocaties van de militaire kliek in Algiers, bleek recent met de aanvallen van de stafchef van het leger, Gaïd Salah, op de prominente aanwezigheid van de Amazigh-vlag bij straatdemonstraties. Nadat hij op 19 juni aankondigde dat alleen nationale vlaggen waren toegestaan, werden tientallen betogers met Amazigh-vlaggen door de politie gearresteerd.
Het Algerijnse regime heeft door de jaren heen geprobeerd om zich een ‘progressief’ imago aan te meten. Zo steunt het in woorden de zaak van het Saharawi en Palestijnse volk en heeft het de buitenlandse interventies in Libië, Syrië en Jemen op een voorzichtige manier benaderd. Zij heeft ook geweigerd om doorgangscentra voor vluchtelingen in het land op te richten. Dit is echter slechts één kant van de medaille. Algerije is nog geen complete lakei van het imperialisme geworden, maar het land heeft zich op vele fronten aangesloten bij het imperialisme. Het regime heeft een “uitzonderlijk partnerschap” gesloten met het Franse imperialisme, met wie het heeft samengewerkt in zijn militaire interventie in Mali. In februari heeft het Algerijnse leger in Burkina Faso en vervolgens in Mauritanië deelgenomen aan grootschalige militaire manoeuvres onder toezicht van Africom. Deze tegenstrijdigheden in het buitenlands beleid van een regime dat van oudsher gericht is op de zogenaamde “niet-gebondenheid ” kunnen in de komende periode alleen maar groter worden, een periode van verhoogde inter-imperialistische competitie in de regio en een massale politieke bewustwording in eigen land.
Soortgelijke tegenstrijdigheden bestaan nog steeds in de Algerijnse economie. De energie- en mijnbouwsector blijft grotendeels in handen van de staat, tot ontzetting van de neoliberale vleugel van het regime en van westerse bedrijven die de hervormingen van de vrije markt willen versnellen. In de afgelopen jaren heeft de Algerijnse regering een groot deel van de beloofde liberalisering van de economie tegengehouden, de privatisering van de staatsbedrijven een halt toegeroepen en de “investeringswet” gehandhaafd, die bepaalt dat nationale bedrijven die met buitenlandse partners samenwerken een meerderheid van de aandelen moeten bezitten. Deze kwesties zullen de spanningen tussen concurrerende groeperingen van de heersende klasse blijven aanwakkeren, vooral in de context van een meer assertieve arbeidersbeweging en van het verdwijnen van de belangrijkste politieke figuur die als “scheidsrechter” optrad.
Democratische rechten en strijd voor socialisme
In de voetsporen van de bonapartistische tradities van Algerije probeert generaal Ahmed Gaïd Salah zich voor te doen als de nieuwe voorzienende man. In een poging om de bevolking te overtuigen, gooit hij enkele van de belangrijkste oligarchen en Bouteflika-vrienden in de gevangenis en lanceert hij anti-corruptie campagnes. Om zijn gezag te doen gelden, baseert hij zich op de toepassing van artikel 102 van de grondwet, dat de president opoffert, maar de huidige sterk presidentiële grondwet, de regering, de constitutionele raad, de twee Kamers van het Parlement en alle instellingen van het oude regime handhaaft.
De presidentsverkiezingen die oorspronkelijk gepland waren voor 4 juli werden geannuleerd als gevolg van de massale verwerping ervan in de straten en omdat steeds meer burgemeesters en magistraten, onder druk van onderaf, aankondigden dat ze weigerden deze te organiseren. In een dergelijke context wordt de oproep tot vrije verkiezingen voor een nationale revolutionaire constitutionele vergadering, onder toezicht van lokale comités in alle gemeenschappen, om het democratische en ongestoorde karakter van de stemming te waarborgen, van bijzonder belang.
Nu de massa’s uit het autoritaire bewind komen, moeten marxisten het nodige belang hechten aan de verdediging van en de strijd voor democratische rechten, zoals de vrijheid van vergadering, de persvrijheid, het recht om zich te organiseren en het stakingsrecht, de vrijlating van politieke gevangenen, enz. Deze moeten natuurlijk niet op zichzelf staan, maar deel uitmaken van een alomvattend programma voor socialistische verandering. Verder moeten we benadrukken dat de arbeidersklasse en het revolutionaire volk alleen vertrouwen kunnen hebben in hun eigen krachten om deze rechten te veroveren en te behouden. Het is bijvoorbeeld de massale strijd in Algerije die de herovering van het recht om te betogen in het hele land mogelijk heeft gemaakt, onder meer in de hoofdstad Algiers waar het sinds 2001 door het regime verboden was.
De PST (Socialistische Arbeiderspartij) in Algerije, onderdeel van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale (VSVI), pleit voor een “voorlopige regering om de nationale soevereiniteit te verdedigen.” De Soedanese Communistische Partij pleit voor een “democratische en door burgers geleide overgangsautoriteit.” Deze slogans suggereren dat een stabiele democratische fase mogelijk is zonder het kapitalisme omver te werpen; ze schetsen niet de klasseninhoud van de regering waar de revolutionaire massa’s voor moeten strijden. Dit zijn beide varianten van de oude mensjewistische theorie, die later door de stalinisten werd overgenomen, volgens welke de democratische en socialistische fasen van de revolutie twee duidelijk onafhankelijke historische hoofdstukken zijn, die de gevaarlijke illusie voeden dat een levensvatbare vorm van een democratisch regime dat gunstig is voor de massa’s kan worden verkregen zonder de burgerlijke eigendomsverhoudingen in twijfel te trekken.
In de praktijk heeft deze theorie de weg vrijgemaakt voor verraderlijke politieke allianties en samenwerkingen met pro-kapitalistische vijanden, die zich een progressief imago aanmeten om de massa’s beter voor de gek te houden en hun strijd te stoppen. Dit beleid heeft onherroepelijk geleid tot catastrofale nederlagen voor de arbeidersklasse in revoluties, van China in 1925-27 tot Iran in de jaren tachtig. Zij vormen een centraal onderdeel van de verklaring voor de zwakke staat van links in grote delen van het Midden-Oosten en Afrika.
De Soedanese Communistische Partij (SCP), die ooit als een van de grootste communistische partijen op het continent een enorme politieke invloed had, werd historisch gedecimeerd als gevolg van deze rampzalige “fasenpolitiek”, waarbij consequent werd afgestapt van wat werd voorgesteld als de “progressieve” delen van de nationale burgerij, in plaats van een onafhankelijke klassenpolitiek te voeren om de massa’s achter de socialistische doelen te verenigen.
De huidige leiders van de SCP lijken helaas geen lessen te hebben getrokken uit hun eigen geschiedenis. In een verklaring begin juni, gaf de partij openlijk toe dat het “zich aan de wensen van een meerderheid van zijn partners bij FDFC moest onderwerpen en om met TMC te gaan samenzitten om te discussiëren over de voorwaarden van een machtsoverdracht. Voor ons was een dergelijke drastische verandering van standpunt kostbaar in termen van het voldoen aan de aspiraties van miljoenen van onze mensen voor echte verandering. We moesten hiervoor ingaan tegen de duidelijke en luide ontevredenheid van sommige van onze trouwe leden, vrienden en sympathisanten. Omdat we echter gebonden waren door de voorwaarden en regels van het FDFC, kozen we ervoor om pragmatisch te werk te gaan en een standpunt in te nemen dat de eenheid van de oppositie onder de leiding van de FDFC waarborgt.”
Dezelfde logica lag ten grondslag aan de slogan voor een “regering van nationale bevoegdheden”, waarvoor het Volksfront in Tunesië in 2013 campagne voerde. Het eindigde met een programmatische overeenkomst tussen het Volksfront en ‘Nidaa Tounes’, de belangrijkste politieke partij die het oude dictatoriale regime vertegenwoordigde, onder het voorwendsel van het bouwen aan een ‘burgerfront’ tegen de rechtse islamisten van Ennahda. Het Volksfront is nooit echt hersteld van dat verschrikkelijke verraad en heeft een enorme revolutionaire kans gemist die in de zomer van dat jaar objectief de kwestie van de arbeidersmacht in Tunesië aan de orde stelde.
Om alle overwinningen die in de massale revolutionaire strijd zijn behaald veilig te stellen en de basis te leggen voor het einde van de huidige ellende, crisis, uitbuiting en onderdrukking, is een socialistische transformatie van de samenleving nodig. Trotski legde in de theorie van de permanente revolutie uit hoe alle taken van de burgerlijk-democratische revolutie – de nationale kwestie, land, democratische rechten, “modernisering” – verbonden zijn met de strijd tegen het kapitalisme en imperialisme.
Terwijl de prachtige revolutionaire opstanden in Algerije en Soedan opnieuw de revolutionaire heldhaftigheid hebben laten zien waartoe arbeiders, vrouwen en jongeren in staat zijn, zijn de leiders van de huidige politieke krachten van georganiseerde links helaas niet opgewassen tegen de historische taken die deze bewegingen met zich meebrengen. Dit onderstreept alleen maar het belang voor het CWI om haar inspanningen op te voeren om de opbouw van revolutionaire marxistische krachten in deze landen en in de hele regio te ondersteunen.
-
Algerije en Soedan: revolutie doorzetten met algemene stakingen
Na buitengewone massamobilisaties werden de dictators Bouteflika in Algerije op 4 april en Al Bashir in Soedan op 11 april omvergeworpen. Een echte democratie komt echter niet tot stand door simpelweg de top van de machtspiramide te vervangen. In beide landen probeert de heersende elite op alle mogelijke manieren de controle in handen te houden. Dit doet denken aan wat er gebeurde na de val van de dictators Ben Ali en Moebarak in Tunesië en Egypte in 2011.Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’ (geschreven eind mei)
Leger staat niet boven het gewoel
In Algerije begonnen de massamobilisaties tegen het vijfde mandaat van Bouteflika op 22 februari. De druk van de straat hield onverminderd stand. Het leger gaf er daarom de voorkeur aan om de president los te laten: hij nam op 2 april ontslag. De stafchef van het leger, generaal Ahmed Gaïd Salah, probeerde zich voor te stellen als de natuurlijke bondgenoot van de beweging terwijl hij uiteraard een militaire topman is uit de kaste van bevoorrechte officieren die nauw verbonden zijn met alle misdaden van het regime. Generaal Salah was gedurende 15 jaar een onvermoeibare aanhanger van Bouteflika. Zijn erg relatieve geloofwaardigheid is als sneeuw voor de zon gesmolten toen het leger de eisen van de straat niet eens in overweging nam. Het waren eenvoudige eisen: uitstel van de presidentsverkiezingen (die voor 4 juli voorzien zijn) en het vertrek van de figuren van het ‘politieke systeem’.
Interim-staatshoofd Abdelkader Bensalah en premier Noureddine Bedoui bleven erg stil over de gebeurtenissen. Salah daarentegen verklaarde: “Het houden van presidentsverkiezingen is nodig om een grondwettelijk vacuüm te voorkomen.” En nog: “De eis van het collectief vertrek van alle staatslieden, onder het voorwendsel dat ze symbolen van het regime zijn, is een onredelijke en zelfs gevaarlijke en kwaadaardige eis die tot doel heeft om alle staatsinstellingen van hun verantwoordelijken te ontdoen.”
Verkiezingen zijn voor het establishment momenteel de enige manier om de greep op de macht te behouden. Op het ogenblik van schrijven had nog geen enkel zwaargewicht zijn kandidatuur gesteld. De verkiezingen worden door brede lagen van de bevolking als een rookgordijn gezien. Het verzet op straat houdt ondertussen aan.
Ook in Soedan zorgde een massabeweging voor het verdwijnen van een dictator. Omar Al-Bashir kwam in 1989 aan de macht. De legerleiding liet hem vallen in de hoop de massabeweging die sinds december 2018 bezig is te bedaren. Op 11 april werd hij door een staatsgreep van generaals omvergeworpen en kwam er een Militaire Overgangsraad (TMC) aan de macht. De mobilisaties gingen echter door en de betogers eisten dat de macht zou overgedragen worden aan de bevolking. De centrale slogan daarbij is: “Alle macht aan de bevolking. De militairen moeten weg, anders volgt een algemene staking.”
Er zijn onderhandelingen om de overgang te organiseren. Deze onderhandelingen gebeuren tussen het TMC en vertegenwoordigers van de beweging die deel uitmaken van de brede coalitie ‘Krachten voor vrijheid en Verandering’ (Forces for Freedom and Change, FCC). Binnen die coalitie speelt de Soedanese Beroepsvereniging (SPA) een prominente rol.
Het afzetten van Bashir was niet het resultaat van onderhandelingen met het establishment. Het werd bekomen door de kracht van massamobilisatie! Op 14 mei kondigden de legerleiders een akkoord met de oppositie aan: er zou een overgangsperiode van drie jaar komen waarna een burgerregering de macht overneemt. Terwijl de SPA-leiders met de legertop onderhandelden, liet die laatste op betogers schieten. Op 14 en 15 mei vielen daarbij meer dan 10 doden.
Door zich volledig te focussen op onderhandelingen met de legerleiding, worden niet alleen illusies gecreëerd maar krijgen de contrarevolutionaire krachten tijd en ruimte om zich te reorganiseren. Zowel in Soedan als in Algerije ligt de hoop in de organisatie van de massa’s rond algemene stakingsacties.
Algemene staking als instrument voor verandering
In beide landen wordt over de kwestie van een algemene staking gediscussieerd. In Soedan is de kans wellicht het grootst dat er effectief stappen in die richting worden gezet. Eind mei dreigde de SPA om een algemene staking uit te roepen als de onderhandelingen geen machtsoverdracht door het leger opleverden. In maart riep de SPA reeds op tot een algemene staking. Toen leek dit het regime amper te raken en was er een scherpe repressie tegen de SPA. Vandaag ligt de situatie evenwel anders.
Om zijn positie te consolideren, had het regime jarenlang een greep uitgebouwd op de vakbonden. De omverwerping van de dictator zorgt voor de ontwikkeling van een hele reeks nieuwe vakbonden, terwijl in de oude vakbonden die dicht bij de macht stonden werkenden ervoor opkomen om alle medestanders van het oude regime af te zetten en hun organisaties zelf te heroveren. Een gelijkaardige strijd, maar tot hiertoe minder intensief gevoerd, vindt plaats in de Algerijnse vakbondsfederatie UGTA waarvan de leiding openlijk steun gaf aan Bouteflika.
Helaas schipperen de leiders van de SPA tussen de druk van de straat, waar het vertrek van de Militaire Overgangsraad wordt geëist, en de eigen illusies over een zachte landing in samenspraak met het oude dictatoriale regime waarbij de generaals tot een compromis bereid zouden zijn. Dat is waarom de SPA zich probeerde te beperken tot de dreiging van een algemene staking. Maar ondertussen creërde die dreiging enthousiasme en ontwikkelde een dynamiek die aan de controle van de leiding ontsnapte.
Zoals de gebeurtenissen na de val van Ben Ali in Tunesië en Moebarak in Egypte aantoonden, volstaat het niet om een burgerregering te vestigen. Dat zorgt niet meteen voor verandering in de situatie van de massa’s. Het biedt evenmin garanties om een terugkeer van een militaire dictatuur te vermijden. Kijk maar naar Egypte na de staatsgreep door Al Sisi. Het houden van werkelijk vrije en democratische verkiezingen zou uiteraard een grote stap vooruit zijn, maar onvoldoende om alle democratische eisen van de beweging in zowel Algerije als Soedan te bewerkstelligen. Om die eisen te realiseren, moet buiten de enge grenzen van het kapitalisme gekeken worden.
In Soedan zijn er in de wijken ‘verzetscomités’ opgezet. In een recente verklaring van de SPA werd opgeroepen om ze om te vormen tot ‘comités van verzet en verandering’. Dit betekent dat deze comités niet alleen actief zijn in het verzet tegen het oude regime, maar ook in de ‘verandering’, dat wil zeggen de opbouw van een nieuwe staat met democratische fundamenten. Er zijn reeds voorbeelden van dergelijke comités die het beheer van de lokale aangelegenheden hebben opgenomen.
Een algemene staking zou dit proces versterken. Door het platleggen van de economie tijdens een algemene staking tonen de werkenden hun kracht en worden ze zich daar ook van bewust: zonder hen, draait er niets. Waarom dan de zaken niet zelf in handen nemen en de economie nieuw leven inblazen gericht op de noden van de werkenden en armen, onder hun controle en beheer?
Strijdcomités moeten gezien worden als een instrument om de massa’s te organiseren zodat ze de samenleving kunnen veranderen, met de stelselmatige verkiezing van vertegenwoordigers die permanent afzetbaar zijn door diegenen die hen verkozen. De gebeurtenissen van 2011 toonden het al voldoende aan: een dergelijke verandering in Soedan bijvoorbeeld, zou meteen een internationale impact hebben, in het bijzonder in Algerije maar ook ver daarbuiten.
Als deze comités op alle niveaus gecoördineerd worden, hebben ze het potentieel om de basis te vormen voor een onafhankelijke revolutionaire regering die samengesteld is uit de directe vertegenwoordigers van de werkenden en arme massa’s. Door een revolutionaire grondwetgevende vergadering bijeen te roepen, zou het mogelijk zijn om voor eens en altijd een einde te maken aan het huidige regime en om ervoor te zorgen dat de rijkdommen van het land gebruikt worden in het kader van een democratische planning van de economie. Dat is waar onze Soedanese zusterorganisatie, Socialistisch Alternatief, voor opkomt.
-
Soedan: contrarevolutie steekt zijn lelijke kop op
Analyse door Serge Jordan, Committee for a Workers’ International (de internationale organisatie waarvan LSP/PSL de Belgische afdeling is)
Op maandag 3 juni, voor zonsopgang, hebben het militaire regime en zijn misdadigers een aanval ingezet op de sit-in, die sinds 6 april buiten het militaire hoofdkwartier in de Soedanese hoofdstad Khartoem plaatsvond en die het middelpunt vormde van de voortdurende opstand die de dictatoriale president Omar al-Bashir ten val bracht.
Deze contrarevolutionaire actie werd uitgevoerd door veiligheidstroepen en een reeks reactionaire milities, in het bijzonder de zogenaamde ‘Rapid Support Forces’ (RSF). Deze gewelddadige paramilitaire troepen werden in 2013 officieel opgericht om de praetoriaanse garde van al-Bashir te worden. Het zijn nakomelingen van de inheemse Janjaweed-militie, die een beruchte reputatie heeft opgebouwd met massamoorden, verkrachtingen, plunderingen en talloze andere wreedheden tijdens de oorlog in Darfoer, meer dan tien jaar geleden.
De RSF-milities voerden deze methoden rechtstreeks in het hart van de hoofdstad in en gingen op een moorddadige plundertocht door de stad. Ze staken de tenten bij de sit-in in brand, verkrachtten vrouwen, scheerden de hoofden van demonstranten, geselden ze met zwepen, ze volgden ongewapende burgers op straat om ze af te ranselen en te beroven, ze schoten met scherp op ziekenhuizen, ze plunderden winkels, … Er was soortgelijk geweld, maar dan op kleinere schaal, in Port Sudan, Sinar, Atbara en vele andere plaatsen. Videobeelden op sociale media getuigen van aanhoudend geweld door de RSF-milities in Khartoem en andere steden.
Het Soedanese artsencomité schat het voorlopige dodental op meer dan honderd, bovenop de vele honderden gewonden. Waarschijnlijk is het werkelijke aantal doden door het bloedige optreden van maandag veel hoger. Een geloofwaardige bron met connecties met het veiligheidsapparaat meldde aan een Soedanese journalist dat “sommigen werden doodgeslagen en in de Nijl gegooid, sommigen meerdere malen werden neergeschoten en in de Nijl gegooid en anderen werden machetes in stukken gehakt en in de Nijl gegooid. Het was een bloedbad.” Sinds maandag zijn er ongeveer 40 lijken uit de rivier gehaald.
Angst voor revolutie
Door middel van deze barbaarse repressie heeft de militaire junta, die zich na de val van al-Bashir de macht heeft toegeëigend, getracht terreur onder de massa’s te zaaien en een zware slag toe te brengen aan de revolutionaire strijd die het land sinds december 2018 schokt. Het gebruik van verkrachting is er bijvoorbeeld op gericht de geest van verzet van de vele Soedanese vrouwen te breken nadat ze steevast vooraan stonden in revolutionaire mobilisaties en een sleutelrol hebben speelden bij het trotseren van de vernederingen door het oude regime.
Voor de repressie van maandag bezochten het hoofd van de zogenaamde ‘Transitional Military Council’ (TMC), generaal Abdel Fattah al-Burhan, en zijn plaatsvervangend generaal Mohamed Hamdan Dagalo, leider van de RSF, Caïro, Riyadh en Abu Dhabi. Vermoedelijk om groen licht, hulp en advies te krijgen van al-Sisi, de slachter van de Egyptische revolutie, en van de reactionaire vorsten in de Golf, de belangrijkste regionale steunpilaren van het TMC, voor de moorddadige aanval van maandag. Allemaal dromen ze van het herstel van een meedogenloze dictatuur in Khartoem die de Soedanese revolutie bloedig kan stoppen en meteen de revolutionaire verleidingen in hun eigen achtertuin kan tegengaan. Bovendien willen ze dat het Soedanese regime kanonnenvoer blijft leveren voor hun oorlog in Jemen.
De timing van deze dramatische gebeurtenissen is inderdaad niet toevallig. De inspirerende revolutionaire strijd van de Soedanese massa’s bereikte vorige week een nieuwe dimensie met een stevige tweedaagse algemene staking die het land volledig tot stilstand bracht. Het succes van die staking, die de enorme potentiële macht van de arbeidersklasse liet zien, maakte de generaals en de bezittende klassen in de regio duidelijk bang. De revolutie heeft onder andere een nieuwe impuls gegeven aan onafhankelijke activiteiten van de arbeidersklasse, met de wederopbouw van onafhankelijke vakbonden die ooit door het regime van al-Bashir werden vernietigd. Werkenden begonnen te tonen dat ze een ernstige sociale kracht zijn om rekening mee te houden en dat ze het fundament waarop de politieke en economische macht van de junta is gebouwd, kunnen bedreigen.
Helaas was er een gebrek aan vastberaden leiderschap over wat moest volgen na de twee dagen van algemene staking, die de macht van de generaals deed wankelen. Onmiddellijk na het einde van de algemene staking gingen de militaire heersers over tot een tegenoffensief om de meest dynamische en iconische uitdrukking van de revolutie aan te vallen. De TMC-leiders verklaarden dat de sit-in een bedreiging was voor “de veiligheid van het land” en bijgevolg moest stoppen. De pro-regeringsmedia gingen draaiden overuren om de vreedzame sit-in af te beelden als een nest losbandige drugssmokkelaars en kleine bandieten. Dit was een poging om de repressie ervan en het komende bloedbad te rechtvaardigen.
De overblijfselen van het oude regime en hun internationale geldschieters hebben hun activiteiten zorgvuldig gepland. De kantoren van Al Jazeera in Khartoem werden op 31 mei gesloten en de journalisten van Al Jazeera mochten geen verslag uitbrengen uit Soedan. Om verdere berichtgeving te beperken, werd het internet op maandag in het hele land gesloten – en sindsdien is het niet meer hersteld. Regelmatige legereenheden werden naar hun kazerne gestuurd en velen van hen werden van hun wapens ontdaan, zodat ze het vuile werk van de huurlingen van de RSF niet konden hinderen. Later werden er scènes gemeld van soldaten die hulpeloos snikten terwijl het bloedbad zich aan het ontvouwen was.
Dit staat in tegenstelling tot de krokodillentranen van de westerse regeringen, tranen die hun onthutsende hypocrisie niet kunnen goedmaken. De EU heeft in de loop der jaren miljoenen in de RSF gepompt om de migratie van Soedan naar Europa te beteugelen. Het Witte Huis en veel Europese regeringen hebben het Saoedische regime gesteund en voorzien van de wapens die gebruikt werden om demonstranten en andere onschuldige burgers in de straten van Soedan neer te schieten.
Geen onderhandelingen meer met bloeddorstige generaals…
We moeten alle politieke lessen trekken uit wat gebeurd is om ervoor te zorgen dat het bloed van de martelaren van 3 juni en de daaropvolgende dagen niet tevergeefs is gevloeid. Voor dit bloedbad hebben het CWI en zijn aanhangers in Soedan reeds consistent gepleit tegen de illusie van een compromis met de generaals van het oude regime, die de macht met geweld grepen om de revolutionaire golf te stoppen.
Een verklaring van Socialistische Alternatief Soedan op 23 mei legde uit: “Waarom zou een revolutie die met bloed, zweet en tranen een einde maakte aan het bewind van Al Bashir, uiteindelijk onderhandelen over een machtsdeling met een deel van het onderdrukkende apparaat dat zijn heerschappij zo lang heeft beschermd en ervan geprofiteerd? De militaire machthebbers zijn op geen enkele manier van plan om de macht af te staan. Ze zullen het toneel niet verlaten, tenzij ze daartoe gedwongen worden door de kracht van de massale revolutionaire actie – de enige taal die ze begrijpen.”
Begin april was de eerste reactie van de demonstranten op de aankondiging van de oprichting van het TMC de slogan: “De revolutie is net begonnen.” Daaruit bleek dat veel mensen niet bereid waren om in de valkuil van de daders van de militaire staatsgreep te lopen. Helaas was dit niet zozeer het geval voor de leiders die namens hen het woord voerden, georganiseerd in de Forces for the Declaration of Freedom and Change (FDFC), die ermee instemden te onderhandelen met de generaals van Al Bashir.
De FDFC is een brede alliantie van de oppositie. In die alliantie speelt de Soedanese Beroepsvereniging (SPA, een netwerk van beroepsverenigingen dat een grote autoriteit heeft onder arbeiders en activisten voor zijn organiserende rol in de beweging) een grote rol. Maar er zitten ook rechtse oppositiepartijen in, partijen die ingebed zijn in de burgerlijke Soedanese elite, zoals de Nationale Umma-partij en de Soedanese Congrespartij.
Deze laatste partijen hebben een lange erfenis van toegevingen aan het regime van Al-Bashir; ze hadden nooit vertrouwen in de massabeweging, maar wilden er wel gebruik van maken om toegang te krijgen tot een lucratieve carrière in een toekomstige kapitalistische regering. De leiders van de Umma-partij hebben de oproep tot de algemene staking van vorige week openlijk afgewezen. Nu steunen ze het recentste politieke manoeuvre van TMC: de aankondiging van verkiezingen binnen negen maanden. Verkiezingen onder de huidige omstandigheden, met de militaire en veiligheidskliek die alles onder controle houdt, zouden uiteraard niet meer zijn dan een autoritaire maskerade.
Door pragmatisch te proberen de eenheid van de oppositie onder leiding van de FDFC te waarborgen, hebben de leiders van de SPA zich ten onrechte verbonden aan een doodlopende strategie. Ze hebben geprobeerd de eisen van de revolutionaire beweging te verzoenen met de cynische ambities van de contrarevolutionaire militaire leiders. Alle aanhangers van de SPA moeten eisen dat de SPA nu de banden verbreekt met al die pro-kapitalistische krachten en leiders die op de kap van de revolutionaire beweging een akkoord willen sluiten met de militaire slachters.
De FDFC-onderhandelaars dachten dat ze de corrupte en wrede junta konden sussen en hen ervan overtuigen om een “redelijker” standpunt in te nemen door de macht te delen in een hybride soevereine instantie, bestaande uit militaire en civiele vertegenwoordigers. Verscheidene weken werden verspild in vruchteloze onderhandelingen met de TMC. Deze onderhandelingen zorgen voor verwarring in de beweging werpen en waren verontrustend voor vele activisten. Zoals veel demonstranten zich duidelijk bewust waren, zaten de generaals niet aan de onderhandelingstafel om hun macht ruimhartig op te geven, maar om tijd te winnen, de oppositie voor de gek te houden met vage beloften en te wachten op de juiste gelegenheid om hun toevlucht te nemen tot geweld tegen de massa’s op de straat.
Woensdag hield Generaal Burhan een televisietoespraak waarin hij zei dat de TMC bereid was om de onderhandelingen te hervatten. Deze oproep werd gedaan toen zijn handlangers op straat schoten, sloegen en moorden, en uren voordat de veiligheidstroepen een prominente politicus van de oppositie, Yasir Arman, leider van de Soedanese Volksbevrijdingsbeweging Noord (SPLMN), arresteerden. De woordvoerders van de FDFC hebben terecht verklaard dat ze alle politieke contacten met de Militaire Raad zouden stopzetten en de onderhandelingen zouden opschorten omdat ze van mening zijn dat “de junta niet langer in aanmerking komt om met het Soedanese volk te onderhandelen.” Maar dat was het nooit eerder! Vanaf het prille begin was de TMC niets anders dan het zenuwcentrum van de contrarevolutie, bestaande uit beruchte corrupte oorlogsmisdadigers en oude regeringsaanhangers, die een revolutie probeerden te kapen die een directe bedreiging vormde voor hun wrede heerschappij en hun uitbuitingssysteem. Vanuit hun standpunt was het aftreden van Al-Bashir en andere topfunctionarissen slechts een middel om de essentiële fundamenten van de oude staatsmachine te behouden en hun eigen posities te beschermen, posities waaruit zij belangrijke privileges en economische rijkdom putten.
Heldhaftig verzet
Ondanks de omvang van het geweld van het regime, toonden de demonstranten die maandag verjaagd werden van hun actie voor het ministerie van Defensie een enorme heldhaftigheid. Ze bleven demonstreren en wierpen barricades op in de straten van Khartoem en de naburige stad Omdurman. In wijken in de hele hoofdstad stroomden mensen de straten op om te protesteren tegen de acties van de junta. Ze barricadeerden de straten met bakstenen, verbranden banden en blokkeerden bruggen. Op dinsdag verschenen er video’s op sociale media met beelden van bewoners die de Eid al-Fitr gebeden achter hun barricades uitvoerden.
Volgens een CWI-aanhanger die in Khartoem woont, hebben de demonstranten vanaf woensdag 5 juni de meeste wegen in de stad gebarricadeerd, hoewel sommige barricaden sindsdien met geweld zijn verwijderd. Boze jongeren verzetten zich regelmatig in hevige straatgevechten tegen RSF-patrouilles die rondzwerven en mensen terroriseren. Er weerklinken nog steeds geweerschoten en er vinden nog meer moorden plaats. Op dinsdagavond probeerden de veiligheidstroepen de sit-in van Port Sudan voor de 101ste infanteriedivisie uit elkaar te kloppen, maar dat lukte niet. Ondertussen gingen arbeiders van Port Sudan in staking en werd de burgerlijke ongehoorzaamheid doorgezet. De demonstranten sloten de meeste hoofdwegen en een aantal buurten af met wegversperringen en bandenvuur.
Op dinsdag, woensdag en donderdag waren er kwade marsen, massale demonstraties en wegblokkades in verschillende delen van het land toen het nieuws van het bloedbad in Khartoem bekend raakte. Woensdag waren er massale demonstraties in Zalingei in Centraal Darfoer, El Geneina in West-Darfoer en Nyala in Zuid-Darfoer. Demonstranten trotseerden traangas en er werd met scherp geschoten. Ze riepen slogans voor de val van de militaire junta.
Delen van de arbeidersklasse hebben uit protest tegen de acties van de militaire junta het werk neergelegd. Het gaat onder meer om de arbeiders van de olievelden in West-Kordofan. Afgelopen maandag waren de interne en externe vluchten op de internationale luchthaven van Khartoem gestopt, terwijl de Soedanese pilotenvereniging aankondigde unaniem voorstander was van burgerlijke ongehoorzaamheid zou en alle vluchten zou stoppen. Milities van het regime dwongen de werkenden onder bedreiging van hun leven om terug aan de slag te gaan. Luchthavenpersoneel werd thuis bezocht om onder bedreiging met geweren aan de slag te gaan. Een man die dit weigerde, werd voor de ogen van zijn familie doodgeschoten.
De dreiging van een dergelijke brute contrarevolutie moet worden beantwoord met massale, georganiseerde collectieve actie en zelfverdediging door de revolutionaire massa. Terwijl milities terreur, verkrachting en slachting verspreiden, is de organisatie van de fysieke verdediging van de revolutie een kwestie van leven of dood geworden. In alle werkplekken, gemeenschappen en buurten moeten verdedingscomités worden opgericht en deze moeten met elkaar in verbinding staan om hun acties te coördineren en elk wapen dat ze kunnen vinden, inclusief geïmproviseerde wapens, te centraliseren.
De klassenverschillen binnen de strijdkrachten en de revolutionaire sympathieën die nog steeds bij veel gewone soldaten bestaan, moeten ook onverwijld worden benut. De dreigende muiterij in de lagere rangen van het leger was een van de belangrijkste redenen voor de haast van de junta om zich te ontdoen van Omar Al Bashir. De SPA en de revolutionaire comités zouden publieke oproepen moeten doen aan de soldaten en jonge officieren om alle bevelen van de militaire raad te weigeren, om in opstand te komen tegen hun commandanten, om hun eigen comités democratisch te kiezen en zich aan te sluiten bij het revolutionaire volk om hen te helpen bij de jacht op en de ontwapening van alle milities, en om alle moordenaars, verkrachters en martelaars te arresteren en te berechten.
De oproepen van de SPA tot “volledige burgerlijke ongehoorzaamheid; de sluiting van alle hoofdstraten, bruggen en havens; en een open politieke staking op alle werkplaatsen in de publieke en private sector” gaan in de goede richting. Terwijl deze oproep tot “alomvattende staking” op zondag van start moet gaan, is er al sprake van een ontwikkeling ervan – hoewel het met de Eid-feestdagen moeilijk is om de omvang ervan in te schatten. In ieder geval hebben de massa’s niet de luxe om te wachten. Onmiddellijk en doortastend optreden is nodig om de huidige aanval van de contrarevolutie te verslaan. Barricades op straat, stakingsacties met verdedigingscomités op de werkvloer, bezettingen van strategische locaties en infrastructuur, zijn de manier om het huidige offensief van de reactionaire junta, haar milities en veiligheidstroepen te verlammen en een vastberaden revolutionair tegenoffensief te beginnen.
Weg met de TMC – Macht aan de arbeiders en het revolutionaire volk!
In de loop van de revolutionaire strijd kreeg een verreikend proces van organisatie van onderuit vorm in de wijken en op de werkplekken, in lokale gebieden en bij de sit-in protesten. In feite is dit het ontwikkelen van een situatie van “dubbele macht”: het uitdagen van de oude staatsmachine van de generaals en de overblijfselen van het oude regime, door de groei van de embryo’s van een nieuwe samenleving in de vorm van lokale revolutionaire comités. Met deze lokale comités als basis kan een nieuwe revolutionaire staatsmacht worden gebouwd, die de militaire kliek en zijn verschillende aanhangsels kan uitdagen. Buurt-, stakings- en werkplaatscomités kunnen, indien veralgemeend, vertegenwoordigers kiezen in lokale, regionale en nationale raden en in naam van de revolutie strijden voor politieke macht.
Om de breedst mogelijke steun en energie te mobiliseren voor deze strijd, moet niet alleen opgekomen worden voor echte democratie in Soedan, maar zijn ook antwoorden nodig op de dringende sociale en economische kwesties die de massa’s dagelijks voelen: de strijd voor brood, banen, fatsoenlijke lonen, huisvesting, land, toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, vervoer en sociale voorzieningen. Als een dergelijk programma consequent wordt beargumenteerd, kan het bijdragen aan verdeeldheid onder de meest onderdrukte en vervreemde jongeren die door de regeringsmilities worden opgepikt en nu bewapend worden om de beweging te onderdrukken.
Uiteindelijk kunnen deze eisen alleen worden ingewilligd als de belangrijkste sectoren van de economie uit handen worden genomen van de corrupte militaire elite en van de binnen- en buitenlandse kapitalistische klasse, die ze voor hun eigen verrijking gebruiken. Zoals The Economist op 27 april opmerkte: “De junta heeft veel te verliezen. Naar schatting 65%-70% van de overheidsuitgaven gaat naar veiligheid, vergeleken met slechts 5% voor volksgezondheid en onderwijs. Families die verbonden zijn met de militaire en veiligheidsdiensten leiden de bedrijven die de Soedanese economie domineren.” Deze bedrijven moeten onder publiek eigendom worden gebracht, democratisch gepland en beheerd worden door de arbeiders en de revolutionaire massa’s.
Een regering van werkende mensen en arme boeren, die een socialistisch beleid voert, zou een einde maken aan de plundering van de economie en de zee van ellende die dit met zich meebrengt, en de contrarevolutie zowel politiek als militair ontwapenen. Een dergelijke regering, die de arbeiders, de arme en onderdrukte bevolking van Afrika en het Midden-Oosten oproept om zich aan te sluiten bij de strijd tegen het kapitalisme en de dictatuur, zou een enorme bron van inspiratie zijn voor de miljoenen mensen die wereldwijd de strijd tussen revolutie en contrarevolutie in Soedan met bezorgdheid volgen.
De toekomst van de Soedanese revolutie is echter zeer onzeker. Het politieke vacuüm dat is ontstaan door de afwezigheid van een massapartij, die de arbeiders en het revolutionaire volk zou kunnen verenigen achter een duidelijk programma en een beslissende weg voorwaarts zou kunnen tonen, weegt zwaar op de beweging. Verslagen over spanningen en botsingen tussen de Soedanese strijdkrachten en de RSF geven aan dat de situatie zeer rommelig kan worden, waarbij elementen van een burgeroorlog vorm kunnen krijgen of zelfs de mogelijkheid van een ‘staatsgreep binnen de staatsgreep’, of van ernstiger botsingen tussen verschillende gewapende groeperingen en milities die strijden om controle. De revolutionaire beweging heeft haar laatste woorden echter nog niet uitgesproken en het is de plicht van alle socialisten, vakbondsleden en linkse activisten over de hele wereld om deze strijd op alle mogelijke manieren te ondersteunen om haar tot een succesvol einde te brengen.
Onze eisen
- Onmiddellijke mobilisatie ter verdediging van de Soedanese revolutie – voor een algemene staking van het hele land tegen de Raad van de staatsgreep.
- Voor massale en democratisch georganiseerde zelfverdediging van de revolutie. Bouwen aan stakers- en verdedigingscomités op alle werkplekken, in de straten en de wijken. Ontbinding en ontwapening van de Rapid Support Forces en alle milities van het regime.
- Verdedig alle democratische rechten, voor de vrijlating van alle politieke gevangenen en mensen die de laatste dagen zijn gearresteerd.
- Breng het militaire regime neer en arresteer de leiders van het TMC. Voor een regering van werkenden en armen gebaseerd op volkscomités.
- Voor het recht van het Soedanese volk om zijn eigen toekomst te bepalen – nee tegen de bemoeienis en inmenging van internationale en regionale machten in Soedan.
- Schrap de middelen voor leger en veiligheidsdiensten – voor een programma van massale overheidsinvesteringen in infrastructuur, gezondheid, werkgelegenheid en onderwijs.
- Nationalisatie onder controle van de werkenden van alle bedrijven en activa die toebehoren aan de handlangers van het oude regime, militaire en veiligheidsbeambten.
- Internationale solidariteit van werkenden met de Soedanese revolutie – geen vertrouwen in de Afrikaanse Unie, de Europese Unie en andere imperialistische organen en regeringen.
- Weg met kapitalisme, uitbuiting en oorlog. Onmiddellijke terugtrekking van alle Soedanese troepen uit Jemen.
- Voor een vrij, democratisch en socialistisch Soedan, dat het zelfbeschikkingsrecht van alle onderdrukte nationaliteiten en etnische groepen erkent.
-
Soedan: geen compromis met het oude regime, maar revolutie doorzetten!
Vier maanden massastrijd op straat met een eindeloze stroom van betogingen, stakingen, bezettingen en zitacties hebben uiteindelijk geleid tot de val van dictator Omar al-Bashir. Sindsdien houden de massale zitacties voor het hoofdkwartier van het leger in Khartoum en kleinere bezettingen voor de hoofdkwartieren van het leger in andere deelstaten aan. Het toont de aanhoudende strijd tussen de levendige krachten van de Soedanese revolutie en de ‘Militaire Overgangsraad’ die de politieke macht heeft gekaapt voor de oude garde en de heersende klassen.
Analyse door een CWI-lid in Soedan
Veranderingen in de vakbonden
De revolutie heeft een aantal verworvenheden afgedwongen. De belangrijkste daarvan is de vorming, doorheen strijd, van een verenigde vakbondsorganisatie die verschillende beroepsgroepen en werknemers uit de publieke sector bij elkaar heeft gebracht.
Dit omvat bijvoorbeeld de Democratische Advocatenbond, die juridische steun geeft aan revolutionairen en voor alle noodrechtbanken pleitte tegen het opbreken van de betogingen. Nu komt deze bond op voor officiële erkenning. Er is ook het Centrale Soedanese Dokterscomité, dat aanwezig was bij alle protestacties en zorgt voor medische zorgen bij zitacties. Het is dit comité dat de afgelopen maanden de statistieken over het aantal doden bijhield. Andere sectoren die zichzelf organiseerden in gelijkaardige vakbonden die onafhankelijk staan van de officiële bonden kwamen samen in de Soedanese Beroepsvereniging (Sudanese Professionals Association, SPA). Dat is de belangrijkste vakbondskoepel die acties organiseerde en de ‘Verklaring van Vrijheid en Verandering’ lanceerde.
De leiders van de SPA hebben een belangrijke rol gespeeld in het organiseren van de betogingen, maar ze hebben nog geen duidelijk beeld van wat er in de plaats van het huidige regime moet komen. Deze leiders schipperen tussen de druk van de straat, waar er algemeen verzet is tegen de TMC (Transitional Military Council), en hun eigen illusies over een zachte landing van het oude dictatoriale regime waarbij de generaals een compromis sluiten.
Daarnaast zijn er voorbeelden van groepen die ervoor strijden dat de officiële vakbonden aan de invloed van het vorige regime onttrokken worden. Dit is het geval binnen bedrijven en op werkplekken. Zo gingen overblijfselen van de vakbond van het suikerbedrijf Kanana – het grootste suikerbedrijf van het land uit de provincie Witte Nijl – over tot een staking en zitactie voor het lokale militaire garnizoen. Honderden arbeiders eisten maatregelen tegen corruptie en tegen de onrechtvaardige behandeling waar ze zelf onder gebukt gaan. Op een algemene vergadering van de vakbond werden elementen van de officiële vakbond die met de belangen van het systeem verbonden waren weggejaagd. De vakbond werd op meer democratische wijze geherstructureerd. De corrupte personeelsverantwoordelijke van het bedrijf, die enkele jaren geleden verantwoordelijk was voor het ontslag van bijna 2.000 werkenden, werd eveneens verjaagd.
In verschillende andere sectoren waren er acties, zoals de tijdelijke werkenden van de haven Port Sudan, de olie-arbeiders in West Kordofan, de laboranten in de deelstaat Rode Zee, … Deze acties eisen niet alleen radicale veranderingen in de arbeidsomstandigheden, ze brengen vaak ook grieven over het repressieve beleid van het oude regime en eisen bijvoorbeeld de herintegratie van werkenden die afgedankt werden omdat ze het regime niet steunden of het afzetten van vakbondsvertegenwoordigers die met de dictatuur samenwerkten.
Wijkcomités
Op 11 mei hield een wijkcomité in een van de districten van Khartoum een ‘seminarie’ over de huidige politieke situatie in het land. Zo’n evenement was voorheen onmogelijk. De bijeenkomst ademende een revolutionair gevoel uit. Het succes van de zitacties is een resultaat van aanhoudend werk door de vele comités aan de basis in heel wat steden en dorpen.
Een verklaring van de SPA enkele weken terug suggereerde om de naam van deze comités aan te passen van ‘Verzetscomités’ naar ‘Comités van verzet en verandering’, wat betekent dat de comités niet enkel het verzet tegen het vorige regime zouden voeren maar ook de verandering op zich nemen, met name de bouw van een nieuwe staat met democratische fundamenten. Dit houdt niet bij de definitie op zich op, er zijn voorbeelden van comités die nu al het lokale beheer in handen nemen.
Het is belangrijk dat deze comités niet louter gebruikt worden als aanhangsel bij een politieke regeling die aan de top gemaakt wordt door de leiders van de SPA. De comités moeten de basis zijn voor de massa’s om zich te organiseren en de samenleving van onderuit te veranderen, waarbij ze hun eigen revolutionaire wil opleggen. Om ervoor te zorgen dat deze comités hun rol echt kunnen spelen, verdedigt Socialistisch Alternatief in Soedan de noodzaak van stelselmatige verkiezing van afgevaardigden die permanent afzetbaar zijn, het uitbreiden van het netwerk van comités in de werkplaatsen, de overheidsadministratie, de grote landbouwbedrijven, … Er is coördinatie op alle niveaus nodig waarmee de basis gelegd wordt voor een onafhankelijke revolutionaire regering die bestaat uit vertegenwoordigers van de werkenden en arme massa’s. Daarmee kan voor eens en voor altijd een einde gemaakt worden aan het huidige regime.
Islamiseringsbeleid in diskrediet
Het regime van Bashir maakte gebruik van een religieus discours. Er werd ingespeeld op de emoties van de overwegend moslimbevolking vanuit persoonlijke en partijdige belangen. Dit had niets te maken met het geloof van mensen. Een aantal religieuze leiders kreeg de taak om het straatprotest te kalmeren. Binnen de gemeenschap werden die leiders steeds uitgedaagd en in het defensief gedwongen. Alle pogingen van ouderen om religieuze gevoelens op te wekken, werden gedwarsboomd. Heel wat religieuze leiders werden uit de moskeeën verjaagd omwille van hun steun aan het regime of hun pogingen om de revolutionaire beweging te demoniseren. Na de revolutie werden het vorige regime, de topfiguren en de symbolen ervan herhaadelijk het doelwit van acties op markten en openbare plaatsen.
Sinds de machtsovername in 1989 voerde het regime een beleid van zogenaamde ‘stabilisering’ waarbij publieke instellingen gebruikt werden voor de belangen van het regime en waarbij wie tot de islamitische beweging behoorde werd voorgetrokken. Alle overheidspersoneel dat geen deel van de islamitische beweging was, verdween uit de openbare diensten of ging op pensioen. Zo werden alle publieke instellingen gezuiverd en onder controle van het regime geplaatst.
Nu zijn er echter steeds meer stemmen om al wie met het vorige regime samenwerkte uit de instellingen en overheidsbedrijven weg te halen. Er wordt begrepen dat ze hun posities kunnen gebruiken om de contrarevolutie te steunen en chaos in het land te organiseren.
Soedanese elite predikt verzoening
Sinds de onafhankelijkheid waren er in Soedan verschillende revolutionaire opstanden die niet verder ontwikkelden. De kapitalistische heersende elites hebben met het leger samengewerkt om elke democratische en sociale verandering de kop in te drukken en om hun winsten en belangen centraal te stellen. Dit ging ten koste van de noden van de werkenden en armen. Hetzelfde zien we nu met de pogingen van de Militaire Raad om de macht in handen te houden, maar ook met de opstelling van de leiders van de oppositie van de ‘Krachten voor Vrijheid en Verandering.’ Die willen toegevingen doen en een akkoord aan de top sluiten om de revolutionaire strijd van onderaf te stoppen.
Sinds de eerste staatsgreep op 11 april is de kwestie van machtsoverdracht aan een burgerregering niet opgelost. Dit komt omwille van de beperkingen van politiek programma en strategie, en het gebrek aan vertrouwen in de straatbeweging. Hierdoor gaan de ‘Krachten voor Vrijheid en Verandering’ steeds over tot toegevingen en getreuzel. Dit leidde reeds tot meningsverschillen binnen de gelederen van deze alliantie.
Terwijl de militaire raad probeert tijd te winnen om zijn greep op de macht te behouden en een aantal manoeuvres uitvoert (zoals onderhandelen met de partijen en andere politieke krachten die deel uitmaakten van de vorige regering tot aan de val van het regime, de “regering van verzoening”), blijven de ‘Krachten voor Vrijheid en Verandering’ onderhandelen met de militaire raad om tot een akkoord over machtsdeling te komen. Dit zorgt voor verwarring in de beweging en het geeft het oude regime en zijn kaders tijd om zich te herorganiseren in de strijd tegen de beweging op straat. Op 14 mei kondigden de militaire toplui een akkoord met de oppositie aan. Er zou een overgangsperiode van drie jaar komen die moet eindigen met een burgerregering. Ondertussen schoten de krachten van diegenen waarmee de SPA-leiders onderhandelden met scherp op straatbetogingen waarbij meer dan 10 doden vielen op 14 en 15 mei. Dit toont dat deze regeling een rot compromis is en een nieuw manoeuvre van de oude militaire garde om de macht te behouden end e beweging te verdelen. We moeten dit meteen verwerpen. Zelfs indien er ooit een ‘burgerregering’ komt, volstaat dit niet als antwoord voor de miljoenen Soedanese armen, werkenden, vrouwen en jongeren die voor revolutionaire verandering opkomen. Het is nodig om te breken met het kapitalisme, een systeem gebaseerd op de uitbuiting van de meerderheid van de bevolking door een kleine minderheid die de economie domineert voor de eigen belangen. Daarom is het belangrijk om te bouwen aan onafhankelijke organisaties van werkenden en jongeren die zich stevig verzetten tegen capitulatie en compromissen met pro-kapitalistische krachten. We steunen vrije en democratische verkiezingen, maar alle democratische eisen van de revolutie verwezenlijken kan niet in een kapitalistisch kader. Er is nood aan een revolutionaire grondwetgevende vergadering, verkozen door alle delen van de samenleving, om de toekomst van Soedan te plannen.
Het hoofd van de militaire raad spreekt over “het voltooien van de opstand en de gezegende revolutie.” Maar deze mensen hebben geen enkel mandaat en geen enkele legitimiteit om namens de revolutie te spreken. Meer nog: ze hebben zich met alle macht tegen die revolutie verzet.
Het afzetten van Bashir gebeurde niet door onderhandelingen, maar door de onweerstaanbare kracht van massale acties. Socialistisch Alternatief Soedan eist dan ook het onmiddellijk opschorten van de onderhandelingen met de militaire raad. We pleiten voor het verderzetten van de revolutie met als doel dat de massa’s zelf de controle overnemen. Onderhandelingen met de militaire raad vertragen dit proces en dreigen het uiteindelijk de kop in te drukken. We verzetten ons dan ook tegen elk akkoord met de militaire raad. De SPA zou integendeel moeten pleiten voor een nieuwe campagne van massale burgerlijke ongehoorzaamheid, waaronder algemene stakingen, om voor eens en voor altijd komaf te maken met de militaire junta.
Slechts tien dagen na de omverwerping van Bashir kwamen de ‘Krachten van Vrijheid en Verandering’ naar de zitacties met het nieuws dat de onderhandelingen met de onverzettelijke militaire raad waren opgeschort. De daaropvolgende komst van een groot konvooi met duizenden revolutionairen die honderden kilometers hadden afgelegd vanuit Atbara (de eerste stad waar het vuur van de revolutie in december vorig jaar ontstoken werd) naar de zitactie in de hoofdstad zorgde voor een nieuw momentum voor de revolutie. De militaire raad moest een stap achteruit zetten en kwam met een persmededeling waarin het erkende dat de SPA de enige kracht was die de straat vertegenwoordigde. Op 2 mei betoogden honderdduizenden mensen om het ontslag van de militaire raad te eisen. In plaats van dit momentum te gebruiken om de beweging uit te breiden, raakten de oppositieleiders bang en keerden ze terug naar onderhandelingen met de belangrijkste vertegenwoordigers van de contrarevolutie.
Militaire ambities en de ‘diepe staat’
De Rapid Support Forces, de nieuwe strijdkrachten van het leger, hebben een duister verleden. Ze maakten gebruik van de nieuw verworven positie van de staatsgreep om hun macht op te leggen en alle bedrijven die in handen van delen van het oude regime waren over te nemen.
De kranten stonden vol over het feit dat de private bedrijven van het vorige regime in handen van het leger moesten komen, zogezegd om ervoor te zorgen dat geplunderde fondsen het land zouden verlaten. Zullen deze bedrijven onder controle van de overheid komen of zullen ze in handen van de Rapid Support Forces komen? We zagen in Khartoum een scenario dat deed denken aan wat met het leger van Sisi in Egypte gebeurde: grote delen van de economie die voorheen in handen van regimegezinde toplui waren kwamen in handen van het leger, er was slechts een machtsoverdracht van de ene kliek pro-kapitalistische gangsters naar de andere. Dat verandert voor de mensen niets aan de ellende en massale werkloosheid.
Om dit te voorkomen, verdedigt Socialistisch Alternatief in Soedan de eis om alle bezittingen, bedrijven en fondsen die voorheen in handen waren van de oplichters van het regime moeten geopend worden voor publieke controle, meteen moeten genationaliseerd worden en onder democratisch beheer van verkozen comités van werkenden en de revolutionaire bevolking moeten geplaatst worden. Dergelijke maatregelen moeten uitgebreid worden tot alle eigendommen en bedrijven die met sluiting, afdankingen of delokalisatie dreigen. Dit zouden de ‘eerste salvo’s’ zijn om het kapitalisme in Soedan ten val te brengen en radicale socialistische maatregelen te nemen om de benarde situatie van de massa’s aan te pakken.
Het is hierbij belangrijk om te vermelden dat het leger verdeeld is in ten minste twee facties: het leger met al zijn officiële strijdkrachten en vervolgens de Rapid Support Forces onder leiding van Hamidi, een militaire factie die dichter bij een stammenmacht staat dan bij een nationaal leger. Deze fractie is verantwoordelijk voor verschillende misdaden in Darfur. Het begon als een stammenmilitie, door de vorige regering gesteund met wapens en fondsen, om te vechten in de oorlog in Darfur. Deze militie profiteerde van de oorlog en het geld dat werd betaald om zichzelf te versterken. De militie heeft ook een grote economische bron van inkomsten, te beginnen met een goudmijn die met geweld werd veroverd (of via een overeenkomst met het voormalige regime – het is niet duidelijk) en een genereuze financiering van de Golfstaten om aan de oorlog in Jemen deel te nemen. Daar komen nog de middelen van de Europese Unie bij die rechtstreeks aan deze strijdkrachten worden betaald, buiten de staatskas om, om migranten aan de grens tegen te houden. De afgelopen dagen werd op de echte contrarevolutionaire activiteiten van de ‘diepe staat’ gezinspeeld met een aantal incidenten. Zo werd de water- en elektriciteitsvoorziening enige tijd afgesloten. Ondanks ‘steun’ van de Golfstaten was er ook een tekort aan brandstof met lange wachtrijen als gevolg. De nationale Soedanese televisie bracht allerhande geruchten en fake news tegen de zitacties, ook na de staatsgreep. Het geweld tegen betogers in Khartoum houdt aan. Daarbij vielen de afgelopen dagen doden. Er zijn schaduwbataljons opgezet met aanhangers van het afgezette regime. Dit geeft aan dat de strijd met het vorige regime nog niet voorbij is en dat de contrarevolutie op volle toeren draait.
Socialistisch Alternatief in Soedan roept de werkenden en revolutionaire massa’s op om via hun comités de stelselmatige ontbinding en ontwapening van alle reactionaire milities te organiseren. Ze moeten ook de verdediging van de beweging organiseren en de beveiliging van hun wijken. We roepen de gewone soldaten die sympathie met de beweging hebben op om hun eigen comités te verkiezen en zich aan te sluiten bij de comités van werkenden en de wijkcomités. Ze moeten de corrupte en reactionaire officieren afzetten en zich aansluiten bij de revolutionaire strijd.
Regionale belangen
De media in de imperialistische landen verdoezelen het beeld van de situatie ter plaatse. Ze stellen het voor alsof de revolutie succesvol en voorbij is. Ondertussen wordt gewerkt aan een scenario om doorheen de militaire junta te werken aan een contrarevolutie gesteund door de imperialistische landen en hun bondgenoten in de Golfstaten, naast de zogenaamde diepe staat, kortom van alle krachten die er belang bij hebben om de revolutie een nederlaag toe te brengen. Het raakte bekend dat het plaatsvervangend hoofd van de veiligheidsdiensten enkele dagen voor de staatsgreep een bezoek bracht aan Egypte om overleg te plegen met leiders van Golfstaten. Daar werd het plan opgemaakt om Bashir te isoleren. Het toont de opstelling van de regionale machten zoals Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, alsook de rol van Egypte in dit geval. Taha Osman, de voormalige vice-president van Soedan, vluchtte naar Saoedi-Arabië toen voortijdig bekend raakte dat hij Bashir wilde omverwerpen met de steun van de Saoedi’s en de Emiraten.
Heel wat regionale machten proberen in het proces van regimeverandering een rol te spelen. Dit komt door het onevenwichtige buitenlandse beleid van Bashir, de steun aan terrorisme en allianties op basis van belangen op korte termijn. Maar het komt ook door het geopolitieke belang van Soedan als toegangspoort tot Afrika en de banden met Arabische landen.
Van de eerste dagen van de staatsgreep hebben de Saoedi’s en de Emiraten militaire steun aangeboden om de militaire junta aan de macht te houden. Ze dachten dat de belangen van Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten in Jemen het beste zouden beschermd worden door het behoud van Soedanese militairen in dat land. Dit staat recht tegenover de mening van de eisen van de revolutionairen en activisten op straat. Zij willen de troepen onmiddellijk uit Jemen terugtrekken en eisen dat dit een van de eerste stappen is van een nieuwe regering.
De militaire raad heeft weinig marge om onbetwiste te regeren. De raad moet rekening houden met zowel druk van straatprotest als van internationale machten. De Afrikaanse Unie gaf de overgangsraad bijvoorbeeld slechts twee weken om de macht over te dragen aan een burgerregering. Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten gebruiken ondertussen hun invloed via Egypte. Dit heeft de woede op straat verder aangewakkerd en het toont dat de belangen van deze landen nauw verbonden zijn met die van de militaire raad. Betogers voerden twee acties voor de Egyptische ambassade om zich uit te spreken tegen elke Egyptische inmenging in Soedan.
Socialistisch Alternatief in Soedan verzet zich tegen elke vorm van imperialistische en regionale inmenging in het revolutionaire proces in het land. We steunen de beëindiging van de barbaarse oorlog in Jemen, zijn solidair met strijd van werkenden en onderdrukten in de hele wereld en roepen alle werkenden en jongeren in de regio en daarbuiten op om de Soedanese revolutie te steunen en samen te strijden voor een democratische en socialistische wereld.
-
Solidariteit met het protest in Soedan

By Source (WP:NFCC#4), Fair use, Link Weg met de militairen! Voor een revolutionaire regering van arbeiders, vrouwen en jongeren!
Door Eugenio (Den Haag) uit de krant ‘Socialistisch Alternatief’ (Nederland)
Soedan is de afgelopen 30 jaar geregeerd door een wrede militaire dictatuur. De bevolking leed onder blijvende armoed, corruptie, politieke onderdrukking, vervolgingen en decennia van burgeroorlog. Op 11 april leidden protesten die al vijf maanden eerder van start waren gegaan, tot de val van President Omar Al-Bashir die in 1993 aan de macht kwam door een paleiscoup.
Daarop volgde de instelling van een “militaire overgangsraad” met minister van Defensie Amhed Awas Ibn Auf als president. Auf is een brute legergeneraal die door het Internationaal Gerechtshof wordt gezocht voor zijn aandeel in de genocide van Darfoer. De protesten gingen door en leidden tot het afzetten van Auf de dag na zijn benoeming. Hij werd vervangen door generaal Abdel-Fattah Burhan.
De protesterende massa’s namen daar geen genoegen mee. Zij eisten de onmiddellijke overdracht van de macht aan een burgerregering. Op 21 april weigerde het regime daarover te onderhandelen en zette het land op de koers van een burgeroorlog.
Deze beweging is een indrukwekkende uitdrukking van het revolutionaire potentieel in Afrika, net als het ten val brengen van Bouteflika in Algerije. De regimes in de regio zijn bang voor een nieuwe golf van revolutionaire opstanden, minder dan tien jaar na de “Arabische lente”. De beweging in Soedan moet de lessen trekken uit de voorgaande bewegingen als hij de contra-revolutionaire terugslag of ineenstorting van de staat van de opstand in 2010 wil vermijden.
Het volk van de Soedan moet zich realiseren dat het invoeren van vrije verkiezingen in een kapitalistische context in het algemeen dient als een manier voor het contrarevolutionaire establishment om de macht weer in handen te krijgen, zoals in Tunesië en Egypte. Ze moeten zich ook niet in de war laten brengen door de steun van imperialistische mogendheden en kapitalistische bondgenoten. Die zijn verantwoordelijk voor de ineenstorting van de staat in Libië, Jemen en Syrië, of ze droegen daar aan bij.
In feite is het belangrijkste doel van de Westerse “democratiën” de instelling van een regering die meewerkt aan het uitbuiten van de bevolking en grondstoffen in de regio. Het organiseren van een onafhankelijke partij van de arbeidersklasse met en revolutionaire leiding en een socialistisch programma moet voor de demonstranten de hoogste prioriteit krijgen.
De arbeiders, vrouwen en jongeren die voorop gingen bij de demonstraties moeten het bestuur over de economie overnemen en lokale arbeiderscomités en vakbonden oprichten. Die zullen een basis vormen voor een alternatief, democratisch en op de arbeiders gebaseerd systeem om het huidige regime te vervangen. Zij kunnen een begin maken met het invoeren van een socialistisch plan om de levensstandaard van alle mensen in de Soedan te verbeteren. Op die manier zou de revolutie een voorbeeld kunnen wordn voor het hele continent en daarbuiten en een stap zijn in de radicale verandering van de wereld die we nu kennen.
Voor een nieuw en socialistisch Soedan!


