Tag: Brazilië

  • Brazilië in schok na zege Bolsanaro

    De overwinning voor extreemrechts is Brazilië is een grote tegenslag voor links. Een pro-dictatuur, pro-marteling, anti-vrouwen, anti-LGBTQ, bevooroordeelde maniakale ex-militair is verkozen als de 42e president van Brazilië. Zijn naam is Jair Bolsanaro, en in zijn inaugurele speech beloofde hij Brazilië te “bevrijden” van “socialisme, verderfelijke waarden, de verzwakte staat en politieke correctheid”.

    Artikel door Raja, Eindhoven, uit de krant ‘Socialistisch Alternatief’ (Nederland)

    Hij was lange tijd een marginale politieke figuur en voerde, net als Trump, campagne met de slogan: “Brazilië boven alles, God boven iedereen”. Bolsanaro’s verkiezing werd geholpen door een onstabiel politiek klimaat, de onceremoniële diskwalificatie van de populaire ex-president Lula door de in opspraak gebrachte Hoogste Verkiezingsraad, en vooral door grote financiële giften van big business in Brazilië. Bolsanaro is een uitgesproken anti-communist en een gevaarlijke neoliberaal die grote bezuinigingen en privatiseringen wil doorvoeren. Zijn beleid (zoals mijnbouw en afbraak van het regenwoud) bedreigt ook het overleven van tal van inheemse volkeren in Brazilië. Bij Bolsanaro vind je een gevaarlijke mix van het ergste van drie dingen: economisch neoliberalisme, sociaal conservatisme en autoritair nationalisme.

    Hoewel er veel gelijkenissen met Trump zijn (en Trump en Bolsanaro inderdaad hun bewondering voor elkaar hebben uitgesproken), is de algemene politieke situatie in Brazilië in feite veel slechter. Bolsanaro’s verkiezing is in feite een grotere terugslag voor de politieke toekomst van Brazilië, dan de verkiezing van Trump dat was in de VS.

    Brazilië kent een geschiedenis van militaire dictaturen. De laatste duurde van 1964 tot 1985. Deze militaire dictatuur, aan de macht gekomen met behulp van de VS (niet verrassend), was extreem wreed. Honderden verdwenen; alle dertien bestaande politieke partijen werden verboden, en linkse groepen en vakbonden zwaar onderdrukt. Eigenmachtige wetten werden doorgevoerd, burgerrechten werden beknot en het regime had een sterke greep op de staat. Het militaire regime staat vooral bekend om zijn schending van mensenrechten en marteling van politieke gevangenen, zowel linkse guerrilla’s, leden van socialistische en communistische partijen, grassroot activisten als radicale studenten. Hoewel het regime in eerste instantie geholpen werd door “mirakuleuze” economische groei, groeide het verzet ertegen onder de massa’s zowel als onder andere delen van de samenleving. Er vond een terugkeer naar democratie plaats. Hoewel dat op zich positief was, bleven de beproevingen een decennium lang voortduren onder een neoliberaal, waarbij inkomensongelijkheid groeide. De sociaaleconomische omstandigheden zorgden er uiteindelijk voor dat de PT (Arbeiderspartij) van Lula het presidentschap won in 2002. De PT slaagde erin om de macht dertien jaar te behouden, waarbij Lula twee termijnen diende en zijn gekozen opvolger Dilma Roussef één.

    In het begin was er enorme steun en enthousiasme voor Lula’s PT regering. In tegenstelling tot andere decennia, profiteerden de armste segmenten van de Braziliaanse bevoling in het begin van de economische groei, en er was vooruitgang in het bestrijden van extreme armoede. Echter, de PT weigerde werkelijk socialistische maatregelen door te voeren en ging zelfs over op een pro-kapitalistisch beleid, waarbij de aanval werd ingezet op arbeiders en armen. Grote corruptieschandalen, waarbij Lula betrokken was en waarvoor hij de gevangenis in moest, ondermijnden de steun voor de PT verder. Brazilië zit nu in de ergste economische crisis in honderd jaar. De sociale gevolgen zijn verschrikkelijk; er is een sterke toename van geweld, vori jaar stierven er 70.000 mensen door geweld. Bolsanaro maakt hier op een populistische wijze gebruik van.

    Het is in dit politieke vacuüm, met zowel Lula als Dilma in de gevangenis, en de PT op zijn laagste punt ooit, dat Bolsanaro aan de macht gekomen is. Hij heeft gezegd dat de fout van de dictatuur was “om te martelen, en niet te doden” (Dilma is gemarteld in de zeventiger jaren, toen ze een guerilla was). Nadat hij was verkozen, heeft Bolsanaro ex-militairen op regeringsposten benoemd. Zijn haat voor links en socialistische ideeën komt overeen met de ideologie van de militaire dictatuur. Daarom is in veel opzichten de verkiezing van Bolsanaro een terugkeer van het leger in de Braziliaanse politiek; een grote stap terug van de vooruitgang die geboekt is vanaf de negentiger jaren met de strijd van de Braziliaanse arbeiders en studenten.

    In deze grimmige situatie is het enige alternatief een verenigd, antifascistisch links met strijd van onderaf, van de rangen van de arbeiders. Extreemrechts profiteerde ervan dat het zich voordeed als iets nieuws en buiten het systeem staand, terwijl in werkelijkheid, zoals hierboven uitgelegd, het een reïncarnatie is van het ergste van Brazilië’s verleden. De laatste fase van de verkiezingscampagne zagen we al een groeiende bereidheid om terug te vechten tegen Bolsanaro, met massademonstraties in Rio en elders. Links moet een radicale, strijdbare rol spelen zodat democratie, solidariteit en socialisme uiteindelijk kunnen winnen.

  • Extreemrechts: waarschuwing uit Brazilië

    Verzet van werkenden en jongeren meteen organiseren!

    Voor velen was de schok groot: vanaf januari wordt de president van Brazilië, de negende economie van de wereld, de extreemrechtse populist Jair Bolsonaro die nostalgisch terugkijkt op de dictatuur van 1964 tot 1985. Die dictatuur had het volgens de nieuwe president aan het rechte eind om mensen te martelen, “maar er werden er niet genoeg gedood.” Zijn overwinning is slecht nieuws voor vrouwen, de LGBTQI-gemeenschap, Afro-Brazilianen, inheemse volkeren, ecologische activisten, werkenden, syndicalisten en alle politieke dissidenten die hij repressief het zwijgen wil opleggen.

    Artikel door Nicolas Croes uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Op zijn laatste verkiezingsbijeenkomst zei Bolsonaro dat hij “de oppositie, het socialisme en het communisme” zou elimineren. Dit was een openlijke bedreiging aan het adres van de vakbonden en linkse organisaties. Zijn zoon, parlementslid Eduardo Bolsonaro, verklaarde dat hij wetsvoorstellen zal indienen om sociale bewegingen zoals de Beweging van Landloze Boeren en de Beweging van Daklozen te vervolgen en om oppositiepartijen “indien nodig” te verbieden. Zoon Bolsonaro kondigde tevens aan dat hij een soort van internationaal forum van de rechterzijde wil opzetten, het Forum van San Pablo, waarop hij de Italiaanse premier Salvini of nog Steve Bannon, de vroegere adviseur van Trump, wil uitnodigen. Los van al deze plannen, staat het nu al vast dat de overwinning van Bolsonaro extreemrechts in Brazilië en de rest van de wereld versterkt.

    Het Amazonewoud is de groene long van de planeet. Dit natuurgebied gaat gebukt onder decennia van afbouw. Vandaag absorbeert het Amazonegebied een miljard ton koolstof minder dan begin jaren 1990. Nu wil de klimaat-sceptische Bolsonaro grote delen van het Amazonewoud privatiseren om er grootschalige mijnbouw en landbouw mogelijk te maken. Ook wil hij er nieuwe hydraulische centrales en kerncentrales vestigen.

    Als onderdeel van het programma om de regels voor bedrijven te beperken en als besparingsmaatregel, beloofde Bolsonaro om de middelen voor het regeringsagentschap ter bescherming van de inheemse volkeren en hun grond drastisch te verminderen.

    Mislukking van de PT

    De overwinning van Bolsonaro was enkel mogelijk door het falen van de “linkse” regeringen. Met de overwinning van Lula in 2003 kwam de PT (Arbeiderspartij) aan de macht. De partij was al snel betrokken bij de corruptie die zo welig tierde bij alle gevestigde partijen in het land. De PT weigerde om een beleid te voeren dat brak met het kapitalisme, de socialistische elementen van het partijprogramma op het einde van de dictatuur verdwenen steeds meer naar de achtergrond.

    Tussen 2003 en 2008 genoot het land van de economische groei die er in heel Latijns-Amerika was. Brazilië deed het goed onder de sterkst opkomende economieën van de wereld en de armoedegraad werd teruggedrongen. Er kwamen sociale maatregelen die, zelfs indien deze beperkt waren, bijdroegen aan het idee van een “kapitalisme met een menselijk gezicht.”

    Deze gouden jaren liggen ondertussen een heel eind achter ons. Na een groei gebaseerd op consumptie, gemakkelijke toegang tot kredieten voor de werkenden en de export van grondstoffen, raakte de Braziliaanse economie vanaf 2013 in crisis.

    Het establishment eiste structurele besparingsmaatregelen. De PT gaf daar gehoor aan en voerde een beleid van aanvallen op de werkenden en hun gezinnen. Zo kwamen er tegenhervormingen om de arbeidswetten te versoepelen voor de werkgevers. Ook werd het pensioensysteem afgebouwd. Vandaag worden de werklozen opnieuw in miljoenen geteld. Brazilië kent zijn diepste recessie sinds een eeuw.

    Staatsgreep die sinds 2016 opborrelt

    De werkenden en de massa’s bleven niet passief toekijken. De mobilisaties en stakingen volgden elkaar op, in het bijzonder in 2014 (met onder meer de protestacties naar aanleiding van de Wereldbeker voetbal) en in 2015 (onder meer rond openbaar vervoer). De heersende klasse begon toen met meer nostalgie terug te kijken naar het militaire regime van 1964-1985 en de mogelijkheden onder een autoritair bewind.

    De voorbije jaren was er een parlementaire staatsgreep in slow-motion. Eerst werd PT-president Dilma Rousseff in 2016 afgezet. Vervolgens werd de vorige president en PT-oprichter Lula gevangen gezet.

    Ondertussen lieten de sociale gevolgen van de economische achteruitgang zich steeds meer voelen, met onder meer een vreselijke toename van stedelijk geweld. In 2017 alleen al werden bijna 70.000 mensen vermoord in Brazilië! Begin februari kondigde de regering-Temer (de opvolger van Dilma Rousseff) een federale interventie aan in de staat Rio de Janeiro: een generaal van het leger werd er bevoegd voor de veiligheid. Het leger werd ook ingezet om betogingen te onderdrukken in verschillende delen van het land.

    Bolsonaro was dan niet de eerste keuze van de grote kapitalisten, maar hij werd eerst getolereerd en vervolgens actief ondersteund. Het doel van het establishment is nu om een aantal uitspattingen van de president onder controle te krijgen, maar tegelijk gebruik te maken van zijn “ijzeren vuist” om harde en radicale neoliberale maatregelen door te voeren. De kapitalisten weten dat de meeste kiezers van Bolsonaro niet voor hem kozen om hun levensvoorwaarden af te breken. Het ongenoegen zal vroeg of laat losbarsten, maar wat de kapitalisten ondertussen kunnen meepikken, halen ze graag binnen.

    Links moet de strijd voeren

    De regering is een gevaar en heeft bloed aan de handen, nog voor ze aan de macht is gekomen. Anderzijds beschikt deze regering niet over een voldoende sterke sociale basis om maatregelen te nemen of een militair regime te vestigen zoals onder de laatste militaire junta.

    Vandaag komt het erop aan om het verzet te organiseren om elk democratisch recht te verdedigen en om in te gaan tegen aanvallen van de autoriteiten of van extreemrechtse groepen op de werkenden en alle onderdrukten.

    De overwinning van Bolsonaro is een nederlaag voor de arbeidersbeweging. Het is slecht nieuws vanuit het oogpunt van de onderdrukten. Maar dit betekent niet dat de strijd gestreden is. De ruimte waarover Bolsonaro en co beschikken zal mee bepaald worden door het sociaal verzet waarop ze botsen.

    Onze Braziliaanse zusterorganisatie, LSR (Vrijheid, socialisme en revolutie), roept op tot het opzetten van zelfverdedigingscomités om de werkenden, activisten, LGBTQI-gemeenschap, … te beschermen tegen geweld en moorden. Vanuit deze comités kan het verzet georganiseerd worden tegen het besparingsbeleid van Bolsonaro. Naast een breed eenheidsfront in het actief verzet, is er ook nood aan een brede politieke kracht, rond de linkse partij PSOL en sociale bewegingen, die de woede van de massa’s tegen de ellende en de corruptie kan richten op de omverwerping van het kapitalisme en de vestiging van een socialistische democratie.

    [divider]

    20 jaar geleden kwam Hugo Chavez aan de macht

    Op 6 december 1998 won Hugo Chavez de Venezolaanse presidentsverkiezingen. De verwachtingen onder de massa’s waren hooggespannen, het Amerikaanse imperialisme en de Venezolaanse kapitalisten daarentegen waren bang. Pogingen van het imperialisme en de rechterzijde om Chavez aan de kant te schuiven, botsten op massamobilisatie waarmee het regime verder naar links werd geduwd. Een poging tot staatsgreep in 2002 hield minder dan 24 uur stand: massamobilisatie maakte er een einde aan.

    Venezuela kent heel wat oliereserves, het is een van de belangrijkste olieproducenten ter wereld. De hoge olieprijzen werden gebruikt om sociale programma’s te financieren. Chavez bleef gevangen in zijn illusies van een derde weg tussen een antikapitalistische breuk en de dictatuur van de markten. Een gedurfd socialistisch beleid kwam er niet. Toen de olieprijzen terug daalden, bracht dit het regime in de problemen. De rechterzijde maakt daar gebruik van om de tekorten en bijhorende spanningen nog meer op te drijven.

    Bolsonaro, Trump, maar ook de ‘gewone’ rechterzijde bij ons, gebruiken de crisis in Venezuela vandaag om links aan te vallen. Het falen van de Chavista-regeringen om te breken met het kapitalisme heeft geleid tot een sociale ramp die nu aangegrepen wordt om ‘socialisme’ te discrediteren.

    De ramp in Venezuela is een waarschuwing voor wat in Europa of elders kan gebeuren als linkse partijen aan de macht komen maar niet bereid zijn om socialistische maatregelen te nemen, zoals de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische controle en beheer van de gemeenschap.

  • Brazilië: het verzet begint nu!

    Tegen Bolsonaro: verdedig democratische rechten en stop de pensioenhervorming!

    Verklaring van Liberdade, Socialismo e Revolução (LSR, onze Braziliaanse zusterorganisatie)

    De overwinning van Jair Bolsonaro in de tweede ronde van de Braziliaanse verkiezingen is een grote stap achteruit voor het land en de Braziliaanse bevolking. Wij delen niet het cynisme van de burgerlijke analisten die spreken over de legitimiteit van het systeem en de ‘consolidatie’ van de democratische instellingen.

    Een kandidaat die expliciet opkomt voor dictatuur en martelingen, en die straatgeweld ten aanzien van tegenstanders stimuleert ook al leidt dit tot doden en gewonden, kan niet als een ‘gewone’ kandidaat gezien worden.

    Het geweld dat de voormalige militair aanmoedigde, kostte al levens. Zo is er de leerkracht Mestre Mao do Catendê, die 12 messteken kreeg na kritiek op Bolsonaro. Of de 23-jarige Charlione Lessa Albuquerque, de zoon van een CUT-syndicalist. Hij werd op een betoging voor PT-kandidaat Haddad  neergeschoten door een aanhanger van Bolsonaro.

    Een week voor de verkiezingen dreigde Bolsonaro zijn tegenstanders af met ballingschap of gevangenisstraffen. In een video dreigde zijn zoon, parlementslid Eduardo Bolsonaro, om het Hooggerechtshof te sluiten. Deze video ging breed rond.

    Bolsonaro zal geen ‘normale’ president zijn. Hij werd verkozen op basis van een reeks machtsgrepen en misbruik na de institutionele coup waarmee Dilma Roussef (voormalige PT-voorzitter) werd afgezet. Er is een groot risico voor de democratische rechten en dit moet klaar en duidelijk gezegd worden.

    Na deze overwinning bleef Bolsonaro ondanks de operatie om de sfeer te kalmeren dreigementen uiten. In een interview met de nationale krant Rede Globo verklaarde hij dat hij met zijn uitspraak over het “verbannen van alle rode bandieten” uit het land “slechts” verwees naar de leiders van de PT en PSOL (Partij van Socialisme en Vrijheid, waarin LSR actief is). Hij deed een directe aanval tegen Guilherme Boulos, PSOL-kandidaat en leider van de daklozenbeweging MTST.

    Het element van een niet uitgeroepen ‘noodtoestand’ die al aanwezig is sinds de machtsgreep in 2016 wordt nog versterkt. De rol van het gerecht hierin is cruciaal. Het gerecht sloot de kandidaat die favoriet was om de verkiezingen te winnen, Lula, op in de gevangenis waardoor de weg vrijkwam voor Bolsonaro. De onthullingen over corruptie rond de campagne van Bolsonaro werden genegeerd.

    De illegale financiering door de grote bedrijven wordt op minstens 12 miljoen Real geschat. Dit geld ging onder meer naar een massale campagne van ‘fake news’ ten voordele van Bolsonaro op private sociale netwerken. Het werd zelfs door de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) aangeklaagd als een nooit eerder vertoonde campagne in een democratie.

    De juridische instanties die toezagen op de verkiezingen deden er niets aan. Het werd slechts onthuld toen een belangrijk dagblad, Folha de Sao Paolo, erover berichtte. Deze krant en de journalist die het artikel schreef, werden sindsdien al bedreigd door Bolsonaro.

    Het is ook geen toeval dat er vlak voor de tweede ronde van de verkiezingen politie-interventies waren in 17 universiteiten waar de studenten, docenten en andere personeelsleden hun democratisch recht van protest uitoefenden tegenover de proto-fascistische ideeën en praktijken.

    Er was al intimidatie en onderdrukking van de oppositie en het recht op protest voor Bolsonaro aan de macht kwam. Wellicht zal dit nu verder opgevoerd worden.

    Proto-fascistische praktijken en ultra-neoliberaal beleid

    Bolsonaro was dan wel niet de eerste keuze van het grote kapitaal, maar hij werd wel meteen getolereerd en vervolgens direct ondersteund. Het doel van het kapitaal is om de excessen van de voormalige militair onder controle te krijgen en tegelijk gebruik te maken van zijn ‘ijzeren vuist’ om een aantal harde en radicale neoliberale aanvallen door te drukken.

    De burgerij is bereid om heel wat misbruiken toe te dekken als er maar harde besparingen, massale privatiseringen en aanvallen op de pensioenen komen. Ze weet dat de meerderheid van de kiezers van Bolsonaro niet opgezet is met slechtere arbeidsvoorwaarden en het verlies van rechten. Vroeg of laat zal het ongenoegen onder deze kiezers toenemen.

    Met uitzondering van een openlijk reactionair deel van de samenleving, kwam het grootste deel van de 39% Bolsonaro-kiezers (57 miljoen mensen) uit die lagen die het politieke systeem beu zijn, radicale verandering willen en geen alternatief ter linkerzijde zagen. De overige 61% (89 miljoen mensen) die niet voor Bolsonaro stemde (zowel kiezers van Haddad als blanco-stemmen, ongeldige stemmen en wie niet ging stemmen), is niet bereid om de aanvallen op fundamentele rechten zomaar te aanvaarden.

    Ondanks beloften om de grondwet te respecteren, zal de regering de reeds bestaande Bonapartistische elementen versterken. Bolsonaro zal bovendien de weg openen voor een toename van geweld door paramilitaire groepen en fascistische elementen. Dat zal onderdeel zijn van zijn autoritair bewind.

    Verdeeldheid en conflicten onder de heersende klasse naar aanleiding van het toegenomen Bonapartisme van de regering zijn niet uitgesloten. We moeten deze verdeeldheden begrijpen, stimuleren en er gebruik van maken. We moeten echter ook begrijpen dat enkel de georganiseerde kracht van de massa’s, de werkende klasse en alle onderdrukten, in staat is om het autoritarisme en de aanvallen van Bolsonaro te verslaan.

    De straten niet verlaten

    De overwinning van Bolsonaro is een nederlaag voor de arbeidersbeweging en zorgt voor een slechtere krachtsverhouding vanuit het oogpunt van de onderdrukten. Maar het scenario moet nog bepaald worden. De komende dagen zullen daarin belangrijk zijn. Krachtsverhoudingen worden immers ook bepaald door de concrete acties van onze klasse en onze organisatie van strijd.

    Het is dan ook belangrijk dat er massabetogingen waren op 30 oktober. Deze betogingen in verschillende regionale hoofdsteden werden georganiseerd door het Frente Povo Sem Medo (Front van mensen zonder angst). We moeten duidelijk maken dat we de straten niet zullen verlaten en ons niet laten doen door dreigementen of intimidatie van bewegingen.

    De acties van de studentenbeweging op de dag na de verkiezingen met oproepen om in te gaan tegen pogingen van de rechterzijde om sterker te staan aan de universiteiten, zijn ook een voorbeeld van hoe we de strijd kunnen opnemen op straat, op de werkvloer en in de wijken. We mogen geen ruimte laten voor proto-fascistische groepen.

    De verdediging van democratische vrijheden is een fundamenteel onderdeel in onze strijd. We moeten ook waarschuwen voor het gevaar dat Bolsonaro en Temer meteen een parlementaire alliantie sluiten om aanvallen zoals de pensioenhervorming door te voeren.

    Als ze erin slagen om de aanval op de publieke pensioenen nu door te voeren, nog voor Bolsonaro aan de macht komt, dan kan Bolsonaro zijn verantwoordelijkheid hierin minimaliseren. Temer is ongetwijfeld bereid om een dergelijke rotte rol te spelen. Temer bereidt ook de weg voor om een nieuwe veiligheidsdienst op te zetten onder leiding van de huidige minister van Veiligheid, de reactionaire generaal Sérgio Etchegoyen. Het doel hiervan zal zich niet beperken tot misdaad, het zal een instrument tegen publieke oppositie zijn.

    De vakbonden en andere sociale bewegingen moeten mobiliseren tegen deze tegenhervormingen, zeker de pensioenhervorming en de aanvallen op democratische rechten. We moeten de voorwaarden creëren waarin de arbeidersbeweging krachtig naar buiten kan komen, zoals de grote algemene staking van april 2017 waarmee de pensioenhervorming gestopt werd.

    In de dagen voor de tweede ronde ontstond een brede beweging van activisten. Dit gebeurde vaak spontaan. Er waren acties, pamflettenacties, deur aan deur campagnes, bijeenkomsten op pleintjes, acties op sociale media, … tegen extreemrechts en tegen Bolsonaro.

    Er werden strijdcomités, democratie-brigades en antifascistische fronten opgezet. Een nieuwe laag van activisten is opgestaan en anderen werden terug actief. Dit creëert hoop en solidariteit. Deze beweging moet verdergezet en versterkt worden. De organisatie van strijd van onderuit kan de beweging kracht geven en democratische deelname bij de beslissingen garanderen. Organisatie op lokaal vlak, op de werkplaatsen, op de scholen en aan de universiteiten met een zo breed mogelijke betrokkenheid, is cruciaal om het verzet tegen de regering en de extreemrechtse bendes te organiseren.

    We kunnen onze veiligheid enkel garanderen door ons collectief te organiseren. Solidariteitsacties, politieke druk, massale acties en ook praktische zelfverdediging zijn slechts effectief als ze collectief georganiseerd worden. Dit is een taak die de massa-organisaties van de arbeidersklasse moeten opnemen met deelname van elk comité, brigade of lokale groep.

    Voor een eenheidsfront van de socialistische linkerzijde

    Vandaag komt het erop aan om een eenheidsfront op te bouwen van alle arbeidersorganisaties om in verzet te gaan tegen Bolsonaro, extreemrechts en de neoliberale autoritaire agenda.

    Naast het eenheidsfront van de werkende klasse, met vakbondsfederaties, sociale bewegingen en partijen die zich op de werkende klasse baseren, moeten we ook bouwen aan een nog bredere eenheid in actie met democratische organisaties en het middenveld. Dit is vooral van belang bij de verdediging van democratische rechten.

    Maar we moeten begrijpen dat de centrale motor van deze strijd de eengemaakte en gecoördineerde actie van de werkenden en de onderdrukten is. Enkel onze organisaties kunnen het nodige verband leggen tussen de verdediging van democratische rechten en de strijd tegen de neoliberale agenda en de asociale maatregelen. Autoritaire en neoliberale maatregelen gaan hand in hand en moeten samen bestreden worden.

    In deze strijd moet de socialistische linkerzijde het debat voeren over de reorganisatie van de linkerzijde. We kunnen de strijd tegen extreemrechts niet winnen zonder een ernstig begrip van hoe we hier gekomen zijn. Dit betekent ook een begrip van het falen van het beleid van klassenverzoening en aanpassing aan het systeem zoals dit door de PT en onder het Lulaïsme gebeurde.

    De ervaring van deze nederlaag zal enkel nuttig zijn als er in het proces van verzet en strijd brede lagen van de arbeidersklasse en de jongeren, vrouwen en andere onderdrukte lagen tot conclusies komen over de nood aan een nieuwe politieke kracht van de socialistische linkerzijde, gebaseerd op de directe strijd van de werkende klasse, georganiseerd van onderuit, radicaal democratisch en met een antikapitalistisch en socialistisch programma als antwoord op de huidige crisis.

    Dit linkse alternatief moet zowel van PSOL komen en wat die partij al rond zich verzameld heeft, als van bredere lagen, zoals allianties met de MTST en andere sociale bewegingen. We moeten de strijdbare delen van de werkenden, studenten- en andere bewegingen bijeenbrengen.

    Extreemrechts kon gebruik maken van een groot deel van het ongenoegen onder de bevolking omdat het zich voorstelde als iets nieuw, radicaal en buiten het systeem. In werkelijkheid staat het echter voor een verderzetting en opvoeren van de huidige orde en de chaos ervan.

    Het is de consequente linkerzijde die de werkenden en armen in het algemeen een nieuw, radicaal, strijdbaar instrument moet aanbieden op basis van de ideeën van gelijkheid, solidariteit, democratie en socialisme.

  • Brazilië in schok na zege van Bolsonaro

    Gemeenschappelijk verzet nodig om de rechten van werkenden en onderdrukten te verdedigen!

    In de Braziliaanse presidentsverkiezingen haalde Jair Bolsonaro het met 10% voorsprong op de kandidaat van de Arbeiderspartij (PT), Haddad. Dit is een tegenslag voor de Braziliaanse arbeidersklasse en het betekent de start van een nieuwe periode in het land. Het resultaat zal bovendien extreemrechts in andere Latijns-Amerikaanse landen versterken.

    Door André Ferrari, LSR (Liberdade, Socialismo e Revolução)

    Bolsonaro is een extreemrechtse populist met een militaire achtergrond. Hij verdedigt het vroegere militaire regime en het gebruik van foltermethode. In zijn kiescampagne kwam hij naar voren met elitaire, racistische, vrouwonvriendelijke en homofobe standpunten. In zijn laatste toespraak voor de verkiezingen had hij het over de nood om “de oppositie, het socialisme en het communisme uit te schakelen.”

    Groot gevaar

    Voor de verkiezingen heeft de militaire politie meer dan 20 universiteiten bestormd, na een gerechtelijke uitspraak tegen antifascistische groepen aan de universiteiten. Deze uitspraak werd nadien in hoger beroep vernietigd. Het toont het extreem repressief karakter dat de nieuwe regering onder Bolsonaro zal aannemen. Tijdens een PT-betoging stormde een gewapende man uit zijn auto om op betogers te schieten. Op een van de overwinningsfeesten voor Bolsonaro schoten zijn aanhangers met waarschuwingspistolen in de licht. In Sao Paulo is een trans-persoon neergeschoten in een duidelijk politiek gemotiveerde aanval. In Nitero, in de buurt van Rio, trokken militaire voertuigen door de straten om de overwinning van Bolsonaro te vieren.

    Verzet

    Deze overwinning is een bedreiging en een uitdaging voor de arbeidersbeweging en de linkerzijde. In de laatste fase van de campagne kwam de groeiende bereidheid tot verzet tot uiting in massale betogingen tegen Bolsonaro in Rio en andere steden. PSOL (Partij voor Socialisme en Vrijheid) en MTST (Beweging voor Werkenden zonder Huis) namen het initiatief om deze week nieuwe protestacties te organiseren. Een nieuwe laag van werkenden en jongeren wordt actief, een laag die veel kritischer staat tegenover de PT.

    Falen van links

    De overwinning van Bolsonaro is het gevolg van het falen van de ‘linkse’ regeringen die aan de macht waren. De PT was samen met alle kapitalistische partijen in het land betrokken bij corruptie. De PT voerde een pro-kapitalistisch beleid en weigerde socialistische maatregelen te nemen. Brazilië zit nu in de diepste recessie sinds een eeuw. De sociale gevolgen hiervan zijn enorm met onder meer een scherpe toename van geweld in de steden. Vorig jaar werden bijna 70.000 mensen gedood bij geweld in Brazilië. Bolsonaro maakt daar op populistische wijze gebruik van. Ook de crisis in Venezuela wordt gebruikt om links aan te vallen. Het falen van het Chavista-regime om te breken met het kapitalisme, heeft geleid tot een sociale ramp die nu wordt gebruikt om het socialisme aan te vallen.

    Opbouw van een socialistisch alternatief

    Na de overwinning van Bolsonaro zal ongetwijfeld geprobeerd worden om de door Temer geplande en aanvankelijk terug ingetrokken pensioenhervorming door te duwen. Deze en andere aanvallen moeten door links beantwoord worden met de opbouw van een strijdbaar socialistisch alternatief.

    De derde ronde van de verkiezingen zal op straat plaatsvinden. De werkenden en linkse organisaties moeten samen in verzet gaan om democratische rechten te verdedigen en in te gaan tegen alle aanvallen op de werkenden en onderdrukten. De betekent meteen ook de noodzaak om zelfverdedigingscomités op te zetten tegen dreigementen en aanvallen door extreemrechtse krachten. LSR komt ervoor op om het verzet nu op te bouwen in een derde ronde op straat en zal er alles aan doen om daarin te bouwen aan een sterke socialistische kracht.

  • Brazilië: mobilisatie nodig tegen Bolsonaro en voor heropbouw socialistische linkerzijde

    Foto: Camera Preta (flickr)

    Na de verkiezingen van 7 oktober in Brazilië dreigt er groot gevaar voor miljoenen werkenden, kleine landbouwers, jongeren, vrouwen, zwarten, inheemse mensen, LGBTQI+-mensen, alle onderdrukten en al wie uitgebuit wordt.

    Analyse door LSR (Braziliaanse afdeling van het CWI)

    Het goede resultaat van Jair Bolsonaro in de presidentsverkiezing en het feit dat heel wat medestanders van hem in de nationale en regionale parlementen verkozen raakten, is een uitdrukking van de versterking van de autoritaire rechtse krachten die zich richten tegen onze sociale verworvenheden. Het wordt voorgesteld als iets “nieuw” en “verfrissend” met een verwerping van het politieke systeem en een vastberaden houding tegenover de chaos. Dat is een farce!

    De strijd is nog niet voorbij en we kunnen nog winnen. Liberdade, Socialismo e Revolução (Vrijheid, socialisme en revolutie – de Braziliaanse CWI-afdeling), die actief is binnen PSOL (de bredere linkse Partij voor Socialisme en Vrijheid), staat vooraan in de strijd tegen extreemrechts, zowel tijdens de verkiezingen als op straat. Alle mogelijke krachten moeten gemobiliseerd worden om Bolsonaro te verslaan in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen op 28 oktober.

    Dit betekent een stem – een kritische stem – voor Fernando Haddad en de mobilisatie van de werkenden en de sociale bewegingen om de harten en geesten van het land te winnen tegen de dreiging van extreemrechts.

    Deze strijd zal niet stoppen met de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. Het zal een beslissende kwestie zijn gedurende een hele periode. Een vastberaden en coherente positie rond deze fundamentele vraag zal ook essentieel zijn voor een andere taak: de heropbouw van een massale socialistische linkerzijde in Brazilië.

    LSR neemt standpunt in op dit strijdtoneel.

    Waar staat Bolsonaro voor?

    Bolsonaro verdedigt de dictatuur en de repressie ervan, waaronder de systematische martelingen. Hij is radicaal gekant tegen elke stap vooruit in de rechten van de meest onderdrukten in de samenleving, zoals vrouwen, zwarten en LGBTQI+-mensen. Hij stimuleert bewust geweld tegen deze onderdrukten, wat een reeds barbaarse situatie nog erger maakt.

    Brazilië is een van de ergste landen voor geweld tegen vrouwen en LGBTQI+-mensen. Er is een genocide tegen jonge zwarten in de voorsteden. Het vermoorden van activisten, zeker inheemse activisten die voor het milieu opkomen, gebeurt stelselmatig in Brazilië. De moord op Marielle Franco, PSOL-gemeenteraadslid in Rio de Janeiro, en op Anderson Gomes, tonen dat het erger wordt. Met Bolsonaro kan dit geweld verder escaleren.

    Het sociaal en economisch beleid van Bolsonaro zou de situatie van de overgrote meerderheid van de bevolking slechter maken. Samen met zijn kandidaat voor het ministerie van Financiën, Paolo Guedes, en zijn vicepresident, generaal Mourao, verdedigt hij een radicale aanval op sociale rechten (zoals de 13de maand) en staat hij voor een doorgedreven flexibilisering van het werk. Dit alles moet het grootkapitaal dienen.

    De rechterzijde staat voor verregaande besparingen die hard aankomen in zorg en onderwijs. Er zijn plannen voor privatiseringen waarbij nationale eigendommen aan buitenlands kapitaal worden verlapt. Het betekent een verdieping van de reeds onpopulaire agenda van Temer. Zo wil Bolsonaro de pensioenhervorming van Temer doordrukken en stemt hij in met het idee om alle uitgaven 20 jaar te bevriezen. Dat idee zit vervat in het 95ste amendement op de grondwet zoals ingediend door Temer.

    Bolsonaro staat voor de eenheid van radicale neoliberale maatregelen en proto-fascistische praktijken, de slechts mogelijke combinatie voor de overgrote meerderheid van de bevolking.

    Het is echter niet voor dit programma van brutale aanvallen dat de meeste kiezers voor Bolsonaro kozen. De meeste Brazilianen blijven gekant tegen de hervorming van de arbeidswet, het bevriezen van de uitgaven, de privatiseringen of de pensioenhervorming. Een recente peiling van Datafolha gaf aan dat 69% van de Brazilianen denkt dat democratie de beste regeermethode is. Slechts 12% vindt dat dictatuur in bepaalde omstandigheden beter is.

    Het autoritaire, ultraliberale anti-arbeidersprogramma moet op alle ogenblikken en met alle mogelijke middelen aangeklaagd worden. De tegenstelling tussen wat delen van de kiezers verwachten en wat extreemrechts aanbiedt, moet duidelijk gemaakt worden.

    Verwarring in bewustzijn en gebrek aan alternatieven

    Bolsonaro scoorde bij een sociaaleconomische elite die geleerd heeft om armen, zwarten, vrouwen, mensen uit het noordoosten van het land of LGBTQI+-personen te haten. Deze haat is het resultaat van een extreem ongelijke sociale structuur die voortkomt uit de slavernij, een patriarchale cultuur en het proces van ontwikkeling van een perifeer en afhankelijk Braziliaans kapitalisme. Deze sociale lagen van de elite staan meer open voor proto-fascistische retoriek en praktijken, zeker in omstandigheden van crisis van het traditionele politieke establishment (zoals we vandaag kennen, kijk maar naar het rampzalige resultaat van de gevestigde rechtse partij PSDB in deze verkiezingen).

    Maar de stem voor extreemrechts geeft op een bijzonder verwrongen wijze ook uitdrukking aan de verontwaardiging en vermoeidheid van een deel van de bevolking die geen politieke alternatieven ziet en compleet gedesillusioneerd is in het politieke systeem en de richting dat het land uitgaat.

    De afgelopen jaren kende Brazilië een van de ergste sociale en economische crisissen uit zijn geschiedenis. Dit gebeurde midden een politieke crisis  die leidde tot een institutionele coup waarmee een corrupte kliek aan de macht kwam rond Temer om op directe wijze de belangen van het grootkapitaal te dienen. Het resultaat daarvan was meer chaos, ellende, geweld en een ineenstorting van het politieke establishment. De electorale groei van Bolsonaro moet in die context gezien worden.

    Het politieke systeem dat gevestigd werd door de Grondwet van 1988, na de val van de dictatuur, is uitgeleefd. Maar de ‘alternatieven’ die voor de mensen het meest zichtbaar waren, zijn deze van de rechtse oppositie. Alle andere krachten werden gezien als een verderzetting van het politieke systeem. Ook de PT werd op die manier gezien.

    Extreemrechts kon inspelen op dit gevoel van oppositie en voegde er een reeks vooroordelen bij, net als haat en reactionaire, brutale “anti-linkse” opvattingen die gecombineerd werden met een hypocriete veroordeling van corruptie en met een sociaal conservatisme.

    Leren uit fouten om tegen extreemrechts in te gaan

    Onze onmiddellijke taak nu is om te verhinderen dat Bolsonaro de tweede ronde van de verkiezingen wint. Niets mag ons in de weg staan om alle energie daarop te richten. Maar we moeten ook beseffen dat de strijd tegen extreemrechts niet voorbij is op 28 oktober. Het zal een hele periode een belangrijke uitdaging blijven en om tot een beslissende overwinning te komen moeten we leren uit fouten van de PT en andere linkse krachten. Dat is een voorwaarde om de huidige beperkingen te overstijgen en een overwinning te boeken.

    De PT-regeringen hebben niet gebreken met de essentie van het neoliberale beleid van hun voorgangers. Ze maakten gebruik van een gunstig economisch scenario met de stijging van de grondstoffenprijzen en gunstige kredietvoorwaarden waardoor nieuwe delen van de bevolking in de interne markt werden opgenomen. Tegen deze achtergrond waren beperkte en erg specifieke sociale maatregelen mogelijk.

    Er was een periode van opluchting en hoop onder de massa’s. Maar er kwam geen structurele, economische, sociale of politieke verandering onder een PT-regering. Deze partij paste zich aan het systeem en de politieke methoden ervan aan. Allianties met corrupte rechtse partijen, zoals Temer’s PMDB, waren daar een onderdeel van.

    Met de wereldwijde crisis die erger wordt en de inherente tegenstellingen van het Braziliaanse kapitalisme, is de korte cyclus van economische groei en politieke stabiliteit voorbij. Dit zal niet zomaar terugkomen. De illusie van een mogelijk “sociaal pact” waarvan alle klassen winnen, is weg. De heersende klasse verbrak het pact en eiste hardere neoliberale aanvallen.

    Dilma probeerde de eisen van de kapitalisten in te willigen tijdens haar tweede ambtstermijn. Haar minister van Financiën, Joaquim Levy, ging over tot harde besparingen. Dit verzwakte de regering onder de sociale basis van de PT en het opende de weg voor de institutionele coup tegen Dilma in 2016.

    Links herorganiseren

    De strijd van juni 2013, gaf een duidelijk beeld van de crisis van het politieke en economische systeem. Op dat ogenblik regeerde de PT het land samen met alle gevestigde partijen. Daartegenover was er een massabeweging die opkwam voor de verdediging van openbare diensten en sociale rechten.

    Het leidde tot het ontstaan en de explosieve groei van nieuwe prominente krachten in de strijd, zoals de MTST (daklozenbeweging), naast een beweging van bezettingen van middelbare scholen. Er was ook de algemene staking van 28 april 2017. De relatieve groei van PSOL was eveneens een uitdrukking van dit proces.

    Maar de reorganisatie van de linkerzijde gebeurde traag en vol tegenstrijdigheden. Ondanks deze strijdbewegingen en de groei van linkse alternatieven, behielden de PT en het Lulaïsme (naar de voormalige PT-voorzitter Lula, die momenteel in de gevangenis zit) hun hegemonie over de linkerzijde. De PT bleef het idee van permanente klassensamenwerking verdedigen om tot oplossingen te komen binnen het kader van de gevestigde orde.

    De prijs die hiervoor betaald werd, was de nederlaag van de beweging tegen de coup, van de strijd tegen Temer en tegen de hervorming van de arbeidswet. Het leidde tevens tot de gevangenzetting van Lula. De PT en de leiders van vakbonden en sociale bewegingen die met de PT verbonden zijn, vormden steeds een rem op strijd.

    De ervaring van de vreselijke regeerperiode onder Temer, de massale werkloosheid en de slechter wordende levensstandaard, samen met de politieke vervolging en de gevangenzetting van Lula, hebben de PT toegelaten om terug wat prestige op te bouwen onder de armste lagen van de bevolking. De sterkte en het gewicht van het Lulaïsme hebben het proces van reorganisatie van de linkerzijde afgeremd, zeker op het electorale terrein.

    Een voorbeeld hiervan is de enorme tegenstelling tussen de brede sympathie en steun voor de campagne van Boulos en Guajajara van de PSOL, de MTST en de PCB en andere sociale bewegingen, en het percentage van stemmen gewonnen door de campagne. De druk van een ‘nuttige stem’ heeft heel wat potentiële kiezers van PSOL aangezet tot een stem voor de PT en zelfs voor Ciro Gomes, een burgerlijke kandidaat van ‘centrumlinks’ die voor sommigen ten onrechte overkwam als een alternatief op de PT.

    Ondanks deze elementen gaat de reorganisatie van de linkerzijde door. De aanwezigheid van PSOL in het nationale parlement is versterkt: de partij gaat van 6 naar 10 zetels. Ook in de regionale parlementen is er vooruitgang. PSOL slaagde erin om de recent opgeworpen legale obstakels voor parlementaire vertegenwoordiging te overstijgen (waar andere linkse organisaties niet in slaagden). Er moet zeker gewezen worden op het specifieke succes van vrouwelijke, zwarte en LGBTQI-kandidaten van PSOL.

    De brede sympathie en steun voor de campagne van Boulos/Guajajara is een belangrijke verworvenheid waarop kan gebouwd worden in kopende strijd. Maar op dit ogenblik, nu de rechterzijde een proces van radicalisering en reorganisatie kent, wordt ‘links’ nog steeds gedomineerd door dezelfde traditionele partijen die zo gediscrediteerd zijn.

    Bolsonaro verslaan is mogelijk

    Dit betekent niet dat het niet mogelijk is om Bolsonaro te verslaan in de tweede ronde. Het reactionaire karakter van zijn campagne gaat zo ver dat we hem een nederlaag kunnen toebrengen. We moeten zijn reactionaire aard met alle mogelijke middelen bekendmaken en aanklagen.

    We zullen voor Haddad stemmen in de tweede ronde vanuit de overtuiging dat dit een correcte positie is in deze omstandigheden. Maar we hebben geen enkele illusie in Haddad. We blijven opkomen voor een linkse oppositie tegen gelijk welke PT-regering. Een beslissende overwinning komt er pas na een radicale herstichting van de linkerzijde op een duidelijke klassenbasis met een antikapitalistisch en socialistisch programma.

    Om Bolsonaro een nederlaag toe te brengen is het cruciaal dat we investeren in de organisatie en mobilisatie van de massa’s. We moeten de komende strijd voorbereiden, wat ook het verkiezingsresultaat zal zijn. Op deze manier kunnen we de basis leggen voor een nieuw radicaal links alternatief om voor systeemverandering te strijden. Dat is de fundamentele taak voor de alliantie van PSOL, MTST, PCB en andere krachten.

    LSR roept alle werkenden, vrouwen, jongeren en alle onderdrukten op: dit is geen tijd voor wanhoop of demoralisatie, het is een moment om te handelen. Laten we op straat komen, strijdcomités en actiegroepen opzetten. Laten we verloren terrein heroveren. We moeten de harten en geesten winnen in de strijd tegen extreemrechts. In dit proces moeten we een nieuwe massale socialistische linkerzijde opbouwen in Brazilië.

    • Neen aan Bolsonaro! Onze levens zijn belangrijk!
    • Stem voor Haddad om Bolsonaro te verslaan!
    • Organiseer de strijd van onderuit voor onze rechten en tegen extreemrechts!
    • Bouw aan een socialistisch en antikapitalistisch links alternatief!
  • Brazilië: PSOL-gemeenteraadslid Marielle Franco vermoord in Rio de Janeiro

    Op 14 maart is Marielle Franco, sinds lange tijd actief bij de linkse partij PSOL in Rio de Janeiro, op barbaarse wijze omgebracht in het stadscentrum. Anderson Pedro Gomes, de chauffeur van de auto waar ze in zat, is eveneens vermoord.

    Het politie-onderzoek maakte duidelijk dat er 9 geweerschoten langs de achterruit waren. De moordenaars hadden Marielle als doelwit en wisten waar ze in de auto zat, ook al waren de ruiten verduisterd.

    Marielle was 39 jaar oud en heeft een dochter van 18 jaar. Als zwarte lesbische vrouw leefde ze in de favela (krottenwijk) Mare in Rio waar ze zwarte vrouwen en mensenrechten verdedigde. Ze was sinds lange tijd militant actief voor de belangen van de armen in de stad.

    In 2016 was ze de 5de meest populaire kandidaat voor de gemeenteraad van Rio. Als gemeenteraadslid was ze een leidinggevende stem in de strijd tegen het stelselmatige barbaarse politiegeweld in de favela’s in Rio tegen de arme en zwarte bevolking.

    In Brazilië wordt elke 21 minuten een zwarte persoon vermoord. Van elke 100 vermoorde mensen in Brazilië zijn er71 zwart. Het aantal zwarte vrouwen dat vermoord werd, nam met 22% toe tussen 2005 en 2015. In dezelfde periode nam het aantal vermoorde niet-zwarten af met 7,4%.

    Begin februari legde de nationale regering van Temer een interventie op in de staat van Rio de Janeiro in de kwestie van de publieke veiligheid. Temer maakte een generaal verantwoordelijk voor de veiligheid en drong aan op militaire aanwezigheid in de favela’s en wijken.

    Het leidde tot dezelfde repressie en misbruiken die de Braziliaanse troepen toepasten in Haïti als onderdeel van een VN-missie. Nu zijn het de arme inwoners van de krottenwijken van Rio die het slachtoffer van dit geweld worden.

    Marielle Franco was een centrale leider van het verzet tegen deze militaire interventie. Twee weken geleden werd ze aangesteld als verantwoordelijke van een commissie van de gemeenteraad die moet toezien op de interventie door het leger.

    Drie dagen voor haar moord klaagde MArielle de willekeurige acties van de militaire politie in de favela Acari aan. Daar werden burgers vermoord door het 41ste bataljon van de militaire politie, een bataljon dat bekend staat als het “bataljon van de dood.”

    De corruptie, het geweld en het racisme van de militaire politie en de banden met moorddadige bendes zijn voor iedereen duidelijk. Er is geen twijfel over dat de moord op Marielle verbonden is met haar strijd tegen deze situatie.

    De afgelopen jaren, en zeker na de parlementaire coup waarmee Temer aan de macht kwam, was er een kwalitatieve toename van de repressie door de overheid en extra-institutionele groepen tegen sociale bewegingen. Deze repressie en criminalisering van bewegingen en leiders kan gebruik maken van nieuwe institutionele maatregelen die werden doorgevoerd door de PT (Arbeiderspartij) toen deze in de regering zat. Het gaat vooral om maatregelen die er kwamen tijdens de Wereldbeker en de Olympische Spelen.

    Activisten en voortrekkers werden stelselmatig bedreigd, aangevallen en vermoord. Twee dagen voor de moord op Marielle werd de 47-jarige voortrekker van de bevolking in het Amazonegebied, Paulo Sergio Almeida Nascimento, met vier kogels vermoord in Barcarena (deelstaat Para). Paolo stond vooraan in de strijd tegen het Noorse mijnbedrijf Hydro, dat een bassin in de regio wil bouwen wat een dramatische impact zou hebben op het milieu en het leven van de lokale bevolking.

    Als gevolg van de crisis en de aanvallen op de werkenden en armen, was er op alle niveaus verzet. Maar er is nog onvoldoende coördinatie en strategie om dit verzet tot overwinningen te brengen. We moeten de strijdbewegingen voor de verdediging van onze levens en onze rechten verenigen. We moeten bouwen aan een links socialistisch alternatief voor de werkenden en alle onderdrukten.

    Voor Marielle Franco, voor Paulo Sergio, voor alle zwarten, voor de inheemse bevolking, voor vakbondsmilitanten en activisten van sociale bewegingen, moeten we onze strijd met meer kracht, eenheid en organisatie verderzetten!

    LSR, de Braziliaanse afdeling van het Committee for a Workers’ International, is onderdeel van die strijd. We zullen niet zwijgen of hen toelaten om onze strijd te verhinderen.

    Marielle presente! Hoje e sempre!

  • [Video] Wat is er aan de hand in Brazilië

    Het CWI begint op haar Facebookpagina met een regelmatige video-uitzending. In een eerste aflevering sprak Tony Saunois van het CWI in Londen met André Ferrari van LSR, de Braziliaanse afdeling, over de explosieve beweging in dat land.

  • Latijns-Amerika. Falen van linkse regeringen, geen steun voor rechts beleid

    [Terugblik op 2016] De afgelopen jaren werd vaak naar Latijns-Amerika gekeken voor alternatieven. In Venezuela en Bolivia waren er linkse regimes die overgingen tot belangrijke hervormingen in het voordeel van de bevolking. In Brazilië was centrum-links aan de macht. Vandaag blijft daar niet veel van over. Dit betekent echter niet dat er steun is voor een rechts beleid. We publiceren een dossier door André Ferrari van onze Braziliaanse zusterorganisatie, tevens de tekst voor de bijeenkomst van het IEC (International Executive Committee) van onze organisatie eind november.

    Protest tegen Temer in Brazilië

    [divider]

    Na een periode van relatieve politieke stabiliteit en economische groei verbonden aan de hoge prijzen voor grondstoffen, kwam Latijns-Amerika opnieuw in een periode van erge economische crisis en grootschalige sociale en politieke turbulentie. De basis voor deze nieuwe periode is de impact van de internationale kapitalistische crisis op het subcontinent. Vooral de vertraging in China speelt een rol, maar het is ook een uitdrukking van de structurele beperkingen van het perifere en afhankelijke model van het kapitalisme in de regio.

    Tegelijk is er een crisis van de politieke alternatieven die de afgelopen 15 jaar inspeelden op het breed gedragen verzet tegen het imperialisme. De ervaring van zogenaamd progressieve regeringen, van centrum-links en van Bolivariaanse varianten in verschillende landen, toont de beperkingen. Ze verschilden sterk van elkaar, maar voorbeelden als het Lulaïsme in Brazilië of het Chavisme in Venezuela hebben geen van allen gebroken met de dominantie van het kapitaal. Ze waren hierdoor niet in staat om de eigen tegenstellingen te overkomen, verder te gaan dan een economisch model op basis van de ontginning van grondstoffen of nog om de diepe internationale crisis te confronteren.

    De crisis van deze regeringen kan de weg openen voor nieuwe linkse alternatieven die in staat zijn om lessen te trekken uit de fouten, beperkingen en het verraad van deze linkse krachten. Dat is een rol waar het CWI en haar Latijns-Amerikaanse afdelingen een rol in willen spelen. Het proces van reorganisatie van de linkerzijde staat echter nog in zijn kinderschoenen. Het belangrijkste kenmerk van de huidige periode in de regio is de groei van rechtse politieke krachten. Tegen die achtergrond is het een strijd om de krachten van het revolutionaire socialisme op te bouwen.

    Crisis van centrum-links en bocht naar rechts

    Dit is het scenario in de belangrijkste landen in de regio. In november 2015 was er de verkiezing van Macri als president van Argentinië. Enkele dagen later won de rechtse oppositie in Venezuela een grote meerderheid in de Nationale Raad wat leidde tot een politieke impasse in het land. In 2016 werd Temer, een voorstander van een hard neoliberaal programma, president van Brazilië met een parlementaire machtsgreep waarmee Dilma Rousseff van de PT na 13 jaar van de macht werd verdreven. Ook in de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar was er een groei van de rechtse partijen en een neergang van de PT.

    Deze vooruitgang van de rechterzijde vond niet alleen plaats ten koste van regeringen die als ‘progressief’ beschouwd werden, maar het gebeurde ook binnen de bestaande regeringen die bijna allemaal een bocht naar rechts namen. Deze bocht van de ‘progressieve’ regeringen heeft hun crisissen enkel verdiept, geleid tot verwarring onder hun sociale basis en ruimte gecreëerd voor een meer expliciete en agressieve rechterzijde.

    Zo steunde Christina Kirchner in Argentinië Daniel Scioli, een zakenman en voormalige gouverneur van Buenos Aires. Het was een symbool voor de conservatieve bocht van het Kirchnerisme. De nederlaag van de rechtse Macri werd er nog demoraliserend door.

    De situatie in Brazilië is nog duidelijker. Dilma werd in 2014 verkozen met een retoriek waarin vooral nadruk werd gelegd op het gevaar van een overwinning van het harde neoliberalisme van haar tegenkandidaat Aécio Neves van de PSDB. Maar na haar herkiezing nam Dilma het neoliberale programma van haar tegenkandidaat gewoon over. Ze voerde een beleid van fiscale besparingen, privatiseringen en besparingen op de kap van de werkenden en sociale rechten. Het leidde tot breed gedragen ongenoegen tegenover Dilma en de PT. Dit opende de weg voor de ineenstorting van de regering en de manoeuvres van de rechterzijde om de macht over te nemen.

    Falen van ‘Bolivariaanse’ regeringen in Bolivia en Ecuador

    In Bolivia heeft dit proces al geleid tot de eerste verkiezingsnederlaag van Evo Morales sinds hij in 2006 aan de macht kwam. In februari verloor hij een referendum over de mogelijkheid om nog eens deel te nemen aan de verkiezingen. Na de extreme sociale en politieke polarisatie in de eerste tien jaar van deze eeuw, met de water- en gasoorlogen en de openlijke confrontatie met de reactionaire rechterzijde van de oostelijke ‘media luna’ regio, dacht Morales dat hij de rechtse oppositie kon bedaren door toegevingen te doen en rechtse elementen in zijn regeringspartij op te nemen.

    Het heeft ertoe geleid dat Morales inging tegen het arbeidersverzet en de strijd van de inheemse bevolking, onder meer tegen de stijgende brandstofprijzen (2010) of de poging om een autoweg aan te leggen doorheen inheems gebied in het westen van het land in 2011. In 2013 voerden de werkenden een strijd tegen de nieuwe pensioenwet. Er was onder meer een algemene staking door de vakbondsfederatie COB. De regering haalde een overwinning en slaagde er meteen ook in om het project om via de COB te bouwen aan een nieuwe arbeiderspartij tot stilstand te brengen. Door mogelijke linkse tegenstromingen te stoppen, zorgde Morales ervoor dat enkel de rechterzijde inspeelde op het ongenoegen tegen zijn regering.

    De nederlaag van Morales in het referendum leidt tot onzekerheid over de toekomst van de Boliviaanse MAS (Beweging naar socialisme). In het voordeel van de MAS speelt het feit dat de crisis in Bolivia nog niet dezelfde dimensies bereikt als in andere landen en het feit dat de rechtse oppositie nog zwak en verdeeld is. Maar deze factoren kunnen veranderen in de komende periode.

    Er is een gelijkaardig proces in Ecuador. President Rafael Correa kwam na een grote massabeweging aan de macht. Die beweging had twee presidenten ten val gebracht. Maar nu verliest Correa de steun van delen van de georganiseerde arbeidersklasse en de inheemse bevolking. De inheemse bewegingen georganiseerd in CONAIE en andere sociale bewegingen braken een tijdje terug met de regering. Recent besliste de regering om de Nationale Vakbond van Ecuadorianen aan te vallen en in de praktijk te ontbinden door de vakbond te verbieden. Dit leidt tot protest door verschillende vakbonden. Correa kondigde aan dat hij geen deel zou nemen aan de verkiezingen van februari 2017. Na 10 jaar aan de macht geweest te zijn, is de toekomst van zijn heersende alliantie onzeker.

    Pseudo-links in Nicaragua en Peru

    Toen het prestige van het Venezolaanse Chavisme groeide, gingen anderen in de richting van het ‘Bolivariaanse’ model om zo toegang tot de politieke macht in hun land te verwerven. In sommige gevallen ontstonden deze politieke krachten op een verwrongen manier, waardoor de rechterzijde kon terugkeren. In andere gevallen gingen dergelijke bewegingen snel naar rechts, zoals in Nicaragua.

    In Peru kwam de neoliberale reactionaire rechterzijde in 2016 opnieuw aan de macht na een ervaring met een regering die zich baseerde op een centrum-links nationalisme. Ollanta Humala, een voormalige legerofficier en lid van de Nationalistische Partij, werd in 2011 tot president verkozen met de verwachting dat hij een Peruviaanse Hugo Chavez zou worden. Eens aan de macht voerde hij een beleid dat dichter bij Lula dan bij Chavez stond. Hij verdedigde de belangen van de grote mijnbedrijven en het grootkapitaal. Humala verloor zijn steun onder de bevolking, wat ruimte gaf voor een rechts tegenoffensief. Uiteindelijk steunde Humala geen enkele kandidaat in de verkiezing van zijn opvolger. De kandidaat die enigszins met links verbonden was, eindigde op de derde plaats. De tweede ronde van de verkiezingen in juni ging tussen twee kandidaten van de neoliberale rechterzijde: de dochter van dictator Alberto Fujimori, Keiko Fujimori, en de voormalige bankier Pedro Pablo Kuczynski. De laatste haalde het.

    In Nicaragua kwamen de Sandinisten in 2007 terug aan de macht. Het ging om een karikatuur van de oude FSLN die de revolutie van 1979 had geleid. Daniel Ortega won zijn derde presidentsverkiezingen op 6 november. Hij kreeg amper tegenstand in die verkiezingen. Zijn overwinning werd gekenmerkt door een autoritair machtsmisbruik. Ortega aarzelde niet om autoritaire methoden te gebruiken om de oppositie uit te schakelen, maar dit betekent niet dat hij maatregelen nam om de lokale burgerij en het imperialisme aan te pakken. Integendeel. Ondanks internationale steun aan de ‘Bolivariaanse’ regeringen en regelmatige uithalen naar de VS, wordt de regering-Ortega gekenmerkt door een conservatief bewind, een alliantie met de grote bedrijven en de oude oligarchen en het volledig opheffen van zelfs een beperkt links programma in woorden.

    Chili: na Bachelet een terugkeer van de rechterzijde?

    Chili deed tussen 2010 en 2014 al ervaring op met een rechtse regering van krachten die uit het tijdperk van Pinochet komen. In 2010 werd Piñera verkozen op basis van ongenoegen tegen de regering van Michelle Bachelet van de Socialistische Partij en de Concertacion die Chili bestuurde sinds het einde van het bewind van Pinochet. De Concertacion voerde een conservatief en neoliberaal beleid.

    Bachelet moest een iets linkser profiel aannemen om de verkiezingen van 2014 te winnen. Ze kwam nu op als onderdeel van de ‘Nieuwe Meerderheid’, waarin ook de Communistische Partij actief was. Haar regering ging echter door met een beleid van ‘matiging’, er kwamen slechts symbolische veranderingen in het beleid die niet volstaat voor de bewegingen die opkomen voor het publiek onderwijs, openbare diensten, …

    Een van de kenmerken vandaag in Chili is het enorme ongenoegen. Dit leidt tot massale acties en strijdbewegingen, zoals de beweging ‘No+AFP’ (tegen de private pensioenfondsen) waarin onze Chileense organisatie erg actief in tussenkomt, of de strijd van de jongeren voor het recht op publiek onderwijs.

    In de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar deed Bachelet het erg slecht. Het ziet er niet goed voor haar uit voor de presidentsverkiezingen van 2017. Een terugkeer van de meest expliciete rechterzijde is niet uitgesloten.

    Honduras en Paraguay: precedenten van institutionele machtsgrepen

    De ervaring van de staatsgrepen in Honduras en Paraguay zijn belangrijk om te begrijpen wat de dynamiek van de lokale heersende klasse en het imperialisme kan zijn in de pogingen om regeringen aan de macht te krijgen die hun belangen dienen. Het gaat dan wel om geïsoleerde feiten in kleine landen, maar deze zijn wel veelzeggend.

    In Honduras was er in 2009 een manoeuvre van het parlement en de gerechtelijke macht bij het uitroepen van de noodtoestand waarop de verkozen president, Manuel Zelaya, werd afgezet. Dit moest ervoor zorgen dat Zelaya geen volksraadpleging zou houden over het opzetten van een Grondwetgevende Vergadering naar het voorbeeld van Venezuela, Bolivia en Ecuador.

    Het afzetten van Zelaya leidde tot sociale strijd, maar de neoliberale rechterzijde slaagde er in alliantie met het imperialisme in om zijn beleid op te leggen. Na verkiezingen werd een conservatieve regering onder leiding van Porfirio Lobo gevormd. De verkiezingen werden niet erkend door de meeste internationale organisaties en landen uit Latijns-Amerika en Europa, maar Lobo consolideerde zijn positie.

    Het ander voorbeeld van een institutionele machtsgreep zagen we in Paraguay in 2012 toen Fernando Lugo, een centrum-linkse voormalige katholieke bisschop, ondanks zijn gematigde beleid aan de kant werd geschoven met een compleet willekeurig afzettingsproces. Het proces dat door het parlement werd opgestart, duurde slechts 48 uur. De officiële rechtvaardiging voor zijn afzetting was “zwakke uitvoering van zijn rol als president.”

    Zowel in Honduras als in Paraguay leidden deze machtsgrepen tot repressieve maatregelen en een harder neoliberaal beleid. Maar tegelijk moesten de verantwoordelijken voor de staatsgrepen de schijn van normale democratie hooghouden. Voor de heersende klasse, de rechterzijde en het imperialisme waren het nuttige ervaringen die ook voor Brazilië van pas kwamen.

    Het einde van de macht van Lula/PT in Brazilië

    Dilma Rousseff werd op 12 mei 2016 tijdelijk afgezet nadat de Senaat het opstarten van een afzettingsprocedure goedkeurde. Deze procedure werd eerder al goedgekeurd in de Kamer. De definitieve afzetting van Dilma gebeurde in een plenaire zitting van de Senaat op 31 augustus. De val van Dilma betekent het einde van de PT-regeringen die begonnen onder Lula in 2002. Het betekent ook het einde van het project van sociale akkoorden en klassencollaboratie.

    De optie om Rousseff af te zetten werd niet onmiddellijk gesteund door de heersende klasse en de rechtse partijen. Zij hadden liever druk gezet op de PT om het vuile werk op te knappen met harde besparingen die uiteindelijk de electorale basis van de partij zouden ondermijnen waardoor de partij op een minder spectaculaire wijze van de macht zou verdreven worden in de verkiezingen van 2018. Een jaar voor de afzetting van Dilma stelde de belangrijkste werkgeversfederatie van het land dat ze tegen een afzettingsprocedure gekant was. Maar het aanscherpen van de economische crisis bracht de werkgevers tot het eisen van meer extreme maatregelen.

    Dilma gooide haar ‘antineoliberale’ retoriek meteen na haar verkiezing in 2014 overboord.  Ze deed er alles aan om aan de heersende klasse te tonen dat ze bereid was om tegenhervormingen en fiscale besparingen door te voeren. De PT-regering zorgde in 2015 voor een verdieping van de recessie, hogere belastingen voor de bevolking, besparingen op uitgaven, doorgedreven privatiseringen en een reeks voorstellen van tegenhervormingen. De PT steunde het voorstel van de PSDB in het parlement om de olie-ontginning open te stellen voor private bedrijven. Maar het was niet genoeg.

    Hoe meer Rousseff het programma van de rechtse oppositie overnam, hoe meer steun ze verloor onder de bevolking zonder dat daar steun van de heersende klasse of medewerking van de rechterzijde voor in de plaats kwam. Uiteindelijk stond Dilma te zwak om het besparingsbeleid dat de grote bedrijven zo hard wilden door te voeren. De kracht van het Lulaïsme lag in de capaciteit om maatregelen in dienst van de grote bedrijven te nemen terwijl tegelijk de armste lagen van de bevolking aan boord werden gehouden met toegevingen. De diepgang van de economische crisis maakte een verderzetting van dat beleid onmogelijk.

    De corruptieschandalen rond onder meer Petrobras en de financiering van verkiezingscampagnes van zowat alle gevestigde partijen (inclusief de PMDB van Temer en de PSDB) werden door de rechters en de onderzoekers van de operatie ‘Lava Jato’ zorgvuldig gemanipuleerd om vooral de PT te viseren. Dilma afzetten was de enige manier geworden om het besparingsbeleid verder te zetten en om een nieuw politiek klimaat te creëren waarin het onderzoek naar corruptie de volledige politieke situatie en alle gevestigde partijen kan destabiliseren. Voor de burgerij was een machtsgreep op basis van de afzetting van Dilma interessant: zo moest ze haar programma niet aan de kiezer voorstellen en konden corrupte politici in andere partijen overeind gehouden worden.

    Er was een georganiseerd en massaal verzet tegen de machtsgreep van Temer en de rechterzijde in het parlement. Er waren betogingen met honderdduizenden deelnemers. Een meerderheid van die betogers wilde de regering niet steunen, maar de machtsgreep wel afkeuren. De leiding van deze beweging was steeds in handen van de PT en bondgenoten van de PT die niet in staat waren om de beweging naar een overwinning te brengen. Sommigen benadrukten dat de regering en Dilma moesten gesteund worden. Anderen hadden al gecapituleerd en keken naar de verkiezingen van 2018 met de mogelijke terugkeer van Lula als enige oplossing.

    De enige manier om de beweging tegen de machtsgreep aan een overwinning te helpen, is door een duidelijke politieke onafhankelijkheid ten aanzien van de regering aan te nemen en een scherp programma tegen het neoliberale besparingsbeleid met daarnaast de eis van nieuwe verkiezingen. Er was geen reden om Dilma aan de macht te laten, de echte keuze ging tussen het slechte toneel van een afzettingsprocedure en een massale bevraging van de bevolking om het doorvoeren van besparingen moeilijker te maken. De PT en zijn nieuwe bondgenoten zouden dit niet verdedigd hebben en de nieuwe ontwikkelende linkerzijde (PSOL en strijdbare sociale bewegingen) waren nog niet in staat (op heel wat vlakken hadden ze niet de nodige politieke duidelijkheid) om deze eisen voldoende sterk naar voor te schuiven.

    Hetzelfde zien we in de strijd tegen de niet-legitieme regering van Temer. Het is een bijzonder onpopulaire regering, maar tegelijk is er een groot wantrouwen tegen het volledige politieke stelsel. Zelfs de slogan ‘Weg met Temer’, een slogan die gesteund wordt door een grote meerderheid van de bevolking, kan pas een effectieve strijdslogan worden als het verbonden wordt met de strijd tegen de aanvallen van de regering die hard aankomen bij de werkenden en jongeren. In die strijd verdedigt het CWI in Brazilië een zo breed mogelijke eenheid in actie tegen de aanvallen van de regering en de lokale besturen. Tegelijk moet een links alternatief op de PT worden opgebouwd. Het project van klassencollaboratie van de PT is verantwoordelijk voor de huidige stappen achteruit voor de werkende klasse. Enkel een nieuwe massale socialistische linkerzijde kan de strijd tot overwinningen brengen en een alternatief vanuit de arbeidersklasse op de agenda zetten.

    Venezuela op een keerpunt

    Jarenlang werd een onderscheid gemaakt tussen het model van Lula in Brazilië en dat van Chavez in Venezuela. Het Chavisme was geradicaliseerd, vooral omdat het op het verzet van het imperialisme en de lokale burgerij botste zoals bij de staatsgreep van 2002 die beantwoord werd door massale acties. Zelfs zonder een socialistisch programma en bijhorende strategie was het Chavisme een inspiratiebron voor een significant deel van de werkenden en armen. In het geval van Lula was er een andere oriëntatie: in de richting van klassensamenwerking en aanpassing aan het systeem. Ondanks hun verschillen, zijn beide modellen in een diepe crisis terechtgekomen. Het stelt de noodzaak van een revolutionair socialistisch politiek alternatief.

    Venezuela kent de ergste economische crisis in haar geschiedenis. In 2016 zal het land voor het derde jaar op rij een negatieve groei van het BBP kennen, er wordt een inkrimping van 8% voorspeld. De tekorten aan goederen en diensten en de inflatie blijven maar toenemen. De kost van basisproduceten nam tussen september 2015 en 2016 met maar liefst 457,5% toe. Vandaag zijn er ongeveer 24 minimumlonen nodig om rond te komen. De levensvoorwaarden gaan erop achteruit en zijn vergelijkbaar met die in oorlogszones. De kindersterfte in het eerste jaar na de geboorte is gestegen tot 18,6 per duizend, in Syrië is dat 15,4.

    Een fundamentele factor in dit scenario is de internationale crisis en het einde van de grondstoffenboom, zeker met de val van de olieprijzen. Na 17 jaar aan de macht geweest te zijn, slaagde het Chavisme erin om een meer gelijke verdeling van de olie-inkomsten door te voeren toen de prijzen hoog waren, maar niet om de afhankelijkheid van de export van grondstoffen te veranderen. De complete afhankelijkheid van olie, zelfs voor de import van voedsel en basisgoederen, is de fundamentele reden voor de crisis en de tekorten die leiden tot een algemeen ongenoegen onder de bevolking.

    Daar bovenop is er de bewuste en opzettelijke positie van de burgerij om politieke verandering af te dwingen om de eigen belangen te dienen. De strategen van het imperialisme en de Venezolaanse burgerij schipperen steeds tussen een openlijke staatsgreep, zoals in 2002, en de strategie om tot verandering te komen via de instellingen zelfs. Ondanks die tweede optie heeft de burgerij nooit afstand gedaan van de mogelijkheid van een openlijke confrontatie als drukkingsmiddel.

    Zoals in Brazilië heeft de Venezolaanse heersende klasse politieke verandering nodig om tot een oplossing te komen waarbij de gevolgen van de crisis volledig op de kap van de werkende klasse terechtkomen. De heersende klasse wil het einde van alle sociale verworvenheden van de afgelopen jaren. Ze zal daartoe alle mogelijke institutionele mogelijkheden benutten, maar desnoods wordt tot geweld overgegaan.

    De vooruitgang van de rechterzijde zorgt ervoor dat de regering-Maduro, in tegenstelling tot Dilma in Brazilië, wel bereid is om tot een directe confrontatie over te gaan. Zo werd de campagne van de rechterzijde om handtekeningen op te halen voor een referendum over de afzetting van Maduro gestopt. Maar de overwegende positie van de regering op dit ogenblik is er één van toegevingen aan de burgerij en de rechterzijde. Er zijn onderhandelingen tussen de regering-Maduro en de rechtse oppositie van MUD – onderhandelingen mee opgezet door de paus – die vanuit het standpunt van de werkende klasse geen perspectief of oplossing kunnen bieden. Het kan de rechterzijde en het kapitaal enkel voordeel opleveren. Binnen het kapitalisme zal er uiteindelijk steeds overgegaan worden tot harde besparingen.

    In het Venezuela van Maduro en de PSUV gaan bijna alle dollars die het land binnenkomen meteen naar de afbetaling van de buitenlandse schulden. Enkel de overblijvende kruimels gaan naar voedsel en medicijnen. Er is geen uitweg uit de economische crisis zonder een confrontatie met de belangen van het grootkapitaal. Het schorsen van de afbetaling van de schulden is een onmiddellijk noodzakelijke maatregel om het land herop te bouwen vanuit de belangen van de meerderheid van de bevolking, de werkende klasse. De nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie onder democratische arbeiderscontrole en –beheer van de werkenden is onvermijdelijk om tot een antikapitalistische en socialistische oplossing van de crisis te komen.

    Maar Maduro maakt geen aanzet in die rrichting. De impasse kan leiden tot de voorwaarden van een regressieve institutionele breuk. Samenzweringen voor een staatsgreep zitten in de genen van de rechterzijde. Het kan de regering dwingen om maatregelen te nemen om haar positie te consolideren, maar deze zouden geen verdieping van het revolutionaire proces in antikapitalistische richting betekenen. Het zou integendeel de andere kant uitgaan. De centrale taak van consequente revolutionairen in Venezuela bestaat uit de opbouw van een alternatieve linkse pool tegenover de bureaucratie die de Chavisten domineert. Dit kan enkel door een strijd tegen de rechterzijde en door zich duidelijk aan de kant van de werkenden te zetten als ze de regering-Maduro confronteren.

    Beperkingen van de ‘nieuwe rechterzijde’

    Ondanks de vooruitgang van de rechterzijde heeft geen enkele van deze nieuwe regeringen, ook niet diegenen die met een institutionele staatsgreep aan de macht kwamen, pogingen ondernomen om een autoritair of dictatoriaal regime zoals in de jaren 1960 en 1970 te vestigen.

    Er is geen sociale of politieke krachtsverhouding die dit zou toelaten, er is geen zware nederlaag geleden door de arbeidersklasse. Deze rechtse regeringen slaagden er zelfs nog niet in om een politieke en sociale basis uit te bouwen die vergelijkbaar is met die van de Latijns-Amerikaanse neoliberale partijen van de jaren 1990.

    In de jaren 1990 gingen regeringen zoals die van Cardoso (Brazilië), Menem (Argentinië), Fuijimori (Peru), Gonzalo Sanchez de Lozada (Bolivia) en anderen over tot verregaande privatiseringen, dereguleringen en andere neoliberale tegenhervormingen. Daartoe werd beroep gedaan om harde repressie tegen de arbeidersbeweging en een redelijk effectieve ideologische campagne als onderdeel van het wereldwijde ideologische offensief na de val van de stalinistische regimes in de Sovjet-Unie en Oost-Europa. Dat leidde tot een tijdperk van illusies in de markt en wantrouwen in alternatieven op het kapitalisme die gelijkgesteld werden met stalinisme. Op deze basis genoten enkele van deze regeringen een zekere steun voor het economische beleid waarmee ook een einde werd gemaakt aan de hyperinflatie die de armsten erg hard trof. Ondanks hun karakter was er een tijdlang enige steun voor het ‘Real plan’ in Brazilië of het ‘Cavallo plan’ in Argentinië. Er was in zekere zin een sociale basis voor het neoliberale beleid.

    Vandaag is dat anders. De wereldsituatie wordt niet gekenmerkt door triomfalisme van het kapitalisme, maar net het tegenovergestelde. De effecten van de crisis van 2008 blijven aanwezig in het reële leven van miljoenen werkenden. Er is enerzijds een massale verwerping van de politieke krachten die vooraan stonden in de centrumlinkse regeringen. Maar anderzijds betekent dit niet dat er nostalgische steun is voor de vroegere neoliberale regeringen. Er is geen sociale basis of steun voor een rechtse regering die openlijk opkomt voor privatiseringen, besparingen, repressie en tegenhervormingen. De impact van de crisis laat de rechterzijde niet toe om economische en sociale toegevingen te doen aan de bevolking. In de praktijk zien we het tegenovergestelde.

    Het voorbeeld van Brazilië is veelzeggend. Het feit dat de niet-legitieme president Temer verklaarde dat hij in 2018 geen kandidaat zal zijn, maakt dat hij zich niet hoeft bezig te houden met zijn populariteit. Hij kan zich volledig concentreren op wat het grootkapitaal van hem vraagt. Het resultaat is een erg onpopulaire regering die zich daar bovendien weinig van aantrekt. Deze regering is al gestart met brutale aanvallen op de werkende bevolking. Er zijn elementen van een Bonapartistisch bewind met een repressief onderdeel. Het repressie-apparaat wordt nationaal gecoördineerd in Brazilië op basis van noodmaatregelen in het kader van de Wereldbeker en de Olympische Spelen. De antiterreurmaatregelen van toen worden nu ingezet tegen sociale bewegingen.

    Het asociale beleid en de repressie leiden tot verzet onder de bevolking en tot strijd. Ondanks de aanvallen en ondanks de stappen achteruit was er geen grote historische nederlaag van de arbeidersklasse en gaat de strijd door. De regerende rechterzijde kan blijven beweren dat ze tegen corruptie strijden om zo de ‘linkerzijde’ aan te vallen en ze kan het idee naar voor brengen dat alles wat met ‘de staat’ te maken heeft corrupt is. Er is een zekere steun hiervoor onder de middenklasse en de kleinburgerij. Maar tegelijk is rechts niet in staat om de corruptie echt te bestrijden. De rechterzijde is er immers even hard in betrokken als de vorige ‘centrumlinkse’ regeringen.

    De rechterzijde vreest dat het de controle over de onderzoeken naar corruptie kan verliezen waarop deze onderzoeken zich tegen haar keren. In Argentinië werden allerhande beschuldigingen van corruptie geuit tegen Kirchner, maar president Macri slaagde er niet in om zijn betrokkenheid bij frauduleuze praktijken in verschillende bedrijven te verklaren. In Brazilië is er geen garantie dat operatie ‘Lava Jato’ zich niet uitbreidt tot de leiding van de regering-Temer in het parlement die evenzeer betrokken is bij corruptie. Dat is waarom rechts in het parlement een nieuwe wet voorstelde tegen corruptie maar waarbij er tegelijk amnestie wordt gegeven aan wie vervolgd wordt wegens corruptie. Temer had dit nodig om zijn parlementaire steun te behouden, zeker op een ogenblik dat er groeiend ongenoegen is tegen zijn asociale beleid.  Als Temer afgezet zou worden, moet het parlement indirect de nieuwe president verkiezen. Het zou een kans zijn voor de heersende klasse om een “technocratische” zogenaamd “niet-politieke” regering aan te stellen. Veel rechtse politici gebruiken vandaag het masker van technocratische managers. Onder meer Macri deed dit in Argentinië, maar ook Joa Doria, de verkozen burgemeester in de grootste stad van Brazilië, stelde zich op zo’n manier voor.

    Neoliberale opvattingen kunnen een zekere steun vinden onder delen van de middenklasse en andere sociale lagen als reactie op het falen van de zogenaamde alternatieve modellen van de ‘progressieve regeringen.’ Maar dit betekent niet dat er een stevige sociale basis is voor de tegenhervormingen die doorgevoerd worden. Er is veel ruimte voor grootschalig verzet. De heersende klasse rekent daarbij op de indirecte medewerking van de vakbondsleiders en de politieke leiders van de werkenden.

    Verzet tegen rechtse aanvallen

    Doorheen Latijns-Amerika is er verzet en strijd tegen de besparingen van de regeringen als onderdeel van de erger wordende internationale crisis. In het eerste jaar van het presidentschap van Macri in Argentinië bijvoorbeeld was er een toename van sociale strijd die er tot op zekere hoogte voor zorgde dat de regering niet kon overgaan tot de uitvoering van het volledige besparingsprogramma. Er waren massale mobilisaties van personeel uit de publieke sector tegen de afdankingen, er waren heel wat stakingen van verschillende lagen van werkenden en in april was er een massale betoging tegen de belastingverhogingen en afdankingen. Er kwam geen algemene staking door de capitulatie van de vakbondsleiders die onderhandelingen voerden met de regering.

    Michel Temer werd in Brazilië vanaf zijn eerste dag als president geconfronteerd met massale betogingen. Er waren ook tal van bezettingen van publieke gebouwen zoals het ministerie van cultuur en tal van scholen en universiteiten in het hele land. Er was een reeks van nationale eenheidsmobilisaties van de vakbondsfederaties. Een van de laatste mobilisaties was op 11 november toen een groot aantal sectoren volledig lamgelegd werd en tal van wegen geblokkeerd waren door betogingen. De actiedag van 25 november moet een opstap zijn naar een algemene staking doorheen het land.

    Na jaren van demobilisatie onder de PT-regeringen zijn de voorheen meer strijdbare vakbondsfederaties als CUT een groot deel van hun mobilisatiekracht verloren en was er een opmars van een toplaag van bureaucraten. De belangrijkste en meest vastberaden bewegingen tegen Temer kwamen van buiten de officiële structuren. Dat was het geval met de scholierenbeweging en de studentenacties waarbij er telkens bezettingen waren. Meer dan 1.000 scholen en universiteiten werden bezet.

    De diepte van de crisis heeft in sommige regio’s van het land geleid tot ‘Griekse’ situaties. In Rio de Janeiro wil de regionale regering massale besparingen doorvoeren met loonsverminderingen in de publieke sector. De werkenden reageerden met een meer radicale positie. Recent waren er zelfs mobilisaties onder delen van de politie en er zijn voorbeelden van de oproerpolitie die orders weigerde en niet repressief optrad tegen arbeidersprotest.

    In Chili waren er belangrijke nationale acties tegen de pensioenfondsen en voor een publiek en sociaal pensioenstelsel. In Mexico was er een echte confrontatie tussen delen van de werkenden en de neoliberale regering van Pena Nieto. De strijd van de Mexicaanse leerkrachten heeft al geleid tot meer dan tien doden en tal van verdwijningen.

    Er moet ook gewezen worden op de Latijns-Amerikaanse ‘feministische herfst.’ Werkende vrouwen dragen de zwaarste gevolgen van de besparingen en tegenhervormingen. Tegelijk wordt een rechtse conservatieve agenda opgelegd in verschillende landen. De vrouwenbeweging neemt een speciale rol in de frontlinie van de strijd. In Brazilië was dit heel duidelijk in de strijd tegen Temer en de corrupte parlementaire leiders, waaronder de oerconservatieve Eduardo Cunha. Vrouwen kwamen op straat en speelden een centrale rol in de strijd tegen de pogingen van Cunha om vrouwenrechten terug te dringen.

    In Argentinië leidde de toename van het aantal vrouwen dat vermoord wordt tot massale acties. De moord op 16-jarige jonge vrouw was de directe aanleiding. Het protest verspreidde zich doorheen het land. De beweging ‘Geen enkele vrouw minder’ groeide sterk en organiseerde op 19 oktober een vrouwenstaking van één uur in tal van werkplaatsen.

    Het vredesakkoord in Colombia

    De overwinning van het neen-kamp in het het Colombiaanse referendum over het vredesakkoord tussen de regering van Juan Manuel Santos en de FARC is een stap achteruit. Het heeft geleid tot een versterking van het politieke gewicht van de voormalige rechterzijde rond ex-president Alvaro Uribe, de centrale leider van het neen-kamp. Santos was de leider van de ja-campagne, maar biedt geen echt alternatief op Uribe. Santos staat voor een gematigde vleugel die de belangen van de heersende klasse en het imperialisme dient. Hij weerspiegelt de belangen van het financiekapitaal dat een stabilisering van de politieke situatie in Colombia wil. Uribe daarentegen staat voor de grootgrondbezitters en de meest reactionaire delen van de heersende klasse.

    Onder de meerderheid van de bevolking is er ongetwijfeld een steun voor het idee van een vredesakkoord waarmee een einde owrdt gemaakt aan decennia van geweld waarin duizenden doden vielen en miljoenen mensen moesten vluchten. Maar de prijs voor het vredesproces werd betaald door de bevolking. Het leidde tot weinig enthousiasme voor het referendum: amper 37% kwam stemmen. Het einde van de burgeroorlog zonder perspectief op een revolutionaire overwinning van de arbeidersklasse, zal de weg openen voor een effectieve strijd met de methoden van de arbeidersklasse. De regering-Santos zal het neoliberale beleid verderzetten en moet op straat en in strijd van antwoord gediend worden. De linkerzijde en de sociale bewegingen in Colombia moeten opkomen voor een alternatief op zowel Santos als Uribe.

    Mexico: strijd en repressie

    In 2012 kwam de PRI in Mexico terug aan de macht. Dat was de traditionele partij die meer dan 70 jaar aan de macht was en nu herkozen werd na een korte tussentijd van regeringen van de rechtse neoliberale PAN onder leiding van Fox en Calderon. De huidige president, Pena Nieto, regeert in een van de meest onrustige landen van het continent. Mexico werd hard geraakt door de internationale economische crisis, vooral door de vertraging van de Amerikaanse economie. Bovendien zorgt de huidige vertraging van de Chinese economie voor het einde van de grondstoffenboom.  De rampzalige economische en sociale situatie in Mexico leidt tot sociale, syndicale en politieke strijd.

    De oorlog tegen de drugskartels die onder Calderon werd opgestart en door zijn opvolgers doorgezet, is in de praktijk een oorlog tegen de armen met tal van inbreuken op de mensenrechten. Meer dan 150.000 mensen werden omgebracht in wat een nachtmerrie was voor duizenden Mexicaanse gezinnen. Desondanks slaagde de regering er niet in om de kartels te bestrijden. De organische banden tussen de drugsmaffia en de staat zijn daarvoor te sterk. De opkomst van volksmilities die zichzelf verdedigen tegen de kartels en corrupte agenten, werd repressief beantwoord door de regering die heel wat voortrekkers van de zelfverdedigingsgroepen arresteerde als politieke gevangenen.  Het bloedbad in Ayotzinapa (in de staat Guerrero) in 2014, toen 43 studenten die een betoging hielden verdwenen, leidde tot nationaal protest. Het repressieve karakter van de Mexicaanse staat en de banden met de georganiseerde misdaad werden hiermee erg duidelijk. Een ander voorbeeld van de brutale repressie was de reactie op de lerarenstaking die maandenlang duurde. In juni van dit jaar ging de overheid van Nochixlan (in de staat Oaxaca) over tot de moord op 11 betogers. Er waren ook heel wat verdwijningen en arrestaties.

    De degeneratie van de PRD, een vroegere linkse afsplitsing van de PRI, leidde ertoe dat de voormalige partijleider en presidentskandidaat Lopes Obrador (algemeen bekend als AMLO) een nieuwe partij heeft opgezet: de MORENA. Die partij heeft een links profiel en werd het enige nationale referentiepunt als uitdager van de neoliberale partijen en vertegenwoordigers van de oligarchen. De partij ging er fors op vooruit in de parlementsverkiezingen van 2015. MORENA was meer een electoraal instrument dan een orgaan van sociale strijd, de partij speelde geen rol in de belangrijkste strijdbewegingen van het land.

    In oktober besliste het EZLN (Zapatisten) en het Nationaal Congres van Inheemse Volkeren (CNI) om een raadpleging van de eigen basis te organiseren over de mogelijkheid van een vrouwelijke inheemse Zapatistische kandidaat in de presidentsverkiezingen van 2018. Dat is een belangrijk en positief keerpunt voor het EZLN dat zich doorgaans van het politieke terrein onthield om alle aandacht te vestigen op het gebied dat het controleert in Chiapas. Van hieruit kan een nieuw politiek referentiepunt ontstaan voor grote delen van de meest onderdrukte lagen in Mexico.

    Cuba herstelt banden met de VS

    Het falen van het Chavisme is ongetwijfeld een van de factoren die een grote stap achteruit betekent voor de linkerzijde in Latijns-Amerika. Een andere factor daarin is de opmars van het kapitalistisch herstel in Cuba. We wezen er reeds op dat dit proces aan snelheid wint, maar dat er tegelijk heel wat tegenstellingen, beperkingen en bochten zijn in het beleid van het regime onder leiding van Raul Castro.

    Het feit dat er banden met de VS worden aangeknoopt is enerzijds een stap vooruit voor de Cubaanse bevolking, maar anderzijds is het onderdeel van de strategie van het imperialisme dat de verworvenheden van de revolutie op indirecte wijze wil tenietdoen nadat alle vorige pogingen op directe wijze mislukten. De economische banden zijn nog niet volledig hersteld, maar Obama lijkt het einde van het embargo te willen gebruiken om kapitalistisch herstel in Cuba aan te moedigen. Tegelijk wil de VS de Chinese rivaal bekampen in de strijd over invloed op het eiland, net zoals dit elders in Latijns-Amerika gebeurt.

    De verkiezing van Donald Trump als Amerikaanse president zal de strijd tussen de VS en China in Cuba sterker naar voor brengen. Trump zal gevoeliger zijn voor de reactionaire delen in de VS die tegen het herstel van de banden met Cuba waren. Hij maakte dit duidelijk op het einde van zijn campagne toen hij de anti-Castro kiezers in Miami aansprak. Maar de economische en politieke voordelen voor de VS zijn erg sterk en bekend bij de strategen van het imperialisme. Binnen de Republikeinse partij was Trump tegelijk de enige kandidaat die niet categorisch tegen de verderzetting van het beleid van Obama was en die niet pleitte voor het onmiddellijk verbreken van alle banden met het land. Hij verklaarde dat hij “op een weg in het midden” staat tussen Obama’s beleid en die delen van zijn partij die dit beleid verwerpen. Vanuit het standpunt van het Cubaanse regime is de situatie niet erg anders. De militaire manoeuvres die plaatsvonden en aangekondigd werden na de Amerikaanse presidentsverkiezingen kunnen niet misbegrepen worden. Raul Castro was wel een van de eersten die Trump feliciteerde na zijn overwinning. Het regime zal de mogelijkheid van het herstel van de banden met de VS verder proberen door te drukken. Binnen Cuba kan dit leiden tot angst en meer openlijke kritiek op de gevolgen van dit proces.

    Binnen dit proces vol tegenstrijdigheden kan de verkiezing van Trump bijdragen tot een volledig kapitalistisch herstel in Cuba. De enige manier om dit en de bijhorende vreselijke sociale gevolgen te vermijden, is een strijd van de arbeidersklasse om de verworvenheden van de revolutie te verdedigen. De strijd van de Latijns-Amerikaanse arbeidersklasse tegen het neoliberalisme, kapitalisme en imperialisme is ook een beslissende factor voor de toekomst van Cuba.

    Herorganisatie van de Latijns-Amerikaanse linkerzijde

    De crisis van het Lulaïsme en het Chavisme en hun varianten in Latijns-Amerika opent nieuwe ruimte voor een links alternatief op deze modellen. De groei van de PSOL in Brazilië en de FIT (Links Arbeidersfront) in Argentinië zijn daar voorbeelden van. Er zijn ook andere mogelijke ontwikkelingen van een nieuwe alternatieve linkerzijde. De mogelijkheid van een inheemse Zapatistische kandidaat

    Massale strijd, zoals de Chileense ervaring van de strijd tegen de pensioenfondsen, kan een rol spelen in het herorganiseren van de vakbonden en strijdbewegingen en kan grote gevolgen hebben op het politieke terrein. Er is ruimte voor een nieuw politiek alternatief in Chili, een aantal lokale verkiezingsresultaten wees al in die richting.

    De herorganisatie van de socialistische linkerzijde in landen als Bolivia, Venezuela of Ecuador en Nicaragua zal de bureaucratische en autoritaire methoden van de regerende partijen en regeringen in die landen moeten overstijgen in de opbouw van een alternatieve linkerzijde. Dit proces van herorganisatie van de linkerzijde en de sociale bewegingen kan versnellen in strijd tegen het rechtse tegenoffensief.

    In dit scenario hebben de krachten van het CWI in Latijns-Amerika twee centrale taken. Eerst en vooral bestaat onze rol uit het versterken van het verzet tegen de nieuwe aanvallen op sociale en democratische rechten waarbij we de beste strategie en tactieken voor deze strijdbewegingen proberen te ontwikkelen en te verdedigen. Voor duizenden werkenden, jongeren, vrouwen, zwarten, inheemse mensen en alle andere onderdrukten is dit een strijd op leven en dood. Tegelijk is het belangrijk om in dit proces van strijd te bouwen aan een socialistische linkerzijde die lessen trekt uit de beperkingen en het verraad van de politieke krachten die in verschillende landen van het continent aan de macht (geweest) zijn.

  • Brazilië: Politieke coup tegen Dilma dient de belangen van rechts! Temer moet weg!

    "Fora Temer", spandoek tegen Temer op betoging.
    “Fora Temer”, spandoek tegen Temer op betoging.

    Brazilië wordt geconfronteerd met de diepste politieke crisis in haar recente geschiedenis. Op 12 mei werd een afzettingsprocedure opgestart tegen toenmalig president Dilma Rousseff. Vice-president Michel Temer van de PMDB, conservatieve democraten, nam het presidentschap over. Op 31 augustus werd Dilma door de Senaat definitief uit haar functie gezet. Op die manier kwam een einde aan 13 jaar presidentschap in handen van de PT (Arbeiderspartij).

    Artikel door Emilie (Gent) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    De erfenis van de PT

    De achtergrond van de huidige crisis is een diepe economische en sociale onvrede in de maatschappij. De Braziliaanse economie viel in 2015 terug met 3,8% en voor 2016 worden soortgelijke cijfers verwacht. De inflatie steeg tot boven de 10%. Drie miljoen mensen verloren dit jaar hun job. Er zijn officieel 11 miljoen werklozen. Een kwart van diegenen die werk hebben, krijgen slechts het vastgelegde minimumloon van 240 euro per maand.

    Tot vorig jaar had de economische en politieke elite er vertrouwen in dat Dilma Rousseff in staat zou zijn om de voor hen belangrijke neoliberale hervormingen door te voeren. Dilma werd geacht een neoliberale agenda te promoten maar dat was precies het tegenovergestelde van wat de PT tijdens de laatste verkiezingen in 2014 had beloofd. De PT behaalde in 2014 een erg nipte overwinning die ze niet zozeer te danken had aan haar goed beleid, dan wel aan het feit dat voor heel wat Brazilianen een regering van de traditionele rechterzijde, die nog vaak gelinkt wordt aan de oude dictatuur, nog erger zou zijn.

    Zolang de economie groeide, vooral op basis van de export van grondstoffen, waren er middelen voor het financieren van beperkte sociale programma’s. Deze verdwenen de voorbije jaren als sneeuw voor de zon. Voor veel Brazilianen brak Dilma haar verkiezingsbeloftes. De fiscale cadeau’s voor de grote bedrijven, de aanvallen op arbeidsvoorwaarden en de lonen van de werkenden en de enorme uitgaven voor de grote prestigeprojecten, het WK voetbal en de Olympische Spelen, maakten Dilma al snel de meest onpopulaire president in de geschiedenis van Brazilië.

    Het aan het licht komen van de grootschalige corruptieschandalen, waar vooral de rechtse partijen bij betrokken waren, en de vervolging van verschillende regeringsministers in ‘Operatie Carwash’ (het onderzoek naar de corruptieschandalen), zorgde voor een explosief effect op de publieke opinie. In deze omstandigheden werd het voor de regering-Dilma steeds moeilijker om de besparingsagenda door te voeren.

    Toen ook de grote private banken en de patroonsorganisatie van de staat Sao Paulo zich in januari publiekelijk tegen Dilma uitspraken, was het duidelijk dat haar dagen geteld waren.

    Tot op het laatste moment trachtte Dilma Rousseff de kapitalistische klasse ervan te overtuigen dat haar regering de nodige hervormingen kon doorvoeren. Zo nam ze maatregelen die buitenlandse bedrijven toelaten om olie te ontginnen in Brazilië, de staatsschuld werd heronderhandeld hetgeen privatiseringen met zich meebracht en er werd een anti-terrorismewet gestemd die de weg opent voor de criminalisering van sociale bewegingen.

    Temer wil hard neoliberaal beleid

    De ondemocratische wijze waarop de huidige regering aan de macht kwam, creëert heel wat protest in de samenleving. Ook de namen van Temer en vele anderen worden genoemd in ‘Operatie Carwash’. Het feit dat Temer niet van plan is om zich kandidaat te stellen voor de verkiezingen in 2018 en dus geen rekening moet houden met populariteitspolls, stelt hem in staat een hard neoliberaal beleid te voeren.

    Vanaf de eerste dag kondigde de regering-Temer een lawine aan hervormingen aan. Zo worden bepaalde staatssubsidies in de gezondheidszorg en het onderwijs stopgezet, wordt de pensioenleeftijd opgetrokken, wordt de ontslagregeling versoepeld waardoor grote bedrijven sneller kunnen ontslaan, … Ook vanaf de eerste dag waren er massabetogingen tegen de politieke coup en de voorgestelde hervormingen. Deze betogingen vonden plaats onder de slogan ‘Temer Out’! In Sao Paulo werden meer dan 200 scholen bezet. Stakingsbewegingen vonden plaats bij onderaannemingen van Volkswagen en General Motors. Het ministerie van cultuur werd bezet door kunstenaars en muzikanten.

    De beweging ‘Temer Out’ is geen automatische steunbetuiging aan Dilma of de PT. Voor velen in de beweging stelt zich de vraag welk politiek alternatief nodig is na het verraad van de PT enerzijds en de politieke coup van Temer anderzijds. De linkse oppositiepartij PSOL die de voorbije 15 jaar verschillende ups and downs kende, soms naar het centrum afgleed om later op basis van massabewegingen terug naar links op te schuiven, heeft nu een historische kans. In oktober zijn er gemeenteraadsverkiezingen en volgens recente peilingen kan ze in veel grote steden de tweede grootste partij worden.

    De zusterorganisatie van LSP in Brazilië, LSR (Liberdade, Socialismo, Revoluçao), is actief binnen PSOL en pleit er voor een strijdbaar en socialistisch programma. Binnen de beweging ‘Temer Out’ verdedigt ze het idee dat er nieuwe verkiezingen moeten komen en werken de militanten aan de eenmaking van de verschillende protestbewegingen tegen Temer en de neoliberale aanvallen van zijn regering.

  • Brazilië: val van Rousseff leidt tot nieuw offensief tegen werkenden

    lsr1Brazilië kent een diepgaande economische en sociale crisis. Daarbovenop is er nu ook een enorme politieke crisis. Deze ontstond door de ondemocratische stappen van het rechtse establishment en de grote bedrijven. Maar het is ook het resultaat van een compleet falen van het overlegmodel van ‘klassensamenwerking’ door de Arbeiderspartij (PT) in de 13 jaar dat deze partij aan de macht is.

    Door André Ferrari, LSR (Brazilië)

    Op 12 mei werd president Dilma Rousseff van de PT uit haar functie gezet door de federale Senaat. Ze werd vervangen door de voormalige vice-president Michel Temer van de PMDB, de rechtse Braziliaanse Democratische Bewegingspartij. Het afzetten van Dilma gebeurde enkele dagen nadat de Kamer met een grote meerderheid instemde met een procedure van afzetting van de president. Zowel in de Kamer als de Senaat werd de zitting die over het afzetten van de president handelde voorgezeten door verkozenen die zelf betrokken zijn in corruptieschandalen.

    Protest tegen de nieuwe regering
    Protest tegen de nieuwe regering

    Kamervoorzitter Eduardo Cunha (PMDB) verloor enkele dagen na de stemming zijn parlementaire onschendbaarheid. Het federaal Hooggerechtshof besliste daartoe. Formeel gezien wordt Rousseff 180 dagen uit haar functie gezet vooraleer de Senaat een finale beslissing over de afzetting kan nemen. Het resultaat van de eerste stemming geeft aan wat de beslissing zal zijn van de door de conservatieve rechterzijde gedomineerde corrupte Senaat.

    Val van Rousseff

    De val van Rousseff was het resultaat van een veranderde positie van enkele traditionele rechtse partijen die gesteund worden door delen van de grote bedrijven. Jarenlang steunden ze de PT-regering in het parlement. Maar de zwakte van de regering-Dilma was gezien de ernst van de situatie niet langer houdbaar. De erger wordende economische crisis met massale werkloosheid en het doorvoeren van fiscale maatregelen met aanvallen op de werkenden, zorgden ervoor dat Dilma een van de meest onpopulaire presidenten uit de Braziliaanse geschiedenis werd.

    Het passieve ongenoegen in de samenleving liet de rechterzijde toe om zich op te werpen en delen van de middenklasse te mobiliseren. Het waren de eerste massabetogingen die de rechterzijde sinds decennia kon organiseren.

    Begin dit jaar besliste de kern van het grootkapitaal – de grootste private banken en de werkgeversfederatie FIESP – om de procedure van afzetting te laten starten. Elke mogelijke kunstgreep werd gebruikt om tot het juiste resultaat in de parlementaire stemming te komen. De formele beschuldiging tegen Dilma Rousseff is haar betrokkenheid in corruptie waarbij ze verantwoordelijk was voor uitzonderlijk hoge publieke uitgaven en deze in de cijfers zou verborgen hebben.

    Het beleid van de PT

    Tot op het laatste moment probeerde Rousseff de grote kapitalisten ervan te overtuigen dat haar regering in staat zou zijn om de neoliberale maatregelen te nemen die door hen geëist worden. Het gaat onder meer over het openen van de economie voor buitenlandse bedrijven uit de olie-sector of nog om het heronderhandelen van de overheidsschulden wat tot harde besparingen, privatiseringen, … zou leiden.  Een van de laatste beslissingen van Dilma was om de bouw van een hydro-elektriciteitscentrale in Belo Monte toe te laten. Het gaat om een ecologische ramp.

    Ondanks dit beleid waren er grote betogingen tegen de afzetting van Rousseff. De mobilisatie werd versterkt door het idee dat er een staatsgreep bezig was, een aanval op de democratie. De PT gebruikte dit en schakelde inzake retoriek een versnelling hoger. Dit moest meteen verbergen dat het quasi onmogelijk is om het beleid van de regering-Rousseff te verdedigen.

    De ondemocratische acties om de regering weg te krijgen, vormen een ernstig precedent dat kan leiden tot nog meer anti-democratische aanvallen op de werkende bevolking en de onderdrukten. Toen voormalig president Lula, de historische leider van de PT en van de Braziliaanse arbeidersbeweging, met gevangenzetting bedreigd werd, volgde er een radicalisering.

    Maar dit duurde slechts enkele dagen. Op een massabetoging in Sao Paulo op 18 maart demobiliseerde Lula de beweging door aan te kondigen dat hij in de regering-Rousseff zou treden om er als minister een nieuw akkoord met de PMDB te onderhandelen om zo de afzetting te stoppen. Het belangrijkste obstakel in de strijd tegen de rechterzijde is het beleid van de regering-Rousseff en de leiding van de PT.

    Delen van de werkende bevolking die historisch steeds steun gaven aan de PT en Lula zien nu hoe deze partij niet in staat is om de strijd tegen rechts te voeren. Deze werkenden hebben genoeg van het beleid van klassensamenwerking dat geleid heeft tot steeds nieuwe nederlagen.

    Regering-Temer

    Michel Temer heeft geen sociale basis. Onder de huidige voorwaarden is het weinig waarschijnlijk dat hij een stabiele regering kan vormen. Zijn naam wordt genoemd in corruptieschandalen en er lopen verschillende onderzoeken.

    Op dit ogenblik vestigen de Braziliaanse heersende klasse en het VS-imperialisme alle hoop op Temer. Ze hopen dat deze regering alle gewenste aanvallen op de werkende bevolking zal doorvoeren.

    De eerste dagen van de nieuwe regering werden gekenmerkt door een groot aantal aankondigen van nieuwe maatregelen tegen de levensstandaard van werkenden en armen. Zo kondigde de Minister van Gezondheidszorg aan dat het publieke gezondheidsstelsel zal herzien worden. Verder worden maatregelen genomen om de bescherming van werkenden tegen arbeidsvoorwaarden die aan slavernij doen denken af te bouwen. Er komt ook een nieuwe reeks van privatiseringen. De regering heeft het project om 10.000 nieuwe sociale woningen te bouwen afgevoerd.

    De reactie van de bevolking is explosief. De instabiliteit en de conflicten zullen de komende dagen en weken verder toenemen. Het is niet uitgesloten dat de vakbondsfederatie CUT samen met andere bonden na jarenlang stilzwijgen noodgedwongen tot een algemene staking tegen het beleid van Temer zal oproepen.

    PSOL en links

    De brede linkse partij PSOL (Partij voor socialism en vrijheid) heeft aan autoriteit gewonnen in deze crisis. Er werd geprotesteerd tegen het beleid van Dilma, maar de verkozenen hebben zich terecht tegen de afzetting verzet in Kamer en Senaat.

    De opbouw van een front van de socialistische linkerzijde vanuit verschillende partijen en sociale bewegingen die niet aan de PT-regeringen deelnamen, is van groot belang voor de opbouw van een links alternatief.

    Andere delen van de socialistische linkerzijde isoleerden zich in de recente ontwikkelingen. Zo riep de PSTU op: “Fuera Todos” (‘Allemaal buiten’) zonder enig onderscheid tussen Dilma Rousseff en de rechtse partijen. Op een ogenblik van een afzettingsprocedure tegen Dilma is dat verkeerd. De PSTU ziet niet dat de afzetting van Dilma de situatie verandert en kan leiden tot hardere aanvallen op de werkende bevolking.

    Er is een nieuwe fase in de Braziliaanse klassenstrijd. Dit zal mogelijkheden bieden voor de opbouw van een nieuwe socialistische linkerzijde. LSR komt daar actief voor op.

     

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop