Category: Onderwijs

  • Financiering onderwijs: van publieke middelen naar private investeerders en liefdadigheid

    Foto: Flickr/alamosbasement

    Achteruitgang verkopen als vooruitgang: het is dagelijkse kost voor neoliberale politici. In december 2016 heeft Crevits opnieuw haar duit in het zakje gedaan. Onder het mom van noodzakelijke financiering van het onderwijs stelde ze voor om de fiscale aftrekbaarheid van giften aan scholen uit te breiden. Tegelijk werd een indexsprong voor de werkingsmiddelen voor het basis- en secundair onderwijs in Vlaanderen opgelegd. Deze indexsprong omvat ook de personeelskosten voor onderhoudspersoneel. Wat bespaard wordt op publieke middelen wordt gezocht bij private investeerders en in liefdadigheid.

    door Michael, jongerenorganisator van LSP

    Vandaag bestaat dit systeem al voor universiteiten en sinds juni 2016 ook voor hogescholen. In Vlaanderen blijft deze methode voorlopig nog beperkt met inkomsten uit externe fondsenwerving voor universiteiten. Die stegen van 14,2 miljoen euro in 2013 tot 23,2 miljoen euro in 2014, waarvan 18 miljoen voor de KUL.

    Volgens Crevits en Katholiek Onderwijs Vlaanderen zal dit rechtstreeks tot kwaliteitsvoller onderwijs leiden want meer giften betekent meer geld en dus ook beter onderwijs. Alle beetjes helpen, toch? Het gemeenschapsonderwijs (GO!) is het daar niet mee eens. Daar klinkt het terecht dat dit geen structurele oplossing is voor een gebrek aan werkingsmiddelen.

    Een vergiftigd en asociaal geschenk

    In de Angelsaksische wereld, waar private inbreng van middelen in het hoger onderwijs algemeen verspreid is, gebeuren zulke giften alvast niet uit liefdadigheid. Investeerders en beleggers jagen op winst door via giften een bevoorrechte partner van de universiteit te worden en de brug tussen bedrijven en afstudeerrichtingen, maar ook tussen de bedrijven en wetenschappelijk onderzoek, kleiner te maken. Onafhankelijk wetenschappelijk universitair onderzoek wordt op die manier moeilijk. En vooral: giften zijn fiscaal aftrekbaar, wat voor de rijken en bedrijven zeer interessant is, maar waardoor de overheid minder overhoudt en dus meer moet besparen.

    Uiteraard zou deze maatregel in het middelbaar onderwijs niet zo’n vaart lopen. Volgens Crevits is het slechts een verlengstuk voor de traditionele wafelenbak of koeken- en bloemenverkoop waarmee scholen ook nu al noodgedwongen extra middelen ophalen. Ouders zouden aangesproken worden om giften te doen, onder meer om evenementen te kunnen organiseren.

    Wij denken dat het hele schoolgebeuren deel moet uitmaken van de maatschappelijke en pedagogische functie van het onderwijs. Dit mag dus niet afhangen van de portefeuille van de ouders. De fiscale aftrekbaarheid zou gelden voor giften van minstens 40 euro. Met een belastingaftrek van 45% betekent dit dat ouders minstens 22 euro moeten bijdragen. Volgens Crevits zal dit de “cultuur van ouderbetrokkenheid” stimuleren. De betrokkenheid van ouders wordt blijkbaar gemeten aan hun gift.

    Feit is dat de vraag naar meer giften voor Crevits en de Vlaamse regering een manier is om de negatieve gevolgen van het jarenlange gebrek aan publieke investeringen te verzachten en uit te stellen. Hoeveel miljoenen zijn er de afgelopen jaren bespaard door de nodige extra publieke middelen niet te voorzien en relatief (in verhouding tot het BBP) minder aan onderwijs te besteden?

    Voor publieke investeringen voor kwalitatief onderwijs, voor iedereen

    De opeenvolging van de besparingen van de laatste jaren zorgde al voor een daling van de kwaliteit van het onderwijs. In het secundair onderwijs zijn overbevolkte klassen al lang geen uitzondering meer. Dat dit pedagogisch absoluut onaanvaardbaar is, zal de besparingspartijen worst wezen. Ondertussen wordt van de leerkrachten en directie steeds meer individuele opvolging van de leerlingen gevraagd. Pedagogisch ongetwijfeld noodzakelijk en belangrijk, maar als het belang van de leerling echt centraal zou staan in het beleid van de onderwijsministers, zouden ze de middelen voorzien om dit ook mogelijk te maken.

    Men wil leerkrachten in de tweede en derde graad extra lesuren laten presteren. Dit betekent dat er minder plaats zal zijn voor afgestudeerde leerkrachten; de maatregel kan tot 3.500 jobs kosten. De administratieve last is de afgelopen jaren fors toegenomen en nu wil de minister ook nog eens extra lesuren opleggen. Het resultaat: meer werken voor hetzelfde loon en een takenpakket dat onverantwoord zwaar wordt, iets waarvoor uiteindelijk ook de leerling de prijs betaalt. Vandaag stapelen leerkrachten en directies dagen stress op die uiteindelijk leiden tot burn-out en depressies. 50% van de ziekteafwezigheid bij directies is vanwege burn-out of depressie.

    Bovenop deze pedagogische en menselijke kosten komen de verouderde gebouwen, de hogere facturen, … Al deze zaken kunnen niet opgelost worden met giften die fiscaal aftrekbaar zijn. Integendeel, die giften brengen het openbare karakter van het onderwijs in het gedrang en brengen de toegankelijkheid van kwaliteitsvol onderwijs in gevaar. Wanneer de overheid meer en meer knipt in de structurele middelen en deze vervangt door individuele giften per school, dan wordt de kwaliteit van een school afhankelijk van de kapitaalkracht van de ouders.

    Vandaag is er al een grote ongelijkheid in het onderwijs. Internationale rapporten geven aan dat het Belgisch onderwijs de ongelijkheid in grote mate bevestigt, meer dan in andere landen. Door het onderwijs afhankelijk te maken van giften van de ouders, zal de ongelijkheid nog meer toenemen. Scholen met rijke ouders kunnen dan gemakkelijker rondkomen, voorzien in voldoende en degelijk materiaal, … Scholen in minder welgestelde wijken zullen de gevolgen van het gebrek aan publieke en structurele middelen des te harder voelen. Dat is geen ver toekomstbeeld. De besparingen worden nu al doorgevoerd, met dit jaar een indexsprong in het basis- en secundair onderwijs. De gevolgen van dit beleid worden snel duidelijk.

    Als minister Crevits erkent dat er extra middelen nodig zijn, zou ze beter haar besparingen en die van haar voorgangers ongedaan maken. Uiteraard hebben wij geen illusies in haar bedoelingen. Deze regeringen en hun ministers hebben al getoond dat ze het geld blijven halen bij de meerderheid zodat de 1% zich verder kan verrijken. De 10% rijksten in België bezitten een vermogen van ruim 1000 miljard euro. Eén van de rijkste Belgen, Albert Frère, bezit op zijn eentje 6,2 miljard en hij heeft daarmee evenveel als de 2,2 miljoen armste Belgen. Ondertussen worden reusachtige winsten naar fiscale paradijzen versluisd en betalen multinationals hun belastingen niet. Er zijn middelen aanwezig die kunnen bijdragen aan de organisatie van democratisch, kwaliteitsvol en gratis onderwijs. Er is nood aan een programma dat echte herinvestering in onderwijs vooropstelt en dat scholieren, studenten, leerkrachten en personeel verenigt in de strijd hiervoor.

    [divider]

    Scholieren, studenten, personeel: één strijd

    De Actief Linkse Scholieren en Stud enten verzetten zich tegen het besparingsbeleid in het onderwijs. De strijd voor meer publieke middelen is niet alleen van belang voor het personeel maar ook voor de scholieren en studenten. We hebben dezelfde belangen in het verzet tegen het asociale beleid van de regering.

    De rechterzijde speelt in op verdeeldheid. De N-VA zet ASO op tegen TSO en BSO. De regering wil het secundair onderwijs hervormen, maar voorziet de nodige middelen daarvoor niet. Zo dreigt elke hervorming op een mislukking uit te draaien. We zagen dit eerder al met het M-decreet. Dat staat voor inclusief onderwijs of het opnemen van kinderen met een beperking in het gewoon onderwijs. Dat klinkt mooi en op zich zijn wij daar niet tegen. Maar deze kinderen hebben extra aandacht van de leerkracht nodig, wat enkel kan bij kleinere klassen. Het vereist ook kennis en energie van de leerkracht. Zonder de nodige middelen gaat er gewoon expertise verloren wat slechter is voor kinderen met een beperking.

    We mogen ons niet laten verdelen, maar moeten met personeel en scholieren over de verschillende richtingen en netten heen samen opkomen voor meer publieke middelen voor onderwijs. Investeren in de toekomstige generaties is geen overbodige luxe. Met een regering die de prioriteiten elders legt, bij het verdedigen van de belangen van de superrijken, is het duidelijk dat een strijdbeweging nodig is. Jongeren kunnen daar een belangrijke rol in spelen door zich te organiseren en de acties van het personeel te ondersteunen, door met studenten uit de lerarenopleidingen mee het voortouw te nemen, solidariteitscomités op te zetten, … Doe mee met ALS om stappen hiertoe te zetten!

  • Wat we zelf doen, doen we beter? Indexsprong voor Vlaamse kinderbijslag en onderwijs!

    Foto: wikicommons

    Op 29 december verscheen er van de Vlaamse overheid een “Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2017” in het Belgisch Staatsblad. De juridische taal is uiteraard niet altijd even makkelijk te begrijpen. Sommige bepalingen in een dergelijke document gaan over aanpassingen aan vorige decreten en besluiten, waardoor je eigenlijk die vorige decreten en besluiten moet opzoeken om te weten wat er werkelijk verandert. Maar sommige bepalingen zijn duidelijk genoeg voor wie het geduld heeft hiernaar op zoek te gaan en met het juridische taalgebruik om kan.

    Artikel door een ambtenaar

    Gezinsbijslag volgt stijgende levensduurte niet

    Zo blijkt dat de Vlaamse overheid een indexsprong wilt doorvoeren voor de kinderbijslag. In Artikel 15 van het decreet staat: “De overschrijding van de spilindex die volgt op deze van mei 2016 wordt niet verrekend voor alle sociale uitkeringen met betrekking tot de gezinsbijslag …”.

    Artikel 16 luidt in zijn volledigheid: “Artikel 16, § 3, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers vindt, met betrekking tot de overschrijding van de spilindex die volgt op de overschrijding in mei 2016, geen toepassing voor de prestaties inzake de gezinsbijslag die worden toegekend door de Vlaamse Gemeenschap.”

    Ten gevolge van inflatie werd de spilindex in mei 2016 overschreden. Dit heeft als gevolg dat in de maanden nadien diverse lonen en uitkeringen verhoogd worden om tegemoet te komen aan het duurder geworden leven. De diverse lonen en uitkeringen worden echter allemaal op een verschillend moment opgetrokken. De ambtenarenlonen worden bijvoorbeeld twee maanden na de overschrijding van de spilindex geïndexeerd. Voor diverse bediendensectoren vond deze indexering pas op 1 januari 2017 plaats. De gezinsbijslag (wat de kinderbijslag, het kraamgeld en de adoptiepremie omvat) is blijkbaar eveneens een uitkering die wat later geïndexeerd wordt. En de Vlaamse regering heeft net beslist deze indexering, die normaalgezien in 2017 zou plaatsvinden, niet toe te passen.

    Indexsprongen zijn een populaire manier van besparingen op de kap van de gewone mens. Omdat het niet letterlijk om een verlaging van het uitgekeerde bedrag gaat, valt het minder op dat er een besparing heeft plaatsgevonden. Maar als alle prijzen (voedsel, huur, water etc.) stijgen, en de mechanismes om lonen en uitkeringen hieraan naar boven aan te passen, volgen niet; dan gaat dat om een besparing op kap van de loontrekkenden en uitkeringsgerechtigden. Terwijl toegenomen prijzen natuurlijk wel leiden tot toegenomen belastinginkomsten voor de overheid.

    Basis en secundair onderwijs krijgen eveneens indexsprong te verduren

    En blijkbaar zijn indexsprongen populair bij de Vlaamse overheid. In artikel 47 staat er: “Voor alle subsidies binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap waarvan de evolutie gekoppeld is aan de schommelingen van een prijsindexcijfer, wordt, voor het gedeelte van de niet-looncomponent van de subsidie, de indexaanpassing niet verrekend in het begrotingsjaar 2017, 2018 en 2019.” Vervolgens wordt er een lijst gegeven van allerlei domeinen waarop deze indexsprong niet van toepassing is, waaronder de studiefinanciering, de vergoedingen voor pleegzorg, rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingshuizen en beschut wonen. Maar alles wat niet opgesomd wordt, zal dus een indexsprong meemaken, alleszins voor het gedeelte dat niet voor lonen bestemd is.

    Er wordt één tip van de sluier gelicht over wat er wel slachtoffer wordt van deze indexsprong. Op het einde van artikel 47 staat er immers: “In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, is de niet-verrekening van de index-aanpassing ook van toepassing op de looncomponent van de werkingsmiddelen van het gewoon en het buitengewoon basisonderwijs en het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs in het begrotingsjaar 2017.” De financiering van het basis- en secundair onderwijs zal in 2017 dus een volledige indexsprong doorgaan, inclusief voor de looncomponent.

    Het is tijd dat niet enkel de federale regering, maar ook de Vlaamse regering in haar besparingsdrift wordt gestopt. Hiervoor zal collectieve actie in de vorm van betogingen en stakingen noodzakelijk zijn. Het wordt tijd dat we ons organiseren om deze strijd te voeren en onze medemensen te motiveren en te overtuigen dat het voeren van strijd tot succes kan leiden.

  • Leerkrachten uiten ongenoegen tegen besparingsbeleid. Crevits slaagt niet voor examen onderwijsminister

    mathiasNaar aanleiding van de start van het nieuwe schooljaar moest de Vlaamse minister van onderwijs, Hilde Crevits, antwoorden op drie vragen van leerkrachten uit het KA Etterbeek. Naast de auteur van dit artikel kwamen er ook twee collega’s aan bod die hun ongerustheid uitten over de impact van het besparingsbeleid op ons onderwijs. Ondanks de eenvoudige vragen slaagde de minister er niet in om, zoals leerkrachten dat van hun leerlingen eisen, duidelijk en bondig te antwoorden. We verbeteren haar antwoorden daarom ‘klassikaal’. We doen dit vanuit het standpunt van de werkende “klasse”: de leerkrachten, de leerlingen en hun ouders.

    Artikel door Mathias, leerkracht van het KA Etterbeek, uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Job aantrekkelijk houden door extra investeringen

    Gegeven de recente verhoging van de pensioenleeftijd en de aanvallen op het ambtenarenpensioen luidde de eerste vraag hoe men de job als leerkracht aantrekkelijk wil houden. Vooral oudere personeelsleden zien aandachtig hoe jaar na jaar de pensioenleeftijd opgetrokken wordt terwijl het pensioenbedrag daalt.

    crevitsCrevits antwoordde hierop door te stellen dat 95% van de leerkrachten graag les geeft. Typisch voor leerlingen die half werk leveren, is dat ze maar een deel van de leerstof onthouden. Crevits verdoezelt zo de resultaten van een recent onderzoek waaruit inderdaad bleek dat 90% van de leerkrachten graag lesgeeft. Uit onderzoek blijkt echter ook dat 70% van het personeel uit het secundair onderwijs hun job als héél zwaar beschouwt. 1 op 3 voelt zich daarbij geregeld mentaal uitgeput, de helft voelt zich op het einde van een werkdag “leeg”. Vooral extra administratieve taken worden als overbelastend beschouwd. Een gemiddelde leerkracht presteert volgens dit onderzoek 47 à 48 uur per week, dit is 4 à 5% meer dan 10 jaar geleden. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat meer dan 25% van de jonge leerkrachten het na drie jaar voor bekeken houdt.

    Het lijkt een raadsel hoe Crevits een dergelijke opdracht zou kunnen reduceren naar een schoolopdracht van 38 uur binnen een nieuw loopbaanpact, waarbij niet alleen de uren voor de klas worden meegeteld. Krijgen we een scenario zoals bij de post? Waarbij werknemers worden verwacht binnen een voorgesteld aantal uren hun job ultraproductief uit te voeren en de overuren dan hun eigen schuld zijn en bijgevolg niet uitbetaald worden? Crevits wil ook inzetten op hippe didactische projecten zoals het coachen van nieuwe leerkrachten en “co-teaching”. Indien dit niet gepaard gaat met extra aanwervingen en middelen zal ook dit opnieuw de werkdruk verhogen.

    Een correct antwoord had opgeroepen tot extra investeringen in personeel om de administratieve last te verlichten, klassen te verkleinen, leerlingen te begeleiden, … en om tegemoet te komen aan aan de verzuchtingen van het onderwijzend personeel. Tevens zou de verhoging van de pensioenleeftijd teruggedraaid moeten worden zodat oudere leerkrachten kunnen genieten van een welverdiend pensioen en jonge leerkrachten zicht hebben op een vaste job in plaats van onophoudend tijdelijke opdrachten.

    Minister verdraait cijfers en feiten

    Ook op de tweede vraag, waarom er geen einde komt aan de besparingen, antwoordde de minister door cijfers en feiten te verdraaien. Verderbouwend op de vorige vraag vroeg een collega om de besparingen op onderwijs nu eindelijk te stoppen en te investeren in jongeren en daarmee de toekomst. Crevits blijkt een blackout te hebben in de VRT-studio want ze vergeet dat zowel in 2015 als 2016 de werkingsmiddelen in het basisonderwijs verminderden met 2,3% en in het secundair onderwijs met 4,5%. Ook de enkele tientallen miljoenen voor extra scholenbouw zijn helemaal niet voldoende om de financieringsachterstand van 5 miljard euro goed te maken. De helft van de schoolgebouwen zijn vandaag meer dan 50 jaar oud.

    Voor de laatste vraag bleek Crevits ook al vergeten te zijn dat ze 2 jaar terug nog 10% bespaarde op de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB). Om de takenlast bij leerkrachten en de toenemende sociale problemen bij jongeren op te lossen, zou de leerkracht de leerlingen naar andere plaatsen moeten kunnen doorverwijzen. Jammer dat deze regering niet meer ambitie heeft om de meer dan 170.000 kinderen uit de kansarmoede te helpen of begeleiding te voorzien voor de 50.000 leerlingen die thuis geen plaats hebben om huiswerk te maken. Cijfers van de OESO bevestigen telkens weer dat ons onderwijssysteem de kloof tussen arm en rijk sterker dan in de buurlanden doet toenemen. Een kind uit een arm gezin zal dus een nog grotere achterstand oplopen tijdens zijn schoolcarrière in plaats van instrumenten in handen te krijgen om een echte toekomst uit te bouwen.

    Het onvermogen van het ministerie van onderwijs om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van leraren, leerlingen en hun ouders leidt tot groeiende frustraties bij een aanzienlijk deel van het personeel. Zij zullen ongetwijfeld talrijk aanwezig zijn op de actiedagen aan het begin van dit nieuwe schooljaar om vanop straat echte antwoorden te formuleren op de tekorten in het onderwijs. Antwoorden die in het onderwijs enkel maar zullen slagen indien middelen voor de volledige sector drastisch toenemen. 7% van het BBP voor onderwijs, zoals dat enkele decennia terug nog het geval was, zou een goede start zijn.

  • Studeren straks enkel voor de elite? Bespaar niet op onze toekomst

    crevitsDe gevolgen van Crevits’ neoliberale besparingsbeleid worden steeds duidelijker. De Vlaamse minister van onderwijs kondigde aan dat er in haar regeerperiode 400 miljoen euro moet bespaard worden op hoger onderwijs en nog eens zoveel op basis- en secundair onderwijs. Voor het onderwijs dat al jarenlang kampt met chronische onderinvestering en dat werd leeggezogen door opeenvolgende ministers is dat een smak geld.

    Artikel door Koerian (Gent) uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

    Volgens een studie van Test-Aankoop en de Gezinsbond kost Crevits’ beleid elke scholier jaarlijks 117 euro extra. Een gemiddelde schoolfactuur bedraagt in het secundair onderwijs 1.287 euro per kind. In een land waar bijna één op vijf kinderen opgroeien in een arm gezin is dit een hoop geld. Ons onderwijs is volgens UNICEF bovendien het meest ongelijke van de hele OESO: de sociaal-economische achtergrond van de ouders bepaalt in heel wat gevallen het studieniveau. Zo heeft een kind van rijke afkomst volgens het laatste PISA-rapport ongeveer 60% meer kans om ASO te volgen dan een kind van arme afkomst. Ondertussen verzanden de loopbanen van steeds meer leerkrachten in een resem interimjobs en is er een wachtlijst ter waarde van 5 miljard euro in scholenbouw.

    In het universitair onderwijs staan de dingen er niet veel beter voor. Ook hier bevestigt en versterkt onderwijs sociale ongelijkheid, de slaagkansen voor kinderen van arme ouders, ouders van andere origine en/of laaggeschoolde ouders liggen er erg laag. Op zowel hogescholen als universiteiten daalt de financiering per student drastisch. Het budget per student bedraagt op de gemiddelde hogeschool minder dan 5.000 euro, een prijs waarvoor het onmogelijk is kwaliteitsvol onderwijs aan te bieden. De universiteit Antwerpen krijgt bijvoorbeeld 4.110 euro per student, hoewel ze naar eigen zeggen minstens 7.500 euro nodig heeft om haar onderwijs te financieren. Het aantal proffen per student daalt al jarenlang, met als gevolg dat er les moet worden gegeven in massa-auditoria of zelfs via webcams. Doordat de Vlaamse overheid amper een vijfde van het nodige budget voor bouw en onderhoud van universiteitsgebouwen voorziet, gaan steeds meer universiteiten leningen aan.

    Het geld om de structurele tekorten in het Vlaamse onderwijs op te lossen is er. Luxleaks leerde ons dat 62 miljard Belgische euro’s op Luxemburgse rekeningen geparkeerd staan, de Panamapapers brachten duizenden illegale Belgische rekeningen aan het licht. Met dat geld kan een volledig gratis onderwijs ruimschoots worden gefinancierd. Kwaliteitsvol onderwijs met gelijke kansen is echter geen prioriteit van deze regering. Terwijl grote bedrijven amper of zelfs geen belastingen betalen, wil minister Van Overtveldt de vennootschapsbelasting verlagen. Nog cynischer wordt het als de militaire uitgaven worden bekeken. Er is 15 miljard euro over voor de aankoop en het onderhoud van nieuwe gevechtsvliegtuigen, maar geen geld voor onderwijs. Onze regering bombardeert liever kinderen dan dat ze te onderrichten.

    De besparingen op ons onderwijs zullen niet stoppen. Bourgeois, Crevits en hun neoliberale kompanen kijken likkebaardend naar het Angelsaksische onderwijsmodel. Ondernemers verdienen in Groot-Brittannië handenvol geld aan geprivatiseerd onderwijs, terwijl studenten jaarlijks 14.000 euro inschrijvingsgeld moeten ophoesten. De Ugent probeerde dit academiejaar een pilootproject in die richting op te zetten door de inschrijvingsgelden voor master na master opleidingen op te trekken naar 5.730 euro, maar moest na verzet van studenten inbinden.

    Deze aanvallen op het onderwijs maken deel uit van een breder Thatcheriaans beleid van zowel de Vlaamse als de federale regering. Om dit te stoppen moeten studenten en scholieren de strijd aangaan, in solidariteit met het personeel en hun vakbonden, tegen alle besparingen en voor een gratis onderwijs. Deze regering zal blijven besparen, op elk gebied, tenzij ze stuit op een verzet dat haar breekt en doet vallen. Actief Linkse Studenten en Scholieren roepen jongeren dan ook op om deel te nemen aan de vakbondsbetoging op 29 september en op de nationale staking van 7 oktober de piketten te ondersteunen.

  • Besparen tot de universiteiten helemaal kopje onder gaan?

    123 miljoen euro voor infrastructuur nodig, Vlaamse regering voorziet 28,6 miljoen…

    Foto: MediActivista
    Foto: MediActivista

    In de relatieve medialuwte van de zomervakantie pakten een aantal kranten uit met berichtgeving over de leningen die verschillende Vlaamse universiteiten recent aangingen om hun gebouwen en onderhoud te betalen. Door de jarenlange besparingen zijn de algemene reserves van de Vlaamse universiteiten stilaan volledig opgedroogd. De enige manier om het hoofd boven water te houden is gebruik te maken van de historisch lage rentevoet en te lenen. Een noodoplossing, maar geen oplossing voor de lange termijn.

    Artikel door een vakbondsafgevaardigde aan de Ugent

    De VUB, de Universiteit Gent en de UHasselt deden het al: gebruikmaken van de historisch lage rentevoeten om leningen af te sluiten. Met het geleende geld worden broodnodige investeringen in gebouwen en infrastructuur betaald: onderhoud, renovaties van oude infrastructuur en de bouw van nieuwe gebouwen om de steeds groeiende studentenaantallen op te vangen. De Vlaamse overheid geeft de Vlaamse universiteiten slechts 28,6 miljoen euro voor infrastructuur. In 2011 hadden de vijf Vlaamse universiteiten samen echter 123 miljoen euro nodig om hun gebouwen op orde te houden: vijf keer meer dan wat de overheid voorziet!

    Steeds meer besparen

    In het verleden werd deze put opgevuld door middelen uit andere potjes te verschuiven naar de investeringsbegroting. Door de steeds zwaarder doorwegende besparingen wordt dit moeilijker: de vorige Vlaamse regering Peeters II bespaarde al 120 miljoen op het hoger onderwijs. De huidige Vlaamse regering brak dat record op twee jaar tijd: 50 miljoen besparingen in 2015 en 80 miljoen in 2016. Dat belooft voor de begroting 2017 die dit najaar opgesteld wordt. De Vlaamse universiteits -en hogeschoolbesturen blijven hopen dat die besparingen zullen stoppen zodat hun begrotingen niet helemaal kopje onder gaan. Ondertussen wordt er geleend om de schade te beperken. “Hoop doet leven,” zong Will Tura toch?

    Maar een oude Vlaamse wijsheid zegt: “Veel beloven en weinig geven doet de zotten in vreugde leven.” Blijkbaar luistert Vlaams onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) eerder naar Vlaamse zegswijzen dan naar Vlaamse charmezangers. Ze blijft immers staalhard ontkennen dat er een probleem is: “De Vlaamse universiteiten gaan net niet in het rood, er is dus geen probleem,” liet ze optekenen in De Zevende Dag na de besparingsronde in 2015. Op 18 maart 2016, tijdens de protestactie van de vakbonden in het hoger onderwijs tegen de besparingen werd dat: “Ik doe mijn best, maar we leven in tijden van besparingen.” Het resultaat van “haar best doen” kwam een maand later: van de 130 miljoen euro die ze eerder bespaarde werd een schamele 2,5 miljoen euro teruggegeven aan de Vlaamse universiteiten. Crevits beschreef het als “de besparingen terugdraaien.” Was dit dan “weinig geven aan de zotten?”

    Lenen en privémiddelen zijn geen oplossing op lange termijn

    Er zit aan de Vlaamse universiteiten dan toch minstens één zot die zich bij de neus liet nemen: de Antwerpse bijna-oud-rector Alain Verschoren. Terwijl de andere Vlaamse rectoren de moeilijke financiële situatie van hun universiteiten toelichtten en aangaven hoe dit tot leningen voor infrastructuur leidde, verklaarde de rector van de UA doodleuk dat de Vlaamse overheid voldoende investeert in het hoger onderwijs en dat vooral nieuwe privémiddelen nodig zijn. Kijkt de Antwerpse rector al zo sterk uit naar het einde van zijn mandaat dat hij zich niets meer aantrekt van wat er aan zijn universiteit leeft? Hoort hij de verhalen dan niet over de stijgende werkdruk, de steeds flexibelere en slechtere arbeidsomstandigheden en de gebrekkige infrastructuur? Is hij blind voor de cijfers?

    Tussen 1995 en 2010 steeg het aantal studenten van 146.344 naar 207.954, een stijging met maar liefst 42%. In diezelfde periode is het aantal personeelsleden met onderwijstaken (onderzoekers buiten beschouwing gelaten) gedaald van 12.413 naar 12.390. Het aantal nieuwe doctoraten aan de Vlaamse universiteiten steeg tussen 1995 en 2012 van 600 naar 1650 per jaar, het aantal publicaties verdrievoudigde tussen 1992 en 2009. Tegelijk bleef de overheid besparen. Tijdens de rectorverkiezingen aan de UA verloor Verschorens poulain en vice-rector Meeusen, die vooral het beleid van zijn voorganger wou verderzetten, verrassend de verkiezingen van zijn uitdager Herman Van Goethem. Een teken dat Verschorens visie op besparingen niet zo populair is bij personeel en studenten van de UA?

    De kwestie van leningen en andere privé-financiering in het hoger onderwijs vraagt een genuanceerd standpunt. De blijvende besparingen van de Vlaamse overheid leggen een grote hypotheek op de toekomst van het hoger onderwijs. Door nu te lenen stellen de universiteiten de val van de hakbijl enkele jaren uit: zonder de leningen was het onmogelijk om broodnodige en zeer dringende investeringen te doen. Als we hierover als socialisten een standpunt innemen, moeten we begrip hebben voor dit dilemma.

    Maar tegelijkertijd moeten we erop wijzen dat lenen geen langetermijnsoplossing is. De komende jaren moeten de leningen worden terugbetaald. Op de middellange termijn dreigt er niet langer voldoende geld te zijn om zowel de leningen te betalen als de nieuwe investeringen die dan zullen nodig zijn te doen. Zonder publieke herfinanciering zullen de Vlaamse universiteiten de komende jaren besparingen moeten doorvoeren en dit op een schaal die ongezien is in het hoger onderwijs. De huidige problemen van werkdruk, gebrekkige infrastructuur en stijgende inschrijvingsgelden zullen in vergelijking daarmee klein bier zijn.

    Nu al verzet tegen besparingen organiseren!

    Vandaar dat de vakbonden in het hoger onderwijs, en ook een aantal studentenverenigingen zoals de Actief Linkse Studenten en Scholieren (ALS), nu reeds het verzet tegen die besparingen organiseren. De voorbije jaren werd er actie gevoerd tegen de verhogingen van de inschrijvingsgelden. Zo organiseerde ALS in Gent een aantal succesvolle scholierenacties tegen deze verhoging. Een hele generatie scholieren deed een onschatbare ervaring op in het organiseren van strijd tegen de besparingen die hen treffen: een ervaring die zeer noodzakelijk zal zijn voor de toekomst.

    De vakbonden organiseerden aan de openingszitting begin vorig academiejaar succesvolle protestacties tegen de besparingen. Ze maakten voor de Vlaamse regering de balans op van de prestaties van het Vlaamse hoger onderwijs en van de financiering die daartegenover stond. Het hoger onderwijs kan spectaculaire groeicijfers voorleggen, zowel inzake het aantal studenten als wat de onderzoeksoutput betreft. De publieke financiering bleef echter dalen. Daarmee blijft de Vlaamse regering sterk in gebreke tegenover de engagementen die ze in 2000 aanging met de Lissabon-akkoorden. Meer studenten moesten een hoger onderwijsdiploma krijgen en de onderzoeksoutput moest stijgen. Het personeel in het hoger onderwijs deed haar deel. De overheid beloofde in ruil om minstens 2% van het Bruto Regionaal Product te besteden aan hoger onderwijs: voor 2015 zou dit betekenen dat het budget moet stijgen van de huidige 1,7 miljard naar 3,8 miljard! Deze hallucinante cijfers tonen aan hoe zwaar het Vlaams hoger onderwijs ondergefinancierd is: wat minister Crevits en bijna-oud-rector Verschoren ook mogen beweren.

    Deze strijd moet verdergezet worden: we moeten studenten en personeel blijven organiseren tegen de besparingen. We kunnen immers niet rekenen op het “gezond verstand” van onze besturen of van de overheid. Rijkdom is er voldoende, besparingen zijn enkel de uitdrukking van de politieke onwil om de multinationals, de speculanten en de allerrijksten aan te pakken, en in plaats daarvan de middelen telkens te halen uit onze zakken: de werknemers en hun gezinnen. Laten we een strijd voeren om die middelen te gebruiken voor de echte noden in de maatschappij: degelijk onderwijs en onderzoek, maar ook openbaar vervoer, gezondheidszorg, huisvesting. Kortom een menswaardig leven voor iedereen!

  • [Archieftekst] Voor een school van vrijheid, een socialistische school

    onderwijsMidden augustus verschijnen de eerste ‘terug naar school’-reclamecampagnes. Stilaan wordt inderdaad vooruitgekeken naar het nieuwe schooljaar. Wij doen dat ook met de publicatie van een archieftekst door Mandy (Luik) uit 2014. Deze tekst beschrijft de grote lijnen van onze visie op onderwijs.

    [divider]

    Het nieuwe PISA-onderzoek heeft ook in ons land heel wat inkt laten vloeien. Na meer dan dertig jaar van hervormingen in ons onderwijs, is het duidelijk dat er een achteruitgang is die leidt tot een versterking van de sociale ongelijkheid. In ons land is er een sterk verband tussen de sociaal-economische positie van de ouders en de schoolresultaten van hun kinderen.

    Een kind van bescheiden afkomst maakt vier keer meer kans om niet te slagen en te blijven zitten dan een kind van betere afkomst. Op 15 jaar heeft de helft van onze jongeren al eens een schooljaar moeten overdoen. De ‘zwakste’ leerlingen worden verbannen naar zogenaamde concentratiescholen waar vaak een meerderheid van de kinderen van migrantenafkomst is. De verdedigers van de zogenaamde ‘gelijke kansen’ moeten erkennen dat er ergens een probleem is. Meer nog, kan het onderwijs met de beperkingen van het kapitalisme wel gelijke kansen aanbieden?

    Industriële revolutie maakt basisopleiding noodzakelijk

    De industriële revolutie heeft doorheen Europa vaak ongeletterde boeren van het platteland naar de stad gebracht waar ze arbeiders werden. Er was een minimum aan opleiding nodig zodat de industriëlen hen aan de machines konden inzetten. Er was bovendien nood aan voormannen, bedienden, … Er was een omkadering nodig voor de industriële productie.

    In deze nieuwe situatie ontstond de vraag naar een opleiding. Het besef groeide dat dit een economische en sociale noodzaak was. Er ontstonden tal van intiatieven die aanvankelijk los van de overheid stonden.

    Onder druk van de angst voor een uitbarsting van de arbeidersklasse, beseften de politieke leiders van de kapitalisten dat het nodig was om de werkende bevolking aan banden te leggen. Er kwamen wetten om een onderwijsstelsel te vestigen om de werkende bevolking een basisopleiding te geven, maar tegelijk ook vooral discipline en gehoorzaamheid bij te brengen.

    Arbeidersbeweging voert strijd voor onderwijs

    In 1848 reeds kwamen Marx en Engels in het ‘Communistisch Manifest’ op voor de afschaffing van kinderarbeid en voor gratis en publiek onderwijs, een onderwijs waarvan ze wilden dat het levendig was en aangepast aan de materiële productie. Het onderwijs moest productieve arbeid verenigen met opleiding als methode om de sociale productie te verbeteren en als methode om de veelzijdigheid van de mensen te vergroten. Mensen met een wetenschappelijke kennis van de productie, maar ook van de sociale, politieke en economische dimensies ervan, zouden de economische activiteiten zodanig kunnen aanpassen dat het aansluiting vond bij de vereisten van de samenleving maar ook bij de eigen persoonlijke voorkeuren.

    De Commune van Parijs in 1871 (*) was dan wel van korte duur, maar er werd wel de tijd gevonden om voor het eerst in Europa gratis, verplicht en seculier onderwijs op te leggen. De schoolplicht ging regelrecht in tegen de kinderarbeid. Het was ook van toepassing voor meisjes die voorheen amper aan bod kwamen in wat er van onderwijs bestond. Nadat de Communes was overwonnen, verdwenen ook de maatregelen ervan. Het duurde nog tien jaar voor de Franse overheid de lagere school verplicht maakte. In België gebeurde dat pas in 1914.

    Een school voor de arbeiders en een school voor de burgerij

    Toegang tot onderwijs was een eis van de arbeidersbeweging, maar de basisopleiding werd door de overheid ingevoerd om de belangen van de burgerij te verdedigen. De kapitalisten hadden immers nood aan jongeren die op gedisciplineerde wijze als arbeider of soldaat aan de slag gingen, terwijl van meisjes werd verwacht dat ze het huishouden deden.

    De kapitalisten hadden er ook belang bij dat ze hun waarden aan de rest van de bevolking konden opleggen en het respect voor de bestaande orde in de hand konden werken, onder meer door de jongeren ervan te overtuigen dat ze voorbestemd waren om in de industrie te werken. Er bestonden twee vormen van onderwijs. Er was een ruwe basisopleiding om arbeiders klaar te stomen en er was het elitaire en dure onderwijs voor de kinderen, uiteraard niet de meisjes, van de burgerij.

    De strijd voor de democratisering van het onderwijs

    Vanaf de jaren 1960 was er een massale toestroom van jongeren in het secundair onderwijs. Dat gebeurde op een ogenblik dat alle machines aan modernisatie toe waren en de naoorlogse heropbouw nieuwe technologische vooruitgang stimuleerde. Er was behoefte aan beter opgeleide arbeiders maar ook aan technici en ingenieurs. De bredere toegang tot het algemeen secundair onderwijs wekte de indruk dat er een democratisering van het onderwijs was.

    Er bleven echter tal van mechanismen, waarvan velen vandaag nog bestaan, om een selectie te maken die een onderscheid tussen jongeren van bescheiden afkomst en de kinderen van de rijken in stand hield. Gewone jongeren werden meer op technisch en beroepsonderwijs gericht om na een beperkte opleiding aan de slag te kunnen.

    Het aantal geschoolde jongeren is onmiskenbaar toegenomen, maar de selectiemechanismen zorgen er nog steeds voor dat er scherpe sociale verschillen zijn. In het technisch en beroepsonderwijs wordt de algemene opleiding beperkt, er zijn lange periodes van stages in bedrijven die zogezegd een professionele opleiding aanbieden maar in de praktijk vooral gebruik maken van goedkope jonge arbeidskrachten.

    De toegang tot hoger onderwijs werd ook deels ‘gedemocratiseerd’, maar dat betekent niet dat de samenleving veranderd is. Ongelijkheid en uitbuiting blijven bestaan, ook onder werkenden met een hoger diploma. Een diploma volstaat vandaag lang niet meer als bescherming tegen lage lonen, onzekere jobs of werkloosheid.

    Om het onderwijs te veranderen, is een andere samenleving nodig

    Het onderwijs is nauw verbonden met het economische en politieke stelsel waarin het tot stand kwam. Achter de retoriek over ‘gelijke kansen’ waarmee we constant om de oren worden geslagen, blijft de ongelijkheid in het onderwijs als uitdrukking van de ongelijkheid in de samenleving overeind. Die ongelijkheid was 50 jaar geleden misschien zichtbaarder aanwezig. Maar het is niet omdat er vandaag een retorisch sausje van ‘gelijke kansen’ over wordt gegoten, dat de onderliggende ongelijkheid verminderd is. Bovendien wordt er van deze retoriek gebruik gemaakt om de verantwoordelijkheid voor mislukkingen op school enkel en alleen aan de jongeren zelf toe te schrijven, ze hadden maar beter gebruik moeten maken van de kansen die ze kregen. Het succes van enkele uitzonderingen wordt gebruikt om de instandhouding van sociale ongelijkheid onder de grote meerderheid te verdoezelen.

    Dit wordt door politici vaak aangevuld met het doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar de leraars, pedagogische methoden en de ouders. Alles is goed om toch maar niet te moeten spreken over de eigen verantwoordelijkheid van de overheid. Het uitbouwen van een openbare dienst van gratis en degelijk onderwijs dat de nodige praktische, technische en culturele kennis aanbiedt om een waardig leven te leiden. Het gebrek aan investeringen en middelen zet alle niveaus van het onderwijs onder druk, van de kleuterschool tot de universiteit. Deze aftakeling van het onderwijsstelsel komt des te harder aan bij jongeren van bescheiden afkomst.

    We moeten ons samen met het personeel, ouders en jongeren verzetten tegen de afbouw van het onderwijs en tegen een schoolstelsel dat gericht is op het bestraffen van iedere fout. We verzetten ons tegen een stelsel waar we van jongsaf aangeleerd krijgen dat we elkaars concurrenten zijn in de strijd om als beste uit de bus te komen. Het doel vandaag is niet zozeer om iets bij te leren, maar wel om punten te halen en te presteren op basis van de waarden van de heersende klasse.

    Er werden doorheen de jaren alternatieven voorgesteld tegenover het falende onderwijsstelsel. Zo waren er de voorbeelden van Freinet, Oury of Dolto die een pedagogisch model ontwikkelden op basis van leergierigheid, verantwoordelijkheid en een collectief karakter van samenwerking bij schoolse activiteiten. Er is ook de rondtrekkende school van de Beweging van Landlozen in Brazilië waar de realiteit als vertrekpunt voor iedere kennis wordt gebruikt waardoor de jongeren, maar ook oudere schoolgangers, meteen het praktische nut van hun aangeleerde kennis inzien. Er zijn nog tal van andere voorbeelden die ingaan tegen het kapitalistische onderwijsmodel. Maar deze hebben steeds beperkingen zolang we in een samenleving op basis van uitbuiting leven. Een einde maken aan ongelijkheid door een einde te stellen aan het kapitalisme, zal ons toelaten om te bouwen aan een school van vrijheid, een socialistische school.

    (*) Meer over de Commune van Parijs: http://www.marxisme.be/n/?p=3104

  • Ugent. Verhoging inschrijvingsgeld voor éénjarige ManaMa’s en postgraduaten afgevoerd na protest

    onderwijs-300x160Na een aantal studentenacties aan het rectoraat heeft de Ugent de verhoging van het inschrijvingsgeld voor éénjarige Master-na-Masters (ManaMa) en postgraduaten afgevoerd. Dit betekent dat de ManaMa’s aan de faculteiten Economie, Politieke en Sociale Wetenschappen, Letteren en Wijsbegeerte gevrijwaard zijn. Tweejarige masters en de masters Data-analyse en Milieusanering worden wel nog steeds duurder. Er komen voor deze laatste wel overgangsmaatregelen voor studenten die de opleiding al hebben aangevat.

    Artikel door Koerian, student UGent

    Eerder dit semester kondigde de Ugent aan dat het de inschrijvingsgelden voor ManaMa-opleidingen wilde verhogen, dit tot een bedrag tussen de 1730 en de 5300 euro. Bij gebrek aan financiering van de Vlaamse overheid wilde de universiteitsbureaucratie de reguliere bachelors en masters meer fondsen geven, door die voor ManaMa’s en postgraduaten af te schaffen.

    De maatregel past in het project van deze regering om een elite-onderwijs te creëren, waarbij gewone studenten enkel via leningen hoger onderwijs kunnen volgen. Na het verhogen van de algemene inschrijvingsgelden, was dit een testcase voor verdere besparingen. Door telkens een klein deel van de vakgroepen en studenten aan te pakken, wil men hen tegen elkaar opzetten en veralgemeend protest vermijden.

    Al gauw na het aankondigen van de maatregel werd een protestactie opgezet. Met een honderdvijftigdtal studenten werd naar het rectoraat getrokken. De actie werd vooral gedragen door studenten uit verschillende ManaMa’s. Eenmaal daar wist vicerector Freddy Mortier ons te vertellen dat er nu eenmaal keuzes moeten gemaakt worden en dat buitenlandse universiteiten onze richtingen als rommel zien, wegens te goedkoop. Een paar weken later vond na een beperkte mobilisatie een gelijkaardige actie plaats, opnieuw aan het rectoraat. De rector kwam ons vertellen dat haar handen gebonden waren door de Vlaamse regering. Zowel de vicerector als de rector maakten de visie van de universiteit op onderwijs pijnlijk duidelijk: een luxe voor zij die er het geld voor hebben. De acties waren met slogans als “Betaal onze ManaMa met geld uit Panama” strijdbaar.

    Matthias Van der Heyden, studentenvertegenwoordiger in de Raad van Bestuur van de Ugent, deed na de acties een voorstel in die Raad van Bestuur om de prijsverhoging af te voeren, ofwel om de maatregel uit te stellen dan wel overgangsmaatregelen te voorzien. Toen het ernaar uitzag dat het voorstel op steun van andere raadsleden kon rekenen, liet voorzitter Sas van Rouveroij (Open VLD) het tegen de regels in, van de agenda halen. Hiertegen volgde nog een kleine actie aan het rectoraat.

    Onder de studenten was er heel wat enthousiasme voor de acties en het was duidelijk dat er veel potentieel was om een beweging tegen besparingen uit de bouwen. Er was echter geen programma dat verder gingen dan het afvoeren van de prijsverhoging van de ManaMa’s. Door de link te maken met algemene besparingen op onderwijs hadden we sterker gestaan. De rector had de verantwoordelijkheid voor haar besparingen niet zomaar kunnen afschuiven op de Vlaamse regering. Bovendien was het makkelijk geweest om andere delen van de universiteit die zwaar worden getroffen door de besparingen, zoals het Ugentpersoneel en kleinere vakgroepen zoals Arabistiek en Slavistiek, mee te betrekken. De regering-Bourgeois bespaarde reeds 400 miljoen euro op onderwijs, en meer besparingen zullen volgen. Er zal daarbij kosten noch moeite worden gespaard om faculteiten, universiteiten en studenten tegen elkaar uit te spelen. Een studentenbeweging die nu al sterk staat, had een belangrijke rol kunnen spelen in de mobilisatie naar het actieplan dat vanaf 29 september door de vakbonden wordt ontrold, en waarin het personeel van de openbare diensten een belangrijke rol zal spelen.

    De huidige toegeving is erg belangrijk. Het toont aan dat strijd loont. Dat zelfs relatief kleine protestacties een besparingsmaatregel kunnen terugdringen, moet studenten het vertrouwen geven om zich verder te organiseren rond offensieve eisen, voor meer investeringen in onderwijs, voor een volledige afschaffing van het inschrijvingsgeld, voor gratis koten en degelijke voorzieningen. De strijd rond deze maatregel is echter nog niet afgelopen. De ManaMa’s van de rechtenfaculteit, die veelal tweejarig zijn, zullen wel duurder worden. De kans dat de universiteit haar besparingsmaatregel toch nog, gefaseerd, doorvoert is bovendien groot. Waakzaamheid en verdere acties zullen nodig zijn.

    Laat deze overwinning de basis zijn om een sterke studentencampagne op te bouwen. Een campagne die via democratische actiegroepen op elke faculteit kort op de bal kan spelen, elke poging tot besparingen tegenhoudt en een offensief en duidelijk politiek programma naar voor schuift. Een campagne die verder gaat dan protestacties, maar via muurkranten, algemene vergaderingen etc., structuren en steun opbouwt die een langdurige strijd kunnen dragen. Een dergelijke beweging die de link kan maken met scholieren en studenten en personeel aan andere universiteiten kan een grote uitdager worden voor het besparingsbeleid. Laat de betoging van 29 september en de staking van 7 oktober een startmoment zijn om een ééngemaakte strijd tegen besparingen op onderwijs af te trappen.

    Een vergadering van academisch personeel van de vakgroep Conflict en Ontwikkeling heeft alvast besloten een groot piket te plaatsen op 7 oktober, waarop les zal worden gegeven over de effecten van het besparingsbeleid en waar zal worden besloten over verdere acties.

  • Atheneum Evere: problemen met directie komen boven tijdens stakingsdag

    evere

    Met een vijftal kameraden bezochten we op vrijdag 24 juni rond 9 uuur het piket voor het Atheneum van Evere. Op vraag van CGSP Enseignement hadden de directies van de middelbare scholen in Brussel alle klassenraden die op vrijdag gepland stonden naar een andere datum verplaatst. Alleen in het Atheneum van Evere was dat niet het geval. Gezien de directie met deze beslissing duidelijk de staking wou breken, hadden vakbondsvertegenwoordigers en –leden vanaf 8 uur een piket opgezet voor de parking van de school. Het piket kreeg onder andere steun van leerkrachten uit een naburige school.

    Tijdens discussies met de aanwezigen op het piket werd duidelijk dat de directie erom bekend staat een schrikbewind te voeren op haar school. Leerkrachten van het atheneum die bij collega’s van andere scholen hun beklag doen over een lastige situatie op school, dringen bijvoorbeeld steeds aan om hun naam niet te vermelden als de mistoestand ruchtbaarheid zou krijgen. De aanwezige vakbondsvertegenwoordigers maakten duidelijk dat ze een moeilijke relatie hebben met deze directie. Met hun piket gisterochtend konden ze verhinderen dat de klassenraden plaatsvonden en bereikten ze een gesprek met de directie.

    Volgens een aanwezige vakbondsvertegenwoordiger was deze actie tekenend voor hoe tijdens een algemene actiedag vaak interne problemen van een school bovenkomen.

    Verslag: Sofie, Foto: Mario

  • “Buitengewoon onderwijs staat voor enorme uitdagingen”

    daphneIn mei zijn er sociale verkiezingen. In het onderwijs zijn er slechts op een aantal plaatsen sociale verkiezingen, onder meer in het buitengewoon onderwijs van het vrije net. We spraken met Daphné die kandidaat voor het ACV is in het Luikse.

    Kan je je kort voorstellen en zeggen waarom je kandidaat bent bij de sociale verkiezingen?

    “Ik heb ondertussen al zes jaar het genoegen om in twee scholen van het buitengewoon onderwijs in het Luikse les te geven. Het gaat om EPA en Saint Vincent Ferrer. Ik heb een passie voor deze job. We proberen erg kwetsbare jongeren beter te wapenen om hun toekomst tegemoet te gaan, een toekomst vol valkuilen en onzekerheden. Als LSP-lid en dochter van een metallo die syndicaal actief is, was het eerder normaal dat ik me vroeg of laat bij de vakbond zou engageren. Maar het heeft ook met de specifieke situatie op de werkvloer te maken. Sinds ik er werk, zie ik hoe weinig erkenning het buitengewoon onderwijs krijgt en hoe het tekort aan middelen doorweegt. Nochtans speelt het buitengewoon onderwijs vanuit sociaal oogpunt een enorm belangrijke rol.

    “De gevolgen van dit gebrek aan erkenning en aan middelen laat zich zowel voor het personeel als voor de leerlingen voelen. Het is voor mij een reden om syndicaal actief te zijn en bij te dragen aan de strijd voor meer middelen voor onderwijs.”

    Hoe ziet de vakbond er in jouw sector uit?

    “Sinds drie jaar is er in mijn scholengroep geen syndicale delegatie meer. Maar ook in de rest van de vakbondsstructuren is het buitengewoon onderwijs niet sterk vertegenwoordigd. De prioriteit zal nu liggen op de heropbouw van een vakbondstraditie. Onze ploeg van kandidaten wil het accent leggen op regelmatige informatie voor de militanten en leden. Op die manier kunnen we de actieve betrokkenheid versterken.”

    Op welke moeilijkheden bots je?

    “Er is eerst en vooral het nieuw onderwijsplan van minister Milquet. Dat plan is geen goed nieuws voor het onderwijs in het algemeen en al zeker niet voor het buitengewoon onderwijs. Er komt een gesloten enveloppe voor zowel het kleuteronderwijs, de lagere scholen en het middelbaar. Dit zal wellicht vooral ten koste van het secundair onderwijs gaan.

    “Het is geen geheim dat de minister van oordeel is dat het buitengewoon onderwijs duur is. Er zal dan ook een tendens zijn om leerlingen die nood hebben aan een gespecialiseerde omkadering naar het klassieke onderwijs te sturen om zo de kosten te drukken en op termijn de toegang tot buitengewoon onderwijs te schrappen voor bepaalde groepen leerlingen. Dat is niet goed voor hen, maar ook niet voor de leerlingen in het klassieke onderwijs. Als een leerkracht leerlingen met gedragsstoornissen moet opvangen bovenop de andere leerlingen, zal dit onvermijdelijk een impact hebben op de kwaliteit van het onderwijs en de begeleiding van alle leerlingen.

    “Het onderwijsplan wil de jongeren meer uren per dag op school houden. Dat zou een goede zaak kunnen zijn indien niet met een gesloten enveloppefinanciering werd gewerkt. Er wordt ons gezegd dat het niet de leerkrachten zijn die voor de bijkomende uren zouden opdraaien, maar wie dan wel? En hoe zal dat gefinancierd worden?

    “Het is duidelijk dat dit plan de druk op de leerkrachten zal verhogen. Er wordt ons gezegd dat we werkdagen van 8 tot 16u zullen moeten kloppen als onderdeel van een 38-urenweek waarbij we lesvoorbereidingen op school zouden doen. Maar de infrastructuur is er niet op voorzien. We hebben daar computers en rustige ruimtes voor nodig.We moeten ook de garantie krijgen dat leerkrachten niet zomaar moeten inspringen voor zieke collega’s. Het wordt voorgesteld alsof de luie leerkrachten eindelijk ook eens aan het werk gezet zullen worden. Maar het gaat vooral om extra controle en het opdrijven van de flexibiliteit. Dit komt bovenop de administratieve rompslomp; de tijd die hieraan besteed wordt gaat ten koste van de leerlingen. Het is contraproductief.”

    Hoe zullen jullie daarop antwoorden?

    “Het buitengewoon onderwijs staat de komende jaren voor enorme uitdagingen. De enige manier om degelijk onderwijs en goede arbeidsvoorwaarden te bekomen, is door de publieke financiering af te stemmen op de behoeften. Dit geldt voor alle onderdelen van het onderwijs. Het moet gedaan zijn met de vestzak-broekzakoperaties waarbij we uiteindelijk altijd inleveren. Laat ons het geld zoeken waar het zit, bij Electrabel en de grote bedrijven.

    “We moeten goed weten wat de inzet is. Na de sociale verkiezingen willen we met onze ploeg een eerste werkonderbreking houden voor een informatiesessie over de regeringsplannen. We hopen dat dit de eerste van een reeks  personeelsvergaderingen zal zijn waarmee we steeds meer collega’s kunnen betrekken.”

  • “De VUB op de beurs”, standpunt van de ABVV-delegatie van de Vrije Universiteit Brussel

    vubOp 10 november 2015 verscheen op dewereldmorgen.be een artikel van Ilke Koster – student Wijsbegeerte aan de UGent – met als titel: De speculaties van de VUB: leren we iets van onze noorderburen?

    De auteur schrijft: De universiteit wordt echter als bedrijf gezien door op de beurs verhandeld te worden, mét bijhorende financiële risico’s. Net zoals bedrijven ziet ook de VUB zich nu verplicht winst te maken, want hoe moeten ze anders de beleggers de 61,5 miljoen euro terugbetalen met daarbovenop de verschuldigde rente?

    Mede door dit artikel en vele meningen die weinig gefundeerd zijn, kregen vakbondsafgevaardigden vragen over wat ons standpunt hierover was en ongeruste reacties van collega’s die vreesden dat er personeel zou moeten verdwijnen omdat de universiteit ‘winst’ zou moeten maken die dan wordt uitgekeerd aan aandeelhouders.

    Een kritische ingesteldheid is goed, het verspreiden van onjuiste informatie is niet goed. Sinds het universiteitendecreet van 12 juni 1991 wordt aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap een grote vorm van autonomie gegeven in combinatie met een enveloppefinanciering, niet enkel voor personeel maar ook voor infrastructuur (met inbegrip van de voorzieningen voor studenten).

    Het ABVV (ACOD Onderwijs) is steeds kritisch geweest ten aanzien van het principe van enveloppefinanciering. De enveloppe is te klein om te doen wat moet gedaan worden. We opperden dat de overheid haar handen zou wassen in de onschuld door de verantwoordelijkheid voor besparingen te wijten aan de ‘autonome’ beleidsbeslissingen van de universiteitsbesturen. Vijfentwintig jaar later kunnen we ook vaststellen dat onze vrees gegrond is.

    Toen het Vlaams Parlement in 2008 het nieuwe – op output gebaseerde – financieringsmodel stemde, hebben wij ook gewezen op de perverse gevolgen ervan. Universiteiten, faculteiten, vakgroepen worden gedwongen om met elkaar in concurrentie te gaan om marktaandeel te verwerven ten koste van de andere. Zelfs elke academicus is concurrent geworden van zijn collega’s. Door de recente besparingen van de huidige Vlaamse Regering wordt deze concurrentiestrijd nog vergroot.

    Had de auteur zich beperkt tot deze vaststellingen, dan was er geen probleem. Over de visie van Paul De Knop kunnen wij op dit moment weinig zeggen behalve dat hij inderdaad niet onze visie deelt maar ondanks verschillende uitgangspunten wel soms geluisterd heeft naar de vakbondskritiek en er rekening mee hield.

    Wat betreft de beursspeculatie en de mogelijke desastreuze gevolgen gaat Ilke Koster toch wel wat over de schreef.

    Sinds de introductie van de enveloppefinanciering moest de universiteit niet meer aankloppen voor infrastructuurprojecten bij de overheid (zoals dit nog steeds het geval is voor het leerplichtonderwijs en dat is ook niet meteen een succesverhaal) maar zelf binnen haar jaarlijkse dotatie (subsidie) middelen reserveren voor herstel en nieuwbouw. Geen enkele universiteit kan met die jaarlijkse subsidie een groot bouwproject financieren en moet dus extern lenen. De afbetaling van die lening moet dan passen binnen de jaarlijkse dotatie, daarop wordt ook controle uitgeoefend door de Regeringscommissaris en de Inspectie van Financiën. Het klopt dat de jaarlijkse subsidie te laag is en de universiteiten daardoor te weinig kunnen investeren in renovatie en nieuwbouw. Voor al haar grote bouwprojecten heeft de VUB geld moeten lenen op de markt, net zoals u en ik bij de bank moeten aankloppen voor een hypothecaire lening om een huis te kopen.

    Eind jaren 1990 financierde de VUB het nieuwbouwproject D&E via een leasing die in 2019 ten einde loopt. Op dat moment heeft de VUB de keuze om via de aankoopoptie over te gaan tot de definitieve aankoop mits betaling van de restwaarde of om nog 10 jaar verder te leasen op basis van de rentevoet die op dat moment gangbaar is. De rentevoet voor de leasingsovereenkomst bedraagt 4,45%. In 2007 (Jette) en 2008 (Oefenplein) renoveerde de VUB de ondertussen uitgeleefde studentenwoning met een klassieke investeringslening aan respectievelijk 4,19 en 4,01%.

    Het huidige nieuwbouwproject voorziet in de vervanging van de uitgeleefde studentenwoningen op de campus plus een uitbreiding van het aantal studentenkoten, ruimtes voor onderzoek, onderwijslokalen, een congres en culturele infrastructuur, voor een totaal investeringspakket van 61,5 miljoen euro. Om dit te financieren, werd gezocht naar de voor de universiteit meest gunstige optie.

    Obligaties bleken de meest gunstige optie te zijn. Er werd 61,5 M€ opgehaald in 3 tranches:13 M€ op 15j aan 1,4%; 20,5 M€ op 20j aan 1,653%; 28 M€ op 20j aan 1,835%. Het gaat om obligaties met jaarlijkse kapitaalsaflossing. Dit is geen groot verschil – voor de ontlener – met een klassieke investeringslening behalve dan dat de rentevoeten interessanter zijn. Ter info, in de huidige marktomstandigheden zou een klassieke lening circa 2,1% als rentevoet opleveren, met een meerkost voor de VUB van ongeveer 4 miljoen euro ten voordele van de banken.

    We kennen de financiële details van de Vrije Universiteit Amsterdam niet en kunnen daar weinig commentaar op geven. Maar de suggesties van Ilke Koster dat de VUB een financieel drama tegemoet gaat, lijkt ons toch erover. Tenminste, op basis van de huidige context. De lening past vandaag volledig in het financiële plaatje en zal dus niet leiden naar de ondergang. Maar als de context verandert, kan de afgrond wel in zicht komen.

    Als de Vlaamse Regering en het parlement verder blijven besparen op de budgetten van de universiteiten, dan gaan we uiteraard de dieperik in. Maar wat stelt de auteur ondertussen voor? Moeten we de studentenwoningen dan niet renoveren en wachten tot de brandweer ze onbewoonbaar verklaart? Moeten we de onderzoekers geen werkruimte geven en de studenten in de te krappe auditoria samenproppen zolang de overheid niet met extra middelen over de brug komt?

    Ilke Koster eindigt met een verwijzing naar de acties in het Amsterdamse Maagdenhuis en schrijft: Het Maagdenhuis veranderde spontaan in een open forum waar alle geïnteresseerden, waaronder studenten, professoren, bestuursleden maar ook burgers discussieerden over de toekomst van de universiteit. Een van de eisen was bijvoorbeeld het verlaten van outputfinanciering ten voordele van een financiering op basis van kwaliteitsevaluatie. In plaats van voor beleggers had rector Paul De Knop de deuren van de VUB kunnen openen voor een soortgelijk open forum.

    Studenten en personeel kunnen actie ondernemen in plaats van te wachten tot de rector dit doet. Dat is exact wat de vakbond aan de VUB ook daadwerkelijk doet. Op 16 maart 2006 organiseerde het ABVV van de Vrije Universiteit Brussel een betoging van meer dan 2000 personeelsleden en studenten van de Brusselse hogeronderwijsinstellingen tegen het outputfinancieringsmodel. Deels met succes want er kwam een bijsturing.

    Sindsdien hebben wij bijna jaarlijks via kleine en grotere acties geprobeerd om het verzet tegen het financieringsmodel op gang te trekken en we doen nu hetzelfde tegen de besparingen die de Vlaamse Regering aan de universiteiten en hogescholen oplegt. Of de rector ons daarin zal volgen, is voor ons minder van belang. We hopen echter wel dat de studenten massaal komen opdagen. Maar om de studenten en personeel te mobiliseren zijn we toch gebaat bij correcte informatieverspreiding. Tendentieuze opinieartikels zullen eerder koren op de molen zijn van onze tegenstanders.

    Jo Coulier, Hoofdafgevaardigde ABVV Vrije Universiteit Brussel

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop