Your cart is currently empty!
Category: Syndicale rechten
-
Solidariteit met Jordan, stop repressie tegen sociaal verzet!
Gisteren werden de pleidooien gehouden in het proces van spoorman Jordan Croeisaerdt. Hij verscheen voor de rechtbank van eerste aanleg na een beroep tegen een eenzijdig verzoekschrift van infrastructuurbeheerder Infrabel. Het eenzijdig verzoekschrift met dwangsom kwam er omwille van de deelname van Jordan aan de spoorstaking van 6 en 7 januari, een staking gericht tegen het plan-Galant en de verdere afbouw van het openbaar vervoer. (zie het dubbelgesprek met Jordan en een Antwerpse collega).
Deze specifieke zaak is van groot belang, het gaat immers om een aanval op het stakingsrecht en op alle werkenden. Zoals Jordan stelde: “Het is iedereens recht van verzet tegen het besparingsbeleid opgeleid door het dictaat van de financiële wereld en de gevolgen hiervan die onder vuur ligt en die ze willen beperken. Het is een aanval op de mogelijkheid van de arbeidersbeweging om tegen onrechtvaardigheid in te gaan.”
Op 18 maart was er een meeting voor de verdediging van het stakingsrecht. Het initiatief ging uit van een steuncomité voor Jordan en werd georganiseerd door drie afdelingen van ACOD Brussel (LRB, Spoor, Onderwijs). Er waren ongeveer 300 mensen op deze meeting waar werd gesproken door Jordan Croeisaerdt (ACOD delegee die een dwangsom opgelegd kreeg van meer dan 1.700 euro of een maandloon), zijn advocaat Jan Buelens, afgevaardigden van de Franse vakbond CGT bij Goodyear die veroordeeld werden tot een gevangenisstraf en Marc Goblet, algemeen secretaris van het ABVV.De arbeiders van Goodyear waren er gisteren opnieuw bij aan het Brusselse Justitiepaleis. Ze kwamen hun solidariteit betuigen en wilden over de grenzen heen protesteren tegen de repressie en de criminalisering van syndicalisten. Er zal ook in België gemobiliseerd worden naar hun proces in hoger beroep op 19 en 20 oktober. Verder waren er aan het Justitiepaleis een aantal syndicalisten en militanten om Jordan en ons democratisch recht op collectieve actie te verdedigen. De advocaat van Jordan, Jan Buelens, verklaarde dat het belangrijk is om massaal aanwezig te zijn als Infrabel de strijd voor de rechtbanken wil uitvechten, een terrein dat moeilijker is voor de werkenden.
De verdediging van democratische rechten en syndicale vrijheden gebeurt door mobilisatie in concrete zaken. De massale aanwezigheid op de meeting van 18 maart, het feit dat Marc Goblet er sprak naast Jordan en die van Goodyear en dat hij er zich engageerde om van de mobilisatie naar het Justitiepaleis een succes te maken, vormen belangrijke stappen. Volgende afspraak binnen een maand voor de volgende stap in het proces.
Voor een massale mobilisatie ter verdediging van onze syndicale rechten!
Foto’s door PPICS

-
ABVV-topman Goblet bereid om te mobiliseren voor de 8 van Goodyear en spoorman Jordan Croeisaerdt
Vrijdagavond zat de grote zaal van de ACOD (Algemene Centrale van de Openbare Diensten) in de Congresstraat in Brussel overvol. Er was een meeting voor de verdediging van het stakingsrecht. Het initiatief kwam oorspronkelijk van het steuncomité dat opgezet werd tijdens de staking van de schoonmakers van BM&S en dat opnieuw actief werd in de verdediging van de vervolgde spoorman Jordan Croeisaerdt. Maar de meeting werd uiteindelijk in handen genomen door de sectoren LRB (Lokale en Regionale Besturen), Spoor en Onderwijs van ACOD-Brussel. Onder de sprekers uiteraard Jordan zelf, maar ook drie ex-werknemers van Goodyear-Amiens, professor arbeidsrecht en advocaat bij Progress Lawyers Jan Buelens en tenslotte ook Marc Goblet, de algemeen secretaris van het ABVV.
Verslag door Eric Byl, foto’s door PPICS
Er waren 250 tot 300 militanten op de meeting. Ze luisterden eerst naar Jordan Croeisaerdt, een treinbegeleider en afgevaardigde van ACOD Spoor die een dwangsom opgelegd kreeg van alles samen 1700 euro. Hij kreeg deze dwangsom naar aanleiding van de staking op 6 en 7 januari laatstleden. Hij legde uit wat de echte redenen voor deze aanval zijn: een poging om een delegee die consequent voor zijn collega’s en zijn beroep opkomt te intimideren en weg te krijgen. Dit is het resultaat van het kapitalistische winstbejag. Daartegen is verzet nodig, indien nodig met burgerlijke ongehoorzaamheid, maar vooral met mobilisatie.
Na Jordan was het de beurt aan een vertegenwoordiger van de delegatie van Goodyear. Acht voormalige werknemers van dit bedrijf werden op 12 januari 2016 door de correctionele rechtbank van Amiens veroordeeld tot negen maanden effectieve gevangenisstraf en vijftien maanden met uitstel. Het heeft geleid tot een golf van solidariteit in heel Frankrijk en daarbuiten. Op enkele weken tijd ontstonden 110 steuncomités doorheen het land. Op 31 maart is er een grote betoging in Parijs om te protesteren tegen de nieuwe asociale voorstellen in het kader van een herziening van de arbeidswet. Het verzet tegen de nieuwe arbeidswet wordt mee getrokken door de jongeren en zorgt ervoor dat de sfeer in Frankrijk begint te kantelen. De ex-arbeiders van Goodyear zijn daar blij mee, de regering Hollande-Valls is immers een echte pest voor de werkenden. Hun beroep tegen de veroordeling van begin januari komt voor op 19 en 20 oktober. Ze willen zo breed mogelijk mobiliseren voor deze gelegenheid.
Jan Buelens legde uit dat “militeren neerkomt op het uitoefenen van fundamentele rechten zoals de vrije meningsuiting, de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve actie. Inbinden op die rechten, betekent in de praktijk dat een autoritair regime wordt gevestigd, een regime dat enkel de belangen van de overheid en de werkgevers dient.”
Tenslotte herinnerde Marc Goblet aan de frontale aanval van Charles Michel die de sociale partners opriep om een akkoord te sluiten over de uitoefening van het stakingsrecht. Wat de werkgevers voorstellen, is onaanvaardbaar. Ze willen een verbod op blokkades van snelwegen en industriezones, wat volgt hierna? Zal het straks illegaal zijn om een bedrijf te blokkeren? Ze willen dat de vakbondsverantwoordelijken hun eigen militanten aan de politie aangeven bij ‘incidenten’. Tenslotte willen ze een of andere vorm van responsabilisering van de vakbonden, waarmee ze bedoelen dat de vakbonden geen effectieve acties meer mogen voeren. We volgen Goblet als hij stelt dat de voorstellen van de werkgevers onaanvaardbaar zijn, maar we hoorden nog geen voorstel van syndicale strategie voor als de regering dit dossier in handen neemt.Vervolgens was de zaal aan het woord gedurende een uur. Het waren vooral de meest strijdbare militanten die gemobiliseerd waren voor de meeting, de tussenkomsten waren dan ook erg links en vrij kritisch. Sommige tussenkomsten hadden niet echt betrekking op de discussie. Anderen benadrukten vooral de beperkingen en zwaktes – de afwezigheid van bepaalde sectoren of het bestaan van rechtse strekkingen in het Europees Vakverbond (EVV). Dit liet Marc Goblet en anderen toe om zich te verschuilen achter de autonomie van de centrales, het gebrek aan strijdbaarheid van bepaalde sectoren en zelfs van bepaalde vakbonden in het EVV. Wij probeerden vooral om met deze meeting tot concrete mobilisaties te komen. Het zorgde ervoor dat Marc Goblet zich niet alleen voorstander verklaarde van een ABVV-aanwezigheid op de Franse betoging van 31 maart, maar ook bevestigde dat het ABVV een initiatief binnen het EVV zal nemen voor een Europese mobilisatie ter verdediging van de syndicale rechten. Marc Goblet stelde bovendien dat hij positief staat tegenover een oproep van het ABVV naar de militanten en delegees om op 4 april aanwezig te zijn op de solidariteitsactie tijdens het proces van Jordan in het Justitiepaleis. Hij voegde er wel aan toe dat de vraag hiervoor moet komen door de betrokken centrale. Een militant van ACOD Spoor stelde de vraag direct aan de aanwezige verantwoordelijken van ACOD Spoor. Wellicht zal de vraag er de komende dagen effectief komen.
De verdediging van democratische rechten en syndicale vrijheden gebeurt doorheen mobilisaties rond concrete zaken. Het feit dat de zaal overvol zat voor deze meeting en dat nationaal ABVV-verantwoordelijke Marc Goblet het podium deelde met Jordan en die van Goodyear waarbij hij zich engageerde om hun zaak te verdedigen, zijn belangrijke stappen. Nu is het aan ons: laat ons zoveel mogelijk mobiliseren naar de actie van 4 april. Afspraak om 9u aan het Justitiepaleis (Poelaertplein, Brussel).
-
Meeting: vakbondsrechten en syndicalisten onder vuur
Meer en meer worden syndicalisten bedreigd door repressie.
In Frankrijk werden 8 syndicalisten van Goodyear veroordeeld tot gevangenisstraffen in het kader van hun strijd. In België kreeg een spoorman een dwangsom van ongeveer 1.700 €. De regering wil rechtspersoonlijkheid opleggen aan de vakbonden een minimumdienst invoeren. Er is ook sprake van het verhinderen van stakingspiketten…
18 maart geven we het woord aan syndicalisten die het slachtoffer zijn van repressie. De vraag: ‘Hoe hierop antwoorden als vakbond?’ zal worden beantwoord door kameraad Marc Goblet. Meester Jan Buelens (gespecialiseerd in de verdediging van de syndicale rechten) zal het juridisch aspect belichten.
Organisatie: CGSP-Cheminots Bruxelles, CGSP-ALR, CGSP-enseignement Bruxelles
-
1.700 euro boete voor spoorman die stakingsrecht uitoefent

Foto: PPICS Een Franstalig lid van ACOD-Spoor in Brussel kreeg een aangetekend schrijven van een deurwaarder waarin hem meegedeeld werd dat hij een dwangsom moet betalen naar aanleiding van de spoorstaking van 6 en 7 januari.
Tijdens die staking was de politie met deurwaarders aanwezig. Toen de staking begon en er zowat 300 aanwezigen aan het piket waren, keken politie en deurwaarders werkloos toe. Toen de aanwezigheid beperkter was, werd wel opgetreden. Enkele weken later kreeg een militant van ACOD-Spoor een dwangsom opgelegd, met kosten erbij een boete van maar liefst 1.700 euro. Het eenzijdig verzoekschrift werd tijdens de actie niet aan de militant betekend en ook de politie vroeg geen identificatie. De syndicalist oefende het recht op collectieve actie uit, een recht dat ook het vormen van een stakerspost omvat. De deurwaarder oordeelde dat een discussie voeren met een directeur van Infrabel neerkwam op het verhinderen van de toegang.
Philippe Dubois van ACOD-Spoor in Brussel verklaarde in de media: “Dit is een aanslag op het stakingsrecht en het recht om een piket te organiseren. Het doel is om het spoorpersoneel angst aan te jagen. Dit is niet erg slim van de verantwoordelijken van Infrabel op het ogenblik dat de sociale dialoog in de groep wordt hervat. We zullen ons alleszins niet laten doen.”
Verzet tegen dit soort maatregelen is noodzakelijk. Een beroep voor de rechtbank kan nuttig zijn, maar er is meer nodig. De bonden moeten gaan voor een solidariteitsbeweging die duidelijk maakt dat we deze aanval op het recht op actievoeren niet aanvaarden. Vandaag is het tegen het spoorpersoneel, morgen volgt al de rest en voor we het goed beseffen is er geen recht op collectieve actie meer.
-
Hoe ze onze acties willen stoppen: over eenzijdige verzoekschriften, deurwaarders en propaganda
Uittreksel uit het boek ‘Het stakingsrecht verdedigen’ door Geert Cool – bestel dit boek in onze webshop
“Het hele land ligt plat, maar de regering verklaart dat dit het werk is van agitatie en oproerkraaiers in de marge van de arbeidersbeweging: “De meeste werkonderbrekingen zijn het werk van buitensporige sociale agitatie, opgestookt door oproerkraaiers in de marge van de vakbondsorganisaties, die hun laarzen lappen aan alle regels die de werkgevers en de werknemers vrijelijk zijn overeen gekomen.” (1)
Met deze woorden omschreef de regering het begin van wat de grote staking van 1960-61 zou worden. De eerste acties waren volgens de regering het werk van oproerkraaiers die amper steun kregen van hun collega’s en alleszins alle regels inzake actievoeren naast zich neerlegden. De uitspraak van de regering-Eyskens behoeft weinig aanpassingen om vandaag gerecycleerd te worden door zowat elke rechtse partij.
De erkenning van het stakingsrecht door de rechtspraak en op internationaal vlak werd afgedwongen door onze strijdbewegingen, maar dit betekent niet dat de werkgevers zich bij dit recht neerleggen. Kapitalisten zijn bijzonder flexibel, in elke omstandigheid zoeken ze methoden om hun winsten veilig te stellen en om onze strijd af te blokken. Geen enkele verworvenheid is definitief, op alle mogelijke manieren wordt geprobeerd om onze verworvenheden terug af te breken. Dit geldt ook voor het stakingsrecht. Na de erkenning van het stakingsrecht beweert bijna niemand nog dat dit verkeerd is, maar er volgt vaak een ‘maar’. ‘We zijn niet tegen het stakingsrecht, maar er zijn grenzen’, klinkt het dan. Waar die grenzen dan wel liggen, verandert naargelang wat het patronaat zich denkt te kunnen permitteren.
Een belangrijk discussiepunt vandaag heeft betrekking op de ‘feitelijkheden’ bij de uitoefening van het stakingsrecht. Er wordt opgetreden tegen stakers die de poort afsluiten, werkwilligen tegenhouden, het verkeer verstoren, … Als het van de werkgevers en hun politieke marionetten afhangt, mag staken enkel indien niemand het merkt. Zoniet wordt een “grens” overschreden en staat een legertje deurwaarders klaar met eenzijdige verzoekschriften waarin dwangsommen worden opgelegd.
Eenzijdige verzoekschriften: tegenspraak wordt niet geduld
Dat werkgevers naar de rechter stappen bij stakingsacties is een relatief nieuw fenomeen dat de afgelopen decennia opgang kende. Daarbij wordt zelden gevraagd om een staking te verbieden, wel worden maatregelen gevraagd tegen zogenaamde ‘feitelijkheden’ waardoor de werkgever zijn vrijheid van ondernemen en vrije toegang tot zijn eigendom niet kan genieten. Lees: de werkgevers willen stakersposten verbieden. Hiervoor wordt doorgaans met een eenzijdig verzoekschrift naar de rechter gestapt. Het betekent dat de vaak duur betaalde advocaten van de werkgevers een dringende procedure starten waarbij ze aangeven dat de ‘tegenpartij’ onbekend is en dus niet kan gedagvaard worden. Vandaar het “eenzijdige” karakter van de procedure, het tegenovergestelde van “tegensprekelijk” en dus met twee partijen: de eiser en de verweerder.
Dat de ‘tegenpartij’ bij overleg wel bekend is en de verantwoordelijken van een syndicale werking op een bedrijf uiteraard bij de werkgever bekend zijn, wordt onder de mat geveegd. Het doel van een ‘eenzijdige procedure’, dus zonder wederwoord van de werknemers, is evident: de rechter overtuigen zonder dat die met tegenargumenten wordt geconfronteerd.
Het doel van een eenzijdig verzoekschrift is om maatregelen te bekomen tegen stakersposten of andere acties van het personeel, denk maar aan bezettingen of in sommige gevallen zelfs de aanwezigheid in de buurt van het bedrijf. Nochtans is een stakerspost een erkend onderdeel van de uitoefening van het stakingsrecht. Zo stelde het Brusselse Hof van Beroep in 1994: “In zoverre gewag gemaakt wordt van de aanwezigheid van stakingspiketten dient overwogen dat de vorming ervan principieel de normale uitoefening van het stakingsrecht niet overschrijdt voor zover zij zich niet aan geweldpleging op personen of goederen begeven.” Dit standpunt werd meermaals bevestigd, ook door het hoogste rechtscollege, het Hof van Cassatie.
Toch trekken werkgevers, zeker sinds de acties tegen het Generatiepact in 2005, regelmatig naar de rechter waarbij ze op eenzijdig verzoekschrift uitspraken bekomen waarin de dwangsommen worden opgelegd aan stakers die de “vrije toegang” tot het bedrijf belemmeren.
Deze werkwijze wordt ook juridisch betwist. In 2012 sprak het Europees Comité voor de Sociale Rechten zich uit tegen het gebruik van eenzijdige verzoekschriften in België. Dat gebeurde na een klacht door de vakbonden. Ook in 2002 stelde hetzelfde comité in een verslag reeds dat vreedzame stakersposten deel uitmaken van het recht op collectieve actie en dat dwangsommen tegen een dergelijke stakerspost onaanvaardbaar zijn. De methode van eenzijdige verzoekschriften wordt betwist. Meer nog, de rechterlijke tussenkomst tout court wordt in vraag gesteld. Het comité stelde immers dat de rechter de proportionaliteit van de gevraagde maatregelen nagaat en daarmee de opportuniteit van de staking beoordeelt. En dat zelfs zonder de werknemers te horen!
Ook het gebruik van dwangsommen is juridisch gezien niet evident in deze context. Het gaat immers om algemene en preventieve maatregelen, waarbij diegene tegen wie de maatregel wordt genomen zich niet kan verdedigen. Twee Gentse professoren, Dirk Voorhoof en Eva Brems, spraken zich in 2012 uit tegen wat ze een “beslissing erga omnes” noemen waardoor “de rechter zich even gaat gedragen als een wetgever.” Ze bedoelen daarmee dat de beslissing van de rechter een algemene werking heeft, het legt een nieuwe regel op voor iedereen. De professoren hebben het over een “zeer omstreden vorm van rechterlijk activisme.” Ook hebben ze een probleem met het feit dat deze handelswijze “wel erg veel ruimte [laat] een gerechtsdeurwaarder om te interpreteren wat zoal als rustverstorend kan worden beschouwd”.
Zelfs over de meest gebruikte argumentatie van de werkgevers in hun verzoekschriften, het eigendomsrecht en de vrije toegang, is het Europees Comité voor de Sociale Rechten vernietigend: “Het recht op collectieve actie kan niet zomaar aan de kant geschoven worden telkens zij in strijd zou zijn met een van de rechten en vrijheden van andere personen. Dergelijke aanpak zou het recht op collectieve actie beperken tot een loutere vrijheid, en dit terwijl het moet opgevat worden als een recht. Het recht op collectieve actie is waardeloos indien het onmiddellijk zou kunnen worden geneutraliseerd door zich te beroepen op het eigendomsrecht en de vrijheid van handel en nijverheid.”
Na de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten in 2012 stelden de werkgevers dat deze beslissing “in het Belgisch recht onuitvoerbaar is”. Wat een verschil met Europese besparingsdictaten!
Er zijn niet alleen Europese uitspraken. Op 8 december 2014 bevestigde het Hof van Cassatie een uitspraak van het Antwerpse Hof van Beroep dat een eenzijdig verzoekschrift had verworpen naar aanleiding van het conflict bij Crown Cork in Deurne.
Ondanks deze juridische betwistingen gaat het gebruik van eenzijdige verzoekschriften gewoon door. Meer nog, ook overheidsbedrijven of semi-overheidsbedrijven beginnen er stelselmatig gebruik van te maken. Dat was eind 2015 onder meer het geval bij de staking van het goederenverkeer per spoor in Antwerpen, stakingen van het personeel van de NMBS of acties bij Bpost. De overheid kiest ervoor om een internationaal betwiste methode tegen stakingsacties zelf te stimuleren. Als de overheid dit kan, waarom zou gelijk welk privébedrijf het dan niet doen?
Aanleiding voor juridische betwisting: Carrefour

Deurwaarder met politie aan het piket van Carrefour in Sint-Pieters-Leeuw in 2007 De uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten kwam er na de acties tegen de herstructurering bij Carrefour in 2008. Er waren verschillende stakingsacties in vestigingen van die supermarktketen. De aanleiding was de verkoop van 16 vestigingen van Carrefour in 2007, waarbij de vestigingen werden doorverkocht aan zelfstandigen die de winkels terug openden met goedkoper en jonger personeel. In 2008 besliste Carrefour bovendien om een nieuwe vestiging te openen aan de Blauwe Toren in Brugge en dit aan de voorwaarden van het paritair comité van de kruidenierszaken in plaats van dat van de supermarkten.De directie wilde meer dan 25% besparen op personeel. Daarnaast zou er controle op de productiviteit zijn door middel van camera’s en bovendien zou er geen syndicale afvaardiging zijn.
Er waren in 2008 verschillende acties bij Carrefour en de directie probeerde overal de acties te stoppen door naar de rechter te stappen om nadien met deurwaarders en dwangsommen de stakersposten onmogelijk te maken. Tientallen vakbondsmilitanten en sympathisanten kregen bevelschriften van de deurwaarder die van de rechter de bevoegdheid kreeg om beroep te doen op de openbare macht om iedere verhindering of bemoeilijking van het betreden van de lokalen, parking,… te verbieden. Met je wagen stilvallen op de parking viel dus ook onder de bevoegdheid van deurwaarders die een dwangsom kunnen opleggen.
De directie van Carrefour gebruikte drie argumenten: (1) schending van de vrijheid van handel en nijverheid en het recht op eigendom, (2) schending van het recht op arbeid en loon van de niet-stakende arbeiders en (3) schending van het recht op arbeid van derde ondernemingen en cliënten. Daarbij werd uitdrukkelijk verwezen naar het decreet D’Allarde uit 1791 (zie hoger). Ook werd het recht op arbeid ingeroepen, waarbij Carrefour verwees naar de Grondwet waarin het algemene recht op arbeid naast onder meer het recht op een menswaardig leven in verkondigd wordt. Het recht op arbeid is in de Grondwet voldoende algemeen bepaald om te vermijden dat werklozen het kunnen inroepen om de Belgische overheid te vervolgen. Het heeft eigenlijk vooral betrekking op het recht om vrij te kiezen voor een bepaald beroep. Met het recht op arbeid tegenover het stakingsrecht heeft dit niets te maken. Overigens is het opmerkelijk dat het recht op arbeid ingeroepen werd door een bedrijf dat net een herstructurering achter de rug had waarbij honderden jobs sneuvelden. In Brussel kende de rechter de beschikking toe waarbij actievoerders een maandlang verboden werden om actie te voeren aan een vestiging van Carrefour in het gerechtelijk arrondissement Brussel. Aan de vestiging in Sint-Pieters-Leeuw werden militanten opgepakt, nadien kregen sommigen daar een combitaks voor.
Wij stelden toen in een artikel: “Het gebruik van dwangsommen bij stakingen leidde reeds meermaals tot protest. In 2002 haalde een syndicale petitie 80.000 handtekeningen op en werd onderhandeld tussen vakbonden en patronaat om een “herenakkoord” te sluiten, een niet afdwingbaar akkoord. Daarin werd door het patronaat beloofd om bij stakingen een gerechtelijke tussenkomst te vermijden. Van dit herenakkoord blijft niets meer over.
“Voor de verdediging van het stakingsrecht kunnen we niet rekenen op het gerecht, het patronaat of de traditionele politici. Terwijl we uiteraard iedere stap voor de verdediging van het stakingsrecht steunen, zal het nodig zijn om een krachtsverhouding uit te bouwen waarmee in de praktijk afgedwongen wordt dat de patroons niet langer durven over te gaan tot het gebruik van eenzijdige verzoekschriften. Dat is hoe het stakingsrecht op zich is afgedwongen en hoe het zal moeten worden verdedigd.
“Uiteraard is het belangrijk om alle werknemers te overtuigen om aan de staking deel te nemen: als er geen werkwilligen zijn, kunnen de deurwaarders zelf aan de kassa van de Carrefour gaan zitten. Daarnaast is de kracht van het aantal belangrijk: 50 of 100 mensen een bevelschrift betekenen is nog haalbaar voor een deurwaarder. Maar wat indien er 1.000 of meer militanten aan het stakingspiket staan? Dit is geen theoretische optie, een publieke oproep van de vakbonden met een algemene mobilisatie aan één vestiging van Carrefour in het Brusselse zou zeker een groot effect hebben.” (2)
We publiceerden ook een verslag vanop het piket aan Carrefour in St-Pieters-Leeuw in november 2008. Het geeft een idee van de sfeer…
“Een vijftigal vakbondsmilitanten had vanaf 5u postgevat vóór de deuren van de Carrefourvestiging. Het ging uiteraard om militanten uit de vesting zelf, en delegees uit andere Carrefourwinkels, maar ook om militanten uit supermarkten van andere ketens, en vakbondsmilitanten uit andere sectoren zoals het onderwijs, NMBS,.. die het piket ondersteunden. (…) Al vroeg patrouilleerde de winkeldirecteur, geëscorteerd door de lokale politie van Sint-Pieters-Leeuw over de parking, onder meer om een handvol werkwilligen te verzamelen dat later de winkel zou proberen binnen te gaan. Ondanks de intimidaties en dreigtelefoons waaronder het personeel de voorbije weken te lijden had, zou uiteindelijk slechts een tiental werknemers, op een totaal van 112, opdagen om te werken. Dat is mijlenver verwijderd van de 70% tot 80% werkwilligen die in de media werd geclaimd. Blijkbaar heeft de directie naast haar lacunes op het gebied van arbeidsrecht ook weinig kaas gegeten van elementaire wiskunde…
“Omstreeks 8u kwam een gerechtsdeurwaarder een vonnis op basis van een eenzijdig verzoekschrift van de directie betekenen: in mensentaal: hij kwam melden dat iedereen die de toegang tot de winkel zou verhinderen 1000 euro per klant of werkwillige die niet binnen kon gaan zou moeten betalen. De heer gerechtsdeurwaarder deed echter weinig moeite dit vonnis op voorhand duidelijk uit te leggen, maar besloot toch zeer snel de politie te vragen zeer hardhandig op te treden tegenover elke syndicalist die iets deed dat niet naar de zin van de directie was.
“Ook de auteur van dit artikel mocht de sterke arm van de wet voelen: toen de winkeldirecteur mij op zeer brutale manier probeerde omver te duwen, en ik weigerde onmiddellijk opzij te gaan, werd ik al snel opgepakt, en onmiddellijk bestuurlijk aangehouden. Nog een tiental andere militanten mocht die ochtend profiteren van de gastvrijheid van het cellenblok van de lokale politie van Sint-Pieters-Leeuw.
“Toen de deurwaarde merkte dat heel veel klanten sympathie toonden voor de stakers, en duidelijk maakten dat ze in deze omstandigheden dan maar hun boodschappen zouden gaan doen in een nabijgelegen Lidlvestiging, werd ook het uitdelen van pamfletten plots verboden. Blijkbaar zijn heel wat leden van het politiekorps van Sint-Pieters-Leeuw grote fans van Amerikaanse politieseries: met veel enthousiasme en veel spektakel kweten ze zich aan hun taak: zo sprongen drie politieagenten letterlijk op de rug van een vrouwelijke vakbondsmilitante die net een pamflet had uitgedeeld aan een voorbijganger. De militante kwam hierbij zeer hard in aanraking met het asfalt van de Carrefourparking, en werd hardhandig in een aanstormende combi geduwd.
“De gerechtsdeurwaarder genoot duidelijk van zijn functie als almachtige keizer van de Carrefourparking. Met Berlusconiaanse arrogantie en trots verkondigde hij aan elke vakbondsmilitant die hem voor de voeten liep dat hijzelf vandaag “oppermachtig was”, en hij het recht had “elke militant wiens gedrag hem niet aanstond willekeurig te laten oppakken”. Aanwezig zijn in vakbondskleuren op de parking was hiervoor al voldoende, smaalde hij zelfvoldaan. Dit alles zou ons goed kunnen doen lachen (de makers van “In de Gloria” hadden het niet beter kunnen bedenken) mocht het niet zo ernstig zijn: dit voorval toont nog aan dat eenzijdige verzoekschriften de deur openzetten naar een totaal verbod op syndicale activiteiten: zelfs een pamflet uitdelen of antwoorden op vragen van geïnteresseerde klanten was verboden.” (3)
De vakbonden stapten naar aanleiding van de gerechtelijke acties tegen de acties bij Carrefour naar de rechter en naar het Europees Comité voor Sociale Rechten. Ze kregen overal gelijk.
Bij een beslissing op eenzijdig verzoekschrift is “derdenverzet” mogelijk. Dit houdt in dat iemand die geen partij was in de oorspronkelijke procedure – bij een eenzijdig verzoekschrift is er maar één partij, de werkgever – aantoont belang te hebben bij het herroepen van de beslissing en daartoe argumenten aanbiedt. Er wordt kortom van een éénpartijdictatuur naar een tweepartijendiscussie gegaan, maar dan wel nadat de éénpartijdictatuur het eerst haalde. In de procedure voor de rechtbank van Bergen besliste de rechter dat het verzoekschrift niet kon en dat stakersposten onderdeel zijn van de normale uitoefening van het stakingsrecht. Er werd zelfs verklaard dat de procedure op eenzijdig verzoekschrift door Carrefour een inbreuk vormde op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Kortom, de procedure is niet wettelijk en heeft een dictatoriaal karakter waarmee onze mensenrechten worden ontkend.
Terughoudendheid na Carrefour van korte duur
Het feit dat de vakbonden gelijk kregen voor verschillende rechters en bovendien een vernietigende uitspraak bekwamen van het Europees Comité voor Sociale Rechten leidde tot enige terughoudendheid van de werkgevers vanaf 2009-2010. Ook bij de acties door het personeel bij ABInbev begin 2010 stelden verschillende rechtbanken van eerste aanleg en zelfs een hof van beroep uit Luik vast dat het recht op actievoeren niet zomaar kan beperkt worden, enkel indien er geweld is tegen personen of goederen is dat mogelijk. Het Luikse Hof van Beroep stelde: “Werknemers moeten druk kunnen uitoefenen om iets te krijgen wat een werkgever niet spontaan geeft.”
Er volgde een periode waarin werkgevers terughoudender waren vooraleer ze met een eenzijdig verzoekschrift naar de rechter trokken om dwangsommen te bekomen. Juridisch waren alle standpunten van de werkgevers onderuit gehaald. Maar het stakingsrecht is op zich geen juridische kwestie, het is onderdeel van een krachtsverhouding tussen arbeid en kapitaal. De opeenvolgende offensieven tegen stakingsacties namen zeker sinds het aantreden van de rechtse regering-Michel 1 steeds grotere (en wanhopiger) vormen aan. Het terrein werd voorbereid om terug te slaan.
Het initiatief kwam niet van ongeduldigde private werkgevers. Tijdens het actieplan in het najaar van 2014 waren er voor zover wij weten geen gevallen van eenzijdige verzoekschriften om stakingen te breken. Niet alleen vreesden de werkgevers dat ze geen gelijk zouden krijgen voor de rechtbank, de dynamiek van het actieplan maakte het bovendien riskant om naast het regeringsoffensief tegen de levensstandaard van de werknemers ook nog een werkgeversoffensief tegen het stakingsrecht op te starten. Het succes van het actieplan deed de regering wankelen, het aarzelen om verder te gaan zorgde ervoor dat de regering terug overeind kon kruipen.
Dat de regering daarna niet zou stoppen met de aanvallen op de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking werd al gauw duidelijk met onder meer de zogenaamde tax shift waarbij nogmaals miljarden cadeau werden gedaan aan de werkgevers. En bovendien werd een nieuwe frontale aanval op het stakingsrecht ingezet. Nu kwam het initiatief van overheidsbedrijven of semi-publieke ondernemingen. Infrabel (NMBS) en Bpost trokken naar de rechter en kregen gelijk in hun procedure op eenzijdig verzoekschrift. In Antwerpen weigerde de rechter een eenzijdig verzoekschrift van Infrabel, maar enkele dagen later hapte een collega-rechter in Brussel wel toe. Aangevuld met een media-offensief tegen stakingsacties leek de tijd rijp voor deze nieuwe aanval.
NMBS: enkel juridische strategie volstaat niet
Bij de staking van het goederenverkeer op 24 september 2015 weigerde een Antwerpse rechter om Infrabel een eenzijdig verzoekschrift met dwangsommen toe te kennen om de staking te breken. Met de regionale staking bij het spoorpersoneel in Brussel van 9 oktober 2015 werd opnieuw de rechter getrokken. Infrabel kreeg hier wel gelijk van de rechter na het indienen van een eenzijdig verzoekschrift. Toen de stakers zoals steeds bij een staking om 21u45 naar het kantoor van de signalisatie trokken om het personeel te overtuigen om het werk neer te leggen, werden ze door de directie van Infrabel bevolen om de werkplaats te verlaten en kwam een deurwaarder met de beslissing van de rechter van eerste aanleg in Brussel betekenen. In het rechterlijk bevel wordt gesproken over “tijdelijke bezetting van de sporen in de context van politieke stakingen.”
Jean-François Tamellini, federaal secretaris van het ABVV, en Philippe Van Muylder, algemeen secretaris van ABVV Brussel, waren op het piket aanwezig en kondigden aan dat het ABVV naar de rechter trok om het vonnis op eenzijdig verzoekschrift te betwisten. Het feit dat er onduidelijkheid was over het actieplan, onder meer door interne verdeeldheid onder en binnen de spoorbonden, zal de rechtse agressie tegen de arbeidsvoorwaarden en democratische stakingsrechten wellicht versterkt hebben. Dat de leiding van ACV Transcom eerder een akkoord sloot met de NMBS over de terbeschikkingstelling van personeel aan B Logistics maar dan tegen slechtere voorwaarden, was een verraad dat evenmin in onze kaart speelde.
De rechterzijde wil de NMBS breken. Het wil geprivatiseerde spoorwegen naar Brits model, wat neerkomt op slechtere dienstverlening tegen duurdere tarieven voor de gebruikers en slechtere arbeidsvoorwaarden en minder personeel. Minister Galant wil tegen 2019 663 miljoen euro besparen bij de NMBS of ongeveer 20% van de totale werkingsmiddelen. Hierdoor zou de helft van de loketbedienden verdwijnen en zouden ongeveer 2000 seingevers hun job verliezen. Op bepaalde lijnen wil de directie zelfs besparen op treinbegeleiders. Dit zal ook voor de reizigers gevolgen hebben. De besparingen en het gebrek aan investeringen de afgelopen jaren zorgden al voor problemen van gebrekkige dienstverlening met vertragingen, afgeschafte treinen en technische mankementen.
Toen de mogelijkheid van een volledige privatisering van Bpost en Proximus werd aangekondigd door Alexander De Croo was er uitdrukkelijk geen sprake van de NMBS. Dat werd uitdrukkelijk toegeschreven aan de vrees voor sociale onrust. Op dit ogenblik is de rechterzijde beducht voor de acties van het spoorpersoneel. Vandaar wellicht dat een aanval op het stakingsrecht wordt ingezet. Het doel van die aanval is niet om de reizigers een weliswaar minimale dienstverlening aan te bieden, maar om de spoorwegen volledig te privatiseren. Dan wordt de gewone dienstverlening voor de meeste reizigers sowieso herleid tot een minimaal karakter.
Het ABVV diende derdenverzet in tegen de beslissing van de Brusselse rechter naar aanleiding van de staking van 9 oktober. Maar de rechtbank van eerste aanleg besliste op 16 oktober 2015 dat de eenzijdige verzoekschriften van Infrabel terecht werden ingewilligd. De belangrijkste redenen hiervoor waren volgens de rechtbank het feit dat de maatregelen het stakingsrecht niet verhinderden, gericht waren op de veiligheid en dus een legitiem doel nastreefden. Dat de rechtbank het derdenverzet van het ABVV afwees, toont de beperkingen van een puur juridische strategie.
Rond het argument van de veiligheid reageerde een spoorman in een interview met maandblad ‘De Linkse Socialist’ (4) als volgt: “Infrabel voert een campagne om mensen af te raden over de sporen te lopen. Dat is een ernstig probleem. Maar het personeel kan niet vergeleken worden met mensen die over de sporen lopen. Wij hebben opleidingen genoten over hoe we treinen veilig kunnen laten stoppen. Sommigen van ons werken op de sporen. Alleen het personeel kan veilig op de sporen komen. Tijdens de staking in Brussel heeft Infrabel het seinhuis van Brussel-Noord laten werken met amper twee werknemers, de enige werkwilligen, terwijl er normaal gezien 13 mensen werken. Deze twee werkwilligen moesten twee opeenvolgende shifts draaien. De directie brengt op die manier de veiligheid op het spoor in het gedrang.”
Over de verdediging van het stakingsrecht merkte dezelfde syndicale militant op: “Het volstaat niet om enkel op juridisch vlak op deze aanval op het stakingsrecht te reageren. Ze willen het verzet van het spoorpersoneel breken om een strijdbaar onderdeel van de arbeidersbeweging te breken. Het doel van de rechtse regering is om de volledige arbeidersbeweging op de knieën te krijgen. De volledige vakbeweging moet reageren en overgaan tot massale stakersposten tijdens breed gedragen stakingsacties waarmee de toepassing van gerechtelijke beslissingen kan afgeblokt worden. We moeten middelen hebben om het personeel op grotere schaal te betrekken bij de stakingsacties en de piketten. Vandaag beslist de vakbondsleiding over de acties en wordt dit vervolgens gewoon meegedeeld. We moeten de collega’s organiseren, de aanvallen uitleggen en over een actieplan beslissen op een personeelsvergadering. Dan zullen de acties breder gedragen worden door het personeel en kunnen we de aanval op het stakingsrecht stoppen.”
Propaganda in de media
Stakingsacties geven vaak aanleiding tot propaganda in de media. Betogingen zijn enkel interessant indien er rellen zijn, anders is het amper aandacht waard. De sensatiejournalistiek is niet beperkt tot de zogenaamde populaire media maar is ook aanwezig in de zogenaamde kwaliteitsmedia. Soms gaan de media daar erg ver in. Zo schreef Gazet van Antwerpen over de Europese actiedag van 14 november 2011: “De FGTB heeft hier niets te zoeken,” de “Waalse stakingen” moeten stoppen aan “de grens” (bedoeld wordt de taalgrens) zodat de Vlaamse ondernemers en werknemers niet het slachtoffer worden van een “stakingsgeil” syndicaat in het zuiden van het land.
Bij stakingen van het openbaar vervoer horen we zelden iemand die de redenen voor de actie mag uitleggen. Maar een verdwaalde reiziger die ondanks de propaganda niet wist dat er staking was, moet op zo’n dag al veel doen om niet in alle kranten en televisiejournaals te geraken. Na de grote vakbondsbetoging van 6 november richtten de gevestigde media alle aandacht op de rellen, alle berichtgeving over de grootste vakbondsbetoging in bijna 30 jaar verdronk in de aandacht voor rellen.
Hoe komt dit? In 2010 verscheen het boek “Gebakken lucht” van de Britse journalist Nick Davies over de verschraling van de media. Hij stelt dat het traditionele nieuws – zowel op televisie, in geschreven media als op het internet –zich steeds meer beperkt tot het brengen van reeds voorgekauwd nieuws dat vooral spectaculair en eenvoudig moet zijn. De reden daarvoor is de wijze waarop de nieuwsindustrie de afgelopen jaren is ontwikkeld.
Nieuws brengen is big business en het moet opbrengen. De impact van de aandeelhouders van de mediabedrijven uit zich misschien niet steeds in directe bemoeienissen over de redactionele lijn, maar des te meer in het productieproces van het nieuws. Davies stelt vast dat het aantal journalisten de afgelopen jaren drastisch achteruit is gegaan. Er zijn in Groot-Brittannië meer mensen tewerk gesteld in “public relations” (47.800) dan in journalistiek (45.000). De PR-mensen maken berichten om hun bedrijf in een goed daglicht te stellen. Het gebrek aan journalisten maakt dat makkelijker. Tijd om een verhaal te controleren of zelf te maken, is er toch niet meer. Hun rol wordt ingenomen door PR-mensen, tussen ‘79 en ‘99 verelfvoudigde hun aantal bij de grote bedrijven.
Persbureaus bepalen steeds meer de agenda, maar ook daar moeten aan de lopende band verhalen worden aangeleverd. Zaken die makkelijker en sneller kunnen verkocht worden, genieten de voorkeur. Aangezien er zowel aan de mediabedrijven als aan andere bedrijven wordt verkocht, zal de berichtgeving daaraan worden aangepast. Iets als arbeidersstrijd is minder interessant dan het laatste showbizznieuws of nieuws over de aandelenkoersen.
De macht van de persbureaus is groot. Associated Press (AP) is het grootste en levert in de VS alleen aan 1700 bladen en 5000 radio en tv-zenders. Elders zijn er nog 500 tv- en radiozenders in 121 landen klant, net als zo’n 8.000 andere mediaorganen. Reuters levert aan meer dan 1.000 kranten. Resultaat: we krijgen hetzelfde nieuws in een andere vorm in alle kranten. Bij Reuters moet een verslaggever gemiddeld zo’n vijf verhalen per dag afleveren. Er wordt gejaagd op snel en makkelijk nieuws, dat verkoopt ook beter. Landen waar AP en Reuters afwezig zijn (in zowat 40% van de landen is dat het geval) zullen minder snel in het nieuws komen. Vandaar het gebrek aan aandacht voor de oorlog in Congo of de situatie in pakweg Soedan. Ook wordt minder snel ingegaan op controversiële onderwerpen en er wordt ook geen achtergrond aangeboden.
Ook op het internet rukt de verschraling op. In 2001 werd 68% van de tekst op nieuwssites letterlijk overgenomen van de persbureaus, in 2006 was dat al 85%. Op televisie moeten de items steeds korter en amusanter. Het nieuws dat de traditionele media ons voorschotelen, wordt op ernstige wijze verdraaid. Niet alleen door enkel de woordvoerders van dit systeem aan het woord te laten. Ook door hetgeen niet wordt gezegd. “Weglating is de belangrijkste bron van verdraaiing”, aldus Davies. Beide elementen gaan natuurlijk samen.
Nieuws is onderdeel van het kapitalisme waar de heersende ideologie steeds deze van de heersende klasse is. Zowel de boodschap als de structuur van de nieuwsmarkt worden bepaald door het kapitalisme. Zo is er ook hier een sterke concentratie. Davies wijst op een studie uit de VS over het aantal ondernemingen dat kranten, tijdschriften, radio, televisie en films produceren. In 1984 werd die markt gedomineerd door een 50-tal bedrijven, in 1987 waren dat er nog 26 en in 1993 20. In 2004 waren er nog vijf grote bedrijven. Het aantal personeelsleden bij de kranten daalde tussen 1990 en 2004 met 18%. De gemiddelde winstmarge van de media-ondernemingen was in 2004 20,5%.
Om te antwoorden op de macht van de nieuwsindustrie moeten we het kapitalistisch systeem van antwoord dienen en er een alternatief op formuleren. De grote bedrijven en regeringen beschikken over hun media, die bestookt worden met hun standpunten waarbij journalisten al dan niet bewust dienst doen als hun spreekbuis. De arbeiders en hun gezinnen hebben nood aan hun eigen media en moeten zich daarvoor baseren op hun eigen organisaties en betrokkenheid bij actie. Dat is waar het bij arbeidersmedia zoals deze krant om gaat: met weinig middelen een spreekbuis vormen voor de gewone werkmens en tegelijk ideeën aanbieden over hoe we stappen vooruit kunnen zetten bij de verdediging van onze belangen.
De Russische revolutionair Trotski stelde 70 jaar geleden al: “De taken van een arbeidersstaat bestaan niet uit het controleren van de publieke opinie, maar in het bevrijden ervan van het juk van het kapitaal. Dat kan enkel door de productiemiddelen – waaronder de productie van informatie – in de handen van de volledige samenleving te plaatsen.”
[divider]
Noten
- Aangehaald in Gustave Dache: ‘De opstandige en revolutionaire algemene staking van de winter van 1960/61’, uitgegeven door marxisme.be in december 2010.
- Zie: http://www.socialisme.be/nl/5000/deurwaarder
- Zie: http://www.socialisme.be/nl/4991/spl
- ‘De Linkse Socialist’ november 2015, pagina 5
-
Stakingsrecht: hoe de aanvallen stoppen?
Uittreksel uit het boek ‘Het stakingsrecht verdedigen’ door Geert Cool – bestel dit boek in onze webshop

Betoging van 7 oktober 2015 Het nieuwe offensief tegen het stakingsrecht met eenzijdige verzoekschriften, deurwaarders en zelfs discussie over rechtspersoonlijkheid voor vakbonden, komt er na het opmerkelijke actieplan van 2014 toen een nationale betoging gevolgd werd door provinciale stakingen en een nationale algemene staking. Het is geen toeval dat de regering en de werkgevers de vakbonden na zo’n beweging de vakbonden aan banden willen leggen, zo’n actieplan is wat hen betreft niet voor herhaling vatbaar. De regering wankelde even en het was niet door intern gekibbel. De werkgevers vreesden al dat alle mooie cadeaus van de nieuwe rechtse regering bedreigd waren.
De deurwaarders en dwangsommen waren nooit echt weg geweest, maar het was toch opmerkelijk dat er in de beweging van 2014 amper beroep op werd gedaan. Sommigen schrijven dit toe aan de juridische betwistingen met de procedures op derdenverzet en de uitspraak van het Europese Comité voor Sociale Rechten. Dat speelde ongetwijfeld een rol. Dat de stakingsacties tegen de regering gericht waren en dus slechts indirect tegen de werkgevers, zal bij die laatsten ook wel een rol gespeeld hebben om er zelf geen verdere provocaties bovenop te doen door deurwaarders in te zetten. Maar wat wellicht de meest doorslaggevende rol speelde, was de kracht van het actieplan.
De vakbonden verbaasden velen in dit land. Ze waren al zo goed als afgeschreven door de rechtse partijen en de werkgevers. Zelfs veel gewone werkenden verloren hun vertrouwen in de vakbonden die steeds meer gezien werden als gevestigde instellingen naast alle andere. Wat was er de afgelopen jaren nog bekomen? We kregen onder meer het Generatiepact over ons en ook het zogenaamde zachte besparingsbeleid kwam hard aan bij veel mensen. Maar op het ogenblik dat de vakbonden op een offensieve wijze ingingen tegen de rechtse regering, slaagden ze erin om enthousiasme te creëren. Dit is waar de basis op had gewacht. Doorheen het actieplan groeide de mobilisatiekracht van de vakbonden met nieuwe militanten die naar voor kwamen en andere lagen uit de bevolking die op sleeptouw genomen werden. Met de betoging van 7 oktober 2015 werd bevestigd dat de laag van actieve vakbondsleden groter is geworden. Niemand had 100.000 aanwezigen op die betoging verwacht, rechts stond al klaar met de stelling dat ‘koppen geteld’ zouden worden. Een verklaring waar later niet veel meer van werd vernomen.
Zonder het belang van de juridische strijd te ontkennen, is het vooral die actieve mobilisatie en offensieve kracht van de vakbondsbasis die er eind 2014 voor zorgde dat rechts wel in alle media probeerde om de publieke opinie te keren en tegen de stakers op te zetten, maar niet durfde over te gaan tot het inzetten van hardere middelen. De blaffende honden die in de kranten, op televisie en op de sociale media aan het werk waren, beten niet. Ze durfden niet. Pas eind 2015, nadat het gebrek aan vervolg op het actieplan ook in onze rangen voor twijfel zorgde, was die durf aanwezig. Het is niet dat er plots nieuwe argumenten waren, de basis voor de strijd tegen het stakingsrecht is nog steeds dezelfde als het decreet D’Allarde, de wet Le-Chapelier, artikel 310 van het Strafwetboek, … Sinds 1791 is de liberale argumentatie steeds dezelfde geweest!
We moeten er ook bij onderhandeling rekening mee houden dat de kracht van ons protest en onze beweging van doorslaggevend belang is. Het is op basis van strijd dat ook op andere terreinen, zoals het juridische, overwinningen werden bekomen. Nederlagen voor de arbeidersbeweging kwamen er vooral door twijfel of zelfs openlijk verraad door delen van onze eigen leidingen. Dit gebeurt natuurlijk niet altijd bewust, het hangt vaak samen met een gebrek aan duidelijke ordewoorden en het ontbreken van een alternatief.
Naar moderne vakbonden en een modern stakingsrecht?
In Knack schreef Ewald Pironet: “De bonden zijn niet mee geëvolueerd met de tijd. Hun structuren en ideeën dateren nog van de vorige eeuw. Ze hebben zich veel te lang opgeworpen als ‘de poortwachters van de sociale zekerheid’, zoals Fons Leroy dat vorig jaar formuleerde. Volgens de topman van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), zelf van socialistische snit, zitten ze nog ‘veel te veel vast in de passieve verzorgingsstaat en kijken ze te weinig naar wat er in de toekomst nodig is voor een actieve welvaartsstaat’. Je hoort de vakbonden wel over verworven rechten en loonschalen, niet over de samenleving van morgen. En ook niet over de armen in onze dorpen en steden of over de vluchtelingen die toestromen. De vakbonden zijn versteend tot een van de meest behoudsgezinde krachten van het land. Terwijl net nu een dynamische vakbond broodnodig is: een die mee helpt aan de totstandkoming van een samenleving met hoop en toekomst. Het is nog maar de vraag of zelfs een zware herfststorm de vakbonden ertoe kan bewegen om zichzelf opnieuw uit te vinden.”(1)
Deze retoriek hoor je wel meer: vakbonden zijn iets uit een lang vervlogen tijd en ze voeren bovendien acties die niet meer van deze tijd zijn, ze houden zich enkel bezig met diegenen die al een goede job hebben of enkel met de werklozen (ja, de kritieken spreken elkaar soms tegen), … Wat is modern volgens de pleitbezorgers van het huidige systeem? Het is modern dat een kleine elite aan de top van amper 1% van de bevolking evenveel rijkdom heeft als de armste helft van de wereldbevolking, het is modern dat topbankiers speculatieve spelletjes spelen en bij verlies door de overheid worden gecompenseerd, het is modern dat grote bedrijven op alle vlakken sjoemelen: van de belastingen tot de uitstoot van wagens (en dit allemaal min of meer legaal), het is modern dat de gewone werkmens zich daar allemaal bij neerlegt en zwijgt.
In de meeste Europese landen zijn de vakbondsleidingen ver meegestapt in het idee van “moderne vakbonden”, lees: vakbonden die de logica van dit systeem aanvaarden. Er wordt gesproken over medebeheer en sociaal partnerschap met als doel om de ‘noodzakelijke’ besparingen samen door te voeren. Het heeft al deze “moderne” vakbonden een fors krimpend lidmaatschap bezorgd. En experten van het IMF bevestigen dat de achteruitgang van de vakbonden de toename van sociale ongelijkheid in de hand werkt omdat de actiemogelijkheden beperkt werden. “De achteruitgang van de syndicalisatiegraad lijkt een sleutelelement te zijn van de stijging van de hoogste lonen”, schreven twee IMF-onderzoeksters in maart van dit jaar. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is de syndicalisatiegraad in de voornaamste ontwikkelde landen gedaald van 20,8 procent in 1999 naar 16,9 procent in 2013. Voor de werkgevers en neoliberale politici zijn “moderne vakbonden” machteloze lege dozen die volledig meestappen in hun beleid.
Een “modern stakingsrecht” wordt in dezelfde zin opgevat. Een kleine Nederlandse vakbond, De Unie die 50.000 leden waaronder veel hogere kaders organiseert, die aankondigde niet meer te zullen staken, werd in zowat alle media opgevoerd als voorbeeld. De voorzitter van De Unie stelde in de media: “De arbeidsmarkt verandert, daarom moeten werknemers mee veranderen. Iedereen die dat ontkent, leeft in een andere eeuw. Bij die houding past het niet om met het mes op tafel de gesprekken aan te gaan. Wij zeggen dus heel duidelijk, in 2015 gaan wij er aan de onderhandelingstafel uitkomen.” (2) Zo ziet rechts inderdaad het “moderne” stakingsrecht: het recht om niet te staken. En dit door vakbonden die niet optreden als verdedigers van de belangen van de werknemers maar als kleine aandeelhouders van de bedrijven.
Modern sedert 1940
Deze discussie is overigens helemaal niet zo ‘modern’ of nieuw als het word voorgesteld. Onderstaand citaat van Leon Trotski dateert uit 1940 en klinkt enkel op taalkundig vlak niet modern.
“Er is in de ontwikkeling, of correcter, in de ontaarding van de moderne vakbonden over de gehele wereld één gemeenschappelijk kenmerk: namelijk hun toenadering tot, en hun versmelting met, de staatsmacht. (…) Het monopoliekapitalisme berust niet op de vrije concurrentie en op het privé-initiatief, maar wel op een centraal opperbevel. De kapitalistische klieken die aan het hoofd staan van machtige trusts, van de patronale bonden, van bankconsortia enz., controleren het economische leven van op dezelfde hoogte van waarop de staatsmacht dit doet; en op ieder ogenblik nemen zij hun toevlucht tot de samenwerking met deze laatste.
“Op hun beurt kunnen de vakbonden in de belangrijkste takken van de industrie geen gebruik maken van de concurrentie tussen de verschillende industrieën om er voordeel uit te halen. Zij moeten het hoofd bieden aan een gecentraliseerde, innig met de staatsmacht verbonden tegenstander. Inzoverre zij op reformistische stellingen blijven staan, dat wil zeggen op stellingen die berusten op de aanvaarding van het privé-bezit, vloeit daar voor de vakbonden de noodzaak uit voort zich aan te passen aan de kapitalistische staat en te vechten voor de samenwerking ermee. In de ogen van de bureaucratie van de vakbeweging bestaat de meest wezenlijke taak erin de staat te bevrijden van de kapitalistische greep door zijn afhankelijkheid van de trusts te verzwakken en hem naar zich toe te trekken. (…)
“Op het eerste gezicht lijkt het gemakkelijk om uit wat hier vooraf gaat te besluiten dat de vakbonden in het imperialistische tijdperk mee ophouden vakbonden te zijn. Zij laten bijna helemaal geen plaats meer over aan de arbeidersdemocratie die in de goeie ouwe dagen (…) de inhoud zelf vormde van het innerlijke leven van de arbeidersorganisaties. Bij afwezigheid van de arbeidersdemocratie kan er geen vrije strijd zijn om invloed uit te oefenen op de leden van de vakbond.
“In het huidige tijdperk kunnen de vakbonden geen eenvoudige organen van democratie zijn zoals zij dat in het tijdperk van het concurrentiële kapitalisme waren, en kunnen zij niet langer politiek neutraal blijven, dat wil zeggen zich beperken tot de verdediging van de dagelijkse belangen van de arbeidersklasse. Zij kunnen niet langer anarchistisch zijn, dat wil zeggen de beslissende invloed van de staat in het leven van de volkeren en klassen negeren. Zij kunnen niet langer reformistisch zijn omdat de objectieve voorwaarden geen ruimte meer laten voor ernstige en duurzame hervormingen.
“De vakbonden van ons tijdperk kunnen ofwel dienen als bijkomstig instrument van het imperialistisch kapitalisme om de arbeiders ondergeschikt te maken en discipline op te leggen en de revolutie te verhinderen, ofwel integendeel, om de instrumenten te worden van de revolutionaire beweging van het proletariaat. De neutraliteit van de vakbonden behoort volledig en onherstelbaar tot het verleden en is gestorven samen met de vrije ‘democratie’ van de bourgeoisie.
“Het monopoliekapitalisme is er steeds minder toe bereid zich met de onafhankelijkheid van de vakbonden te verzoenen. Het eist van de reformistische bureaucratie en van de arbeidersaristocratie, die de kruimels van zijn banket toebedeeld krijgen, dat zij beiden in de ogen van de arbeidersklasse tot de politieke politie van het kapitaal worden omgevormd.” (3)
Overleg over stakingen – het failliet van het herenakkoord uit 2002
Eind jaren 1990 werd een actieve campagne voor het stakingsrecht gevoerd met onder een petitie. Het leidde uiteindelijk tot het zogenaamde ‘herenakkoord’ van 2002. Het was een plechtige verklaring waarin werkgevers- en werknemersorganisaties zich uitspraken voor het overlegmodel.
De werkgevers stemden ermee in dat ze “de meerwaarde van het overleg zullen beklemtonen”, “in alle omstandigheden blijk zullen geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening”, “een plechtige aanbeveling zullen richten tot hun leden om te vermijden dat juridische procedures aangewend worden voor aspecten die met een collectief conflict te maken hebben.” (4) De vakbonden verklaarden dat ze procedures voor het aanzeggen van stakingen zouden naleven, de leden zouden vragen om “elke toevlucht tot fysiek of materieel geweld te vermijden bij collectieve conflicten en om de vrijwaring van het werkinstrument te garanderen.”
Het aantal eenzijdige verzoekschriften sinds het sluiten van dit ‘herenakkoord’ geeft aan dat de werkgevers allesbehalve ‘heren’ zijn. Dat ook de regering publieke bedrijven toelaat om zich van eenzijdige verzoekschriften te bedienen, versterkt de positie van de werkgevers. Bij onderhandelingen tussen werkgevers, werknemers en regering zitten de werkgevers vandaag in een zetel. Met twee (werkgevers en regering) tegen één (vakbonden), is het gemakkelijk en kan telkens de verantwoordelijkheid doorgeschoven worden. Dit leidt tot patronale arrogantie.
Het ‘herenakkoord’ uit 2002 heeft afgedaan. Pogingen om afspraken te maken rond collectieve conflicten zijn gedoemd om te mislukken, tenzij we alles prijsgeven natuurlijk. Dan wordt een akkoord heel eenvoudig. Diegenen die vandaag het stakingsrecht in regels willen gieten, denken in de richting van de Britse antivakbondswetten (zie hoofdstuk 7). Een akkoord over het stakingsrecht kan ofwel een lege doos zijn, zoals het herenakkoord uit 2002, ofwel het einde van het stakingsrecht. Hier moeten we dus niet op rekenen.Beperkingen van overleg
Het enige wat de vakbonden volgens ACV-voorzitter Marc Leemans nog kunnen bekomen bij overleg, is “erger voorkomen.” Hij stelde: “De werkgevers zitten in een zetel en zeggen: hoever willen jullie meegaan om te vermijden dat de regering iets anders beslist? Mochten we daar niet op ingaan, dan zouden we nog het verwijt krijgen dat we onverantwoordelijk zijn, dat we de uitgestoken hand niet aannemen. We doen het dus, maar krijgen daar geen lof voor. Het enige wat we kunnen doen, is erger voorkomen. Onze invloed op de regering is bijna onbestaande.”(5)
Uit de woorden van Leemans spreekt een zekere wanhoop. Er wordt voor overleg gekozen terwijl geweten is dat dit amper iets oplevert. Maar omdat geen alternatief wordt gezien, wordt vastgeklampt aan wat was. Zelfs indien dit overleg niet langer tot verworvenheden maar tot afbraak leidt.
Leemans erkent dat de regering potdoof blijft voor de vakbondseisen. Zijn antwoord daarop? “We gaan gedurende de rest van de legislatuur in het verzet gaan en de regering dwingen om naar ons te luisteren. Hoe? Door duidelijk te maken dat de mensen wakker liggen van de gevolgen van het beleid. (…) In het najaar van 2014 hebben we verschillende stakingen gehad. De regering is daar niet voor geplooid en ze heeft het zelf over de aard van de actie gehad en niet over haar beleid. Oké, dan passen we ons aan. Als we voelen dat de vorm van de actie primeert voor de regering, dan zullen we onze vorm beter kiezen. Je moet als vakbond niet tegen de muur lopen. Want als die muur dik is, blijft hij staan en heb je hoofdpijn. Je moet intelligent omgaan met de middelen die je hebt om je doel te bereiken. En dat doel is een evenwichtig regeringsbeleid, niet de regering doen vallen.”
Van deze rechtse regering een evenwicht beleid verwachten, is een andere verwoording van de vaststelling dat de vakbondsleiding geen alternatief heeft op deze regering. Uitdrukkelijk verklaren dat het doel niet is om de regering te doen vallen, benadrukt dit nog verder. Volledig meestappen in de logica van regering en werkgevers, betekent dat de vakbonden zich beperken tot begeleiding van de sociale afbraak. Kortom, dat de vakbonden geen vakbonden meer zijn.
Zoals Trotski in 1940 al opmerkte: “De verscherping van de klassentegenstellingen in elk land en van het antagonisme tussen de naties onderling, verwekt een toestand waarin het imperialistische kapitalisme slechts een reformistische bureaucratie kan verdragen (dat wil zeggen tot op een bepaald ogenblik) wanneer deze laatste rechtstreeks als een kleine maar actieve aandeelhouder van de imperialistische ondernemingen, van hun plannen en hun programma’s, zowel in het hart van het land zelf als op wereldvlak handelt. Met het doel zijn bestaan te rekken en niets meer dan dat, moet het sociaal-reformisme in sociaal-imperialisme omgevormd worden. Omdat langs die weg in het algemeen geen uitweg meer is.” (6)
Juridische strijd voeren?
Er zijn belangrijke juridische overwinningen geboekt door de arbeidersbeweging en het is belangrijk om deze te gebruiken. Deze overwinningen werden echter niet op het juridische terrein gewonnen, maar door de krachtsverhoudingen op het terrein. Het gerecht is geen neutrale instelling, het staat niet boven de huidige samenleving.
Op juridisch en wettelijk vlak zijn alle belangrijke stappen vooruit voor ons stakingsrecht bekomen nadat strijdbewegingen plaatsvonden. De wettelijke en juridische erkenning van wat reeds afgedwongen was op straat, volgde doorgaans pas jaren later. Het stakingsrecht was reeds lange tijd afgedwongen toen na de Eerste Wereldoorlog werd beslist om de strafrechterlijke vervolging van stakers te schrappen. Dat een stakingsbeweging ook politieke doeleinden kan hebben, werd onder meer duidelijk in de stakingsbewegingen van 1932, 1936, 1950 en 1960-61. Het Hof van Cassatie bevestigde dit in 1967. We moeten dus niet verwachten dat rechtbanken een voortrekkersrol spelen om ons recht op collectieve actie te verdedigen. In het beste geval zorgen ze jaren na datum voor bevestiging van wat de arbeidersbeweging eerder op straat afdwong. We kunnen uitspraken daarna gebruiken, maar elke verworvenheid voor de arbeidersbeweging is slechts van tijdelijke aard onder het huidige systeem. De werkgevers wachten hun tijd af om terug te komen op onze verworvenheden. Dat merken we op vlak van lonen en sociale bescherming, maar dus ook inzake het recht op collectieve actie.
Na een jarenlange intensieve campagne hopen werkgevers en de patronale papegaaien/schoothondjes in de regering om stappen te zetten in de ondermijning van het recht op collectieve actie. Rechtbanken zullen uiteindelijk slechts beslissen wat de krachtsverhouding op het terrein bepaalt. Dat is de ervaring die we sinds de industrialisering met de arbeidersbeweging hebben opgedaan.
Dat het gevaarlijk is om alle vertrouwen in juridische uitspraken te stellen, werd bij de NMBS in oktober 2015 aangetoond. Het derdenverzet van de vakbonden tegen de uitspraak op eenzijdig verzoekschrift waarbij Infrabel dwangsommen bekwam tegen de Brusselse staking van 9 oktober 2015 werd door de rechtbank van eerste aanleg afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de door Infrabel gevraagde maatregelen gerechtvaardigd waren wegens de veiligheid. Dat het personeel de veiligheid garandeert, werd niet opgemerkt. Er zullen altijd wel nieuwe argumenten gevonden worden. Het is niet op dit terrein dat we onze rechten zullen afdwingen.
Zijn de vakbonden machteloos geworden?
Als we rechts mogen geloven, zijn de vakbonden ondemocratische relikwieën uit lang vervlogen tijden. Wat daarbij over het hoofd wordt gezien, is dat de vakbonden bij sociale verkiezingen meer kandidaten op de been brengen dan alle politieke partijen samen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Bij de laatste sociale verkiezingen in 2012 had het ACV 68.000 kandidaten, het ABVV 55.000 en het ACLVB 10.000. Er waren sociale verkiezingen in meer dan 6.000 bedrijven met 1,4 miljoen werkenden, enkel uit de private sector en de non-profit. In de publieke sector worden vertegenwoordigers doorgaans aangeduid. (7) Vergelijk die 130.000 kandidaten bij de sociale verkiezingen maar eens met het aantal kandidaten bij de gemeenteraadsverkiezingen. In de Vlaamse gemeenten waren er in 2012 36.611 kandidaten. N-VA bijvoorbeeld bracht 6.483 kandidaten op de been en ‘volkspartij’ CD&V 6.706.(8)
Een sociale beweging die 130.000 mensen kan motiveren om zich kandidaat te stellen bij sociale verkiezingen, is geen machteloos of ondemocratisch orgaan. De vakbonden kregen op de betoging van 6 november 2014 maar liefst 150.000 betogers op straat, een jaar later waren dat er op 7 oktober 2015 opnieuw 100.000. Op een familiedag van N-VA zijn er enkele duizenden aanwezig, in Boom waren dat er in 2015 4.000. De N-VA telt ondertussen meer dan 40.000 leden, de twee grote vakbonden hebben elk meer dan een miljoen leden.
Potentieel zijn de vakbonden reusachtige krachten. De enige manier waarop de werkgevers deze reus klein kunnen krijgen, is door hem in slaap te wiegen of te houden.Stakingsrecht in de praktijk afdwingen
De beste manier om onze rechten af te dwingen, is door ervoor te strijden. Door onze strijd te organiseren, kunnen we vooruitgang bekomen.
In een pamflet op de Luikse regionale staking van 19 oktober 2015 schreven we:
“Het Waalse ABVV pleit al sinds het voorjaar voor een actieplan naar het model van dat eind 2014. De top van het ACV weigert iets te doen en geeft de voorkeur aan zogenaamde onderhandelingen waarmee we steeds verder stappen achteruit zetten, denk maar aan het loonakkoord van februari. We hebben niets gewonnen. Het Vlaamse ABVV durft niet in actie te gaan omdat het ACV langs Nederlandstalige kant sterker staat. Het Waalse ABVV heeft tenminste de verdienste dat het voor een actieplan opkomt en in Luik een open brief verspreidde naar de militanten en leden van het ACV waarin voor een gemeenschappelijk front van onderuit werd opgeroepen.
“Om ervoor te zorgen dat er effectief een actieplan komt, moeten we algemene vergaderingen organiseren, zowel op interprofessioneel vlak als op de werkplaatsen. Deze vergaderingen moeten open zijn voor iedereen en bespreken hoe het verder moet nu de onderhandelingen niets opleveren. Ze moeten een actieplan van de basis uitwerken om onze krachten te verenigen. Dat gebeurt momenteel niet door het Waalse ABVV. Dit geeft een argument aan de leiding van het ACV die ermee wegkomt als ze zegt: ‘Ja, maar let op want het ABVV luistert niet naar de basis.’ Het geeft ook een argument aan die ABVV-centrales in Vlaanderen die niets willen doenen en het verzwakt diegenen die er wel voor willen gaan.
“De wijze waarop het verzet bij het spoor wordt georganiseerd is er een voorbeeld van. Sinds lange tijd dringen strijdbare militanten er bij de leiding op aan om de strijd tegen de liberalisering van het goederenverkeer en binnenkort ook het personenverkeer ernstig te organiseren. Er wordt al lang gepleit voor een eenheid van de verschillende sectoren die door liberalisering bedreigd worden, zoals de havens, de luchthavens en het spoor. En wat gebeurt er bij de NMBS? Er wordt door de leiding van bovenaf een staking uitgeroepen, zelfs een 48-urenstaking. Maar zou het niet beter geweest zijn om eerst personeelsvergaderingen te organiseren en daar formeel over de staking te stemmen?
“Voor de leiding van het ACV is het altijd te vroeg. Maar door zo te handelen, kan de ACV-leiding een zekere ingang vinden onder collega’s. Het patronaat gebruikt vervolgens de ‘syndicale verdeeldheid’ om voor het eerst naar de rechter te stappen om een spoorstaking te breken. De inzet is nochtans groot. De NMBS wil 663 miljoen euro besparen tegen 2019, dat is ongeveer 20% van de totale werkingsmiddelen. Het wettelijke kader voorziet 38.000 personeelsleden, terwijl dat er nu maar ongeveer 34.000 zijn en dat aantal blijft afnemen. Het personeelsstatuut is bedreigd en ook het stakingsrecht ligt onder vuur.
“Met al die maatregelen zou het logisch zijn dat we iedereen bijeenbrengen om een verzet te organiseren dat aangepast is aan de ernst van de aanval.
“De bereidheid tot strijd is nog altijd aanwezig. Maar daarvoor zullen we een vakbondsleiding nodig hebben die de strijd ernstig neemt en deze op een aangepaste wijze organiseert. Zoniet dreigen we met onze kop tegen de muur te lopen en grote nederlagen te lijden. We hopen dat we dan niet te horen krijgen dat het ‘onze fout niet is, het was de basis die niet wilde volgen.’
“Een zaak is duidelijk: de militanten aan de basis en de delegees moeten in hun rangen orde op zaken stellen en ervoor zorgen dat er bij de sociale verkiezingen strijdbare militanten verkozen worden, militanten voor wie het belang van de werkenden centraal staat en die ook tegen hun vakbondssecretaris durven zeggen waar het op staat.” (9)
[divider]
Noten
- http://www.knack.be/nieuws/belgie/de-vakbonden-zijn-een-van-de-meest-behoudsgezinde-krachten-van-het-land/article-opinion-620823.html
- http://www.hln.be/hln/nl/960/Buitenland/article/detail/2179075/2015/01/12/Nederlandse-vakbond-gaat-nooit-meer-staken-Het-levert-toch-niks-op.dhtml
- “De vakbonden in het tijdperk van imperialistische ontaarding”. Zie: http://www.marxisme.be/n/1940/12/de-vakbonden-in-het-tijdperk-van-de-imperialistische-ontaarding/
- http://www.socialedialoog.be/images/stories/herenakkoord.pdf
- “We zitten terug in de tijd van Daens”, De Standaard 31 oktober 2015
- Trotski: “De vakbonden in het tijdperk van imperialistische ontaarding”. Zie: http://www.marxisme.be/n/1940/12/de-vakbonden-in-het-tijdperk-van-de-imperialistische-ontaarding/
- Zie: http://www.socialisme.be/nl/4292/kies
- http://www.vlaanderenkiest.be/sites/default/files/KABINET_Pers120918%20Bijlage%20PB%20kandidatenlijsten.pdf
- http://www.socialisme.be/nl/25710/na-de-betoging-van-de-100-000-op-7-oktober-samen-kunnen-we-winnen
-
Het stakingsrecht is afgedwongen door strijd
Uittreksel uit het boek ‘Het stakingsrecht verdedigen’ door Geert Cool – bestel dit boek in onze webshop
Hoe collectieve acties werden verboden – met dezelfde argumenten als de liberalen vandaag
Het is op basis van arbeidersstrijd dat het stakingsrecht werd afgedwongen. Bij de opkomst van het industriële kapitalisme werd alles eraan gedaan om de organisatie van arbeiders te verbieden. De vrijheid van ondernemen werd centraal gesteld en stond tegenover het recht van de arbeiders om zich te organiseren.De industriële revolutie zorgt ervoor dat de burgerij de touwtjes in handen neemt, maar daarbij bleven wel de repressieve instrumenten behouden om deze te kunnen inzetten tegen de arbeiders. Zo maakte de burgerij veelvuldig gebruik van de zogenaamde ‘Wet Le Chapelier’, een wet die er aanvankelijk op gericht was om collectieve afspraken bij contracten te vermijden, maar die al snel gebruikt werd om collectief overleg van arbeiders te verbieden. De wet Le Chapelier uit 1791 stelde dat iedere samenscholing van arbeiders was verboden omdat dit inging tegen de “vrije uitoefening van nijverheid en arbeid”. Eind 19de eeuw werd de wet Le Chapelier geïntegreerd in artikel 310 van het Strafwetboek.
Letterlijk: de wet Le Chapelier (14-17 juni 1791)
Artikel 4. Indien, tegen alle principes van de vrijheid en van de grondwet in, burgers behorend tot dezelfde beroepen, ambachten of stielen, onderling overleg plegen of onderling overeenkomsten zouden afsluiten, die er zouden op gericht zijn slechts tegen een welbepaalde prijs in hun beroepssector mee te werken, dan zullen deze overeenkomsten en dit overleg, al dan niet onder ede aangegaan, als ongrondwettelijk verklaard worden, als een aanslag op de vrijheid en op de verklaring van de rechten van de mens, en derhalve zullen zij van geen enkele waarde zijn.
Artikel 8. Alle samenscholingen van ambachtslui, arbeiders, gezellen, dagloners of die op hun aansporing zijn tot stand gekomen tegen de vrije uitoefening van de nijverheid en de arbeid door om het even welke persoon,… zullen beschouwd worden als oproerige samenscholingen en als dusdanig uiteengedreven worden door de openbare macht…
Deze wet werd gebruikt om gezamenlijk overleg onder arbeiders te vervolgen. Tussen 1830 en 1866 werden in België op deze basis 1.611 arbeiders vervolgd, waarvan er 946 een gevangenisstraf kregen, 144 een geldboete en 521 werden vrijgesproken. In de zogenaamde werkrechtersraden (voorloper van de arbeidsrechtbanken) zetelden enkel patronale vertegenwoordigers. Tenslotte was er ook een werkmansboekje dat verplicht was. Dit was een boekje dat de werknemer bij het indiensttreden aan de werkgever moest overhandigen zodat deze hierin nota’s kon maken. Na het einde van de tewerkstelling werd het (meestal) teruggegeven, alleszins was het nodig om een nieuwe job te kunnen beginnen. Met opmerkingen over het ‘subversief’ karakter van een werknemer in het werkmansboekje, waren de kansen op een nieuwe job natuurlijk uitermate beperkt.
De repressie tegenover de arbeidersbeweging is maar één element dat verklaart waarom er nog amper sprake is van arbeidersorganisaties op dit ogenblik. Het belangrijkste element is echter dat de enorme woede onder de arbeiders nog niet duidelijk gekanaliseerd wordt, bij gebrek aan een visie op de rol van een organisatie en de kracht van een georganiseerde beweging. De arbeidersklasse was dan wel een ‘klasse an sich’ (een groep mensen die omwille van haar plaats in het productieproces een specifieke maatschappelijke klasse vormt), maar nog geen ‘klasse für sich’ (een klasse die zich bewust is van haar maatschappelijke positie en van daaruit gezamenlijk in actie kan komen). Dit maakte het voor de burgerij gemakkelijker om arbeidersprotest neer te slaan, of te kanaliseren voor eigen doeleinden. Dat was bijvoorbeeld het geval met de Belgische revolutie van 1830.
Bij de opkomst van het kapitalistische productiesysteem werd geprobeerd iedere vorm van arbeidersorganisatie tegen te gaan. Zolang de arbeiders individueel konden worden aangepakt, was het mogelijk om de arbeiders tegen elkaar op te zetten om hen zo tot lagere lonen te dwingen. Dat werd natuurlijk versterkt door het feit dat de werkplaatsen in de 19e eeuw nog relatief klein waren, waardoor het moeilijker was om arbeiders te organiseren. Toch waren er eerste kleine initiatieven die op het einde van de 19e eeuw leidden tot de vorming van een massa-partij, de BWP, en een samensmelting van verschillende vakbonden in de Syndicale commissie van de BWP. Andere vakbonden bleven daarbuiten omdat ze katholiek waren.
In de praktijk dwongen die vakbonden en politieke organisatie van de arbeiders hun recht af om collectief actie te voeren. Ze organiseerden betogingen en meetings, ondanks het feit dat dit veelal verboden werd. Hun antwoord op dat verbod was de kracht van het aantal, de massale impact van de acties zorgde ervoor dat een verbod in de praktijk onmogelijk werd.
De organisatie en eenmaking van de vakbeweging werd versterkt door het offensieve optreden van het patronaat tegen stakingen. Zo was er bij een staking in de textiel in Verviers in 1906 een complete lock-out, de patroons sloten hun bedrijven omdat er gestaakt werd zodat iedereen werd ontslagen. 153 van de 154 textielbedrijven sloten de deuren en 20.000 arbeiders werden werkloos. Hetzelfde gebeurde bij een staking van de Antwerpse dokwerkers in 1907, toen 10.000 arbeiders protesteerden tegen een lock-out en staakten van juni tot september 1907.
Het patronale offensief versterkte de eenmaking van de vakbonden. In 1914, vlak voor WO1, had de Syndicale Commissie ongeveer 130.000 leden en meer dan 100 vrijgestelden.
Hoe het stakingsrecht afgedwongen werd – door strijd en revolutie
Het is pas na WO1 dat het stakingsrecht en vakbondsrecht werden erkend in België. Dit was natuurlijk tegen de achtergrond van de bewegingen na de oorlog, waarvan de Russische Revolutie één van de hoogtepunten was. Overal in Europa waren er bewegingen en in verschillende landen kwamen de arbeiders in opstand. De burgerij had schrik voor de kracht van de georganiseerde arbeidersbeweging en moest toegevingen doen.
Dat gebeurde onder meer door de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht (voor mannen), maar ook door de vakbondsvrijheid te erkennen. In 1921 kwam er een wet die de “vrijheid van vereniging” waarborgde: “Niemand kan gedwongen worden van een vereniging deel uit te maken of daarvan niet deel uit te maken.” Hierdoor werd het recht erkend om zelf te beslissen over lidmaatschap van een vakbond. Tegelijk werd een anti-stakingswet afgeschaft (het zogenaamde artikel 310 van het strafwetboek waardoor samenscholingen op het bedrijf niet mochten). Er kwam geen wetgeving om het stakingsrecht te organiseren omdat dit nu eenmaal moeilijk kan. Hoe kan de arbeidersbeweging beroep doen op het burgerlijke recht om collectieve acties te organiseren die ingaan tegen de logica van het kapitalistisch systeem dat aan de basis ligt van dat burgerlijk recht? Het enige wat gebeurde, was dat repressieve maatregelen tegenover stakingen en arbeidersorganisaties werden afgeschaft.
Na de oorlog waren er een reeks stakingsacties, o.a. in de metaalsector en onder de mijnwerkers in Wallonië of onder de havenarbeiders in Antwerpen. De acties waren gericht op het verkrijgen van een 8-urendag, loonsverhogingen, erkenning van de vakbonden, … De Belgische Werklieden Partij (BWP) verklaarde zich voorstander van onderhandelingen tussen vakbonden en patronaat en probeerde dit vanuit de regering te steunen. De angst voor een al te radicale beweging van arbeidersprotest leidde tot toegevingen. Zo kwam er in 1919 algemeen enkelvoudig stemrecht en kwam ook de 8-urenwerkdag tot stand (ook al duurde het tot 1928 vooraleer deze overal werd toegepast).
Dat was niet omdat de burgerij plots meende dat het wel nuttig zou zijn als de arbeiders minder lang zouden werken en zich bovendien zouden mogen organiseren, maar wel omdat de arbeidersklasse in een sterke krachtsverhouding stond tegenover de burgerij waardoor deze wel toegevingen moest doen om haar eigen positie te vrijwaren.
De Russische ervaring gecombineerd met slechte sociale omstandigheden in België, versterkten de linkse kritiek op het regeringsbeleid van onder meer de BWP. Ook binnen de BWP nam de spanning toe, wat uiteindelijk leidde tot een afsplitsing van een linkerzijde onder leiding van Jacquemotte, verantwoordelijke voor de bediendenbond in Brussel. Samen met een groep jongeren rond War Van Overstraeten (die uit de Socialistische Jonge Wacht kwam), vormde de groep van Jacquemotte in 1921 de Communistische Partij van België (KPB).
Opstandige stakingsbewegingen in 1932 en 1936
Pas in 1921 voelde de burgerij zich zelfzeker genoeg om de BWP uit de regering te verstoten en om een conservatief beleid te voeren. Dit gebeurde met de katholiek-liberale regering Theunis (1921-25). Dit had ademruimte kunnen geven aan de BWP om een consequente oppositie te voeren en te herstellen van het licht electoraal verlies in 1921. De oppositie bleek echter bijzonder zwak te zijn. De partij slaagde er zelfs in om geen steun te verlenen aan een staking in het staalbedrijf Ougrée-Marihaye in Seraing (najaar 1921). Ook de metaalbond weigerde deze staking te steunen, waarop de arbeiders op zichzelf aangewezen waren voor hun staking. Onder leiding van Julien Lahaut werd de staking verder gezet, waarop Lahaut uit de BWP werd gezet. De metaalbond verloor op het bedrijf duizenden leden en viel van 4.491 leden terug op 895. Lahaut, en met hem heel wat metaalarbeiders, vervoegde de communisten.
Het gebrek aan alternatief op het conservatieve beleid speelde de BWP maar ook de Syndicale Commissie parten. De vakbond werd meer opgenomen in het staatsapparaat, onder meer door het verantwoordelijk maken van de vakbonden voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. Ook de coöperatieves stapten mee in de logica van het kapitalisme. Zo kocht de Bank van de Arbeid onder leiding van Anseele een katoenplantage in Congo.
Het ongenoegen van bredere lagen van de bevolking moest tot uitdrukking komen. Vanuit de BWP werd het verzet niet georganiseerd, zelfs niet gestimuleerd. Dat ondervonden de mijnwerkers in de Borinage die in 1932 een heroïsche staking organiseerden. De staking werd gesteund door de KPB en door de Socialistische Jonge Wacht (SJW, jongerenorganisatie van de BWP) maar tegengewerkt door de BWP. Op 4 juli 1932 betoogden 30.000 mijnwerkers in Brussel en nog eens 70.000 in Mons. De arbeiders controleerden een groot deel van Henegouwen waarbij ze zelf de touwtjes in handen namen. Zelfs het verkeer werd geregeld door arbeiders. Tegenover die dreigende arbeidersopstand, kondigde de regering een staat van beleg af met zware repressie. De volledige KPB-leiding werd bijvoorbeeld opgepakt. Onder druk van de basis, en vooral om een mogelijke uitbreiding te vermijden, zag de BWP zich gedwongen om op 12 juli 1932 de staking officieel te gaan steunen. Dit kon niet verhinderen dat op 16 juli 10.000 Kempische mijnwerkers eveneens in staking gingen als ondersteuning voor de kameraden uit de Borinage. De staking was erg radicaal en had een grote omvang, maar bij gebrek aan perspectief bloedde de staking in september 1932 toch dood. Eerdere voorstellen van de vakbondsleiding om het werk te hervatten, werden resoluut afgewezen door de arbeiders. Uiteindelijk werd een magere loonsverhoging van 1% afgedwongen.
De sociaaldemocratie had bij gebrek aan een antwoord op de economische crisis heel wat pluimen verloren. Uiteindelijk werd een mogelijk alternatief gevonden in het Keynesianisme. Dat is een economische leer die vertrekt vanuit het idee dat door overheidsinitiatieven op het vlak van infrastructuurwerken (aanleggen van wegen, bouwen van huizen,…) en de daarmee samen horende stijging van de koopkracht, de economie uiteindelijk terug kan aangezwengeld worden. Deze economische leer wil bovendien goedkope leningen bevorderen zodat ook op die basis een economische aanzwengeling mogelijk is. Door het versterken van de vraag, of toch van de potentiële vraag, wordt ervan uitgegaan dat een periode van economische crisis kan overbrugd worden. Er wordt met andere woorden vertrokken van het idee dat crisis ontstaat door een tijdelijk onevenwicht tussen consumptie en productie. Door de consumptie aan te wakkeren, zou dat onevenwicht verdwijnen.
Deze opvattingen vormden de basis voor het Plan van de Arbeid dat werd opgesteld door Hendrik De Man en al snel werd omgedoopt tot het Plan De Man. Dit plan werd op het kerstcongres van de BWP in 1933 enthousiast aangenomen door de partij en het leidde tot een massale campagne rond het plan met meetings, pamfletten, affiches, toneelopvoeringen,… De propagandacampagne rond het Plan De Man werd in 1934 doorkruist door het faillissement van de Bank van de Arbeid, de coöperatieve bank van de socialistische beweging. De bank was niet opgewassen tegen de economische crisis en moest de prijs betalen voor een aantal roekeloze investeringen.
Het Plan De Man werd uiteindelijk quasi volledig afgevoerd toen de BWP in 1935 toetrad tot een regering van nationale eenheid onder leiding van Van Zeeland, waarbij het regeringsprogramma niet gebaseerd was op het Plan. De BWP en De Man raakten steeds meer onder de invloed van autoritaire ideeën. In 1937 had De Man het over de nood aan een “socialisme national” en werd hij een vertrouwenspersoon van koning Leopold III, die in De Man een bondgenoot vond om een autoritair regime rond de koning te verdedigen.
Bij de verkiezingen van 1936 verloren alle traditionele partijen, waaronder ook de BWP. Samen verloren de drie grote partijen 17%, de BWP nam daar 5% van voor haar rekening. Bij deze verkiezingen was er een sterke vooruitgang van de KPB ter linkerzijde en van Rex en het VNV ter rechterzijde.
De verkiezingen van 1936 zorgden voor heel wat spanningen. In Antwerpen werden twee socialistische propagandisten tijdens een plaktocht vermoord door fascisten. Dit leidde tot een staking van de dokwerkers gedurende 24 uur op de dag van de begrafenis. Een week later gingen de dokwerkers opnieuw in staking, ditmaal rond economische eisen. De oproep werd ook gevolgd door de diamantbewerkers en sloeg zelfs over naar Luik. Daar was er onder meer een bedrijfsbezetting bij FN in Herstal, de eerste grote bedrijfsbezetting in de syndicale geschiedenis. De stakingsacties stuitten op repressie, wat de acties enkel verder deden uitbreiden. Ondanks oproepen van de socialisten en de christendemocraten om de kalmte te bewaren, kwam het tot een algemene staking.
De staking bleek een succes te zijn. In sectoren waar gevaarlijke of zware arbeid werd geleverd, kwam er een arbeidsduurvermindering tot 40 uur per week. De lonen stegen met 7% à 8%. Er kwam een minimumloon. Voor het eerst kwam er betaalde vakantie waardoor ook de arbeiders voor het eerst recht hadden op verlof.
Na Wereldoorlog Twee: internationale erkenning van het stakingsrecht
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren stakingsacties in ons land verboden, wat overigens niet kon verhinderen dat er wel acties waren. Zo waren er in de bedrijven acties tegen het gebrek aan voedsel en de schaarste in het algemeen. In mei 1941 staakten 70.000 Luikse arbeiders die hiermee een loonsverhoging van 8% afdwongen. In november 1942 werd in Luik gestaakt tegen deportaties, in februari 1943 waren er 10.000 stakers in Charleroi tegen de deportatie van 800 arbeiders. De acties waren spontaan, het waren vooral strijdbare delegees en arbeiders die het voortouw namen en zelfstandig optraden.
Na de Tweede Wereldoorlog volgden nieuwe toegevingen aan de arbeidersbeweging, onder meer door de druk van het gevaar van revolutie van onderuit. De communistische partij KPB werd in de regering opgenomen, met onder meer de voorzitter van het Onafhankelijkheidsfront Fernand Demany als minister. De KPB dacht via regeringsdeelname stabiliteit in België te bekomen. Er kwamen sociale toegevingen, onder meer met het Sociaal Pact dat omgezet werd in de Besluitwet op de Sociale Zekerheid (28 december 1944), waarin de basis werd gelegd voor het stelsel van sociale zekerheid zoals we dat nog steeds kennen.
Het stakingsrecht werd uitdrukkelijk erkend in internationale verdragen, maar ook in rechtspraak. Het Hof van Cassatie stelde op 23 november 1967 dat een staking geen verbreking van de arbeidsovereenkomst tot gevolg heeft, maar enkel de schorsing ervan. Dat is een technische formule die neerkomt op de erkenning van het stakingsrecht, ook bij een uitdrukkelijk politieke staking zoals die van 1960-61 waar de uitspraak van het Hof van Cassatie betrekking op had. Er werd vastgesteld dat een stakende werknemer het werk niet neerlegt om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De uitspraak van Cassatie weerhield rechters er niet van om in de jaren 1970 nog ontslagen van strijdbare delegees met dat contractuele argument goed te keuren. Dit gebeurde niet toevallig op een ogenblik van voornamelijk spontane stakingen die niet door de vakbondsleiding gesteund werden.
Naar aanleiding van een staking in de Antwerpse petroleumsector in 1976 tegen het ontslag van Miel De Bruyne, een strijdbare delegee, stelde het Hof van Cassatie dat een staking op zich geen onrechtmatige daad kan zijn. Het hoogste rechtscollege wees op de impliciete erkenning van het stakingsrecht in de Wet Prestaties Algemeen Belang in Vredestijd. Deze wet regelt de vitale werkzaamheden op een ogenblik van een collectief conflict, denk maar aan de opvorderingen van personeel in de ziekenhuizen om dringende gezondheidszorg te garanderen of personeel dat nodig is om de veiligheid te garanderen. Ook de Arbeidsovereenkomstenwet bevatte reeds een impliciete erkenning van het stakingsrecht in het verbod om een werknemer te vervangen op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst geschorst is door een staking.
Internationaal werd het stakingsrecht meermaals impliciet en expliciet erkend. Artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) uit 1950 stelde: “Eenieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.” In de zaak Enerji Yapi Yol Sen erkende het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in 2009 dat de rechten in dit artikel 11 van het EVRM ook het stakingsmiddel omvatten. Artikel 6.4 van het Europees Sociaal Handvest uit 1961 – maar in ons land pas geratificeerd in 1990, besparingsverdragen worden doorgaans een pak sneller in nationale wetgeving omgezet – erkent het recht van werknemers en werkgevers om collectief op te treden bij een belangengeschil.
De erkenning van het stakingsrecht deed de aandacht van de werkgevers verschuiven naar de “begeleidende omstandigheden”, feitelijkheden zoals het opzetten van een stakerspost of een wegblokkade die plots los gezien werden van het stakingsrecht op zich. Er waren uitspraken waarin onder meer stakersposten of piketten werden erkend als onderdeel van het stakingsrecht. Dit gebeurde onder meer door Cassatie in 1997 en het Hof van Beroep in Antwerpen in 2004. Op internationaal vlak erkende het Europees Hof van Justitie dat een wegblokkade waarbij het verkeer wordt tegengehouden onderdeel kan zijn van het recht op collectieve actie (Schmidberger arrest van 2003 over een actie op de Oostenrijkse Brennerpas).Krachtsverhoudingen bepalend
Op basis van strijd en een krachtsverhouding is het recht op collectieve actie, waaronder het stakingsrecht, afgedwongen. De belangrijkste stappen vooruit kwamen er op ogenblikken dat de burgerij bang was voor opstandige bewegingen van de arbeidersklasse, onder meer na beide Wereldoorlogen. De gerechtelijke erkenning van het stakingsrecht volgde nadien, maar was net zoals de internationale regelgeving nooit van doorslaggevend belang voor de praktijk van een erkenning van het stakingsrecht. Nog voor er sprake was van Europese regels of van een technische erkenning van het stakingsrecht door het Hof van Cassatie, was dit recht in de praktijk afgedwongen.
Doorheen het beperkte historische overzicht hierboven werd duidelijk dat de rechtbanken en -hoven net zomin als de internationale instellingen bepalend waren voor het bekomen van het stakingsrecht. Bij het verdedigen van dit recht moeten we daar rekening mee houden. Een inzicht in hoe onze rechten afgedwongen zijn, versterkt ons in de verdediging ervan nu deze onder vuur liggen.
Als de rechterzijde vandaag tot een offensief tegen het stakingsrecht overgaat, heeft dit veel te maken met de defensieve positie waar de arbeidersbeweging de afgelopen decennia inzat. Het verdwijnen van de stalinistische karikaturen van socialisme in het Oostblok maakte een einde aan wat gezien werd als een ‘reëel bestaand alternatief’. Neoliberale ideologen grepen het aan om het ‘einde van de geschiedenis’ uit te roepen, het kapitalisme had overwonnen. De werkgevers zagen een kans om geruggesteund door het ideologische offensief hun agenda sterker op te leggen. De leiding van de arbeidersbeweging wankelde, een deel ging bijzonder ver in het aanvaarden van de logica van het kapitalisme.
Zeker waar de arbeidersbeweging harde nederlagen leed, zoals met de Britse mijnwerkersstaking onder Thatcher in de jaren 1980, werd ook het recht op actievoeren hard aan banden gelegd. Bij ons werden stappen in die richting gezet, onder meer met GAS-boetes waarmee vreedzame acties ontmoedigd en bestraft worden of met allerhande regels voor het erkennen van betogingen. Naar aanleiding van de vervolging van activisten die protesteerden tegen genetisch gemodificeerde organismen, de aardappelactivisten die een GGO-veld bestormd hadden, stelden enkele progressieve professoren in een opiniestuk: “De ruimte om actie te voeren staat onder druk. Denk aan de GAS-boetes waarmee steeds vaker vreedzame acties worden ontmoedigd en bestraft. Nochtans is actievoeren een cruciaal middel in het arsenaal van sociale bewegingen om onze democratie te blijven voeden en verdiepen. De ‘normale’ politieke en juridische kanalen volstaan vaak niet om sociale verandering te stimuleren. Ook al zijn fundamentele rechten als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering in onze grondwet ingeschreven, niet alle stemmen wegen even zwaar door. Veel van de sociale verworvenheden die we vandaag vanzelfsprekend vinden, hebben we te danken aan de acties en de ongehoorzaamheid van mensen die zich verenigden om die veranderingen af te dwingen. Of waren de mensen die staakten en op straat kwamen voor algemeen stemrecht ook lid van een criminele bende?” (De Standaard 2 juni 2014).
De erkenning van het stakingsrecht is geen morele kwestie, het is het resultaat van een krachtsverhouding waarbij de arbeidersbeweging rechten afdwingt op basis van zijn aantal en zijn organisatiegraad.
-
Verdedig het stakingsrecht!
De afgelopen weken lag het stakingsrecht onder vuur. Stakende werknemers van de NMBS werden met dwangsommen afgedreigd. In Luik werd een wegblokkade aangegrepen om betogende militanten ervan te beschuldigen dat ze bloed aan hun handen hadden. Die beschuldigingen kwamen van diegenen die verantwoordelijk zijn voor besparingen op gezondheidszorg. Het pleidooi voor minimale dienstverlening en voor het aan banden leggen van de vakbonden kende opnieuw hoogdagen. Tijd voor een reactie.Dossier door Geert Cool uit maandblad ‘De Linkse Socialist’
Rechtse regering wil protest de mond snoeren
De discussie over het stakingsrecht komt er niet toevallig nu. Tijdens het actieplan van de vakbonden eind 2014 werd de kracht van de arbeidersbeweging getoond. De regering wankelde even, de publieke opinie ging een heel eind met de stakers mee en dit ondanks de wanhopige mediapropaganda van allerhande liberalen. Het feit dat er na het actieplan geen vervolg kwam, zorgde voor wat verwarring en twijfel op de werkvloer. Het gebrek aan een nieuw duidelijk actieplan, de verdeeldheid tussen en binnen de vakbonden en de afwezigheid van een politiek alternatief om de rechtse regering te vervangen, werden aangegrepen om de krachtsverhouding te doen kantelen. De regering kon zich herstellen en wil een actieplan zoals eind 2014 geen tweede keer meemaken. Wie weet zou een nieuw actieplan een einde maken aan deze regering van rijken.
Niet dat de regering na de acties geplooid is. Na de eerste aanvallen op onze levensstandaard volgden er gewoon nieuwe, denk maar aan de taxshift of de Turteltaks. Deze rechtse regering zal niet stoppen, ze zal steeds dieper in onze portemonnee zitten. Nu al wordt de indexering van de kinderbijslag in vraag gesteld – een opstap naar een algemene tweede indexsprong? En dat terwijl de rijksten steeds rijker worden. Deze regering rijdt voor de rijken en voert een strijd tegen onze levensstandaard.
In die strijd wil de regering liefst zo weinig mogelijk tegenkanting. Vergelijk het met een bokswedstrijd waarbij een bokser harde klappen uitdeelt, maar tegelijk als scheidsrechter kan opleggen hoe de andere bokser mag terugslaan. Uiteraard zal die opleggen dat de andere helemaal niet mag terugslaan. Liefst zou hij die andere bokser de handen op de rug binden. Dat is hoe de rechterzijde de klassenstrijd in ons land wil voeren. Dat is waarom het stakingsrecht onder vuur ligt.
Hebben onze acties dan niets uitgehaald?
Ook ACV-voorzitter Marc Leemans merkt op dat de regering niet luistert. Hij trekt daar de conclusie uit dat we over onze actiemethoden moeten nadenken en ‘creatiever’ moeten zijn, bijvoorbeeld met ludieke acties. Maar als de regering niet luistert naar massale stakingen, zal ze dan wel luisteren als we een ludieke actie voeren? Leemans brengt geen alternatief naar voor en zegt nu zelf dat we deze regering maar moeten uitzitten. Moeten we ons dan echt nog jaren laten kaalplukken?
Het klopt niet dat onze acties niets uithaalden. De grote betoging en de regionale en nationale stakingen van eind 2014 zorgden ervoor dat de regering even in de touwen lag, en niet door intern gekibbel. Deze acties overtuigden brede lagen van de bevolking. Het effect ervan zagen we nogmaals op 7 oktober toen tegen alle verwachtingen in 100.000 mensen naar de vakbondsbetoging in Brussel kwamen.
Onze actiemethoden aanpassen aan wat voor de tegenpartij aanvaardbaar is, zal ons nergens toe brengen. Acties zullen voor het establishment pas aanvaardbaar zijn, als het geen acties meer zijn. Het liefst zouden ze protest verbannen naar afgelegen en afgesloten gebieden waar niemand er iets van merkt.
Moesten onze voorouders niet gestaakt hebben, dan hadden ze nooit de 8-urendag, betaald verlof of sociale zekerheid bekomen. Ook dat waren voor de werkgevers onaanvaardbare zaken die de concurrentiepositie ondermijnden. Alles wat er ooit bekomen is aan sociale verworvenheden, kregen we door ervoor te strijden. Ook met stakingen en betogingen. Dat is overigens net waarom de rechtse partijen een probleem met stakingen hebben.
Zijn stakingen niet ouderwets en moeten vakbonden niet mee met deze tijd?
Deze retoriek hoor je wel meer: vakbonden zijn iets uit een lang vervlogen tijd en ze voeren bovendien acties die niet meer van deze tijd zijn, ze houden zich enkel bezig met diegenen die al een goede job hebben of enkel met de werklozen (ja, de kritieken spreken elkaar soms tegen), … Wat is modern volgens de pleitbezorgers van het huidige systeem? Het is modern dat een kleine elite aan de top van amper 1% van de bevolking evenveel rijkdom heeft als de armste helft van de wereldbevolking; het is modern dat topbankiers speculatieve spelletjes spelen en bij verlies door de overheid worden gecompenseerd; het is modern dat grote bedrijven op alle vlakken sjoemelen: van de belastingen tot de uitstoot van wagens (en dit allemaal min of meer legaal); het is modern dat de gewone werkmens zich daar allemaal bij neerlegt en zwijgt.
In de meeste Europese landen zijn de vakbondsleidingen ver meegegaan in het idee van “moderne vakbonden” – lees: vakbonden die de logica van dit systeem aanvaarden. Er wordt gesproken over medebeheer en sociaal partnerschap met als doel om de ‘noodzakelijke’ besparingen samen door te voeren. Het heeft al deze “moderne” vakbonden een fors krimpend lidmaatschap bezorgd. Experten van het IMF bevestigen dat de achteruitgang van de vakbonden de toename van sociale ongelijkheid in de hand werkt omdat de actiemogelijkheden beperkt werden. “De achteruitgang van de syndicalisatiegraad lijkt een sleutelelement te zijn van de stijging van de hoogste lonen”, schreven twee IMF-onderzoeksters in maart van dit jaar. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is de syndicalisatiegraad in de voornaamste ontwikkelde landen gedaald van 20,8 procent in 1999 naar 16,9 procent in 2013. Voor de werkgevers en neoliberale politici zijn “moderne vakbonden” machteloze lege dozen die volledig meestappen in hun beleid.
Een “modern stakingsrecht” wordt in dezelfde zin opgevat. Een kleine Nederlandse vakbond, De Unie, die 50.000 leden waaronder veel hogere kaders organiseert, die aankondigde niet meer te zullen staken, werd in zowat alle media opgevoerd als voorbeeld. De voorzitter van De Unie stelde in de media: “De arbeidsmarkt verandert, daarom moeten werknemers mee veranderen. Iedereen die dat ontkent, leeft in een andere eeuw. Bij die houding past het niet om met het mes op tafel de gesprekken aan te gaan. Wij zeggen dus heel duidelijk: in 2015 gaan wij er aan de onderhandelingstafel uitkomen.” Zo ziet rechts het “moderne” stakingsrecht: het recht om niet te staken. En dit door vakbonden die niet optreden als verdedigers van de belangen van de werknemers maar als kleine aandeelhouders van de bedrijven.
Hoe “modern” zijn de argumenten van de rechterzijde?
De aanvallen van het recht op collectieve actie zijn niet nieuw. De afgelopen jaren werden tal van eenzijdige verzoekschriften ingediend om dwangsommen tegen stakingen te bekomen. Tegelijk werden repressieve methoden zoals de GAS-boetes uitgewerkt waarmee ook betogingen kunnen aangepakt worden. Het is opmerkelijk dat er in het actieplan van eind 2014 amper gebruik gemaakt werd van deze methoden. Natuurlijk heeft dit te maken met het feit dat het protest tegen de regering gericht was en er waren de juridische precedenten van uitspraken waarin het gebruik van eenzijdige verzoekschriften werd betwist. Maar het belangrijkste was ongetwijfeld de krachtsverhouding die we met onze acties hadden uitgebouwd. De werkgevers waren in 2014 bang dat een aanval op het recht op collectieve actie nog meer olie op het vuur zou gooien en de roep naar een tweede actieplan tot de val van de regering zou versterken.
Als de regering vandaag zelf de toon zet door publieke of semi-publieke bedrijven als Infrabel (NMBS) en Bpost naar de rechter te laten trekken voor dwangsommen tegen stakersposten, dan zal dit navolging krijgen bij de private werkgevers. Als dit vandaag gebeurt, is het niet omdat er nieuwe argumenten in de discussie zijn. Integendeel, de argumentatie van de werkgevers en de rechterzijde is ongewijzigd sinds 1791.
Er wordt nog steeds teruggegrepen naar wat in de wet-Le Chapelier uit 1791 stond: “Alle samenscholingen van ambachtslui, arbeiders, gezellen, dagloners of die op hun aansporing zijn tot stand gekomen tegen de vrije uitoefening van de nijverheid en de arbeid door om het even welke persoon,… zullen beschouwd worden als oproerige samenscholingen en als dusdanig uiteengedreven worden door de openbare macht.” Vakbonden zouden dus ouderwets zijn omdat ze zich niet neerleggen bij regels die in ons land van toepassing waren van 1791 tot en met 1921? Wie is hier eigenlijk ouderwets?
Vandaag klagen de werkgevers nog steeds dat het stakingsrecht ondernemers niet mag stoppen (“vrije uitoefening van nijverheid”) en dat het ‘recht om te werken’ moet gerespecteerd worden (“vrije uitoefening van de arbeid”). Inderdaad, het blijven dezelfde argumenten sinds 1791. En dat recht op werk geldt uiteraard niet voor werklozen. De regels van de wet-Le Chapelier, later omgevormd tot artikel 310 van het Strafwetboek, werden gebruikt om tussen 1830 en 1866 1.644 arbeiders te vervolgen. Daarvan kregen er 946 een gevangenisstraf, 144 een geldboete en 521 werkenden werden vrijgesproken. De rechterzijde wil terug naar die tijd die overigens ook aan bod komt in het verfilmde boek ‘Daens’. De enige kritiek die N-VA vandaag op Charles Woeste zou hebben, is dat hij Frans sprak. Voor het overige spreken beiden dezelfde taal: die van de rijken.
Hoe is het stakingsrecht afgedwongen?
Als we het stakingsrecht en meer algemeen het recht op collectieve actie willen verdedigen, is het nuttig om te kijken hoe het afgedwongen is. Dat gebeurde niet in het parlement en evenmin in de rechtszalen. Daar werd pas jaren na datum bevestigd wat reeds in de praktijk was afgedwongen door massastrijd.
Democratische rechten werden bekomen door strijd. Het verbod op collectieve actie werd na de Eerste Wereldoorlog afgeschaft. Op hetzelfde ogenblik werd de 8-urendag ingevoerd. Dit gebeurde niet omdat het establishment daar plots van overtuigd was, maar uit angst voor een radicalisering en verderzetting van bewegingen en stakingsacties zoals die in de metaal, de mijnen of de haven van Antwerpen. De ervaring van de Russische Revolutie van 1917 versterkte het protest en maakte de angst van het establishment groter.
Pas na de opstandige algemene staking van 1960-61 erkende het hoogste gerechtshof in ons land, het Hof van Cassatie, het stakingsrecht met inbegrip van politieke stakingen. Het Hof deed daar overigens een paar jaar over: de uitspraak kwam er in 1967 en beperkte zich tot de stelling dat een staking geen einde maakt aan de arbeidsovereenkomst maar deze slechts schorst. Niet dat dit verschillende rechtbanken in de jaren 1970 tegenhield om met de oude argumentatie het ontslag van strijdbare delegees in de golf van spontane stakingen van die periode goed te keuren. Pas begin jaren 1980 volgde een uitdrukkelijke erkenning van het stakingsrecht door het Hof van Cassatie.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog werd het stakingsrecht ook erkend door internationale verdragen. Artikel 6.4 van het Europees Sociaal Handvest uit 1961, bijvoorbeeld, erkent het recht van werknemers en werkgevers om collectief op te treden bij een belangengeschil. Dit handvest werd in ons land overigens pas in 1990 geratificeerd; besparingsverdragen worden doorgaans een pak sneller in nationale wetgeving omgezet.
Zoals we stelden, is het recht op collectieve actie niet bekomen in de salons van het parlement of in statige gerechtsgebouwen. Het is op straat afgedwongen waarna wetgeving en rechtspraak de afgedwongen praktijk met jaren vertraging moesten erkennen.
Hoe het recht op collectieve actie verdedigen?
Voor de verdediging van het recht op collectieve actie kunnen we uiteraard beroep doen op alle mogelijke juridische argumenten, maar alles daarop zetten is gevaarlijk. Kijk maar naar de uitspraak in de zaak tegen de dwangsommen bij de spoorstaking van 9 oktober in Brussel. De rechter gaf de directie van Infrabel gelijk en gebruikte daarbij het argument van de veiligheid. Hoe ver moet je van de realiteit van de werkvloer staan om niet te weten dat het spoorpersoneel de veiligheid organiseert en garandeert? Infrabel liet twee werkwilligen een dubbele shift draaien in het seinhuis om de staking te breken. Wat een gevaar voor de veiligheid was dit niet? Maar de rechter hield daar allemaal geen rekening mee. Als een stok gezocht wordt om ons te slaan, dan wordt die altijd wel gevonden.
We zullen het recht op collectieve actie enkel verdedigen door onze rechten in de praktijk af te dwingen; door ervoor te strijden. De aanvallen moeten gebruikt worden om onze acties te versterken. Dat kan onder meer door ervoor te zorgen dat stakingsacties breed gedragen worden op de werkvloer. Het voorbereiden van stakingsacties door personeelsvergaderingen waar over de actie en de eisen wordt beslist, is essentieel. Dat moet het ook mogelijk maken om de betrokkenheid bij stakersposten te vergroten.
Een staking van leerkrachten in Seattle in september 2015 bracht 97% van de vakbondsleden onder het personeel naar de stakersposten. Daar een deurwaarder naartoe sturen, is zinloos. Een deurwaarder kan met zijn politiewaakhonden tientallen mensen een bevelschrift betekenen, maar als er honderden mensen aan het piket staan zou er al een legertje van deurwaarders nodig zijn. Een poging om een staking bij chemiebedrijf Oleon in Oelegem in oktober 2015 te breken met politie en deurwaarders gebeurde dermate agressief dat het personeel van de onderaannemer besloot om ook buiten te blijven. Solidariteit is het beste antwoord op agressie van de werkgevers.
De massale betoging van 7 oktober toonde nogmaals ons potentieel. De laag van vakbondsactivisten is groter geworden door het actieplan. Bij de laatste sociale verkiezingen hadden de vakbonden samen 130.000 kandidaten in meer dan 6.000 bedrijven: dat is meer dan het totale aantal kandidaten van alle partijen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Zo had N-VA bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 in totaal 6.483 kandidaten. Op de laatste familiedag van N-VA waren er 4.000 aanwezigen, op de laatste vakbondsbetoging waren er 25 keer meer aanwezigen. Potentieel zijn de vakbonden reusachtige krachten. De enige manier waarop de werkgevers deze reus klein kunnen krijgen, is door hem in slaap te wiegen of te houden.
Verder bouwen op het actieplan van 2014 en het succes van de betoging van 7 oktober 2015 vereist duidelijke ordewoorden voor een opbouwend actieplan tot de val van de regering. Het vereist ook een politiek alternatief op het besparingsbeleid waar de rechtse regering voor staat, maar waar ook een ‘centrum-linkse’ regering met PS en SP.a op een trager ritme voor gaat.
Van algemene staking naar een andere samenleving
Een nieuw opbouwend actieplan en de opbouw van een politiek alternatief – beeld je in dat de 100.000 betogers van 7 oktober niet alleen op syndicaal vlak maar ook op het politieke terrein het debat aangaan en de toon zetten – is nodig om de confrontatie aan te gaan met het kapitalisme. De rechterzijde bereidt zich op die confrontatie voor: ze weet dat de constante ondermijning van onze levensstandaard tot protest moet leiden. De politici van de rijken bereiden zich voor; wij moeten dat ook doen. Zij hebben hun media mee en kunnen rekenen op hun rechtbanken. Maar wij hebben de kracht van ons aantal. Een opbouwend actieplan moet leiden tot een algemene staking waarmee het systeem wordt platgelegd.
Een geslaagde algemene staking vereist een massale betrokkenheid van onderuit. Het leidt ook tot nieuwe structuren zoals stakerscomités en interprofessionele actiecomités. Het is een beweging waar de werkenden blijk geven van een enorme creativiteit, improvisatie en organisatietalent. Een algemene staking van langere duur geeft de actiecomités een bredere maatschappelijke taak: instaan voor het reilen en zeilen van de staking maar ook van de samenleving. Dit leidt tot een situatie van dubbelmacht. Naast de burgerlijke staat ontwikkelt het embryo van een nieuwe staat, gebaseerd op arbeidersraden en -acties. Het is vanuit deze acties dat een samenleving zonder uitbuiting en onderdrukking kan ontstaan, een democratisch geplande socialistische samenleving gebaseerd op de zelforganisatie van de arbeiders en hun gezinnen.
[divider]
“Verdedig het stakingsrecht”
Het dossier hierboven is gebaseerd op het boek “Verdedig het stakingsrecht”. Er wordt ingegaan op de redenen waarom het stakingsrecht wordt aangepakt. De rechterzijde wil de arbeidersbeweging het zwijgen opleggen om nadien des te harder toe te slaan. Met stakingen hebben de werkgevers een probleem omdat het hen raakt in hun winsten. Het stakingsrecht is afgedwongen door strijd en zal ook op die manier moeten verdedigd worden tegen alle aanvallen met eenzijdige verzoekschriften, deurwaarders en propaganda. Als we de aanval nu niet stoppen, zal de rechterzijde steeds verder gaan. Dat zien we reeds in Groot-Brittannië waar premier Cameron forse antivakbondswetten wil doorvoeren: onder meer een verbod op meer dan zes aanwezigen op een piket en het recht om interimmers in te zetten om stakers te vervangen. We zullen de aanvallen op het stakingsrecht moeten stoppen met een offensieve strijd voor sociale verandering. Het boek telt 112 pagina’s en is bij ons verkrijgbaar voor 12 euro.“Wat zoudt ge zonder ’t werkvolk zijn”

Dit boek door professor Jaak Brepoels is een klassieker die nu opnieuw verkrijgbaar is. Het is een lijvig werk van 655 pagina’s waarin de geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging wordt gebracht. De eerste editie verscheen in 1977, maar nu is er een nieuwe uitgave. Het boek kost 30 euro en is in de meeste boekhandels te verkrijgen.
-
Waar zitten de patronale schreeuwers nu Bpost op illegale wijze een staking wil breken?
Dat een overheidsbedrijf of een semi-overheidsbedrijf naar de rechter trekt met eenzijdige verzoekschriften om stakingen te breken, is een nieuw fenomeen dat na de toepassing bij het spoor nu ook bij Bpost werd bovengehaald. Dat er vanuit Europa kritiek kwam op de methode van eenzijdige verzoekschriften bij collectieve conflicten en dat het veel aangehaalde “herenakkoord” uit 2002 stelde dat werkgevers deze methode niet zouden toepassen, wordt door de Thatcheriaanse regering naast zich neergelegd.Nu gaat Bpost nog een stap verder. Tegen alle regels in werd beslist om in Charleroi X stakers te vervangen door interimmers. Dat is wettelijk verboden in ons land, maar toch gaat Bpost over tot deze maatregel. Het leidde meteen tot een staking in postkantoren en postsorteercentra in de regio.
Onwettelijke methoden toepassen om stakingen te breken, kunnen op de steun van deze regering genieten. Het uitoefenen van het democratisch erkend stakingsrecht daarentegen, zou herzien moeten worden. Het is niet verwonderlijk dat ook ACV Metea zich net als de basis officieel afzet van CD&V. Waar zitten al die patronale schreeuwers nu Bpost op illegale wijze een staking wil breken?
Wie denkt dat er met deze regering onderhandeld kan worden om sociale verworvenheden te bekomen of veilig te stellen, wordt van antwoord gediend door de patronale provocateurs die met een mediagerichte campagne een nooit gezien offensief tegen het stakingsrecht hebben ingezet. Hoe kunnen we dat het beste beantwoorden? Door ons te organiseren en ervoor te zorgen dat stakingsacties massaal opgevolgd worden. Een hardhandige aanpak van agenten tegen een stakerspost bij Oleon in Oelegem zorgde er vorige week voor dat de contractors besloten om uit solidariteit niet naar binnen te gaan.
Dergelijke solidariteit is inderdaad wat nodig is. Wij leggen al langer nadruk op de nood aan personeelsvergaderingen om onze acties te organiseren. Dat is niet alleen van belang om de democratische inspraak te versterken, maar ook om een zo groot mogelijke actieve betrokkenheid van zoveel mogelijk collega’s te bekomen. Als geen enkele treinbestuurder en geen enkele seingever werkwillig is, dan mag de directie nog zoveel eenzijdige verzoekschriften en dwangsommen hebben als ze wil, er zal geen enkele trein rijden.
De aanval op het stakingsrecht is algemeen. De rechterzijde raakt zelfs overmoedig in de provocaties. Laat ons niet wachten om dit offensief van antwoord te dienen door ons te organiseren tegen elke inbreuk op ons stakingsrecht. Elke zwakheid langs onze kant zal aanzetten tot nog meer agressie van de overkant. Met deze aanvallen op het recht op actievoeren, wil de regering onze handen op de rug binden om nadien nog harder in ons gezicht te slaan. Ons organiseren is de enige optie die we hebben. Deze regering zal niet stoppen, we zullen ze zelf moeten stoppen en daarvoor wachten we best geen vier jaar meer. Een actieplan tot de val van de regering is nodig!
-
Regering wil stakingsrecht ‘hervormen’ om protest tegen haar besparingen het zwijgen op te leggen
Historicus Marc Hooghe: “De arbeidersbeweging kan het meest realiseren als ze op straat komt en haar stakingsmiddel hanteert.” Dat is waarom rechts een probleem met het stakingrecht heeft…
Het incident in Luik wordt verder uitgespeeld door de rechterzijde om in het offensief te gaan tegen het stakingsrecht. De liberalen van N-VA en Open Vld komen eens te meer met hun standpunt dat “het recht op werk” moet erkend worden, maar dan uiteraard enkel voor wie al werk heeft. Bij CD&V, de zogenaamde ‘sociale vleugel’ van deze regering, klinkt het dat de vakbonden zelf moeten nagaan hoe ze het stakingsrecht ‘hervormen’ (lees: afbouwen). Het doel van het offensief tegen het stakingsrecht is duidelijk: protest tegen het gevoerde beleid het zwijgen opleggen.Artikel door Geert Cool
Wegblokkades door Europa erkend als gerechtvaardigde vorm van protest
Aanleiding voor het nieuwe offensief is het incident in Luik waar we in dit artikel op reageren. Een wegblokkade als vorm van protest zou volgens de rechterzijde ongezien en onaanvaardbaar zijn. Nochtans is er een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 2003 naar aanleiding van een blokkade op de Brennerpas in Oostenrijk waarbij het Hof oordeelde het dat grondrecht op vrijemeningsuiting erkend moest worden en dat de toepassing ervan ook gevolgen had voor andere weggebruikers. Het feit dat de actie tijdig aangekondigd was en er omleidingsroutes aangegeven waren, maakte dat de Oostenrijkse autoriteiten volgens het Hof de 30 uren durende blokkade niet hadden moeten opbreken. Kortom, een wegblokkade is onderdeel van het recht op collectief protest indien het tijdig wordt aangekondigd. Dat was met de Luikse stakingsoproep het geval.
Europese regels die besparingen opleggen, worden steeds zonder morren uitgevoerd. De politici verschuilen zich dan achter Europa om zelf niet de verantwoordelijkheid voor hun beleid te moeten dragen. Maar als er Europese uitspraken zijn die het recht op collectieve actie beschermen, dan wordt dat zomaar aan de kant geschoven. Eerder werd het inzetten van deurwaarders na procedures op eenzijdig verzoekschrift op Europees niveau betwist, maar ook daar houden de Belgische autoriteiten geen rekening mee. En hoe zat het alweer met de Europese aanbevelingen over vakbondsvertegenwoordiging in KMO’s?
Vandaag klinkt het bij de rechterzijde alsof een wegblokkade een ernstige misdaad is. Er wordt begonnen met een autosnelweg, maar ongetwijfeld zullen daarna ook acties op gewestwegen en uiteindelijk op alle andere wegen onder vuur genomen worden. De minste betoging kan immers tot files leiden. Mogen we straks enkel in een speciaal daartoe aangelegde protestweide ver weg van de bewoonde wereld ‘betogen’ en enkel buiten de werkuren ‘staken’?
Recht op werk, maar niet voor de honderdduizenden mensen-zonder-werk?
Het is vreemd dat liberalen die ons zeggen dat ze geen garanties kunnen bieden dat de door hen beloofde ‘jobs, jobs, jobs’ er ook effectief komen, nu plots beweren op te komen voor het recht om te werken. Het gaat uiteraard enkel om het ‘recht’ op werk voor wie al werk heeft. De honderdduizenden mensen-zonder-werk (de term ‘werkloze’ heeft tegenwoordig enkel betrekking op mensen-zonder-werk die nog een werkloosheidsuitkering krijgen) hebben uiteraard geen recht op werk. Zij hebben enkel plichten, geen rechten.
In de 19e eeuw gold een verbod op het organiseren van vakbonden door het zogenaamde ‘samenspanningsverbod’ dat in België werd ingevoerd tijdens de Franse bezetting door het regime van Napoleon. Die wetgeving was gebaseerd op de beruchte Wet Le Chapelier en het decreet D’allarde (beiden uit 1791!). De wet ‘Le Chapelier’ stelde onder meer: “Alle samenscholingen van ambachtslui, arbeiders, gezellen, dagloners of die op hun aansporing zijn tot stand gekomen tegen de vrije uitoefening van de nijverheid en de arbeid door om het even welke persoon,… zullen beschouwd worden als oproerige samenscholingen en als dusdanig uiteengedreven worden door de openbare macht…” De huidige patronale Napoleons betreuren nog steeds de afschaffing van bovengenoemde wetgeving in 1919.
De argumentatie van de rechterzijde is vandaag identiek aan die van de Napoleontische wet: acties mogen het ‘recht op ondernemen’ en het ‘recht op arbeid’ niet verstoren en kunnen door de openbare macht gestopt worden. Kortom, acties mogen enkel in die mate dat niemand er iets van merkt. Zo zitten we terug op de hoger aangehaalde protestweide buiten de bewoonde wereld als enige plaats waar protest nog mag.
Socialisten zijn voor het recht op werk voor iedereen, vandaar voorstellen om de arbeidstijd te beperken met behoud van loon en bijkomende aanwervingen zodat het beschikbare werk wordt verdeeld. Vandaar ons verzet tegen afdankingen en het besparingsbeleid dat onder meer duizenden jobs in de publieke sector op de helling zet. Als de liberalen het ernstig menen met hun ‘recht op werk’, dat ze dan eerst de honderdduizenden mensen-zonder-werk dat recht te geven. Een beleid dat daartoe beslist, zou overigens ook minder aanleiding tot protest geven.
Rechtse regering wil protest het zwijgen opleggen
De liberalen klagen dat er in België geen welomlijnde definitie van het stakingsrecht bestaat. Dat klopt en het is ook geen toeval. Het stakingsrecht is afgedwongen door arbeidersstrijd van onderuit, het is het resultaat van een krachtsverhouding in een strijd tussen de werkenden enerzijds en de werkgevers en hun politieke marionetten anderzijds. Natuurlijk laten wij in deze strijd niet toe dat de regels bepaald worden door het kamp dat net bestreden wordt. Onder druk van ons aantal moest het andere kamp doorheen de geschiedenis wel een aantal actievormen toelaten.
Daar gaat het nu ook om. De rechtse regering wil van de tekenen van zwakte langs onze kant – het gebrek aan een nieuw duidelijk actieplan, verdeeldheid tussen en binnen vakbonden, afwezigheid van een politiek alternatief waarmee de rechtse regering kan vervangen worden – gebruik maken om de krachtsverhouding te doen kantelen. Sommigen gaan daar heel ver in en leggen meteen een programma op tafel dat voorheen enkel door extreemrechts werd verdedigd, met name het invoeren van een rechtspersoonlijkheid voor vakbonden en wettelijke beperking van het stakingsrecht. Dat zou wel eens de provocatie te ver kunnen zijn, waardoor bredere lagen van de bevolking begrijpen dat deze discussie helemaal niet om een file op een Luikse autosnelweg gaat (moesten files als dermate problematisch gezien worden door de autoriteiten, er zou niet bespaard worden op openbaar vervoer!), maar dat het een openlijke aanval op het recht op protest is. Het is een poging om alle vormen van verzet tegen het rechtse beleid te criminaliseren.
Politicoloog en historicus Marc Hooghe stelde afgelopen zomer: “De arbeidersbeweging kan het meest realiseren als ze op straat komt en haar stakingsmiddel hanteert.” (deredactie.be, 20 augustus). Dat is de kern van de zaak. Het is door acties dat alle sociale verworvenheden zijn afgedwongen, van het verbod op kinderarbeid over betaald verlof tot sociale zekerheid. Het beperken van het recht op actievoeren heeft als doel om nadien de reeds ingezette frontale aanval op onze levensstandaard harder verder te zetten. De rechterzijde wil ons eerst de handen op de rug binden om vervolgens harder in ons gezicht te slaan.



