Your cart is currently empty!
Tag: Brazilië
-
Brazilië. Maken de verkiezingen een einde aan de PT-regering?
Analyse door André Ferrari, LSR (CWI in Brazilië)
In tegenstelling tot vorige Braziliaanse verkiezingen worden deze van oktober gekenmerkt door onzekerheid. Dit komt voort uit de nieuwe politieke situatie na de massale straatprotesten in juni 2013, de verslechterende economische situatie en het diskrediet van de ‘Arbeiderspartij’ (PT) die ondertussen 12 jaar aan het hoofd van de federale regering staat.Op 13 augustus kwam de presidentskandidaat Eduardo Campos in een vliegtuigongeval om het leven. Hij werd vervangen door Marina Silva als kandidaat van de Brazilaanse Socialistische Partij (PSB). Dat leidde tot een nieuwe electorale situatie. Er is nu een ernstige mogelijkheid dat de PT een nederlaag zal oplopen.
Campos was minister in de eerste PT-regering onder Lula. Hij was ook gouverneur van de deelstaat Pernambuco. Hij was voorzitter van de PSB, een kapitalistische partij die voorheen steun gaf aan PT-regeringen. Tegelijk vormde de PSB in verschillende staten, zoals Sao Paulo, een alliantie met rechtse neoliberale partijen zoals de PSDB.
Vorig jaar braken Campos en de PSB met de PT-regering van Dilma Rouseff. De partij besloot zichzelf op te werpen als een “derde weg” tegenover de twee traditionele kampen met enerzijds de PT en anderzijds de PSDB. Deze twee blokken hebben elkaar sinds 1994 bij iedere verkiezing bestreden.
In de strijd tussen Dilma (PT) en Aecio Neves (PSDB) had Campos een beperkte kans om te scoren. De verkiezingsdeelname werd eerder gezien als een investering in de toekomst. Maar nu hij vervangen is door Marina Silva lijken de kansen gekeerd en maakt Silva een ernstige kans.
Wie is Marina Silva?
Marina heeft een geschiedenis ter linkerzijde. Ze komt voort uit de vakbondsfederatie CUT en de PT van de jaren 1980 in de Amazone-regio. Ze speelde een rol naast internationaal bekende milieustrijders als Chico Mendes die in 1988 door grootgrondbezitters werd vermoord.
Recenter was Marina Silva minister van Leefmilieu in de regering-Lula van 2003 tot 2008. Ze brak toen met de regering en de PT om lid te worden van de Groenen (PV) waarvoor ze in 2010 deelnam aan de presidentsverkiezingen. Silva eindigde toen als derde met 19,33% of 20 miljoen stemmen.
Hierna probeerde Marina Silva om een eigen partij uit te bouwen. Het ging om een politiek erg diverse kracht met zowel mensen uit de rechterzijde als linkse activisten naast NGO-mensen. Het werd het ‘duurzaamheidsnetwerk’ genoemd. Maar het initiatief slaagde er niet in om zich te registreren voor de verkiezingen van 2014.
Als gevolg hiervan sloot Marina Silva een akkoord met Eduardo Gomes. Ze sloot met al haar aanhangers aan bij de PSB. Ze werd vervolgens verkozen als kandidaat vice-president op de lijst onder leiding van Campos.
Toen Marina Silva van de PT afsplitste was dit op een rechtse basis, ook al behield ze een imago van haar radicale linkse geschiedenis. Als presidentskandidaat in 2010 pleitte ze voor nationale verzoening en riep ze de “goede delen” van alle partijen – de PT maar ook de PSDB – om samen te werken. Ze verdedigde vooral een neoliberaal beleid. Ze hernam uitspraken van Fernando Henrique Cardoso uit de jaren 1990 zoals het idee van “monetaire stabilisatie”. Ze verdedigde heel wat Lula’s sociale programma’s. Haar belangrijkste kritiek was de wijze waarop Dilma de PT beheerde.
Heel wat kiezers die Marina Silva steunen, zien haar niet als een neoliberaal steunpunt maar als iemand die buiten het traditionele politieke stelsel staat. Haar bekommernis om het milieu en haar linkse verleden laten dit profiel toe. Een ander belangrijk deel van haar steun komt van de meer conservatieve delen van de Braziliaanse samenleving. Ze is een evangelische protestant en gaat in tegen heel wat eisen van de strijd tegen vrouwenonderdrukking, LGBT-rechten,… Met haar standpunten rond deze thema’s slaagt ze er ook in om een groot deel van de meest reactionaire religieuze kiezers naar zich toe te trekken.
Toen er in juni 2013 een massabeweging losbarstte, ontstond er een mogelijkheid voor een alternatief op de polarisatie van de blokken rond de PT en de PSDB. De figuur Marina Silva kon een bredere steun vinden in het ongenoegen. Voor Marina Silva kandidaat was, zouden veel kiezers die nu voor haar zullen stemmen eerder blanco gestemd hebben, niet zijn gaan stemmen of voor de radicale linkerzijde en vooral Luciana Genro van PSOL gestemd hebben. De kandidatuur van Marina Silva maakt dat de situatie onduidelijker en verwarder is. Ze kan een deel van de linkse en de rechtse oppositiekiezers naar zich toe trekken.
De peilingen geven een brede steun aan. Marina Silva en Dilma Rouseff staan ongeveer op gelijke hoogte met 34-35%. De kandidaat van de PSDB verliest steun en haalt amper 14%. Het zou leiden tot een tweede ronde waarin Marina Silva met een kleine meerderheid kan winnen. Dat is echter niet zeker. Dilma en de PT beschikken over een enorm apparaat in het politieke systeem. Ze kunnen dat mobiliseren om Dilma te steunen. Maar voor het eerst sinds de PT in 2002 de verkiezingen won, is er wel een ernstige kans op een nederlaag.
Houdbaarheidsdatum van de PT overschreden
Van waar komt deze radicale verandering in het mogelijke resultaat van verkiezingen waarvan voorheen algemeen werd aangenomen dat Dilma Rouseff gemakkelijk zou herverkozen raken?
De regering-Dilma werd hard geraakt door de slechter wordende economische situatie. De economische groei van de afgelopen jaren zorgde voor een zekere stabiliteit en steun voor de regering. Nu ligt de economische groei een pak onder het niveau dat onder Lula werd gehaald. Van 2003 tot 2010 was er een jaarlijkse groei van gemiddeld 4%. Onder Dilma, vanaf 2011, was het gemiddeld 1,8%. Dat is het laagste niveau sinds de regering van Fernando Collor de Mello, een crisisregering die in 1992 door een massabeweging werd neergehaald.
Dilma probeerde aanvankelijk om een beleid te voeren dat de groei zou stimuleren, met lage rentevoeten en fiscale achterpoortjes voor de grote bedrijven. Het zorgde evenwel niet voor een omkering van de economische neergang. De export werd aangetast door de wereldwijde economische neergang die nu ook in Azië toeslaat. De interne vraag botst op limieten die versterkt worden door hoge particuliere schulden.
Het maakte dat Dilma haar economische koers moest aanpassen met hogere rentevoeten en zware besparingen op de publieke uitgaven. Brazilië kent nu een technische recessie.
Ondanks het protest werd de Wereldbeker Voetbal voorgesteld als een factor die groei zou stimuleren. Maar dat was niet het geval. Het wordt nu door de regering zelfs gebruikt als argument om de lage groei in 2014 te verklaren.
Het einde van de sociale vrede
Het keerpunt in het economisch beleid van de regering leidde tot spanningen binnen de delen van de heersende klasse die Dilma steunen. Een deel van de bedrijven en banken verloren het enthousiasme dat ze de afgelopen jaren voor de PT-regeringen aan de dag legden. Zij weten dat vanuit hun standpunt dat 2015 een jaar van harde besparingen en aanvallen op de werkende bevolking zal zijn. Ze vragen zich af of de PT in staat zal zijn om dergelijk beleid succesvol door te voeren.
De heersende klasse weet dat de triomf van het ‘Lulaïsme’ van de afgelopen jaren ten einde is gekomen. Dit beleid was enkel mogelijk in een specifieke internationale en nationale context waarbij er een tijdelijk ‘sociaal staakt-het-vuren’ tussen de grote burgerij en de armste delen van de bevolking in Brazilië mogelijk was. Het einde van deze situatie bleek al in de protestacties van juni 2013. Het opbreken van deze stabiliteit is de belangrijkste verklaring voor de indrukwekkende massabeweging die toen plaatsvond.
Het is niet louter een kwestie van een slechtere economische situatie maar ook van tegenstellingen binnen het model van Lula. De politiek van zogenaamde ‘volledige tewerkstelling’ kwam in de praktijk neer op erg onzekere en erg flexibele rotjobs met bijzonder lage lonen. De stimulans van de aankoop van allerhande elektronische producten op basis van krediet kwam er op een ogenblik dat er tegelijk een gebrek aan sanitair was alsook aan degelijke gezondheidszorg of onderwijs. De ineenstorting van de levensstandaard in de grote steden blijkt uit de crisis van het openbaar vervoer, de huisvesting en het dagelijkse geweld.
Omdat het politieke systeem niet op hun eisen kan ingaan, is er onder brede lagen van de bevolking een grote afkeer tegenover de traditionele partijen en politici. Dit gebeurde op een ogenblik dat de radicale linkerzijde niet bezig was met het kanaliseren van het ongenoegen.
Het leidde vorig jaar tot een grote protestbeweging en verklaart ook de tegenstellingen in deze beweging. Na de juniprotesten van 2013 gaven peilingen aan dat bijna 80% van de bevolking verandering wilde. Dat was vergelijkbaar met de situatie in 2002 toen Lula won van de zetelende president Fernando Henrique Cardoso van de PSDB.
Ondanks deze elementen beschikt de PT nog steeds over een belangrijke electorale basis, zeker onder de ouderen, in de kleinere steden en onder de armsten die de afgelopen jaren verbetering zagen door de sociale programma’s, zelfs indien deze programma’s op neoliberale wijze werden doorgevoerd. Er is onder kiezers de vrees dat een rechtse overwinning deze beperkte verworvenheden op de helling zal zetten. De campagne van Dilma baseert zich op deze angst.
Wat is het echte beleid van Marina Silva?
In de strijd tegen Marina Silva wijst PSDB-kandidaat Aécio Neves op haar vroegere ecologische kritiek op de agro-business en haar vroegere betrokkenheid bij de PT-regeringen.
Dilma anderzijds herhaalt het traditionele PT-refrein met een linkse retoriek in de maanden voor de verkiezingen om nadien over te gaan tot vier jaar van rechts beleid. De PT-campagne maakt op cynische wijze gebruik van de verhoudingen van Silva met vroegere ministers en economen die met de PSDB verbonden waren en ook haar standpunten inzake LGBT- en vrouwenrechten worde uitgespeeld.
Silva stelt zichzelf voor als een vertegenwoordiger van de strijd tegen de ‘oude politiek’. Ze herneemt een aantal slogans van het protest in juni 2013 zoals de eis van gratis openbaar vervoer, maar dat wordt beperkt tot studenten van publieke scholen. De prioriteit van Silva vandaag is om het vertrouwen van de grote bedrijven te winnen. Ze verzamelde neoliberale economen rond zich. Haar programma verdedigt expliciet de onafhankelijkheid van de Centrale Bank en het zogenaamde ‘macro-economische trio’ (rigide inflatiedoelstellingen, fiscale discipline en wisselende wisselkoersen) waar de financiële markten op aandringen. Inzake privatiseringen belooft ze de programma’s van publiek-private samenwerking van de PT nog verder op te voeren.
Alle twijfel over de bouw van een nieuwe hydro-elektrische installaties in het amazonegebied (Belo Monte, Jireau, Santo Antonio) werd opzij geschoven. Dat dit het milieu en de inheemse bevolking bedreigt, is geen argument. Silva begon ook expliciet de agro-business te verdedigen.
In werkelijkheid herhaalt ze de posities van de PT uit het verleden, waarbij ze probeert om zich ‘realistisch’ voor te doen om de grote bedrijven te kalmeren. Ze slaagt daar ook in. De beurzen veerden op als gevolg van het ‘Marina effect’ en verschillende vertegenwoordigers van de banken hebben haar openlijk steun toegezegd.
Dit betekent niet dat de grote bedrijven tegen een herverkiezing van Dilma zijn. In feite zijn de banken en grote bedrijven redelijk gerust in alle drie de belangrijkste kandidaten in de peilingen. Ze zijn wel bezorgd om de krachtsverhoudingen na de protestbeweging in juni en gelijk welk obstakel op het pad van het harde besparingsbeleid dat alle drie de voornaamste kandidaten zouden voeren.
Analyses van de peilingen geven aan dat het verzet tegen Dilma niet noodzakelijk betekent dat er een bocht naar rechts wordt genomen. Zelfs een stem voor de kandidaat van de PSDB is deels een stem tegen Dilma en niet zozeer een stem voor het neoliberale beleid van de PSDB. Hetzelfde geldt voor Marina Silva. Voor de patroons leidt dit tot bezorgdheid. Wie er ook verkozen wordt, de volgende president zal het moeilijk hebben in het doorvoeren van het patronale beleid.
Links alternatief
De socialistische linkerzijde kwam versterkt uit de juniprotesten. Dit wordt weerspiegeld in een groei van de PSOL ondanks de interne crisis en de fouten die door de meerderheid van de leiders werden gemaakt.
In Rio de Janeiro is de PSOL nu een partij met een massale invloed, aanwezig in sociale strijd en met een significant electoraal gewicht. In andere staten is de partij soms ook een factor en kan er groei komen.
Maar als geheel hebben de linkerzijde en de sociale bewegingen de mogelijkheden van het protest in juni 2013 niet benut. Ondanks de enorme stakingsgolf na de strijd in juni 2013 en voor de Wereldbeker in 2014, was er geen bewuste politiek om de strijd te verenigen en op te komen voor eengemaakte strijd van vakbonden en sociale bewegingen.
De lerarenstakingen in verschillende staten, het protest van de straatvegers in Rio en andere steden, acties aan de universiteiten van Sao Paulo en elders, en vooral de strijd van de landloze werkenden en de metrostaking in Sao Paulo hebben de voorwaarden gecreëerd voor een bredere betrokkenheid in de opbouw van een algemene 24-urenstaking.
Bij gebrek aan een centraal orgaan om deze strijd te verenigen, vonden ze allemaal gefragmenteerd plaats. Samen met de Wereldbeker gaf dit de ruimte aan de overheid en de bazen om te antwoorden. Er was een harde repressie, zeker tijdens de Wereldbeker, met aanvallen op betogingen, vervolgen en afdankingen van syndicalisten, processen tegen syndicalisten en het gevangen zetten van activisten. Dit gebeurde op een schaal die niet meer gezien was sinds de militaire dictatuur.
Het kon echter de algemene sfeer van ongenoegen en bereidheid tot strijd niet keren. Eerder vroeger dan later zal dit opnieuw tot uitbarsten komen op straat. Dit kon in het electorale proces scherper aan bod komen indien links verenigd naar de kiezer was getrokken. Voor de presidentsverkiezingen hebben de drie partijen die in 2006 een Links Front vormden (PSOL, PSTU en PCB) nu elk hun eigen kandidaat.
In PSOL was de uitverkoren kandidaat senator Randolfe Rodrigues van de rechterzijde van de partij. Maar hij trok zijn kandidatuur terug en staat nu met een voet buiten de PSOL, hij kan elk moment uit de partij trekken. Het leidde tot een crisis binnen de meerderheidsgroep van de partij en het veranderde de krachtsverhoudingen met ruimte voor de linkerzijde van de partij. Na het verdwijnen van Randolfe was de kandidaat het voormalige parlementslid Luciana Genro die eerder met de steun van het Linkse Blok in de PSOL tegen Randolfe opkwam voor de nominatie van de PSOL.
Campagne van Luciana Genro
De campagne van Luciana Genro is er een van strijd en baseert zich op het massale protest van juni 2013. Er werd een verband gelegd tussen deze strijd en die van de arbeiders, studenten, daklozen,… Het programma van Luciana en de PSOL omvat de nood aan een audit en schorsing van de betaling van de schulden om onmiddellijk over te gaan tot massale investeringen. Er wordt ook gepleit voor een ‘fiscale revolutie’ waarbij de rijken moeten betalen. De campagne eist de publieke controle op de sleutelsectoren van de economie, zoals energie. Er wordt ook gepleit voor de intrekking van de privatiseringen. Verder worden politieke hervormingen geëist met stelsels van directe democratie, afzetbaarheid en het stopzetten van politieke financiering door grote bedrijven.
PSOL komt op voor landbouwhervormingen, gratis openbaar vervoer, investeringen in publieke gezondheidszorg, onderwijs en sociale huisvesting. De partij gaat in tegen homofobie en racisme, verdedigt vrouwenrechten waaronder de legalisering van het recht op abortus, en PSOL eist sociale controle op de media. De partij verzet zich tegen de criminalisering van de armen en sociale bewegingen en eist een demilitarisering van de politie en een einde van de ‘oorlog op drugs’.
Jammer genoeg ontbreken belangrijke programmapunten zoals de nationalisatie onder arbeiderscontrole van de banken en socialisme als alternatief. Maar het programma neemt wel veel eisen van de sociale bewegingen op en speelt een progressieve rol.
Een belangrijk negatief onderdeel van de campagne is het feit dat Luciana en de kandidaat voor de functie van gouverneur van de staat Rio Grande do Sul, Roberto Robaina, met de steun van de meerderheid van de partij beslisten om een donatie van een groot bedrijf dat actief is in de agro-business en de financiële markten te aanvaarden. Dit leidde tot protest onder de basis van de partij, waaronder ook van LSR (het CWI in Brazilië).
Desalniettemin is deze campagne uitgesprokener links dan wat onder Randolfe het geval zou geweest zijn. De campagne speelt een rol in het verkiezingsproces. In de televisiedebatten en de campagne slaagt Genro erin om de rol van Marina Silva als ‘tweede paard van de PSDB’ te ontmaskeren en gaat ze in tegen het feit dat PT, PSDB en PSB voor een zelfde beleid staan.
De mediaboycot van de campagne en de beperkte middelen van PSOL maken het voor de partij moeilijk. De andere partijen zullen miljarden uitgeven, naar schatting evenveel als drie Wereldbekers Voetbal. Ook stellen de illusies die sommigen in de partij in Marina Silva hebben een probleem. Maar toch moet PSOL erin slagen om het aantal parlementsleden te verdubbelen of verdrievoudigen.
LSR in de campagne
Met LSR hebben we stelselmatig deelgenomen aan de massaprotesten sinds 2013. We waren actief in stakingen en strijd waarbij we de eenmaking van de strijd naar voor brachten, pleitten voor een nationale conferentie van strijdbewegingen in de voorbereiding van een 24-urenstaking van onderuit.
Na de Wereldbeker was er meer repressie en werd ons voorstel van een nationale dag van “strijd voor het recht om op te komen voor mee rechten” opgenomen door diverse organisaties, zoals de strijdbare vakbondsbeweging CSP-Conlutas, het congres van de metaalarbeiders in Minas Gerais en de nationale onderwijsbeweging die meer dan 3000 leerkrachten en studenten in Rio organiseert. Wellicht zullen er in de tweede helft van oktober mobilisaties rond dit thema plaatsvinden.
In de verkiezingen hebben we kandidaten in zes staten, maar leggen we nadruk op twee campagnes. In Rio Grande do Norte, een staat in het noordoosten waar er grote mobilisaties plaatsvonden, is de kandidaat van PSOL als gouverneur Roberio Paulino, een lid van LSR en veteraan van de radicale linkerzijde sinds de jaren 1970.
Ondanks alle obstakels voor een militante campagne met weinig middelen die bovendien ingaat tegen de regionale machthebbers die al decennialang de macht hebben, is er ruimte voor de linkerzijde om bredere steun te vinden. Jammer genoeg is er wel verwarring door de verdeeldheid ter linkerzijde, de PSTU (LIT) besloot een eigen kandidaat naar voor te schuiven.
In Rio de Janeiro nemen we deel aan de campagne van twee bondgenoten van onze organisatie: Paulo Eduardo Gomes die kandidaat is voor het nationale parlement en Renatinho die kandidaat is voor het regionale parlement. Beiden kregen veel stemmen in de stad Niteroi bij de gemeenteraadsverkiezingen en maken een kans om verkozen te raken. LSR werkt nauw samen met de organisatie van Paolo Eduardo Gomes, Reage Socialista, en het afgelopen jaar zijn de banden ook aangehaald, onder meer door een deelname van Paolo aan internationale activiteiten van het CWI in Europa.
Als deze posities in Rio de Janeiro worden binnen gehaald, zou het een grote stap vooruit zijn voor de arbeidersstrijd in Brazilië en zou het de positie van de revolutionaire marxisten versterken.
-
Zomerschool van het CWI. Latijns-Amerika begint gevolgen wereldcrisis te voelen
Verslag door Claire Laker-Mansfield (Socialist Party Engeland en Wales)
Op de zomerschool van het CWI was er dit jaar een commissie over de politieke ontwikkelingen in Latijns-Amerika en de rol die de marxistische krachten van het CWI op het continent spelen. De inleiding gebeurde door Dimitri uit Brazilië. Hij wees erop dat de economische crisis pas laat in Latijns-Amerika toesloeg, althans in vergelijking met Europa en de VS. Maar nu begint de crisis op volle toeren te draaien en worden de gevolgen op sociaal en politiek vlak duidelijk doorheen het continent.De discussie kwam er na een plenaire discussie over de protestbewegingen in Brazilië, die ook de achtergrond vormden voor deze commissie. De regering van Dilma Roussef in Brazilië of die van Bachelet in Chili verliezen snel aan steun. Beide landen exporteren vooral grondstoffen – een van de belangrijkste factoren achter de groei in Latijns-Amerika – en de consumptie op basis van krediet botste de afgelopen jaren op zijn grenzen. Dit heeft geleid tot crises en splitsingen in de grote kapitalistische partijen en tot politieke herschikkingen, zowel ter rechterzijde als ter linkerzijde.
In Brazilië is een begrip van de enorme beweging in juni 2013 essentieel om de huidige bewegingen te kunnen inschatten. Het CWI in Brazilië, LSR, nam deel aan die protesten in 2013 en riep de vakbonden op om er in tussen te komen – niet alleen door de beweging in woorden te steunen, maar door massale stakingsacties te organiseren. Er waren korte werkonderbrekingen die met het protest samenvielen, maar dit was ‘te weinig en te laat’. Het betekende dat de arbeidersbeweging er niet in slaagde om haar stempel op deze belangrijke massabeweging te drukken.
De PSOL, een brede linkse formatie waarin LSR actief is, kwam evenmin op een degelijke wijze tussen in de beweging. Wellicht vreesden sommigen de afkeer tegenover partijen onder de betogers, een begrijpelijke reactie van die betogers op het verraad van de PT. Het toenemende autoritaire en bureaucratische karakter van de leiding van PSOL moet bestreden worden om ervoor te zorgen dat de partij een rol kan spelen in de ontwikkeling van een massale arbeiderspartij in het land. Op dit ogenblik blijft de partij een aantrekkingskracht voor de politiek meest bewuste arbeiders. Wij komen binnen PSOL op voor een democratische organisatie en een radicaal socialistisch programma. We hebben kandidaten op de lijsten van PSOL voor de komende verkiezingen.
In Argentinië is de crisis bijzonder uitgesproken. Op het ogenblik van de zomerschool stond het land op de rand van een (inmiddels gerealiseerd) bankroet. Dit zal verregaande gevolgen hebben voor de regering-Kirchner, zeker omdat de dynastie-Kirchner algemeen werd gezien als diegenen die het land in 2002 uit de schuldencrisis hielpen. Het land staat op de rand van een economische ineenstorting. De inflatie loopt hoog op, ondanks de pogingen van Kirchner om het probleem alvast op papier op te lossen met frauduleuze cijfers. Een gemiddelde huurprijs ging het afgelopen jaar met 36% de hoogte in. Er is een sterke toename van armoede die leidt tot een sociale crisis. Dat is des te acuter omdat Argentinië op een bepaald ogenblik een levensstandaard had die vergelijkbaar was met de Europese.
Zoals Tony Saunois, de algemeen secretaris van het CWI, en Danny Byrne van het CWI in hun bijdragen uitlegden, heeft dit ertoe geleid dat steeds meer werkenden een politieke breuk met de regering maken. Dit blijkt erg duidelijk op syndicaal vlak, waarbij delen van de vakbonden die meer dan 40% van de leden organiseren ook formeel met de regering hebben gebroken. Bij de recente stakingen was er ook een van de politiediensten. De verschillende stakingsacties hebben het land plat gelegd.
Het is in deze context dat de radicale linkerzijde opmerkelijke vooruitgang kon realiseren. De alliantie FIT, een alliantie van trotskistische organisaties, haalde in de laatste verkiezingen een mooi resultaat van meer dan 1,2 miljoen stemmen. Hierdoor haalde de FIT drie nationale zetels en provinciale verkozenen in 7 regio’s. Het wijst op de enorme mogelijkheden om links van de regering steun uit te bouwen. Wij dringen erop aan dat de FIT een rol speelt in het opzetten van een nieuwe massale kracht met een breder karakter, waardoor dit kan ontwikkelen tot een organisatie van een echt massale omvang in de toekomst.
Er was ook discussie over de ontwikkelingen in Venezuela en Bolivia, twee landen die voorheen vaak naar voor werden geschoven als symbool van hoop doorheen het continent en de wereld. De regering-Morales is in Bolivia evenwel sterk naar rechts opgeschoven. Dit bleek onder meer in de nieuwe recente wet die kinderen vanaf 10 jaar toelaat om te werken. Er is nood aan nieuwe organisaties die met een linkse kritiek tegen de regering ingaan.
In Venezuela heeft de verkiezing van Maduro voor een nieuwe situatie gezorgd. De dood van Chavez heeft de rechterzijde zelfvertrouwen gegeven. Het land wordt geconfronteerd met grote economische problemen, waaronder kapitaalvlucht en inflatie. Het ‘Chavismo’ zonder Chavez is problematisch en leidt tot spanningen binnen zijn partij. De verworvenheden voor de arbeiders en armen onder het regime van Chavez zijn bedreigd. Enkel strijd kan ervoor zorgen dat deze vooruitgang wordt behouden. Het zal mogelijk ook nodig zijn om te strijden tegen de hervormingen en de contra-revolutie die onder de vlag van het ‘Chavismo’ wordt uitgevoerd. De meest dringende taak is de uitbouw van een revolutionair blok, een taak waar onze kleine afdeling in het land mee bezig is.
Zoals Danny opmerkte probeert de regering-Bachelet in Chili om de explosieve politieke situatie in het land onder controle te houden. Er was massale strijd, waaronder een grote studentenbeweging. Er is een algemene radicalisering in de Chileense samenleving. Dit wordt deels weerspiegeld in de beloften van alle grote partijen om de oude grondwet uit de tijd van Pinochet te herzien. Bachelet voerde ook een aantal beperkte belastinghervormingen door en een beperkte vorm van gratis onderwijs, maar de studenten eisten meer en willen een stopzetting van de vermarkting van het onderwijs.
Doorheen het continent werken we aan de opbouw van marxistische krachten die kunnen inspelen op de enorme kansen en mogelijkheden om een rol te spelen in de ontwikkeling van massastrijd. Zoals Tony Saunois opmerkte, toont Latijns-Amerika hoe snelle veranderingen in het ritme van de strijd mogelijk zijn. Zoals in 2000-2002 staat Latijns-Amerika opnieuw vooraan in de ontwikkeling van arbeidersstrijd. Het is een continent dat rijk is aan tradities van de arbeidersbeweging en dat rijp is voor socialistische verandering. Het CWI doet er alles aan om mee te bouwen aan een beweging die in staat is om dat te realiseren.
-
Zomerschool van het CWI. Brazilië op de voorgrond van de klassenstrijd
Verslag door Mathias (Antwerpen)
De zomerschool van het CWI werd dit jaar geopend met een verslag van de situatie in Brazilië. Sinds de massale protesten in 2013 tegen de verhoging van de prijzen van het openbaar vervoer is er een nieuwe fase in de klassenstrijd aangebroken. Er gaat geen dag voorbij zonder stakingen, betogingen of andere vormen van protest. Door de toenemende economische problemen, een dreigend water tekort in São Paulo en de verkiezingen in oktober belooft het een stormachtig najaar te worden.
De enorme groei van de Chinese industrie en haar onstilbare vraag naar grondstoffen zorgde in een aantal landen, waaronder Brazilië, voor een snelle groei van de economie. De heersende PT-regering beweerde dat het als gevolg van die boom goed leven was in Brazilië. De meerderheid van de jongeren en werkenden werd met een andere realiteit geconfronteerd: precaire en slecht betaalde jobs, een tekort aan betaalbare woningen, privatiseringen,…
De afgelopen jaren gingen de werkenden steeds vaker in strijd. 2012 was een recordjaar wat het aantal stakingsdagen betreft. Dat jaar was er ook een historische staking in de openbare sector waar 300.000 mensen aan deelnamen. De juniprotesten van 2013 vielen m.a.w. niet zomaar uit de lucht.
In Brazilië is het openbaar vervoer het belangrijkste transportmiddel. De verhoging van de ticketprijzen betekende bijgevolg een openlijke oorlogsverklaring van de regering aan de meerderheid van de bevolking. Het resultaat was een ongeziene sociale explosie. Op het hoogtepunt van deze beweging kwamen er in 500 steden in totaal twee miljoen mensen op straat.
De regering bleef aanvankelijk vasthouden aan de prijsverhoging en probeerde de beweging door middel van brute repressie te breken. Gelijktijdig met de junibeweging vond de Confederations Cup plaats. Tijdens één van de protesten werd er zoveel traangas gebruikt dat de spelers in het stadion er last van hadden. Het gewelddadig optreden van de staat bereikte echter niet het doel dat ze voor ogen had. Integendeel, bij elke mobilisatie nam het aantal actievoerders toe.
Het was duidelijk dat de regering de controle over de situatie was verloren. Onder druk van het protest was ze genoodzaakt om de prijsverhoging in de meeste steden ongedaan te maken. Maar deze toegeving was niet genoeg. De mensen wilden meer zoals betere lonen, huisvesting en gezondheidszorg. De overwinning van de juniprotesten was een mijlpaal in Brazilië en luidde een nieuwe periode van verhevigde klassenstrijd in.
De junimobilisaties maakten het terrein vrij voor de georganiseerde arbeidersbeweging om op het strijdtoneel te verschijnen. De straatvegers in Rio de Janeiro gingen in staking tijdens carnaval. Iets wat voor de juniprotesten ondenkbaar zou zijn geweest. Ze moesten daarbij niet alleen hevige repressie doorstaan, zo’n 300 stakers werden ontslagen, maar moesten ook hun eigen vakbondsbureaucratie trotseren. Uiteindelijk behaalden de straatvegers een overwinning, alle ontslagen stakers werden terug aangenomen en ze kregen een loonsverhoging van 30%. Hun voorbeeld maakte duidelijk dat strijd loont en het kreeg al snel navolging in verschillende sectoren in heel het land.
De voorbereidingen voor het WK voetbal maakten nog eens duidelijk wiens belangen de staat verdedigde. Er werden miljarden uitgegeven aan gigantische prestigeprojecten die de vooral de winsten van de FIFA, de projectontwikkelaars en de speculanten ten goede kwam. De beweging van de dakloze arbeiders (MTST) speelde een centrale rol in de protesten. Op 3 mei bezette deze beweging een stuk land vlakbij het belangrijkste voetbalstadion van São Paulo. Aan de bezetting, ook wel de “People’s Cup” genoemd, namen 4000 gezinnen deel. De PT-regering waarschuwde voor een bloedbad wanneer ze het stuk land zou ontruimen. Maar kort na een solidariteitsbetoging met 25.000 deelnemers probeerde de regering onderhandelingen aan te knopen en gaf aan dat ze de eisen van de MTST zou inwilligen. Deze overwinning zal als voorbeeld dienen voor andere sociale bewegingen om in strijd te gaan.
De regering probeert opnieuw de controle te verwerven over de situatie. Toen de metrowerkers en de leerkrachten vlak voor het WK in staking gingen, werd er opnieuw harde repressie toegepast. 42 metrowerkers werden ontslagen, verschillende leerkrachten worden rechterlijk vervolgd en de regering probeerde, zonder veel succes, de publieke opinie tegen de metrostaking te mobiliseren. Hoewel beide stakingen naar aanleiding van het WK tijdelijk werden gestopt, is verdere strijd onvermijdelijk.
De politieke situatie is door het aanhoudend protest volledig veranderd. Voor de juniprotesten gaven peilingen aan dat 60% van de bevolking positief was over Dilma, de huidige presidente. Nu blijft daar niet eens meer de helft van over. Haar herverkiezing is hierdoor geen zekerheid meer. De PT, de regerende partij, is in crisis. De P-Sol, een linkse partij, zal hoogstwaarschijnlijk het aantal stemmen en zetels verdubbelen. Deze verkiezingen levert de linkerzijde binnen die partij de presidentskandidaat. Het kan een belangrijke stap zijn in de uitbouw van links in Brazilië.
Het WK heeft voor een tijdelijke pauze in de massastrijd gezorgd maar het najaar belooft alles behalve rustig te worden. De economische situatie is merkbaar aan het verslechteren. De groei vertraagt tot 1,2 à 1,6% terwijl de inflatie hoge toppen blijft scheren met 6 à 7%. De tewerkstelling stijgt niet meer en in een heleboel sectoren kondigt zich een ontslaggolf aan. Vooral de industriële sector ziet de productie achteruit gaan en wordt geconfronteerd met lage vraag. Zo zijn er 400.000 wagens die niet verkocht raken. Een confrontatie tussen de patroons en de arbeidersklasse is onvermijdelijk.
In de grote steden zoals São Paulo dreigt er een heuse watercrisis. Men gaat er van uit dat eind dit jaar de waterbevoorrading totaal in elkaar stort en miljoenen mensen zonder water komen te zitten. In Bolivia leidde een soortgelijke situatie al tot intens massaprotest, in Brazilië zal dat niet anders zijn. De LSR, onze zusterorganisatie, organiseert nu al debatten, bijeenkomsten en comités in de wijken om samen met de wijkbewoners te bediscussiëren hoe ze in strijd zullen gaan. Aan de basis van de nakende crisis ligt de privatisering van de waterdistributie. De LSR pleit daarom voor om de hernationalisatie van die sector als centrale eis naar voren te schuiven in het protest.
De grootste uitdagingen waar de arbeidersklasse in Brazilië voor staat, is om de verschillende strijdbewegingen nationaal te verenigen. De LSR roept op voor een nationale conferentie om zo tot een eengemaakt platform te komen maar ook om van onderuit te bouwen naar een algemene 24-uren staking. Zulke eengemaakte strijd zou een fundamentele stap vooruit betekenen voor het protest in Brazilië.
-
Wereldbeker voetbal. Ook de Braziliaanse arbeidersbeweging betreedt het terrein
Artikel door Tim (Brussel), gebaseerd op een dossier van Mariana Campos en Alexandre Arnaud
Net zoals bij de Confederations Cup een jaar geleden wordt het duidelijk dat ook de Wereldbeker in Brazilië geconfronteerd zal worden met brede protestbewegingen tegen de manier waarop de regering en de FIFA het grootste sportgebeuren van het jaar organiseren. In een land waar miljoenen mensen in de meest armoedige omstandigheden overleven, begrijpen velen niet waarom de regering miljarden investeert in sportinfrastructuur die na het WK waarschijnlijk volledig nutteloos zal zijn.
Tanende steun voor WK
De Confederations Cup in 2013 gold voor de Braziliaanse autoriteiten en de FIFA als de generale repetitie voor het WK dat een jaar later zou georganiseerd worden. De competitie werd echter al snel overschaduwd door berichten over massale protesten. Wat begon als een klein protest tegen de prijsverhogingen voor het openbaar vervoer werd al snel een brede beweging tegen de sociale ongelijkheid in het land en het gebrek aan publieke investeringen om de noden in het onderwijs, gezondheidszorg, werkloosheid,… in te lossen.
Vandaag, een jaar later, en aan de vooravond van het WK, is er op dat vlak weinig veranderd. Uit een peiling begin april bleek dat nog slechts 48% van de bevolking akkoord ging met de organisatie van het WK voetbal in Brazilië, een scherpe terugval tegenover de 79% steun die er in 2008 was, een jaar nadat de competitie werd toegewezen aan het land. Deze cijfers betekenen in geen geval dat voetbal aan populariteit zou verliezen in Brazilië. “Sommige mensen denken dat voetbal een zaak van leven of dood is. Ik ben erg ontgoocheld in die houding. Ik kan je verzekeren dat het veel, veel belangrijker dan dat is”, zei de legendarische Liverpooltrainer Bill Shankly ooit. Hiermee verwoordde hij hoogstwaarschijnlijk precies de gevoelens van de meerderheid van de Brazilianen rond de sport.
Niet de sport, maar de commercie wordt betwist
Meer dan 30 miljoen Brazilianen spelen voetbal, dit is 18% van de bevolking. Er zijn 800 professionele clubs en meer dan 11.000 amateurploegen in het land. Toen het legendarische Corinthians uit Sao Paulo in 2012 voor de eerste keer sinds jaren in de finale van de Copa Libertadores speelde, kwam het hele openbare leven in de stad tot stilstand. Geen enkele bus of metro reed, geen enkele winkel was open. De hele stad volgde hun ploeg naar de overwinning in de Zuid-Amerikaanse beker.
Wat wel gecontesteerd wordt, is het schril contrast tussen de gigantische bedragen die geïnvesteerd worden om van deze wereldbeker een prestigeproject van de Braziliaanse burgerij te maken terwijl een grote meerderheid van de Brazilianen nog steeds in volstrekte armoede blijft leven. Brazilië mag dan wel de achtste economie ter wereld zijn, in de Human Developement Index, dat rekening houdt met de levensverwachting, scholarisatie en levenskwaliteit, staat het land slechts op de 85ste plaats. Deze cijfers tonen aan dat de meerderheid van de Braziliaanse bevolking niet heeft kunnen meegenieten van de economische groei van de voorbije jaren.
Hetzelfde zien we met de manier waarop deze Wereldbeker wordt georganiseerd. Het is een Wereldbeker die niet draait rond de voetbalfans of de belangen van de lokale bevolking, maar volledig ten dienste staat van het winstbejag van de FIFA, haar sponsors, en de speculanten en bouwfirma’s die de infrastructuur mochten bouwen.
De totale kost van de Wereldbeker in Brazilië liep op tot 17 miljard dollar, meer dan de kostprijs van de twee vorige WK’s in Duitsland en Zuid-Afrika samen. Meer dan 70% van dat budget werd verhaald op de belastingbetaler. Van verschillende spiksplinternieuwe stadions die speciaal voor het WK werden gebouwd, is het nu reeds duidelijk dat ze achteraf geen enkel praktisch nut meer zullen hebben. In de stad Manaus, in het midden van het Amazonewoud, werd een stadion met 40.000 plaatsen gebouwd, terwijl de beste lokale voetbalploeg in de stad slechts uitkomt in de Braziliaanse vierde klasse! Deze stadions worden dan ook nog eens gebouwd in de meest onveilige werkomstandigheden. Een tiental arbeiders vonden reeds de dood door het helse werkritme en het gebrek aan veiligheidsmaatregelen op de werkvloer. Het WK is vooral winstgevend voor een select clubje aan sponsors en investeerders.
Groeiend protest van onderuit en stijgende repressie
Steeds meer groepen in de bevolking eisen nu hun deel op. De voorbije maanden waren er stakingen van arbeiders in de petroleumsector, de vuilnisophalers, de metro- en busbestuurders, leerkrachten, de politie, studenten, daklozen, landloze boeren en inwoners van de favelas, die hun huizen zagen vernietigd worden door immobiliënspeculanten. Ze eisen degelijke openbare diensten, goed onderwijs, een investeringsplan om degelijke huisvesting te voorzien en voldoende en kwaliteitsvolle jobs.
Het antwoord van de regering van Dilma Rousseff (PT) op deze eisen bestaat vooral uit het ontkennen dat er een probleem is. De regering roept de bevolking op om met fierheid naar het voetbalgebeuren te kijken. In de speelsteden worden de arme favelas, de krottenwijken, fysiek afgescheiden van de delen van de stad waar de toeristen worden verwacht.
Protestbewegingen worden met steeds grotere repressie geconfronteerd. In Rio de Janeiro werd zelfs een speciale politie-eenheid, de UPP, opgericht om de favelas te “pacifiëren”. In de praktijk wil dit zeggen dat zwaarbewapende politiepatrouilles een open straatoorlog voeren om de controle over de favelas te krijgen. Officieel worden vooral de drugskartels geviseerd, maar in de praktijk wordt het hele dagelijkse leven onder controle van de lokale politiecommandant geplaatst met buitensporig geweld tegenover de lokale bevolking. Officiële cijfers over het politiegeweld zijn er niet, maar Human Right Watch spreekt over jaarlijks 3.000 burgers die gedood worden door politiekogels, en een 2.000-tal mensen die jaarlijks ‘verdwijnen’!
Vele van de slachtoffers zijn zwarte jongeren uit de favelas die zonder proces op straat worden doodgeschoten door de politie. Wanneer de politie de vermelding “verzet met de dood tot gevolg” als doodsoorzaak registreert, wordt er geen verder onderzoek gevoerd naar de omstandigheden van het overlijden. In de “gepacifieerde wijken” wordt het hele dagelijkse leven, zelfs het onderwijs, door de politie georganiseerd: zelfs in de hoogdagen van de militaire dictatuur durfde men niet zo ver te gaan!
Neoliberalisme doet ons verliezen, socialisme biedt perspectieven om te winnen
Dit beleid toont het failliet van het beleid van de PT-regering die sinds 2003 onafgebroken aan de macht is geweest in Brazilië. Ooit was de PT een socialistische strijdpartij die een belangrijke rol heeft gespeeld in de massabewegingen die tot de val van de militaire dictatuur in 1985 hebben geleid. Ondertussen heeft de partij de dogma’s van het neoliberalisme omarmd en voert ze een politiek ten dienste van de nationale burgerij en de multinationals in het land. Vooral sinds de crisis van 2008 wordt de meerderheid van de bevolking steeds meer geconfronteerd met asociale besparingen. Het protest daartegen wordt steeds meer geconfronteerd met repressiemethodes die rechtstreeks werden overgenomen uit de periode van de militaire dictatuur.
Een echt socialistische regering in Brazilië zou haar investeringsbeleid baseren op de reële noden van de bevolking en niet op de belangen van een kleine minderheid aan speculanten. Ze zou in de praktijk aantonen dat de organisatie van de Wereldbeker voetbal op zo’n manier kan gebeuren dat de honderden miljoenen voetbalfans in het land zelf, én in de rest van de wereld, kunnen genieten van hoogstaande voetbalwedstrijden, maar zonder de bouw van extravagante en nutteloze infrastructuur.
Lokale buurtcomités zouden een beslissende stem krijgen in de planning en uitvoering van investeringen. Stadions zouden gebouwd worden in steden waar lokale voetbalploegen later gebruik kunnen blijven maken van de nieuwe infrastructuur. Wegen en luchthavens zouden zo worden ingepland dat ze ook achteraf hun nut hebben voor de lokale bevolking. Tegelijkertijd zouden er middelen worden voorzien om een massaal investeringsplan rond scholen, ziekenhuizen en sociale woningbouw te realiseren. Al deze bouwprojecten zouden worden uitgevoerd met degelijke en veilige werkomstandigheden, en goede loon- en arbeidsvoorwaarden.
Enkel op die manier kan een WK worden georganiseerd dat ook in het belang is van de lokale bevolking. Zo´n WK is voor ons echter enkel mogelijk wanneer de Braziliaanse bevolking de controle in handen neemt over de grootste bedrijven, multinationals en de financiële sector in het land. Enkel zo kunnen voldoende rijkdommen worden gevonden om te investeren in de reële noden in de maatschappij.
-
Brazilië. Strijd van landlozen en metropersoneel doet sfeer verhitten
André Ferrari, LSR (CWI in Brazilië)
In de aanloop naar de Wereldbeker is er een golf van strijd en protest in Brazilië. Op 5 juni begon het personeel van de metro in Sao Paulo aan een staking. Deze staking gaat verder dan een strijd voor betere lonen, het is een strijd voor het recht op publiek transport voor de bevolking. Deze strijd staat in het middelpunt van de nationale belangstelling en gaat gebukt onder harde repressie door de overheid.
De staking begon net op de verjaardag van de massale protestacties van een jaar geleden. Vorige zomer trokken miljoenen mensen de straat op in een revolte die begon na protest tegen een stijging van de tarieven voor het openbaar vervoer. Als gevolg van die sociale uitbarsting moesten verschillende lokale en regionale regeringen de geplande prijsstijgingen intrekken. Het leidde evenwel niet tot het stopzetten van het neoliberale afbraakproces en de privatiseringen van het openbaar vervoer.
Nieuwe fase van klassenstrijd
Sinds de explosie van juni 2013 was er een nieuwe opgang van arbeidersstrijd en dit in de context van een groeiende economische crisis en het doodlopende straatje van het economisch en politiek model van de PT-regeringen (van zowel Lula als Dilma).
Het afgelopen jaar was de strijd doorgaans geïsoleerder dan een jaar geleden, er was geen eengemaakte overkoepelende strijd. Maar er was wel een scherper klassenprofiel. Er waren tal van stakingen in de publieke en private sectoren. Die sectoren met een sterke traditie van strijd (leraars, ambtenaren, banksector, postpersoneel, metaalsector,…) werden vervoegd door sectoren met personeel in onzekere statuten waar het moeilijker is om vakbonden te organiseren.
Dat was onder meer het geval met het schoonmaakpersoneel in Rio de Janeiro die tijdens het carnaval in staking gingen. Er was niet aanval repressie door het stadsbestuur van Rio, maar ook door de regeringsgezinde vakbondsleiding. Ze kregen echter een brede steun onder de bevolking en zo behaalden de “vegers” (zo staan ze bekend) uiteindelijk een overwinning wat aanleiding gaf tot gelijkaardige strijd in andere steden van het land. Dat was ook het geval voor 28.000 arbeiders die diensten verlenen in het Petrochemische complex van Rio. Ook de buschauffeurs van Rio en Sao Paulo gingen in staking, ook al werden die acties niet door hun vakbondsleiders gesteund.
Momenteel zijn er nog verschillende sectoren in actie. Een van de langdurige stakingsbewegingen is die van de staatsuniversiteiten van Sao Paulo, in het bijzonder in USP (Universiteit van Sao Paulo) is er een intensieve mobilisatie van studenten, onderwijzend en ander personeel.
Centrale rol van de MTST
De afgelopen weken lag de nadruk op de betogingen van de beweging van landlozen, de MTST, die vooral in Sao Paulo massaal waren. Op 3 mei was er een massale bezetting van land dat het voorwerp is van speculatie. De grond bevindt zich op amper vier mijl van het stadion dat de openingswedstrijd van de Wereldbeker ontvangt in de buurt Itaquera, in het oosten van Sao Paulo.
Door zo dicht bij het erg dure stadion (400 miljoen dollar!) actie te voeren, werd het contrast getoond tussen de publieke middelen die worden uitgetrokken ten voordele van de winsten van de FIFA, de grote bouwbedrijven en de vastgoedspeculanten aan de ene kant en het gebrek aan middelen voor de gewone werkenden.
De bezetting van Itaquera wordt de ‘Beker van de bevolking’ genoemd. Er zijn momenteel ongeveer 4.000 gezinnen bij betrokken. De Wereldbeker zorgde voor een sterke toename van de vastgoedprijzen, in delen van de stad was er een stijging met 200%, en ook van de huurprijzen. Miljoenen werkenden moeten hun huis verlaten en verder van hun werkplaats gaan wonen, wat het probleem van de mobiliteit in de stad nog erger maakt. De eisen van het recht op betaalbare huisvesting en van openbaar vervoer zijn deel van dezelfde strijd van de werkenden om hun eigen stad in handen te nemen en niet over te laten aan de grote bedrijven.
De MTST hield betogingen met duizenden aanwezigen, zowel landloze werkenden als hun bondgenoten. De laatste betoging was op 4 juni met 25.000 aanwezigen die de toegang tot het nieuwe stadion een week voor de opening van de Wereldbeker blokkeerden. De betoging toonde de kracht van de beweging die ook de opening van de Wereldbeker kan bedreigen.
Enkele dagen eerder werd gedreigd met een bloedige ontruiming van Itaquera, waarbij het duidelijk was dat de beweging koos voor verzet. Kort na 4 juni besloot de federale regering van president Dilma Rousseff (PT) dan toch om onderhandelingen op te starten en werd aangekondigd dat enkele eisen zouden ingewilligd worden. De grond die bezet werd zou gebruikt worden om betaalbare huisvesting te bouwen waarvoor publieke middelen zouden uitgetrokken worden en waarbij het beheer in handen van de protestbeweging komt. Eens deze toegeving van de regering bevestigd wordt, zal deze belangrijke overwinning voor de MTST een aanzet zijn voor nieuwe strijd door verschillende bewegingen.
Personeel van metro in actie
Tegen deze achtergrond zijn ook de personeelsleden van de metro in actie gegaan. Zij richten zich tegen de regionale regering onder leiding van Alckmin (PSDB), een regering van de traditionele neoliberale rechterzijde. Deze deelstaatregering gaat bijzonder hard tekeer tegen de stakers. De politie werd naar stakersposten gestuurd, er werd met ontslag gedreigd en in onderhandelingen toont de regering zich onverzettelijk.De vakbond van het metropersoneel wordt geleid door de linkerzijde binnen de vakbonden, een linkerzijde die doorgaans verbonden is met de linkse partijen PSTU en PSoL. De acties genieten een brede steun van de bevolking. Het grootste deel van de vakbondsleiding van het metropersoneel heeft banden met de basisvakbond CSP-Conlutas, maar de vakbond zelf is niet verbonden met een federatie. Er zijn dagelijkse algemene personeelsvergaderingen met meer dan 2.000 aanwezigen op een totaal van 9.500 in de sector. De stakersposten blokkeren ook de pogingen van delen van het patronaat om enkele metrolijnen open te krijgen, zelfs indien dit ten koste van de veiligheid gaat omdat personeel wordt ingezet dat niet opgeleid is.
De regering doet er alles aan om de publieke opinie tegen het metropersoneel op te zetten, maar dat lukt niet. De lokale regering van Alckmin en eerdere regeringen van de PSDB waren direct betrokken bij grootschalige corruptieschandalen en de vorming van kartels die smeergeld aan de overheid betalen. Ook grote bedrijven als Siemens en Alstom, die producten en diensten voor de metro van Sao Paulo leveren, zijn daarbij betrokken.
In de aanloop naar de staking stelde de vakbond het beleid van de lokale regering inzake openbaar vervoer aan de kaak. Er werd ook voorgesteld dat de werkonderbreking zou geschorst worden indien de gebruikers gratis toegang zouden krijgen tot het openbaar vervoer. Dat voorstel genoot een brede steun van de bevolking en droeg bij tot een debat over het voorstel van gratis openbaar vervoer, een voorstel dat sinds juni 2013 aan populariteit heeft gewonnen.
De regering heeft steun van de arbeidsrechtbanken die beslisten dat de staking illegaal is omdat de vakbond geen volledige dienstverlening garandeert in de piekuren. Een dergelijke dienstverlening wordt immers gezien als ‘essentieel’. Wat houdt het stakingsrecht eigenlijk in indien een groep arbeiders 100% van de dienstverlening moet garanderen tijdens de staking. De rechtbanken hebben een dwangsom opgelegd van 40.000 dollar per stakingsdag en bovendien werd beslist dat het afdanken van stakers legitiem is.
Er werd op een massale personeelsvergadering op 8 juni beslist om de confrontatie met de regering, de media en de rechtbanken aan te gaan en de staking in stand te houden. Heel wat sectoren van de arbeidersbeweging en de sociale bewegingen, waaronder de MTST en jongerenorganisaties mobiliseren steun voor het metropersoneel. Met hun actiebereidheid en sterke organisatie kan het metropersoneel samen met de georganiseerde steun voor de staking de regering een nederlaag toebrengen.
Actieve solidariteit voor het metropersoneel om tot een overwinning te komen, kan van groot belang zijn voor nieuwe strijd zowel tijdens als na de Wereldbeker.
Strijd eenmaken in opbouw naar algemene 24-urenstaking
LSR (het CWI in Brazilië) komt actief tussen in strijdbewegingen en doet er alles aan om die te verenigen. We zijn mee actief met de MTST en in de CSP-Conlutas (de meest dynamische basisvakbond). We proberen beide strijdbare organisaties tot een gecoördineerd optreden te brengen. Geleidelijk aan begint dat ook te gebeuren.
We hebben ook telkens de noodzaak van een nationale conferentie van strijdbewegingen naar voor geschoven. Zo’n conferentie kan een gemeenschappelijk platform en actieplan uitwerken. Het is nodig om te bouwen aan een 24-urenstaking van onderuit.
Het verenigen van de strijd van metropersoneel, leraars, landlozen en alle werkenden en jongeren die vandaag opstaan of gerevolteerd zijn door de ongelijkheid die zo scherp tot uiting komt in het kader van de Wereldbeker, is een noodzakelijke voorwaarde om de strijdbare arbeidersbeweging en socialistische linkerzijde in Brazilië op de kaart te zetten.
-
Braziliaans protest tegen kosten WK Voetbal
Terwijl miljarden vrijgemaakt zijn voor de infrastructuur voor de Wereldbeker Voetbal in Brazilië, stapelen de tekorten voor de gewone bevolking zich op. Op 15 mei was er een actiedag om tegen de hoge kosten voor het evenement te protesteren en om meer middelen te eisen om de sociale tekorten aan te pakken. Hieronder een reeks foto’s uit Sao Paulo waar landloze boeren mee het voortouw namen en waar ook onze Braziliaanse zusterorganisatie LSR (Vrijheid, Socialisme, Revolutie) van de partij was.
-
‘De wereldsituatie en taken van het CWI’ – Deel 5 / Slot
Begin december vond een internationale bijeenkomst van het CWI plaats. Dit International Executive Committee (IEC) vormt de leiding die wordt verkozen op de vierjaarlijkse wereldcongressen. In het kader van de bijeenkomst werd een uitgebreide perspectieventekst opgemaakt en bediscussieerd. We publiceren een vertaling van de tekst zoals die werd aangepast en gestemd. Vandaag het derde deel.
Latijns Amerika – de dagen van economisch hoogtij zijn voorbij, een nieuwe fase in de klassenstrijd
De dagen dat de economie hoogtij vierde in Latijns Amerika zijn voorbij. De export van grondstoffen, vooral voor de Chinese markt, biedt niet meer de stimulansen die het eerder bood. Het IMF verlaagde de groeivoorspelling voor de regio voor 2013 reeds naar 2,7%, de slechtste prestatie sinds 2008. De voorbije 10 jaar hebben de hoge prijzen op de grondstoffenmarkt de wind in de zeilen gegeven aan de machthebbers op het continent. De hoge economische groei in Latijns Amerika heeft hen in staat gesteld meer uit te geven aan sociale programma’s, wat er in landen zoals Brazilië voor zorgde dat miljoenen uit de armoede verlost werden, en een “nieuwe middenklasse” gingen vormen. Op die basis konden de politieke leiders hun uitverkoren opvolgers laten verkiezen. De politieke en economische toekomst is echter onzeker.
Na de massabeweging in Brazilië, waarvan de gevolgen nog steeds voelbaar zijn, is het zelfs niet meer zeker dat president Dilma Rousseff nog zal herverkozen raken. Dit zou een ramp zijn voor de Arbeiderspartij (PT) die Brazilië de voorbije 11 jaar heeft bestuurd. Er bestaat grote woede over de regeringsbeslissing om olieconcessies buiten de Braziliaanse kust te verkopen, vooral de vakbonden liggen dwars. Aan de ene kant maakte Dilma de grap dat toen ze het Witte Huis wou informeren over het feit dat ze, uit protest tegen het afluisteren van haar telefoon, een gepland staatsbezoek niet zou laten doorgaan, ze dit deed via een email aan zichzelf. Aan de andere kant gaf ze wel toe aan de druk van imperialistische bedrijven die de grondstoffen in Brazilië willen blijven plunderen.
De Chileense verkiezingen zijn geëindigd met een voorspelbare overwinning voor Michelle Bachelet. Dit wil niet zeggen dat de zaken gewoon onveranderd verder zullen gaan. De periode voor de verkiezingscampagne werd gekenmerkt door massabetogingen en groot protest, vooral door jongeren. Honderdduizenden jongeren protesteerden ook door niet te stemmen, omdat er geen duidelijk verschil is tussen de programma’s van de grootste partijen. De bewegingen werden geconfronteerd met repressie door politie en de staat. Onze kameraden waren succesvol met hun tussenkomsten in deze beweging, waarmee beperkte maar belangrijke successen werden geboekt, na een lange periode van schijnbare sociale rust en een relatief isolement van onze krachten.
De opkomst van Marcel Claude en zijn campagne “Todas a La Moneda” tijdens de verkiezingen is zeer belangrijk. Het CWI speelde een correcte rol in deze campagne. Onze leden zijn tussengekomen om te argumenteren voor een socialistisch programma. Ze hebben samen met groepen zoals de vakbond van bankbedienden en anderen bijgedragen aan de opbouw van een arbeidersfront in deze beweging, dit front kan een embryo zijn van de eerste stappen naar de opbouw van een nieuwe arbeiderspartij.
De patstelling lijkt doorbroken te zijn nu de export van koper naar China sterk afgenomen is, wat betekent dat de burgerij Chili niet langer als een voorbeeld van economisch succes in Latijns-Amerika kan voorstellen. Chili is de belangrijkste producent van koper ter wereld en die sector vertegenwoordigt 15% van het BBP van het land, 20% van de overheidsinkomsten en 60% van de export. Een nieuw tijdperk dient zich aan, met nieuwe mogelijkheden voor onze organisatie.
In Venezuela, waar een kleine groep kameraden op moedige wijze voor lange tijd tegen de stroom heeft moeten ingaan, staan we voor nieuwe mogelijkheden nu Chavez’ vervanger Nicolás Maduro geconfronteerd wordt met de moeilijke economische situatie die hij van zijn voorganger geërfd heeft. De nieuwe president kreeg heel wat tegenstand bij zijn voorstel om een “economische oorlog” te voeren tegen corruptie, een oorlog die hij, naar eigen zeggen, enkel kan voeren wanneer hij als president een bijna onbeperkte macht zou krijgen. Deze machtsconcentratie wordt voorgesteld als een noodzakelijke maatregel om de samenzwering van de burgerij te bezweren, een samenzwering die ongetwijfeld effectief plaatsvindt. Maar een dergelijke maatregel kan enkel gerechtvaardigd zijn wanneer Maduro effectief de weg naar het socialisme zou willen opgaan, veel verder dus dan Chavez zelf. Er is weinig kans dat dit pad gekozen zal worden, gelet op de tegenstellingen binnen het regime. Er bestaat waarschijnlijk nog een heel ruime steun voor het regime, op basis van de erfenis van Chavez. Maar tegenover de hyperinflatie, chaos in de winkels door het gebrek aan basisbehoeften, verdeeldheid binnen de regerende partij, zal er enkel chaos achterblijven. Een dergelijke situatie is onvermijdelijk als er slechts halve maatregelen worden genomen, een politiek waaraan Chavez zich jammer genoeg schuldig maakte. Het is mogelijk dat rechts een comeback zal maken, maar het is ook niet uitgesloten dat Maduro door de situatie verder naar links zal worden gedreven, naar een programma van veel verdergaande nationalisatie van de industrieën.
Het regime van Chavez is een belangrijke steunbasis geweest voor het Cubaanse regime. In Cuba heeft het regime enkele belangrijke stappen gezet op de weg naar de herinvoering van het kapitalisme. Massa-ontslagen bij ambtenaren, arbeidsmarkthervormingen, het toestaan van kleine private ondernemingen in bepaalde sectoren, de “dollarisering” van de toeristische sector en het invoeren van een aantal “vrije economische zones” zijn allen stappen richting een kapitalistische hervorming. Echter, het proces is nog niet voltooid. Sommige van de zogenaamde “hervormingen” zijn uitgesteld, of soms zelfs volledig omgekeerd, en in de sleutelsectoren van de economie blijft de rol van staatscontrole fundamenteel. Het Amerikaanse beleid van ‘regimeverandering’ voor Cuba is qua vorm veranderd, maar niet qua inhoud. De economische blokkade sinds 1962 heeft de situatie verslechterd. De VS-regering blijft de rechtse pro-kapitalistische Cubaanse oppositiegroepen financieren, wat regelrecht ingaat tegen de soevereiniteit van Cuba en dat bovenop andere vijandige acties.
Bij de oudere generatie is er nog steeds een krachtige loyauteit tegenover de verworvenheden van de revolutie. Bij jongeren is er echter een verlangen naar meer openheid en verandering, vooral dan voor de toegang tot internet, reizen en andere democratische eisen. De dreiging van de terugkeer van de elites in ballingschap in Miami, die bij een terugkeer hun deel zouden opeisen van de genationaliseerde sectoren van de economie en de bureaucratie zouden willen verdrijven, is een belangrijk element in het vertragen en tot nog toe het verhinderen van een volledige herinvoering van het kapitalisme. Het is waarschijnlijk dat het regime in de komende periode verder zal gaan met zigzaggen tussen deze twee tegenstrijdige processen: enerzijds stappen naar de herinvoering van het kapitalisme, anderzijds pogingen om de gecentraliseerde planeconomie te behouden. Deze tegenstelling heeft haar weerslag in de maatschappij en zelfs binnen de Cubaanse communistische partij. Wij verzetten ons tegen een mogelijke kapitalistische omvorming van Cuba. De nieuwe maatregelen vormen een harde aanval en gaan in tegen de rechten van de werkenden. In de publieke sector gaat de werkzekerheid verloren. In de snel groeiende private sector is er een gebrek aan effectieve bescherming tegen uitbuiting. Er is discriminatie op basis van ras, geslacht en seksuele geaardheid. Er is geen recht op collectieve onderhandelingen en het ziet er naar uit dat het er niet beter op zal worden.
Het is onvoorstelbaar dat de centrale planning zo lang is blijven bestaan na de val de bondgenoten in de Sovjetunie. Het toont aan hoe diep de verworvenheden van de revolutie geworteld zitten in de maatschappij. Deze ontwikkelingen zorgden reeds voor heel wat discussie en debat in Cuba over welke weg voorwaarts, en het is belangrijk dat het CWI samen met de ontwikkelende socialistische oppositie in Cuba een programma ontwikkelt om hierin tussen te komen.
Buiten de sociale strijd in Brazilië is de belangrijkste ontwikkeling in Latijns-Amerika ongetwijfeld het resultaat van trotskistisch links in de recente verkiezingen in Argentinië. Terwijl deze organisatie geen brede linkse partij is zoals de Europese voorbeelden als SYRIZA in Griekenland, de PRC in Italië of Die Linke in Duitsland, gaat het toch om een alliantie tussen verschillende trotskistische groeperingen. Zo’n alliantie veronderstelde een akkoord rond een politiek programma dat een zeker politiek compromis omvatte tussen de partijen die betrokken zijn. Het verkiezingsresultaat was een pijnlijke slag voor de zieke Peronistische president Christina Kirchner. De radicale linkse coalitie kreeg 1,3 miljoen stemmen, waarvan 400.000 alleen al in de hoofdstad Buenos Aires. Belangrijk is dat deze situatie op een proces duidt dat ook elders zal plaatsvinden. De crisis waarin Argentinië aan het begin van deze eeuw werd ondergedompeld heeft geresulteerd in een erg vijandige houding tegenover partijen en georganiseerde groepen. Maar de ervaring die massa’s sindsdien opdeden, heeft hen de cruciale noodzaak van georganiseerde strijd tegen het failliete Argentijnse kapitalisme aangetoond.
Deze eeuw werd voorgesteld als de “Aziatische eeuw”. Dat beeld hangt natuurlijk samen met de opgang van China waarbij het de tweede grootste economische en industriële macht ter wereld werd, met het perspectief dat het qua omvang van het BBP in de komende tien jaar de VS zal voorbijsteken. We hebben recent heel wat artikels gewijd aan de ontwikkelingen in China. Daarom beperken we ons in deze verklaring tot enkele belangrijke elementen in de huidige situatie. Dit gigantisch grote land staat ontegensprekelijk op een scharniermoment, terwijl de heersende elite in het land intern verdeeld is over welke weg te nemen. De elite heeft een panische angst voor de economische, sociale en politieke gevolgen die een misstap zouden veroorzaken.
Het resultaat van het ‘Derde Plenum’ in november 2013 werd warm verwelkomd door het wereldkapitalisme. Dit plenum bracht niet enkel een ‘radicale’ agenda van economische hervormingen maar ook een machtsverschuiving binnen het regime in de richting van centralisatie. Dit omvat ook een meer gepersonaliseerde ‘Bonapartistische’ vorm van heerschappij onder president en CCP-leider Xi Jingping. Xi concentreert zowat alle hefbomen van de regering in zijn eigen handen en neemt afstand van het model van ‘dictatuur doorheen comités’ met enige controle- en evenwichtsoefeningen. Dat was hoe sinds het tijdperk van Deng Xiaoping werd gewerkt. Xi neemt een groot risico, wat op zich wijst op de diepte van de crisis binnen de staat en de enorme sociale spanningen in de samenleving in het algemeen.
Azië – Pakistan, Sri-Lanka, India, Maleisië en Australië
Er vindt duidelijk een geanimeerde discussie plaats binnen de rangen van de zogenaamde Chinese Communistische Partij over het behoud van het status quo met hier en daar enkele lichte aanpassingen, een tactiek die op zich enorme risico’s in zich draagt. De leiding van het land kwam tussen met een aantal stimulerende maatregelen die er voor zorgden dat nog meer middelen naar infrastructuurwerken gingen, met een verder oplopende overheidsschuld als gevolg. Het lijkt erop dat dit een economische groei van 7,5% dit jaar kan verzekeren. Xi Jinping gebruikt semi-maoïstische terminologie in een poging de éénpartijstaat te verdedigen tegenover vragen naar democratische hervormingen, en om meer discipline door te voeren tot bij de meest perifere lagen van het staatsapparaat. Tegelijkertijd heeft hij zijn volle gewicht gegooid achter een aantal economische hervormingen die er kwamen onder druk van de reeds belangrijke “private sector” in het land en van het imperialisme. Op die manier werd gekozen voor de weg van de liberalisering en selectieve privatisering van staatsbedrijven die nog steeds de economie domineren.
De contradicties stapelen zich echter op, en kunnen elk moment tot een uitbarsting leiden. Recente strijdbewegingen, inclusief stakingen, zijn een indicatie van de gespannen sociale situatie, evenals de “terroristische aanslag” op het Tiananmen Plein, dat leidde tot het ontslag van de generaal in de provincie Xinjiang. Een ander teken aan de wand is het voorstel dat Bo Xilai kreeg van één van zijn medestanders om zelf een partij op te richten met hemzelf als voorzitter. Het is onwaarschijnlijk dat dit zou gebeuren, maar het voorstel alleen is symptomatisch. We moeten onze krachten in Hong Kong en China verder blijven ondersteunen en ontwikkelen, zodat ze zich kunnen voorbereiden op de gebeurtenissen die zullen komen.
In Azië hebben we een belangrijke basis in Sri Lanka, een aanwezigheid in India, een omvangrijke organisatie in Pakistan, een groeiende organisatie in Maleisië, en een belangrijke invloed in Australië.
In Pakistan werden onze kameraden geconfronteerd met een extreem moeilijke situatie. De recente verkiezingen hebben de bestaande crisis in het land niet opgelost. Er is een toenemende “talibanisering” van de maatschappij en ook toenemend terrorisme door diverse groepen. De arbeidersklasse is in de huidige context niet in staat geweest een alternatief naar voren te brengen. Tegelijkertijd leven de Pakistanen in catastrofale economische omstandigheden, hetgeen een fundamenteel effect heeft op het dagelijks leven van de massa’s. Onze kameraden hebben de uitdaging onze krachten te consolideren, en voor te bereiden op een meer gunstige situatie in de toekomst.
In Australiëzijn we in staat geweest een indrukwekkende organisatie met een sterke electorale basis te behouden, ondanks 23 jaar van economische groei op de rug van de Chinese groeicijfers. Australië kon in deze “recessie-vrije” periode haar bijnaam van “geluksland” opnieuw alle eer aan doen. Vandaag lijkt dat geluk waarschijnlijk op haar einde te komen, nu we merken dat de grondstoffenhetze, veroorzaakt door de export naar China, op haar laatste voeten loopt. Dit wil zeggen dat we naar een periode van verhoogde klassenstrijd gaan. De overwinning van de rechtse Liberals in de voorbije verkiezingen was deels te wijten aan een breuk binnen de Labor Party: de persoonlijke populariteitsscore van de liberale leider Abbott stond op -22. Een tweede element is dat de programma’s van de beide grote partijen onmogelijk van elkaar te onderscheiden waren. Bovendien voerde Abbott een schaamteloze rechtse campagnekoers over migratie. Een confrontatie tussen de regering en de arbeidersklasse, vooral de vakbonden, lijkt onafwendbaar. Er zullen zich mogelijkheden aandienen voor onze organisatie die voordien niet bestonden.
Ook voor die andere Aziatische reus, India, is een nieuw tijdperk aangebroken door het sputteren van de economische motor. De economische groei is er gehalveerd van 10% naar 5%. De Indische munt heeft een serieus pak rammel gekregen, zoals ook in heel wat andere Aziatische landen gebeurde, omwille van de vrees van een volledig stilvallen van de economische groei door het stopzetten van de politiek van quantitative easing in de VS. Tegelijkertijd is geen enkel van de fundamentele problemen in India opgelost. Ondanks het image van het “Schitterende India” dat aan de rest van de wereld wordt verkocht, blijven de obscene tegenstellingen zich opstapelen. De helft van de Indiërs beschikt niet over een toilet. Sinds 1995 hebben meer dan 270.000 boeren die geen uitweg meer zagen uit hun schuldenberg zich van het leven beroofd, hetgeen de terreur toont die grootgrondbezitters en kredietverstrekkers op het platteland uitoefenen.
Desondanks heeft de Indische heersende klasse, in een poging om de illusie een wereldwijde supermacht te zijn op te houden, trots een ruimteschip naar Mars uitgestuurd. Dit is slechts één voorbeeld van de compleet waanzinnige verzuchtingen en ideeën van de verrotte kapitalistische klasse. Dit soort ideeën wordt in de rest van de wereld, maar wellicht ook door een meerderheid van de Indiërs, als compleet obsceen beschouwd. Meer dan 40% van de kinderen in het land is ondervoed. Het land telt één derde van ’s werelds armen. Met de opgang van de recessie in India en de rest van de wereld is een nieuwe periode voor de klassenstrijd aangebroken. Het lijkt er sterk op dat de huidige coalitieregering, geleid door de Congrespartij, bij de volgende verkiezingen in 2014 zal verslagen worden, en dat een rechts-nationalistische coalitie onder leiding van de BJP aan de macht zal komen. Dit zal hoogstwaarschijnlijk tot oppositie leiden, met de mogelijkheid van de ontwikkeling van een leefbare arbeiderspartij. Maar zelfs wanneer deze specifieke ontwikkeling nog langer op zich zal doen wachten, zullen andere opportuniteiten zich aandienen in India.
In Maleisië zal de frauduleuze verkiezingsoverwinning van de BNP slechts kort een effect hebben, op een moment dat het land naar een totaal verschillende economische situatie koers zet.
In Sri Lanka lijkt de regering van Rajapakse hoogtij te vieren. Maar dat imago wordt sterk aangetast door de campagne, waarin onze kameraden een prominente rol spelen, die het regime beschuldigt van oorlogsmisdaden tijdens de oorlog tegen de Tamils, maar ook de voortdurende schendingen van democratische rechten van arbeiders in het land. We moeten de mogelijkheden die zich zullen voordoen grijpen, mogelijkheden die onder meer voortkomen uit het uiteenvallen van vroegere grote krachten zoals de JVP. Het CWI moet zich, ook in het algemeen, bereid tonen samen te werken met krachten die niet noodzakelijkerwijs uit onze eigen traditie komen, maar die kunnen overtuigd worden met ons samen te werken, en misschien op termijn onze rangen te vervoegen.
Klimaatveranderingen
Klimaatveranderingen door de opwarming van de aarde vormen een existentiële bedreiging voor de mensheid. Het kan enkel opgelost worden door een wereldwijde socialistische planning. De recente tyfoon op de Filipijnen, met duizenden doden en onmeetbaar lijden voor mensen die reeds lang door zware armoede werden getroffen, heeft dit probleem nogmaals onderlijnd. Klimaatonderzoek toont aan dat een verhoogde temperatuur van het zeewater geen tyfoons uitlokt, maar ze wel krachtiger, meer frequent en vernietigender maakt. Er wordt geschat dat de gemiddelde temperatuur van de aarde dit jaar bij de top 10 uit de geschiedenis behoort. Experten geven aan dat dit feit op zich reeds voldoende is om de voorwaarden te creëren voor erg vernietigende stormen. De windsnelheid in deze tyfoon was naar schatting even hoog als die van de meest moderne hogesnelheidstreinen. De tyfoon heeft de reeds slechte sociale omstandigheden van veel Filipijnen nog verder verslechterd, hetgeen kan leiden tot politieke spanningen, gelet op de absolute onmacht van de regering om haar eigen bevolking ter hulp te snellen. Natuurrampen zoals aardbevingen hebben in het verleden reeds aangetoond enerzijds enorm menselijk lijden te veroorzaken, maar anderzijds ook de condities voor revolutie te schapen.
Het CWI begint een goede traditie op te bouwen van interventies rond milieukwesties. We moeten hier meer materiaal over produceren om in staat te zijn om tussen te komen in de debatten, discussies en acties rond deze thema’s.
Het bewustzijn van de arbeidersklasse op wereldvlak is nog steeds niet aangepast aan de objectieve situatie. Deze aanpassing zal niet in één keer gebeuren, maar via een lange reeks gevechten over langere tijd. Er zullen ups en downs zijn, periodes waarin de arbeidersklasse in het offensief gaat en andere waarin twijfels en aarzelingen de bovenhand nemen. In Europa zitten we nu reeds in zo’n situatie, maar het betekent absoluut niet dat er geen mogelijkheden zouden zijn. We moeten nu bouwen en recruteren zodat we de grote stormen van de toekomst aankunnen, stormen die zonder twijfel zullen plaatsvinden omdat het kapitalisme fundamenteel niet in staat is de vele problemen op te lossen die zich blijven opstapelen.
-
‘De wereldsituatie en taken van het CWI’ – Deel 1
Begin december vond een internationale bijeenkomst van het CWI plaats. Dit International Executive Committee (IEC) vormt de leiding die wordt verkozen op de vierjaarlijkse wereldcongressen. In het kader van de bijeenkomst werd een uitgebreide perspectieventekst opgemaakt en bediscussieerd. We publiceren een vertaling van de tekst zoals die werd aangepast en gestemd. Vandaag het eerste deel.
Het vorige IEC concludeerde dat we “één van de meest dramatische periodes uit de geschiedenis” aan het doormaken zijn, gekenmerkt door massabewegingen van de arbeidersklasse in Europa, continue opstanden in de neokoloniale wereld – voornamelijk in het Midden-Oosten -, het ontwaken van de Zuid-Afrikaanse arbeidersklasse, de verwachting van belangrijke ontwikkelingen in de VS als gevolg van de verkiezingen, maar ook veranderingen in China en heel Azië en een belangrijke ommekeer in de situatie in Latijns-Amerika. Ook Oost-Europa en Rusland zouden waarschijnlijk met massale verzetsbewegingen te maken krijgen tegen de corrupte en parasitaire gangsterkapitalisten. De aanzet voor dit alles zou het voortduren van de ernstigste globale kapitalistische economische crisis sinds de jaren ’30 zijn. We benadrukten ook de cruciale rol van het CWI in deze situatie. Ondanks moeilijkheden voor ons die ontstaan uit conjuncturele complicaties, zouden we niettemin in staat zijn om op succesvolle wijze tussen te komen in de bewegingen die zouden uitbarsten en zodoende een deel van de beste arbeiders en jongeren onder onze vlag scharen.
We werden in onze verwachtingen niet teleurgesteld. Stormachtige bewegingen – gedomineerd door de arbeidersklasse, die aan het hoofd stond van de stedelijke bevolking en de arme lagen op het platteland – ontvouwden zich in Turkije, Brazilië, Egypte en Zuid-Afrika. Tegelijkertijd zagen we een voortgang van de stakingen en betogingen van de Europese arbeidersklasse tegen de brutale besparingsmaatregelen. Massale pleinbezettingen grepen plaats in Turkije, gevolgd door acties van de arbeidersklasse zelf. Parallel met Brazilië, Egypte en, niet te vergeten, Zuid-Afrika, waren dit waarschijnlijk de grootste massabewegingen, zeker van de arbeidersklasse, uit de geschiedenis!
Egypte – 22 miljoen mensen eisten het ontslag van Morsi
Aanvankelijk tekenden 22 miljoen mensen de petitie voor het ontslag van Morsi in Egypte. Het aantal mensen in de straten tijdens de ‘tweede revolutie’ – die het CWI correct voorspeld had als onvermijdelijk gevolg van de eerste ‘ontspoorde revolutie’ – was controversieel. Het bedroeg officieel 17 miljoen en volgens de oppositie 33 miljoen. De hand van het leger, in samenwerking met de grote kapitalisten, was echter ook aanwezig. The Economist noemde het de “18e Brumaire van het Tahrirplein”. De vergelijking tussen generaal Sisi en Louis Napoleon is gepast, maar in tegenstelling tot toen is het nog niet tot een terugkeer van een openlijke militaire dictatuur gekomen. Het ‘machtsmonopolie’ van de Moslimbroederschap had brede lagen van de bevolking vervreemd: de ‘progressieven’, de jongeren, die de strijdkaders van de eerste revolutie waren, en grote delen van de massa’s. De recentste cijfers tonen aan dat de Broederschap nog op de steun van een vijfde tot een derde van de bevolking kan rekenen. Desalniettemin ging het niet om een klassieke militaire staatsgreep.
De erbarmelijke economische situatie was een machtige aanzet voor de omverwerping van Morsi. 4.500 fabrieken hadden de deuren gesloten sinds 2011 en 18 miljoen mensen leefden onder of nabij de armoedegrens. Tegelijkertijd rezen onafhankelijke vakbonden als paddenstoelen uit de grond om tot een geschat ledenaantal van 2,5 miljoen te komen. Stakingen gingen door a rato van 800 per maand en dat blijft zo, een bevestiging van de nadruk die het CWI legde op de nood aan onafhankelijke organisaties en acties van de arbeidersklasse. Dit is het instinctieve aanvoelen van vele arbeiders tijdens een revolutie. Voorlopig hebben ze de volgende en cruciale stap, het creëren van een massale arbeiderspartij, nog niet gerealiseerd. De komende ervaringen zullen dit echter op de agenda plaatsen.
Maar de gebeurtenissen zullen zich niet lineair ontwikkelen. De generaals – en achter hen de ‘diepe overheid’ van het nog niet gereconstrueerde ‘veiligheidsapparaat’ van Moebarak – proberen zich rond de figuur van Sisi te groeperen om de ‘orde’ herin te voeren. Zij hebben al decreten afgevaardigd die nachtelijke pleinbezettingen en betogingen verbieden. Een bezoekende VS-senator zei, na een ontmoeting met Sisi, dat hij nu al ‘de de facto heerser en een beetje machtsdronken’ was. Het is echter niet mogelijk om in deze fase een niet gereconstrueerd regime of dictatuur van het Moebarak-type op te zetten. Het leger zal zich verplicht voelen om de schijn van ‘democratie’ op te houden – met mogelijk een voortzetting van het parlement met beperkte macht – maar met de echte macht stevig in militaire handen, om zo de sociale situatie te ‘controleren’. Het kan echter niet uitgesloten worden dat een ‘koude staatsgreep’ rond Sisi aanvankelijk steun kan krijgen van grote delen van de massa’s, die op zoek zijn naar redding uit de chaos waarin ze zich momenteel bevinden. Maar de Egyptische massa’s zullen zeker niet in slaap vallen: de arbeidersklasse, en zeker de arme plattelandsbevolking, zullen hun net verworven machten gebruiken om de revolutie vooruit te duwen. Het is een dringende taak om te proberen de krachten in Egypte en de regio te verzamelen om de onafhankelijke kracht van de arbeidersklasse uit te bouwen.
Vorig jaar schreven we ook: “Latijns-Amerika bevond zich in de recente periode niet op de voorgrond van de klassenstrijd.” “Maar nu wel!” zoals een Engelse voetbalcommentator uitriep op het einde van de WK-finale in ’66! Brazilië, Chili en Argentinië hebben dit op spectaculaire wijze aangetoond. Toen Brazilië economisch vuurwerk ten tonele bracht, met een gemiddelde groei van 7%, verwachtten we een uitbarsting van stakingen, met arbeiders die hun deel opeisten. Dat is gebeurd. We zeiden ook dat Brazilië en andere landen “een nieuwe fase van economische crisis zullen ingaan in een verzwakte positie in hun binnenlandse economische basis”.
Braziliaanse massaprotesten
De gebeurtenissen van de afgelopen periode in Brazilië hebben dit onderstreept. 120 grote steden, en 300 steden in totaal, kenden massabetogingen met minstens 2 miljoen mensen die tegelijkertijd op straat kwamen. De diepte van de crisis werd aangetoond door de steun van professionele voetballers en de aantallen betogers die tijdens de Confederations Cup veel hoger lagen dan de aantallen die de stadions vulden. Zelfs Europese voetbalcommentatoren voelden zich verplicht om iets te zeggen over de armoede die ze gezien hadden, tegen de achtergrond van het obsceen dure spektakel dat plaatsgreep.
Fortaleza, waar sommige wedstrijden gespeeld werden, is de vijfde meest ongelijke stad ter wereld. Het wordt omringd door 400 door armoede geteisterde favela’s. Van Porto Alegre in het zuiden to Belem in het noordelijke Amazonegebied, werd dit land – dat in werkelijkheid een half continent is – door elkaar geschud. Terwijl het begon met protest tegen de verhoging van busprijzen in Sao Paulo en de afgeleefde infrastructuur, verspreidde het zich al snel tot protesten tegen het onderwijssysteem, lonen, politierepressie, enzovoort. De prijsverhogingen werden ingetrokken, maar de bewegingen groeiden voort. De recente stakingen toonden aan dat het ongenoegen niet zal gaan liggen en waarschijnlijk gestimuleerd zal worden door het WK dat volgend jaar in Brazilië georganiseerd wordt. Dit heeft al tot verdere protestbewegingen geleid tegen de obscene bedragen die aan dit evenement gespendeerd worden, gekoppeld aan de verwaarlozing van de levensomstandigheden en -standaard van de Braziliaanse massa’s.
Het doorzettingsvermogen, de politieke duidelijkheid en de tussenkomst in deze beweging van onze Braziliaanse afdeling is opmerkelijk, te meer daar een deel van de linkerzijde paniekerig reageerde en de mobilisatie van de rechterzijde interpreteerde als aankondiging van een op til zijnde militaire staatsgreep. Maar de huidige klassenverhoudingen en het stijgende verzet van de arbeidersklasse verzekeren dat een scenario als in Mexico in 1968 op dit moment niet op de agenda staat. De tactieken van onze kameraden in verband met PSoL en het werk van onze Braziliaanse afdeling in het algemeen over de afgelopen decennia, hebben ertoe geleid dat we ons in een geschikte positie bevinden om tussen te komen en onze krachten uit te breiden, misschien wel heel snel in de komende periode.
De hoop van kapitalistische experts dat de wereldeconomie een ‘ontsnappingssnelheid’ zou meemaken bleek ongefundeerd. In april schetste het IMF het portret van een wereld die op drie snelheden beweegt: de zogenaamde ‘groeimarkten’ – Brazilië, China, India, enz. in de neokoloniale wereld – zouden groei kennen, de VS zouden blijven ‘herstellen’ van de crisis en enkel Europa zou in de economische puinhoop achterblijven. Nu zijn ze verplicht hun beeld bij te stellen, aangezien het momentum in die eerste groep landen vertraagt, met een dalende groei in China, India en Brazilië. Veel van de groeilanden kenden groei als gevolg van de injectie van goedkoop krediet uit het buitenland, speculatieve fondsen die voortkwamen uit de kwantitatieve versoepeling in Europa en Amerika. Alleen nog maar de aankondiging van de Federal Reserve dat dit zou afgebouwd worden resulteerde in een snelle vlucht van financiën uit deze landen, wat bijgedragen heeft tot een verlaging van de groeivooruitzichten.
2013 was het jaar waarin het globale kapitalisme tot het besef kwam dat China geen ‘mirakeleconomie’ meer was, maar wel ‘de volgende globale crisiszone’. De liquiditeitscrisis in juni, toen door het virtueel ophouden van interbancaire leningen een golf van faillissementen dreigde, vormde een koude douche wat betreft de schaal van China’s bankproblemen. Gedurende de 64-jarige heerschappij van de ‘Communistische’ Partij hebben de Chinese banken een totaal van 70 biljoen yuan (11,5 biljoen dollar) aan leningen uitgegeven, waarvan 40 biljoen yuan (6,6 biljoen dollar) in de afgelopen vier jaar werd uitgebreid, volgens Xiao Gang, de voorzitter van de Chinese bankenwaakhond CSRC. Daarbovenop hebben de officieuze schaduwbanken nog eens 20 triljoen yuan (3,3 biljoen dollar) aan leningen uitstaan. Veel Chinese provincies en steden kennen al elementen van een Japan-achtige schuldencrisis. Als ze doorgevoerd worden, zullen de ‘structurele aanpassingen’ van het regime de kostprijs van krediet verhogen, wat tot minder investeringen en minder economische groei zal leiden; iets dat over heel de wereld gevoeld zal worden. Vandaag is China de belangrijkste handelsnatie (sinds 2012; voordien was dat de VS). Voor 124 landen is China de belangrijkste handelspartner; de VS is dat voor slechts 76 landen.
De “hoge-inkomsteneconomieën blijven buitengewoon zwak,” schrijft Martin Wolf in de Financial Times. Van de zes grootste hoge-inkomsteneconomieën waren enkel de VS en Duitsland in staat om in het tweede kwartaal van 2013 groter te zijn dan hun pieken voor de crisis vijf jaar eerder. De consensus over de groei voor 2014 bedraagt 2,7% voor de VS, 1,7% voor Japan, en een schamele 0,9% voor de eurozone.
Maar economische statistieken vertellen slechts de helft van het verhaal, zelfs over de kwestie van de economische vooruitzichten voor de VS. De arbeidsgegevens voor de VS – zogezegd de beste economische indicatoren – zijn verschrikkelijk wankel. Officieel daalt de werkloosheidsgraad, maar participatie op de arbeidsmarkt blijft stabiel op zo’n 63% van de bevolking. Dat is het laagste cijfers sinds de jaren 1970. Miljoenen mensen zijn uit de arbeidsmarkt gevallen. Gezinsinkomens, die gedurende de vijf à zes jaar dat de crisis al duurt ernstig inkrompen, worden nog verder geteisterd door gezinsschulden. Bovendien is de economische en sociale ongelijkheid sterk toegenomen in de eerste drie jaar van het Amerikaanse “herstel”. De rijkste 1% is immers met 95% van het nieuwe inkomen gaan lopen. Steeds meer wordt uitdrukking gegeven aan een afkeer van de buitenproportionele ‘bonussencultuur’ voor de top-CEO’s, zelfs vanuit kapitalistische rangen. Sommige kapitalistische economen beargumenteren dat deze praktijken bijgedragen hebben tot de voorwaarden voor recessie door de welvaartskloof enorm te verdiepen en zodoende de markt af te snijden. Ze stellen eveneens dat de meeste ‘voordelen’ opgeraapt worden door wat in essentie een plutocratie is, zelfs tijdens een recessie, die op die manier de crisis bestendigen.
Tegelijkertijd is het inkomen van de arbeidersklasse tijdens de recessie nog verder gekrompen, wat zelfs geleid heeft tot een campagne van delen van de burgerij voor een verhoging van de levensstandaard. In Groot-Brittannië leent de rechtse Tory-burgemeester van Londen, Boris Johnson, zijn steun aan het voorstel voor een ‘bestaansloon’. Labour-leider Ed Miliband heeft van de levensstandaard een centraal punt gemaakt in zijn campagne voor de algemene verkiezingen van 2015, met dien verstande dat werkgevers die het “niet kunnen betalen” gecompenseerd zullen worden door de overheid!
Verenigde Staten – economische en sociale crisis
Het herstel wordt dus als nep gezien door de grote meerderheid van de bevolking. Terwijl in 2007, voor de recessie, 26 miljoen Amerikanen voedselbonnen ontvingen, is dat aantal vandaag tot 48 miljoen gestegen. Zo’n 11% van het volledige gezinsbudget voor voedsel gaat naar voedselbonnen. Tegelijkertijd heeft de beperkte economische groei de arbeiders ertoe aangezet om een groter deel op te eisen van de megawinsten van de multinationals. De reeks stakingen van deeltijdse arbeiders en arbeiders met nulurencontracten is een voorbode van de enorme beweging van de Amerikaanse arbeidersklasse die zich in de komende periode zal ontwikkelen. Een zeer verhelderend element van de huidige stakingen is dat hele gezinnen eraan deelnemen. Waar in het verleden vooral studenten of één of twee gezinsleden waren die voor dergelijke lage lonen werkten, zijn het vandaag volledige families die van deze jobs afhankelijk zijn. Dit toont de schaal aan van de achteruitgang die de Amerikaanse arbeiders gedurende de laatste decennia hebben doorgemaakt. Maar het is ook een voorbode van meer strijd en mogelijkheden voor socialisten.
Het geweldige succes van onze kameraden in Minneapolis en Seattle toont aan wat de mogelijkheden zijn. In Minneapolis behaalden we een spectaculair resultaat en strandden we op een zucht van de overwinning. Dat was een buitengewone prestatie. Onze overwinning in Seattle is een gigantische stap voorwaarts. Het is het voor het eerst in 100 jaar dat er in Seattle een socialist verkozen raakt in de gemeenteraad. Dit resultaat heeft een aardbeving teweeggebracht in de Amerikaanse linkerzijde en een laag activisten wereldwijd geïnspireerd. Het zijn ontwikkelingen die een nieuw hoofdstuk inluiden voor de uitbouw van onze Amerikaanse zusterorganisatie.
80% van de Amerikaanse ouders geloven vandaag niet dat hun kinderen ooit dezelfde levensstandaard zullen bereiken als zijzelf, waar dat in 1980 nog 50% was. Het is slechts één uitdrukking van de gestage erosie van de Amerikaanse arbeidersklasse, die zich voorbereidt op massale opstanden. We hebben eerder al beargumenteerd dat de Amerikaanse arbeidersklasse niet dezelfde politieke bagage meezeult als de Europese; de erfenis van de sociaal-democratie, de aan het stalinisme verbonden communistische massapartijen en de ervaringen van verraad. Daardoor staan zij vandaag, meer dan elders ter wereld, open voor militante klassenstrijd en socialisme in het bijzonder.
De gedragingen van de Amerikaanse burgerij helpen dit proces nog verder vooruit. De impasse in het Congres over het fiscale tekort, nog steeds onopgelost, heeft de twee kapitalistische partijen nog verder in diskrediet gebracht. De Republikeinen zien hoe ze in de peilingen naar beneden storten als gevolg van hun chantagepogingen. Het gebluf van de Tea Party, die claimen dat ze de basis vertegenwoordigen maar in realiteit knettergek zijn, is ontmaskerd. Maar Obama is er ook niet zonder kleerscheuren uitgekomen, met minder steun in de samenleving, vooral onder jongeren en arbeiders, wat al duidelijk was voor de malaise in het Congres.
Als president heeft hij nog repressievere beleidsmaatregelen doorgevoerd dan Bush, zoals het open houden van Guantanamo Bay, de vervolging van Edward Snowden en Chelsea – vroeger Bradley – Manning, en het laffe en bloederig gebruik van drones in Afghanistan. Daar komt nog zijn versterking van de nationale veiligheidsstaat bij, met de onthullingen over massale spionage tegen alle volkeren van de wereld, inclusief de Amerikaanse bondgenoten, de burgerlijke leiders van andere landen. Daniel Ellsberg stelde dat de repressie vandaag nog scherper is dan degene waaronder hij, samen met duizenden anderen, ten tijde van de protesten tegen de Vietnamoorlog. Het gehele apparaat is voorhanden om een politiestaat in te stellen.
Maar de burgerij heeft vandaag geen reden om over te gaan tot een openlijke autoritaire of dictatoriale heerschappij. De klassenverhoudingen laten het overigens niet toe. Dat wordt aangetoond door de maatregelen die de Nieuwe Democratie – PASOK-regering in Griekenland neemt, die zich verplicht zag om Gouden Dageraad te beteugelen uit angst dat deze reactionaire ‘zweep’ een nog grotere revolutionaire explosie van de Griekse arbeidersklasse zou kunnen uitlokken dan we de afgelopen jaren gezien hebben. Maar deze opdringerige en repressieve maatregelen komen voort uit de verhoogde spanningen tussen rivaliserende imperialistische machten. Het versterken van de binnenlandse ‘veiligheid’ krijgt prioriteit, als voorbereiding op een intense clash tussen de klassen. De Griekse burgerij ziet Gouden Dageraad ten hoogste als een helpende partner voor een rechts en zelfs autoritair regime, maar niet als een alternatieve regeringsvorm.
Peilingen in de VS geven aan dat een meerderheid van de bevolking – 60% – vandaag antwoorden zoekt in de richting van het ontwikkelen van een ‘derde partij’. Na Minneapolis en Seattle zijn de vooruitzichten voor de Amerikaanse kameraden zeer gunstig wat betreft een ‘derde partij’ van een nieuw type, een radicale massapartij.
De problemen die de Amerikaanse economie – die nog steeds de meest belangrijke ter wereld is wat grootte en gewicht betreft – kent, zullen hier eveneens toe bijdragen. Het fiasco in het Congres heeft het geloof in de ‘almachtige dollar’ ondermijnd. Het vertrouwen in wat nog steeds de belangrijkste munteenheid ter wereld is, is dramatisch gedaald: het is een “zeer onveilige haven… Amerikaanse staatskisten zijn in het geheel niet risicovrij” [Financial Times]. De Chinese heersende klasse klaagde tijdens de crisis openlijk over de risico’s voor hun reserves ter waarde van 3,66 triljoen dollar. Een onuitgesproken dreigement bestond erin een aanzienlijk deel van hun aandelen uit dollars weg te halen, terwijl ze tegelijkertijd hun zaak bepleitten om de Chinese munteenheid, samen met de dollar, als reserve-eenheid te laten dienen. Het is mogelijk dat, als gevolg van de fiscale crisis in de VS, de yuan mettertijd ontwikkelt tot een gedeeltelijke reserve-eenheid naast de dollar, zoals hier en daar in de Aziatische handel reeds het geval is. De geschiedenis van het kapitalisme kent een aantal parallelle ontwikkelingen die aantonen dat zoiets niet uit te sluiten valt.
De Londense City, in de persoon van de nieuwe gouverneur van de Bank of England, Mark Carney, en Osborne, de Britse minister van Financiën, heeft zelfs al op opportunistische wijze voorgesteld dat Londen de kern zou worden om de ambities van het Chinese regime op de wereldmarkt te helpen realiseren. Zodoende zal het Britse kapitalisme nog verder tot een offshore-eiland verworden, steeds afhankelijker van financiën – waarvan de ‘excessen’ de weg bereid hebben voor de crisis die in 2007 begon. Londen heeft nu al vier keer zoveel buitenlandse banken als in 1913, waarbij de aandelen van Britse banken gegroeid zijn van 40% van het bruto nationaal product tot 400%! Carney’s voorstellen zouden ertoe leiden dat de bankensector negen keer het bnp bedraagt, eenzelfde positie als in IJsland in 2007. IJsland is nooit helemaal teruggekomen van de catastrofe die het toen onderging. Dit is een uitdrukking van de politieke kortzichtigheid van het Britse kapitalisme en het onvermogen van de burgerij als geheel om lessen te trekken uit de huidige crisis: “De goden maken degenen die ze willen vernietigen, eerst boos.” Of, zoals de Ierse toneelschrijver Samuel Beckett het stelde: “Steeds geprobeerd. Steeds gefaald. Niet erg. Probeer opnieuw. Faal opnieuw. Faal beter.”
Japan is een sleutelspeler in de wereldeconomie en in Azië. Het is nu een jaar geleden dat de Japanse premier Abe zijn wanhopige poging lanceerde om de Japanse economisch gunstige situatie te herstellen na 15 jaar deflatie. Dit zou in eerste instantie door een massale gelduitbreiding gebeuren. Wij waarschuwden toen dat in een “deflatoire omgeving” – met een crisis die wereldwijd voortduurt en zodoende beperkte markten die in staat zijn om de toegenomen Japanse export te absorberen – deze roekeloze gok weinig kans op slagen had. Japan heeft een gemiddelde van 0,8% groei gehaald in het afgelopen decennium. De Japanse munteenheid, de yen, is sterk verzwakt, de aandelenmarkt en de prijzen zijn de hoogte ingegaan.
De bedoeling was om de economie met minstens 2% te stimuleren, wat door de hoofdeconoom van Standard and Poor’s omschreven werd als “een taart in de hemel”. Deflatie, lage groei en prijzen die stagneren en/of dalen, hebben ertoe geleid dat Japan niet uit de deflatoire val is kunnen geraken en niet in staat is geweest om haar nationale schuld, die meer dan 200% van het bnp bedraagt, te verlagen. In feite willen Abe en zijn economische ministers een stijging van de prijzen, inflatie, in de hoop dat een deel van de schuld zo zou verdwijnen, en dat tegelijkertijd de inkomens gestimuleerd zouden worden, wat dan weer tot een verhoogde koopkracht zou leiden. De Europese kapitalisten hopen op iets gelijkaardigs. De Japanse kapitalisten hopen eveneens de neoliberale maatregelen te kunnen uitbreiden, met inbegrip van het aanmoedigen van vrouwen om te werken, wat gerealiseerd zou kunnen worden door de relatief gesloten Japanse samenleving te doorbreken door een verhoogde immigratie. Hierdoor, zo werd berekend, zou de noodzakelijke kinderopvang voor werkende moeders voorzien kunnen worden. Er komen ook eisen voor hogere lonen en een minimumloon. De arbeidersklasse en haar organisaties, op dit moment voornamelijk de vakbonden, zijn voorlopig nog niet echt in actie getreden. Er zijn enorme protestbewegingen geweest, sommige met meer dan 200.000 mensen, rond de nucleaire ramp in Fukushima, waarbij peilingen aantonen dat 70% van de bevolking nucleaire energie wil laten uitdoven. Dit thema heeft voor splitsingen gezorgd in verschillende Japanse politieke partijen, hoewel de heersende klasse nucleaire energie wil behouden om militaire en economische redenen. Maar een substantiële beweging van de werkende bevolking heeft zich nog niet ontwikkeld. Dit zal wel gebeuren wanneer de algemene wereld- en Aziatische crisis verder ontwikkelt en het falen van de reflatoire maatregelen van de regering duidelijk wordt.
De rivaliteit tussen de belangrijkste machten in Azië is scherper geworden sinds de regering-Obama het ‘militaire herbalanceringsplan’ voor Azië heeft ingevoerd in 2011. Dat heeft als doel de opgang van China onder controle te houden en de Amerikaanse hegemonie in de regio te bewaren. De VS steunen vandaag een agressievere houding in verschillende territoriale conflicten met China, van Japan, de Filippijnen, Vietnam en andere landen. In januari 2013 voorspelde The Economist dat “China en Japan naar een oorlog afglijden”. Dit is niet het meest waarschijnlijke perspectief voor het Chinees-Japanse conflict; dat is eerder een uitgebreid conflict met geen vlotte oplossing van de onderliggende territoriale conflicten. Een militaire clash kan echter niet geheel uitgesloten worden. Er zijn bijna dagelijks ‘incidenten’ – gevechtsvliegtuigen die opgeroepen worden of militaire vloten die beschuldigd worden van het breken van de soevereiniteit – en beide regeringen gebruiken dit om het conflict uit te bouwen en hun militaire machines in stelling te brengen als onderdeel van een bredere strategische strijd om invloed in Azië. Op binnenlands vlak worden de conflict gebruikt om het nationalisme en de steun voor Beijing en Tokyo te stimuleren. Ondanks haar gigantische militaire voordeel tegenover alle andere naties worden de beperkingen van de Amerikaanse macht aangetoond door de afwezigheid van Obama op de herfsttoppen van APEC en ASEAN, als gevolg van de begrotingscrisis in Washington. Die afwezigheid versterkte de indruk in de hele regio dat de VS een dalende macht is terwijl de Chinese ster rijst.
Het is de bedoeling dat de financiële sector de reële economie ondersteunt. Financiële instrumenten zoals aandelen, obligaten, enz. vertegenwoordigen echte ondernemingen. Maar het handelen in die ‘vertegenwoordigingen’ zelf werd meer en meer een winstgevende activiteit. Serieuze burgerlijke commentatoren hebben eindeloos opgeroepen om dit te beteugelen, maar tevergeefs. Een voormalige topman van de Financial Services Authority in Groot-Brittannië, Adair Turner, concludeert dat hele delen van de banken en financiële sectoren “sociaal nutteloos” zijn en Carney waarschuwt hier ook voor. Niettemin gaan de kapitalisten verder met activiteiten die de weg bereid hebben voor de vorige crisis, zodra het lijkt alsof het onmiddellijke crisisgevaar geweken is. Net als de Bourbons heeft de burgerij “niets geleerd en niets vergeten”.
Door het blijven bestaan van de gigantische publieke en private schuld – vooral in de grote economieën – zal er geen echt substantieel ‘herstel’ zijn. Tegelijkertijd is er de groeiende angst voor het protectionisme dat opnieuw de kop opsteekt. Conflicten tussen China en de VS hebben zich op verschillende thema’s ontwikkeld, net als conflicten tussen Europa en de VS. Kenmerken van depressie zullen blijven bestaan, en vooral acuut zijn in Europa, dat de economisch, sociaal en politiek meest bedreigde regio van de wereld blijft. De ideologen van de burgerij hebben, weliswaar vanuit een tegenovergesteld klassenstandpunt, dezelfde conclusies getrokken als de marxisten.
Ze vrezen nu dat er een deflatie op lange termijn is ingezet met een ‘Japanisering’ van de eurozone. Een herhaling van de ‘twee verloren decennia’ in Japan dreigt omwille van de deflatoire effecten van de euro in het algemeen, maar ook omwille van de dominante positie van het Duitse kapitalisme in de eurozone. Dat is de enige Europese economie die volledig herstelde van de crash die in 2007 begon. Met haar economisch dominante positie heeft het Duitse kapitalisme de rest van Europa op ‘rantsoen’ gezet. Waar er voorheen enkel lof was voor de economische orde in Duitsland, groeide het aantal klachten en het ongenoegen bij rivaliserende Europese machten en ook bij de VS. Het grote Duitse handelsoverschot werd door de Amerikaanse regering onder vuur genomen omdat het “een evenwicht van de economie van andere landen van de eurozone hindert en leidt tot een deflatoire basis voor de eurozone en de wereldeconomie.” (Martin Wolf, FT, 6 november). Het IMF bracht gelijkaardige ‘bekommernissen’ naar voor.
Een ‘evenwicht’ vinden is eigenlijk codetaal, zeker als vertegenwoordigers van het VS-imperialisme dit gebruiken. Er wordt in feite opgeroepen om in Duitsland wat in te binden zodat andere kapitalisten meer ademruimte krijgen. In een chaotisch systeem als het kapitalisme is het echter onmogelijk om een ‘evenwichtig’ systeem te kennen, zeker niet tijdens een ernstige crisis. Het is mogelijk dat rivaliserende kapitalistische machten op vreedzame wijze met elkaar delen om samen tot een steeds groter stuk van de taart te komen. Maar dat gebeurt niet in een crisis zoals deze die we nu kennen. Een van de kenmerken van de komende periode zal de toename van spanningen tussen de imperialistische machten en blokken zijn.
-
Latijns-Amerika terug op weg naar epicentrum van wereldwijde strijd
Op de bijeenkomst van de internationale leiding van het CWI begin december was er een uitgebreide discussie over de nieuwe turbulente fase waar Latijns-Amerika in terecht komt. De discussie werd ingeleid en afgerond door André Ferrari van Liberdade, Socialismo e Revolução (LSR, onze Braziliaanse zusterorganisatie). Enkele jaren geleden stond Latijns-Amerika vooraan in de strijd op wereldvlak, maar de afgelopen jaren leek de rust weer gekeerd te zijn. Dat beeld wordt nu steeds meer doorprikt. Het continent maakt zich op voor een volgende ronde.
Deze nieuwe fase betekent het einde aan de vrij lange periode van relatieve economische stabiliteit en politieke continuïteit. In de afgelopen 15 jaar kenden de belangrijkste regeringen van het continent een nooit eerder vertoonde continuïteit met herhaaldelijke herverkiezingen van de belangrijkste leiders en een schijnbaar onbedreigde dominantie van verschillende politieke blokken waarbij de macht van de ene leider op de andere overging, zoals met de Kirchners in Argentinië, de rechterzijde van Uribe en Santos in Colombia,…
Einde van economische voorspoed
De stabiliteit was in veel gevallen gebaseerd op het zogenaamde economische mirakel. Latijns-Amerika leek niet geraakt te worden door de wereldwijde kapitalistische crisis, de belangrijkste economieën bleven snel groeien. Maar onder de oppervlakte was de situatie complexer. André legde uit dat de sterkte van de belangrijkste economieën van het continent in deze periode vooral gebaseerd was op een toegenomen vraag naar grondstoffen, vooral vanuit China.
Het leidde niet tot een vorm van heropleving van het continent en het bracht het continent ook niet in de club van de ‘eerste wereld’. Er was zelfs een opvallende desindustrialisering en de economische activiteit was steeds meer beperkt tot de productie en export van grondstoffen. Dit nieuwe model zorgde ervoor dat de Latijns-Amerikaanse economie veel kwetsbaarder werd voor de huidige vertraging in de zogenaamde ‘opkomende economieën’ zoals China. Dit jaar zal het continent als geheel het laagste groeicijfer sinds meer dan 10 jaar kennen, er wordt verwacht dat het groeicijfer tussen 2% en 2,5% zal liggen.
André en anderen die in de discussie spraken, waaronder activisten uit Venezuela, Bolivia, Chili, Cuba, Zweden, Ierland, de VS en van het Internationaal Secretariaat van het CWI, legden uit hoe het afbreken van de economische voorspoed voor het continent al heeft geleid tot grote sociale en politieke onrust. Dit was het geval in elk van de vier grootste economieën van het land – Brazilië, Mexico, Argentinië en Colombia die samen goed zijn voor meer dan 75% van de Latijns-Amerikaanse economie.
Onrust in Mexico en Colombia
In Mexico werd de neoliberale partij PAN dit jaar weg gestemd bij de verkiezingen. Ze moest plaats maken voor de PRI, de partij die voorheen meer dan 70 jaar aan de macht was. De PRI stond traditioneel meer voor een protectionistische benadering, maar volgt nu trouw de politieke koers van de PAN, onder meer met de sluipende privatisering van de olie- en elektriciteitssectoren. Dit werd mee in de hand gewerkt door het neoliberale ‘Pacto por Mexico’ dat over de partijen heen een akkoord wil vormen voor een reeks ‘hervormingen’. Schandalig genoeg werd dit aanvankelijk zelfs gesteund door de traditioneel linkse partij PRD. Andre en ook Alan uit de VS beschreven de politieke degeneratie van de PRD de afgelopen jaren. Er waren afsplitsingen van de partij, onder meer met de nieuwe formatie ‘Morena’ rond Lopez Obrador (AMLO, de voormalige linkse kandidaat die in 2006 van de macht werd gehouden op basis van verkiezingsfraude). Maar AMLO neemt zelf een meer ‘gematigd’ standpunt in dan wat voorheen het geval was. Hij staat dichter bij Lula dan wat tijdens zijn verkiezingscampagne van 2006 het geval was. Zijn campagne voor de presidentsverkiezingen van 2012 was bijzonder zwak en demagogisch.
Ondanks de afwezigheid van een strijdbaar en massaal links alternatief, is het proces van neoliberale aanvallen niet zonder moedig verzet van grote delen van de arbeidersklasse gepaard gegaan. Er werd gesproken over de staking van het personeel uit de elektriciteitssector waarmee tegen de privatisering werd geprotesteerd of nog over de acties van de leraars. Beide strijdbewegingen botsten op harde repressie. Er is een toegenomen militaire sfeer. De regering probeert immers de militaire spierballen te laten rollen in de ‘oorlog’ tegen de drugshandelaars. Deze spierballen worden echter ook tegen de arbeidersbeweging ingezet.
Colombia is een andere centrale pijler van de traditionele VS-gezinde rechterzijde op het continent. De regering van Santos werd gedwongen om de standpunten wat af te zwakken, in het bijzonder met betrekking tot de oorlog met de FARC (waarmee onderhandelingen zijn opgestart). Dit heeft echter snel geleid tot een splitsing binnen de rechterzijde, met Santos’ voorganger Uribe die een hardere koers verdedigt en zijn steun uitsprak aan een rechtse tegenkandidaat voor Santos bij de verkiezingen van volgend jaar. In die verkiezingen zal ook het Patriottisch Front opkomen, een brede linkse kracht die banden heeft met delen van de guerrillabeweging.
Er was een massale opgang van sociale strijd met onder meer een beweging van werkenden op het platteland. Dit heeft de regering doen wankelen. Er was ook een sterke beweging in het onderwijs met stakingsacties van het personeel en de studenten. De repressie blijft een belangrijk thema, er blijven vakbondsmilitanten vermoord worden. Op de internationale bijeenkomst van het CWI werd een solidariteitsbericht opgesteld voor de arbeiders van een fabriek van Nestlé waar recent vakbondsmilitanten werden vermoord.
Nieuwe crisis in Argentinië, vooruitgang voor de revolutionaire linkerzijde
In Argentinië kent ook het voorheen stabiele regime van Kirchner een crisis. Het regime probeert de indruk van een zekere bocht naar links te wekken, onder meer door een nieuwe ‘linkse’ minister van Financiën aan te stellen, maar in werkelijkheid blijft de regering van Christina Kirchner naar rechts opschuiven. Dat blijkt onder meer uit nieuwe akkoorden om de schulden aan Amerikaanse schuldeisers terug te betalen en een akkoord rond een grote compensatie voor de Spaanse multinational YPF die vorig jaar deels onteigend werd. Kirchner maakt zich ook op voor een nieuwe grote besparingsronde tegen 2015.
De opgang van strijd en verzet hiertegen kwam ook tot uiting in de parlementsverkiezingen van dit jaar. De FIT (Linkse Arbeidersfront, een alliantie van ‘trotskistische’ organisaties) haalde 5% of 1,2 miljoen stemmen en 3 verkozenen in het parlement. Zonder de duidelijke verkiezingsfraude waren het vier verkozenen geweest. De alliantie haalde ook regionale verkozenen in zeven regio’s. Het resultaat in Salta was opvallend, in die regio werd de PO (de grootste partij binnen de FIT) met 27% de grootste partij. Deze enorme stap vooruit werd deels mogelijk door de bocht naar rechts van ‘centrum-links’, waardoor er een zekere ruimte ontstond. Maar het is ook een uitdrukking van jaren van geduldig werk in de arbeidersbeweging en sociale bewegingen.
Tony Saunois van het Internationaal Secretariaat benadrukte dat het nu de vraag is hoe de FIT zal ontwikkelen en hoe het front een nieuwe massale kracht kan worden. Dit werpt enkele belangrijke vragen op, waaronder de vraag hoe zal omgegaan worden met de ondermijning en afsplitsingen van de Peronistische traditie die de arbeidersbeweging nog domineert op dit ogenblik. Het massale gehoor dat de FIT vond, lijkt de traditioneel sectaire opstelling van de partijen die er deel van uitmaken wat te doorbreken. Maar de noodzaak van een oriëntatie op de massabeweging van de werkenden en jongeren terwijl tegelijk wordt gepleit voor een revolutionair socialistisch programma blijft een cruciale kwestie.
Brazilië, de sleutel tot het continent
Voor ons blijft Brazilië het belangrijkste land van het continent omwille van het regionale belang van het land maar ook omwille van de basis die we er de afgelopen jaren hebben uitgebouwd. Economisch gezien was het land jarenlang de motor van het continent, maar nu kent Brazilië de laagste groeicijfers van alle ‘BRICS’-landen. Het ‘Lulaïsme’ was voorheen een referentie voor het kapitalisme in de regio, maar het werd dit jaar voor het eerst geconfronteerd met een explosie van woede op straat. President Dilma blijft redelijk sterk in het zadel zitten en zal wellicht de volgende presidentsverkiezingen winnen, maar de stabiliteit van de regering werd voor het eerst in vraag gesteld. André legde uit dat een nieuwe factor op het politieke toneel is verschenen, “de straat”.
Luciano, ook uit Brazilië, had het over de massale beweging die in juni was uitgebroken. Ze legde uit dat de directe aanleiding de prijsverhoging voor het openbaar vervoer was, maar dat het eigenlijk een algemene revolte tegen de gang van zaken was. Het feit dat er miljoenen worden uitgegeven aan de Wereldbeker en de Olympische Spelen of aan infrastructuurprojecten in dit kader, versterkt het beeld van de enorme ongelijkheid waarbij miljoenen mensen in favela’s overleven en te horen krijgen dat er ‘geen geld’ is voor verbetering.
Deze beweging is geen geïsoleerd gegeven, het is het hoogtepunt van een proces van ontwikkelende sociale strijd. Dit proces was al duidelijk in 2012, in dat jaar waren er het grootste aantal stakingen sinds 16 jaar. Er was eerder dit jaar ook een golf van nieuwe strijd, onder meer van 300.000 personeelsleden van de ambtenaren die maandenlang actie voerden of van het onderwijzend personeel in de deelstaat Rio de Janeiro. In die staking speelden onze leden overigens een actieve rol.
Zoals in andere landen was er heel wat repressie tegen het protest. Er werden rubberkogels ingezet en tal van activisten werden opgepakt. De repressie wordt opgevoerd, zeker door de militaire politie in de sloppenwijken. Maar er is een verandering in de manier waarop de onderdrukten en zeker de jongeren reageren. Ze zijn de angst kwijt. Het nieuwe zelfvertrouwen bleek in hoe de beweging reageerde toen een gedeeltelijke overwinning werd behaald toen de transportprijzen werden verlaagd. De acties verdwenen niet maar werden integendeel groter en er werden radicalere eisen naar voor gebracht.
Er is een ‘antipartij’-gevoel aanwezig in de beweging, maar we moeten dit aangrijpen om de discussie aan te gaan en de kwestie van een politiek verlengstuk voor de beweging naar voor te brengen. Ondanks de complicaties slaagde LSR erin om heel wat nieuwe leden te maken doorheen deze beweging.
De brede linkse partij PSOL moet zich ontwikkelen als een strijdbare en onafhankelijke massakracht die een politieke stem aan strijdbewegingen geeft en ze bewapent met een socialistisch programma. Dat is van cruciaal belang om de crisis van politieke leiding te overstijgen. Jammer genoeg is de rechterzijde van de partij er met allerhande kunstgrepen in geslaagd om de leiding van de partij in handen te houden tijdens het recente congres van PSOL. Maar het linkse blok waarin LSR actief is, kwam versterkt naar voor in de strijd tegen principeloze coalities met burgerlijke partijen en voor een socialistisch programma. Paolo Eduardo Gomes, een gemeenteraadslid van PSOL in Niteroi die nauw met LSR samenwerkt, nam ook het woord op de internationale bijeenkomst van het CWI om te benadrukken dat PSOL zich moet opwerpen als strijdbare socialistische kracht.
Chili
De presidentsverkiezingen in Chili vormden een keerpunt. Ze vormden een uitdrukking van de opgang van klassenstrijd in Chili de afgelopen periode, met vooral de studenten die in actie kwamen in de strijd voor gratis onderwijs. De alliantie ‘nieuwe meerderheid’ waarmee Bachelet aan de macht kwam, is in werkelijkheid meer een ‘nieuwe minderheid’. Een meerderheid van de kiezers ging zowel in de eerste als de tweede ronde niet stemmen. Het wijst op een enorme ontgoocheling en wantrouwen in het politieke systeem.
Patricio Guzman van Socialismo Revolucionario (Chili) en andere kameraden legden uit dat Bachelet om herverkozen te raken het linkse profiel van de Communistische Partij kon gebruiken. Die partij heeft zich bij de alliantie van de Concertacion gevoegd en zal wellicht in de nieuwe regering treden. De noodzaak van een onafhankelijk links alternatief op Bachelet stelde zich dan ook. Bachelet voerde tussen 2005 en 2009 reeds een neoliberaal beleid, we weten dus wat er zal komen. De kandidaat die het beste geplaatst was om ter linkerzijde op de voorgrond te treden en het vacuüm te vullen, was Marcel Claude rond wie de beweging ‘Todos a la Moneda’ ontstond. Socialismo Revolucionario was actief betrokken bij die beweging en had kandidaten voor de regionale raad en voor de senaat. Onze kandidaten haalden mooie resultaten (Celso Calfullan haalde 16.000 stemmen voor de regionale raad en Patricio Guzman 13.000 voor de senaat).
We waren ons echter bewust van de beperkingen en tegenstrijdigheden binnen de campagne. Marcel Claude begon de campagne met een vrij radicale retoriek en een programma dat opkwam voor de nationalisatie van de kopersector en de natuurlijke grondstoffen. Hij eiste een Grondwetgevende Vergadering om een einde te maken aan de grondwet van Pinochet. Maar tijdens de campagne schoof hij naar rechts op, de retoriek werd afgezwakt en op een bepaald ogenblik ontkende hij zelfs dat hij links was. Het had een directe impact op de campagne. Waar er aanvankelijk duizenden mensen naar de verkiezingsmeetings kwamen en Claude op 7% in de peilingen stond, verloor de campagne het momentum naarmate de verkiezingen naderden en Marcel Claude eindigde op slechts 2,8%.
Patricio legde uit dat Socialismo Revolucionario de beweging steunde en dit combineerde met een politieke interventie om een socialistisch programma van democratisch publiek bezit van de sleutelsectoren naar voor te brengen. We hielpen de meest strijdbare lagen om zich te organiseren in het ‘Arbeidersfront voor Marcel Claude’, een front waarin de militante federatie van bankarbeiders betrokken was naast een reeks linkse organisaties. We verdedigden met dit front ook de noodzaak om na de verkiezingen verder te bouwen aan een massaal alternatief voor de arbeidersbeweging. Het front blijft bestaan en we zullen er alles aan doen om het een socialistisch programma te laten aannemen en ervoor te zorgen dat het een stap in de richting van een nieuwe massale arbeiderspartij kan vormen.
Op de bijeenkomst begin december was er discussie over hoe revolutionaire marxisten zich verhouden tot bredere en eerste stappen in de heropbouw van de linkerzijde en de arbeidersbeweging. We benaderen dergelijke stappen, zoals tijdens de Chileense campagne, op een positieve manier zelfs indien het karakter ervan nog niet duidelijk is. We benadrukken op elk ogenblik de noodzaak van politieke strijd binnen de beweging en verdedigen een revolutionair socialistisch programma en de noodzaak van een politiek onafhankelijke massakracht van de arbeidersklasse. Tony Saunois stelde dat we in deze strijd bereid moeten zijn om deel te nemen aan de eerste stappen en formaties die nieuwe lagen van werkenden en jongeren aantrekken in de strijd tegen besparingen, kapitalisme en onderdrukking. Tegelijk moeten we begrijpen dat het om tijdelijke fasen en stappen gaat in het proces van de heropbouw van de arbeidersbeweging en de linkerzijde. Deze methode laat ons toe om succesvol tussen te komen in bredere formaties, onder meer in Chili en Brazilië maar ook in Europa.
Venezuela en Bolivia
De nieuwe fase van crisis en onstabiliteit op het continent heeft ook die landen bereikt die centraal stonden in het ‘Bolivariaanse’ revolutionaire proces van de laatste 10-15 jaar. Johan Rivas van Socialismo Revolucionario (Venezuela) legde uit dat de dood van Chavez heeft geleid tot een nieuwe situatie waarin de tegenstellingen van het Bolivariaanse proces volledig tot uiting komen. De fundamentele basis voor deze tegenstellingen ligt in het feit dat er ondanks de progressieve hervormingen en nationalisaties van de Chavisten de afgelopen 15 jaar geen volledige breuk met het kapitalisme kwam. Het leidde tot een situatie waarin de druk van de diepe economische crisis – met elementen van stagflatie – de voorheen gediscrediteerde rechterzijde toeliet om vooruitgang te boeken, ook onder de basis van de Chavisten. Dit bleek bij de recente verkiezingen in het land. Tussen de herverkiezing van Chavez in november en de verkiezing van Nicolas Maduro in april verloor de Chavistische beweging 2 miljoen stemmen, een trend die nadien werd verdergezet bij de parlements- en lokale verkiezingen.
De enorme autoriteit en het charisma van Chavez maakten het mogelijk om stabiliteit te behouden en de eenheid van de regering te bewaren. Onder Maduro is dat veel minder het geval. De ‘economische oorlog’ van de bazen en de rechterzijde waar Maduro over spreekt, werd mee mogelijk door het regeringsbeleid dat verzoening met de private sector en het imperialisme nastreeft. Een vleugel van de Chavisten flirt zelf met delen van de oppositie. Er is ook een groeiende kloof tussen de burgerlijke en de militaire vleugels van de regering, de militaire vleugel heeft zich na de dood van Chavez versterkt.
Om te vermijden dat de rechterzijde terug aan de macht kan komen en om het economische lijden van de massa’s te stoppen, moet de arbeidersklasse opkomen voor een eigen onafhankelijke politieke stem waarmee het opkomt voor een revolutionaire breuk met het kapitalisme. Socialismo Revolucionario komt op voor een massaal links alternatief van de werkenden en armen, rond de basis van het Chavisme en de voortrekkers van arbeidersstrijd die de afgelopen maanden in actie kwamen met onder meer bezettingen en het invoeren van arbeiderscontrole op lokaal vlak.
In Bolivia ging de regering van Morales in tegen haar eigen basis van werkenden en boeren. Dat gebeurde met een reeks maatregelen tegen de werkende bevolking, onder meer met een aanval op de pensioenen eerder dit jaar. Het heeft geleid tot nieuwe strijd met onder meer een staking van onbepaalde duur door de vakbondsfederatie COB. Deze staking duurde een week. Het idee van een onafhankelijke arbeiderspartij werd door de meest strijdbare elementen opgenomen. De afwezigheid van zo’n partij was een belangrijke zwakte van de revolutionaire beweging waarop de MAS zich baseerde om aan de macht te komen. De vakbondsfederatie COB heeft het initiatief genomen om een nieuwe partij op te zetten, de arbeiderspartij PT. De ontwikkeling van die partij is echter onzeker. Franco van ASR (het CWI in Bolivia) stelde dat het belangrijk is om te blijven opkomen voor een onafhankelijke opstelling van de PT tegenover de regering en voor de opbouw van een massale politieke kracht met een revolutionair programma en niet enkel een drukkingsmiddel van de COB-leiding.
Cuba
De discussie werd verrijkt door de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van ‘Observatorio Critico’, een Cubaans netwerk van linkse activisten. Rogelio had het over de groeiende tegenstellingen binnen de Cubaanse samenleving als gevolg va de nieuwe beperkte markthervormingen die door de regering van Raul Castro werden doorgevoerd. Binnen de Cubaanse bureaucratie worden deze hervormingen door velen gezien als het begin van het proces naar het herstel van een markteconomie, maar Tony Saunois wees erop dat het verkeerd zou zijn te denken dat zo’n proces in Cuba een gelijkaardig parkoers als de ineenstorting van de Sovjetunie of het proces van het openen van de kapitalistische markt in China zou volgen. De verworvenheden van de Cubaanse revolutie zitten diep geworteld in het bewustzijn van miljoenen Cubanen, waardoor zo’n proces kan vertraagd of zelfs omgekeerd worden onder druk van onderuit. Revolutionaire marxisten moeten hun begrip van de Cubaanse revolutie en de huidige situatie aanscherpen om een programma op te maken voor de verdediging van de revolutie tegen het imperialisme en voor een verdieping van de revolutie op basis van arbeidersdemocratie en internationaal socialisme.
De discussie werd afgerond door André Ferrari die wees op de enorme mogelijkheden voor het CWI om te groeien en voet aan grond te krijgen in nieuwe landen als Colombia en Peru. We gaan naar een interessante periode in Latijns-Amerika dat zich opnieuw zal opwerpen als epicentrum van de wereldwijde strijd en van de revolutie. Het feit dat we met het CWI belangrijke stappen vooruit gezet hebben in Brazilië, Chili, Venezuela en elders plaatst ons in een goede positie om revolutionair socialistische standpunten in de frontlinie van de komende klassenstrijd te plaatsen. Daarmee kan de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse overwinningen boeken in de strijd voor een socialistische confederatie van de regio.
-
Brazilië. Overwinning door massastrijd
Na de tsunami van massastrijd de afgelopen dagen, hebben de lokale regeringen van Sao Paulo en Rio de Janeiro, de twee grootste steden van het land, samen met de verantwoordelijken van tientallen andere steden in het land beslist om de tarieven voor het openbaar vervoer te verlagen. In het geval van Sao Paulo gaat het om een verlaging met 12 centavos. Het is de belangrijkste overwinning van de afgelopen 20 jaar van neoliberaal offensief tegen de arbeiders en de bevolking in het algemeen.
Ook de lokale overheden die vooraan stonden in de repressieve aanpak van de betogers moesten na twee weken van intensieve mobilisatie een bocht maken. Op 17 juni waren er meer dan 300.000 betogers in verschillende steden. In Sao Paulo en Rio alleen ging het om bijna 200.000 betogers. In de hoofdstad Brasilia werd het parlementsgebouw bezet en in Sao Paulo onderging het stadhuis hetzelfde lot.
De acties in Sao Paulo legden de belangrijkste straten plat en er werd betoogd naar Ponte Estaiada, een symbool voor de rijke vastgoedspeculanten. De brutale politierepressie van de voorbije week leidde tot nog grotere acties. Op 17 juni besloot de regionale gouverneur om af te zien van verdere repressie.
In Rio de Janeiro was er wel nog sprake van harde repressie en arrestaties. Onder hen ook een lid van LSR (onze Braziliaanse zusterorganisatie). Deze kameraad werd ervan beschuldigd lid te zijn van een ‘georganiseerde criminele bende’ en hij kwam pas vrij na een boete te hebben betaald. In Belo Horizonte, in de staat Minas Gerais, was er een voetbalwedstrijd in het kader van de Confederatie Cup. Er waren meer mensen die buiten aan het stadion protesteerden dan er toeschouwers waren voor de internationale wedstrijd.
Er werd in Sao Paulo tot een nieuwe betoging opgeroepen voor 18 juni. Daar waren er 80.000 aanwezigen en werd het Praca da Sé plein in het stadscentrum volledig ingenomen. Er waren tegelijk ook acties op de Avenida Paulista, waar er pogingen waren om het stadhuis en het kantoor van de stadsautoriteiten over te nemen. Een dag eerder werden de kantoren van het lokale parlement van Rio de Janeiro vijf uur lang effectief overgenomen door betogers.
Op 19 juni waren er de hele dag massaprotesten. Snelwegen werden afgezet, busstations geblokkeerd en er waren grote betogingen van onder meer de MSTS (Beweging van arbeiders zonder dak boven het hoofd). Een groep LSR-leden kwam in die betoging in de buurt van Sao Paulo tussen. De strijd begon verder te radicaliseren en kende uitbreiding onder de armen in de hele stad. Dit verhoogde de druk op de regering.
Na een oproep tot nieuwe eengemaakte acties op nationaal vlak op 20 juni, kondigden de lokale autoriteiten in Sao Paulo en Rio aan dat de tarieven voor het openbaar vervoer zouden dalen.
Verdeeldheid onder de regerende partijen
De toegeving kwam er na zware discussies en verdeeldheid binnen de heersende partijen. Er werd een crisisberaad georganiseerd met onder meer Lula (de voormalige president die officieel geen enkele positie meer bekleedt), president Dilma Rouseff en de prefect van Sao Paulo. Terwijl die vergadering plaats vond, werd het gebouw van de prefectuur omsingeld door betogers.
De volgende ochtend kondigde de prefect nog aan dat een verlaging van de tarieven een ‘populistische’ positie zou zijn. Dat standpunt hield niet lang stand. Bij een voetbalwedstrijd tussen Mexico en Brazilië in Fortaleza werd het stadion omsingeld door betogers. Er werd een persconferentie georganiseerd door de prefect en de gouverneur van Sao Paulo, Alkmin van de rechtse PSDB. Ze kondigden samen aan dat er een verlaging van de tarieven zou komen.
De omvorming van de PT (Arbeiderspartij) tot een kapitalistische partij en het feit dat de vakbondsfederatie CUT vooral dienst doet als relais van de regering onder de arbeiders, heeft geleid tot een sterk anti-partij gevoel onder de betogers. Rechtse krachten maakten daar gebruik van om uit te halen naar de linkse politieke krachten die aan de acties deelnamen.
Het antipartijgevoel werd vaak vertaald in fysieke aanvallen op wie vlaggen of borden van linkse partijen meedroeg. Dit gebeurde vaak na acties van rechtse provocateurs, waaronder ook politie-infiltranten. Gezien de omvang van de massabeweging hebben alle politieke krachten in het land, ook de partijen die in de federale regering zitten en de vertegenwoordigers van de werkgevers, op cynische wijze geprobeerd om het vuur van de jonge betogers te recupereren. De kapitalistische klasse van Brazilië heeft het strijdtoneel betreden en probeert de leiding van de beweging over te nemen door enkele eisen ervan over te nemen.
Het is tegen deze achtergrond dat de linkse partijen (zoals PSOL, PSTU en PCB) alsook sociale bewegingen als de MTST en Terra Livre (waarmee wij actief samenwerken), verschillende vakbondsorganisaties als CSP-Conlutas en Intersindical en anderen, waaronder anarchistische groepen, aan het protest deelnemen. De aandacht ging vooral uit naar de betogingen van 20 juni en de verdediging van het recht van linkse partijen om hun vlaggen en materiaal naar voor te brengen op de acties en daar in te gaan tegen de invloed van rechtse krachten op de beweging.
Er zijn tegenstrijdige elementen in het politieke bewustzijn van diegenen die aan de beweging deelnemen. Maar toch heeft de beweging geleid tot een overwinning in de vorm van een tariefdaling voor het openbaar vervoer. Dat leidt meteen tot de vraag hoe de beweging verder kan gaan. Er is daarover geen overeenstemming onder de strijdbare sociale bewegingen en de linkerzijde. De nationale acties van vandaag dreigen vooral een herdenking te worden voor wat werd bereikt en niet zozeer een stap om verder vooruit te gaan.
LSR roept op tot de vorming van algemene vergaderingen en fora van de beweging om eisen uit te werken en ook een programma. Daarmee kunnen we de reeds bekomen verworvenheden consolideren en uitbreiden om te komen tot volledig gratis openbaar vervoer. De regeringen hebben aangekondigd dat de verlaging van de tarieven voor het openbaar vervoer zullen leiden tot andere besparingen in sociale programma’s. De beweging moet eisen dat het geld wordt gezocht bij de private bedrijven die het transportsysteem beheersen en niet bij andere sociale programma’s.
Zelfs met deze toegevingen blijft de kost om te reizen erg hoog voor werkenden en studenten. De eis van gratis vervoer was destijds een eis van de PT, maar dat was voor de bocht naar rechts. Deze eis moet opnieuw boven gehaald worden. We kunnen het verbinden aan de eis om het volledige transportsysteem in publieke handen te nemen.
De middelen om openbaar vervoer te organiseren en de kwaliteit ervan drastisch te verbeteren, kunnen gevonden worden indien de overheidschulden niet worden afbetaald. Nu wordt de afbetaling van die schulden vooral gebruikt door banken en speculanten om gemakkelijke winsten te boeken.
Aansluiting zoeken bij andere strijdbewegingen
Om de strijd voor degelijk gratis openbaar vervoer te voeren, moet de beweging zich verenigen met andere strijdbewegingen die naar voor komen en de eisen van de arbeiders, jongeren en de bevolking van de steden. We denken daarbij onder meer aan campagnes zoals deze tegen de misdaden die worden begaan bij de voorbereiding van de Wereldbeker voetbal volgend jaar. Er worden grote bedragen uitgetrokken voor de bouw van nieuwe stadions en andere infrastructuurwerken voor de Wereldbeker. Maar ondertussen zijn er tekorten voor de scholen, ziekenhuizen en andere voorzieningen voor de gewone bevolking.
We moeten ook dringend de eis van de verdediging van democratische rechten opnemen. De Wereldbeker betekent in de praktijk een periode van noodtoestand waarbij armoede en sociaal protest worden gecriminaliseerd.
We moeten de massale acties verder verdiepen en de strijdmethoden van de arbeidersbeweging naar voor brengen. Dat is de meest efficiënte manier om te vermijden dat de rechterzijde een invloed in de beweging kan verwerven.
De Braziliaanse heersende klasse bereidt de situatie voor een algemene staking voor. De kwestie van zo’n algemene 24-urenstaking zal zich vroeg of laat stellen indien de beweging stand houdt en zich kan versterken.
Er is dringend nood aan een eenheidsfront van linkse en sociale politieke krachten. Daaraan gekoppeld is er nood aan een nationale bijeenkomst van arbeiders, jongeren en wijkorganisaties om te discussiëren over een programma voor het verderzetten van de strijd en de acties waarmee dat kan.
De klassenstrijd in Brazilië komt in een nieuwe fase terecht. Na een lange tijd komen we uit de lange periode van neoliberalisme en beperkte sociale strijd. We mogen deze kans niet laten liggen!